p c
r i
e 3de Directie
o
v
Limburg Infrastructuur, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Natuur
Sectie 3.3.1
M i l i eu en Nat uur - V er gunni ngen
De deputatie van de provincie Limburg
Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Executieve, houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen (hierna afgekort als Vlarem I); Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse regering, houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II) en zijn latere wijzigingen; Gelet op de op 2008-08-21 ingediende aanvraag – laatst vervolledigd op 2008-08-22 - van Van Dijk Richard LV, Voortweg 5a te 3950 BOCHOLT (btw-nr. 0474.967.428) voor het verkrijgen van een milieuvergunning voor het exploiteren van een braadkippenbedrijf (vergunning braadkippenbedrijf vervallen sedert 20 januari 2008 – vergunning grondwaterwinning vervalt 12 november 2012), omvattende de volgende hinderlijk ingedeelde rubrieken: - (rubriek 9.3.1.c.2°): stallen voor pluimvee en/of niet onder rubrieken 9.2.2.f. en 9.3.2. begrepen gevogelte in een agrarisch gebied, met inbegrip van de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval en met inbegrip van de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen inrichting en de bij de inrichting horende gronden, met plaatsen voor (de exploitatie van twee stallen met plaatsen voor elk 21 000 slachtkippen – totaal plaatsen voor 42 000 slachtkippen was vergund: het stallen van 45 000 braadkippen) (klasse 1); - (rubriek 9.3.1.d.°): stallen voor pluimvee en/of niet onder rubrieken 9.2.2.f. en 9.3.2. begrepen gevogelte, intensieve pluimveehouderij, met inbegrip van de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval en met inbegrip van de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen inrichting en de bij de inrichting horende gronden, met plaatsen voor (de exploitatie van twee stallen met plaatsen voor elk 21 000 slachtkippen – totaal plaatsen voor 42 000 slachtkippen was vergund: het stallen van 45 000 braadkippen) (klasse 1); - (rubriek 17.3.5.1°): opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen Kenmerk 023.03.10/V2008N073327 Dossier 750.71/A/08.285 Bijlagen //
in
(de opslag van 5 000 liter petroleum in een bovengrondse dubbelwandige tank) (klasse 3); - (rubriek 17.3.6.1.b°): opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C, maar dat 100°C niet overtreft (rubriek vervalt: verwijdering van de 2 houders voor de opslag van 8 500 liter stookolie was vergund: de opslag van 8 500 liter mazout in 2 bovengrondse houders van elk 4 250 liter) (klasse 3); - (rubriek 53.8.2°): boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning, andere dan deze bedoeld in rubriek 53.1. tot en met 53.7. (de exploitatie van 1 grondwaterwinningput met een diepte van 2 meter en een opgepompt debiet van 16 m³/dag en 4 000 m³/jaar) (klasse 2); op de kadastrale percelen van en te Bocholt, Afd. 1, Sectie A, perceelnr.(s): 1125s6, 1125r6, 1125t6, ter plaatse Voortweg 5 A; Gelet op de volgende vergunningen en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de bovenvermelde inrichting reeds werden getroffen en op datum van indiening van de bovenvermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing zijn: - het besluit van het college van burgemeester en schepenen van BOCHOLT d.d. 1992-11-12 betreffende het verlenen van een vergunning aan Dhr. Cardinaels Jos, Nieuwstraat 25 te BOCHOLT, voor de exploitatie van een grondwaterwinning (voor een periode van 20 jaar, eindigend op 2012-11-12; deze vergunning werd bij besluit van de deputatie d.d. 2001-08-23 overgenomen door Cardinaels Jos LV, Kanaalstraat 17 te BOCHOLT, vanaf 2001-11-21 LV Van Dijk Richard genoemd); Gelet op eerder besluiten m.b.t. de pluimvee-inrichting aan de Voortweg te BOCHOLT, m.n.: - het besluit van de deputatie d.d. 1988-01-20 betreffende het verlenen van een vergunning aan Dhr. Cardinaels Jos, Nieuwstraat 25 te BOCHOLT, voor de exploitatie van 2 mestkippenstallen voor elk 18.000 dieren (voor een periode van 20 jaar, eindigend op 2008-01-20 en inmiddels vervallen); - het besluit van de deputatie d.d. 1995-06-08 betreffende de aktename van de melding van Dhr. Cardinaels Jos, Nieuwstraat 25 te BOCHOLT, van 2 mazouthouders van elk 4.250 liter (totaal: 8.500 liter) (voor een periode die eindigt op 2008-01-20 en inmiddels vervallen); - het besluit van de deputatie d.d. 2001-08-23 betreffende de aktename van de melding van overname door Cardinaels Jos LV, Kanaalstraat 17 te BOCHOLT, van de milieuvergunning op naam van Dhr. Cardinaals Jos, Nieuwstraat 25 te BOCHOLT (voor een periode die eindigt op 2008-01-20 en 2012-11-12 voor respectievelijk de mestkippenstallen en de grondwaterwinning, de vergunning voor de mestkippenstal is inmiddels vervallen); - het besluit van de deputatie d.d. 2001-11-21 betreffende de bevestiging van ontvangst van de naamsverandering van LV Cardinaels naar LV Van Dijk Richard; - het ministerieel besluit d.d. 2003-09-23 betreffende het verlenen van een vergunning aan de LV Jos Cardinaels, Nieuwstraat 25 te BOCHOLT voor de uitbreiding van de inrichting aan de Voortweg te BOCHOLT (voor een periode die eindigt op 2008-01-20 en inmiddels vervallen); Gelet op het schrijven d.d. 2008-09-02, waarbij de aanvrager in kennis werd gesteld dat zijn aanvraag volledig en ontvankelijk werd verklaard; Gelet op de brief d.d. 2008-09-02, waarbij aan de burgemeester van de gemeente BOCHOLT, werd gevraagd over te gaan tot het organiseren van een openbaar onderzoek i.v.m. de ingediende milieuvergunningsaanvraag; Gelet op de brieven, d.d. 2008-09-02, waarbij conform artikel 35, 3° van Vlarem I, door de gemachtigde ambtenaar advies werd gevraagd aan: a) de Provinciale Milieuvergunningscommissie; Kenmerk 023.03.10/V2008N073327 Dossier 750.71/A/08.285 Bijlagen //
