p c
r i
e
o
v
in
Limburg Directie
Dienst
Ruimte
M i l i euv er gunni ngen
De deputatie van de provincie Limburg
Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Executieve, houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen (hierna afgekort als Vlarem I); Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse regering, houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II) en zijn latere wijzigingen; Gelet op de op 2010-04-19 ingediende aanvraag – laatst vervolledigd op 2010-05-11 – van de nv VAN DRIE BELGIE, Havenstraat 15, 3500 Hasselt (ondernemingsnr. 421.608.718) voor het verkrijgen van een milieuvergunning voor het verder exploiteren – vroegtijdige hernieuwing wegens investeringen voor een termijn eindigend op 31 december 2025, vergunning vervalt 13 september 2017 – en veranderen, door uitbreiding en wijziging, van een vergund slachthuis voor kalveren, zodat deze de volgende hinderlijk ingedeelde rubrieken omvat: - (rubriek 3.4.2°.): het zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie lozen van bedrijfsafvalwater dat al of niet één of meer van de in bijlage 2C bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de geldende milieukwaliteitsnormen voor het uiteindelijk ontvangende oppervlaktewaterlichaam (verdere exploitatie + wijziging – vergunde rubriek: het lozen van 7,4m³/uur – 178m³/dag – 45 000m³/jaar gezuiverd bedrijfsafvalwater in de Demer het bedrijfsafvalwater is afkomstig van de slachtactiviteiten, de wasplaats voor vrachtwagens, het verkoopspunt en de versnijderij was vergund: het lozen van 7,4 m³/uur – 177,6 m³/dag – 66 000m³/jaar gezuiverd bedrijfsafvalwater in de Demer het bedrijfsafvalwater is afkomstig van de slachtactiviteiten, de wasplaats voor vrachtwagens, het verkoopspunt en de versnijderij- was vergund onder rubriek 3.6.3.1) (klasse 2); - (rubriek 12.2.1.): transformatoren (verdere exploitatie – bestaande rubriek: een transfo van 800 kVA) (klasse 3); - (rubriek 15.1.1.): al dan niet overdekte ruimte, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5. en 19.8., voor het stallen van autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens (verdere exploitatie – bestaande rubriek: het stallen van 21 voertuigen nl. 10 trekkers, 10 aanhangwagens en 1 heftruck) (klasse 3);
Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
1/25
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
(rubriek 15.4.2.b.): niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5., volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied (verdere exploitatie – bestaande rubriek: het wassen van maximaal 20 voertuigen/dag) (klasse 2); (rubriek 16.3.1.2.): koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioninginstallaties (verdere exploitatie + uitbreiding – bestaande rubriek: koel- en luchtcompressoren met een totaal vermogen van 467,59 kW was vergund: koel- en luchtcompressoren met een totaal vermogen van 398,09 kW) (klasse 2); (rubriek 16.7.2.): opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in verplaatsbare recipiënten (verdere exploitatie – bestaande rubriek: de opslag van 1 800 liter CO2/O2 gas) (klasse 2); (rubriek 17.3.3.2.b.): opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied (verdere exploitatie + uitbreiding – bestaande rubriek: de opslag van 7 000 kg waarvan 1 000 kg ontsmettingsmiddelen, 1 000 kg detergenten en 5 000 kg ammoniak was vergund:de opslag van 5.750 kg waarvan: 300 kg ontsmettingsmiddelen, 450 kg detergenten en 5.000 kg ammoniak) (klasse 2); (rubriek 17.4.): opslagplaatsen en/of verkoopspunten van in bijlage 7 bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 25 liter of 25 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5 000 kg of 5 000 liter (verdere exploitatie – bestaande rubriek: de opslag van 300 kg labo producten) (klasse 3); (rubriek 23.2.1.b.): inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied andere dan industriegebied (verdere exploitatie – bestaande rubriek: verpakkingsmachines met een totaal vermogen van 60,3 kW) (klasse 3); (rubriek 23.3.1.b.): opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied (verdere exploitatie + uitbreiding – bestaande rubriek: de opslag van 20 ton kunststoffen was vergund: de opslag van 15 ton kunststoffen) (klasse 3); (rubriek 24.4.): laboratoria andere dan bedoeld in rubriek 24.1. (verdere exploitatie – bestaande rubriek: de exploitatie van een labo) (klasse 3); (rubriek 28.2.a.1°): opslagplaats van dierlijke mest in een gebied ander dan woongebieden met landelijk karakter en agrarische gebieden (verdere exploitatie – bestaande rubriek: de opslag van 10m³ vaste dierlijke mest in een gesloten container) (klasse 3); (rubriek 29.5.2.1.b.): smederijen, andere dan deze bedoeld in rubriek 29.5.1. en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied (verdere exploitatie – bestaande rubriek: de exploitatie van metaalbewerkingsmachines met een vermogen van 21,82 kW) (klasse 3); (rubriek 39.7.1°): industriële installaties voor het transport van stoom of warm water, uitgezonderd de transportleidingen (verdere exploitatie – bestaande rubriek: hoge druk pomp warm water met een vermogen van 15 kW) (klasse 2);
Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
2/25
(rubriek 43.1.2.b.): verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie : stookinstallaties, e.d., andere dan vermeld onder sub 1.a. (verdere exploitatie – bestaande rubriek: de exploitatie van stookinstallaties met een totaal geïnstalleerd vermogen van 856,4 kW waarvan: 2 stookinstallaties op aardgas met elk een vermogen van 190 kW 2 stookinstallaties op aardgas met elk een vermogen van 101,2 kW 1 warm water boiler op aardgas met een vermogen van 274 kW) (klasse 2); - (rubriek 45.1.d.): slachthuizen en private slachterijen met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag geslachte dieren (verdere exploitatie – bestaande rubriek: het slachten van maximaal 720 kalveren per dag gedurende 3 dagen per week met een slachtcapaciteit van 120 ton per dag geslachte dieren – was ook vergund onder rubriek 45.1.a) (klasse 1); - (rubriek 45.4.c.1.b.): werkplaatsen bestemd voor leurhandel, vis- en vleeswarenfabrieken alsmede uitsnijderijen, volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied (verdere exploitatie + uitbreiding – bestaande rubriek: de exploitatie van een industriële uitsnijderij met een totaal geïnstalleerd vermogen van 31,4 kW was vergund: de exploitatie van een industriële uitsnijderij met een totaal geïnstalleerd vermogen van 17,6 kW) (klasse 3); - (rubriek 45.4.d.): verkoopspunten van producten van dierlijke oorsprong (vlees, vis en gevogelte) alsook de aan die verkoopspunten verbonden uitsnijderijen (verdere exploitatie – bestaande rubriek: de exploitatie van een verkooppunt met uitsnijderij) (klasse 3); - (rubriek 45.4.e.2°): opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong, met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48. (verdere exploitatie – bestaande rubriek: de opslag van 150 ton (145 ton slachthuis en uitsnijderij en 5 ton verkoopspunt) (klasse 2); en waarbij lozingsparameters worden aangevraagd voor het lozen van het bedrijfsafvalwater op de kadastrale percelen van en te 3500 Hasselt, afdeling 7, Sectie G, perceelnr.(s) 289/02, 202/g, 289t, 289s, ter plaatse Havenstraat 15; -
Gelet op de volgende vergunningen en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de bovenvermelde inrichting reeds werden getroffen en op datum van indiening van de bovenvermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing zijn: - besluit d.d. 13 september 2007 van de deputatie voor het verder exploiteren van een slachthuis, voor een termijn eindigend op 13 september 2017; Gelet op het schrijven d.d. 2010-05-17, waarbij de aanvrager in kennis werd gesteld dat zijn aanvraag volledig en ontvankelijk werd verklaard; Gelet op de brief d.d. 2010-05-17, waarbij aan de burgemeester van de gemeente Hasselt, werd gevraagd over te gaan tot het organiseren van een openbaar onderzoek i.v.m. de ingediende milieuvergunningsaanvraag; Gelet op de brieven, d.d. 2010-05-17, waarbij conform artikel 35, 3° van Vlarem I, door de gemachtigde ambtenaar advies werd gevraagd aan: a) de Provinciale Milieuvergunningscommissie; b) het college van burgemeester en schepenen van en te 3500 Hasselt;
Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
3/25
