p c
r i
e 3de Directie
o
v
in
Limburg Infrastructuur, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Natuur
Sectie 3.3.1
M i l i eu en Nat uur - V er gunni ngen
De deputatie van de provincie Limburg
Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Executieve, houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen (hierna afgekort als Vlarem I); Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse regering, houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II) en zijn latere wijzigingen; Gelet op de op 2009-09-04 ingediende aanvraag van NV WIENERBERGER, Kapel Ter Bede 86, 8500 Kortrijk (ondernemingsnr. 0448 850 870) voor het verkrijgen van een milieuvergunning voor het verder exploiteren evenals het veranderen door uitbreiding en wijziging van de vergunde steenbakkerij, waarvoor volgende ingedeelde rubrieken van toepassing zijn: - (rubriek 2.2.5.e.2°) : opslag en fysisch-chemische behandeling al of niet in combinatie met een mechanische behandeling van andere niet gevaarlijke afvalstoffen vergund: opslag en verwerking van vliegas en calciumreactieproduct én de opslag van 1.500 ton papiervezel in 2 overdekte boxen verandering: herindeling vliegas en calciumreactieproduct en vermindering van de opslag van papiervezel toestand na verandering: de opslag en verwerking van 500 ton papiervezel (klasse 1 – hernieuwing/ verandering) - (rubriek 2.3.4.2.a.1.1.) : opslag en medeverbranding van biomassa-afval – plantaardig afval van land- en bosbouw, plantaardig afval van de levensmiddelenindustrie, vezelachtig afval afkomstig van de productie van ruwe pulp en van de productie van papier uit pulp, dat op de plaats van productie wordt meeverbrand en waarvan de vrijgekomen energie wordt teruggewonnen, kurkafval, onbehandeld houtafval opslag en meeverbranding van onbehandeld houtafval als grondstof in de kleimengeling – met een nominaal thermisch vermogen van 3.200 kW (klasse 2 – hernieuwing) - (rubriek 3.3.) : het lozen van niet in rubriek 3.6. begrepen huishoudelijk afvalwater in de openbare riolen niet-vergunningsplichtig – rubriek mag worden geschrapt - (rubriek 12.2.2.) : transformatoren 1 transformator met een individueel nominaal vermogen van 1.600 kVA (klasse 2 – hernieuwing)
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
1/35
-
-
-
-
-
-
-
(rubriek 15.1.1.) : al dan niet overdekte ruimte, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5. en 19.8., voor het stallen van autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens vergund: stalplaats voor 6 voertuigen (1 bulldozer, 1 kraan op rupsbanden en 4 heftrucks) verandering: uitbreiding van het aantal voertuigen toestand na verandering: stalplaats voor 9 voertuigen (2 bulldozer, 1 kraan op rupsbanden en 6 heftrucks) (klasse 3 – hernieuwing/ verandering) (rubriek 16.3.1.1.) : koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioninginstallaties vergund: 9 airco’s met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 28,28 kW en 3 luchtcompressoren en een persluchtdroger met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 99,4 kW – totaal: 127,68 kW verandering: bijkomende airco toestand na verandering: 10 airco’s met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 32,53 kW en 3 luchtcompressoren en een persluchtdroger met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 99,4 kW – totaal: 131,93 kW (klasse 3 – hernieuwing/ verandering) (rubriek 16.7.1.) : opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in verplaatsbare recipiënten vergund: de opslag van 216 liter propaangas in 6 flessen, 100 liter zuurstof in 2 flessen en 100 liter acetyleen in 2 flessen – totaal: 416 liter verandering: uitbreiding van de opslag van zuurstof en acetyleen toestand na verandering: de opslag van 216 liter propaangas in 6 flessen, 150 liter zuurstof in 3 flessen en 150 liter acetyleen in 3 flessen – totaal: 516 liter (klasse 3 – hernieuwing/ verandering) (rubriek 17.3.3.2.a.) : opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, volledig gelegen in een industriegebied vergund: de opslag van 18.000 kg betonmortel, 227 kg antivries en 20.000 kg kalk (supercalco) – totaal: 38.227 kg verandering: vermindering van de opslag van kalk toestand na verandering: de opslag van 18.000 kg betonmortel, 227 kg antivries en 10.000 kg kalk (supercalco) – totaal: 28.227 kg (klasse 2 – hernieuwing/ verandering) (rubriek 17.3.6.1°b) : opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C, maar dat 100°C niet overtreft vergund: de opslag van 6.000 liter mazout verandering: uitbreiding van de opslag toestand na verandering: de opslag van 13.000 liter mazout in 2 bovengrondse dubbelwandige tanks van respectievelijk 3.000 liter en 10.000 liter (klasse 3 – hernieuwing/ verandering) (rubriek 17.3.7.1°) : opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100°C vergund: de opslag van 400 liter afvalolie, 3.200 liter olieproducten en 250 liter antivries – totaal: 3.850 liter verandering: uitbreiding van de opslag van afvalolie toestand na verandering: de opslag van 1.000 liter afvalolie, 3.200 liter olieproducten en 250 liter antivries – totaal: 4.450 liter (klasse 3 – hernieuwing/ verandering) (rubriek 17.3.9.2°) : brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, zijnde installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) vergund: 1 verdeelpomp voor mazout verandering: uitbreiding toestand na verandering: 2 verdeelslangen voor de verdeling van mazout (klasse 2 – hernieuwing/ verandering)
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
2/35
-
-
-
-
-
-
(rubriek 17.4.) : opslagplaatsen en/of verkoopspunten van in bijlage 7 bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 25 liter of 25 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5 000 kg of 5 000 liter vergund: de opslag van 30 liter verf, 25 liter ontvetter en 20 liter benzine – totaal: 75 liter verandering: uitbreiding van de opslag toestand na verandering: de opslag van 50 liter verf, 50 liter ontvetter, 3 liter zoutzuur en 80 liter zout van terta-hydroxy-butaan-dicarbonzuur – totaal: 183 liter (klasse 3 – hernieuwing/ verandering) (rubriek 19.6.1.b.) : opslagplaatsen voor hout e.d., met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48 en rubriek 19.8., volledig gelegen in een industriegebied, opgeslagen in open lucht vergund: de opslag van 199 ton zaagmeel in een overdekte box en 40 ton paletten in open lucht – totaal: 239 ton verandering: uitbreiding van de opslag toestand na verandering: de opslag van 500 ton zaagmeel in een overdekte box en 150 ton paletten in open lucht - totaal: 650 ton (klasse 3 – hernieuwing/ verandering) (rubriek 20.3.5.a.3.a.) : inrichtingen voor het fabriceren van keramische producten door middel van bakken (of verhitting), met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein, volledig gelegen in een industriegebied toestellen en machines van de steenbakkerij met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 1.661,34 kW (klasse 1 – nieuwe rubriek)
(rubriek 20.3.5.b.) : inrichtingen voor het fabriceren van keramische producten door middel van bakken (of verhitting), met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein, met een productiecapaciteit in gewicht van meer dan 75 ton per dag en/of een ovencapaciteit van meer dan 4 m³ en met een plaatsingsdichtheid per oven van meer dan 300 kg/m³ productie van snelbouwstenen met een productiecapaciteit van 350 ton/dag in gewicht (klasse 1 – hernieuwing) (rubriek 24.4.) : laboratoria andere dan bedoeld in rubriek 24.1. een laboratorium voor kwaliteitscontrole (klasse 3 – hernieuwing) (rubriek 29.5.2.1.a.) : smederijen, andere dan deze bedoeld in rubriek 29.5.1. en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig gelegen in een industriegebied vergund: diverse machines met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 5,4 kW verandering: uitbreiding van het aantal machines toestand na verandering: diverse machines met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 7,4 kW (klasse 3 – hernieuwing/ verandering) (rubriek 30.9.) : steenbakkerijen vergund: toestellen en machines van de steenbakkerij met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 1.707,34 kW verandering: vermindering van de totaal geïnstalleerde drijfkracht toestand na verandering: toestellen en machines van de steenbakkerij met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 1.661,34 kW (klasse 1 – hernieuwing/ verandering) (rubriek 30.10.1°) : inrichtingen voor de opslag of overslag van ertsen en/of andere minerale producten
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
3/35