b) het college van burgemeester en schepenen van en te BOCHOLT; Gelet op de brieven d.d. 2008-09-02, waarbij door de secretaris van de Provinciale Milieuvergunningscommissie advies werd gevraagd aan de belanghebbende adviserende besturen; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van Vlarem I; Gelet op het P.V. d.d. 2008-10-13, van sluiting van het openbaar onderzoek, waaruit blijkt dat er geen bezwaren werden ingediend; Overwegende dat het college van burgemeester en schepenen van BOCHOLT geen advies heeft uitgebracht; dat in dit geval, in artikel 35, 3°, b) laatste zin van Vlarem I bepaald is dat de zaak kan doorgaan; Gelet op het gunstig advies, d.d. 2008-10-16, van de Afdeling Milieuvergunningen - Dienst Limburg, omwille van volgende overwegingen: LIGGING - De exploitatie is volgens het gewestplan Neerpelt-Bree (K.B. van 1978-03-22) gelegen in een landschappelijk waardevol agrarisch gebied op een afstand van: Geurhinder gevoelige gebieden: Ca. 1.600 m van een woonuitbreidingsgebied; Ca. 1.300 m van een woongebied ander dan een woongebied met landelijk karakter;
-
Niet geurhinder gevoelige gebieden: Ca. 380 m van een woongebied met landelijk karakter; Ca. 800 m van een natuurgebied; Ca. 1.600 m van een recreatiegebied voor dagrecreatie; - Er bevinden zich binnen een straal van 100 m geen woningen of gebouwen andere dan woningen; - De exploitatie is niet gelegen in een in toepassing van het grondwaterdecreet van 24 januari 1984 afgebakend waterwinningsgebied of beschermingszone behorende bij een waterwinningsgebied; - De exploitatie is niet gelegen in een RAMSARgebied; - De exploitatie is gelegen in het EG-vogelrichtlijngebied V21 en op ca. 1.630 m van het Habitatrichtlijngebied H26; VERSLAG ONDERZOEK - Beschrijving van het bedrijf: Op het bedrijf worden ééndagskuikens afgemest tot braadkippen gedurende een periode van 6,5 weken. Na deze periode worden de slachtrijpe kippen afgevoerd naar de slachterij en worden de stallen grondig gereinigd. Voor het houden van 42.000 kippen voorziet men 2 stallen, welke beiden plaats bieden aan 21.000 kippen; - Beschrijving van het voorwerp van de aanvraag: Met deze aanvraag beoogt men in hoofdzaak een laattijdige hernieuwing te bekomen voor het houden van 42.000 kippen, intensieve pluimveehouderij. De vergunning voor het houden van 45.000 kippen is vervallen d.d. 2008-01-20; De opslag van 8.500 liter mazout in 2 bovengrondse houders komt te vervallen. De stallen worden tegenwoordig verwarmd door een petroleum gestookte installatie. Deze petroleum wordt opgeslagen in een eerder vergunde houder;
Kenmerk 023.03.10/V2008N073327 Dossier 750.71/A/08.285 Bijlagen //
-
Een laatste onderdeel van de aanvraag bestaat uit de vroegtijdige hernieuwing van een grondwaterwinning uit een 2 meter diepe put en een opgepompt debiet van 16 m³/dag en 4.000 m³/jaar. De termijn van deze grondwaterwinning verloopt op 2012-11-12; Beoordeling van de verenigbaarheid van de inrichtingen waarvoor een vergunning wordt aangevraagd, met het leefmilieu: - Aspect bescherming van de oppervlaktewateren Afvalwater ontstaan tijdens het reinigen van de stal zal worden opgevangen in 2 citernes van 2,5 m³ en worden uitgereden op het land. Verharde oppervlakken gelegen aan de stallen zullen weinig of niet bevuild zijn met mest of etensresten omdat deze in de mate van het mogelijke gereinigd en onderhouden worden. In het dossier geeft men aan dat run-off van regenwater daardoor niet bevuild zal zijn; - Aspect bescherming bodem en grondwater Bij de start van een nieuwe mestronde zal de betonnen stalvloer worden voorzien van strooisel (houtkrullen). De geproduceerde mest zal onder de dieren worden opgeslagen en na elke ronde verwijderd worden. In deze zin is deze stal vergelijkbaar met een potstalsysteem. De exploitant geeft aan dat de mest op geregelde tijdstippen zal worden afgevoerd volgens de regels van het mestdecreet; De bovengrondse houder voor 5.000 liter petroleum is dubbelwandig, waardoor de kans op doorlekken naar de bodem en oppervlaktewaters zal worden beperkt; Kadavers zullen worden opgeslagen in afgesloten tonnen, waardoor het contact met het hemelwater zoveel mogelijk zal voorkomen worden. Deze kadavers zullen op regelmatige tijdstippen worden afgehaald. Percolatie van sappen en regenwater zal bijgevolg beperkt zijn; Om het grondwatergebruik te beperken zal er een hogedrukreiniger worden gebruikt, de stallen meestal droog gereinigd worden en laat men de hokken voldoende inweken. Verder geeft men in het dossier aan dat het klimaat in de stal optimaal zal worden ingesteld zodat er zo min mogelijk gemorst wordt met water; Onze afdeling is niet in het bezit van de nodige gegevens om te oordelen of de beoogde bijkomende onttrekking van grondwater aanleiding geeft tot overdreven negatieve effecten op de algemene grondwatertoestand, hiervoor verwijzen we naar het advies van de afdeling Water van de Vlaamse Milieumaatschappij; - Aspect afvalstoffen Kadavers zullen op geregelde tijdstippen worden afgehaald door een erkende ophaler; - Aspect externe veiligheid Naar externe veiligheid stelt de exploitant de volgende maatregelen voor: De exploitatie, de dieren en de naaste eigen omgeving zullen in goede hygiënische verantwoorde toestand worden gehouden; Het maximum aantal dieren in elke stal zal volgens landbouwtechnische normen begrensd zijn door het type en de grootte van de stal; Doeltreffende bestrijdingsmaatregelen zullen worden getroffen ter voorkoming van ongedierte zoals muizen en insecten, deze maatregelen worden uitgevoerd door een extern bedrijf; Besmettelijke ziekten zullen worden voorkomen, onder andere door opvolging door bedrijfsbegeleiding; Krengen zullen onmiddellijk worden afgezonderd van de gezonde dieren. De krengen zullen worden bewaard op een gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten krengenplaats, uitgevoerd in harde materialen onder een passende, gesloten afdekking uit duurzaam en goed onderhoudbaar materiaal. Verder zullen alle andere schikkingen worden genomen om contacten met derden te vermijden; - Aspect luchtemissies