Gelet op de brieven d.d. 2010-05-17, waarbij door de secretaris van de Provinciale Milieuvergunningscommissie advies werd gevraagd aan de belanghebbende adviserende besturen; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van Vlarem I; Gelet op het P.V. d.d. 2010-06-28, van sluiting van het openbaar onderzoek, waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend; Gelet op het deels gunstig – deels ongunstig advies, d.d. 2010-07-08, van het college van burgemeester en schepenen van Hasselt, omwille van volgende overwegingen: Gelet op de ligging volgens het gewestplan in een zone ambachtelijke bedrijven en Kmo’s, gebied voor stedelijke ontwikkeling, BPA Boulevard 13B, stedelijk parkgebied Demervallei art.4, traces met variabele begrenzing art. 8, gebied voor stedelijke ontwikkeling, projectzone Kanaalwijk 2 art.37, KMO-gebiede, voonstraat art. 15. Het betreft een hernieuwing en verandering van een vergunning van een bestaande inrichting. Uit het voorwaardelijk gunstig advies van de gemeentelijke dienst gelast met het onderzoek en behandeling van milieudossiers, blijkt: Aard van de vergunde inrichting en van de meegedeelde verandering: De inrichting betreft een slachthuis voor kalveren waarbij de maximale productie 120 ton geslachte dieren per dag bedraagt. Het betreft een GPBV-bedrijf. De aanvraag vermeldt dat er maximaal 3 slachtdagen per week zijn. Per dag kunnen ca. 720 kalveren geslacht worden. Op jaarbasis betekent dit maximaal 108 000 kalveren. Op 13/09/2007 verleende de deputatie een vergunning aan deze inrichting en dit voor een termijn eindigend op 13/09/2017. Voorliggende aanvraag betreft: Een vroegtijdige hernieuwing van de vergunning i.k.v. investeringen voor een termijn die samenvalt met de erfpachtovereenkomst (m.n. 31/12/2025). De verandering van de inrichting door uitbreiding en wijziging. Een verzoek tot wijziging van de lozingsvoorwaarden (zoals opgelegd in de vergunning van 13/09/2007) voor bedrijfsafvalwater. De hernieuwingsaanvraag wordt gemotiveerd a.h.v. de ingrijpende investeringen i.k.v. modernisering, aanpassing en vervangingen i.k.v. de vigerende wetgeving. Het zou niet haalbaar zijn om de investering af te schrijven tijdens de resterende periode van 7 jaar (de jaarlijkse afschrijving zou dan 700 000 euro bedragen). In de aanvraag wordt echter niet verduidelijkt wat de modernisering, de aanpassing en de vervangingen concreet inhouden. Inzicht in de investeringen is nodig om de noodzaak ervan alsook de investeringskost/jaarlijkse afschrijving mee te kunnen inschatten. Bovendien verwijst de aanvrager dat een herlocalisatie binnen de gestelde termijn en binnen de regio (en liefst binnen de stad – wat belangrijk is voor de tewerkstelling) zowel praktisch als financieel in de huidige marktomstandigheden quasi onmogelijk is. De voornaamste veranderingen zijn: de vermindering van geloosde jaardebiet bedrijfsafvalwater; het uitbreiden van de totale geïnstalleerde drijfkracht voor koel- en luchtcompressoren; de uitbreiding van de opslag ontsmettingsmiddelen en detergenten; de uitbreiding van de opslag van kunststoffen; de uitbreiding van de totale geïnstalleerde drijfkracht in de werkplaats; de herlocaliosatie van het labo en de stalplaats voor vrachtwagens; In de vergunning van 13/09/2007 werden volgende lozingsvoorwaarden opgelegd: Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
4/25
BZV 25mg/l CZV 125mg/l Totaal N 15mg/l Totaal P 2mg/l De exploitant wenst de normen voor totaal N en totaal P nu af te stemmen op de sectorale normen cfr. bijlage 5.3.2.38 van Vlarem II, die van toepassing zijn sinds 1 januari 2010. Ligging: De inrichting is volgens het gewestplan Hasselt-Genk gelegen in gebied voor stedelijke ontwikkeling, BPA ‘Blauwe Boulevard’ 13B. Dit BPA voorziet voor de site van het slachthuis de bestemmingen ‘Projectzone Kanaalwijk 2’ (art; 37) en ‘Stedelijk parkgebied Demervallei’ (art. 4). Het bedrijf is niet verenigbaar met de vigerende ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften. Er werd advies gevraagd aan de stedelijke dienst voor ruimtelijke ordening. Er werd geen advies ontvangen. Huidige milieuvergunning: In het advies van het schepencollege m.b.t. de milieuvergunningsaanvraag van 2007 werd gesteld dat het BPA ‘Blauwe Boulevard” geen ruimte voorziet voor een slachthuis. Het advies was echter gunstig voor een vergunningstermijn van maximaal 10 jaar omdat de aanwezigheid van de inrichting nog geen probleem vormde voor de ontwikkelingen van de blauwe boulevard (Hassaporta). Bijgevolg leverde de deputatie op 13/09/2007 een milieuvergunning af voor een termijn eindigend op 13/09/2017. Geluidshinder: Eventuele geluidshinder kan afkomstig zijn van de ventilatoren, het vervoer van dieren en van de dieren zelf. De aanvoer van dieren en de afvoer van vlees en slachtafval zijn volgens de aanvraag beperkt in tijd. De aanvoer van dieren en de afvoer van slachtafval zou gebeuren via de Kempische Kaai, zodat er van deze transporten geen hinder is naar het woonproject in de Havenstraat. De afvoer van vlees gebeurt wel nog via de Havenstraat. Tijdens het laden van de vrachtwagens zouden echter de motoren worden afgezet. De stallen worden op natuurlijke wijze verlucht. De ventilatoren van de koelinstallaties zouden voornamelijk gecentraliseerd op het dak van het slachthuis staan waardoor deze weinig of geen geluidshinder zouden veroorzaken. Volgens de aanvraag kunnen de ventilatoren gedraaid worden. De stallen worden volgens de aanvrager goed geïsoleerd. Bovendien zouden de dieren slechts kort in de stallen gehouden worden aangezien ze quasi meteen verder naar de slachtlijn gaan. De werkzaamheden gebeuren volgens de aanvraag binnen in de werkplaats. Luchtverontreiniging, geurhinder en fijn stof: Geurhinder kan afkomstig zijn van de waterzuiveringsinstallatie en van het slachtafval. In het verleden waren er geregeld klachten m.b.t. geurhinder afkomstig van de waterzuivering. Echter, volgens de aanvraag veroorzaakt de waterzuiveringsinstallatie bij normale werking geen geurhinder. Deze installatie zou tegenwoordig voortdurend gemonitord worden zodat de kans op calamiteiten beperkt is. Het slachtafval wordt opgeslagen in daarvoor bestemde gesloten recipiënten en op koele plaatsen (max. 10°C). Het destructiemateriaal zou dagelijks uit de inrichting afgevoerd worden. Alle oppervlakken die bereden worden, zijn verhard waardoor de stofhinder naar de omgeving toe beperkt is. Tenslotte worden ook nog de stookketels genoemd als bron van luchtemissies. De stookketels zouden echter regelmatig onderhouden worden zodat de emissies voldoen aan de normen. Bodem- en grondwaterverontreiniging: Alle oppervlakken zijn verhard. Onder alle gevaarlijke stoffen zou een opvangbak voor eventuele lekken staan. Brandbestrijding: De richtlijnen van de brandweer moeten altijd strikt worden nageleefd. Water: Het bedrijf was tot op heden vergund voor het lozen van max. 1,8m³/uur – 15m³/dag – 3 300m³/jaar huishoudelijk afvalwater en max. 7,4m³/uur – 177,6m³/dag – 66 000m³/jaar bedrijfsafvalwater. Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
5/25
Het huishoudelijk afvalwater is afkomstig van het sanitair van de werkplaats, eetzaal en kantoor, en wordt geloosd in de openbare riolering. Uit voorliggende aanvraag blijkt dat het huishoudelijk afvalwater ondertussen niet meer indelingsplichtig zijn. Door de plaatsing van groendaken zou het zuiver hemelwater afkomstig van de daken niet meer worden geloosd in de openbare riolering. Het bedrijfsafvalwater omvat volgens de aanvraag het proceswater van het slachthuis, versnijderij, verkoopspunt alsook het afvalwater afkomstig van het wassen van de voertuigen en het schoonspuiten van de vloer. Het bedrijfsafvalwater zal worden gezuiverd in de waterzuiveringsinstallatie. Het gezuiverd water zal opgeslagen worden in een opslagtank met een overloop naar de Demer, waarna het water kan worden hergebruikt voor het wassen van de voertuigen en het schoonspuiten van de vloer. Door de plaatsing van de opslagtank zal er minder afvalwater geloosd worden. Bijgevolg zal het geloosde jaardebiet aan bedrijfsafvalwater dalen naar 45 000m³. het maximale uur- en dagdebiet blijven behouden. Het hemelwater dat terechtkomt op de verharde oppervlakken in zone 2, zoals aangegeven op kaart 1 van bijlage 7.1 van de aanvraag, zal worden geloosd in de Demer. Het hemelwater dat terechtkomt op de verharde oppervlakken in zone 3 en 4, zoals aangegeven op voornoemde kaart zal worden afgekoppeld van de DWA. Er wordt tevens een wijziging gevraagd van de lozingsvoorwaarden, zoals opgelegd in de basisvergunning. De exploitant wenst volgende wijziging: Parameter Vergund Gevraagd Motivering BZV 25mg/l 25mg/l / CZV 125mg/l 125mg/l / Totaal N 15mg/l Gemiddeld 15mg/l en met een max. van Afstemming op sectorale normen 40mg/l (voor pieklozingen Totaal P 2mg/l 3mg/l Afstemming op sectorale normen Wat betreft deze wijziging van de lozingsvoorwaarden, wordt verwezen naar het advies van de VMM. Tussen het slachthuis en Aquafin nv werd op 26 juni 2002 tevens een overeenkomst afgesloten tot het realiseren en het gebruik van een noodaansluiting op de RWZI van Hasselt. Deze overeenkomst zal in de loop van 2010 vernieuwd worden. Afvalstoffen: De voornaamste afvalstoffen zijn het slachtafval Cat. 1&2 (GRM-materiaal), slachtafval Cat. 3 (haren, huiden, bloed), papier en karton, restafval, verpakkingsafval, waterzuiveringsslib en meststoffen. Er worden containers voor het afval voorzien die volgens het reguliere circuit zullen worden opgehaald en verwerkt. De verschillende voortgebrachte afvalstoffen worden gescheiden gehouden in speciaal daartoe voorziene (gekoelde) containers (in gekoelde ruimtes) en afgevoerd door een erkende overbrenger naar een erkende verwerker. Alle destructiemateriaal zal dagelijks uit de inrichting afgevoerd worden. Het hoog risicomateriaal wordt hierbij gescheiden gehouden van het laag risicomateriaal. Stockage van gevaarlijke en/of brandbare stoffen: De opslag van ontsmettingsmiddelen en detergenten wordt uitgebreid. Onder alle gevaarlijke stoffen zou een opvangbak voor eventuele lekken staan. Externe veiligheid: De exploitant verwijst naar volgende maatregelen: de toegang naar het bedrijf zal worden afgesloten buiten de werkuren zodat het bedrijf ontoegankelijk is voor onbevoegden; het slachthuis is enkel toegankelijk voor bevoegde personen (uitbaters, medewerkers, FAVV en milieucoördinator). Er is een omheining van 2 meter hoof en de inrichting staat onder toezicht van een conciërge; Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
6/25
