p c
r i
e 3de Directie
o
v
Limburg Infrastructuur, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Natuur
Sectie 3.3.1
M i l i eu en Nat uur - V er gunni ngen
De deputatie van de provincie Limburg
Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Executieve, houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen (hierna afgekort als Vlarem I); Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse regering, houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II) en zijn latere wijzigingen; Gelet op de op 2007-12-21 ingediende aanvraag – laatst vervolledigd op 2008-04-23 - van FARM FRITES BELGIUM NV (btw-nr. 424.947.694) voor het verkrijgen van een vergunning voor een hernieuwing van de milieuvergunning evenals voor het veranderen door uitbreiding en wijziging, zodat de inrichting de volgende rubrieken omvat: - (rubriek 2.2.2.f.2°) : opslag en mechanische behandeling van andere niet gevaarlijke afvalstoffen vergund: opslag, mengen en vermalen van biologisch afbreekbare reststromen afkomstig van aardappelverwerking, via diverse tanks met een totaal inhoudsvermogen van 1.850 ton verandering: wijziging in de hoeveelheid en inhoud van opslagtanks waardoor de opslaghoeveelheid vermindert met 20 ton na verandering: opslag, mengen en vermalen van biologisch afbreekbare reststromen afkomstig van aardappelverwerking, via diverse tanks met een totaal inhoudsvermogen van 1.830 ton (klasse 1) - (rubriek 3.3.) : het lozen van niet in rubriek 3.6. begrepen huishoudelijk afvalwater in de openbare riolen vergund: het lozen van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering met een debiet van max. 5 m³/dag en 2.000 m³/jaar verandering: aanpassen van het geloosde debiet aan huishoudelijk afvalwater aan de reële hoeveelheden, waardoor het debiet toeneemt met 27 m³/dag en 5.200 m³/jaar na verandering: het lozen van het huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering met een debiet van max. 32 m³/dag en 7.200 m³/jaar (klasse 3) - (rubriek 3.6.3.2) : afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie, voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat één of meer van de in bijlage 2C bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
in
-
-
-
-
-
-
-
-
geldende milieukwaliteitsnormen voor het uiteindelijk ontvangende oppervlaktewater, met uitzondering van de in rubriek 3.6.5. ingedeelde inrichtingen het lozen van bedrijfsafvalwater in de openbare riolering, na anaërobe en aërobe zuivering, en –op een deel van het water- toepassing van extra filtraties en omgekeerde osmose, waardoor de som van het geloosde en gerecupereerde debiet max. 100 m³/u – 2.400 m³/dag – 876.000 m³/jaar bedraagt (klasse 1 – ongewijzigd) (rubriek 12.2.1) : transformatoren 2 transfo’s met een individueel vermogen van elk 630 kVA (klasse 3 – ongewijzigd) (rubriek 12.2.2) : transformatoren vergund: 7 transformatoren met een individueel vermogen van 3x 1.250 kVA, 3x 1.600 kVA en 1x 2.000 kVA verandering: vervangen van een transfo van 1.600 kVA door een transfo van 2.500 kVA na verandering: 7 transformatoren met een individueel vermogen van 3x 1.250 kVA, 2x 1.600 kVA , 1x 2.000 kVA en 1x 2.500 kVA (klasse 2) (rubriek 12.3.2.) : vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren diverse batterijladers met een totaal vermogen van 170 kW (klasse 3 – ongewijzigd) (rubriek 15.1.2.) : al dan niet overdekte ruimte, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5. en 19.8., voor het stallen van autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens 2 parkeerzones voor het stallen van in totaal max. 33 bedrijfsvoertuigen (klasse 2 – ongewijzigd) (rubriek 16.3.1.2.) : koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioninginstallaties vergund: diverse airconditioninginstallaties, persluchtcompressoren en koel- en vriesinstallaties, met een totaal vermogen van 5.480 kW verandering: uitbreiding met 1 koelcompressor met een vermogen van 560 kW na verandering: diverse airconditioninginstallaties, persluchtcompressoren en koel- en vriesinstallaties, met een totaal vermogen van 6.040 kW (klasse 2) (rubriek 16.7.2.) : opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in verplaatsbare recipiënten opslag van 400 liter acetyleen, 1.500 liter ammoniak, 850 liter propaan en 700 liter zuurstof in verplaatsbare flessen – totale opslag: 3.450 liter (klasse 2 – ongewijzigd) (rubriek 16.8.3.) : opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in vaste reservoirs, uitgezonderd deze van drukvaten deeluitmakend van compressoren en uitgezonderd buffervaten opslag van gassen in vast opgestelde tanks: 1x 3.000 liter en 1x 12.000 liter stikstof, 1x 12.700 liter en 1x 40.000 liter CO2 – totale opslag: 67.700 liter (klasse 1 – ongewijzigd) (rubriek 17.3.3.3.) : opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen bovengrondse opslag in verplaatsbare recipiënten en vast opgestelde tanks van 109.874 kg C-producten, 26.714 kg Xi-producten en 360 kg O-producten – totale opslag: 136.948 kg (klasse 1 – ongewijzigd) (rubriek 17.3.6.1°b) : opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C, maar dat 100°C niet overtreft opslag van diesel in een bovengrondse houder met een inhoudscapaciteit van 600 liter en opslag van 1.600 liter additief voor de zuivering in verplaatsbare recipiënten – totale opslag 2.200 liter (klasse 3 – ongewijzigd) (rubriek 17.3.7.1°) : opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100°C opslag van minerale oliën en afvaloliën, en opslag van additieven voor de waterzuivering met een totale opslagcapaciteit van 10.200 liter (klasse 3 – ongewijzigd)
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
-
-
-
-
-
-
-
-
-
(rubriek 17.4.) : opslagplaatsen en/of verkoopspunten van in bijlage 7 bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 25 liter of 25 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5 000 kg of 5 000 liter opslag van als gevaarlijk geëtiketteerde producten, in kleine verpakkingen van max. 25 liter of 25 kg, verspreid over diverse lokalen en waarvan de totale opslaghoeveelheid max. 2.340 kg bedraagt (klasse 3 – ongewijzigd) (rubriek 19.6.1.a.) : opslagplaatsen voor hout e.d., met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48 en rubriek 19.8., volledig gelegen in een industriegebied, opgeslagen in een lokaal vergund: de opslag van 200 ton houten paletten verandering: de opslag wordt van buiten naar een magazijn verplaatst na verandering: de opslag van 200 ton houten paletten in een opslagmagazijn (klasse 3) (rubriek 23.2.1.a.) : inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, volledig gelegen in een industriegebied diverse toestellen voor het behandelen van kunststoffen (verpakkingsmaterialen) met een totaal vermogen van 16 kW (klasse 3 – nieuwe rubriek) (rubriek 23.3.1.a.) : opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, volledig gelegen in een industriegebied vergund: opslag van 70 ton kunststoffen verpakkingsmaterialen verandering: wijziging van opslaglocatie na verandering: opslag van 70 ton kunststoffen verpakkingsmaterialen (klasse 3) (rubriek 24.4.) : laboratoria andere dan bedoeld in rubriek 24.1. 6 labo’s i.f.v. de productie, kwaliteitscontrole en/of met proefkeuken (klasse 3 – ongewijzigd) (rubriek 29.5.2.1.a.) : smederijen, andere dan deze bedoeld in rubriek 29.5.1. en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig gelegen in een industriegebied diverse machines voor metaalbewerking met een totaal vermogen van 200 kW (klasse 3 – ongewijzigd)
(rubriek 31.1.1.a.) : vast opgestelde motoren, volledig gelegen in een industriegebied een dieselmotor i.f.v. een sprinklerinstallatie, met een vermogen van 110 kW (klasse 3 – ongewijzigd) (rubriek 33.4.) : opslagplaatsen voor papierdeeg, papier, karton en voor waren uit papier en karton vergund: de opslag van 250 ton papier en karton verandering: de verpakkingsmaterialen uit papier en karton zullen in een ander lokaal worden opgeslagen na verandering: de opslag van 250 ton papier en karton (klasse 2) (rubriek 39.1.3°) : stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren 7 stoomgeneratoren met een totaal waterinhoudsvermogen van 169.250 liter (klasse 1 – ongewijzigd) (rubriek 39.2.2°) : stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd schilvaten en warmtewisselaars met een totaal waterinhoudsvermogen van 7.100 liter (klasse 2 – ongewijzigd) (rubriek 43.1.3.) : verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie : stookinstallaties, e.d. 3 stookinstallaties van elk 10.900 kWth, 1 stookinstallatie van 10.500 kWth, 2 stookinstallaties van elk 8.700 kWth en 1 stookinstallatie van 6.600 kWth – totaal vermogen: 67.200 kWth (klasse 1 – ongewijzigd) (rubriek 43.3.) : stookinstallaties met een hoeveelheid vrijkomende warmte van meer dan 50 MW vergund: 3 stookinstallaties van elk 10,9 MW, 1 stookinstallatie van 10,5 MW, 2 stookinstallaties van elk 8,7 MW en 1 stookinstallatie van 6,6 MW – totaal vermogen: 67,2 MW
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
verandering: opname van het reële geproduceerde warmtevermogen, rekening houdende met het rendement van de branders na verandering: 3 stookinstallaties van elk 9,81 MW, 1 stookinstallatie van 9,45 MW, 2 stookinstallaties van elk 7,83 MW en 1 stookinstallatie van 5,94 MW – totaal vermogen: 60,48 MW (klasse 1) - (rubriek 43.4.) : verbrandingsinstallaties (inclusief motoren) met een totaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke stoffen of stadsafval 3 stookinstallaties van elk 10,9 MW, 1 stookinstallatie van 10,5 MW, 2 stookinstallaties van elk 8,7 MW en 1 stookinstallatie van 6,6 MW – totaal vermogen: 67,2 MW (klasse 1 – ongewijzigd) - (rubriek 45.13.a.) : fabriek voor aardappelverwerking tot chips, kroketten en gelijkaardige producten diverse installaties omvattende aardappelontvangst, 1 frietlijn, 1 friet- en aardappelspecialiteitenlijn, 1 vlokkenlijn en 1 pureelijn (klasse 2 – ongewijzigd) - (rubriek 45.13.b.) : aardappelen schillen en conserveren op industriële wijze diverse installaties omvattende aardappelontvangst, 1 frietlijn, 1 friet- en aardappelspecialiteitenlijn, 1 vlokkenlijn en 1 pureelijn (klasse 2 – ongewijzigd) - (rubriek 45.16.2°) : installaties voor het bewerken en verwerken voor de fabricage van levensmiddelen op basis van plantaardige grondstoffen diverse installaties voor de verwerking van aardappelen tot diverse diepvriesproducten (frieten, vlokken, puree en andere aardappelspecialiteiten) met een productiecapaciteit van +/- 617 ton eindproducten per dag (klasse 1 – ongewijzigd) - (rubriek 53.8.3°) : boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning, andere dan deze bedoeld in rubriek 53.1. tot en met 53.7. vergund: winnen van grondwater uit de Zanden van Antwerpen, via 5 putten, met een totaal debiet van 1.200 m³/dag en 396.000 m³/jaar tot 2008-12-23 en met een totaal debiet van 1.180 m³/dag en 323.000 m³/jaar tot 2013-12-16 verandering: uitbreiding van het maximale dagdebiet met 240 m³/dag door het benutten van de maximumcapaciteiten van de bestaande pompen in de 5 winningsputten na verandering: winnen van grondwater uit de Zanden van Antwerpen, via 5 putten, met een totaal debiet van maximaal 60 m³/uur – 1.440 m³/dag – 396.000 m³/jaar (klasse 1) op de kadastrale percelen van en te LOMMEL, Afdeling 2, Sectie A, perceelnrs. 1225y4, 1225z4 en 1225d6, ter plaatse Maatheide 50-52 EN waarbij afwijking wordt gevraagd van de Vlarem artikels 5.2.1.5.§1 (uithangbord), 5.2.1.5.§5 (groenscherm) en 5.2.1.2.§2 (aan- en afvoertijden);
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
Gelet op de volgende vergunningen en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de bovenvermelde inrichting reeds werden getroffen en op datum van indiening van de bovenvermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing zijn: - besluit d.d. 1978-12-28 (en volgende) van de deputatie waarbij vergunning werd verleend aan de NV PREFRITE (later NV FARM FRITES BELGIUM) voor het exploiteren van een bedrijf voor de bereiding van voorgebakken frieten, voor een termijn eindigend op 2008-12-28; - besluit d.d. 1992-10-20 van de Directeur-Generaal van de Aminal, houdende verlenen van een lozingsvergunning voor de lozing van bedrijfsafvalwater dat geen gevaarlijke stoffen bevat, in de openbare industriële riolering; - besluit d.d. 1993-12-16 van de deputatie waarbij vergunning werd verleend voor de exploitatie van een grondwaterwinning; - ministerieel besluit d.d. 1998-06-22 van de Vlaamse Minister van Leefmilieu en Tewerkstelling houdende verlenen van een vergunning tot uitbreiding van het lozingsdebiet van het effluentwater van de bedrijfsafvalwaterzuiveringsinstallatie; - ministerieel besluit d.d. 2000-04-25 van de Vlaamse Minister van Leefmilieu en Tewerkstelling houdende weigering van de aanvraag tot wijziging van de bijzondere voorwaarden opgelegd bij besluit d.d. 1995-09-14 van de deputatie; - besluit d.d. 1989-05-03 (en volgende) van de deputatie waarbij vergunning werd verleend aan de NV FARMO voor de exploitatie van een aardappelverwerkende fabriek met toebehoren, voor een termijn eindigend op 2008-12-28; - besluiten d.d. 1993-12-16 en 1994-02-03 van de deputatie houdende verlenen van een vergunning voor de exploitatie van een grondwaterwinning, voor een termijn verstrijkend op 2013-12-16; - ministerieel besluit d.d. 2003-10-23 van de Vlaamse Minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking houdende uitspraak over een aanvraag ingediend door de NV Farmo strekkende tot het bekomen van een afwijking van artikel 5.33.0.3.§3 van Vlarem II; - besluit d.d. 2005-03-03 (erratum d.d. 2005-03-24) van de deputatie houdende aktename van de melding van overname door Farm frites Belgium van de milieuvergunningen verleend aan de nv Farmo; - besluit d.d. 2006-05-11 van de deputatie waarbij vergunning werd verleend voor het veranderen door wijziging en uitbreiding van de vergunde inrichting; - besluit d.d. 2006-09-14 van de deputatie waarbij vergunning werd verleend voor het veranderen door wijziging en uitbreiding van de vergunde inrichting; Gelet op het schrijven d.d. 2008-05-06, waarbij de aanvrager in kennis werd gesteld dat zijn aanvraag volledig en ontvankelijk werd verklaard; Gelet op de brief d.d. 2008-05-06, waarbij aan de burgemeester van de gemeente Lommel, werd gevraagd over te gaan tot het organiseren van een openbaar onderzoek i.v.m. de ingediende milieuvergunningsaanvraag; Gelet op de brieven, d.d. 2008-05-06, waarbij conform artikel 35, 3° van Vlarem I, door de gemachtigde ambtenaar advies werd gevraagd aan: a) de Provinciale Milieuvergunningscommissie; b) het college van burgemeester en schepenen van en te Lommel; Gelet op de brieven d.d. 2008-05-06, waarbij door de secretaris van de Provinciale Milieuvergunningscommissie advies werd gevraagd aan de belanghebbende adviserende besturen;
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van Vlarem I; Gelet op het verslag van de informatievergadering d.d. 2008-06-05, bedoeld in artikel 18 van Vlarem I; Gelet op het P.V. d.d. 2008-06-16, van sluiting van het openbaar onderzoek, waaruit blijkt dat 1 schriftelijk bezwaar werd ingediend, in verband met: - hoogspanningslijnen in de buurt van de inrichting. Rekening houden met de veiligheidsvoorschriften terzake.