Kenmerk 023.03.10/V2008N073327 Dossier 750.71/A/08.285 Bijlagen //
-
-
Op het moment van de aanvraag zijn de 2 kippenstallen niet meer vergund en werd er voor het verstrijken van de vergunningstermijn geen aanvraag tot hervergunning ingediend. Bijgevolg zijn de inplantingsregels (verbods- en afstandsregels) van toepassing op deze 2 kippenstallen; De kippen worden gehouden op strooisel in een stal voorzien van een mechanische ventilatie. Door het toepassen van een lage-druk-drinksysteem met nippels zal vermorsen van water worden voorkomen. Door gebruik van deze watervoorziening, een goed stalconcept en een correct management zal de aanwezige mest zoveel mogelijk in droge toestand worden gehouden. De ventilatie zal zodanig worden gestuurd dat de hoeveelheid uitgestoten ventilatielucht tot het strikt noodzakelijke beperkt zal worden. De uitstoot van ammoniak zal bijgevolg geminimaliseerd worden; Achter de stallen, aan de zijde waar de ventilatoren de lucht naar buiten blazen, werd een scherm/luchtgeleider (houten schutting) geplaatst om de luchtstroom gedwongen omhoog te leiden. Deze geleiding zou kunnen zorgen voor een bijkomende dispersie van geurende componenten; Om te oordelen of geurhinder tot aanvaardbare grenzen kan beperkt worden, wordt voor wat betreft de exploitatie van nieuwe inrichtingen, in functie van het concept van de stallen enerzijds en de wijze van de mestopslag anderzijds een waardering toegekend uitgedrukt in punten. In functie van dit aantal waarderingspunten en het aantal stuks gevogelte van het bedrijf dient een afstand tot de geurhinder- gevoelige-gebieden te worden gerespecteerd; Met 120 waarderingspunten en voor een beoogd aantal stuks pluimvee van 42.000 is er een afstand van 300 meter tot de geurhinder-gevoelige-gebieden vereist. Het meest nabij gelegen geurhinder-gevoelig-gebied (woongebied ander dan een woongebied met landelijk karakter) bevindt zich op 1.300 meter, zodat voldaan zal zijn aan de afstandsregels; Met deze aanvraag beoogt men geen bijkomende nieuwe stallen te bouwen; De exploitant geeft aan dat de ramen en deuren gesloten zullen zijn voor zover zij geen functie hebben bij de luchtverversing. Buitendeuren die conceptueel geen functie hebben bij de luchtverversing zullen enkel open zijn voor doorgang van personen, dieren of goederen of in geval van overmacht; De stal zal in onderdruk gehouden worden d.m.v. het afstellen van de ventilatoren zodanig dat de rolluiken enkel dienst doen voor de luchtinlaat en niet voor de luchtuitlaat. Hierdoor zal de geur tot een minimum beperkt kunnen worden; Alle dieren zullen worden gehuisvest op strooisel (houtkrullen), waarbij er minder geurstoffen ontwikkeld zullen worden. Tevens zal de dierlijke mest direct na elke ronde worden afgevoerd; Aspect geluidshinder De aanvoer van de eendagskuikens zal gebeuren tijdens de kantooruren. De afvoer van de braadkippen kan in de vroege morgen of ’s avonds laat gebeuren. Deze braadkippen zullen zoveel mogelijk centraal op het bedrijf geladen worden; De 2 stallen worden op mechanische wijze verlucht maar door een goed onderhoud zal de geluidshinder tot een minimum worden beperkt. De ventilatie van de stallen zal gebeuren door axiaalventilatoren; Verder geeft men in het dossier aan dat de stallen goed geïsoleerd zullen zijn zodanig dat het lawaai afkomstig van de dieren tot een minimum herleid zal worden. In de nabije omgeving van de stallen komen er geen woningen voor; Aspect vroegtijdige hernieuwing van de milieuvergunning De vergunning voor het houden van 45.000 kippen is d.d. 2008-01-20 vervallen. Het huidige aanvraagdossier werd bij het provinciebestuur ingediend d.d. 2008-08-21. Bijgevolg komen de stallen met plaats voor het houden van 45.000 kippen niet in aanmerking voor een hernieuwing; De termijn voor de vergunde grondwaterwinning loopt af op 2012-11-12. Wijzigingen ten opzichte van de vroegere vergunde toestand bestaan uit een daling van het aantal gehouden kippen (3.000 stuks), het verwijderen van 2 houders (2 x 4.250 liter rode gasolie) en het opslaan van 5.000 liter petroleum in een eerder vergunde bovengrondse houder;
Kenmerk 023.03.10/V2008N073327 Dossier 750.71/A/08.285 Bijlagen //
-
-