er worden de noodzakelijke blustoestellen voorzien zodat bij calamiteiten een maximale veiligheid voor zowel het personeel als eventuele aanvullende diensten wordt gegarandeerd; de toegangspoort aan de Kempische Kaai staat onder (elektronisch) toezicht, zodat men steeds op de hoogte is van de activiteiten en aanwezigen op het terrein; De richtlijnen van de brandweer moeten altijd strikt worden nageleefd. Openbaar onderzoek: Reeds in het begin van het openbaar onderzoek kwamen omwonenden het aanvraagdossier inkijken. Zij uitten toen hun bezorgdheid omtrent eventuele uitbreidingsplannen (vnl. in capaciteit), de geluidshinder (vnl. afkomstig van koelwagens die aan de kant van de Havenstraat worden geparkeerd) en de verdere exploitatie in een zone dat volgens het BPA ‘Blauwe Boulevard’ 13B o.a. bestemd is als stedelijk parkgebied. Advies: Voorliggende aanvraag betreft: een vroegtijdige hernieuwing van de milieuvergunning i.k.v. investeringen (n.a.v. modernisering, aanpassing en vervangingen i.k.v. de vigerende wetgeving) voor een termijn die samenvalt met de erfpachtovereenkomst (m.n. 31/12/2025); de verandering van een milieuvergunning door uitbreiding en wijziging, m.n. de vermindering van het geloosde jaardebiet bedrijfsafvalwater, het uitbreiden van de totale geïnstalleerde drijfkracht voor koel- en luchtcompressoren, de uitbreiding van de opslag ontsmettingsmiddelen en detergenten, de uitbreiding van de opslag van kunststoffen, de uitbreiding van de totaal geïnstalleerde drijfkracht in de werkplaats, de herlocalisatie van het labo en de stalplaats voor de vrachtwagens; een verzoek tot wijziging van de lozingsvoorwaarden (zoals opgelegd in de vergunning van 13/09/2007) voor bedrijfsafvalwater; In de aanvraag wordt echter niet verduidelijkt wat de modernisering, de aanpassing en de vervangingen concreet inhouden. Bijgevolg is het niet mogelijk om inzicht te verkrijgen in de investeringen en de noodzaak ervan en is het niet mogelijk om de investeringskost/jaarlijks mee in te schatten. Gezien de milieuaspecten en de omgevingslast eigen aan dergelijke inrichting. De inrichting is volgens het gewestplan Hasselt-Genk gelegen in gebied voor stedelijke ontwikkeling, BPA ‘Blauwe Boulevard’ 13B. Dit BPA voorziet voor de site van het slachthuis de bestemmingen ‘Projectzone Kanaalwijk 2’ (art. 37) en ‘Stedelijk parkgebied Demervallei’ (art. 4). De inrichting is niet verenigbaar met de ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften. Uit het onderzoek van deze zaak blijkt dat de inrichting aanleiding kan geven tot hinder voor de omgeving. Bijgevolg is het advies gunstig voor de gevraagde veranderingen en voor de gevraagde wijziging van de lozingsvoorwaarden voor een termijn eindigend op 13/09/2017 en mits strikte naleving van de volgende voorwaarden: 1. de exploitatievoorwaarden zoals opgelegd in de lopende vergunningen; 2. de algemene en sectorale voorwaarden van titel II van Vlarem; 3. de richtlijnen van de stedelijke brandweer moeten opgevolgd worden; 4. de richtlijnen van de andere adviesorganen moeten gevolgd worden; Vanwege het ontbreken van inzicht in concrete investeringen, de noodzaak ervan en dat bijgevolg geen inschatting kan gemaakt worden van de investeringskost/jaarlijkse afschrijving, is het onmogelijk om de vroegtijdige hernieuwingsaanvraag (voor een termijn eindigend op 31/12/2025) grondig te evalueren Besluit: Aan de milieuvergunningsaanvraag 1ste klasse van Van Drie België nv, Havenstraat 15, 3500 Hasselt met als voorwerp van de aanvraag: vroegtijdige hernieuwing en verandering, door uitbreiding en wijziging van een vergund slachthuis voor kalveren en waarbij lozingsparameters worden aangevraagd voor het lozen van bedrijfsafvalwater langs de Havenstraat 15 te 3500 Hasselt wordt een gedeeltelijk en voorwaardelijk gunstig advies voorbehouden Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
7/25
voor een termijn eindigend op 13/09/2017, wat betreft de gevraagde veranderingen en voor de gevraagde wijziging van de lozingsvoorwaarden. Vanwege het ontbreken van inzicht in concrete investeringen, de noodzaak ervan en er bijgevolg geen inschatting kan gemaakt worden van de investeringskost/jaarlijkse afschrijving, is het onmogelijk om de vroegtijdige hernieuwingsaanvraag (voor een termijn eindigend op 31/12/2025) grondig te evalueren. Gelet op het gunstig advies, d.d. 2010-07-13, van de Afdeling Milieuvergunningen - Dienst Limburg, omwille van volgende overwegingen: Opmerkingen bij de rubrieken: De exploitant vraagt rubriek 3.4.2 aan, er is echter een biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie aanwezig, de rubricering dient dan ook 3.6.3.2 te zijn. De verpakkingsmachines werden door de exploitant aangevraagd onder de rubriek van de kunststofverwerking, ze behoren echter tot de industriële uitsnijderij en worden dan ook beter daarbij ingedeeld (rubriek 45.4.c.2, totaal vermogen 31,4 kW + 60,3 kW = 91,7 kW). Technische gegevens: Voorliggende aanvraag betreft de vroegtijdige hernieuwing van de bestaande kalverslachterij. 3 jaar geleden werd reeds een hernieuwing bekomen voor een beperkte termijn van 10 jaar, zodat voldoende tijd werd bekomen voor herlocalisatie (de bestemming van het gebied werd in 2000 gewijzigd van KMO-zone tot gebied voor stedelijke ontwikkeling “Blauwe Boulevard”). Aangezien een aantal grondige aanpassingen zich opdringen, vooral in het kader van de wetgeving omtrent hygiëne, en deze gepaard gaan met grote investeringen, wordt gevraagd om de vergunningstermijn te verlegen tot 31/12/2025. dit is de eindtermijn van de erfpachtovereenkomst. Ook de huidige moeilijke economische omstandigheden en de gewijzigde timing van de ontwikkeling van de “Blauwe Boulevard” dragen bij tot de beslissing om een vroegtijdige hernieuwing voor een termijn tot 31/12/2025 aan te vragen. Er worden enkele kleine veranderingen aangevraagd t.o.v. de vorige hernieuwingsaanvraag (uitbreiding koel- en luchtcompressoren, bijkomende opslag gevaarlijke stoffen en kunststoffen, uitbreiding van het vermogen van de uitsnijderij, vermindering van het geloosde jaardebiet aan bedrijfsafvalwater). De bedrijfsafvalwaters zijn afkomstig van de slachterij, van de uitsnijderij, van de truckwash en van het verkoopspunt. Het lozingsdebiet bedraagt 7,4m³/uur. Het bedrijfsafvalwater bevat de gevaarlijke stoffen fosfor en stikstof, waarvoor reeds lozingsconcentraties in de laatst verleende vergunning werden opgelegd. Alle bedrijfsafvalwaters worden naar de biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie gevoerd vooraleer te lozen in de Demer, waterloop van eerste categorie met basiswaterkwaliteitsdoelstellingen. De biologische zuiveringsinstallatie betreft een trommelfilter, een vetflotatietank, een beluchtingsbekken, een slibflotatietank en een slibopslagtank. Het huishoudelijk afvalwater is afkomstig van de sanitaire installaties. Het wordt geloosd in de openbare riolering, aangesloten op het RWZI van Hasselt. Aangezien de vuilvracht kleiner is dan 20 IE wordt deze activiteit niet meer ingedeeld. Ligging: De inrichting is volgens het gewestplan Hasselt-Genk gelegen in een gebied voor stedelijke ontwikkeling (sinds 06/10/2000, voorheen in KMO-gebied). De kortste afstand tussen het perceel en andere gebieden bedraagt: - grenzend aan een woongebied; - circa 400 meter van een woonuitbreidingsgebied; - circa 150 meter van een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen; - circa 1 000 meter van een parkgebied; De inrichting is bovendien gelegen op circa 2 420 meter van het vogelrichtlijngebied V19 en op 2 800 meter van het habitatrichtlijngebied H24. Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
8/25
Verslag onderzoek: Het voorwerp van onderhavige aanvraag betreft de vroegtijdige hernieuwing voor bestaande inrichtingen, gelegen te 3500 Hasselt, Havenstraat 15 en de verandering van inrichtingen door wijziging en uitbreiding. De aanvraag betreft een vroegtijdige hernieuwing van de vergunning; de exploitant beoogt belangrijke investeringen, vnl. in het kader van de wetgeving op de hygiëne; deze veranderingen gaan gepaard met grote investeringen; een vroegtijdige hernieuwing kan ook aanvaard worden. De aanvraag bevat inrichtingen ingedeeld in de 3de klasse; de opname van deze meldingsplichtige inrichtingen in de aanvraag moet overeenkomstig artikel 2§5.1 van titel I van het Vlarem als een melding worden beschouwd; derhalve dient voor deze meldingsplichtige inrichtingen akte te worden genomen. De hinderaspecten van de vergunningsplichtige inrichtingen werden in 2007 reeds geëvalueerd en luidden als volgt: Aspect geluid, trillingen: De activiteiten gebeuren binnen de gebouwen in afgesloten ruimtes; de ventilatoren van de koelinstallaties staan voornamelijk gecentraliseerd op het dak in een overdekte ruimte. Tot op heden werden geen geluidsklachten genoteerd. Omwille van het woonproject “Blauwe Boulevard”, waarbij er woonprojecten tot vooraan het slachthuis zullen worden gerealiseerd, zal de aanvoer van dieren en de afvoer van slachtafval in de toekomst gebeuren via de ontsluiting op de Kempische Kaai i.p.v. via de Havenstraat. Aspect stofemissie, luchtverontreiniging, geurhinder: Bij een overbelasting of slechte werking van de biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie zou geurhinder kunnen optreden; de installatie is echter gedimensioneerd voor het aangevraagde debiet en vuilvracht; zodat bij een goede exploitatie geen problemen verwacht worden; bovendien is de installatie in een gebouw geplaatst. De opslag van mest gebeurt in een gesloten container; vleesafval, beenderen en karkassen worden eveneens tijdelijk in containers opgeslagen in het gebouw; opslag van ingewanden en bloed gebeurt in gekoelde silo’s; het destructiemateriaal wordt dagelijks afgevoerd. Vrachtwagens van derden die afval komen ophalen zijn uitgerust met actief koolfilters; huiden worden in afwachting van afvoer bewaard in een aparte koele, gesloten ruimte; de stookinstallaties worden gevoed met aardgas. Omwille van het woonproject “Blauwe Boulevard” waarbij er woonprojecten tot vooraan het slachthuis zullen worden gerealiseerd, zal de aanvoer van dieren en de afvoer van slachtafval in de toekomst gebeuren via de ontsluiting op de Kempische Kaai, zodat enkel de “reine” activiteiten via de Havenstraat gebeuren.