vergund: de opslag van 40.000 ton afgewerkte producten in open lucht, 4.000 ton graniet in open lucht, 120 ton te hermengen persklare klei i n 2 overdekte boxen, 3.000 ton minerale grondstoffen in 4 overdekte boxen, 200 ton droge minerale grondstoffen in stalen silo, 2.500 ton klei in box, 1.500 ton vliegas in box, 2.000 ton zwarte schiste in overdekte box, 4.000 ton persklare mengeling in overdekte boxen, 199 ton zaagmeel in overdekte box en 1.500 ton papiervezel in overdekte box – op een terrein met een oppervlakte van 7 ha 45 a 60 ca verandering: wijzigingen in de opslag toestand na verandering: de opslag van 40.000 ton afgwerkte producten in open lucht, 2.500 ton lokale klei in box, 750 ton niet lokale klei, 3.500 ton gedroogd kleimengsel, 1.500 ton gemalen baksteen, 450 ton krijt, 500 ton zaagmeel, 50 ton ongebluste kalk, 2.000 ton leisteen in 2 overdekte boxen, 3.000 ton leem in overdekte box, 200 ton vliegas in silo, 500 ton foamglas, 4.000 ton granietpoeder in overdekte box, 500 ton papiervezel in overdekte box, 70 ton gereageerd calciumproduct en 50 ton calciumreactieproduct - op een terrein met een oppervlakte van 7 ha 45 a 60 ca (klasse 2 – hernieuwing/ verandering) - (rubriek 33.4.) : opslagplaatsen voor papierdeeg, papier, karton en voor waren uit papier en karton vergund: de opslag van 1.500 ton papiervezel in 2 overdekte boxen verandering: vermindering van de opslag toestand na verandering: de opslag van 500 ton papiervezel (klasse 2 – hernieuwing/ verandering) - (rubriek 39.1.2°) : stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren 1 stoomgenerator met een waterinhoudsvermogen van 1.200 liter (klasse 2 – hernieuwing) - (rubriek 43.1.3.) : verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie : stookinstallaties, e.d. vergund: diverse stookinstallaties met een totaal warmtevermogen van 11.859 kW verandering: wijziging in de installaties toestand na verandering: diverse stookinstallaties met een totaal warmtevermogen van 11.667 kW (klasse 1 – hernieuwing/ verandering) op de kadastrale percelen van en te TESSENDERLO, Afdeling 3, Sectie C, perceel 132/R, ter plaatse Havenlaan 10; Gelet op de volgende vergunningen en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de bovenvermelde inrichting reeds werden getroffen en op datum van indiening van de bovenvermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing zijn: - besluit d.d. 1990-09-13 van de deputatie waarbij aan NV HEYLEN PORO+ een vergunning werd verleend voor het exploiteren van een steenbakkerij, voor een termijn eindigend op 2010-09-13; - besluit d.d. 1992-07-30 van de deputatie waarbij vergunning werd verleend voor het uitbreiden van de inrichting; - besluit d.d. 1993-12-22 van de deputatie waarbij vergunning werd verleend voor de verandering door uitbreiding van de vergunde steenbakkerij; - besluit d.d. 2000-02-24 van de deputatie houdende inwilligen van het verzoek tot wijziging van de exploitatievoorwaarden (emissiegrenswaarden); - besluit d.d. 2003-05-21 van de deputatie waarbij vergunning werd verleend aan de NV TERCA voor het veranderen door wijziging en uitbreiding van de vergunde steenbakkerij; - ministerieel besluit d.d. 2003-12-09 houdende uitspraak in beroep en waarbij de bestreden beslissing van de deputatie d.d. 2003-05-21 wordt gewijzigd; - besluit d.d. 2005-09-29 van de deputatie waarbij vergunning werd verleend voor het veranderen door uitbreiding en wijziging van de vergunde steenbakkerij; - besluit d.d. 2005-11-17 van de deputatie houdende aktename van de processen die de emissie van CO2 tot gevolg hebben;
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
4/35
- besluit d.d. 2006-08-24 van de deputatie houdende aktename van de melding van NV WIENERBERGER waarbij wordt meegedeeld dat de inrichting wordt veranderd door uitbreiding en wijziging; - besluit d.d. 2007-11-21 van de deputatie waarbij vergunning wordt verleend voor het veranderen door wijziging van de vergunde inrichting; - ministerieel besluit d.d. 2008-05-15 houdende uitspraak in beroep en waarbij de bestreden beslissing van de deputatie d.d. 2007-11-21 wordt bevestigd; Gelet op het schrijven d.d. 2009-09-14, waarbij de aanvrager in kennis werd gesteld dat zijn aanvraag volledig en ontvankelijk werd verklaard; Gelet op de brief d.d. 2009-09-14, waarbij aan de burgemeester van de gemeente Tessenderlo, werd gevraagd over te gaan tot het organiseren van een openbaar onderzoek i.v.m. de ingediende milieuvergunningsaanvraag; Gelet op de brieven, d.d. 2009-09-14, waarbij conform artikel 35, 3° van Vlarem I, door de gemachtigde ambtenaar advies werd gevraagd aan: a) de Provinciale Milieuvergunningscommissie; b) het college van burgemeester en schepenen van en te Tessenderlo; Gelet op de brieven d.d. 2009-09-14, waarbij door de secretaris van de Provinciale Milieuvergunningscommissie advies werd gevraagd aan de belanghebbende adviserende besturen; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van Vlarem I; Gelet op het verslag van de informatievergadering d.d. 2009-10-15, bedoeld in artikel 18 van Vlarem I; Gelet op het P.V. d.d. 2009-10-27, van sluiting van het openbaar onderzoek, waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend; Gelet op het gunstig advies, d.d. 2009-10-22, van het college van burgemeester en schepenen van Tessenderlo, omwille van volgende overwegingen: - bij recente metingen in opdracht van AMINAL-inspectie is benzeen gedetecteerd in de emissies bij Wienerberger Tessenderlo. Gelet op de eigenschappen van benzeen dient dit nauwlettend opgevolgd te worden; - de problematiek van benzeen komt nauwelijks aan bod in het MER, horende bij de hernieuwing van de milieuvergunningsaanvraag; - gelet op de informatievergadering georganiseerd in het kader van het openbaar onderzoek op donderdag 15 oktober 2009; - de inrichting is volgens het gewestplan gelegen in een industriezone;
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
5/35
Gelet op het gunstig advies, d.d. 2009-11-17, van de Afdeling Milieuvergunningen - Dienst Limburg, omwille van volgende overwegingen: - De exploitatie is volgens het gewestplan HASSELT-GENK (K.B. van 03.04.1979) gelegen in een industriegebied Aspect rubrieken
Zwarte schist/leisteen
- Deze component is een restproduct van (vroegere) mijnbouwactiviteiten, vooral het delven van steenkool. De zwarte leisteen is een organisch rijke kleisteen die in de diepere aardlagen ontstaan is onder invloed van hoge druk en relatief hoge temperatuur. De chemische en mineralogische samenstelling is vergelijkbaar met die van plastische klei. - De toepassing van deze stroom wordt door de exploitant ingedeeld als een grondstof. Deze zienswijze kan, gelet op het besluit van de provincie Limburg d.d. 21-05-2003 en het ministeriële besluit d.d. 9-12-2003, gevolgd worden.
Papiervezel
- Deze stroom maakt een essentieel onderdeel uit van het te bakken materiaal. Zowel de organische (vnl. papiervezel en kunststof) als de anorganische (vnl. kaolien en calciumcarbonaat) fractie spelen een belangrijke rol. De organische fractie heeft een belangrijk porievormend vermogen. De anorganische fractie heeft als eigenschap vooral de vorming van onoplosbare zouten en een vastleggen van zwavel onder de vorm van calciumsulfaten. - De toepassing van deze stroom wordt door de exploitant ingedeeld als een nuttige toepassing van een afvalstof. Deze zienswijze kan, gelet op het besluit van de provincie Limburg d.d. 21-11-2007 en het ministeriële besluit d.d. 15-05-2008 gevolgd worden.
Zaagmeel
- Het betreft hier zaagmeel van onbehandeld houtafval. Tijdens het plaatsbezoek geeft men aan dat het een zeer zuivere stroom betreft en er geen fijn MDF stof of boomschors wordt ingezet. Deze component wordt beschouwd als biomassa-afval. De toepassing van deze stroom wordt door de exploitant ingedeeld onder opslag en medeverbranding van biomassa-afval. Deze zienswijze kan, gelet op het besluit van de provincie Limburg d.d. 21-11-2007 en het ministeriële besluit d.d. 15-05-2008 gevolgd worden.
Vliegas
- Het betreft hier vliegas afkomstig van poedersteenkoolvergassingsinstallatie, waarbij deze component specifieke sinterende eigenschappen heeft. Deze component werd eerder ook ingedeeld onder rubriek 2.2.5.e.2 (opslag en fysisch-chemische behandeling al of niet in combinatie met een mechanische behandeling van andere niet gevaarlijke afvalstoffen). Het vliegas wordt beschouwd als een secundaire grondstof, welke kan worden ingezet voor gebruik in of als bouwstof.
Calciumresidu
- De exploitant voorziet zowel de opslag van 70 ton gereageerd calciumproduct als van 50 ton calciumreactieproduct. In het voorwerp van de aanvraag geeft men aan dat de aanvraag voor het bekomen van een gebruikscertificaat voor calciumreactieproduct in opmaak is. In het aanvraagdossier geeft men een aantal reeds afgeleverde gebruikscertificaten weer van andere exploitaties.