Aspect geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging De exploitant beoogt het houden van 42.000 stuks pluimvee. Als gevolg van dit aantal is rubriek 9.3.d (intensieve pluimveehouderij) van toepassing en is een geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging zoals bedoeld in de EU-richtlijn 96/61/EEG van 1996-09-24 vereist; In de hinder naar het milieu toe staan vooral de emissie van ammoniak en de geproduceerde mest centraal; De exploitant geeft verder aan dat alle passende preventieve maatregelen tegen verontreiniging zullen worden getroffen, met name door toepassing van de best beschikbare technieken; Volgens de EU-richtlijn 96/61/EEG van 1996-09-24 dienen deze bedrijven (hier intensief pluimveebedrijf) ten laatste in 2007 te werken volgens vergunningsvoorwaarden gebaseerd op BBT, deze verplichting is overgenomen in titel I van Vlarem, artikel 41 bis; Volgens artikel 4.1.2.1. van titel II van het Vlarem, dient de exploitant als normaal zorgvuldig persoon steeds de best beschikbare technieken toe te passen. Verder stelt dit artikel dat de naleving van de voorwaarden in dit besluit en/of de milieuvergunning geacht wordt overeen te stemmen met deze verplichting; Uit voorgaande volgt dat voor dergelijke bedrijven dient nagegaan of de milieuvergunningsvoorwaarden van die aard zijn, dat het exploiteren conform technieken beschreven in de BREF (Europese BBT technieken), verzekeren; Onder ‘milieuvergunningsvoorwaarden’ kan men 3 verschillende voorwaarden onderscheiden, nl.: Methoden beschreven in de aanvraag en die aldus het voorwerp van de aanvraag uitmaken; De algemeen van toepassing zijnde voorwaarden of Vlarem-voorwaarden; De bijzondere voorwaarden; Binnen onze afdeling gaat men ervan uit dat voor de sector ‘dieren’, deze aangelegenheid sectoraal zal geregeld worden (aanpassingen van de Vlarem-voorwaarden), zodat we ervan uitgaan dat voor deze sector, de Vlarem-voorwaarden het werken volgens het BREF zal verzekeren en hiervoor geen bijzondere voorwaarden dienen te worden opgelegd; Aspect EG-beschermingszones: Habitatrichtlijngebied of Vogelrichtlijngebied Hiertoe werd subadvies gevraagd aan het Agentschap voor Natuur en Bos op 2008-09-09. Dit advies werd d.d. 2008-10-06 ontvangen op onze dienst; In dit advies stelt het Agentschap voor Natuur en Bos dat er geen significante negatieve effecten op de beschermde soorten en habitats van de speciale beschermingszones worden verwacht indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1. Het agentschap vraagt dat het onttrokken grondwater enkel wordt gebruikt als drinkwater voor de kippen, waarbij het overige benodigde water wordt bekomen via recuperatie van hemelwater. Voor deze vraag steunt het agentschap zich op de nabijheid van de Lechterrietbeek en een berekening van de benodigde hoeveelheid grondwater. Deze hoeveelheid grondwater wordt op basis van gegevens uit een studie geschat op 2.940 m³; 2. Een tweede opmerking betreft de afvoer van het poetswater van de stallen. Men stelt dat via de openbare riolering of een individuele behandeling van afvalwater moet worden geloosd. Een alternatief hiervoor is het volledig opvangen van het afvalwater in gierkelders indien deze aanwezig zijn. Er mag geenszins ongezuiverd afvalwater in het open water (weggracht of beek) geloosd worden; 3. Een laatste kanttekening betreft een pleidooi voor de installatie van haalbare systemen om de uitstoot van o.a. ammoniak drastisch te beperken. Deze uitwasemingen zorgen namelijk voor een verhoogde droge depositie van stikstofverbindingen welke volgens het agentschap het behouden of ontwikkelen van te beschermen natuurwaarden binnen de groene bestemmingen en het NATURA 2000-netwerk extreem moeilijk en duur maken;
Kenmerk 023.03.10/V2008N073327 Dossier 750.71/A/08.285 Bijlagen //
-
Het agentschap stelt dat afwijkingen op deze voorwaarden kunnen toegestaan worden indien uit een passende beoordeling zou blijken dat de negatieve impact op de richtlijngebieden niet significant is of mits bijkomende voorwaarden voldoende gemilderd kan worden; De voorstellen van het Agentschap voor Natuur en Bos kunnen als volgt worden geëvalueerd: 1. Het agentschap geeft niet aan in welke er een significant verband is tussen de beoogde grondwaterwinning en de Lechterrietbeek. In welke mate de inschatting van het debiet van de grondwaterwinning juist is, zal moeten blijken uit het advies van de afdeling water van de Vlaamse Milieumaatschappij. We merken op dat de exploitant aangeeft het verbruik aan grondwater te beperken door het nemen van een aantal maatregelen. Verder geeft de BBTstudie ‘veeteelt’ aan dat de pluimveehouderij gebruik dient te maken van drinkwater en water voor het reinigen van stallen dat voldoet aan de normen voor pluimvee (KB 1998-08-10). De BBT-studie geeft aan dat bijkomend onderzoek nodig is om uit te maken of hemelwater voor deze doelen kan gebruikt worden. Het gebruik van grondwater voor het reinigen van de stallen zou bijgevolg bij gebrek aan een evenwaardig alternatief gerechtvaardigd kunnen worden; 2. Het reinigingswater van de stallen zal worden opgevangen in 2 aanwezige citernes van elk 2,5 m³. Op deze manier zal vermeden worden dat nutriënten aanwezig in het reinigingswater direct terecht komen in het grond- of oppervlaktewater; 3. In verband met deze voorwaarde stelt het Agentschap voor Natuur en Bos dat bij de eerstvolgende aanpassing of verbouwing van de 2 stallen ammoniakemissiearme technieken moeten geïntegreerd worden. Voor de huidige aanvraag kunnen we veronderstellen dat een ammoniakemissiearme voorwaarde niet van toepassing is; Uit deze evaluatie zouden we bijgevolg kunnen afleiden dat de mogelijke negatieve impact veroorzaakt door de exploitatie op de aanwezige gevoelige gebieden niet significant is; - Beoordeling van de verenigbaarheid van de meldingsplichtige inrichtingen waarvan melding gedaan wordt, met het leefmilieu De bijvoeging en verandering van deze derde klasse inrichtingen houdt dezelfde kleine risico’s en hinder in als bij vergelijkbare uitbating, los