Aspect afvalstoffen: De verschillende soorten afval worden apart ingezameld en afgevoerd door erkende verwervers. Aspect afvalwaters: Alle bedrijfsafvalwaters worden via het interne rioleringssysteem afgevoerd naar de eigen biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie. Aanvullend aan de algemene en sectorale voorwaarden werden bij recentelijk besluit bijzondere lozingsvoorwaarden opgelegd voor BZV, CZV, totaal N en totaal P; deze voorwaarden zijn voldoende streng; voorgesteld wordt dan ook om deze bijzondere voorwaarden opnieuw op te leggen. Ondertussen werd eveneens een overeenkomst afgesloten met de nv Aquafin betreffende een noodaansluiting op de RWZI van Hasselt; hierdoor kan afgezien worden van de plaatsing van een calamiteitenbekken. Aspect geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (GPBV):
Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
9/25
De stookinstallaties worden gevoed met aardgas; het waterverbruik bedraagt circa 500 liter per geslacht rund, wat aanvaardbaar is (in de BBT-studie voor de slachthuissector wordt het waterverbruik voor kalveren gesteld tussen 400 en 700 liter per geslacht dier), zeker omdat aan het slachthuis nog een versnijderij is verbonden. Er is een biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie aanwezig; uit de bijgevoegde analyseresultaten blijkt dat aan de opgelegde normen wordt voldaan; deze normen zijn strenger dan de sectorale normen voor de parameters BZV, CZV, stikstof en fosfor. Betreffende geurhinder worden eveneens talrijke, reeds opgesomde maatregelen genomen; de belangrijkste zijn de plaatsing van de WZI in een gebouw, de opslag van bloed, magen, darmen, e.d. in gekoelde ruimtes, de opslag van mest in een container en de vrachtwagens op ophaling van afvalstoffen die uitgerust zijn met actief koolfilters. Slachthuis, uitsnijderij en verkooppunt zijn afgesloten gecompartimenteerde eenheden. De gevraagde veranderingen zijn klein en verwaarloosbaar ten opzichte van de reeds vergunde inrichtingen; gesteld kan worden dat de hogervermelde hinderevaluatie nog steeds van toepassing is. Advies: Gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie, mits naleving van aangepaste milieuvergunningsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt. Bijgevolg bestaat er aanleiding toe de gevraagde vergunning met opleggen van de noodzakelijk geachte vergunningsvoorwaarden toe te staan voor een termijn eindigend op 31/12/2025. Voorgesteld wordt om vergunning te verlenen en akte te verlenen voor een vergunningstermijn eindigend op 31/12/2025. Bijzondere voorwaarden: Aanvullend op de algemene en sectorale lozingsvoorwaarden voor bedrijfsafvalwater gelden volgende emissiegrenswaarden: BZV 25mg/l CZV 125mg/l Totaal stikstof 15mg/l Totaal fosfor 2mg/l Er moet een verzegelde noodaansluiting op de openbare riolering aanwezig zijn; de concrete modaliteiten in verband met deze noodaansluiting moeten vastgesteld worden in een overeenkomst tussen het bedrijf en de nv Aquafin (en de gemeente in geval de lozing via een gemeentelijke openbare riolering gebeurt); de noodaansluiting moet verzegeld zijn en mag pas in werking gesteld worden na voorafgaande verwittiging aan de nv Aquafin en de Afdeling Milieu-inspectie van de Vlaamse overheid; de duur van de werking is beperkt tot de tijd die het bedrijf nodig heeft om op een ecologische en economische verantwoorde manier deze lozing stop te zetten. Gelet op het ongunstig advies, d.d. 2010-07-15, van het agentschap Ruimte en Erfgoed, Ruimtelijke Ordening, omwille van volgende overwegingen: Beknopte beschrijving van de aanvraag: De aanvraag betreft een milieuvergunning voor het verder exploiteren en veranderen, door uitbreiding en wijziging, van een vergund slachthuis voor kalveren. De huidige milieuvergunning vervalt op 13 september 2017. De exploitant wenst, met het oog op investeringen, een vroegtijdige hernieuwing aan te vragen voor een termijn eindigend op 31 december 2025. Stedenbouwkundige basisgegevens uit plannen van aanleg: Ligging volgens de plannen van aanleg en bijhorende voorschriften: De inrichting is gelegen in een gebied voor stedelijke ontwikkeling (HG) volgens het gewestplan Hasselt-Genk, gewijzigd op 06/10/2000. Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
10/25
Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag: Voor het gebied waarin de aanvraag gelegen is, bestaat het bijzonder plan van aanleg “Blauwe Boulevard Hasselt”, dat werd goedgekeurd bij MB van 26/04/2005. dit BPA voorziet voor de site van het slachthuis de bestemmingen ‘Projectzone Kanaalwijk 2’ en ‘Stedelijk parkgebied Demervallei’. Overeenstemming met dit plan: De aanvraag is principieel in strijd met het geldende plan, zoals hoger omschreven. Historiek: Bij voorgaande aanvragen tot milieuvergunningen voor de exploitatie van het slachthuis werd er door ons reeds gewezen op de problematiek die er was ontstaan door de gewestplanwijziging van 06/10/2000. Voor de site van het slachthuis kwam de oorspronkelijke bestemming ‘Gebied voor ambachtelijke bedrijven of gebied voor kleine en middelgrote ondernemingen’ te vervallen en werd de bestemming ‘Gebied voor stedelijke ontwikkeling’. In ons advies m.b.t. de milieuvergunningsaanvraag d.d. 21/12/2004 werd er, rekening houdend met de historiek, door ons een gunstig advies verstrekt voor een beperkte exploitatietermijn. Op 26/04/2005 werd het bijzonder plan van aanleg “Blauwe Boulevard Hasselt” goedgekeurd. Op basis van de tegenstrijdigheden van de inrichting met dit BPA, werd de milieuvergunningsaanvraag door ons op 20/07/2007 ongunstig geadviseerd. De exploitatie gebeurt wel in bestaande hoofdzakelijk stedenbouwkundig vergunde gebouwen en constructies. De laatste stedenbouwkundige vergunning werd op 10/06/2010 afgeleverd door het college van burgemeester en schepenen van de stad Hasselt aan Van Drie België voor het uitbreiden van bestaande bedrijfsgebouwen. Hierbij werd geoordeeld dat het ontwerp niet voldoet aan de bepalingen van het BPA maar in overeenstemming is met artikel 4.4.19§1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, waarin wordt gesteld: “Het uitbreiden van een bestaande zonevreemde constructie, niet zijnde woningbouw, is vergunbaar op voorwaarde dat de uitbreiding noodzakelijk is omwille van: 2° gezondheidsredenen”. Omschrijving aanvraag en beoordeling van de goede ruimtelijke ordening: Voorliggende milieuvergunningsaanvraag heeft betrekking op het verder exploiteren en veranderen, door uitbreiding en wijziging, van een vergund slachthuis voor kalveren. Concreet wordt er een termijnverlenging aangevraagd van 7 jaar. Hiermee kan niet akkoord worden gegaan. Met de goedkeuring van het bijzonder plan van aanleg “Blauwe Boulevard Hasselt” werd een duidelijk signaal gegeven aan de uitbater van het slachthuis dat deze activiteiten eindig waren. Vanuit Ruimte en Erfgoed kon er destijds mee akkoord worden gegaan met een uitdoofscenario tot 1017. Een verlenging hiervan is niet aanvaardbaar. Algemene conclusie: Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is er volgend bezwaar tegen de inrichting: De aanvraag is in tegenstrijd met de planologische bestemming van het bijzonder plan van aanleg “Blauwe boulevard Hasselt” Gelet op het deels gunstig – deels ongunstig advies, d.d. 2010-07-12, van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid, omwille van volgende overwegingen: Het doel van deze aanvraag is tweeledig: Het vroegtijdig hernieuwen van de bestaande milieuvergunning, die eindigt op 13/09/2017, tot 2025 Het uitbreiden van de milieuvergunning met de toestellen en activiteiten die nodig zijn voor de modernisering en verdere exploitatie van het slachthuis. Er werd geen bezoek ter plaatse ingesteld: De activiteiten waarvoor wij advies verlenen vallen onder de volgende rubrieken van de Vlarem I-indelingslijst: - rubriek 45.1.d.: slachthuizen en private slachterijen met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag geslachte dieren.(verdere exploitatie – bestaande rubriek:
Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
11/25
het slachten van maximaal 720 kalveren per dag gedurende 3 dagen per week met een slachtcapaciteit van 120 ton per dag geslachte dieren – was ook vergund onder rubriek 45.1.a) Bij de advisering van een milieuvergunning voor slachthuizen worden volgende gezondheidsaspecten beoordeeld: Omgevingsaspecten en/of klachten: Ligging van de inrichting: gebied voor stedelijke ontwikkeling. Klachten: tijdens het openbaar onderzoek werden geen klachten ingediend. Wel zijn er enkele buurtbewoners het dossier komen inzien. Gezondheidsbedreigende factoren algemeen: De risico’s van slachtactiviteiten met de meeste impact op de individuele gezondheid zowel als op de volksgezondheid (populatievlak) hebben uiteraard betrekking op de voedselveiligheid. Meer bepaald de preventie van voedselinfecties is erg belangrijk. Hygiënisch verantwoorde structuren en organisatie moeten vermijden dat er contact is tussen de “vuile zones” in het begin van het slachtproces en de “propere zones” aan het einde van het slachtproces. Verder is er uiteraard ook het hygiënisch werken door iedere individuele werknemer van belang alsook het hygiënisch toezicht op de werknemers. Rekening houdend met de taken en bevoegdheden van het FAVV gaan we niet dieper in op deze problematiek. De inrichting werd door onze dienst bezocht op 02/08/2006. Op dat ogenblik konen wij geen onhygiënische werken vaststellen. Gezondheidsbedreigende factoren woonomgeving: Bodem- en grondwaterverontreiniging: Alle oppervlaktes zijn verhard. Alle afvalwater wordt apart opgevangen en afgesloten. Onder de gevaarlijke stoffen staat een opvangbak voor eventuele lekken. Een vervuiling van de bodem is volgens het dossier uitgesloten. Afvalwater: Het bedrijfsafvalwater wordt gezuiverd in een biologische waterzuiveringsinstallatie en vervolgens via een meetgoot geloosd in de Demer. Restanten van desinfecteermiddelen, afkomstig van de eventuele reiniging van de wagens, worden samen met het reinigingswater van het slachthuis in de waterzuivering opgevangen. Geurhinder: Slachthuizen kunnen geurhinder veroorzaken in de omgeving. Deze vorm van hinder kan bij de omwonenden op korte termijn hoofdpijn en misselijkheid teweegbrengen. Na een langdurige blootstelling kan dit resulteren in slaapstoornissen en depressieklachten