Lozing van huishoudelijk afvalwater
- In verband met het huishoudelijk afvalwater stelt men in de aanvraag “ niet vergunningsplichtig – rubriek 3.3 mag geschrapt worden”. Uit het dossier blijkt dat men in de geplande situatie een lozing van 780 m³/jaar sanitair afvalwater naar de riolering beoogt. Verder blijkt dat het lozingspunt gelegen is in een gemeente waarvoor een definitief zoneringsplan is vastgesteld en het lozingspunt gelegen is in een centraal gebied. - Gelet op deze gegevens zijn we van oordeel dat deze lozing kan worden ingedeeld onder rubriek 3.2.2°.a van de indelingslijst van titel I van het Vlarem. We veronderstellen hierbij dat een debiet van twintig inwonersequivalenten overkomt met ca. 600 m³. Aangezien deze lozing van huishoudelijk afvalwater een Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
6/35
inrichting van de derde klasse betreft, stellen we voor van deze inrichting akte te nemen. Tijdens het plaatsbezoek werden de vertegenwoordigers van de exploitant gewezen op deze zienswijze. Aspect bescherming van de oppervlaktewateren - Het bedrijf heeft het statuut van nullozer. Er wordt geen bedrijfsafvalwater geloosd. Bijgevolg zijn er geen milieueffecten door de lozing van bedrijfsafvalwater te verwachten. - Huishoudelijk afvalwater zal geloosd worden in de openbare riolering en gezuiverd worden in de RWZI. - Het hemelwater wordt in belangrijke mate geïnfiltreerd en is niet verontreinigd doordat het enkel om water afkomstig van daken en stapelplaatsen van stenen en wegen gaat. Momenteel wordt nog ca. 23% (12.890 m³ per jaar) van het regenwater afgevoerd naar de openbare riolering. - Op de site worden wijzigingen gepland in verband de afvoer van regenwater (vanaf 2009). Deze maatregelen betreffen recuperatie en infiltratie van het hemelwater. Men geeft aan dat de uiteindelijke hoeveelheid regenwater afgevoerd naar de openbare riolering zal beperkt worden tot 2.410 m³ per jaar. Aspect bescherming bodem en grondwater - Verontreiniging van bodem en grondwater kan mogelijk optreden door onder andere: lekkage van tanks of leidingen te wijten aan o.a. defect of breuk – lekkage bij overslag, aftappen van leidingen en tanks bij onderhoudswerkzaamheden – verontreiniging door insijpelen van verontreinigd blus-, regen- of rioolwater – opslag van uitlogende verontreinigende vaste stoffen – calamiteiten. - Tijdens het plaatsbezoek geeft men aan dat de houder voor 6.000 liter rode gasolie verwijderd is. - In het aanvraagdossier geeft men aan dat bodembeschermende maatregelen aanwezig zijn: dubbelwandige tanks met lekdetectie, betonnen vloer of lekbakken. Leem, lokale klei, leisteen, granietslib, zaagmeel en papiervezel worden opgeslagen in overdekte boxen op een betonnen verharding. Foamglas (slijpstof restant – glasachtige substantie met sinterende eigenschappen) wordt opgeslagen in open lucht op een betonnen ondergrond. Vliegas, gereageerd calciumproduct en calciumreactieproduct worden opgeslagen in silo’s. Aspect afvalstoffen - De reststroom die ontstaat bij het reinigen van de vloeren van de hallen wordt indien mogelijk ingezet in het productieproces, of anders opgehaald door een erkende ophaler. - De afvalstoffen die (nog) niet intern of extern hergebruikt kunnen worden, worden conform de regelgeving selectief opgeslagen en afgevoerd. Dit verwijderingsproces wordt voor alle sites binnen Wienerberger centraal beheerd in samenwerking met een extern gespecialiseerde partner. Aspect externe veiligheid - Ter plaatse voorziet men de opslag van een aantal chemische stoffen (brandstoffen, afvalolie, kalk, antivries, betonmortel), mengsels, zaagmeel en paletten. De aanwezige betonmortel wordt opgeslagen in kleine zakken en hoort bij de verkoop van een voegloos te plaatsen type bouwsteen. - De opslag van 500 ton zaagmeel zal gebeuren in een overdekte box. De opslag van 150 ton paletten vindt plaats in open lucht. Tijdens het plaatsbezoek geeft men aan dat het opgeslagen zaagmeel droog is. Er wordt een kleine voorraad opgeslagen op een betonvloer. Men geeft aan dat dit droge zaagmeel niet in belangrijke mate onderhevig is aan broei en mogelijke ontbranding. In verband met de opslag van papiervezel stelt men dat deze opslag ook van een klein karakter is en relatief snel wordt opgewerkt. Aspect luchtemissies Geleide emissies - Op de site te Tessenderlo kunnen volgende geleide emissiepunten geïdentificeerd worden: schoorsteen tunneloven – uitlaten drogerijen – kleine stookinstallatie – stofafzuigingen. - Op de vermelde site is sinds oktober 2007 een nieuwe gaszuivering van het type “droge reiniging met mouwenfilter” aanwezig. Deze gaszuivering behandelt de rookgassen van de tunnelovens. Verder mengt men ook papiervezel bij de overige grondstoffen. Door het hoge calciumgehalte van deze grondstof wordt een gedeelte van het aanwezige zwavel in de uiteindelijke baksteen vastgelegd als calciumsulfaat. Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
7/35
De inzet van deze stroom en de bijhorende emissiereductie zijn noodzakelijk om te voldoen aan de sectorale emissiegrenswaarden die in 2010 van kracht worden, en om de SOx-emissiedoelstellingen te behalen die gesteld worden in het kader van de NEC-richtlijn. - Het dossier bevat een goedgekeurd monitoringsplan 2009 in het kader van de CO2-emissiehandel. - Een eerste toetsing van de geleide emissies bestaat uit het vergelijken van de emissies met de overeenkomstige emissiegrenswaarden, gesteld in titel II van het Vlarem.
Tunneloven
- Voor de exploitatie gelden de algemene emissiegrenswaarden voor lucht en de sectorale voorwaarden voor de fabricage van keramische producten. In het productieproces worden echter afvalstoffen ingezet. - Daar de inzet van papiervezel kan beschouwd al een nuttige toepassing is de mengregel hierop niet van toepassing. - Uit het voorwerp van de aanvraag blijkt dat men de meeverbranding van onbehandeld houtafval beoogt (11% van de warmte wordt geleverd door het bijgevoegde zaagmeel). In het bijgevoegde MER (deel A, pagina 79) stelt men: “naast de emissiegrenswaarden voor het bakproces kan ook de mengregel voor meeverbranding van
afvalstoffen van toepassing zijn. Dit is het geval indien zaagmeel wordt ingezet. De emissiegrenswaarden dalen hierdoor slechts beperkt, vanwege het beperkt (max. 2%) inzetten van zaagmeel . Bij toepassing van de mengregel zal de emissiegrenswaarde slechts zeer beperkt dalen, zaagmeel zal ook niet steeds in dezelfde mate worden ingezet. Voor een voorbeeldberekening van de mengregel wordt verwezen naar bijlage 6 ”. Deze
redenering kan overeenkomstig artikel 5.2.3bis.4.16 van titel II van het Vlarem gevolgd worden. Overeenkomstig deze mengregel zijn, steunend op gegevens aanwezig in het bijgevoegde MER, de volgende emissiegrenswaarden (EGW) van toepassing.
EGW keramische industrie
Alg. EGW
EGW hout afval (18% O2) tot 5 MW
EGW met mengregel met 2% onbehandeld houtafval
Van toepassing zijnde EGW bij toepassing van 2% houtafval
SOx
500 mg/Nm³
500 mg/Nm³
90 mg/Nm³
454 mg/Nm³
454 mg/Nm³
HF
5 mg/Nm³
5 mg/Nm³
-
-
5 mg/Nm³
HCl
30 mg/Nm³
30 mg/Nm³
-
-
30 mg/Nm³
Stof
50 mg/Nm³
50 mg/Nm³
45 mg/Nm³
49 mg/Nm³
49 mg/Nm³
VOS
150 mg/Nm³
-
-
-
150 mg/Nm³
CO
1.500 mg/Nm³
100 mg/Nm³
75 mg/Nm³
1.342 mg/Nm³
1.342 mg/Nm³
NOx
-
500 mg/Nm³
120 mg/Nm³
458 mg/Nm³
458 mg/Nm³
dioxinen en furanen
0,1 ng TEQ/Nm³
-
-
-
0,1 ng TEQ/Nm³
Parameter
- Uit gegevens van het bijgevoegde MER blijkt dat de emissiegrenswaarden van inrichtingen voor de fabricage van keramische producten (rookgassen afkomstig van de verhittingsinstallaties, hier specifiek de tunneloven) behaald kunnen worden. In de volgende tabel worden de emissiekarakteristieken van de tunneloven vergeleken met deze emissiegrenswaarden voor de keramische industrie (Vlarem), de emissiegrenswaarden rekening houdend met de mengregel en de BAT-AEL. De laagste EGW wordt aangeduid.