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
Gelet op 1 laattijdig schriftelijk bezwaarschrift, in verband met: - vergunningsaanvraag is te laat ingediend; - Farm Frites is niet in orde met de milieuvergunning voor wat betreft de parameter Nt; - het aangevraagde lozingsdebiet op jaarbasis is te hoog. Het is een alluderen op toekomstige uitbreiding van de productiecapaciteit; - de emissiegrenswaarde voor het effluent dient voor de parameters Nt en Pt alleszins te worden verstrengd zodanig dat lozing op het oppervlaktewater kan gebeuren; - gegevens over het voorkomen van pesticiden in het effluent ontbreken; - er zijn een aantal artikels in Vlarem I die stellen dat de exploitant in het geval van calamiteiten het zorgvuldigheidsprincipe dient na te leven; Gelet op het gunstig advies, d.d. 2008-07-07, van het college van burgemeester en schepenen van Lommel, omwille van volgende overwegingen: - de inrichting is gelegen in industriegebied; - uit het MER blijkt dat op 1 plaats (bij dichtbijzijnde woning) wat het geluid betreft de grenswaarden vrij ernstig overschreden worden zowel tijdens de dag-, avond- als nachtperiode. Op een ander punt (gelegen op 200 meter vanaf de oostelijke perceelsgrens van het industrieterrein in natuurgebied) zijn er lichte overschrijdingen tijdens de avond- en nachtperiode; - gezien deze overschrijdingen moet het bedrijf binnen de 6 maanden na het definitief verlenen van de vergunning een reductieplan voor geluidsemissies maken, met hierin een duidelijke fasering en timing m.b.t. de aanpak van de overschrijdingen; - geuremissie is eveneens een belangrijk item in de MER; - 3 van de 4 bakovens zijn reeds uitgerust met een afzuiginstallatie, waarbij de bakdampen worden afgeleid naar een naverbrander met energierecuperatie; - om de geuremissies verder terug te dringen is het belangrijk dat ook de 4 e bakoven wordt voorzien van een afzuiging waarbij de bakdampen naar een naverbrander gaan. In de MER is opgenomen dat men de intentie heeft deze installatie in 2009 te plaatsen; - het is aangewezen om als bijzondere voorwaarde op te nemen dat de afzuiging met naverbrander op de 4e bakoven geplaatst zal worden ten laatste 1 jaar na het definitief verkrijgen van de milieuvergunning; - er wordt afwijking aangevraagd m.b.t. artikels 5.2.1.5.§1 (uithangbord), 5.2.1.5.§5 (groenscherm) en 5.2.1.2.§2 (aan- en afvoertijden). Er is geen bezwaar om deze afwijkingen toe te staan; Gelet op het ongunstig advies, d.d. 2008-06-06, van de Afdeling Milieuvergunningen - Dienst Limburg, omwille van volgende overwegingen: Aspect geluid-trillingen : - Met betrekking tot eventuele geluidshinder kan gesteld worden dat de geluidsbronnen van de activiteiten van de NV Farm Frites zich verspreid bevinden over zowat het hele terrein. Heel wat installaties bevinden zich echter binnen of zijn ingekapseld; bovendien is het bedrijf volledig in industriegebied gelegen. - De relevante bronnen van geluidsemissies bestaan uit de volgende installaties en activiteiten: de waterzuiveringsinstallatie (compressoren, blowers, koeltoren, recuperatie-installatie), de koelinstallaties (compressoren, condensoren), de schouwen van de stookinstallaties, de (dak)extractoren en ventilatoren (verluchting ruimtes), het aan- en afvoeren van grondstoffen en producten. - Alle bronnen kunnen zowel tijdens de dag-, avond- als nachtperiode in werking zijn. - Volgens het MER overschrijdt in meetpunt 1 (gelegen op ca. 70 m van de zuidelijke perceelsgrens van de site van de NV Farm Frites Belgium, gevel Vreskensvennen huisnr. 75, gesitueerd in landelijk gebied), het Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
omgevingsgeluid de milieukwaliteitsnormen tijdens de avond- en de nachtperiode. De overschrijding is te wijten aan de continu werkende installaties van de NV Farm Frites Belgium. Een gedeelte van de huidige installaties dient beschouwd te worden als ‘bestaande inrichting’ (vergund op 1 januari 1993); een ander deel van de inrichtingen dient beschouwd te worden als ‘nieuwe inrichting’ en het specifieke geluid van deze inrichtingen dient derhalve getoetst te worden aan de geluidsvoorwaarden die van toepassing zijn op nieuwe inrichtingen. - Volgens het MER overschrijdt in meetpunt 1 het specifieke geluid van de nieuwe inrichtingen de vlarem II grenswaarden vrij ernstig zowel tijdens de dag-, avond- en nachtperiode (tabel 9.9 van het MER); in meetpunt BP 5 (gelegen op 200 m vanaf de oostelijke perceelsgrens van het industrieterrein in natuurgebied) zijn er lichte overschrijdingen tijdens de avond- en nachtperiode. De situatie die hier berekend werd, betreft een slechtst denkbaar scenario zijnde de 2 blowers van de waterzuivering in werking aan maximaal vermogen en alle andere nieuwe bronnen eveneens continu in werking, hetgeen in werkelijkheid niet steeds zal optreden. 22 nieuwe bronnen zouden verantwoordelijk zijn voor de overschrijding van de nachtelijke grenswaarde van 40 dB(A) in meetpunt 1; de meest belangrijke bron zijn de blowers van de waterzuivering. - De toetsing van het specifieke geluid van de bestaande installaties aan de Vlarem II richtwaarden geeft lichte aanvaardbare overschrijdingen aan. Enkel de koeltoren van de waterzuivering zou hiervoor verantwoordelijk zijn. Deze koeltoren zal voorzien worden van een warmtewisselaar en een frequentiesturing waardoor deze gevoelig minder en aan een lager toerental in gebruik zal zijn; het geluidsvermogenniveau zal zodoende ook gevoelig dalen. - Het MER stelt dat: - Het gedetailleerd uitwerken van de milderende maatregelen dient te worden uitgewerkt in een saneringsplan. In dit saneringsplan kan ook worden bepaald hoeveel geluidsruimte er wordt overgehouden voor de nog geplande projecten. Het bedrijf dient de nodige stappen te ondernemen om de overschrijdingen van de geluidsnormen weg te werken. Na uitvoering van de vereiste geluidssaneringen dient via geluidsmetingen te worden gecontroleerd of er wordt voldaan aan de geldende normen. - Hogervermelde vaststellingen hebben betrekking op de referentiesituatie; in de geplande situatie kunnen 2 lopende projecten een invloed hebben op het toekomstig geluidsklimaat nl. het Bio-Energyproject (verpompen van afvalstromen) en het VMW-project (recuperatie van afvalwater). Het MER verwacht geen toename van het geluidsvermogenniveau tengevolge van de exploitatie van betrokken projecten indien bedoelde installaties worden ondergebracht in gebouwen en het geluidsvermogenniveau van betrokken gebouwen beperkt wordt. - Gelet op het feit dat : volgens het MER in meetpunt 1 het specifieke geluid van de nieuwe inrichtingen de Vlarem II grenswaarden vrij ernstig overschrijdt zowel tijdens de dag-, avond- en nachtperiode (tabel 9.9 van het MER); dat in meetpunt BP 5 (gelegen op 200 m vanaf de oostelijke perceelsgrens van het industrieterrein in natuurgebied) er lichte overschrijdingen zijn tijdens de avond- en nachtperiode; volgens het Vlarem nieuwe inrichtingen (t.t.z. inrichtingen vergund na 1.01.1993) onmiddellijk dienen te voldoen aan de voorwaarden voor nieuwe inrichtingen; dat het Vlarem geen overgangstermijnen / saneringen voorziet m.b.t. het voldoen van nieuwe inrichtingen aan de geldende geluidsvoorwaarden; 22 nieuwe bronnen (tabel 9.16. van het MER) verantwoordelijk zijn voor de gemeten overschrijdingen; dat het hier ondermeer blowers, uitlaten drogers, dakextractoren koel- en vriesinstallaties, koeling luchtcompressoren, afblaas walsen, ventilatoren, dakextractoren, afblaas schouw stoomketel betreft; dat de NV Farm Frites Belgium in zijn totaliteit niet geëxploiteerd kan worden zonder dat deze nieuwe bronnen in werking zijn; is de afdeling Milieuvergunningen van oordeel dat de volledige exploitatie ongunstig geadviseerd dient te worden. Aspect lucht – geur: - De voornaamste emissiebronnen bestaan uit de 3 stookinstallaties van Farm Frites en de 4 stookinstallaties van Farmo. Al deze stookinstallaties worden gevoed met aardgas, 1 stookinstallatie wordt deels (ca. 25 %) ook gevoed met biogas uit de eigen waterzuiveringsinstallatie. Volgens het Merrapport voldoen de emissies van Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
de stookinstallaties ruimschoots aan de Vlaremnormen. Volgens het milieu-effectenrapport kan de uitstoot van de NV Farm Frites Belgium, voor wat betreft de emissies van NO2, SO2 en CO, als aanvaardbaar worden beschouwd. - Naast de stookinstallaties bestaan de voornaamste andere geleide emissies uit procesdampen en emissies van de bakovens. - De luchtemissies van de bak- en schillijnen zijn geurbeladen; daarom werden volgende maatregelen genomen: de 3 bakovens van Farmo zijn uitgerust met een afzuiginstallatie; de bakdampen worden afgeleid naar een naverbrander met energierecuperatie, waardoor gesteld kan worden dat de geuremissie hiervan is weggewerkt; Farm Frites beschikt over 1 grote bakoven; volgens het aanvraagdossier zullen de emissies van deze bakoven eveneens over een naverbranding gestuurd waardoor de geur emissie geëlimineerd worden; Farmo en Farm Frites beschikken elk over 2 (stoom)schillijnen; deze zijn allen aangesloten op een condensorvat waardoor de geuremissies grotendeels worden gereduceerd. - Bij de waterzuiveringsinstallatie werden eveneens maatregelen getroffen om de geurhinder te beperken; ook met betrekking tot de opslag van afvalstoffen, die mogelijks aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van diffuse emissies worden de nodige maatregelen (“good housekeeping”) getroffen en worden de afvalstoffen met een hoge frequentie afgevoerd teneinde geurhinder maximaal te voorkomen of te beperken. - Naar aanleiding van het Bio-Energyproject zullen het slib (zonder slibindikking) afkomstig van de waterzuivering, de aardappelschillen en snippers en het grijs zetmeel, op het tempo waarbij de verschillende afval- en bij-producten ontstaan, rechtstreeks verpompt worden via een gesloten systeem naar de NV BioEnergy. De opslagverblijftijd van deze producten in de opslag(buffer)tanks wordt tot een minimum herleid alsmede de geur die bij opslag van deze producten kan ontstaan. - De exploitatie van de verschillende koelinstallaties met ammoniak als koelmiddel vindt plaats conform de Vlaremvoorwaarden. - Gelet op het voorgaande, zal de geurhinder naar aanleiding van de exploitatie van de NV Farm Frites Belgium voor de externe omgeving tot een aanvaardbaar niveau beperkt worden. Aspect afvalwaters: - Het huishoudelijk afvalwater wordt met een debiet van 7.200 m³/jaar geloosd in de DWA-afvoer van de openbare riolering van Maatheide (=uitbreiding lozingsdebiet / regularisatie). - De NV Farm Frites is momenteel vergund voor de lozing van 100 m³/u – 2.400 m³/dag – 876.000 m³/jaar bedrijfsafvalwater in de DWA-afvoer van de openbare riolering van Maatheide, die via een persleiding verpompt wordt naar de RWZI Lommel-Barrier; de lozing vindt plaats gedurende 24 u /dag en 7 dagen per week. De RWZI Lommel-Barrier loost in de Bijkensdijkloop, welke uitmondt in de Eindergatloop; de Eindergatloop mondt uiteindelijk uit in de Dommel (Maasbekken). - Huidige milieuvergunningsaanvraag betreft de verdere exploitatie van de eigen waterzuiveringsinstallatie met inbegrip van de effluentlozingen. Het afvalwater wordt gezuiverd d.m.v. een anaërobe voorzuivering, gevolgd door een aërobe nazuivering. - In het aanvraagdossier is een ‘haalbaarheidsstudie effluentnormen en lozingssituatie’ bijgevoegd waarbij de huidige lozingssituatie (op openbare riolering) alsook de situatie waarbij geloosd wordt op oppervlaktewater (i.c. het kanaal Bocholt-Herentals) worden onderzocht. Deze studie geeft o.a. aan welke aanpassingen aan de huidige waterzuiveringsinstallatie nodig zijn om te kunnen lozen in oppervlaktewater en welke financiële gevolgen hieraan verbonden zijn. Voormelde studie stelt dat algemeen genomen het verschil in milieu-impact tussen beide lozingsscenario’s als niet relevant kunnen beschouwd worden. Vanuit financieel oogpunt stelt het management van Farm Frites dat interne investeringsprojecten niet haalbaar zijn indien ze geen terugverdientijd hebben van 2 jaar of minder. - Volgende lozingsnormen zijn vergund / worden opnieuw aangevraagd :
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
Parameters
Eenheid
Aanvraag
BZV mg/liter 25 CZV mg/liter 125 Zwevende stoffen mg/liter 60 Zn mg/liter 1 N mg/liter 20 N * mg/liter 30 P mg/liter 10 Chloriden mg/liter 2.000 N*: N tijdens de maanden april, mei, juni en juli
Bijlage 5.3.2 sector 1 b en c 750 1.500 750 -
Basismilieu Kwaliteit
Voorstel Vergunning
6 30 50 0,2 10 1 200
25 125 60 1 20 30 10 2.000
- De som van de hoeveelheid geloosd effluent en de hoeveelheid gerecupereerd water zal maximum 100 m³/u – 2.400 m³/dag – 876.000 m³/jaar bedragen; voor de maanden april tot en met juli wordt voor de parameter ‘totaal stikstof’ een emissiegrenswaarde aangevraagd van 30 mg/liter; de verhoging van het stikstofgehalte is noodzakelijk omwille van de aard van de aangevoerde aardappelen. Zink kan aanwezig zijn in de aardappel-grond en in de aardappelschillen; derhalve wordt een norm van 1 mg/liter aangevraagd. De verhoogde concentraties aan chloriden ontstaan door het toedoseren van FeCl 3 om de effluentwaarde voor P te bereiken. De afdeling Milieuvergunningen is van oordeel dat de gevraagde lozingssituatie / lozingsnormen gunstig geadviseerd kunnen worden. - Het hemelwater afkomstig van verharde oppervlakten van het bedrijfsterrein wordt via een volledig gescheiden stelsel naar de natweerafvoer van de openbare riolering afgevoerd. - Om te voorkomen dat er bij calamiteiten ter hoogte van de waterzuiveringsinstallatie afvalwater terecht komt in het hemelwaterstelsel wordt volgens het milieu-effectenrapport volgende milderende maatregel voorgesteld: de 3 afvoerputjes ter hoogte van de waterzuiveringsinstallatie dienen afgesloten te worden. De afdeling Milieuvergunningen is van oordeel dat deze milderende maatregel als bijzondere voorwaarde dient opgelegd te worden in het af te leveren vergunningsbesluit.
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
Aspect Watertoets: - In het kader van het decreet Integraal Waterbeleid werd in het MER een watertoets uitgevoerd: Het overstromingsrisico vanwege de activiteiten van Farm Frites kan als verwaarloosbaar beschouwd worden, De winning van grondwater beïnvloedt de freatische watertafel en het bodemwater niet significant; er worden geen effecten op natuur of de natuurlijke waarden en de bovengrondse eigendommen verwacht, De uiteindelijke lozing van het afvalwater van Farm Frites voldoet aan de lozingsvoorwaarden in oppervlaktewater voor aardappelverwerking; gezien de grootte-orde van de Bijkensdijkloop en de ontbrekende gegevens kan men echter niet besluiten of de impact hiervan verwaarloosbaar is of niet. - Wel kan men stellen dat: Een verhoging van het stikstof- en fosforgehalte leidt tot eutrofiëring van de ontvangende waterlopen. Dit zal zich uiten in een tweetal ecologische effecten nl: Een verruiging van de oever- en beekvegetatie Vermindering van de biodiversiteit aan macro-invertebraten. Aspect afvalstoffen : - De rechtstreeks productie-gerelateerde afvalstoffen bestaan voornamelijk uit waszand, aardappelgrond, aardappelschilresten, aardappelresten, snippers, wit en grijs zetmeel, afgekeurd product en overig productie-afval, waterzuiveringsslib en plantaardige vetten/oliën. Hiervan zal meer dan 80 % worden verpompt naar Bio-Energy i.f.v. de productie van groene stroom en warmte. Het grootste deel van de overige afvalstromen krijgt een toepassing als secundaire grondstof en een klein deel wordt gerecycleerd. - Volgende reststromen worden na opslag en voorbehandeling (vershredderen, fijnmalen en menging) verpompt via een ondergrondse persleiding naar de externe verwerkingsinstallatie van Bio-Energy: aardappelschilresten (van stoomschillen), grijs zetmeel (=wit zetmeel en proceswater), aardappelsnippers (=afgekeurd product), waterzuiveringsslib. - Tot voor kort werden deze reststromen afgevoerd voor externe verwerking; een deel ervan werd uitgereden op de landbouw, een deel werd afgevoerd voor dierenvoeding. Deze afvoerkanalen blijven ter beschikking. - Naast bovenvermelde afvalstromen zijn er nog de niet-specifiek productiegebonden afvalstromen zoals verpakkingsafval (houten palletten, papier en karton en foliën), afval van de technische dienst (afvalolie), afgedankte electronische apparatuur en kabels) en metaalafval (ijzerafval), kantoorafval en andere huishoudelijke afvalstoffen en lege verpakkingen. Verpakkingsafval, afval van de technische dienst en metaalafval worden bij de verwerker gerecycleerd. Een deelstroom van de huishoudelijke afvalstoffen en lege verpakkingen wordt afgevoerd naar een stort voor klasse II afval. Aspect bodem- en grondwaterverontreiniging : - De bovengrondse houders die producten met gevaarlijke eigenschappen bevatten, zijn allemaal voorzien van de wettelijk voorgeschreven uitrustingen (overvulbeveiligingen, peilmeter, inkuiping,…) en zijn allen opgenomen in een keuringsprogramma waardoor ze onderworpen worden aan de wettelijk voorgeschreven beperkte en algemene onderzoeken. - De opslag van producten met gevaarlijke eigenschappen in vaten en bussen gebeurt op speciaal daarvoor voorziene locaties, voorzien van een vloeistofdichte inkuiping met de wettelijk voorgeschreven opvang-capaciteit. - Om verontreiniging van de bodem gelegen rond de belangrijkste installatieonderdelen te verhinderen zijn er vloeistofdichte vloeren (gecoate of betegelde betonverhardingen) aanwezig. Door de aanwezigheid van betonverhardingen zijn de los- en laadplaatsen eveneens vloeistofdicht om verontreiniging naar de bodem toe te verhinderen.