van een vergunde exploitatie; ADVIES - Overwegende dat het voorwerp van de aanvraag in hoofdstuk een laattijdige hernieuwing voor 2 stallen met plaats voor 42.000 kippen betreft; - Overwegende dat de exploitatie volgens het gewestplan Neerpelt-Bree (K.B. van 1978-03-22) gelegen is in een landschappelijk waardevol gebied; dat er (geen) onverenigbaarheid is met ligging en de exploitatievoorwaarden zoals voorzien in titel II van het Vlarem; - Overwegende dat de vergunning voor het houden van 45.000 kippen, de opslag van stookolie is vervallen d.d. 2008-01-20; dat de termijn van de grondwaterwinning afloopt op 2012-11-12; - Overwegende dat de aanvraag een aantal inrichtingen ingedeeld in de derde klasse omvat; dat de opname van deze meldingsplichtige inrichtingen in de aanvraag overeenkomstig artikel 2 §5 1° van het Vlarem titel I als een melding moet worden beschouwd; dat derhalve (art. 4 van Vlarem I) van deze meldingsplichtige inrichtingen akte dient te worden genomen; - Overwegende dat de exploitant aangeeft alle passende preventieve maatregelen tegen verontreiniging te nemen, met name door toepassing van de best beschikbare technieken; - Gelet op het feit dat er geen nieuwe stallen worden gebouwd; - Overwegende dat de vergunning voor het houden van 45.000 kippen en het opslaan van stookolie is vervallen; dat de grondwaterwinning vergund is tot 2012-11-12; dat er een hernieuwing van de vergunde grondwaterwinning wordt aangevraagd; dat de grondwaterwinning hier een belangrijk element is voor de watervoorziening van de kippen; dat we bijgevolg de vroegtijdige hernieuwing van de vergunde grondwaterwinning gunstig kunnen adviseren;
Kenmerk 023.03.10/V2008N073327 Dossier 750.71/A/08.285 Bijlagen //
Overwegende dat uit het onderzoek blijkt dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie mits naleving van de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem) tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; - Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning toe te staan voor een termijn van 20 jaar; VOORSTEL - De gevraagde vergunning te verlenen; - Akte te verlenen conform art. 4§ 2 van titel I van het Vlarem voor de meldingsplichtige inrichtingen; - Voor een termijn van 20 jaar; - Onder de volgende vergunningsvoorwaarden: algemene en sectorale vergunningsvoorwaarden van titel II van het Vlarem; geen bijzondere voorwaarden; -
-
Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Agentschap R-O Vlaanderen, Ruimtelijke Ordening; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de VLM; Gelet op het deels gunstig advies, d.d. 2008-10-28, van de Afdeling Water, omwille van volgende overwegingen: ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG - Ligging van de winning Voortweg 5A – 3950 Bocholt; Bocholt, 1°afdeling, sectie A, percelen 1125s6, 1125r6, 1125t6; -
Aard en activiteiten van de inrichting: pluimveebedrijf; Aangevraagde grondwaterwinning Diepte put(ten) m Dagdebiet m³ Jaardebiet m³ Jaar aanleg Aantal putten Lengte filter m Pompcapaciteit m³/u
-
2 16 4 000 1992 1 1 0.7
- Ontgonnen waterlaag: Maas- en Rijnafzettingen – hcov 0170 – freatisch; ADVIES VAN DE AFDELING OPERATIONEEL WATERBEHEER - Onder verwijzing naar artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid werd voor deze aanvraag tot een milieuvergunning onderzocht of er een schadelijk effect door de grondwaterwinning wordt veroorzaakt; - Deze aanvraag betreft een braadkippenbedrijf. De basisvergunning liep tot 20 januari 2008. De grondwaterwinning is nog vergund tot 12 november 2012. Bedoeling is een hernieuwing van de vergunning aan te vragen voor een duur van 20 jaar. Het betreft een vermindering in aantal kippen. Voor de grondwaterwinning worden dezelfde debieten aangevraagd als momenteel vergund; - De ééndagskuikens worden aangeleverd door een broeierij. Deze zorgt ervoor dat de ééndagkuikens voorhanden zijn wanneer de stallen gereinigd en ontsmet zijn. Na 6 weken opfokperiode worden de braadkippen afgevoerd naar de slachterij en worden de stallen grondig gereinigd;
Kenmerk 023.03.10/V2008N073327 Dossier 750.71/A/08.285 Bijlagen //
De grondwaterwinning is vergund als een cat.A vergunning op 12/11/1992 door de gemeente Bocholt. Het betreft een vergunning voor een put van 2 m diepte voor een maximum debiet van 16 m³/dag en 4 000 m³/jaar. Deze vergunning was 20 jaar geldig; - Het grondwater wordt gebruikt als drink- en reinigingswater voor de dieren. In huidige aanvraag wordt een vermindering van het aantal mestkuikens aangevraagd namelijk 42 000. De totale maximale waterbehoefte op het bedrijf bedraagt 3528 m³/jaar zoals ook in de aanvraag vermeld. Bijgevolg geeft de afdeling operationeel waterbeheer een gunstig advies voor afgerond 3 600 m³/jaar en 10 m³/dag; - Voor de reiniging van de stallen wordt een hogedrukreiniger gebruikt hetgeen het verbruik aan water gevoelig doet dalen. Het klimaat in de stal wordt optimaal ingesteld zodat er zo min mogelijk gemorst wordt met water; BESLUIT - Diepte putten : 2 m Looptijd van Looptijd tot Debiet /dag m³ Debiet / jaar m³ Datum besluit 20 jaar 10 3 600 -
-
-
-
Rekening houdend met voorgaande inlichtingen en adviezen, adviseer ik DEELS GUNSTIG voor het verlenen van een waterwinning welke beantwoordt aan voorgaande beschrijving, mits naleving van de algemene (V01) en sectorale voorwaarden inzake grondwaterwinningen (V93) van Vlarem II; De cat.A vergunning voor de grondwaterwinning dient opgeheven te worden;