met secundaire G-effecten tot gevolg. De opslag van mest gebeurt in een afgesloten container en is beperkt tot 10m³. De opslag van slachtafval, magen, darmen e.d. gebeurt in gekoelde ruimtes. De opslag van bloed gebeurt in gekoelde silo’s met een maximum temperatuur van 10°C. Alle destructiemateriaal wordt dagelijks uit de inrichting afgevoerd. Huiden worden gezouten in afwachting van de afvoer uit de inrichting en worden bewaard in een koele gesloten ruimte. Voor bedrijven met een voorgeschiedenis aan geurhinder en die behoren tot bedrijfssectoren ie kampen met ernstige en extreme geurhinder, is het tijdstip van de (her)vergunning volgens de Minaraad een goed moment om na te gaan of een geuraudit of een geurbeheersplan noodzakelijk is. Dit tijdstip heeft als voordeel dat eventuele noodzakelijke nieuwe investeringen meer verantwoord kunnen zijn vanwege de looptijd van de nieuwe vergunning. Voor deze bedrijven moet een objectief afwegingskader opgesteld worden. Hierbij zijn zeker van belang: het type omgeving (onderscheid in geurgevoeligheid van bestemmingen en objecten), het odnerscheid tussen bestaande en nieuwe situaties, de hedonische waarde (aangenaamheid van de geur), de frequentie en duur van optreden van geurhinder, het aantal mogelijke gehinderden binnen een bepaald gebied, de al genomen maatregelen en uitgevoerde studies, etc. (Minaraad zitting 29 april 2009, advies visiedocument geurhinder 14). Het dossier geeft geen voldoende onderbouwing terzake. Verkeersoverlast: Gezien het een bestaande inrichting is zal de huidige exploitatie geen opmerkelijke toename van het verkeer betekenen. De aanvoer van dieren gebeurt via de ontsluiting op de Kempische Kaai. De afvoer van vlees Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
12/25
gebeurt via de Havenstraat. Na de uitbreiding van de woonkern tot tegen de Kempische Kaai moet eventuele verkeersoverlast opnieuw in kaart worden gebracht (cfr. woonproject Blauwe Boulevard Hasselt Kanaalwijk 1). Geluidshinder: Bij geluidshinder is er een gevoel van afkeer, boosheid, onbehagen, onvoldaanheid of gekwetstheid dat optreedt wanneer geluid iemands gedachten, gevoelens of activiteiten beïnvloedt. Bij deze hinder kunnen er secundair gezondheidsklachten optreden: Slaapproblemen, deze resulteren in moeheid, slaapverstoring, verminderd prestatievermogen Cardiovasculaire problemen zoals hypertensie en ischemische hartaandoeningen kunnen een gevolg zijn van langdurige blootstelling aan luid geluid. Cognitieve problemen, deze resulteren zich in aandachtsproblemen, geheugenproblemen, leerproblemen. Het slachten zal driemaal per week gebeuren. Op dit ogenblik zal dit niet bijkomend voor overlast zorgen, naar de toekomst toe is dit echter onvermijdelijk. In het dossier is geen geluidsstudie aanwezig die de impact van de huidige situatie aantoont, of de toekomstige situatie in kaart brengt. Ontsnappen van slachtvee: Het bedrijf is volledig omheind met een afsluiting van 2 meter hoog. Bijkomende informatie: Bij de vorige vergunningsaanvraag hebben wij een ongunstig advies uitgebracht. Op de PMVC hebben wij ons aangesloten bij de gunstige adviezen van de andere diensten omdat de woonfunctie nog niet uitgebouwd was. Slachthuizen zijn, minstens potentieel, sterk geurhinderlijke bedrijven. Ligging nabij woningen is dan ook niet aangewezen. Dit idee is gebaseerd op artikel 5.45.1.2§1 van Vlarem II: de ligging in woongebied is verboden en de opslagplaatsen en/of bedrijfsgebouwen mogen niet op minder dan 100 meter afstand gelegen zijn van een woongebied. In de praktijk bevinden er zich, omwille van historische redenen en via bijzondere plannen van aanleg, toch nog correct vergunde slachthuizen in de nabijheid van woningen. De verbodsbepalingen van bovenvermeld artikel gelden immers niet voor bestaande inrichtingen (art. 5.45.1.2§2 van Vlarem II). Sommige slachthuizen zijn historisch ontstaan in een stedelijke omgeving of waren chronologisch eerst, maar zijn in de loop der jaren ingebouwd geraakt, omdat planologisch de keuze werd gemaakt de woonfunctie te laten primeren op de industriële functie. Besluit: Op dit ogenblik zijn er in de huidige omgeving nog geen grote medisch milieukundige problemen, wel hinderaspecten. Verder in de tijd is dergelijk bedrijf niet meer compatibel met de woonfunctie. Het is dan ook wenselijk dat de termijn van de vorige milieuvergunning gehandhaafd blijft. Onze dienst geeft gunstig advies voor de verdere exploitatie tot 13/09/2017 en ongunstig voor het vroegtijdig hernieuwen van de milieuvergunning tot 2025. In het dossier is geen onderbouwing van de hinderaspecten aanwezig onder de vorm van een geuraudit of een geurbeheersplan en een geluidsstudie. De hinderimpact is niet in kaart gebracht, zowel niet op korte als op lange termijn (cfr. woonproject Blauwe Boulevard Hasselt). Deze elementen zijn essentieel om een gepaste medisch milieukundige beoordeling te kunnen maken voor een eventuele hervergunning. Hierin dient de verenigbaarheid van de te hervergunnen activiteit met de nieuw te realiseren woonfunctie Blauwe Boulevard overwogen te worden. Gelet op het gunstig advies, d.d. 2010-07-15, van de VMM, omwille van volgende overwegingen: Gelet op de aanvraag van de nv Van Drie België voor de inrichting gelegen te Havenstraat 15, Hasselt, waarbij de vroegtijdige hernieuwing en verandering van de milieuvergunning wordt aangevraagd. Het betreft een slachthuis (met slachtactiviteiten gedurende 3 dagen per week – 720 kalveren per dag) met uitsnijderij. De huidige vergunning vervalt op 13/09/2017; er wordt nu een vergunning aangevraagd tot 31-12-2025 (overeenkomend met het einde van de pachtovereenkomst met de stad Hasselt). De vroegtijdige hernieuwing wordt aangevraagd
Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
13/25
o.b.v. zware investeringen die vereist zijn om het slachthuis te moderniseren. De milieuvergunningtermijn werd in het verleden beperkt in termijn o.w.v. stedenbouwkundige redenen (BPA Blauwe Boulevard). De lozing van 1,8m³/uur – 15m³/dag – 3 300m³/jaar huishoudelijk afvalwater op de openbare riolering wordt aangevraagd, zoals tot nu toe ook vergund was; het sanitair afvalwater is afkomstig van 81 werknemers. Het hemelwater afkomstig van een verharde oppervlakte van ongeveer 1,7 ha wordt momenteel gedeeltelijk in de Demer (al dan niet via de waterzuiveringsinstallatie) en gedeeltelijk in de openbare riolering geloosd; in de toekomstige situatie worden groendaken voorzien voor alle dakoppervlakten (cfr. plannen bij dossier – deze zouden er inmiddels al liggen); hierdoor zal het hemelwater dat afvloeit naar de eigen waterzuiveringsinstallatie en de openbare riolering sterk afnemen (het dossier spreekt van 80% reductie); het resterende dakwater 20% en het hemelwater dat valt op de overige verharde oppervlaktes wordt gescheiden van het huishoudelijk afvalwater afgevoerd en dus bij aanleg van een openbare RWA op deze RWA kan worden aangesloten, terwijl de stroom huishoudelijk afvalwater geen hemelwater meer zal bevatten en de openbare DWA dus niet hydraulisch kan overbelasten; tot slot zal er een opslagtank (50-80m³) voorzien worden voor opvang (en hergebruik) van gezuiverd bedrijfsafvalwater, waardoor de geloosde hoeveelheid bedrijfsafvalwater kan gereduceerd worden. Op de openbare wegen rondom het bedrijf is de aanleg van een gescheiden rioleringsstelsel gepland; het is dus – conform Vlarem – cruciaal dat hemelwater en afvalwater volledig gescheiden (zullen) geloosd worden zodat de openbare DWA niet hydraulisch kan overbelast worden (cfr. deze wordt gedimensioneerd op slechts 2DWA) en de RWA geen verontreinigd afvalwater zou afvoeren naar oppervlaktewater. Het bedrijf had in uitvoering van het besluit van de deputatie van de provincie Limburg d.d. 03-09-2007 een haalbaarheidsstudie moeten uitvoeren; het bedrijf heeft dit niet gedaan (hetgeen een overtreding van de milieuvergunning inhoudt) maar heeft wel in het huidige dossier summier de bovenstaande geplande aanpassingen m.b.t. de afvoer van hemelwater weergegeven; na telefonische verduidelijking door de exploitant blijkt dat in de toekomstige situatie geen hemelwater meer naar de (geplande) openbare DWA afgevoerd zal worden aangezien er een volledige scheiding hemelwater/huishoudelijk afvalwater is/zal doorgevoerd worden; het hemelwater dat valt op de daken wordt daarenboven grotendeels weerhouden op deze daken; hierbij is voldaan aan hetgeen beoogd werd met de haalbaarheidsstudie; daarom wordt als bijzondere voorwaarde geadviseerd dat enerzijds het huishoudelijk afvalwater volledig gescheiden van hemelwater dient te worden aangeboden aan de openbare weg binnen een termijn van 3 jaar en dat binnen een termijn van 1 jaar een gedetailleerd rioleringsplan van de site dient te worden overgemaakt dat deze scheiding duidt (cfr. een dergelijk plan ontbrak bij de milieuvergunningsaanvraag). De lozing van 7,4m³/uur – 178m³/dag – 45 000m²/jaar bedrijfsafvalwater op oppervlaktewater (de Demer) wordt aangevraagd; het uur- en dagdebiet komen overeen met hetgeen tot nog toe vergund was en het jaardebiet wordt gereduceerd; het wordt verkeerdelijk aangevraagd onder rubriek 3.4.2; rubriek 3.6.3.2 is eigenlijk van toepassing, gelet op de behandeling in een waterzuiveringsinstallatie voorafgaand aan de lozing; voor de waterbevoorrading wordt leidingwater gebruikt (en in de toekomst deels gezuiverd bedrijfsafvalwater). Het ruwe bedrijfsafvalwater bestaat uit afvalwater uit de productie (slachthuis, versnijderij, verkooppunt) en waswater van de vrachtwagens. Het afvalwater wordt gezuiverd in een zuiveringsinstallatie bestaande uit DAF-flotatie en aërobe biologische batchzuiveringsinstallatie; deze waterzuiveringsinstallatie werkt volgens het dossier perfect, gelet op de meetgegevens en de constante monitoring door het bedrijf; het gezuiverde afvalwater wordt opgevangen in een opslagtank voor lozing (lozing gebeurt via overloop) van waaruit het herbruikt kan worden voor het schoonspuiten van het terrein en het reinigen van de vrachtwagens (geschat verbruik 5 000m³/jaar. Het bedrijf beschikt over een noodaansluitingscontract met nv Aquafin; het bedrijf vermeldt dat het deze overeenkomst zal hernieuwen in de loop van 2010; het is aangewezen de bijzondere voorwaarde m.b.t. deze noodaansluiting over te nemen in de nieuwe milieuvergunning.
Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
14/25
Het bedrijf vraagt een versoepeling aan van de lozingsnormen tot de (nieuwe) sectorale lozingsnormen in Vlarem; meerbepaald voor P totaal wordt een norm van 3mg/l aangevraagd en voor N totaal een norm van gemiddeld 15mg/l met een maximum van 40mg/l (voor pieklozingen). De meetgegevens van de VMM duiden erop dat het bedrijf de laatste 2 jaar voor P totaal respecteerde (steeds <2mg/l, o.b.v. 20 meetdagen); de emissiegrenswaarde voor N totaal werd in 2009 meestal ook gerespecteerd, op februari en april na, waar er (door toedoen van hoge concentraties Nkj, hetgeen op onvoldoende nitrificatie wijst) tot 49mg N totaal per liter werd geloosd; ook in 2007 en 2008 werden overschrijdingen van de N-norm opgetekend (concentraties tot respectievelijk 172 en 85mg/l); een versoepelde N-norm zou deze overschrijdingen ook niet ondervangen hebben. De Demer overschrijdt ter hoogte van het bedrijf de milieukwaliteitsnorm voor o.a. ammonium reeds (gegevens 2008); een versoepeling van de N-norm (en dus ook de ammonium-norm) lijkt dus niet aangewezen. Voor N-totaal dient dus vastgehouden aan de sectorale lozingsvoorwaarde van 15mg/l, zonder versoepeling tot 40mg/l: de sectorale voorwaarde stelt duidelijk 15mg/l als basisvoorwaarde en mits grondige en specifieke motivatie wordt de mogelijkheid gegeven af te wijken tot maximaal 40mg/l; deze motivatie ontbreekt en het oppervlaktewater kampt reeds met normoverschrijdingen. VMM kan wel akkoord gaan met de versoepeling voor P totaal tot de sectorale lozingsnorm, gelet op de te verwachten impact op de waterloop. De meetgoot bij het bedrijf is niet conform Vlarem geconcipieerd (cfr. niet aangepast aan het te verwerken debiet) en dient vervangen te worden door een gepaste meetgoot (of evenwaardig) conform Vlarem. Advies VMM aspect lozing van afvalwater: VMM adviseert gunstig voor de lozing van 1,8m³/uur – 15m³/dag – 3 300m³/jaar huishoudelijk afvalwater op de openbare riolering indien voldaan aan de algemene lozingsvoorwaarden voor huishoudelijk afvalwater op de openbare riolering. VMM adviseert gunstig voor de lozing van 7,4m³/uur – 178m³/dag – 45 000m³/jaar bedrijfsafvalwater op oppervlaktewater (de Demer) indien voldaan aan de algemene en sectorale (37°) lozingsvoorwaarden voor het lozen van bedrijfsafvalwater op oppervlaktewater. Noot: dit impliceert dus N totaal 15mg/l. Binnen een termijn van 3 jaar dient het huishoudelijk afvalwater volledig gescheiden geloosd te worden van hemelwaterstromen. Binnen een termijn van 1 jaar dient een gedetailleerd rioleringsplan van de site te worden overgemaakt aan de VMM, LNE afdeling Milieu-inspectie en de vergunningverlenende overheid waarop de stromen hemelwater, huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater duidelijk staan aangegeven en waaruit de volledige scheiding huishoudelijk afvalwater/hemelwater blijkt. Er moet een verzegelde noodaansluiting op de openbare riolering aanwezig zijn. De concrete modaliteiten i.v.m. deze noodaansluiting moeten vastgelegd worden in een overeenkomst tussen het bedrijf en de nv Aquafin (en de gemeente in geval de lozing via een gemeentelijke openbare riolering gebeurt). De noodaansluiting moet verzegeld zijn en mag pas in werking gesteld worden na voorafgaande verwittiging aan de nv Aquafin, VMM en de Afdeling Milieu-inspectie. De exploitant maakt binnen de 10 dagen na afloop van het incident een rapport over aan de nv Aquafin, Milieu-inspectie en VMM met (a) het verloop en de mogelijke oorzaken van het incident en (b) de maatregelen die hij zal nemen om het zich herhalen van een dergelijk incident te vermijden, voorzien van een planning waarbinnen deze maatregelen zullen gerealiseerd worden. Gelet op de bespreking van dit dossier in de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 2010-07-26, waarbij het volgende werd gesteld: Het bedrijf is gelegen binnen een gebied voor stedelijke ontwikkeling BPA Blauwe Boulevard 13B, dit BPA voorziet voor de site van het slachthuis de bestemmingen Projectzone Kanaalwijk 2 en Stedelijk parkgebied Demervallei; Tijdens het openbaar onderzoek zijn er geen bezwaren ingediend; Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
15/25
Het advies van het schepencollege is gunstig voor de veranderingen, doch ongunstig voor de vroegtijdige hernieuwing. In de aanvraag wordt geen verduidelijking gegeven welke investeringen, modernisering of aanpassing er zullen plaatsvinden. De inrichting is gelegen in een gebied voor stedelijke ontwikkeling BPA Blauwe Boulevard 13B. Dit BPA voorziet voor de site van het slachthuis de bestemmingen Projectzone Kanaalwijk 2 (art 37) en Stedelijk parkgebied Demervallei (art. 4). De inrichting is niet verenigbaar met de ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften. AMV brengt een gunstig advies uit en merkt op dat de lozing van bedrijfsafvalwater onder verkeerde rubriek werd aangevraagd, met name 3.4.2, omdat er een biologische waterzuivering aanwezig is dient dit te worden aangevraagd onder rubriek 3.6.3.2, tevens stellen zij dat de verpakkingsinstallaties thuishoren onder de rubriek industriële uitsnijderij en derhalve onder rubriek 45.4.c.2 dienen te worden ingedeeld; Verder stellen zij voor om volgende bijzondere voorwaarden op te leggen in het besluit: 1. Aanvullend op de algemene en sectorale lozingsvoorwaarden voor bedrijfsafvalwater gelden volgende emissiegrenswaarden: BZV 25mg/l CZV 125mg/l Totaal stikstof: 15mg/l Totaal fosfor: 2mg/l 2. Er moet een verzegelde noodaansluiting op de openbare riolering aanwezig zijn de concrete modaliteiten i.v.m. deze noodaansluiting moeten vastgelegd worden in een overeenkomst tussen het bedrijf en de nv Aquafin (en de gemeente ingeval de lozing via een gemeentelijke openbare riolering gebeurt); de noodaansluiting moet verzegeld zijn en mag pas in werking gesteld worden na voorafgaande verwittiging aan de nv Aquafin en de afdeling Milieu-inspectie van de Vlaamse Overheid; de duur van de werking is beperkt tot de tijd die het bedrijf nodig heeft om op een ecologische en economische verantwoorde manier deze lozing stop te zetten. Het advies van AROV is ongunstig, de aanvraag is in tegenstrijd met de planologische bestemming van het BPA Blauwe Boulevard Hasselt, met de goedkeuring van dit BPA werd een duidelijk signaal gegeven aan de uitbater van het slachthuis dat deze activiteiten eindig waren, vanuit Ruimte en Erfgoed kon destijds akkoord gegaan met een uitdoofscenario tot 2017, een verlenging hiervan is onaanvaardbaar; VMM geeft gunstig advies en merkt net als AMV op dat de lozing van bedrijfsafvalsater dient te worden aangevraagd onder rubriek 3.6.3.2. Verder merken zij op dat akkoord kan gegaan worden met een versoepeling voor de Ptotaal tot de sectorale lozingen, doch voor de lozing van de norm N dient vast gehouden aan de sectorale lozingsnorm van 15mg/l, zonder versoepeling tot 40mg/l. Zonder degelijke motivatie, dewelke ontbreekt in het dossier en het oppervlaktewater kampt reeds met normoverschrijdingen, kan deze afwijking niet worden verleend. De meetgoot van het bedrijf is niet conform Vlarem geconcipieerd en dient vervangen te worden door een gepaste meetgoot (of evenwaardig), conform Vlarem) Volgende bijzondere voorwaarden worden door hun voorgesteld: 1. Binnen een termijn van 3 jaar dient het huishoudelijk afvalwater volledig gescheiden geloosd te worden van de hemelwaterstromen. 2. Binnen een termijn van 1 jaar dient een gedetailleerd rioleringsplan van de site te worden overgemaakt aan de VMM, LNE afdeling milieu-inspectie en de vergunningverlenende overheid waarop de stromen hemelwater, huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater duidelijk staan aangegeven en waaruit de volledige scheiding huishoudelijk afvalwater/hemelwater blijkt.
Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
16/25
3.
er moet een verzegelde noodaansluiting op de openbare riolering aanwezig zijn. De concrete modaliteiten i.v.m deze noodaansluiting moeten vastgelegd worden in een overeenkomst tussen het bedrijf en de nv Aquafin (en de gemeente ingeval de lozing via een gemeentelijke openbare riolering gebeurt). De noodaansluiting moet verzegeld zijn en mag pas in werking gesteld worden na voorafgaande verwittiging aan de nv Aquafin, VMM en de afdeling Milieuinspectie. De exploitant maakt binnen de 10 dagen na afloop van het incident een rapport over aan de nv Aquafin, Milieu-inspectie en VMM met (a) het verloop en de mogelijke oorzaken van het incident en (b) de maatregelen die hij zal nemen om het zich herhalen van een gelijkaardig incident te vermijden, voorzien van een planning waarbinnen deze maatregelen zullen gerealiseerd worden. TOVO geeft gunstig advies voor de veranderingen en ongunstig voor de vroegtijdige hernieuwing. Op dit ogenblik zijn er in de huidige omgeving nog geen grote medisch milieukundige problemen, wel hinderaspecten. Verder in de tijd is dergelijk bedrijf niet meer compatibel met de woonfunctie. Het is dan ook wenselijk dat de termijn van de vorige milieuvergunning gehandhaafd blijft. In het dossier is geen onderbouwing van de hinderaspecten aanwezig onder de vorm van een geuraudit of geurbeheersplan en een geluidsstudie. De hinderimpact is niet in kaart gebracht, zowel niet op korte als op lange termijn (cfr. woonproject Blauwe Boulevard Hasselt). Deze elementen zijn essentieel om een gepaste medisch milieukundige beoordeling te kunnen maken voor een eventuele hervergunning. Hierin dient de verenigbaarheid van de te hervergunnen activiteit met de nieuw te realiseren woonfunctie Blauwe Boulevard overwogen te worden. De vertegenwoordiger van het studiebureau heeft gevraagd om gehoord te worden, omwille van verlof heeft deze gevraagd de hoorzitting met twee weken uit te stellen. Volgende bijzondere voorwaarden zullen in artikel 4 van het besluit worden opgelegd: 1. Aanvullend op de algemene en sectorale lozingsvoorwaarden voor bedrijfsafvalwater gelden volgende emissiegrenswaarden: BZV 25mg/l CZV 125mg/l Totaal stikstof: 15mg/l Totaal fosfor: 2mg/l 2. Binnen een termijn van 3 jaar dient het huishoudelijk afvalwater volledig gescheiden geloosd te worden van de hemelwaterstromen. 3. Binnen een termijn van 1 jaar dient een gedetailleerd rioleringsplan van de site te worden overgemaakt aan de VMM, LNE afdeling milieu-inspectie en de vergunningverlenende overheid waarop de stromen hemelwater, huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater duidelijk staan aangegeven en waaruit de volledige scheiding huishoudelijk afvalwater/hemelwater blijkt. 4. er moet een verzegelde noodaansluiting op de openbare riolering aanwezig zijn. De concrete modaliteiten i.v.m deze noodaansluiting moeten vastgelegd worden in een overeenkomst tussen het bedrijf en de nv Aquafin (en de gemeente ingeval de lozing via een gemeentelijke openbare riolering gebeurt). De noodaansluiting moet verzegeld zijn en mag pas in werking gesteld worden na voorafgaande verwittiging aan de nv Aquafin, VMM en de afdeling Milieu-inspectie. De exploitant maakt binnen de 10 dagen na afloop van het incident een rapport over aan de nv Aquafin, Milieu-inspectie en VMM met (a) het verloop en de mogelijke oorzaken van het incident en (b) de maatregelen die hij zal nemen om het zich herhalen van een gelijkaardig incident te vermijden, voorzien van een planning waarbinnen deze maatregelen zullen gerealiseerd worden. Omwille van de vraag van de exploitant de hoorzitting uit te stellen tot de volgende vergadering wordt het dossier hernomen bij de volgende vergadering van de PMVC Het dossier wordt UITGESTELD.
Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
17/25
Gelet op de bespreking van dit dossier in de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 2010-08-09, waarbij het volgende werd gesteld: het betreft een uitgesteld dossier; een vertegenwoordiging van het stadsbestuur is aanwezig (mevr. Pootemans en Vandeput) en stelt dat in het dossier geen beeld wordt gegeven van de geplande investeringen; de vergunde activiteiten blijven zo goed als ongewijzigd; men kan niet kan nagaan of de gevraagde eindtermijn tot 2025 te rechtvaardigen is; ook m.b.t. werkgelegenheid is het slachthuis niet onbelangrijk voor Hasselt; het schepencollege stelt duidelijk dat het BPA zal uitgevoerd worden maar er is nog geen concrete timing; de betrokken stadsdiensten waren verrast toen het dossier binnenkwam en stellen dat er geen overleg geweest is; VMM stelt dat er geen haalbaarheidsstudie werd ingediend zoals opgelegd maar dat een gedeelte van de investeringen (groendaken) wel al gebeurde; hoorzitting (exploitant en adviesbureau DLV): men vraagt een vroegtijdige hernieuwing van de vergunning omdat men overtuigd is dat men ook na 2017 nog kan exploiteren met respect voor de woonomgeving; uit het openbaar onderzoek blijkt dat er geen bezwaren werden ingediend ook al zijn er ca. 1.000 mensen persoonlijk aangeschreven, dit is voor het bedrijf een bewijs dat de hinder onder controle is; er is een erfpachtovereenkomst met het stadsbestuur tot 2025 waardoor Hasselt het terrein niet eerder kan aanboren i.k.v. de uitvoering van het BPA en daarom stelt men voor dat de vergunningstermijn wordt afgestemd op de erfpachtovereenkomst; er zijn grote investeringen gepland mbt hygiëne en waterhuishouding (afkoppelingsmaatregelen o.a. groendaken) met een totale investeringskost van ca. 1,5 miljoen euro; in het dossier werd geen verdere toelichting gegeven bij dit bedrag omdat dit als vertrouwelijke informatie beschouwd wordt; een gedetailleerd overzicht van de investeringen is beschikbaar en kan door de adviserende diensten/personen altijd opgevraagd worden; het FAVV stelt nu strengere eisen dan enkele jaren geleden; in het kader van hygiëne moeten bijkomende infrastructuurwerken uitgevoerd worden waarvoor in de Codex RO mogelijkheden zijn voor zonevreemde constructies en voor een nieuw gebouw werd dan ook een bouwvergunning afgeleverd; het adviesbureau stelt verrast te zijn door het advies van het schepencollege aangezien er wel degelijk overleg geweest is met de beleidsverantwoordelijken van het stadsbestuur; hierop stelt de deskundige dat uit de adviezen blijkt dat er geen overleg is geweest met de betrokken stadsdiensten én ook niet met de adviserende diensten (RO, VMM en ToVo); de de exploitant stelt dat het bedrijf in een lastig parket komt te zitten indien de vroegtijdige hernieuwing niet wordt toegestaan omdat het bedrijf verplicht is zich in orde te stellen met de strenge eisen van het FAVV én haar klanten; Binnen de groep heeft de vestiging in Hasselt momenteel al de hoogste kosten en indien de noodzakelijke bijkomende kosten niet kunnen afgeschreven worden op een langere termijn kan dit de doodsteek betekenen voor het bedrijf; de voorzitter stelt voor dat het dossier misschien ingetrokken wordt zodat het na overleg met alle betrokken diensten opnieuw ingediend kan worden; alle PMVC leden stellen dat de vroegtijdige hernieuwing inderdaad onvoldoende gemotiveerd werd en dus ongunstig geadviseerd wordt; de veranderingen die in de vergunde rubrieken gevraagd worden zijn slechts kleine veranderingen waardoor het niet nodig geacht wordt om bijkomende bijzondere voorwaarden op te leggen; indien de VMM het nodig acht dat er bijkomende bijzondere voorwaarden opgelegd moeten worden zullen zij hiervoor een verzoek tot wijziging/aanvulling van de voorwaarden indienen, zoals voorzien in art. 45 van Vlarem I;
Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
18/25
het advies van de PVMC is UNANIEM ONGUNSTIG voor de gevraagde vroegtijdige hernieuwing en UNANIEM GUNSTIG voor de gevraagde veranderingen voor een eindtermijn tot 2017-09-13;
Gelet op het feit dat de hiernavolgende diensten: - de Afdeling Milieuvergunningen - de VMM bij de bespreking van dit dossier in de commissie, de deels ongunstige adviezen van het college van burgemeester en schepenen van Hasselt en Toezicht Volksgezondheid wensen bij te treden en zodoende hun eigen advies wensen te wijzigen in een ongunstig advies voor de vroegtijdige hernieuwing en gunstig advies voor de gevraagde verandering van de milieuvergunning; Gelet op het unaniem advies van de PMVC van 2010-08-09 dat ongunstig is voor de gevraagde vroegtijdige hernieuwing en unaniem gunstig advies voor de gevraagde veranderingen voor een termijn die eindigt op 2017-09-13; Gelet op de ligging van de inrichting binnen een gebied voor stedelijke ontwikkeling volgens het bij koninklijk besluit van 1979-04-03 goedgekeurd gewestplan Hasselt-Genk, gewijzigd op 2000-10-06; Gelet op het BPA “Blauwe Boulevard Hasselt”, dat werd goedgekeurd bij ministerieel besluit d.d. 2005-04-26; dat dit BPA voor de site van het slachthuis de volgende bestemmingen voorziet: “Projectzone Kanaalwijk 2” en “stedelijk parkgebied Demervallei”; Overwegende dat, vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten, gesteld kan worden dat de activiteiten, voorwerp van de milieuvergunningsaanvraag niet verenigbaar zijn met de van toepassing zijnde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat de bovenvermelde gunstige adviezen voor de vroegtijdige hernieuwing van de vergunning van AMV en VMM niet meer in aanmerking moeten genomen worden aangezien zij hun advies tijdens de bespreking van dit dossier in de PMVC hebben herzien; dat daarom over deze aanvraag enkel nog ongunstige adviezen worden uitgebracht voor de vroegtijdige hernieuwing; dat de gevraagde verandering van de milieuvergunning wel gunstig geadviseerd worden; Overwegende dat de aanvraag voornamelijk betrekking heeft op de vroegtijdige hernieuwing van de milieuvergunning; dat daarnaast ook enkele kleinere uitbreidingen en wijzigingen worden aangevraagd mbt de kunststofopslag, het vermogen van de uitsnijderij, de wijziging van de waterzuiveringsinstallatie, de uitbreiding van koelinstallaties en airco’s en de uitbreiding van de opslag van de gevaarlijke stoffen; dat echter de gevraagde veranderingen klein zijn en verwaarloosbaar ten opzichte van de reeds vergunde inrichtingen; Overwegende dat zowel door VMM als door de Afdeling Milieuvergunningen enkele opmerkingen werden gemaakt inzake de van toepassing zijnde rubrieken; dat het volgende wordt aangepast in artikel 1 van het besluit: - dat rubriek 3.4.2. wordt aangevraagd; dat er echter een biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie aanwezig is waardoor rubriek 3.6.3.2. van toepassing is; - dat de verpakkingsmachines door de exploitant aangevraagd worden onder de rubriek van de kunststofverwerking; dat ze echter behoren tot de industriële uitsnijderij en dan ook beter in rubriek 45.4.c.2. worden opgenomen;
Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
19/25
Overwegende dat in het aanvraagdossier wordt gesteld dat de modernisering en aanpassingen aan de huidige wetgeving omtrent hygiëne (FAVV), milieu en waterbeheer een investeringsplaatje van ca. 1.500.000 euro betekenen; dat de afschrijfkosten voor de resterende vergunningstermijn veel te hoog zouden zijn waardoor de verdere exploitatie van het slachthuis in wezen onmogelijk wordt gemaakt; dat daarom de exploitant vraagt om de vergunningstermijn te verlengen tot 2025-12-31; Overwegende dat de door de exploitant voorgestelde eindtermijn gebaseerd werd op de einddatum van de lopende erfpachtovereenkomst met het stadsbestuur betreffende de terreinen en de gebouwen; dat de exploitant stelt dat hij immers tot eind 2025 toch nog de beschikking heeft over de terreinen en gebouwen; dat bovendien, volgens de exploitant, de stad opteert voor een gefaseerde ontwikkeling van het BPA waarbij de ontwikkeling van het terrein van het slachthuis niet prioritair zou zijn; dat de aanvrager stelt dat bovendien zo extra tijd gegenereerd wordt voor de herlocalisatie van het slachthuis aangezien dit binnen de gestelde termijn en binnen de regio zowel praktisch als financieel quasi onmogelijk is; Overwegende dat, volgens artikel 18§3 van het Decreet betreffende de milieuvergunning, de milieuvergunning voor de verdere exploitatie vroeger dan 18 maanden voor het verstrijken van de lopende vergunning aangevraagd kan worden in geval van een overname van de vergunde inrichting óf bij een belangrijke verandering van de vergunde inrichting; dat in de aanvraag wordt vermeld dat de exploitant belangrijke investeringen beoogt vnl. in het kader van de wetgeving op de hygiëne; dat echter in het aanvraagdossier niet verder wordt verduidelijkt wat deze moderniseringen, aanpassingen en de vervangingen concreet inhouden; dat uit de rubriekenlijst blijkt dat de gevraagde veranderingen eerder klein en verwaarloosbaar zijn ten opzichte van de reeds vergunde inrichtingen; dat het bijgevolg niet mogelijk is om inzicht te verkrijgen in de investeringen en de noodzaak ervan; dat bijgevolg de gevraagde vroegtijdige hernieuwing dan ook niet toegestaan kan worden omdat deze onvoldoende gemotiveerd werd; Overwegende dat door de VMM bijkomende bijzondere voorwaarden worden voorgesteld; dat echter de vroegtijdige hernieuwing van de milieuvergunning wordt geweigerd waardoor de bestaande vergunningsvoorwaarden van toepassing blijven; dat de voorgestelde veranderingen van de vergunde inrichting vrij klein zijn waardoor het bijgevolg niet aangewezen om aanvullende bijzondere voorwaarden bijkomend op te leggen; Overwegende dat, vanuit oogpunt van milieuaspecten, gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens, buiten de inrichting veroorzaakt door de aangevraagde activiteiten, mits naleving van de in dit besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt voor de huidige vergunningstermijn die eindigt op 2017-09-13; Overwegende dat er op grond van de bovenvermelde beschouwingen aanleiding bestaat het standpunt van de PMVC bij te treden; dat het bijgevolg past de gevraagde vroegtijdige hernieuwing van de vergunning niet toe te staan en waarbij de gevraagde veranderingen worden toegestaan voor een termijn die eindigt op 2017-09-13;
Gehoord het verslag van Frank Smeets, lid van het college;
Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
20/25
BESLUIT