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
- Volgens het milieueffectenrapport dienen er geen bijkomende milderende maatregelen genomen te worden met betrekking tot bodem- en grondwaterverontreiniging. Risico’s voor bodem- en grondwaterverontreiniging zullen derhalve minimaal zijn. Aspect externe veiligheid: - Het hele gebouw is uitgerust met een sprinklerinstallatie. De door de brandweer voorgeschreven maatregelen inzake brandpreventie, -detectie en –bestrijding werden geïmplementeerd. Er werd een interventieteam opgeleid en een noodplan uitgewerkt; dit plan wordt regelmatig geoefend. De acties inzake brandbestrijding lopen in samenwerking met de plaatselijke brandweer. Om het lozen van verontreinigd bluswater te vermijden, werd het hele bedrijf omboord met een opvang. De hemelwaterputten zijn uitgerust met afsluitkleppen. Wanneer deze gesloten worden, wordt vermeden dat verontreinigd bluswater ongecontroleerd in de openbare riolering kan terecht komen. Het bluswater uit de leidingen wordt naar een bekken van de waterzuiverings-installatie gepompt. Het water kan gecontroleerd worden en vervolgens hetzij rechtstreeks geloosd worden, hetzij eerst gezuiverd worden en dan geloosd worden. - Voor Farm Frites vormen de items veiligheid, kwaliteit, milieu en energie zeer belangrijke onderdelen van het bedrijfsbeleid. Ze zijn daarom allen opgenomen in de ISO-procedures. Mogelijke abnormale bedrijfsomstandigheden werden in kaart gebracht. Risicoanalyses op vlak van veiligheid en milieu werden uitgevoerd. De te nemen maatregelen die naar aanleiding daarvan werden geformuleerd, zijn opgenomen in 2 beheersplannen. - Zie tevens het aspect individuele afwijkingsaanvragen: Door de minister werd aan de exploitant toelating verleend om andere brandbare, van ontvlambare of ontplofbare stoffen op te slaan in lokalen waarin papier is opgeslagen (samenopslag van papier en karton met kunststoffen).(dit in afwijking van de bepalingen van artikel 5.33.03.§3 van titel II van het Vlarem). Aspect grondwaterwinning: - De NV Farm Frites Belgium is vergund voor het oppompen van grondwater uit de Zanden van Antwerpen via 5 putten waarvan 2 putten (diepte van ca. 300 m) en 3 putten (diepte van ca. 292 m) van respectievelijk 1.200 m³/dag - 396.000 m³/jaar voor een termijn verstrijkend op 28 december 2008 en van respectievelijk 1.180 m³/dag - 323.000 m³/jaar voor een termijn verstrijkend op 16 december 2013. - Momenteel wordt naast de hernieuwing van de milieuvergunning de volgende verandering aangevraagd: het oppompen van grondwater uit de Zanden van Antwerpen via 5 putten waarvan 2 putten (diepte van ca. 300 m) en 3 putten (diepte van ca. 292 m) van respectievelijk 60 m³/dag – 1.440 m³/dag - 396.000 m³/jaar (uitbreiding op te pompen debiet). - Zowel het opgepompte grondwater als het afgenomen leidingwater worden gewonnen uit de watervoerende laag ‘Zanden van Antwerpen’. - In de nabije toekomst zal een groot deel van het door Farm Frites afgenomen leidingwater vervangen worden door water dat gerecupereerd wordt uit de eigen waterzuiveringsinstallatie (via het zogenaamde VMW-project) en door water dat geleverd wordt door Bio-Energy (nl. in de vorm van warm water en stoom). Door de realisatie van voormelde waterrecuperatieprojecten, zal er ondanks de productiestijging, minder water moeten gewonnen worden uit de watervoerende laag ‘Zanden van Antwerpen’ t.o.v. het referentiejaar 2005. - Gelet op de aard van de activiteiten (voedingsbedrijf) dient het water dat in het bedrijf gebruikt wordt aan de productielijnen en i.f.v. het reinigen van vloeren en installaties van drinkwaterkwaliteit te zijn. In de mate van het mogelijke zal gebruik gemaakt worden van het recuperatiewater uit het VMW- en het Bio-Energyproject. - Gelet op de van toepassing zijnde Vlaremvoorwaarden dienen er volgens het MER geen bijkomende milderende maatregelen genomen te worden met betrekking tot het aspect grondwaterwinning. Aspect EG-vogelrichtlijn- Habitatrichtlijngebied: - De inrichtingen zijn niet gelegen in een EG-vogelrichtlijn- of Habitatrichtlijngebied. De inrichtingen zijn gelegen op een afstand van ca. 3.420 m verwijderd van Vogelrichtlijngebied V16 en op een afstand van ca. 100 m verwijderd van Habitatrichtlijngebied H20 “Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
heiden” en VEN-gebied “de Lommelse heidegebieden en Sahara”; op 13 mei 2008 werd subadvies gevraagd aan het agentschap voor Natuur en Bos. Op 5 juni 2008 werd nog geen advies ontvangen. - Er werd geen passende beoordeling opgesteld voor het voorliggende project. Bij de afbakening van het habitatrichtlijngebied in 1996 was het bedrijf reeds op de huidige locatie aanwezig. Bij de hervergunning zijn er geen activiteiten gepland die de staat van instandhouding van de habitats of soorten verandert of hypothekeert. De bijdrage van het bedrijf aan verzurende en/of eutrofiërende luchtverontreinigende stoffen is zeer beperkt. De hoeveelheid opgepompt grondwater zal in de toekomst niet wijzigen, zodat Farm Frites in de toekomst geen verdere grondwaterstanddaling zal veroorzaken. Tenslotte zal het geluidsniveau in een zeer beperkt gedeelte van de SBZ-H de 40 dB(A) licht overschrijden, doch geen significant negatieve effecten veroorzaken. Volgens het milieueffectenrapport blijkt uit de evaluatie van de milieu-effecten dat de activiteiten van de NV Farm Frites Belgium geen significante invloed hebben op de meest kwetsbare fauna en flora aanwezig in de 2 (erkende) natuurgebieden in de directe omgeving, nl. de Lommelse Heidegebieden en Sahara en de SBZ Riebos. Aspect energie: - De NV Farm Frites Belgium maakt voor haar energiebehoeften gebruik van aardgas en elektriciteit. In de nabije toekomst zal eveneens gebruik gemaakt worden van stoom en warm water dat zal aangeleverd worden door het buurbedrijf Bio-Energy. In het kader van de benchmarking werd een audit uitgevoerd, die aanleiding heeft gegeven tot de opmaak van een energieplan dat opgenomen is in het ISO 14001 milieumanagementsysteem. De reeds doorgevoerde maatregelen maken dat de NV Farm Frites Belgium nu reeds behoort tot de wereldtop op vlak van energieverbruik. Het monitoringplan 2008 in het kader van CO 2emissiehandel werd goedgekeurd door de afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid op 15 april 2008.
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
Aspect X-bedrijf: - De exploitatie betreft een X-bedrijf (IPPC / GPBV-installatie, die onder het toepassingsgebied valt van de EU-richtlijn 96/61/EG van 24 september 1996 inzake Geïntegreerde Preventie en Bestrijding van Verontreiniging) omwille het van toepassing zijn van volgende indelingsrubrieken: Rubriek 45.16.2°: installaties voor het bewerken en verwerken voor de fabricage van levensmiddelen op basis van plantaardige grondstoffen met een productiecapaciteit van meer dan 300 ton per dag eindproducten (gemiddelde waarde op driemaandelijkse basis) (klasse 1) nl. diverse installaties voor de verwerking van aardappelen tot diverse diepvriesproducten met een productiecapaciteit van ca. 617 ton eindproducten per dag; Rubriek 43.3: stookinstallaties met een hoeveelheid vrijkomende warmte van meer dan 50 MW (klasse 1) nl. 7 stookinstallaties met een totaal thermisch vermogen van 60,48 MW respectievelijk 3 x 9,81 MW, 1 x 9,45 MW, 2 x 7,83 MW en 1 x 5,94 MW. - De NV Farm Frites Belgium is vergund voor een productiecapaciteit van ca. 617 ton eindproducten per dag. Huidige milieuvergunningsaanvraag betreft de verdere exploitatie van de vergunde inrichting met eenzelfde productiecapaciteit van 617 ton eindproducten / dag en 225.055 ton/jaar. - De NV Farm Frites Belgium maakt voor haar energiebehoeften gebruik van aardgas en elektriciteit. In de nabije toekomst zal eveneens gebruik gemaakt worden van stoom en warm water dat zal aangeleverd worden door het buurbedrijf Bio-Energy. In het kader van de benchmarking werd een audit uitgevoerd, die aanleiding heeft gegeven tot de opmaak van een energieplan dat opgenomen is in het ISO 14001 milieumanagementsysteem. De reeds doorgevoerde maatregelen maken dat de NV Farm Frites Belgium nu reeds behoort tot de wereldtop op vlak van energieverbruik. - In het kader van het ISO 140001 milieumanagementsysteem wordt het verbruik van producten (grondstoffen, hulpstoffen) opgevolgd. Op deze wijze worden de verbruiken regelmatig geëvalueerd i.f.v. het optimaliseren van het productverbruik. - Afvalstoffen worden in de mate van het mogelijke gescheiden ingezameld om vervolgens een nuttige toepassing te kunnen geven. Een goede procesvoering tracht het ontstaan van afval zoveel mogelijk te voorkomen. Een belangrijk deel van de afvalstroom is afkomstig van de verwerking van de grondstoffen. Het beperken van het productverlies is alleen al vanuit economisch standpunt een belangrijk aandachtspunt. - Luchtemissies zijn voornamelijk afkomstig van de verbrandingsprocessen en van de bak- en schillijnen. De 7 stoomketels worden gevoed met aardgas; de kwaliteit van de rookgassen wordt opgevolgd door 3-maandelijkse emissiemetingen. De luchtemissies van de bak- en schillijnen zijn geurbeladen. De 3 bakovens van Farmo werden aangesloten op een naverbranding teneinde de geuremissie weg te werken. De lucht-emissies van de bakoven van Farm Frites zullen eveneens over een naverbranding gestuurd worden teneinde de geuremissies te elimineren. De schillijnen werden aangesloten op een condensorvat teneinde de geur-emissies grotendeels te elimineren. - Bedrijfsafvalwaters ontstaan voornamelijk ten gevolge van was- en reinigingsactiviteiten; het wordt verregaand gezuiverd in een waterzuiveringsinstallatie bestaande uit volgende onderdelen: Voorbehandeling: flotatie en bezinking i.f.v. het afscheiden van vetten en bezinkbare delen, Anaërobe zuivering: omzetting van het grootste deel van de vuilvracht tot biogas, Aërobe zuivering: omzetting van de resterende vuilvracht tot CO2 en slib, biologische nitrificatie – denitrificatie i.f.v. stikstofverwijdering, fosforverwijdering door opname in het slib, biologische defosfatatie en door neerslagvorming onder toevoeging van ijzerfosfaat. - Met de extra recuperatie-installatie voor het afvalwater beoogt Farm Frites zo’n 40 % van het momenteel geloosde afvalwater te kunnen recupereren in haar installaties. - De recuperatie van het eigen afvalwater en het opnemen van warm water en stoom van het naburige bedrijf dat plantaardige afvalstoffen omzet tot biogas en vervolgens tot groene stroom, stoom en warm water, zullen
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
ertoe leiden dat de NV Farm Frites minder leidingwater zal dienen af te nemen van de drinkwatermaatschappij (op dagbasis ca. 967 m³). - Met betrekking tot eventuele geluidshinder kan gesteld worden dat de geluidsbronnen van de activiteiten van de NV Farm Frites zich verspreid bevinden over zowat het hele terrein. Heel wat installaties bevinden zich echter binnen of zijn ingekapseld; bovendien is het bedrijf volledig in industriegebied gelegen. - De opslag van gevaarlijke stoffen vindt plaats volgens de reglementaire bepalingen (inkuipingen, overvulbeveiligingen, lekdetecties enz.); de risico’s met betrekking tot de bodem- en grondwaterverontreiniging zullen derhalve aanvaardbaar zijn. - Het hele fabrieksgebouw werd uitgerust met een sprinklerinstallatie. De door de brandweer voorgeschreven maatregelen inzake brandpreventie, branddetectie en brandbestrijding werden geïmplementeerd. Voor de NV Farm Frites vormen de items veiligheid, kwaliteit, milieu en energie zeer belangrijke onderdelen van het bedrijfsbeleid; ze werden daarom allen opgenomen in de ISO-procedures. Er werd een interventieteam opgeleid en een noodplan uitgewerkt; acties inzake brandbestrijding lopen in samenwerking met de plaatselijke brandweer. Aspect individuele afwijkingsaanvragen: - Door de exploitant werden volgende afwijkingsaanvragen bekomen:
Ministerieel besluit AMV/00043091/1003 van 23 oktober 2003 van de Vlaamse Minister van Leefmilieu, landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, houdende uitspraak over een aanvraag ingediend door de NV Farmo, Maatheide 52, te 3920 Lommel, exploitant van een inrichting gelegen te 3920 Lommel, Maatheide 52, strekkende tot het bekomen van een afwijking van artikel 5.33.03. § 3 van titel II van het Vlarem; (voor een termijn verstrijkend op 28 december 2008)
Ministerieel besluit AMV/00043091/1010 van 2 mei 2007 van de Vlaamse Minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, houdende uitspraak over een aanvraag ingediend door de NV Farm Frites, Maatheide 50, te 3920 Lommel, exploitant van een inrichting gelegen te 3920 Lommel, Maatheide 50, strekkende tot het bekomen van een afwijking van artikel 5.33.03. § 3 van titel II van het Vlarem; (voor een termijn van maximum 20 jaar, die eindigt op de einddatum van de vergunningstermijn van de nog te verkrijgen milieuvergunning voor de verdere exploitatie van de inrichting)
- Volgens artikel 3 van het laatst vermelde besluit is deze toelating afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden: Het gebouw moet voorzien zijn van een waarschuwings- en alarminstallatie; Waarschuwings-, alarmerings- en ontruimingsoefeningen moeten minstens eenmaal per jaar georganiseerd worden; Een bluswateropvang dient gerealiseerd te worden op de begindatum van de nog te verkrijgen milieuvergunning voor de verdere exploitatie van de inrichting. Afwijkingsaanvragen op Vlarem II voorwaarden: Artikel 5.2.1.5. § 1. met betrekking tot het aanbrengen van een uithangbord aan de ingang van de inrichting; - De exploitant motiveert deze afwijkingsaanvraag als volgt: Gelet op de aard van de activiteiten uitgeoefend door Farm Frites Belgium (voedingsbedrijf), gelet op het feit dat 90% van de op te slagen en bewerken reststromen afkomstig zijn van de eigen productie van het bedrijf en dat de overige 10 % identieke reststromen betreft die afkomstig zijn van zusterbedrijf Bravi, wordt gevraagd geen uithangbord te moeten plaatsen. Gelet op het volgende : deze vraag tot afwijking is voorzien in het Vlarem vermits het desbetreffende artikel, waarvoor de afwijking aangevraagd wordt, aanvangt met 'tenzij anders bepaald in de milieuvergunning'; Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
de door de exploitant gevoerde argumentatie; deze afwijking werd reeds toegestaan bij besluit van de deputatie van 11 mei 2006. is de afdeling Milieuvergunningen van oordeel dat de gevraagde afwijking kan toegestaan worden. Artikel 5.2.1.5 § 5. met betrekking tot de aanleg van een groenscherm langsheen de randen van de inrichting; - De exploitant motiveert deze afwijkingsaanvraag als volgt: Gelet op de reeds aangebrachte groenvoorzieningen en het feit dat quasi uitsluitend gebruik zal worden gemaakt van reeds bestaande installaties, wordt gevraagd geen volledig groenscherm te moeten aanleggen. - Gelet op het volgende : deze vraag tot afwijking is voorzien in het Vlarem vermits het desbetreffende artikel, waarvoor de afwijking aangevraagd wordt, aanvangt met 'tenzij anders bepaald in de milieuvergunning'; de door de exploitant gevoerde argumentatie; een groenscherm werd in de wetgeving ingeschreven teneinde mogelijke visuele hinder tengevolge van zwerfvuil alsook om stofhinder te voorkomen of maximaal te beperken; gelet op de aard van de inrichting zal er geen aanleiding zijn geven tot het ontstaan van zwerfvuil en stofhinder; deze afwijking werd reeds toegestaan bij besluit van de deputatie van 11 mei 2006. is de afdeling Milieuvergunningen van oordeel dat de gevraagde afwijking kan toegestaan worden indien deze niet strijdig zou zijn met de reeds afgeleverde en nog af te leveren bouwvergunningen. Artikel 5.2.1.2 § 3. met betrekking tot artikel 5.2.1.2 § 3 inzake de uren van afvalstoffenaanvoer alsook dat er aanleveringen mogen plaatsvinden op zon- en feestdagen: - De exploitant motiveert deze afwijkingsaanvraag als volgt: In principe vindt het aan- en afrijden van de vrachtwagens uitsluitend tijdens de dagperiode. Het wordt echter wenselijk geacht dat de vrachtwagens zich ook buiten de dagperiode kunnen aanmelden. Het gaat bovendien om activiteiten die volcontinu, 7 dagen op 7 en 52 weken per jaar worden uitgebaat. Daarom wordt gevraagd dat de aanleveringen mogen plaatsvinden van 6u tot 22u, inclusief op zon- en feestdagen. - Gelet op het volgende : deze vraag tot afwijking is voorzien in het Vlarem vermits het desbetreffende artikel, waarvoor de afwijking aangevraagd wordt, aanvangt met 'tenzij anders bepaald in de milieuvergunning'; de door de exploitant gevoerde argumentatie; de ligging van de inrichting op een industrieterrein; deze afwijking werd reeds toegestaan bij besluit van de deputatie van 11 mei 2006. is de afdeling Milieuvergunningen van oordeel dat de gevraagde afwijking kan toegestaan worden.
Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Agentschap R-O Vlaanderen, Ruimtelijke Ordening;
Gelet op het gunstig advies, d.d. 2008-05-28, van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, omwille van volgende overwegingen: Relevante gezondheidsbedreigende factoren: Emissies/ immissies: - De voornaamste emissiebronnen bestaan uit de 3 stookinstallaties van Farm Frites en de 4 stookinstallaties van Farmo (allen aardgasgestookt op ene na: 25% biogas uit eigen waterzuivering). Hier zijn geen gezondheids-effecten te verwachten. - De immissie luchtkwaliteit in de omgeving van Farm Frites is gemeten door VMM, 2004. Op basis van de emissies werden IFDM dispersieberekeningen uitgevoerd om de bijdrage van Farm Frites te bepalen: SO2 (µg/m³): 7 -12 waarvan een IFDM-bijdrage van <0.5 (Vreskensvennen) - <0.5 (Heeserbergen) µg/m³. Het gemeten 99-percentiel = 34-208 µg/m³ waarvan een IFDMKenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
bijdrage van 35 (Vreskensvennen) - 12 (Heeserbergen) µg/m³. In de literatuur wordt SO2, vooral in combinatie met andere klassieke polluenten, geassocieerd met verhoogde mortaliteit, morbiditeit en longfunctiedaling. De update van de gezondheidskundige richtwaarden (WHO) vermelden 50 µg/m³ als 24-h gemiddelde, 500 µg/m³ als 10’ gemiddelde. NO2 (µg/m³): 21-26 waarvan een IFDM-bijdrage van 2.4 (Vreskensvennen) - 0.2 (Heeserbergen) µg/m³. In de literatuur wordt NO2, vooral in combinatie met andere klassieke polluenten, geassocieerd met verhoogd voorkomen van op bronchitis gelijkende symptomen bij astmatische kinderen en reductie van longfunctiegroei bij kinderen. De update van de gezondheidskundige richtwaarden (WHO) vermelden 40 µg/m³ als LT-gemiddelde, 200 µg/m³ als KT-gemiddelde. NO (µg/m³): 5-8 waarvan een IFDM-bijdrage van 2.4 (Vreskensvennen) - 0.2 (Heeserbergen) µg/m³. NOx (µg/m³): 36 waarvan een IFDM-bijdrage van 0.81 (Vreskensvennen) - <0.4 (Heeserbergen) µg/m³. Het gemeten 99-percentiel = 170 µg/m³ waarvan een IFDM-bijdrage van 31 (Vreskensvennen) - 34 (Heeserbergen) µg/m³. CO (µg/m³): een IFDM-bijdrage van 2 (Vreskensvennen) - <1 (Heeserbergen) µg/m³. - Voor deze klassieke milieupolluenten worden geen medisch milieukundige problemen voorzien t.a.v. de emissies van Farm Frites. - Daarnaast bestaan de geleide emissies vooral uit procesdampen en emissies van de bakovens. Deze emissies zijn voornamelijk relevant m.b.t. geur. Verontreiniging van bodem/ grondwater en oppervlaktewater: - Lekkages kunnen de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater verontreinigen. Farm Frites heeft in het verleden reeds bodembeschermende maatregelen getroffen. Hierdoor is de kans op bodemverontreiniging als gevolg van een calamiteit tot een minimum beperkt. - De terreinen zijn vervuild met zware metalen, waarschijnlijk t.g.v. atmosferische deposities – een historische verontreiniging met als oorzaak de metallurgische activiteiten in de omgeving. - In het MER werden verschillende lozingpunten onderzocht waarvan eentje het kanaal Bocholt-Herentals. De relevante bijdrage van Farm Frites omvat de parameters Cl- en mogelijk ook totaal P. Soms wordt dit kanaal gebruikt voor watersporten (waterski, zwemwedstrijden, …) ~ echter juiste locaties zijn ons onbekend. In voorkomend geval wordt er best een communicatieprotocol voorzien tussen de burgemeester en Farm Frites waarin kan gereageerd worden bij calamiteiten in de waterkwaliteit.
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
Geurhinder : - Mogelijke geurhinder kan veroorzaakt worden door de typische bakgeur van frieten afkomstig van de bakovens, de zure kookgeur van dampgassen van het stoomschillen en diffuse emissies afkomstig van de opslag van organisch materiaal. In dit kader hanteert Farm Frites een register waarin geurklachten vermeld worden: gemiddeld een aantal gefundeerde klachten per jaar. In het register voegt Farm Frites de genomen acties bij. In 1997 werd bij de uitbreiding van Farm Frites een geursaneringsplan opgelegd, nu nog steeds actueel aangezien er sindsdien geen sterke wijzigingen werden doorgevoerd in de productielijnen. N.a..v. deze studie werden preventieve maatregelen vooropgesteld. Enkele werden reeds genomen, een aantal zijn nog gepland in 2009. Hiermee vermoedt Farm Frites de geurhinder voor de externe omgeving tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Stofhinder: - De opslagactiviteiten geven in normale omstandigheden geen aanleiding tot stofhinder. Geluidshinder : - De relevante bronnen van geluidsemissies bestaan uit de volgende activiteiten: Waterzuiveringsinstallatie (compressoren, blowers, koeltoren, …) De koelinstallaties (compressoren, condensoren) De Stookinstallaties De extractoren en ventilatoren Het aan- en afvoeren van grondstoffen en producten. - De bijdrage aan het geluidsklimaat in de omgeving is nagenoeg volcontinu. - Het LA95,1h van het omgevingsgeluid overschrijdt in MP1 (de dichtstbijzijnde bewoning) de milieukwaliteitsnormen tijdens de avond- en dagperiode. De overschrijding is te wijten aan de continu werkende installaties van Farm Frites Belgium. In de beoordeling van het specifiek geluid kan men vaststellen dat er zowel tijdens de dag- als nachtperioden relevante overschrijdingen van de grenswaarden genoteerd werden. Er werden een 22-tal nieuwe bronnen geïdentificeerd als verantwoordelijk hiervoor. De blowers van de waterzuivering zijn de belangrijkste overschrijdende bron. - Als milderende maatregel wordt de akoestische isolatie van de blowers naar voren geschoven als meest relevant om het specifiek geluid van de nieuwe installaties te verminderen met 3 dB(A). Voor mildering van het bestaande geluid worden maatregelen genomen t.h.v. de koeltoren (toerentalverlaging door ingebruikname van een warmtewisselaar en een frequentiesturing). - De geplande situatie vermoedt eventuele geluidstoename t.h.v. MP1 omwille van het VMW-project (pompen 105 kW) en het Bio-Energy-project ( wormpompen, schredder en maalinstallatie). Beide projecten worden maximaal indoor gerealiseerd, voorzien van akoestische isolatie. Hierdoor zou geen extra geluidstoename gecreëerd worden t.a.v. de woningen rond MP1. - Zowel het geluid afkomstig van Farm Frites als dit van de verkeersas Maatheide zijn duidelijk hoorbaar aanwezig t.h.v. MP1. - Geluid kan een effect hebben om het sociale klimaat in de omgeving. Mensen zullen voor een deel gestuurd worden in hun tijdsinvulling. Naast negatieve effecten op het algemeen psychisch welbevinden zijn er in de literatuur effecten bekend zoals slaapverstoring, verhoging bloeddruk, … Verkeersoverlast: - Hinder door het aan- en afrijdend vrachtwagens. Het bedrijf is gelegen in een industriegebied. De door Farm Frites gegenereerde verkeersstroom t.g.v. het vrachtverkeer en het personenverkeer in ‘worst case’ samen vertegenwoordigt minder dan 5% van de capaciteit van 1 rijstrook van Maatheide. Deze impact kan als relevant beschouwd worden, cf. geluidsklimaat t.h.v. MP1. De nachttransporten kunnen als verwaarloosbaar beschouwd worden. Psychische impact Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
- Het bedrijf heeft op vlak van hinder vooral aandeel in geurhinder en geluidshinder; een toch wel zeer relevante bijdrage in de nabije omgeving. - De inrichting is gelegen in het industriegebied. Het dichtstbij gelegen woongebied bevindt zich op niet meer dan 80 m van de percelen van het bedrijf. De link hinder-bedrijf is zeer groot. Alhoewel de hinderproblemen er afgenomen zijn blijft een verhoogde aandacht voor correcte en snelle communicatie aangewezen. In de sociale effect waardemeter worden vertrouwen en openheid hoog aangeschreven. Effecten kunnen hierdoor mede gemilderd worden.
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
Andere opmerkingen - aandachtspunten: - De aanwezige airconditioninginstallaties zijn van het gesloten type, hierdoor is vrijstelling van Legionella pneumophila niet mogelijk. Anderzijds kan een koeltoren op het terrein wel aanleiding geven tot het verspreiden van de kiem Legionella pneumophila. Farm Frites neemt milderende maatregelen (biociden gebruiken, periodieke bemonstering kritieke punten, …) ter perventie. Zoals het Legionellabesluit, uitvoeringsbesluit van decreet preventief gezondheidsbeleid, voorschrijft werd een beheersplan opgesteld. BESLUIT - Ons advies is gunstig voor de gevraagde activiteiten omdat de activiteiten medisch milieukundig verenigbaar zijn in de omgeving. Wij stellen de volgende bijzondere voorwaarden voor: Jaarlijkse evaluatie (rapportvorm) van preventieve maatregelen n.a.v. geurhinder. Opmaak en realisatie van een reductieplan voor geluidsemissies.