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
8/35
Parameter
Emissieconcentratie (mg/Nm³)
Emissiegrenswaarde keramische industrie (mg/Nm³) tot 31-12vanaf 01-012009 2010
Van toepassing zijnde EGW (mg/Nm³) bij inzet 2% zaagmeel
BAT-AEL (dagelijkse gemiddelde waarde)
SOx
1.800
2000
500
454
HF
3
15
5
5
500 – 2000 mg/m³ 1 -20 mg/ m³
HCl
14
30
30
1 – 30 mg/m³
stof
92
50
49
20 mg/m³
VOS
53
150
150
-
CO
1.045
1500
1.342
-
NOx
33
500
458
250 mg/m³
dioxinen en furanen
-
0,1 ng TEQ/Nm³
0,1 ng TEQ/Nm³
-
- In het bijgevoegde MER geeft men aan dat Wienerberger op basis van industriële proefmetingen verwacht dat de SOx – emissies door de inzet van droge rookgasreiniging met mouwenfilter tussen 425 en 525 mg/Nm³ zal bedragen. - Verder geeft men aan dat de stofemissieconcentratie gedaald is tot 15 mg/Nm³ sinds de installatie van de nieuwe rookgasreiniging. - Uit deze gegevens blijkt dat de van toepassing zijnde emissiegrenswaarden behaald kunnen worden. - Men voorziet geen bijkomende maatregelen voor de verdere reductie van VOS. In de BBT-studie voor de kleiverwerkende nijverheid geeft men aan dat onder andere de inzet van een nageschakelde rookgasreiniging (bv. een naverbrander) enkel BBT is voor installaties waarin met procesgeïntegreerde maatregelen de VOSemissies niet kunnen gereduceerd worden tot < 150 mg/Nm³. Men stelt in deze BBT-studie dat bij lagere VOS-emissie een autotherme werking van de naverbrander veelal niet mogelijk is.
Droogoven
- In het bijgevoegde MER stelt men dat de emissies van de droogovens beduidend lager zijn dan deze van de tunneloven. De te bereiken temperatuur in het bakproces ligt rond de 1.000°C ligt. In het droogproces bedraagt deze ‘slechts’ 100°C, waarbij een groot deel van de nodige warmte afkomstig is uit het bakproces (gebruik van koellucht: lucht gebruikt om stenen na doorlopen van de tunneloven geleidelijk af te koelen). In 2007 werd er één meting uitgevoerd op een droogoven op de site te Beerse-Absheide (capaciteit van 342 ton per dag en een debiet van 72.743 Nm³ per uur). De meetresultaten worden in de onderstaande tabel weergegeven:
CO NOx CO NOx CO NOx Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
41 5 0,21 0,026 2,98 0,364
mg/Nm³ mg/Nm³ kg/ton kg/ton kg/uur kg/uur 9/35
- De overeenkomstige algemene grenswaarde voor CO is volgens bijlage 4.4.2. van titel II van het Vlarem 100 mg/Nm³. De algemene grenswaarde voor NOx bedraagt 500 mg/Nm³. Daar het droogproces in Tessenderlo vergeleken kan worden met dat van de site te Beerse-Absheide veronderstellen we dat de karakteristieken van de emissies vergelijkbaar zijn en er bijgevolg voldaan kan worden aan deze grenswaarden. - Op de site te Tessenderlo wordt op twee plaatsen stof afgezogen, namelijk een centrale afzuiging ter hoogte van de pers, walswerken en kleivoorbereiding en een afzuiging bij de ovenwagenreiniging. Deze laatste afzuiging is voorzien van een filterpatroon waarbij de afgezogen lucht terug in de hal wordt geblazen. De andere afzuiging is voorzien van een mouwenfilter. De emissieconcentratie van deze afzuiging bedraagt volgens het bijgevoegde MER 5 – 15 mg/Nm³. De algemene grenswaarde voor stofemissie is overeenkomstig bijlage 4.4.2 van titel II van het Vlarem 150 mg/Nm³. - Een tweede toetsing van de geleide emissies bestaat uit het vergelijken van de actuele omgevingsconcentratie met de geldende luchtkwaliteitsdoelstellingen. Op deze wijze wordt de lokale situatie geëvalueerd. - Voor het bepalen van de impact op de omgevingslucht (immissieconcentratie) over een heel jaar maakt men gebruik van dispersieberekeningen. Door middel van het bi-Gaussiaans multi-source IFDM-model genereert men jaargemiddelde resultaten, als ook percentielwaarden op basis van dag- en uurgemiddelden. - Om de milieu-effecten ten gevolge de emissie naar de atmosfeer te beoordelen hanteert men een significantiekader vooropgesteld in functie van de berekende immissiewaarde. Zo geeft men in het bijgevoegde MER aan dat een immissiewaarde groter dan of gelijk aan 5% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde een belangrijke bijdrage inhoudt. - Men bekijkt voornamelijk het pluimmaximum, dit is het gebied met een oppervlakte van 1 km² waarvoor de impact van de site het grootst is. - Voor de polluenten CO, VOS en HCl wordt er geen dispersieberekening gedaan. Als reden geeft men in het bijgevoegde MER aan dat de emissievrachten van de site Tessenderlo lager liggen dan deze van Zonnebeke. Daar de impactberekeningen voor Zonnebeke verwaarloosbare tot beperkte effecten aantonen, werden er voor Tessenderlo geen afzonderlijke dispersieberekeningen uitgevoerd.
Zwaveldioxide
- In het bijgevoegde MER geeft men waarden voor SO2 weer ter hoogte van de VMM-meetpost 40TS07 (Rode Heide). Deze zijn: 7 µg/m³ als jaargemiddelde op basis van uurgemiddelden – 26 µg/m³ als 99percentiel op basis van daggemiddelden – 40 µg/m³ als 99-percentiel op basis van uurgemiddelden. -Het pluimmaximum is gesitueerd op 0,5 tot 1 km ten noordoosten van de site boven industriegebied. Ter hoogte van het industrieterrein bedraagt de maximale bijdrage aan de jaarlijkse gemiddelde SO 2 immissie concentratie 1,29 µg/m³. - De bijdrage van 6,25 µg/m³ SO2 (5% van de dagnorm) aan de daggemiddelde concentratie strekt zicht uit over ca. het volledige industrieterrein, een woongebied met landelijk karakter en natuurgebied. - De bijdrage van 17,5 µg/m³ SO2 (5% van de uurnorm) aan de uurgemiddelde concentratie strekt zich uit over het ganse industrieterrein, de dorpskern Beringen (Tervant & Paal) en Tessenderlo. - Concluderend wordt gesteld dat de bijdrage bij piekomstandigheden als belangrijk kan beschouwd worden. - In het bijgevoegde MER stelt men dat gezien de luchtkwaliteit in de omgeving voldoet aan de geldende normen voor de bescherming van de gezondheid van de mens en gezien de bijdrage van de site ter hoogte van het pluimmaximum beneden deze normen blijft, is de impact van aanvaardbaar te noemen in de drie beschouwde situaties (referentiesituatie – huidige vergunde situatie – toekomstig vergunde situatie). Uit de gegevens in het MER blijkt dat de impact van de SO2 emissie in de toekomstige situatie nog verder zal dalen. - Verder merkt men in het bijgevoegde MER op dat er gebruik wordt gemaakt van “worst-case” berekeningen. Hierdoor stijgt de berekende bijdrage aan de immissieconcentratie in de omgeving naar relevante of belangrijke
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
10/35
waarden. Men geeft aan dat in realiteit de gemiddelde uitstoot niet zo sterk zal stijgen waardoor ook de berekende bijdragen minder belangrijk zullen zijn.
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
11/35
Waterstoffluoride - In het bijgevoegde MER geeft men aan dat de achtergrondwaarde kan worden ingeschat op 0,93 µg/m³. - Het pluimmaximum is gesitueerd op 0,5 tot 1 km ten noordoosten van de site boven industriegebied. - De toekomstige maximale bijdrage is belangrijk ter hoogte van het pluimmaximum (0,19 µg/m³ per jaar) en het Wasseven. In het bijgevoegde MER geeft men aan dat gezien de luchtkwaliteit in de omgeving ver beneden de norm (3 µg/m³) blijft en gezien de bijdrage van de site ter hoogte van het pluimmaximum eveneens ver beneden deze norm blijft, is de impact van de site zeker aanvaardbaar te noemen voor de drie beschouwde situaties. - In verband met het mogelijke effect van fluoridenemissies op de aanwezige flora stelt men dat er tot vandaag geen fytotoxische effecten van fluor worden vastgesteld. Ten opzichte van de referentiesituatie stijgt de fluoremissie. Voor de Ven-gebieden Zwartwater of Winterbeek en Wasseven voorziet men een immissie tussen 0,09 µg/m³ en 0,15 µg/m³. - Men stelt echter dat de stijging nog ver beneden de kritische waarde (er wordt in het MER een toxiciteitgrens van 0,8 µg/m³ gehanteerd). Er wordt in het bijgevoegde MER echter niet ingegaan op het mogelijk versterkende effect van fluoriden door SO2.
Fijn stof
- In het bijgevoegde MER geeft men aan dat in de nabije omgeving van de site de jaargemiddelde waarde voor PM10 in 2007 tussen 21 en 30 µg /m³ lag. - De berekeningen worden uitgevoerd met totaal stof. In het bijgevoegde MER geeft men aan dat er getoetst wordt aan normen voor fijn stof PM10. De dispersieberekeningen werden enkel uitgevoerd voor de geleide bronnen (15 ton stof/jaar) aangezien de niet-geleide emissies (0,59 – 1,8 ton stof/jaar en 0,033 ton per jaar gerelateerd aan vrachtverkeer) enkel kwalitatief beschreven konden worden. - Het pluimmaximum (0,147 µg/m³ per jaar) is gesitueerd op 0,5 tot 1 km ten noordoosten van de site boven industriegebied. In de toekomstige situatie zullen piekbijdrages een verwaarloosbare bijdrage leveren ter hoogte van het piekmaximum.