Gelet op het feit dat de aanvrager een verzoek indiende om inzage te krijgen in de uitgebrachte adviezen en om gehoord te worden door de Provinciale Milieuvergunningscommissie; Gelet op het horen van de vertegenwoordiger van de exploitant door de PMVC, waarbij volgende nieuwe of aanvullende gegevens of inlichtingen werden verstrekt: - De exploitant kan zich akkoord verklaren met het voorstel van Afdeling Water om het maximum opgepompt debiet grondwater te beperken tot 10 m³/dag en 3.600 m³/jaar. Gelet op de bespreking van dit dossier in de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 2008-11-12, waarbij het volgende werd gesteld: - Het bedrijf is gelegen binnen een landschappelijk waardevol agrarisch gebied; - Tijdens het openbaar onderzoek zijn er geen bezwaren ingediend; - Het college van burgemeester en schepenen brengt in dit dossier geen advies uit; - Het advies van AROHM en VLM is stilzwijgend gunstig; - Het advies van Afdeling Milieuvergunningen – Dienst Limburg is gunstig, afdeling Water brengt een deels gunstig advies uit, daar het handelt om een vermindering van het aantal mestkuikens (42 000 i.p.v. 45 000) bedraagt de maximale waterbehoefte 3 528 m³/jaar, zoals ook in de aanvraag vermeld, derhalve wordt een gunstig advies verleend voor afgerond 3 600 m³/jaar en 10 m³/dag i.p.v. de gevraagde 4 000 m³/jaar; - De vertegenwoordiger van de exploitant wordt gehoord, de voorzitter stelt dat zij een verkeerde formulering hebben gebruikt, zij vragen de verdere exploitatie aan van het braadkippenbedrijf, de vergunning is echter reeds sedert 20 januari 2008 vervallen, derhalve handelt het hier over een nieuwe inrichting en dit zal dan ook in het besluit zo worden opgenomen. Tevens wordt erop gewezen dat de afdeling Water gunstig advies geeft voor een verminderd jaardebiet, de vertegenwoordiger van de exploitant verklaart zich hiermee akkoord en zal hieromtrent een bijkomende verklaring bijbrengen; - Het advies is UNANIEM GUNSTIG voor een termijn van 20 jaar en een opgepompt debiet van 3 600 m³/jaar;
Kenmerk 023.03.10/V2008N073327 Dossier 750.71/A/08.285 Bijlagen //
Gelet op de ligging van de inrichting in een landschappelijk waardevol agrarisch gebied van het gewestplan Neerpelt-Bree; Overwegende dat, vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten, gesteld kan worden dat de activiteiten, voorwerp van de milieuvergunningsaanvraag verenigbaar zijn met de van toepassing zijnde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat de aanvraag in hoofdzaak een laattijdige hernieuwing beoogt van de milieuvergunning voor 2 stallen met plaats voor 42.000 kippen; dat een laatste onderdeel van de aanvraag bestaat uit de vroegtijdige hernieuwing van een grondwaterwinning uit een 2 meter diepe put en een opgepompt debiet van 16 m³/dag en 4.000 m³/jaar; Overwegende dat de vergunning voor het houden van 45.000 kippen en het opslaan van stookolie is vervallen d.d. 2008-01-20; dat de nieuwe milieuvergunningsaanvraag bij het provinciebestuur werd ingediend d.d. 200808-21; dat bijgevolg de stallen met plaats voor het houden van 42.000 kippen en de opslag stookolie niet in aanmerking komen voor een hernieuwing; dat het hier handelt over een nieuwe inrichting; Overwegende dat voor de aangevraagde inrichting de emissie van ammoniak en de geproduceerde mest de voornaamste milieuhinderlijke aspecten vormen; dat de exploitant aangeeft alle passende preventieve maatregelen tegen verontreiniging te nemen door toepassing van de best beschikbare technieken; dat er ter plaatse geen nieuwe stallen worden gebouwd; dat gelet op het gegeven dat de milieuvergunning van de stallen en de opslag van de stookolie vervallen is, de hernieuwing niet kan worden verleend doch een nieuwe milieuvergunning van 20 jaar cfr. het unaniem gunstig advies van de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 2008-11-12; dat de grondwaterwinning vergund is tot 2012-11-12; dat er een hernieuwing van de vergunde grondwaterwinning wordt aangevraagd; dat het advies van Afdeling Water een deels gunstig is voor een maximum opgepompt debiet van 3 600 m³/jaar en 10 m³/dag i.p.v. de gevraagde 4 000 m³/jaar en 16 m³/dag, daar het handelt om een vermindering van het aantal mestkuikens (42 000 i.p.v. 45 000) en de maximale waterbehoefte 3 528m³/jaar bedraagt (zoals ook in de aanvraag vermeld); dat de Provinciale Milieuvergunningscommissie het advies van Afdeling Water bijtreedt; dat de vertegenwoordiger van de exploitant door de Provinciale Milieuvergunningscommissie werd gehoord en zich akkoord verklaarde met het voorgestelde maximum debiet van 3 600 m³/jaar; dat de exploitant dit tevens bevestigde in zijn schrijven d.d. 2008-11-13; dat bijgevolg de vroegtijdige hernieuwing van de vergunde grondwaterwinning toegestaan kan worden voor afgerond 3 600 m³/jaar en 10 m³/dag; dat bijgevolg het besluit van het college van burgemeester en schepenen van BOCHOLT d.d. 1992-11-12, houdende het verlenen van de milieuvergunning voor de grondwaterwinning, wordt opgeheven bij ingebruikname van deze milieuvergunning; Overwegende dat er tijdens het openbaar onderzoek geen bezwaren werden geuit; Overwegende dat het UNANIEM GUNSTIG advies d.d. 2008-11-12 van de PMVC voor een termijn van 20 jaar en een opgepompt debiet van 3 600 m³/jaar kan worden bijgetreden; Overwegende dat, vanuit oogpunt van milieuaspecten, rationeel grondwaterverbruik en -gebruik en het algemeen waterbeheer, gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op de grondwatervoerende lagen, het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens, buiten de inrichting veroorzaakt door de aangevraagde activiteiten, mits naleving van de in dit besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt,