Gelet op het gunstig advies, d.d. 2008-05-07, van de OVAM, omwille van volgende overwegingen: - de afwijkingen van artikels 5.2.1.5.§1, 5.2.1.5.§5 en 52.1.2.§3 van Vlarem II die in de huidige milieuvergunning zijn opgenomen als bijzondere voorwaarden, kunnen behouden blijven in de hernieuwde milieuvergunning;
Gelet op het gunstig advies, d.d. 2008-07-04, van de VMM, omwille van volgende overwegingen: - de lozing van 32 m³/dag – 7.200 m³/jaar huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering wordt aangevraagd; dit betreft een uitbreiding t.o.v. het vergunde debiet van 2.000 m³/jaar en houdt een regularisatie in; het is afkomstig van het sanitair van 360 werknemers. - het hemelwater dat valt op de verharde oppervlakken wordt gescheiden van het afvalwater opgevangen en geloosd op de openbare RWA (Ritreienloop die uitmondt in het Kanaal Bocholt-Herentals); het kan de werking van de openbare RWZI en het rioleringstelsel dus niet hinderen. - volgende lozing van bedrijfsafvalwater wordt aangevraagd, op de openbare riolering: ‘de som van het geloosde en gerecupereerde debiet bedraagt max. 100 m³/uur – 2.400 m³/dag – 876.000 m³/jaar’; de lozing vindt 7d/7, 24 h/24 plaats. - het afvalwater is afkomstig van de productieactiviteiten en wordt verwerkt in een waterzuiveringsinstallatie met anaërobe voorzuivering en aërobe nazuivering. - het bedrijf loost een grote hoeveelheid (> 200 m³/dag, m.n. tot 2.400 m³/dag) verdund (< 100 mg/l, m.n. gemiddeld < 6 mg/l) bedrijfsafvalwater op de RWZI Lommel; conform het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de regels inzake contractuele sanering van bedrijfsafvalwater op een openbare rioolwaterzuiveringsinstallatie d.d. 21-10-2005 (BS 05-12-2005) dient het beschouwd te worden als bedrijf waarvoor blijvende lozing op de RWZI grondig dient geëvalueerd; de goede werking van de RWZI (Vlarem-effluentnormering) en de overige zuiveringsinfrastructuur (overstorten etc.) staat hierbij centraal; m.b.t. verregaand gezuiverd/verdund afvalwater wordt in het Besluit gesteld dat dit best wordt afgekoppeld van de openbare riolering en geloosd in een geschikt oppervlaktewater of kunstmatige afvoer voor hemelwater indien deze aanwezig zijn. - het bedrijf heeft, aanvullend op de MER, een studie laten opmaken waarin de huidige lozingssituatie verder werd onderzocht en haalbare lozingsnormen bij lozing op riolering dan wel oppervlaktewater werden voorgesteld; bij lozing op oppervlaktewater werd lozing op het kanaal Bocholt-Herentals (via de openbare RWA) als enige realistische oplossing weerhouden; het bedrijf wenst momenteel niet te lozen op oppervlaktewater gelet op de investeringen die nodig zijn aan de waterzuiveringsinstallatie (en die bemoeilijkt worden door plaatsgebrek op bepaalde locaties) en op het feit dat het management geen investeringsprojecten wil goedkeuren die geen terugverdientijd hebben van 2 jaar of minder (terugverdientijd lozing op oppervlaktewater is 3 jaar); het bedrijf Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
stelt dat het wenst uit te breiden binnen een vijftal jaren, aanpassingen aan de waterzuiveringsinstallatie zullen dan sowieso aan de orde zijn en dat een eventuele omschakeling naar lozing op oppervlaktewater op dat moment dan ook logischer zou zijn; - Overwegende dat het bedrijf volgende normen aanvraagt, voor lozing op de openbare riolering: BZV 25 mg/l CZV 125 mg/l ZS 60 mg/l Zn totaal 1 mg/l N totaal 20 mg/l – uitgezonderd in de maanden april, mei, juni en juli N totaal 30 mg/l – in de maanden april, mei, juni en juli P totaal 10 mg/l Chloriden 2.000 mg/l - volgende motivatie wordt voor deze normering aangehaald in het dossier: Zn is afkomstig van de aardappelgrond en de aardappelschillen, piekwaarden tot maximaal 1 mg/l kunnen voorkomen, al ligt de gemiddelde concentratie beneden 200 µg/l. De chlorides zijn voor een groot deel afkomstig van het doseren van FeCl 3, ter verwijdering van de P t. De afwijkende N norm voor april, mei, juni en juli wordt aangevraagd o.w.v. de verhoogde N-vrijstelling uit de oude aardappelen. - een deel van het effluentwater wordt herbruikt (recuperatie installatie uitgebaat door VMW); dit deel zal 350.000 m³/jaar bedragen; de concentraatstroom van de omgekeerde osmose installatie wordt niet zonder meer geloosd, maar wordt weer in de waterzuiveringsinstallatie gebracht; om aan de aangevraagde normering te kunnen voldoen werden aanpassingen doorgevoerd aan de waterzuiveringsinstallatie om de N en P verwijdering te verhogen. - volgende normering wordt in de bijgevoegde studie haalbaar geacht bij lozing op oppervlaktewater, na grondige aanpassingen aan de waterzuiveringsinstallatie (ombouw van aërobie tot een tweetrapssysteem met in elke stap nitrificatie en denitrificatie, weren Puron afvalwaterstroom uit de waterzuiveringsinstallatie (20% van de P t komt op dit moment van de Puron, 80% van de aardappelen), bijkomende dosering van FeCl 3 in het beluchtingsbekken dan wel in een bijkomende nageschakelde zuivering, beide met zandfiltratie): BZV 25 mg/l CZV 125 mg/l ZS 60 mg/l Zn totaal 1 mg/l N totaal 20 mg/l - schepstaal N totaal 15 mg/l – jaargemiddelde P totaal 4 mg/l – schepstaal P totaal 2 mg/l - jaargemiddelde Chloriden 2.000 mg/l - het bedrijf heeft momenteel een exploitatiecontract met de NV Aquafin, waarbij de dosering van C-bron en FeCl3 wordt aangerekend om de impact van het verdunde en N-en P-rijke afvalwater te beperken; de NV Aquafin haalde in het contractvoorstel duidelijk aan dat het afvalwater best geloosd wordt op oppervlaktewater gelet op de samenstelling ervan, en enkel indien dergelijke lozing niet mogelijk was blijvend een contract kon worden afgesloten; dit contract werd door de minister van Leefmilieu beperkt in termijn tot 02-01-2009 o.w.v. de negatieve effecten van het afvalwater op de RWZI en het herbekijken van de lozingssituatie bij de hervergunning; voor deze beperkte termijn werden geen investeringskosten aangerekend voor de doseerinstallaties, omdat de bestaande voor deze beperkte termijn nog konden gebruikt worden; dergelijke investeringen zouden bij blijvende lozing op de RWZI wel aan de orde zijn. - het afvalwater van Farm Frites wordt verpompt in het pompstation Maatheide, via een persleiding, tot aan de RWZI Bocholt; deze persleiding is in slechte staat en zal indien verder gebruikt gerenoveerd dienen te worden; Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
deze persleiding dient hoofdzakelijk voor het verpompen van het (sterk verdunde en dus niet gewenste) afvalwater van Farm Frites NV en Teepak NV; het overige afvalwater van het industrieterrein (huishoudelijk afvalwater en beperkt deel bedrijfsafvalwater, zonder het afvalwater van Teepak en Farm Frites) zou via een goedkoper tracé naar de RWZI kunnen gevoerd worden, en de persleiding zou dus kunnen opgeheven worden; Farm Frites stelt in haar dossier duidelijk geen investering te willen doen in de renovatie van de persleiding; VMM is evenwel van oordeel dat de renovatie van de persleiding bij blijvende lozing op de openbare riolering mee dient gedragen te worden door Farm Frites, en deel uit zou moeten maken van het exploitatie- en investeringscontract met de NV Aquafin. - Aquafin heeft de voorbije jaren meermaals incidentmeldingen ingediend o.w.v. het lekken van de persleiding, met telkens beperkte herstellingen tot gevolg. - de NV Aquafin heeft voor de RWZI Lommel volgende afwijking verkregen op de effluentnormering opgenomen in Vlarem: N t 65 % verwijderingspercentage i.p.v. 80 %; deze afwijking werd toegekend voor een beperkte termijn tot 01-01-2011, en de NV Aquafin dient in deze tussenperiode een herstelprogramma uit te voeren om de Vlarem-effluentnormen wel en blijvend te halen; de motivering om deze afwijking aan te vragen was onder meer gebaseerd op het verdunde afvalwater dat geloosd wordt door Farm Frites; de NV Aquafin stelde in haar motivering duidelijk dat dergelijk afvalwater best afgekoppeld wordt van de openbare riolering. - de RWZI Lommel heeft een ontwerpcapaciteit van 29.700 IE (o.b.v. BZV 60 g/IE, dag); het ontwerp-1DWA-debiet bedraagt 4.950 m³/dag; het vergunde debiet Farm Frites houdt dus 48% van 1 DWA in en dus enerzijds een enorme verdunning van het influent van de RWZI betekent en doet anderzijds de veiligheidsmarge die werd ingebouwd in de verwerkingscapaciteit van de RWZI (m.n. verwerken van 3 – 6 DWA om pieken op te vangen) sterk afnemen en leidt tot verhoogde overstortwerking en verminderde RWZI-performantie; deze veiligheids-marge wordt in nog eens een even grote mate afgenomen door verdunning in het stelsel en door de lozing van de NV Teepak, zodat de mogelijkheid om de aanwezige pieken op te vangen beperkt geworden is op deze RWZI; het probleem wordt weliswaar minder erg bij realisatie van het waterrecuperatieproject, maar blijft nog steeds zeer relevant (25% van 1 DWA, en dit voor een grote RWZI). - de lozing van Farm Frites heeft dus wel degelijk een negatief effect op de RWZI en het rioleringsstelsel; het (in termijn beperkte) contract tussen de NV Aquafin en Farm Frites t.b.v. de dosering van C-bron en FeCl3 mildert dit negatief effect gedeeltelijk, maar kan niet alle hinder wegnemen; afkoppeling van het bedrijfsafvalwater na verdergaande zuivering is dus aangewezen, conform het uitvoeringsbesluit. - het effect van een eventuele lozing op het kanaal Bocholt-Herentals werd ingeschat in het MER en in de aanvullende studie; voor BZV, CZV en ZS wordt de impact verwaarloosbaar geacht aangezien de effluentkwaliteit de milieukwaliteitsnorm benadert (CZV) of lager ligt dan de milieukwaliteitsnorm (BZV, ZS); voor chlorides kan een lichte stijging verwacht worden bij lage afvoerdebieten (van 51,6 mg/l naar 54 mg/l bij het 10-percentieldebiet van het kanaal – ter vergelijking: de geldende milieukwaliteitsnorm is 200 mg/l); voor N t zou de concentratie in het kanaal (4,8 mg/l) niet wijzigen; voor P t wordt een beperkte stijging verwacht van 0,004 mg/l bij het 10 percentieldebiet van het kanaal (waarbij de norm van 0,3 mg P t/l voor en na het lozingspunt van Farm Frites weliswaar wordt overschreden maar dat de bijdrage van Farm Frites hierin heel beperkt is). - t.b.v. calamiteitenbeheersing kan het aanwezige bufferbekken van 4.000 m³ gebruikt worden, om in geval van calamiteiten de afvalwaterstroom tijdelijk op te vangen en alsnog afdoende te behandelen; dergelijk calamiteitenbekken wordt als bijzondere voorwaarde geadviseerd. - Gelet op het gunstige subadvies van NV De Scheepvaart, waarbij een continu lozingsdebiet van 50 m³/uur met pieken tot 100 m³/uur kunnen aanvaard worden; de beoordeling van het kwaliteitsaspect van de lozing wordt overgelaten aan de VMM; De Scheepvaart maakt er wel attent op dat er tevens een inplantingsplan door het bedrijf dient overgemaakt en goedgekeurd.
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
- gelet op de hinder voor de RWZI, de staat van de persleiding en de termijnen nodig voor de ombouw van de waterzuiveringsinstallatie, wordt een overgangstermijn van maximaal 3 jaar geadviseerd, waarna er geloosd dient te worden op het kanaal Bocholt-Herentals. - De VMM adviseert gunstig voor de lozing van 32 m³/dag – 7.200 m³/jaar huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering indien voldaan aan de algemene voorwaarden voor de lozing van huishoudelijk afvalwater op de openbare riolering. - De VMM adviseert gunstig voor de lozing van 100 m³/uur – 2.400 m³/dag – 876.000 m³/jaar (som van geloosde en gerecupereerde debiet) op de openbare riolering voor een beperkte termijn van 3 jaar, indien voldaan aan de algemene en sectorale voorwaarden voor het lozen van bedrijfsafvalwater op de openbare riolering en volgende bijzondere lozingsvoorwaarden (emissiegrenswaarden): BZV 25 mg/l CZV 125 mg/l ZS 60 mg/l Zn totaal 1 mg/l N totaal 20 mg/l – uitgezonderd in de maanden april, mei, juni en juli N totaal 30 mg/l – in de maanden april, mei, juni en juli P totaal 10 mg/l Chloriden 2.000 mg/l - Na deze overgangsperiode van 3 jaar dient het bedrijfsafvalwater geloosd te worden op oppervlaktewater (kanaal Bocholt-Herentals) aan algemene, sectorale en volgende bijzondere lozingsvoorwaarden: - Emissiegrenswaarden: BZV 25 mg/l CZV 125 mg/l ZS 60 mg/l Zn totaal 1 mg/l N totaal 20 mg/l - schepstaal N totaal 15 mg/l – jaargemiddelde P totaal 4 mg/l – schepstaal P totaal 2 mg/l - jaargemiddelde Chloriden 2.000 mg/l - Het bedrijf dient tweemaandelijks een debietsproportioneel monster te laten analyseren door een erkend laboratorium, ter bepaling van het voortschrijdend jaargemiddelde. Deze monsters worden genomen op de eerste maandag en derde donderdag van elke maand, tenzij anders overeengekomen met LNE, Afdeling Milieuinspectie. Het voortschrijdend rekenkundige gemiddelde van de laatste 24 metingen moet steeds voldoen aan de jaargemiddelde norm. De analyseresultaten worden steeds ter beschikking gesteld van LNE Milieu-Inspectie, en jaarlijks in de maand december overgemaakt aan VMM. - Er dient een calamiteitenbekken voorzien voor de opvang van het bedrijfsafvalwater gedurende minimaal 24 uur (2.400 m³) ingeval van calamiteiten. Gelet op het ongunstig advies, d.d. 2008-07-22, van de Afdeling Water, omwille van volgende overwegingen: - de huidige vergunde toestand van de grondwaterwinning betreft 5 putten in de Zanden van Berchem (3 putten bij Farm Frites, 2 putten bij Farmo) met een totaal debiet van 1200 m3/d en 396 000 m3/j tot 23/12/2008 en met een totaal debiet van 1180 m3/d en 323 000 m3/j tot 16/12/2013. In deze aanvraag wordt een totaal gezamenlijk debiet aangevraagd van 1440 m3/d en 396 000 m3/j. - Farm Frites maakt momenteel gebruik van grondwater en leidingwater. De opgenomen hoeveelheid grondwater bedroeg in 2005 ca. 289 000 m3. Van het leidingwaternet werd in 2005 ca. 442 000 m3 afgenomen. In de aanvraag is een schema opgenomen dat aangeeft hoe het grondwater en het leidingwater wordt ingezet. De Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
grootste verbruiken situeren zich in het productieproces met 70% van het opgenomen water. De stoomproductie heeft een verbruik van 17% van het opgenomen water. Voor het reinigen wordt 12% gebruikt. Het overige deel van het opgenomen water wordt ingezet voor de waterzuivering en voor “huishoudelijke doeleinden”. - Op heel wat plaatsen in het bedrijf wordt water hergebruikt. Hierdoor kan gesteld dat momenteel elke opgenomen m3 grondwater of leidingwater gemiddeld 9 keer wordt ingezet vooraleer deze wordt geloosd. In de nabije toekomst zal een groot deel van het door Farm Frites afgenomen leidingwater vervangen worden door water dat gerecupereerd wordt uit de eigen waterzuiveringsinstallatie (via het zogenaamde VMW project) en door water dat geleverd wordt door Bio Energy (in de vorm van warm water en stoom). Het VMW project bestaat erin dat een deel van het effluent van de waterzuivering van Farm Frites via filtratie en omgekeerde osmose zodanig verder wordt gezuiverd, dat het kan worden hergebruikt in het bedrijf. Er wordt beoogd op deze wijze 350 000 m3/j effluentwater te kunnen gebruiken. Daarnaast zal het bedrijf Bio Energy dat wat verderop gelegen is in het industrieterrein water kunnen aanleveren in de vorm van stoom en warm water. Bio Energy zal dit water terugwinnen uit de biologische afvalstoffen die het verwerkt. Op jaarbasis zal zo een 100.000 m3 water kunnen geleverd worden. - Gelet op de aard van de activiteiten (voedingssector) dient het water dat in het bedrijf gebruikt wordt aan de productielijnen en in functie van het reinigen van vloeren en installaties van drinkwaterkwaliteit te zijn. Voor de andere toepassingen is voornamelijk omwille van procestechnische redenen ook een minimale kwaliteit van het water vereist (condensors en stoomketels). - In de vergunning van 29 maart 2001 van de B.D. van Limburg aan de nv Farm Frites werd als bijzondere voorwaarde een onderzoek naar alternatieve winnings- en toepassingsmogelijkheden opgelegd, dit met de bedoeling om het vergunde debiet in de Zanden van Berchem te kunnen verminderen. Uit deze aanvraag blijkt dat er alternatieve oplossingen zijn uitgewerkt (het VMW project, gebruik water Bio Energy). - Voor 2007 voorziet Farm Frites een totale productiecapaciteit van 225 055 ton, 617 ton/dag (Farm Frites en Farmo). De productie van 617 ton/dag is ook de vergunde hoeveelheid. Op het moment dat een aanvang werd genomen met de MER studie, voorzag Farm Frites een verdere uitbreiding van de productie tot 665 ton/dag of 242 540 ton/jaar. Inmiddels is gebleken dat deze inschatting te voorbarig was. Via deze aanvraag wordt daarom een vergunning aangevraagd voor de nu reeds vergunde productie van 617 ton/dag en 225 055 ton/jaar. - In de MER staat dat er voor de toekomstige situatie zonder capaciteitsuitbreiding een vergund volume grondwater nodig zou zijn van 301 067 m3/jaar, en bij een toekomstige situatie met capaciteitsuitbreiding een vergund volume grondwater nodig zou zijn van 495 000 m3/j. In de milieuvergunningsaanvraag wordt dan weer een vergund debiet voor de grondwaterwinning aangevraagd van 396 000 m3/jaar. - Ondanks de alternatieve waterprojecten zoals het VMW project en het water Bio Energy wordt er toch nog een aanvraag voor een debietsuitbreiding van de grondwaterwinning gedaan, dit komt echter doordat de exploitant het verbruik aan leidingwater drastisch plant te verminderen. - Merk op dat in de MER wordt gesteld dat “gezien de grote inconsistentie in de meetreeksen van de stijghoogte in de productieputten en peilputten van Farm Frites en Farmo er géén conclusies kunnen getrokken worden over de bemalingsstaat van het bemaalde grondwaterlichaam”. - De afdeling Operationeel Waterbeheer is van mening dat de geplande waterbesparende maatregelen ook dienen tot uiting te komen via het vergunde debiet van de grondwaterwinning en geeft een ongunstig advies voor de aangevraagde uitbreiding van het debiet van de grondwaterwinning.