NOx
- In het bijgevoegde MER geeft men aan dat in de nabije omgeving van de site de jaargemiddelde waarde voor NO2 in 2007 tussen 21 en 30 µg/m³ lag. Het 99-percentiel op uurbasis bedroeg in 2007 gemiddeld 81,7 µg/m³ over heel Vlaanderen. De maximale waarde op uurbasis bedroeg in 2007 gemiddeld 144 µg/m³ over heel Vlaanderen. - Het pluimmaximum (0,742 µg/m³ per jaar) is gesitueerd op 0,5 tot 1 km ten noordoosten van de site boven industriegebied. In de toekomstige situatie zullen de piekbijdragen relevant zijn ter hoogte van het pluimmaximum, Beringen, Tessenderlo, Zwartwater, Wasseven, Waterbroek en Kepkensberg en beperkt ter hoogte van de overige relevante receptoren.
Geur
-Uit een studie uitgevoerd door de VZW BECEWA blijkt dat er mogelijk een relatie bestaat tussen het totaal ftalaatgehalte en geurhinder die ontstaat bij het bakken van stenen waarbij in de kleimassa papiervezels gemengd worden. Deze geurhinder, gekenmerkt als verbrand rubber, wordt volgens deze studie veroorzaakt door de aanwezigheid van plastics in de papiervezels. De aanwezige plastics verbranden bij het bakken van de stenen onvolledig, waardoor mogelijke geurhinder kan ontstaan. - Als besluit stelt deze studie dat op basis van de tot nu toe beschikbare analyseresultaten een waarde van 250 tot 750 mg totaal ftalaten per kg DS papiervezels kan toegelaten worden. - In het aanvraagdossier geeft men aan dat, teneinde geurhinder te vermijden tijdens het productieproces, de kwaliteit van de papiervezel wordt opgevolgd conform het kwaliteitszorgsysteem uitgewerkt door de VZW BECEWA, met name de ftalaatbepaling. Teneinde voldoende garanties te bieden hanteert Wienerberger een maximale waarde van 250 mg totaal ftalaten per kg DS papiervezels. Indien een aangeleverde lading niet voldoet wordt deze door de leverancier terug afgevoerd. Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
12/35
- Verder blijkt uit het aanvraagdossier dat de opslagmethode rekening houdt met deze analyse. Waarbij men werkt volgens het principe van: (i) vullen van de box, (ii) analyse van de papiervezel en (iii) verwerken van de papiervezel. - Tijdens het plaatsbezoek geeft men aan dat de analyseresultaten van dit papierslib ter inzage liggen van de toezichthoudende overheid.
Verzurende deposities
- In het bijgevoegde MER geeft men aan dat in 2006 in Retie en Tielt-Winge (dichtstbijzijnde VMMmeetposten) een totale verzurende depositie opgemeten van 2.834 resp. 1.628 Zeq/ha.j. - Het pluimmaximum is gesitueerd op 0,5 tot 1 km ten noordoosten van de site boven industriegebied. In de toekomstige situatie kan de bijdrage als belangrijk beschouwd worden ter hoogte van het pluimmaximum en natuurgebied Wasseven. De immissie ligt hierbij tussen 186 en 100 Zeq/ha.jaar.
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
13/35
- In het bijgevoegde MER stelt men dat gezien de luchtkwaliteit wat betreft de verzurende componenten (NO x en SO2) in de omgeving beneden hun respectievelijke normen blijven en gezien de bijdrage van de site ter hoogte van het pluimmaximum eveneens ver beneden de MLTD blijft, is de impact van de site zeker aanvaardbaar te noemen voor de toekomstige situatie. - We willen echter opmerken dat de exploitant een vergunning aanvraagt voor een periode van twintig jaar. Dit betekent dat de vergunning komt te vervallen ronde de periode 2030. In de onderstaande tabel wordt de relatieve bijdrage weergegeven tot de verzurende deposities in de omgeving. Als toetsingswaarde hanteren we hier een depositie van 1.400 Zeq/ha.j. Hieruit blijkt dat de relatieve bijdrage voor bepaalde gebieden boven de 5% stijgt.
pluimmaximum Beringen Tessenderlo Zwartwater of Winterbeek Wasseven Klitsberg Oosterbergen Waterbroek Kepkensberg
Relatieve bijdrage aan MLTD %) 6,5 1,7 1,7 1,7-3,5 3,5-5,2 0,7 1,7 < 1,7 < 1,7
Relatieve bijdrage aan LTD (%) 13,2 3,6 3,6 3,6 – 7,1 7,1 - 11 1,4 3,6 < 3,6 < 3,6
- Hieruit blijkt dat op lange termijn mogelijk bijkomende maatregelen nodig zijn om de verzurende depositie verder te beperken. We veronderstellen hierbij dat een geleidelijke vermindering van de verzurende depositie door een opvolging/toepassing van de best beschikbare technieken voldoende garanties kan bieden. Niet geleide emissies - Diffuse stofemissies ontstaan vooral door opslag en manipulatie van vaste (bulk)stoffen (hoofdzakelijk de grondstoffen) in open lucht. Deze emissies resulteren uit diverse bronactiviteiten binnen de opslagcyclus: lossen van grond/hulpstoffen op opslaghopen (valemissies) – winderosie van de opslagoppervlakte – verkeer (bulldozers, vrachtwagens,..) in de opslagzone – opladen van producten voor verzending of gebruik in het proces (valemissie).
Opslag van grondstoffen
- Op de site te Tessenderlo worden de grondstoffen overdekt opgeslagen in langs drie zijden afgesloten boxen. - In het bijgevoegde MER geeft men maatregelen aan, welke de diffuse verspreiding van stof beperken. Men geeft aan dat de meeste grondstoffen nog groevevochtig zijn, waardoor het opwaaien en verspreiden ervan sterk gereduceerd zal worden. De meeste grondstoffen zullen groevevochtig worden getransporteerd. De opslag van vliegas en kalk zal in silo’s gebeuren. In het bijgevoegde MER geeft men aan dat de wegen nat gemaakt worden bij droge periodes. Een bijkomende maatregel om stofverspreiding is regelmatige inspecties houden. Men geeft aan dat dit effectief gebeurt in Tessenderlo echter zonder vaste frequentie.
Verkeersgerelateerde emissies
- Uit het bijgevoegd MER blijkt dat de jaarlijkse NOx/PM10-emissie als gevolg van vrachtverkeer van en naar de site in de directe omgeving zal dalen tot 1.184 kg NOx per jaar en 33 kg PM10 per jaar. Ten opzichte van de huidige situatie betekent dit een daling als gevolg van de strengere emissienormen voor vrachtwagens in 2010. Aspect fijn stof - Uit groeiend wetenschappelijk inzicht blijkt dat deeltjes, vaste en vloeibare, die in de atmosfeer rondzweven een belangrijke impact kunnen hebben op de algemene gezondheid. Afhankelijk van hun grote kunnen deze Kenmerk 14/35 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
deeltjes worden onderverdeeld in grof (aerodynamische diameter > 10 µm) en fijn stof (aerodynamische diameter < 10 µm). Een veel gebruikte afkorting voor fijn stof is PM. De meest besproken fracties zijn PM 10, PM2,5 en PM0,1. Dit zijn de fracties met een aerodynamische diameter kleiner dan respectievelijk 10, 2,5 en 0,1 µm. - Ondanks de reeds geleverde inspanningen en mogelijke reducties van de fijn stof emissies, kunnen verdere maatregelen ter reductie van de uitstoot aan fijn stof een belangrijke bijdrage leveren aan een verdere verbetering van de luchtkwaliteit. - Raadpleging van de elektronische kaart met gehaltes aan fijn stof in Vlaanderen geeft de volgende concentratie (jaargemiddelde 2006) PM10 voor de Havenlaan 10 te Tessenderlo: 30 µg/m³. - Europa legt sinds 2005 voor PM10 een dubbele grenswaarde op: een jaargemiddelde van 40µg/m³ en een daggrenswaarde van 50 µg/m³, die max. 35 keer per jaar mag overschreden worden. Voor PM 2,5 geldt tegen 2010 een jaarlijkse streefwaarde van 25 µg/m³. - In het kader van een gecoördineerde aanpak van de fijn stof problematiek werd door de afdeling milieuvergunningen een lijst opgesteld van sectoren waarbij fijn stof een probleem zou kunnen vormen. Onder andere de kleiverwerkende nijverheid is op deze lijst terug te vinden. - Ter beperking van de stofuitstoot worden een aantal maatregelen opgesomd: De rookgassen van de tunneloven worden door middel van een “droge reiniging met mouwenfilter” gereinigd. Uit bijkomende emissiemetingen blijkt dat de stofemissieconcentratie gedaald is tot 15 mg/Nm³ sinds de ingebruikname van deze installatie. Deze waarde ligt binnen de range van 2-20 mg/m³, een waarde gesuggereerd in de BBT-studie voor de kleiverwerkende nijverheid; De centrale afzuiging ter hoogte van de pers, walswerken en kleivoorbereiding is voorzien van een mouwenfilter. Men neemt aan dat de emissie van deze afzuiging een concentratie van 5-15 mg/m³ heeft; Grondstoffen worden overdekt opgeslagen in langs drie zijden afgesloten boxen; Men geeft aan dat de meeste grondstoffen nog ‘groevevochtig’ zijn tijdens het transport en ook in deze toestand worden opgeslagen; De opslag van kalk en vliegas gebeurt in silo’s; De wegen worden nat gemaakt tijdens droge periodes. - Gelet op de gegevens in het bijgevoegde MER, de aangegeven maatregelen, de gemiddelde jaarlijkse concentratie aan fijn stof voor de Havenlaan te Tessenderlo en het feit dat de exploitatie niet gelegen is in een hotspotzone voor fijn stof veronderstellen we dat naleving van de van toepassing zijnde voorwaarden uit het Vlarem voldoende garanties bieden naar het aspect fijn stof toe. Aspect geluidshinder - In het bijgevoegde MER geeft men aan dat de site te Tessenderlo op een afstand ligt van 570 meter tot het dichtst bijgelegen bewoonde vertrek en daarenboven hiervan gescheiden wordt door tal van andere bedrijven en de autosnelweg (E313). Bijgevolg werden geen emissie- noch immissiemetingen uitgevoerd. Men geeft aan dat het lawaai door het wegverkeer op de E313 bepalend is voor het omgevingsgeluid. - Er werd geopteerd een overdrachtsberekening uit te voeren op basis van het immissierelevante geluidsvermogenniveau van de gelijkaardige conceptsite te Zonnebeke. Op deze wijze tracht men een indicatie te verkrijgen van het specifieke geluidsniveau geproduceerd door het bedrijf ter hoogte van het dichtst bijgelegen woongebied. - Voor de berekening beschouwt men een geluidsvermogenniveau van 104,4 dB(A). Dit omvat de bijdrage van de gehele productie-installaties, afstraling van de gebouwen inclusief de hogere geluidsbronnen zoals de ventilatoren op het dak. Men gebruikt hierbij het geluidsvermogenniveau van de bronnen van conceptsite Zonnebeke.