Kenmerk 023.03.10/V2008N073327 Dossier 750.71/A/08.285 Bijlagen //
Gehoord het verslag van Frank Smeets, lid van het college;
BESLUIT Artikel 1 §1. Aan Van Dijk Richard LV, Voortweg 5a te 3950 BOCHOLT, wordt, onder de voorwaarden bepaald in dit besluit, de aangevraagde vergunning VERLEEND voor het exploiteren van een braadkippenbedrijf (vergunning braadkippenbedrijf vervallen sedert 20 januari 2008 – vergunning grondwaterwinning vervalt 12 november 2012), omvattende de volgende hinderlijk ingedeelde rubrieken: - (rubriek 9.3.1.c.2°): stallen voor pluimvee en/of niet onder rubrieken 9.2.2.f. en 9.3.2. begrepen gevogelte in een agrarisch gebied, met inbegrip van de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval en met inbegrip van de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen inrichting en de bij de inrichting horende gronden, met plaatsen voor (de exploitatie van twee stallen met plaatsen voor elk 21 000 slachtkippen – totaal plaatsen voor 42 000 slachtkippen was vergund: het stallen van 45 000 braadkippen) (klasse 1); - (rubriek 9.3.1.d.°): stallen voor pluimvee en/of niet onder rubrieken 9.2.2.f. en 9.3.2. begrepen gevogelte, intensieve pluimveehouderij, met inbegrip van de installatie(s) voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest, zonder bijmenging van afval en met inbegrip van de installatie(s) voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen inrichting en de bij de inrichting horende gronden, met plaatsen voor (de exploitatie van twee stallen met plaatsen voor elk 21 000 slachtkippen – totaal plaatsen voor 42 000 slachtkippen was vergund: het stallen van 45 000 braadkippen) (klasse 1); - (rubriek 17.3.5.1°): opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen (de opslag van 5 000 liter petroleum in een bovengrondse dubbelwandige tank) (klasse 3); - (rubriek 17.3.6.1.b°): opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C, maar dat 100°C niet overtreft (rubriek vervalt: verwijdering van de 2 houders voor de opslag van 8 500 liter stookolie was vergund: de opslag van 8 500 liter mazout in 2 bovengrondse houders van elk 4 250 liter) (klasse 3); - (rubriek 53.8.2°): boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning, andere dan deze bedoeld in rubriek 53.1. tot en met 53.7. (de exploitatie van 1 grondwaterwinningput met een diepte van 2 meter en een opgepompt debiet van 10 m³/dag en 3 600 m³/jaar was vergund: 16 m³/dag en 4 000 m³/jaar) (klasse 2); op de kadastrale percelen van en te Bocholt, Afd. 1, Sectie A, perceelnr.(s): 1125s6, 1125r6, 1125t6, ter plaatse Voortweg 5 A. §2. De plannen gehecht aan dit besluit maken er integraal deel van uit. Artikel 2 §1. De in artikel 1 bedoelde vergunde inrichting moet in gebruik worden genomen binnen een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van dit besluit. De in deze beslissing vermelde exploitatievoorwaarden zijn onmiddellijk van toepassing vanaf het ogenblik dat een inrichting wordt geëxploiteerd (dus in gebruik is genomen) tenzij in de voorwaarden zelf anders wordt bepaald. §2. In de mate dat voor de inrichting die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens artikel 99, §1 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening Kenmerk 023.03.10/V2008N073327 Dossier 750.71/A/08.285 Bijlagen //
een vergunning nodig is, wordt deze milieuvergunning geschorst zolang deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend, in de zin van artikel 133bis, 1°, of artikel 193, §2bis, eerste lid, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening. In afwijking van het bepaalde in §1 gaat de termijn van ingebruikname van de milieuvergunning slechts in op de dag dat de vergunning voor handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 99, §1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening definitief is verleend. §3. Wordt de vergunning voor handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 99, §1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, evenwel definitief geweigerd, in de zin van artikel 133bis, 2°, of artikel 193, §2bis, alinea 2, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege. Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn van 20 jaar die eindigt op 2028-12-04 . Het besluit van het college van burgemeester en schepenen van BOCHOLT d.d. 1992-11-12 wordt opgeheven bij ingebruikname van deze milieuvergunning. Artikel 4 De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van: §1. de algemene en sectoriële voorwaarden van Vlarem II. Ter informatie volgt hierna een niet-limitatieve opsomming van toepasselijke algemene en sectoriële bepalingen uit Vlarem II, $en dit voor de tot op heden nog niet vergunde rubrieken: V.01 : Algemene milieuvoorwaarden – algemeen (Hfdst. 4.1, 4.7, 4.9 en bijl. 4.1.9.1.6, 4.1.9.2.3.1, 4.1.9.2.3.2, 4.1.9.2.3.4 en 4.8) V.02 : Algemene milieuvoorwaarden – geluid (Hfdst. 4.5 en bijl. 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6) V.03 : Algemene milieuvoorwaarden – oppervlaktewater (Hfdst. 4.2 en bijl. 4.2.5.1, 4.2.5.2 en 4.2.5.4) V.04 : Lozingen in grondwater (Hfdst. 5.52 en 4.3) V.05 : Algemene milieuvoorwaarden – lucht (Hfdst. 4.4 en bijl. 4.4.1, 4.4.2, 4.4.3, 4.4.4, 4.4.5 en 4.10) V.109 : Algemene milieuvoorwaarden – licht (Hfdst. 4.6) V.32 : Dieren (Hfdst. 