Gelet op het schrijven, d.d. 2008-06-23, van de Provincie Noord-Brabant (Nederland) waarin wordt gesteld dat men geen opmerkingen heeft op de ingediende aanvraag;
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
Gelet op de bespreking van dit dossier in de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 2008-07-22, waarbij het volgende werd gesteld: Het betreft de verdere exploitatie van de inrichting voor de productie van zetmeelvlokken en diepgevroren en vacuümverpakte aardappelspecialiteiten. Er wordt afwijking gevraagd op de Vlarem-bepalingen inzake uithangbord, groenscherm en aan- en afvoertijden. Tijdens het openbaar werd er 1 schriftelijk en 1 laattijdig bezwaarschrift ingediend Het advies van het college van burgemeester en schepenen was gunstig mits bijzondere voorwaarden inzake geurhinder en inzake een geluidsreductieplan; Het advies van de afdeling Milieuvergunningen was ongunstig omwille van ernstige geluidsoverschrijdingen van ‘nieuwe’ inrichtingen. Het betreft een 22-tal bronnen die verantwoordelijk zijn voor de gemeten overschrijdingen. Het bedrijf kan in zijn totaliteit niet geëxploiteerd worden zonder dat deze bronnen in werking zijn; Het advies van de afdeling Ruimtelijke Ordening is stilzwijgend gunstig; Het advies van de afdeling Toezicht Volksgezondheid is gunstig mits bijzondere voorwaarden inzake een rapport mbt geurhinder en de opmaak en realisatie van een reductieplan voor geluidsemissies; Het advies van de OVAM is gunstig; Het advies van de afdeling Water is ongunstig voor de gevraagde uitbreiding van het debiet. De afdeling is van oordeel dat de geplande waterbesparende maatregelen ook tot uiting moeten komen in het vergunde debiet van de grondwaterwinning; het advies van de VMM-afdeling Lucht is gunstig mits een bijzondere voorwaarde inzake geurhinder; het advies van de VMM-afdeling Water is gunstig voor de gevraagde lozing van huishoudelijk afvalwater, gunstig voor de lozing van bedrijfsafvalwater in de openbare riolering (zoals gevraagd door de exploitant) voor een periode van 3 jaar, na deze termijn moet worden voldaan aan andere voorwaarden en moet er worden geloosd op oppervlaktewater. Men stelt tevens 2 bijzondere voorwaarden voor, inzake de aanleg van een calamiteitenbekken en inzake het bemonsteren van het afvalwater; een vertegenwoordiger van de exploitant wordt gehoord en verklaart het volgende: het studiebureau kan niet aanwezig zijn, men vraagt daarom om binnen 14 dagen opnieuw gehoord te kunnen worden wat betreft de geluidsoverschrijdingen. Het betreft 3 hoofdbronnen en een 20-tal andere. De hoofdbronnen betreffen de blowers van de waterzuivering en de koeltoren. Het is reeds voorzien dat in de loop van volgend jaar de blowers een nieuwe behuizing krijgen, er zal eveneens een nieuwe koeltoren worden geplaatst op een gunstigere positie. Door de stopzetting van het vrieshuis worden er eveneens 2 compressoren uit dienst genomen. Men vermoedt dat indien deze maatregelen zijn doorgevoerd het probleem zal zijn opgelost. Men wenst echter eerst deze uit te voeren en opnieuw te meten alvorens men eventueel de andere bronnen zal aanpakken. Er is een saneringsplan opgesteld dat reeds is opgenomen in het budget voor het jaar 2009. De voorzitter merkt op dat het saneringsplan zou moeten worden beoordeeld door een erkend MERdeskundige. Hij vraagt tevens dat men het saneringsplan met de verwachte geluidsreductie op papier aan de commissie bezorgt. Wat betreft de aansluiting van de 4e bakoven op de naverbrander (voorstel bijzondere voorwaarde inzake geluidshinder). De realisatie binnen 1 jaar is weinig realistisch. De looptijd van het project zal min. 1 jaar bedragen. Het project zal wel besteld zijn , maar waarschijnlijk niet uitgevoerd; Wat betreft het grondwater. Men heeft geen probleem met het feit dat de uitbreiding thans geweigerd wordt, gezien men op heden het debiet niet nodig heeft. Men hoopt wel dat er bij een latere productie-uitbreiding wel meer mag worden opgepompt; Wat betreft de lozing van bedrijfsafvalwater. Er werd door studiebureau EPAS een grondige studie opgemaakt rond de problematiek van het bedrijfsafvalwater bij Farm Frites. Deze vindt men bijna volledig Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
terug in het advies van de VMM. Volgens deze studie echter is de milieuwinst die men boekt bij lozing op oppervlaktewater nihil t.o.v. lozing op riool. Men wil hierbij opmerken dat gesteld wordt dat het operationeel houden van de riolering een economisch verhaal is voor de overheid. De afkoppeling is echter eveneens een economisch verhaal voor Farm Frites. Ook hier wil men opmerken dat de termijn van 3 jaar mogelijks niet haalbaar is. Men zal hiernaar streven maar men mag het bedrijf hier niet op vastpinnen (budgetten, opmaken plannen, uitvoering, … kan heel wat tijd in beslag nemen) voor de volgende vergadering wordt afgesproken dat de exploitant liefst een saneringsplan bezorgd met goedkeuring van een erkend MER-deskundige. Men vraagt eveneens van het bedrijf een voorstel van termijnen als tegenvoorstel (met name inzake de bakoven, geluid en afkoppeling van het bedrijfsafvalwater) het dossier wordt met 14 dagen uitgesteld;
Gelet op de bespreking van dit dossier in de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 2008-08-04, waarbij het volgende werd gesteld: Het betreft een uitgesteld dossier; De exploitant heeft na de vorige vergadering een schrijven bezorgd met zijn reactie op de adviezen, een tegenvoorstel van timing voor uit te voeren maatregelen en een reductieplan geluidsemissies; De afdeling Milieuvergunning geeft aan dat, na lezing van de reactie van de exploitant, ze hun ongunstig advies handhaven; De voorzitter licht toe dat het belangrijkste knelpunt de geluidsoverschrijdingen blijven aangezien voor de overige knelpunten er een oplossing wordt geboden; Een vertegenwoordiging van de exploitant wordt gehoord en verklaart het volgende: wat betreft het geluid: er werd een reductieplan opgesteld en men verwacht dat tegen medio 2010 het probleem zal zijn opgelost. De geluidsdeskundige licht toe dat de 22 bronnen, dewelke de oorzaak zijn van de overschrijdingen, nogmaals apart werden berekend waaruit blijkt dat er 4 bronnen boven uitstaken. De 22 bronnen waren te wijten aan een ‘worst-case-scenario’ benadering, ook wat omgevingsgeluid betreft. Indien men de minst strenge benadering gebruikt, blijven er nog 4 bronnen over. De vertegenwoordiger van de VMM merkt op dat in het geluidsreductieplan de aanpak van 2 bronnen is opgenomen en stelt zich de vraag waarom niet alle 4 de bronnen worden aangepakt. De milieucoördinator stelt hierop dat het enkel om 2 gerichte afblazen gaat, indien men de richting ervan wijzigt zou het probleem reeds zijn opgelost. Hij verklaart dat ze de 4 bronnen zullen aanpakken; wat betreft de afkoppeling van het bedrijfsafvalwater: het bedrijf stelt dat ze akkoord gaan met de afkoppeling maar deze zou gekoppeld moeten zijn aan een effectieve uitbreiding van de waterzuivering teneinde het financieel plaatje beter te doen kloppen. De vertegenwoordiger van de VMM stelt dat afkoppeling waarschijnlijk het meest interessant is aangezien de lozing op Aquafin steeds duurder zal worden. Het bedrijf beaamt dit en kan zich akkoord verklaren met een termijn van 4 jaar binnen dewelke de afkoppeling moet zijn gerealiseerd (ipv de eerder voorgestelde 3 jaar). De VMM kan zich hier ook in vinden; de vertegenwoordiger van de afdeling Water merkt op dat de kwaliteit van het grondwater in de put moet worden gemeten en niet in de buffertank, waar het gemengd wordt met leidingwater en men dus niet de exacte kwaliteit van het grondwater kan meten. Tevens wordt opgemerkt dat bij een eventuele uitbreiding van het grondwaterdebiet na 2013 (eindtermijn huidige vergunning grondwaterwinning) de MER-plicht moet worden nagegaan. De exploitant stelt dat zonder productie-uitbreiding ze nood hebben aan een debiet van 396.000 m³/jaar (vergunning tot 2013 omhelst 323.000 m³). de afdeling Water kan hiermee akkoord gaan mits de termijn van de grondwaterwinning beperkt blijft tot 2013. het advies van de PMVC is VERDEELD: minderheidsstandpunt (Afdeling milieuvergunningen): ONGUNSTIG
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
-
meerderheidsstandpunt (voorzitter, 2 deskundigen, afdeling Ruimtelijke Ordening, VMM, Afdeling Water, Gezondheidsinspectie, OVAM): GUNSTIG voor de exploitatie voor een termijn van 20 jaar uitgezonderd de grondwaterwinning dewelke beperkt wordt tot 396.000 m³/jaar voor een termijn tot 2013-12-16 en mits bijzondere voorwaarden (afkoppeling bedrijfsafvalwater binnen een termijn van 4 jaar, aansluiten 4de bakoven op naverbranding binnen een termijn van 18 maanden met rapportering en het uitvoeren van de geluidssaneringsmaatregelen)
Gelet op de ligging van de inrichting in een industriegebied van het gewestplan Neerpelt-Bree; Overwegende dat, vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten, gesteld kan worden dat de activiteiten, voorwerp van de milieuvergunningsaanvraag verenigbaar zijn met de van toepassing zijnde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat met voorliggende aanvraag de exploitant een vergunning beoogt voor het hernieuwen van de milieuvergunning evenals voor de verandering door uitbreiding en wijziging; dat de activiteiten van Farm Frites Belgium bestaan uit de productie van zetmeelvlokken en de verwerking van aardappelen tot voorgebakken, diepgevroren en vacuümverpakte aardappelspecialiteiten; Overwegende dat naast de productie er nog een aantal nutsvoorzieningen zijn zoals de technische afdeling, transformatoren, stockage, koelinstallaties, stookinstallaties en waterzuivering; Overwegende dat de huidige vergunning verstrijkt op 2008-12-28; dat er voor de hervergunning een milieueffectenrapport werd opgesteld; dat dit MER werd goedgekeurd d.d. 2007-12-17; Overwegende dat het huishoudelijk afvalwater, afkomstig van de sanitaire installaties, wordt geloosd in de openbare riolering; dat het hemelwater, afkomstig van de daken en verharde oppervlakten, gescheiden wordt opgevangen en geloosd in de RWA-leiding; Overwegende dat het bedrijfsafvalwater afkomstig is van de productieactiviteiten en wordt verwerkt in een waterzuiveringsinstallatie met anaërobe voorzuivering en aërobe nazuivering; dat gevraagd wordt om het bedrijfsafvalwater te lozen op de openbare riolering; Overwegende dat, op vraag van het bedrijf, een studie werd opgesteld betreffende de lozingssituatie en waarbij haalbare lozingsnormen werden voorgesteld zowel voor lozing op riolering als voor lozing op oppervlaktewater; dat voor lozing op oppervlaktewater, de lozing op het kanaal Bocholt-Herentals als enige realistische optie werd weerhouden; dat het bedrijf op heden niet wenst te lozen op oppervlaktewater gelet op de investeringen die nodig zijn aan de waterzuiveringsinstallatie en op het feit dat men geen investeringsprojecten wil goedkeuren die een terugverdientijd van meer dan 2 jaar hebben; dat ze verder stellen dat ze binnen 5 jaar willen uitbreiden waarbij de waterzuiveringsinstallatie sowieso zal moeten worden aangepast en dat een eventuele omschakeling naar lozing op oppervlaktewater op dat moment logischer zou zijn; Overwegende dat het vergunde debiet van Farm Frites een enorme verdunning van de RWZI van Lommel inhoudt; dat deze lozing dus een negatief effect heeft op de RWZI en het rioleringsstelsel; dat bovendien het bedrijfsafvalwater van Farm Frites via een persleiding naar de RWZI wordt verpompt; dat deze persleiding in slechte staat is en, indien men deze verder wil gebruiken, gerenoveerd zal moeten worden; dat deze persleiding hoofdzakelijk dient om het afvalwater van Farm Frites en het naburige bedrijf Teepak te verpompen naar de
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
RWZI, vermits het overige water van het industrieterrein via een goedkoper tracé naar de RWZI kan worden gevoerd; dat er bij blijvend lozen op de riolering eveneens investeringen op de RWZI moeten gebeuren; Overwegende dat in haalbaar is; dat het Scheepvaart akkoord continu lozingsdebiet
de studie werd aangetoond dat een lozing op het kanaal Bocholt-Herentals eveneens effect van deze lozing werd onderzocht in de MER en in de studie; dat de NV De kan gaan met een lozing op het kanaal Bocholt-Herentals waarbij geloosd wordt aan een van 50 m³/uur met pieken tot 100 m³/uur;
Overwegende dat gelet op voorgaande (hinder RWZI, staat van de persleiding) het aangewezen is dat het bedrijfsafvalwater wordt geloosd in oppervlaktewater; dat gelet op de tijd die nodig zal zijn voor het ombouwen van de waterzuiveringsinstallatie hiervoor een overgangstermijn wordt gegeven tot 31 december 2012, waarna er dus moet worden geloosd op het kanaal Bocholt-Herentals; Overwegende dat tot 31 december 2012 dus nog zal worden geloosd op riolering; dat de exploitant hiervoor in het aanvraagdossier een aantal normen aanvraagt, gebaseerd op de resultaten van de aangehaalde studie; dat de gegeven motivatie als voldoende wordt beschouwd en de gevraagde normen derhalve kunnen worden aanvaard; dat het past deze als bijzondere voorwaarde op te nemen; Overwegende dat na de overgangstermijn geloosd moet worden op oppervlaktewater; dat hiervoor in de studie eveneens werd onderzocht welke normen haalbaar zouden zijn mits grondige aanpassing van de waterzuiveringsinstallatie; dat deze normen eveneens aanvaardbaar worden geacht en als bijzondere voorwaarde worden opgenomen; dat teneinde de geloosde waterkwaliteit afdoende te kunnen controleren het aangewezen is dat er door het bedrijf voldoende staalnames gebeuren; dat dit eveneens zal worden opgelegd als bijzondere voorwaarde; Overwegende dat in geval van calamiteiten in het bedrijf het aangewezen is dat de bedrijfsafvalwaterstroom tijdelijk kan worden opgevangen teneinde het ontvangende oppervlaktewater niet te verontreinigen; dat het aangewezen is dat er een calamiteitenbekken wordt voorzien dat kan voorzien in de opvang van het bedrijfsafvalwater gedurende 24 uur; dat het past dit als bijzondere voorwaarde bij dit besluit op te nemen; Overwegende dat wat geluidshinder betreft de potentiële bronnen verspreid zijn over het gehele terrein; dat deze bronnen volcontinu in werking kunnen zijn; dat uit de MER blijkt dat er zich overschrijdingen van de Vlarem II normen voordoen; dat voor de bestaande installaties er lichte, aanvaardbare overschrijdingen zijn; dat hiervoor voornamelijk de koeltoren van de waterzuivering verantwoordelijk is; dat verder uit de MER blijkt dat voor nieuwe inrichtingen binnen Farm Frites op 1 meetpunt de grenswaarden ernstig worden overschreden zowel tijdens de dag-, avond- als nachtperiode; dat hiervoor in totaal een 22-tal bronnen verantwoordelijk zijn; Overwegende dat de deskundige geluid tijdens de PMVC en middels een aanvullende nota bij de geluidsstudie de resultaten heeft toegelicht en verduidelijkt; dat hieruit blijkt dat men in de MER met de worst-case scenario heeft gerekend waarbij geen rekening werd gehouden met het omgevingsgeluid; dat dit heeft geleid tot een overschatting; dat indien men wel rekening houdt met het omgevingsgeluid er weliswaar nog steeds overschrijdingen zijn, maar in mindere mate; dat deze overschrijdingen dan zijn terug te wijzen tot 4 bronnen in plaats van 22; Overwegende dat de exploitant tijdens de hoorzitting van de PMVC een reductieplan geluidsemissies heeft overhandigd waaruit bleek dat de 2 voornaamste bronnen zouden worden aangepakt in 2009; dat de exploitant zich akkoord heeft verklaard om ook de andere 2 bronnen onmiddellijk aan te pakken zodat het geluidsprobleem Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