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
15/35
- In het bijgevoegde MER stelt men, gezien de omvang van het bedrijf te Tessenderlo t.o.v. de fabriek in Zonnebeke, dit geluidsvermogenniveau wellicht een overschatting is. Men berekent de bijdrage van de exploitatie aan het omgevingsgeluid gedurende de nacht. - De site te Tessenderlo kan beschouwd worden als een bestaande inrichting uitgezonderd de nieuwe rookgasreiniger. - In een eerste model worden geluidscontouren bepaald op basis van het geluidsvermogen van de rookgasreiniging van de conceptsite Zonnebeke. Op deze conceptsite komt eenzelfde type rookgasreiniging voor. Uit het bijgevoegde MER blijkt dat de geluidscontour van 50 dB(A) uitstraalt naar het naburige perceel tot een afstand van 80 meter. - In een tweede model worden geluidscontouren bepaald op basis van het geluidsvermogen van de totale site. In de overdrachtsrekening wordt een Lsp van 25 dB(A) afkomstig van de totale site (bestaand + nieuw) naar de dichtst bijgelegen woning berekend. Deze meest nabij gelegen woningen bevinden zich op minder dan 500 meter van het industriegebied. Deze bijdrage is kleiner dan de geldende richtwaarden verminderd met 5 dB(A). Uit dit tweede model volgt dat de geluidscontour van 50 dB(A) uitstraalt over het industrieterrein tot een afstand van ca. 200 m. - Uit het plaatsbezoek blijkt dat men de volgende maatregelen neemt om de geluidsproductie aan de bron en de geluidsoverdracht naar de omgeving te beperken: inkapselen van de installaties; trillingsisolaties van installaties; gebruik van geluidsdempers en traag roterende ventilatoren; ramen, poorten en geluidruchtige apparatuur uit de buurt van omwonenden plaatsen; goed onderhoud van de installatie. - Tijdens het plaatsbezoek geeft men aan dat er nooit geluidsklachten zijn geweest.
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
16/35
Aspect bijzondere voorwaarden uit de lopende vergunning - In het besluit d.d. 21-05-2003 verleend door de provincie Limburg worden de volgende bijzondere voorwaarden opgelegd: Overeenkomstig artikel 5.2.1.2.§2 van titel II van het Vlarem wordt een vrijstelling verleend van de verplichting tot het plaatsen van een eigen geijkte weegbrug met automatische registratie; Overeenkomstig artikel 5.2.1.5.§2 van titel II van het Vlarem wordt een vrijstelling verleend van de verplichting tot het plaatsen van een omheining van ongeveer twee meter hoogte rondom het terrein. - In de huidige aanvraag wordt er geen afwijking van deze artikelen aangevraagd. Tijdens het plaatsbezoek werden de vertegenwoordigers van de exploitant hierop gewezen. Gelet op de impact van deze voorwaarden en de hoofdactiviteit van de exploitant stellen we voor deze twee afwijkingen mee op te nemen in de voorliggende aanvraag. Op basis van het advies van de afdeling milieuvergunningen, horende bij het besluit d.d. 21-05-2003, stellen we voor deze twee afwijkingen toe te staan. - In het besluit d.d. 09-12-2003 wordt de volgende bijzondere voorwaarde opgelegd: Voor 1 januari 2004 stelt de exploitant een verslag op met vermelding van volgende elementen: o de toegevoegde types (deels) organische afvalstoffen; o de toegevoegde hoeveelheid (gewichtsprocent) organische afvalstoffen; o analyseresultaten van het gehalte minerale olie van het toegevoegde zaagmeel; o het energetisch aandeel van de organische afvalstoffen (bijdrage in het rookgasvolume); o een voorstel van toepasselijke emissiegrenswaarden vanaf 1 januari 2004 tot en met 31 december 2009 en vanaf 1 januari 2010, telkens bepaald volgens de mengregel van artikel 5.2.3.1.5.§4 van titel II van het Vlarem. Dit verslag dient eerst ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de afdeling Milieuvergunningen (hoofdbestuur), de Vlaamse Milieumaatschappij en de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest en na goedkeuring te worden bezorgd aan het college van burgemeester en schepenen, de afdeling Milieuvergunningen (hoofdbestuur en buitendienst Limburg), de afdeling Milieu-inspectie, de afdeling Preventiever en Sociale Gezondheidszorg, de afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie, de Vlaamse Milieumaatschappij en de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest. Dit verslag wordt nadien telkens opnieuw eerst ter goedkeuring voorgelegd en nadien aan dezelfde ontvangers bezorgd bij elke wijziging van de situatie. - Ons inzien werd deze bijzondere voorwaarde opgelegd in het kader van de handhaving. We stellen voor deze bijzondere voorwaarde opnieuw op te leggen, waarbij enkel rekening wordt gehouden met de inzet van zaagmeel. Uit het dossier blijkt dat de inzet van zaagmeel maximaal 2% bedraagt. - We stellen bijgevolg voor de eerder opgelegde bijzondere voorwaarde te wijzigen in: Ten laatste drie maanden na het verkrijgen van de vergunning stelt de exploitant een verslag op met vermelding van volgende elementen: o de toegevoegde types zaagmeel; o de toegevoegde hoeveelheid (gewichtsprocent) zaagmeel; o analyseresultaten van het gehalte minerale olie van het toegevoegde zaagmeel; o het energetisch aandeel van het zaagmeel (bijdrage in het rookgasvolume); o een voorstel van toepasselijke emissiegrenswaarden telkens bepaald volgens de mengregel van artikel 5.2.3bis 4.10 van titel II van het Vlarem. Dit verslag dient eerst ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de afdeling Milieuvergunningen, de Vlaamse Milieumaatschappij en de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest en na goedkeuring te worden bezorgd aan het college van burgemeester en schepenen, de afdeling Milieuvergunningen, de afdeling Milieu-inspectie, de afdeling Preventiever en Sociale Gezondheidszorg, de afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie, de Vlaamse Milieumaatschappij en de Openbare Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
17/35
Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest. Dit verslag wordt nadien telkens opnieuw eerst ter goedkeuring voorgelegd en nadien aan dezelfde ontvangers bezorgd bij elke structurele verminderde inzet van zaagmeel. Aspect geïntegreerde bescherming en preventie van verontreiniging - Het gaat hier om de exploitatie van een bedrijf dat omwille van de productie van snelbouwstenen met een productie van meer dan 75 ton/dag (de capaciteit bedraagt 350 ton/dag) onder de toepassing valt van de bepalingen van de titels I en II van het VLAREM inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging als bedoeld in de EU-richtlijn 96/61/EEG van 24 september 1996. - Volgens de EU-richtlijn 96/61/EEG van 24-09-1996 dient dit bedrijf te werken volgens vergunningsvoorwaarden gebaseerd op BBT, deze verplichting is overgenomen in titel I van Vlarem, art. 43 ter.