Artikel 1 §1. Aan nv VAN DRIE BELGIE, Havenstraat 15, 3500 Hasselt, wordt, onder de voorwaarden bepaald in dit besluit, de aangevraagde vergunning VERLEEND voor het veranderen, door uitbreiding en wijziging, van een vergund slachthuis voor kalveren, zodat deze de volgende hinderlijk ingedeelde rubrieken omvat: - (rubriek 3.6.3.2°) : afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie, voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet één of meer van de in bijlage 2C bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de geldende milieukwaliteitsnormen voor het uiteindelijk ontvangende oppervlaktewaterlichaam, met uitzondering van de in rubriek 3.6.5. ingedeelde inrichtingen (wijziging: het lozen van 7,4m³/uur – 178m³/dag – 45 000m³/jaar gezuiverd bedrijfsafvalwater in de Demer het bedrijfsafvalwater is afkomstig van de slachtactiviteiten, de wasplaats voor vrachtwagens, het verkoopspunt en de versnijderij was vergund: het lozen van 7,4 m³/uur – 177,6 m³/dag – 66 000m³/jaar gezuiverd bedrijfsafvalwater in de Demer het bedrijfsafvalwater is afkomstig van de slachtactiviteiten, de wasplaats voor vrachtwagens, het verkoopspunt en de versnijderij- was vergund onder rubriek 3.6.3.1) (klasse 2); - (rubriek 12.2.1.): transformatoren (reeds vergund, geen veranderingen: een transfo van 800 kVA) (klasse 3); - (rubriek 15.1.1.): al dan niet overdekte ruimte, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5. en 19.8., voor het stallen van autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens (reeds vergund, geen veranderingen: het stallen van 21 voertuigen nl. 10 trekkers, 10 aanhangwagens en 1 heftruck) (klasse 3); - (rubriek 15.4.2.b.): niet-huishoudelijke inrichtingen voor het wassen van voertuigen en hun aanhangwagens, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5., volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied (reeds vergund, geen veranderingen: het wassen van maximaal 20 voertuigen/dag) (klasse 2); - (rubriek 16.3.1.2.): koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioninginstallaties (uitbreiding: koel- en luchtcompressoren met een totaal vermogen van 467,59 kW was vergund: koel- en luchtcompressoren met een totaal vermogen van 398,09 kW) (klasse 2); - (rubriek 16.7.2.): opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in verplaatsbare recipiënten (reeds vergund, geen veranderingen: de opslag van 1 800 liter CO2/O2 gas) (klasse 2); - (rubriek 17.3.3.2.b.): opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied (uitbreiding: de opslag van 7 000 kg waarvan 1 000 kg ontsmettingsmiddelen, 1 000 kg detergenten en 5 000 kg ammoniak was vergund:de opslag van 5.750 kg waarvan: 300 kg ontsmettingsmiddelen, 450 kg detergenten en 5.000 kg ammoniak) (klasse 2); - (rubriek 17.4.): opslagplaatsen en/of verkoopspunten van in bijlage 7 bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 25 liter of 25 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5 000 kg of 5 000 liter (reeds vergund, geen veranderingen: de opslag van 300 kg labo producten) (klasse 3); Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
21/25
(rubriek 23.3.1.b.): opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied (uitbreiding: de opslag van 20 ton kunststoffen was vergund: de opslag van 15 ton kunststoffen) (klasse 3); - (rubriek 24.4.): laboratoria andere dan bedoeld in rubriek 24.1. (reeds vergund, geen veranderingen: de exploitatie van een labo) (klasse 3); - (rubriek 28.2.a.1°): opslagplaats van dierlijke mest in een gebied ander dan woongebieden met landelijk karakter en agrarische gebieden (reeds vergund, geen veranderingen: de opslag van 10m³ vaste dierlijke mest in een gesloten container) (klasse 3); - (rubriek 29.5.2.1.b.): smederijen, andere dan deze bedoeld in rubriek 29.5.1. en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied (reeds vergund, geen veranderingen: de exploitatie van metaalbewerkingsmachines met een vermogen van 21,82 kW) (klasse 3); - (rubriek 39.7.1°): industriële installaties voor het transport van stoom of warm water, uitgezonderd de transportleidingen (reeds vergund, geen veranderingen: hoge druk pomp warm water met een vermogen van 15 kW) (klasse 2); - (rubriek 43.1.2.b.): verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie : stookinstallaties, e.d., andere dan vermeld onder sub 1.a. (reeds vergund, geen veranderingen: de exploitatie van stookinstallaties met een totaal geïnstalleerd vermogen van 856,4 kW waarvan: 2 stookinstallaties op aardgas met elk een vermogen van 190 kW 2 stookinstallaties op aardgas met elk een vermogen van 101,2 kW 1 warm water boiler op aardgas met een vermogen van 274 kW) (klasse 2); - (rubriek 45.1.d.): slachthuizen en private slachterijen met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag geslachte dieren (reeds vergund, geen veranderingen: het slachten van maximaal 720 kalveren per dag gedurende 3 dagen per week met een slachtcapaciteit van 120 ton per dag geslachte dieren – was ook vergund onder rubriek 45.1.a) (klasse 1); - (rubriek 45.4.c.1.b.): werkplaatsen bestemd voor leurhandel, vis- en vleeswarenfabrieken alsmede uitsnijderijen, volledig of gedeeltelijk gelegen in een gebied ander dan industriegebied (uitbreiding: de exploitatie van een industriële uitsnijderij met een totaal geïnstalleerd vermogen van 31,4 kW en verpakkingsmachines met een totaal vermogen van 60,3 kW – totaal vermogen van 91,7 kW was vergund: de exploitatie van een industriële uitsnijderij met een totaal geïnstalleerd vermogen van 17,6 kW) (klasse 3); - (rubriek 45.4.d.): verkoopspunten van producten van dierlijke oorsprong (vlees, vis en gevogelte) alsook de aan die verkoopspunten verbonden uitsnijderijen (reeds vergund, geen veranderingen: de exploitatie van een verkooppunt met uitsnijderij) (klasse 3); - (rubriek 45.4.e.2°): opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong, met uitzondering van de producten vermeld in rubriek 48. (reeds vergund, geen veranderingen de opslag van 150 ton (145 ton slachthuis en uitsnijderij en 5 ton verkoopspunt) (klasse 2); op de kadastrale percelen van en te 3500 Hasselt, afdeling 7, Sectie G, perceelnr.(s) 289/02, 202/g, 289t, 289s, ter plaatse Havenstraat 15. -
Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
22/25
§2. De aanvraag inzake de vroegtijdige hernieuwing van de milieuvergunning wordt GEWEIGERD. §3. De plannen gehecht aan dit besluit maken er integraal deel van uit. Artikel 2 §1. De in artikel 1 bedoelde vergunde inrichting moet in gebruik worden genomen binnen een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van dit besluit. De in deze beslissing vermelde exploitatievoorwaarden zijn onmiddellijk van toepassing vanaf het ogenblik dat een inrichting wordt geëxploiteerd (dus in gebruik is genomen) tenzij in de voorwaarden zelf anders wordt bepaald. §2. In de mate dat voor de inrichting die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening een vergunning nodig is, wordt deze milieuvergunning geschorst zolang deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend, in de zin van artikel 4.5.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. In afwijking van het bepaalde in §1 gaat de termijn van ingebruikname van de milieuvergunning slechts in op de dag dat de vergunning voor handelingen, bedoeld in artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening definitief is verleend. §3. Wordt de vergunning voor handelingen, bedoeld in artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening evenwel definitief geweigerd, in de zin van artikel 4.5.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege. Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn die eindigt op 2017-0913 (samenvallend met de einddatum van de vergunningstermijn van de vergunning verleend op 200709-13).
Artikel 4 De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van: §1. de algemene en sectoriële voorwaarden van Vlarem II. §2. de in het besluit van 2007-09-13 vermelde bijzondere voorwaarden Artikel 5 Deze vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Artikel 6 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van artikel 5, §2 en van hoofdstuk III bis van Vlarem I. Een nieuwe vergunning is nodig voor de inrichting of gedeelte van de inrichting die niet binnen de bij dit besluit vastgestelde termijn (zie art. 2) in gebruik is genomen, of die ten minste gedurende twee opeenvolgende jaren niet werd geëxploiteerd, of die vernield werd door brand of ontploffing veroorzaakt door de exploitatie van de inrichting. §2. Elke overname van de vergunde inrichting door een andere exploitant moet vóór de datum van inwerkingtreding van de overname, worden gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van Vlarem I. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd tussen de 18 de en 12de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn. Artikel 7 Een afschrift van dit besluit zal AANGETEKEND worden gezonden aan: 1. voor BEKENDMAKING (aanplakking) aan de burgemeester van en te 3500 HASSELT. De burgemeester is belast met de bekendmaking (aanplakking) van de beslissing overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk IX van Vlarem I. 2. voor KENNISNEMING aan: Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
23/25
a) de aanvrager, met name de nv VAN DRIE BELGIE, Havenstraat 15 te 3500 HASSELT, samen met een exemplaar van de aangehechte plannen b) de Afdeling Milieu-inspectie - Limburg, Koningin Astridlaan 50/5 te 3500 HASSELT, samen met een exemplaar van de aangehechte plannen c) het college van burgemeester en schepenen van en te 3500 HASSELT d) de Provinciale Milieuvergunningscommissie e) de Afdeling Milieuvergunningen - Dienst Limburg, Koningin Astridlaan 50/5 te 3500 HASSELT f) het agentschap Ruimte en Erfgoed, Ruimtelijke Ordening, Koningin Astridlaan 50/1 te 3500 HASSELT g) de OVAM, Stationsstraat 110 te 2800 MECHELEN h) de VMM, A. Van de Maelestraat 96 te 9320 EREMBODEGEM i) de NV AQUAFIN, Dijkstraat 8 te 2630 AARTSELAAR j) het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid, Koningin Astridlaan 50/7 te 3500 HASSELT k) de FOD WASO, Toezicht op het Welzijn op het Werk – Directie Limburg, TT 14, Sint-Jozefstraat 10.10 te 3500 HASSELT l) de Directie van de Directe Belastingen, Voorstraat 41 te 3500 HASSELT m) het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk van nv VAN DRIE BELGIE, Havenstraat 15 te 3500 HASSELT n) de Directie Financiën – Dienst Belastingen – van het provinciebestuur o) DLV, Rijkelstraat 28 te 3550 HEUSDEN-ZOLDER Artikel 8 Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig artikel 51 van Vlarem I, een beroep worden ingediend bij de Vlaamse regering, gericht aan de Vlaamse minister van Leefmilieu, p.a. Afdeling Milieuvergunningen, Koning Albert II-laan, 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL. Het beroep moet worden ingediend met een aangetekend schrijven binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de dag van verzending (betekening) van een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing aan de aanvrager en aan de belanghebbende overheidsorganen en diensten, bedoeld in artikel 49, §1, 1°, 2° en 3° van Vlarem I, of na de dag van aanplakking (openbare bekendmaking) van de beslissing als het beroep uitgaat vanwege andere personen of instellingen.
Het beroepschrift moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, vergezeld zijn van een kopie van het attest van bekendmaking (betekening of aanplakking) van de omstreden beslissing, alsook van een bewijs van storting van het voorgeschreven bedrag aan onderzoekskosten voor het beroepsdossier.
Aanwezig: Herman Reynders, gouverneur-voorzitter; Marc Vandeput, Sylvain Sleypen, Gilbert Van Baelen, Frank Smeets, Walter Cremers, Erika Thijs, leden; Renata Camps, provinciegriffier
Hasselt d.d. 2010-09-15
De verslaggever, get. Frank Smeets Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
24/25
De provinciegriffier, get. Renata Camps
De gouverneur-voorzitter, get. Herman Reynders
Voor eensluidend afschrift namens de provinciegriffier
Frank Vranken bestuursdirecteur
Kenmerk 124.04.20/V2010037756 Dossier 750.71/A/10.099 Bijlagen
25/25