in principe einde 2009 zou zijn opgelost; dat het past dit als bijzondere voorwaarde op te nemen; dat het eveneens aangewezen is dat na aanpak van de bronnen hierover wordt gerapporteerd; dat dit temeer aangewezen is aangezien, volgens de Vlarem-wetgeving, nieuwe inrichtingen onmiddellijk moeten voldoen aan de voorwaarden voor nieuwe inrichtingen; dat hiervoor geen overgangstermijnen en/of saneringen zijn voorzien met betrekking tot het voldoen aan de geldende geluidsvoorwaarden; Overwegende dat de luchtemissies enerzijds bestaan uit de verbrandingsemissies van de verschillende stookinstallaties en anderzijds uit geurbeladen lucht afkomstig van de bakovens; dat uit de milieujaarverslagen blijkt dat voor de verbrandingsemissies er zich geen overschrijdingen van drempelwaarden hebben voorgedaan; dat de impact van de inrichting op de luchtkwaliteit in de omgeving dan ook als weinig significant mag worden beoordeeld; Overwegende dat de geurbeladen lucht afkomstig van de bakovens jaarlijks tot een aantal klachten leidt, dewelke door Farm Frites worden bijgehouden in een register; dat er in het verleden een geursaneringsplan werd opgelegd; dat naar aanleiding hiervan reeds een aantal maatregelen werden genomen; dat ondermeer de bakdampen van 3 van de 4 bakovens worden naverbrand waardoor de geurcomponenten worden vernietigd; dat om de geurhinder tot een minimum te beperken het aangewezen is dat ook de 4 e bakoven wordt aangesloten op de naverbrander; dat de exploitant tijdens de hoorzitting van de PMVC en in zijn verweernota heeft aangegeven dat het realistisch is dat dit kan worden gerealiseerd ten laatste op 31 juli 2010; dat dit als bijzondere voorwaarde bij dit besluit zal worden opgelegd; Overwegende dat de bovengrondse houders met gevaarlijke producten voorzien zijn van de wettelijk nodige uitrustingen en periodiek worden gekeurd; dat de opslag van gevaarlijke producten in bussen vaten gebeurt boven een vloeistofdichte inkuiping; dat de belangrijkste delen van de inrichting eveneens voorzien zijn van een vloeistofdichte vloer; dat het risico op bodem- en grondwaterverontreiniging derhalve minimaal zal zijn; Overwegende dat Farm Frites een deel van haar afvalstromen, zijnde aardappelschilresten, grijs zetmeel, aardappelsnippers en waterzuiveringsslib laat verwerken door het naburig bedrijf Bio-Energy nv; dat deze afvalstromen worden vershredderd, fijngemalen en samengebracht in een mengtank; dat vanuit deze mengtank de afvalstromen via een pijpleiding worden verpompt naar de vergistingsinstallatie van de NV Bio-Energy; dat naast de eigen afvalstromen, Farm Frites tevens identieke reststromen van het zusterbedrijf Bravi aanvaardt en verwerkt; dat deze via vrachtwagens worden aangeleverd en vervolgens hetzelfde traject doorlopen als de eigen afvalstromen; Overwegende dat de overige afvalstoffen zoals papier, karton, afvalolie e.d. worden verzameld en afgevoerd naar erkende verwerkers; Overwegende dat de grondwaterwinning bestaat uit 5 putten met een diepte van 292 meter (3putten) en een diepte van 300 meter (2 putten); dat er water onttrokken wordt uit de niet freatische watervoerende laag van de Zanden van Berchem; dat het beoogde maximaal debiet 1.440 m³/d en 396.000 m³/j bedraagt; dat deze watervoerende laag in staat is het gevraagde debiet te leveren; dat de huidige aanvraag een hernieuwing/verandering betreft van de grondwaterwinning met een uitbreiding van het huidig vergunde debiet; dat men op heden vergund is voor een debiet van1.200 m³/d en 396.000 m³/jaar voor een termijn tot 2008-12-23 en voor een debiet van1.180 m³/dag en 323.000 m³/jaar tot 2013-12-16; dat men thans een maximaal dagdebiet van 1.440 m³/dag vraagt door de maximale benutting van de pompen; dat het gevraagde jaardebiet ongewijzigd blijft;
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
Overwegende dat het onttrokken grondwater binnen de inrichting wordt gebruikt voor volgende doeleinden: productieproces, stoomproductie, reinigen, waterzuivering en huishoudelijke doeleinden; dat het bedrijf in het verleden diverse besparings- en recuperatiemaatregelen heeft ondernomen waardoor kan worden gesteld dat thans elke opgepompte m³ grondwater 9 keer wordt ingezet vooraleer deze wordt geloosd; dat in de nabije toekomst, door een recent opgestart waterrecuperatieproject, een deel van het gebruikte leidingwater zal vervangen worden door gerecupereerd water; dat het bedrijf opteert om minder leidingwater te verbruiken in plaats van minder grondwater op te pompen; dat het bedrijf stelt dat zowel het leidingwater als het grondwater uit dezelfde watervoerende laag wordt opgepompt en het economisch rendabeler is het leidingwater te beperken; dat de afdeling Water in eerste instantie een ongunstig advies gaf voor de uitbreiding van het debiet; dat tijdens de vergadering van de PMVC dit werd herzien en toch een gunstig advies werd verleend mits de termijn beperkt wordt tot 2013-12-16, binnen deze termijn dient men verdere (grond)waterbesparende maatregelen te bestuderen; dat bijgevolg de gevraagde vergunning voor de grondwaterwinning verleend kan worden voor een termijn eindigend op 2013-12-16; Overwegende dat werd opgemerkt dat op heden de kwaliteit van het grondwater wordt gemeten in de buffertank waar het leidingwater en het grondwater worden gemengd; dat dit echter niet overeenstemt met de bepalingen van artikel 5.43.4.5.§2 van Vlarem II; dat hierin wordt gesteld dat de analyse moet gebeuren op het gemengde grondwater uit elke grondwaterwinning, die grondwater oppompt uit éénzelfde watervoerende laag; dat er dus moet worden gemeten vóór de menging met leidingwater; Overwegende dat het bedrijf heel wat energiebesparende maatregelen heeft uitgevoerd zodat het bedrijf reeds hoort tot de wereldtop op vlak van energieverbruik; dat er een monitoringplan in het kader van de CO2emissiehandel werd opgesteld; dat dit werd goedgekeurd d.d. 2008-04-15; Overwegende dat aangezien het bedrijf gelegen is op 100 meter van een Habitatrichtlijngebied er door de afdeling Milieuvergunningen een subadvies werd gevraagd aan het Agentschap Natuur en Bos; dat er geen advies werd ontvangen; dat er bij de hervergunning geen activiteiten zijn gepland die de staat van instandhouding van de habitats of soorten verandert of hypothekeert; dat uit de MER blijkt dat er geen significante invloeden zijn van het bedrijf op de meest kwetsbare fauna en flora aanwezig in de natuurgebieden in de onmiddellijke omgeving; Overwegende dat de exploitant een afwijking vraagt van artikel 5.2.1.5§1 van Vlarem II met betrekking tot het aanbrengen van een uithangbord aan de ingang van de inrichting; dat deze verplichting geldt voor bedrijven waarin afvalstromen van derden worden verwerkt; dat er in de inrichting echter slechts 10% afvalstoffen van derden worden verwerkt; dat het bovendien afvalstoffen betreft die volledig gelijkaardig zijn aan de eigen afvalstoffen; dat de gevraagde afwijking derhalve kan worden toegestaan; Overwegende dat tevens een afwijking wordt gevraagd van artikel 5.2.1.5§5 van Vlarem II dat stelt dat er langs-heen de randen van de inrichting een 5 meter breed groenscherm moet worden aangelegd; dat er langs de randen van de inrichting, buiten de omheining een groenzone werd aangelegd door het gemeentebestuur; dat er bijna uitsluitend gebruik wordt gemaakt van reeds aanwezige installatie en de feitelijke toestand in wezen weinig verandert; dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat om de gevraagde afwijking te verlenen; Overwegende dat tot slot afwijking wordt gevraagd van artikel 5.2.1.2.§3 van Vlarem II inzake de uren van afval-stoffenaanvoer; dat de activiteiten in het bedrijf volcontinu plaatsvinden; dat in principe de aanvoer enkel plaats-vindt in de dagperiode; dat men echter de aanvoer wil mogelijk maken tussen 6 uur en 22 uur inclusief Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
op zon- en feestdagen; dat er slechts een beperkt vrachtverkeer voor nodig is en gelet op de ligging in een industrie-gebied kan de gevraagde afwijking worden toegestaan; Overwegende dat de exploitant bij ministerieel besluit d.d. 2007-05-02 reeds een individuele afwijking verkreeg van artikel 5.33.03.§3 (opslaan van andere brandbare stoffen in lokalen waar papier wordt opgeslagen) van Vlarem II voor een termijn eindigend op de einddatum van onderhavige vergunning; Overwegende dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 4.1.3.2 van Vlarem II de exploitant als normaal zorgvuldig persoon alle nodige maatregelen moet treffen om de buurt te beschermen tegen de risico’s voor en de gevolgen van accidentele gebeurtenissen die eigen zijn aan de aanwezigheid of de uitbating van zijn inrichting; dat dit ondermeer inhoudt dat de nodige interventiemiddelen zijn voorzien; dat het bepalen en het aanbrengen hiervan gebeurt in overleg met de plaatselijke brandweer; Overwegende dat de tijdens het openbaar onderzoek ingediende bezwaren en opmerkingen als volgt kunnen worden geëvalueerd: - het aangevraagde lozingsdebiet: een inperking van het vergunde jaardebiet zou het bedrijf voor problemen stellen indien de recuperatie-installatie tijdelijk buiten werking is. er wordt daarom een beperking doorgevoerd op het totaal van het te lozen en het gerecupereerde waterdebiet; - emissiegrenswaarde voor het effluent: Bijlozing op riolering: voor de lozingsparameters ZS en Ptot blijft de concentratie behouden, maar zal de vuilvracht verminderen bij recuperatie. Voor de lozingsparameter CZV stijgt de concentratie weliswaar bij recuperatie, maar blijft de vuilvracht behouden. Voor de lozingsparameter N totaal blijft de concentratie in principe behouden, maar zal de vuilvracht verminderen bij de recuperatie. Er wordt wel een verhoging gevraagd gedurende beperkte periode wegens verhoogd N-gehalte in aardappelen tijdens deze periode. Na 4 jaar moet er worden geloosd op oppervlaktewater en worden de normen voor N en P verstrengd zowel als jaargemiddelde als voor de ogenblikkelijke waarde. - zorgvuldigheidsprincipe: de exploitant is steeds gehouden aan het zorgvuldigheidsprincipe en aan het naleven van de Vlarem-voorwaarden. Controle hierop wordt uitgevoerd door de afdeling Milieu-inspectie; Overwegende dat, vanuit oogpunt van milieuaspecten, rationeel grondwaterverbruik en -gebruik en het algemeen waterbeheer, gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op de grondwatervoerende lagen, het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens, buiten de inrichting veroorzaakt door de aangevraagde activiteiten, mits naleving van de in dit besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt;
Gehoord het verslag van Frank Smeets, lid van het college;
BESLUIT Artikel 1 §1. Aan FARM FRITES BELGIUM NV wordt, onder de voorwaarden bepaald in dit besluit, de aangevraagde vergunning VERLEEND voor de hernieuwing van de milieuvergunning evenals voor het veranderen door uitbreiding en wijziging, zodat de inrichting de volgende rubrieken omvat: - (rubriek 2.2.2.f.2°) : opslag en mechanische behandeling van andere niet gevaarlijke afvalstoffen opslag, mengen en vermalen van biologisch afbreekbare reststromen afkomstig van aardappelverwerking, via diverse tanks met een totaal inhoudsvermogen van 1.830 ton (klasse 1) - (rubriek 3.3.) : het lozen van niet in rubriek 3.6. begrepen huishoudelijk afvalwater in de openbare riolen Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
-
-
-
-
-
-
-
-
-
het lozen van het huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering met een debiet van max. 32 m³/dag en 7.200 m³/jaar (klasse 3) (rubriek 3.6.3.2) : afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie, voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat één of meer van de in bijlage 2C bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de geldende milieukwaliteitsnormen voor het uiteindelijk ontvangende oppervlaktewater, met uitzondering van de in rubriek 3.6.5. ingedeelde inrichtingen het lozen van bedrijfsafvalwater in de openbare riolering, na anaërobe en aërobe zuivering, en –op een deel van het water- toepassing van extra filtraties en omgekeerde osmose, waardoor de som van het geloosde en gerecupereerde debiet max. 100 m³/u – 2.400 m³/dag – 876.000 m³/jaar bedraagt (klasse 1) (rubriek 12.2.1) : transformatoren 2 transfo’s met een individueel vermogen van elk 630 kVA (klasse 3) (rubriek 12.2.2) : transformatoren 7 transformatoren met een individueel vermogen van 3x 1.250 kVA, 2x 1.600 kVA , 1x 2.000 kVA en 1x 2.500 kVA (klasse 2) (rubriek 12.3.2.) : vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren diverse batterijladers met een totaal vermogen van 170 kW (klasse 3) (rubriek 15.1.2.) : al dan niet overdekte ruimte, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5. en 19.8., voor het stallen van autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens 2 parkeerzones voor het stallen van in totaal max. 33 bedrijfsvoertuigen (klasse 2)
(rubriek 16.3.1.2.) : koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioninginstallaties diverse airconditioninginstallaties, persluchtcompressoren en koel- en vriesinstallaties, met een totaal vermogen van 6.040 kW (klasse 2) (rubriek 16.7.2.) : opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in verplaatsbare recipiënten opslag van 400 liter acetyleen, 1.500 liter ammoniak, 850 liter propaan en 700 liter zuurstof in verplaatsbare flessen – totale opslag: 3.450 liter (klasse 2) (rubriek 16.8.3.) : opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in vaste reservoirs, uitgezonderd deze van drukvaten deeluitmakend van compressoren en uitgezonderd buffervaten opslag van gassen in vast opgestelde tanks: 1x 3.000 liter en 1x 12.000 liter stikstof, 1x 12.700 liter en 1x 40.000 liter CO2 – totale opslag: 67.700 liter (klasse 1) (rubriek 17.3.3.3.) : opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen bovengrondse opslag in verplaatsbare recipiënten en vast opgestelde tanks van 109.874 kg C-producten, 26.714 kg Xi-producten en 360 kg O-producten – totale opslag: 136.948 kg (klasse 1) (rubriek 17.3.6.1°b) : opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C, maar dat 100°C niet overtreft opslag van diesel in een bovengrondse houder met een inhoudscapaciteit van 600 liter en opslag van 1.600 liter additief voor de zuivering in verplaatsbare recipiënten – totale opslag 2.200 liter (klasse 3) (rubriek 17.3.7.1°) : opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100°C opslag van minerale oliën en afvaloliën, en opslag van additieven voor de waterzuivering met een totale opslagcapaciteit van 10.200 liter (klasse 3)
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
(rubriek 17.4.) : opslagplaatsen en/of verkoopspunten van in bijlage 7 bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 25 liter of 25 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5 000 kg of 5 000 liter opslag van als gevaarlijk geëtiketteerde producten, in kleine verpakkingen van max. 25 liter of 25 kg, verspreid over diverse lokalen en waarvan de totale opslaghoeveelheid max. 2.340 kg bedraagt (klasse 3) (rubriek 19.6.1.a.) : opslagplaatsen voor hout e.d., met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48 en rubriek 19.8., volledig gelegen in een industriegebied, opgeslagen in een lokaal de opslag van 200 ton houten paletten in een opslagmagazijn (klasse 3) (rubriek 23.2.1.a.) : inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen en het vervaardigen van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41, volledig gelegen in een industriegebied diverse toestellen voor het behandelen van kunststoffen (verpakkingsmaterialen) met een totaal vermogen van 16 kW (klasse 3) (rubriek 23.3.1.a.) : opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen, met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 41 en 48, volledig gelegen in een industriegebied opslag van 70 ton kunststoffen verpakkingsmaterialen (klasse 3) (rubriek 24.4.) : laboratoria andere dan bedoeld in rubriek 24.1. 6 labo’s i.f.v. de productie, kwaliteitscontrole en/of met proefkeuken (klasse 3) (rubriek 29.5.2.1.a.) : smederijen, andere dan deze bedoeld in rubriek 29.5.1. en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig gelegen in een industriegebied diverse machines voor metaalbewerking met een totaal vermogen van 200 kW (klasse 3) (rubriek 31.1.1.a.) : vast opgestelde motoren, volledig gelegen in een industriegebied een dieselmotor i.f.v. een sprinklerinstallatie, met een vermogen van 110 kW (klasse 3) (rubriek 33.4.) : opslagplaatsen voor papierdeeg, papier, karton en voor waren uit papier en karton de opslag van 250 ton papier en karton (klasse 2) (rubriek 39.1.3°) : stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren 7 stoomgeneratoren met een totaal waterinhoudsvermogen van 169.250 liter (klasse 1) (rubriek 39.2.2°) : stoomvaten, met inbegrip van warmtewisselaars waarvan de primaire ruimte als stoomvat wordt beschouwd schilvaten en warmtewisselaars met een totaal waterinhoudsvermogen van 7.100 liter (klasse 2) (rubriek 43.1.3.) : verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie : stookinstallaties, e.d. 3 stookinstallaties van elk 10.900 kWth, 1 stookinstallatie van 10.500 kWth, 2 stookinstallaties van elk 8.700 kWth en 1 stookinstallatie van 6.600 kWth – totaal vermogen: 67.200 kWth (klasse 1) (rubriek 43.3.) : stookinstallaties met een hoeveelheid vrijkomende warmte van meer dan 50 MW 3 stookinstallaties van elk 9,81 MW, 1 stookinstallatie van 9,45 MW, 2 stookinstallaties van elk 7,83 MW en 1 stookinstallatie van 5,94 MW – totaal vermogen: 60,48 MW (klasse 1) (rubriek 43.4.) : verbrandingsinstallaties (inclusief motoren) met een totaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke stoffen of stadsafval 3 stookinstallaties van elk 10,9 MW, 1 stookinstallatie van 10,5 MW, 2 stookinstallaties van elk 8,7 MW en 1 stookinstallatie van 6,6 MW – totaal vermogen: 67,2 MW (klasse 1) (rubriek 45.13.a.) : fabriek voor aardappelverwerking tot chips, kroketten en gelijkaardige producten diverse installaties omvattende aardappelontvangst, 1 frietlijn, 1 friet- en aardappelspecialiteitenlijn, 1 vlokkenlijn en 1 pureelijn (klasse 2) (rubriek 45.13.b.) : aardappelen schillen en conserveren op industriële wijze diverse installaties omvattende aardappelontvangst, 1 frietlijn, 1 friet- en aardappelspecialiteitenlijn, 1 vlokkenlijn en 1 pureelijn (klasse 2)