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
18/35
- Om de lidstaten te helpen, heeft de Europese Commissie BBT-referentiedocumenten ter beschikking stelt. Deze zogenaamde BREF’s geven per bedrijfstak aan wat de BBT zijn en welke milieuprestaties met toepassing van BBT haalbaar zijn. Voor de hoger vermelde exploitaties is het eindrapport “Best available techniques reference documents on the Ceramic Manufacturing Industry” van toepassing. - Door het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek (VITO) werden checklists opgesteld die de vergunningverlener moeten helpen na te gaan in hoeverre de best beschikbare technieken (BBT) uit de BREF kan worden toegepast. Er werd gebruik gemaakt van de GPBV-checklist voor de kleiverwerkende industrie. - In het bijgevoegde MER geeft men aan welke best beschikbare technieken door de exploitant worden toegepast. De voornaamste technieken zijn de inzet van een rookgasreiniger met geconditioneerde kalkhydraatinjectie met mouwenfilter en het gebruik van calciumrijke grondstoffen. - In de vermelde BREF geeft men de volgende afgeleide emissiegrenswaarden (gemiddelde dagelijkse waarden) aan: Tunneloven: HF: 1 – 10 mg/m³ HCl: 1 -30 mg/m³ SO2: 500 – 2000 mg/m³ NOx: 250 mg/m³ stof: 1 – 20 mg/m³ Droogoven: stof: 1 – 20 mg/m³ Geleide emissies van stoffige operaties: stof 1 – 10 mg/m³ als halfuur gemiddelde - Na vergelijken van de Vlarem-emissiegrenswaarden en de BREF-emissiegrenswaarden blijkt dat voor de tunneloven de grenswaarden voor stof en NOx vermeldt in de BREF lager liggen dan de Vlarem-waarden. We stellen bijgevolg voor, gelet op de bijdrage afkomstig van de tunneloven en de handhaafbaarheid, de lagere waarden op te leggen als bijzondere voorwaarden. - In verband met de stofemissie van de droogoven verwijzen we naar de Vlaamse BBT-studie voor de kleiverwerkende nijverheid. Hierin stelt men: “Omwille van het hoge vochtgehalte van de drooggassen, zijn
doekenfilters hier technisch niet toepasbaar. Anderzijds kunnen de stofconcentraties in de drooggassen door procesgeïntegreerde maatregelen normaal beneden 10 mg/m³ gehouden worden, waardoor bijkomende filtratie geen bijkomend milieuvoordeel oplevert”. Naleving van deze best beschikbare technieken, zoals reeds gesteld in
het Vlarem, levert bijgevolg voldoende garanties tot het halen van de range vermeldt in de BREF. - In het MER geeft men aan dat de centrale stofafzuiging ter hoogte van de pers, walswerken en kleivoorbereiding voorzien is van een mouwenfilter. In de Vlaamse BBT studie voor de kleiverwerkende nijverheid beschouwt men de inzet van een stoffilter als een best beschikbare techniek. Naleving van deze best beschikbare technieken, zoals reeds gesteld in het Vlarem, levert bijgevolg voldoende garanties tot het halen van de range vermeldt in de BREF. Aspect EG-beschermingszones: Habitatrichtlijngebied of Vogelrichtlijngebied - Gelet op de afstanden tussen de exploitatie en de EG-beschermingszones worden er geen significante negatieve effecten verwacht, veroorzaakt door de exploitatie op de EG-beschermingszones.
Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Agentschap R-O Vlaanderen, Ruimtelijke Ordening;
Gelet op het gunstig advies, d.d. 2009-11-12, van de Afdeling Land en bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke rijkdommen - Dienst Natuurlijke rijkdommen Hasselt, omwille van volgende overwegingen: - De aanvraag betreft de hernieuwing alsook de verandering door uitbreiding en wijziging van de vergunde steenbakkerij. Er wordt geen stijging van de productiecapaciteit aangevraagd. Er worden geen relevante wijzigingen aan de installaties aangevraagd. Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
19/35
Binnen de Vlarem-rubriek 20.3.5.a betreft de aanvraag de toestellen en machines voor de steenbakkerij voor een totaal vermogen van 1.661,34 kW; binnen de rubriek 20.2.5.b blijft de productiecapaciteit behouden, doch wordt een wijziging aangevraagd van de grondstoffenmengeling; binnen de rubriek 30.9 wordt het geïnstalleerd vermogen verlaagd van 1.707,34 kW naar 1.661,34 kW. - De percelen waar de steenbakkerij zich bevindt, liggen volgens het gewestplan Hasselt-Genk in industriegebied. - De steenbakkerij is vergund door verschillende besluiten van de Bestendige Deputatie en van de bevoegde Vlaamse Minister. Een overzicht wordt toegevoegd in het aanvraagdossier, bijlage G6a. - De steenbakkerij verbruikt ca. 80.000 ton klei per jaar voor de productie van snelbouwstenen. De steenbakkerij beschikt niet over een eigen kleigroeve. De Boomse Klei wordt aangevoerd vanuit de groeve in Rumst. Naast de klei worden andere grondstoffen en toeslagstoffen toegevoegd waarvan schiste de belangrijkste is. - Voor de steenbakkerij werd een MER “Hervergunning van Steenbakkerijen en Dakpannenfabriek – Deel C: Toetsingssite Snelbouwsteen – Tessenderlo” opgemaakt dat goedgekeurd werd op 28 augustus 2009. In het MER wordt een beschrijving gegeven van de verschillende productieprocessen.
Gelet op het gunstig advies, d.d. 2009-11-13, van de OVAM, omwille van volgende overwegingen: - het voorgestelde productieproces wordt beschouwd in overeenstemming te zijn met de “BBT kleiverwerkende nijverheid”. De rookgasreiniging bestaat uit een droge rookgasreiniger met geconditioneerde kalkhydraatinjectie en een mouwenfilter. Dit is een techniek die de voorgestelde emissiegrenswaarden kanhalen. Voor het overige hebben een aantal toeslagstoffen het voordeel om verzurende emissies te beperken. De inzet van papiervezel is immers ook nominatief opgenomen in bovenvermelde BBT-studie met betrekking tot het beperken van verzurende emissies. De bijmenging van een aantal afmageringsmiddelen is vooral nodig omwille van de technische specificaties (bijvoorbeeld een gewaarborgde druksterkte en het beperken van krimpscheuren) van de baksteen; houtafval - de aanvrager wenst onbehandeld houtafval in te zetten voor de productie van bakstenen. De inzet van nietverontreinigd houtafval bleek niet meer mogelijk te zijn omdat dit onvoldoende op de markt aanwezig zou zijn; - het houtafval zal toegevoegd worden aan het kleimengsel om een meer poreuze baksteen te produceren. De inzet van houtafval (als biomassa) impliceert dat de mengregel voor het verbranden van biomassa van toepassing is voor het bepalen van de emissiegrenswaarden voor de steenbakkerij. Dit betreft zagemeel en werd in het verleden ook ingezet onder rubriek 2.3.4.2.a.1°.1; papiervezel - wat hier als papiervezel wordt aangeduid, is in werkelijkheid papierslib. Dit papierslib bestaat (naast water) uit een fractie vezel en (in minder mate) plastics. De vezel bestaat voor een deel uit organische vezels en “vulstoffen”. Het papierslib wordt in de keramische toepassing gemengd in het te bakken materiaal en ondergaat in feite twee reacties: in eerste instantie wordt de organische fractie van de papiervezel en de plastic verbrand en zorgt hierdoor voor een verhoogde porositeit van de snelbouwbaksteen. (deze porositeit werd vroeger bereikt door de verbranding van zagemeel in het te bakken mengsel. Dit papierslib is in feite een vervanging van het vroeger aangewende zagemeel.) De inzet van dit papierslib brengt eveneens een (zekere) reductie van het energieverbruik met zich mee. De tweede reactie die plaatsvindt is de binding van de vrijgezette kalk uit de papiervezel met de S-componenten van de klei. Dit heeft als bijkomend voordeel dat de S-emissies gereduceerd kunnen worden; - in het verleden was er het probleem van geur bij de inzet van papierslib. Om die reden zijn er een aantal beperkende voorwaarden opgenomen voor de inzet van papierslib. Er bleek een relatie tussen de geur en de aanwezige ftalaten (in de kunststof) te zijn. OVAM stelt voor om deze voorwaarde opnieuw op te nemen om zo mogelijke geurhinder te beperken: “ de som van de gemeten ftalaten (als indicator voor het gehalte aan
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
20/35