5.9 en bijl. 5.9) V.46A : Opslag van gevaarlijke producten – algemene bepalingen (Afd. 5.17.1 en bijl. 5.17.1) V.46C : Opslag van gevaarlijke producten – opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders (Afd. 5.17.3 en bijl. 5.17.2, 5.17.3, 5.17.4 en 5.17.7) V.93 : Winning van grondwater (Hfdst. 5.53) Artikel 5 Deze vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Artikel 6 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van artikel 5, §2 en van hoofdstuk III bis van Vlarem I. Een nieuwe vergunning is nodig voor de inrichting of gedeelte van de inrichting die niet binnen de bij dit besluit vastgestelde termijn (zie art. 2) in gebruik is genomen, of die ten minste gedurende twee opeenvolgende jaren niet werd geëxploiteerd, of die vernield werd door brand of ontploffing veroorzaakt door de exploitatie van de inrichting. §2. Elke overname van de vergunde inrichting door een andere exploitant moet vóór de datum van inwerkingtreding van de overname, worden gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van Vlarem I. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd tussen de 18 de en 12de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn. Indien het een vergunning betreft waarvan de eindtermijn afloopt ten laatste op 1 september 2011, kan de hernieuwing vanaf 48 maanden vóór het verstrijken van de lopende vergunning worden aangevraagd. Kenmerk 023.03.10/V2008N073327 Dossier 750.71/A/08.285 Bijlagen //
Artikel 7 Inbreuken op bovenvermelde voorschriften en opgelegde exploitatievoorwaarden zullen vastgesteld, vervolgd en bestraft worden overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en het besluit van de Vlaamse Executieve van 6 februari 1991 houdende het Vlarem. De vergunning kan worden opgeheven of geschorst indien de exploitant bovenvermelde voorschriften en/of voorwaarden niet naleeft of wanneer hij weigert zich te onderwerpen aan de nieuwe of aanvullende voorwaarden die hem worden betekend. Artikel 8 Een afschrift van dit besluit zal AANGETEKEND worden gezonden aan: 1. voor BEKENDMAKING (aanplakking) aan de burgemeester van en te BOCHOLT. De burgemeester is belast met de bekendmaking (aanplakking) van de beslissing overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk IX van Vlarem I. 2. voor KENNISNEMING aan: a) de aanvrager, met name Van Dijk Richard LV, Voortweg 5a te 3950 BOCHOLT, samen met een exemplaar van de aangehechte plannen b) de Afdeling Milieu-inspectie - Limburg, Koningin Astridlaan 50/5 te 3500 HASSELT, samen met een exemplaar van de aangehechte plannen c) het college van burgemeester en schepenen van en te BOCHOLT d) de Provinciale Milieuvergunningscommissie e) de Afdeling Milieuvergunningen - Dienst Limburg, Koningin Astridlaan 50/5 te 3500 HASSELT f) het agentschap R-O Vlaanderen, Ruimtelijke Ordening, Koningin Astridlaan 50/1 te 3500 HASSELT g) de OVAM, Stationsstraat 110 te 2800 MECHELEN h) de VMM, A. Van de Maelestraat 96 te 9320 EREMBODEGEM i) de NV AQUAFIN, Dijkstraat 8 te 2630 AARTSELAAR j) de Afdeling Water, Koningin Astridlaan 50/5 te 3500 HASSELT k) de FOD WASO, Toezicht op het Welzijn op het Werk – Directie Limburg, TT 14, Sint-Jozefstraat 10.10 te 3500 HASSELT l) de Vlaamse Landmaatschappij, Koningin Astridlaan 10 te 3500 HASSELT m) de Directie van de Directe Belastingen, Voorstraat 41 te 3500 HASSELT n) de 4de Directie –Sectie 4.1.2. Landbouw – van het provinciebestuur o) de 7de Directie – Financiën en Automatisering – van het provinciebestuur p) DLV Belgium cvba, Rijkelstraat 28 te 3550 HEUSDEN-ZOLDER
Artikel 9 §1. Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig artikel 51 van Vlarem I, een beroep worden ingediend bij de Vlaamse regering, gericht aan de Vlaamse minister van Leefmilieu, p.a. Afdeling Milieuvergunningen, Koning Albert II-laan, 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL. Het beroep moet worden ingediend met een aangetekend schrijven binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de dag van verzending (betekening) van een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing aan de aanvrager en aan de belanghebbende overheidsorganen en diensten, bedoeld in artikel 49, §1, 1°, 2° en 3° van Vlarem I, of na de dag van aanplakking (openbare bekendmaking) van de beslissing als het beroep uitgaat vanwege andere personen of instellingen. Het beroepschrift moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, vergezeld zijn van een kopie van het attest van bekendmaking (betekening of aanplakking) van de omstreden beslissing, alsook van een bewijs van storting van het voorgeschreven bedrag aan onderzoekskosten voor het beroepsdossier. §2. Ingevolge de koppeling van de stedenbouwkundige vergunning aan de milieuvergunning vervalt vergunning voor handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 99, §1 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de
Kenmerk 023.03.10/V2008N073327 Dossier 750.71/A/08.285 Bijlagen //
organisatie van de ruimtelijke ordening van rechtswege, indien er een administratief beroep werd ingesteld tegen onderhavig besluit, vanaf de weigering van de milieuvergunning door de vergunningverlenende overheid in beroep.
Aanwezig: Steve Stevaert, gouverneur-voorzitter; Marc Vandeput, Sylvain Sleypen, Gilbert Van Baelen, Frank Smeets, Hilde Claes, Erika Thijs, leden; Renata Camps, provinciegriffier
Hasselt d.d. 2008-12-04
De verslaggever, get. Frank Smeets
De provinciegriffier, get. Renata Camps
De gouverneur-voorzitter, get. Steve Stevaert
Voor eensluidend afschrift namens de provinciegriffier
ir. Valère Cornelis inspecteur-generaal
Kenmerk 023.03.10/V2008N073327 Dossier 750.71/A/08.285 Bijlagen //