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
(rubriek 45.16.2°) : installaties voor het bewerken en verwerken voor de fabricage van levensmiddelen op basis van plantaardige grondstoffen diverse installaties voor de verwerking van aardappelen tot diverse diepvriesproducten (frieten, vlokken, puree en andere aardappelspecialiteiten) met een productiecapaciteit van +/- 617 ton eindproducten per dag (klasse 1) - (rubriek 53.8.3°) : boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning, andere dan deze bedoeld in rubriek 53.1. tot en met 53.7. winnen van grondwater uit de Zanden van Antwerpen, via 5 putten, met een totaal debiet van maximaal 60 m³/uur – 1.440 m³/dag – 396.000 m³/jaar (klasse 1) op de kadastrale percelen van en te LOMMEL, Afdeling 2, Sectie A, perceelnrs. 1225y4, 1225z4 en 1225d6, ter plaatse Maatheide 50-52. -
§2. De plannen gehecht aan dit besluit maken er integraal deel van uit. Artikel 2 §1. De in artikel 1 bedoelde vergunde inrichting moet in gebruik worden genomen binnen een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van dit besluit. De in deze beslissing vermelde exploitatievoorwaarden zijn onmiddellijk van toepassing vanaf het ogenblik dat een inrichting wordt geëxploiteerd (dus in gebruik is genomen) tenzij in de voorwaarden zelf anders wordt bepaald. §2. In de mate dat voor de inrichting die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens artikel 99, §1 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening een vergunning nodig is, wordt deze milieuvergunning geschorst zolang deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend, in de zin van artikel 133bis, 1°, of artikel 193, §2bis, eerste lid, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening. In afwijking van het bepaalde in §1 gaat de termijn van ingebruikname van de milieuvergunning slechts in op de dag dat de vergunning voor handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 99, §1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening definitief is verleend. §3. Wordt de vergunning voor handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 99, §1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, evenwel definitief geweigerd, in de zin van artikel 133bis, 2°, of artikel 193, §2bis, alinea 2, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege. Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn van 20 jaar die eindigt op 2028-08-28 met uitzondering van de grondwaterwinning (rubriek 53.8.3°) dewelke wordt vergund tot een termijn eindigend op 2013-12-16. Artikel 4 De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van: §1. de algemene en sectoriële voorwaarden van Vlarem II. Ter informatie volgt hierna een niet-limitatieve opsomming van toepasselijke algemene en sectoriële bepalingen uit Vlarem II: - V.01: algemene milieuvoorwaarden – algemeen - V.02: algemene milieuvoorwaarden – geluid - V.03: algemene milieuvoorwaarden – oppervlaktewater - V.04: lozingen in grondwater - V.05: algemene milieuvoorwaarden – lucht - V.109: algemene milieuvoorwaarden - licht - V.07: verwerking van afvalstoffen – algemeen - V.17: opslag en behandeling van gevaarlijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen, niet elders vermeld - V.26: bedrijfsafvalwaters Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
-V.35: elektriciteit - V.37: garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen - V.38: gassen – gemeenschappelijke bepalingen - V.40: gassen – installaties voor het fysisch behandelen van gassen onder andere koelinstallaties, compressoren - V.44: gassen – opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten - V.45: gassen – opslag in vaste reservoirs voor samengeperste vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen - V.46A: opslag van gevaarlijke producten – algemene bepalingen - V.46C: opslag van gevaarlijke producten – opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders - V.59: hout – algemene bepalingen - V.63: kunststoffen - V.67: metalen - V.69: motoren met inwendige verbranding - V.77: papier - V.81: stoomtoestellen - V.107A: niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen – algemene bepalingen en immissiecontroleprocedures - V.107B: niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen – stookinstallaties, met uitzondering van gasturbines en stoom- en gasturbine-installaties – grote installaties - V.83: voedingsnijverheid en –handel: algemene bepalingen - V.93: winning van grondwater
§2. de hierna vermelde bijzondere voorwaarden: 1. In afwijking en/of aanvulling van de algemene en sectorale lozingsvoorwaarden gelden voor de lozing van bedrijfsafvalwater volgende voorwaarden: A. Voor een beperkte termijn van tot 31 december 2012 mag het bedrijfsafvalwater worden geloosd in de openbare riolering aan volgende emissiegrenswaarden: Parameter BZV CZV ZS Zn totaal N totaal N totaal P totaal Chloriden
25 mg/l 125 mg/l 60 mg/l 1 mg/l 20 mg/l – uitgezonderd in de maanden april, mei, juni en juli 30 mg/l – in de maanden april, mei, juni en juli 10 mg/l 2.000 mg/l
B. Na deze overgangsperiode, vanaf 31 december 2012, moet het bedrijfsafvalwater geloosd worden op oppervlaktewater (Kanaal Bocholt-Herentals) aan volgende emissiegrenswaarden: Parameter BZV CZV ZS
25 mg/l 125 mg/l 60 mg/l
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
Zn totaal N totaal N totaal P totaal P totaal Chloriden
1 mg/l 20 mg/l – schepstaal 15 mg/l – jaargemiddelde 4 mg/l – schepstaal 2 mg/l - jaargemiddelde 2.000 mg/l
Het bedrijf moet tweemaandelijks een debietsproportioneel monster laten analyseren door een erkend laboratorium, ter bepaling van het voortschrijdend jaargemiddelde. Deze monsters worden genomen op de eerste maandag en donderdag van elke maand, tenzij anders overeengekomen met LNE, Afdeling MilieuInspectie. Het voortschrijdend rekenkundig gemiddelde van de laatste 24 metingen moet steeds voldoen aan de jaargemiddelde norm. De analyseresultaten worden steeds ter beschikking gesteld van LNE Milieu-Inspectie, en jaarlijks in de maand december overgemaakt aan VMM. 2. Er moet een calamiteitenbekken worden voorzien voor de opvang van het bedrijfsafvalwater gedurende minimaal 24 uur (2.400 m³) ingeval van calamiteiten. 3. Ten laatste op 31 juli 2010 moet de 4de bakoven worden voorzien van een afzuiging, waarbij de bakdampen naar een naverbrander worden afgevoerd. Er wordt terzake een rapport opgesteld van de uitgevoerde werken, de resultaten ervan en eventueel andere genomen geurreducerende maatregelen. Dit rapport wordt ten laatste 6 maanden na voltooiing van de werken ter goedkeuring bezorgd aan LNE, Afdeling Milieu-inspectie, en ter kennisgeving aan de Afdeling Toezicht Volksgezondheid, LNE Afdeling Milieuvergunningen, het gemeentebestuur en de vergunningverlenende overheid. 4. Ten laatste op 2009-07-31 moeten de bronnen S_waterz_8 en S_waterz_1, zoals vermeld in de MER en de aanvullende geluidsnota, zijn gesaneerd. De bronnen S_farmo_14, S_farmo_13 en S_farmo_43, zoals vermeld in de MER en de aanvullende geluidsnota, verantwoordelijk voor de overschrijding van de geluidswaarden voor nieuwe inrichtingen, moeten ten laatste op 2009-12-31 zijn gesaneerd. Ten laatste op die datum (2009-12-31) moet er een rapport zijn opgesteld met hierin een opsomming van de genomen maatregelen, de uitgevoerde werken, de resultaten van nieuwe metingen en eventueel bijkomend te nemen maatregelen. Dit rapport moet ter goedkeuring worden bezorgd aan LNE, Afdeling Milieu-inspectie, en ter kennisgeving aan LNE Afdeling Milieuvergunningen, het gemeentebestuur en de vergunningverlenende overheid. 5. In afwijking van artikel 5.2.1.5.§1 van Vlarem II, is het aanbrengen van een uithangbord aan de ingang van de inrichting niet vereist. 6. In afwijking van artikel 5.2.1.5.§5 van Vlarem II is de aanleg van een groenscherm van minstens 5 m langsheen de randen van de inrichting niet vereist, voor zover dit niet strijdig is met de afgeleverde en/of nog af te leveren bouwvergunningen. 7. In afwijking van artikel 5.2.1.2.§3 van Vlarem II, mag de afvalstoffenaanvoer met vrachtwagens plaatsvinden van 6 uur tot 22 uur alsook op zon- en feestdagen.
Artikel 5 Deze vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
Artikel 6 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van artikel 5, §2 en van hoofdstuk III bis van Vlarem I. Een nieuwe vergunning is nodig voor de inrichting of gedeelte van de inrichting die niet binnen de bij dit besluit vastgestelde termijn (zie art. 2) in gebruik is genomen, of die ten minste gedurende twee opeenvolgende jaren niet werd geëxploiteerd, of die vernield werd door brand of ontploffing veroorzaakt door de exploitatie van de inrichting. §2. Elke overname van de vergunde inrichting door een andere exploitant moet vóór de datum van inwerkingtreding van de overname, worden gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van Vlarem I. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd tussen de 18 de en 12de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn. Indien het een vergunning betreft waarvan de eindtermijn afloopt ten laatste op 1 september 2011, kan de hernieuwing vanaf 48 maanden vóór het verstrijken van de lopende vergunning worden aangevraagd. Artikel 7 Inbreuken op bovenvermelde voorschriften en opgelegde exploitatievoorwaarden zullen vastgesteld, vervolgd en bestraft worden overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en het besluit van de Vlaamse Executieve van 6 februari 1991 houdende het Vlarem. De vergunning kan worden opgeheven of geschorst indien de exploitant bovenvermelde voorschriften en/of voorwaarden niet naleeft of wanneer hij weigert zich te onderwerpen aan de nieuwe of aanvullende voorwaarden die hem worden betekend.
Artikel 8 Een afschrift van dit besluit zal AANGETEKEND worden gezonden aan: 1. voor BEKENDMAKING (aanplakking) aan de burgemeester van en te 3920 LOMMEL. De burgemeester is belast met de bekendmaking (aanplakking) van de beslissing overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk IX van Vlarem I. 2. voor KENNISNEMING aan: a) de aanvrager, met name FARM FRITES BELGIUM NV, Maatheide 50 te 3920 LOMMEL, samen met een exemplaar van de aangehechte plannen b) de Afdeling Milieu-inspectie - Limburg, Koningin Astridlaan 50/5 te 3500 HASSELT, samen met een exemplaar van de aangehechte plannen c) het college van burgemeester en schepenen van en te LOMMEL d) de Provinciale Milieuvergunningscommissie e) de Afdeling Milieuvergunningen - Dienst Limburg, Koningin Astridlaan 50/5 te 3500 HASSELT f) het agentschap R-O Vlaanderen, Ruimtelijke Ordening, Koningin Astridlaan 50/1 te 3500 HASSELT g) de OVAM, Stationsstraat 110 te 2800 MECHELEN h) de VMM, A. Van de Maelestraat 96 te 9320 EREMBODEGEM i) de NV AQUAFIN, Dijkstraat 8 te 2630 AARTSELAAR j) het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Koningin Astridlaan 50/7 te 3500 HASSELT k) de Afdeling Water, Koningin Astridlaan 50/5 te 3500 HASSELT l) de FOD WASO, Toezicht op het Welzijn op het Werk – Directie Limburg, TT 14, Sint-Jozefstraat 10.10 te 3500 HASSELT m) de Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer Milieu & Gezondheid, Dienst Lucht, Graaf de Ferrarisgebouw, 2 de verd., Koning Albert II-laan 20 te 1000 BRUSSEL n) de Directie van de Directe Belastingen, Voorstraat 41 te 3500 HASSELT
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
o) het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk van FARM FRITES BELGIUM NV, Maatheide 50 te 3920 LOMMEL p) de 7de Directie – Financiën en Automatisering – van het provinciebestuur q) SERTIUS cvba, Vaartdijk 3 bus 202 te 3018 WIJGMAAL Artikel 9 §1. Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig artikel 51 van Vlarem I, een beroep worden ingediend bij de Vlaamse regering, gericht aan de Vlaamse minister van Leefmilieu, p.a. Afdeling Milieuvergunningen, Koning Albert II-laan, 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL. Het beroep moet worden ingediend met een aangetekend schrijven binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de dag van verzending (betekening) van een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing aan de aanvrager en aan de belanghebbende overheidsorganen en diensten, bedoeld in artikel 49, §1, 1°, 2° en 3° van Vlarem I, of na de dag van aanplakking (openbare bekendmaking) van de beslissing als het beroep uitgaat vanwege andere personen of instellingen. Het beroepschrift moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, vergezeld zijn van een kopie van het attest van bekendmaking (betekening of aanplakking) van de omstreden beslissing, alsook van een bewijs van storting van het voorgeschreven bedrag aan onderzoekskosten voor het beroepsdossier.
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
§2. Ingevolge de koppeling van de stedenbouwkundige vergunning aan de milieuvergunning vervalt vergunning voor handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 99, §1 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van rechtswege, indien er een administratief beroep werd ingesteld tegen onderhavig besluit, vanaf de weigering van de milieuvergunning door de vergunningverlenende overheid in beroep.
Aanwezig: Steve Stevaert, gouverneur-voorzitter; Marc Vandeput, Sylvain Sleypen, Gilbert Van Baelen, Frank Smeets, Hilde Claes, leden; Renata Camps, provinciegriffier
Hasselt d.d. 2008-08-28
De verslaggever, ( 4 )
Frank Smeets De provinciegriffier,
De gouverneur-voorzitter,
Renata Camps
Steve Stevaert
Nota: Minuten: 4 - besluit: 1 - plannen: 3 Zendbrieven: 18 minuten + 18 expedities Attest: 1 Expedities te maken: - van besluit: 20 - van plannen: 2x3 - van attest: 20 Bijlagen bij brieven: JA (zie brieven)
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...
§2. Ingevolge de koppeling van de stedenbouwkundige vergunning aan de milieuvergunning vervalt vergunning voor handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 99, §1 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van rechtswege, indien er een administratief beroep werd ingesteld tegen onderhavig besluit, vanaf de weigering van de milieuvergunning door de vergunningverlenende overheid in beroep.
Aanwezig: Steve Stevaert, gouverneur-voorzitter; Marc Vandeput, Sylvain Sleypen, Gilbert Van Baelen, Frank Smeets, Hilde Claes, leden; Renata Camps, provinciegriffier
Hasselt d.d. 2008-08-28 De verslaggever, get. Frank Smeets
De provinciegriffier, get. Renata Camps
De gouverneur-voorzitter, get. Steve Stevaert
Voor eensluidend afschrift namens de provinciegriffier
ir. Valère Cornelis inspecteur-generaal
Kenmerk 023.03.10/V2008N006851 Dossier 750.71/A/07.429 Bijlagen ...