kunststoffen) valt onder de gehanteerde norm van 250 mg/kg ds.” De OVAM adviseert de inzet van “papiervezel” als gunstig onder rubriek 2.2.5.e.2° - lokale klei, niet lokale klei, leem, kalk en krijt zijn natuurlijke grondstoffen. Over de inzet hiervan geeft de OVAM geen advies. De andere materialen zijn afvalstoffen of kunnen als secundaire grondstof ingezet worden onder welbepaalde conditites: foamglas, granietpoeder, gedroogd kleimengsel, vliegas, gemalen baksteen, calciumreactieproduct, specifiek calciumreactieproduct van rookgasreiniging; - Wienerberger wenst deze materialen als grondstof en niet als afvalstof in te zetten. Voor een aantal stromen zijn er echter nog geen grondstofverklaringen of gebruikscertificaten verleend. Vermits de milieuvergunning van Tessenderlo echter verloopt, moet dit via bijzondere voorwaarden in de milieuvergunning opgevangen worden. Hieronder wordt besproken hoe een onderscheid tussen rubriek 2 en rubrieken 20 & 30 van Vlarem I zou gemaakt kunnen worden; Foamglas - de inzet van dit materiaal kan gunstig beoordeeld worden op voorwaarde dat een gebruikscertificaat verleend werd. Voor bepaalde types foamglas is in het verleden reeds een gebruikscertificaat verleend. Indien dit niet verleend is voor bepaalde andere types foamglas kan de inzet hiervan enkel onder rubriek 2.2.5.e.2° toegestaan worden; gedroogd kleimengsel - dit materiaal kan, na vermalen te worden, terug toegevoegd worden aan het kleimengsel op de site zelf. Indien het materiaal echter afgevoerd zou worden om elders verwerkt te worden of om gestort te worden, betreft het een handeling op een afvalstof: een dergelijk gedroogd kleimengsel bevat immers niet alleen kleimineralen, maar ook een diverse waaier van toeslagstoffen, die in ongebakken toestand wel een relevante milieuimpact zouden kunnen hebben;
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
21/35
gemalen baksteen - dit materiaal is momenteel nog steeds een afvalstof. Dit kan enkel onder de rubrieken 20 & 30 vergund worden wanneer dit materiaal het statuut grondstof zou krijgen of wanneer het onder bepaalde voorwaarden een gebruikscertificaat zou krijgen. Zolang dit niet verleend is, kan de inzet van dit materiaal enkel onder rubriek 2 vergund worden; calciumreactieproduct (of kalksplit) - het calciumreactieproduct dat ingezet wordt voor het mengsel is afkomstig van de rookgasreiniging van de steenbakkerijen van de Wienerberger groep. Er is een gebruikscertificaat afgeleverd voor bepaalde steenbakkerijen van Wienerberger. Enkel dit materiaal kan gebruikt worden. - Het gebruikscertificaat voor het materiaal van Desimpel in Kortemark kan volgens de bepalingen van het gebruikscertificaat momenteel enkel in Kortemark gebruikt worden; - De inzet van dit materiaal kan gunstig beoordeeld worden op voorwaarde dat een gebruikscertificaat verleend werd. Indien dit niet verleend werd kan het enkel onder rubriek 2.2.5.e.2° toegestaan worden; vliegas - Hier moet een onderscheid gemaakt worden over de herkomst van het materiaal. Er is sprake van vliegas van steenkoolcentrales of vliegas van afvalverbranding. Wienerberger opteer hier enkel voor het vliegas van steenkoolcentrales. Dit kan ingezet worden zonder gebruikscertificaat. Andere vliegassen kunnen maar ingezet worden indien er een gebruikscertificaat cfr. het Vlarea verleend is; Leisteen - Wat hier door de aanvrager als leisteen beschouwd wordt is geen leisteen, maar zwarte shiste. Deze zwaerte shiste is een restproduct van de ontginning van steenkool en is afkomstig van terrils. Dit materiaal bevat typisch ook een bepaalde hoeveelheid steenkool en kan hierdoor ook een beperkte energetische bijdrage aan het droog- en bakproces leveren. Dit materiaal heeft in het verleden het statuut “grondstof” gekregen. OVAM brengt bijgevolg over de inzet van dit materiaal geen advies uit;
Gelet op het gunstig advies, d.d. 2009-11-10, van de VMM, omwille van volgende overwegingen: Aspect Water: - Overwegende dat vanaf 1/3/2009 de nieuwe Vlarem-voorwaarden van kracht zijn; dat m.b.t. de ingedeelde rubrieken van Vlarem I belangrijke wijzigingen zijn gebeurd; dat door bovenvermeld zoneringsbesluit van de Vlaamse regering van 9 mei 2008 de lozing van huishoudelijk afvalwater afkomstig van andere dan woongelegenheden met een vuilvracht van maximum 20 inwonersequivalenten momenteel niet meer is ingedeeld als hinderlijke inrichting; - Overwegende dat de lozing van 360 m3/j huishoudelijk afvalwater in riolering daarom ook niet meer wordt aangevraagd; dat het huishoudelijk afvalwater afkomstig is van de sanitaire installaties en geloosd wordt via een septische put; - Overwegende dat het bedrijf het statuut van nullozer heeft; er wordt dus geen bedrijfsafvalwater geloosd; - Overwegende dat er een MER-rapport is opgesteld n.a.v. de hervergunning van de steenbakkerij; - Dat er voor het hemelwater op de site belangrijke wijzigingen worden gepland vanaf 2009. In de toekomst zal ook een gedeelte van het hemelwater dat nu op het dak van het fabrieksgebouw terechtkomt worden hergebruikt in het proces. Daarnaast zal ook de resterende dakoppervlakte en een bijkomend gedeelte van het terrein niet langer afgewaterd worden via riolering maar via bufferbekkens en infiltratiegrachten. Hierdoor daalt de resterende oppervlakte die naar de riolering wordt afgevoerd van 17.930 m² naar 3.355 m² en daalt dus ook de hydraulische belasting van de RWZI, waardoor de overstorten minder hoeven te werken en het influent minder verdund wordt.
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
22/35
- Overwegende dat met de geplande wijzigingen dus nog 2.410 m³/j hemelwater wordt geloosd in de riolering (nu 12.890 m³/j) en dat er 20.120 m³/j hemelwater afvloeit naar infiltratiegrachten en bufferbekkens (nu 10.720 m³/j); dat er ook sowieso 30.000 m³/j hemelwater direct infiltreert in de grond; Aspect lucht: - De aanvraag betreft een inrichting voor de productie van snelbouwstenen; de vergunde productiecapaciteit bedraagt 127.750 ton per jaar. - Het bedrijf beschikt over 1 productielijn, bestaande uit een droogoven (ca. 2 MWth) en een tunneloven (ca. 9 MWth) voor het drogen en bakken van de snelbouwstenen. - De hoofdgrondstof klei wordt aangevoerd vanuit de Rupelstreek; deze Boomse klei heeft een zwavelgehalte grootteorde 1 %. Conform de BBT-aanbevelingen worden zwavelarme calciumhoudende leem en papiervezel ingezet als toeslagstoffen waardoor het zwavelgehalte van het kleimengsel kan worden verlaagd; leem en papiervezel worden ook als zwavel- en fluorbindende stoffen toegevoegd. - De opslag van de aangevoerde grond- en toeslagstoffen geschiedt in overdekte boxen of in silo’s (kalk, vliegas); de grondstoffen zijn nog groevevochtig zodat het optreden van stofemissies hier vrij beperkt blijft. Er zijn bovendien voorzieningen aanwezig om in droge periodes de opslag, het terrein en de wegenis te bevochtigen. - Na het mengen van de grondstoffen, toeslagstoffen en additieven in de kleivoorbereiding worden de snelbouwstenen via een strengpers gevormd; vervolgens worden de stenen gedroogd en gebakken. De branders van droog- en tunneloven zijn aardgasgestookt. - De afgassen aan de droogoven bestaan uit waterdamp en rookgassen van aardgasverbranding (NOx). - De afgassen aan de tunneloven bestaan uit rookgassen van aardgasverbranding (NOx) en uit procesgassen afkomstig van het bakproces, o.a. SO2, HF, HCl, CO, VOS en stof; deze rookgassen worden na reiniging in de atmosfeer geleid via een 40 meter hoge schoorsteen. - De rookgasreiniging aan de tunneloven bestaat op heden – di sinds oktober 2007 – uit een BBT-conforme droge rookgasreiniger met geconditioneerde kalkhydraatinjectie en een mouwenfilter; op die manier kunnen de SO2-, HFen HCl-emissies respectievelijk de stofuitstoot op performante wijze worden gereduceerd. De vanaf 2010 voor steenbakkerijen van toepassing zijnde emissiegrenswaarden zullen dan ook kunnen gerespecteerd. - In het bijgevoegde MER worden enerzijds de reële emissies voor het referentiejaar 2005 opgelijst en anderzijds ook de maximale huidige (via vergunde capaciteit) en toekomstige (rekening houdend met de in 2010 van toepassing zijnde emissiegrenswaarden) emissies berekend; de productie van snelbouwstenen bedroeg 100.800 ton in 2005. - In 2005 werden de rookgassen van de tunneloven gereinigd nog via een cascadefilter en kon een vrij hoge SO2-restconcentratie (1.800 mg/Nm³) genoteerd. - Door de huidige droge rookgasreiniging met kalkhydraatinjectie zal de SO2-concentratie beduidend verminderen – grootteorde 425 à 525 mg SO2/Nm³ kan gegarandeerd -; ook de stofconcentratie in de rookgassen zal door de aanwezigheid van een mouwenfilter sterk afnemen. - De uiteindelijke SO2- en stofemissies zullen ruim lager zijn dan de in 2005 uitgestoten hoeveelheden. Uit de berekeningen in het MER blijkt dat vanaf 2010 de SO2-uitstoot nog slechts grootteorde 310 ton zal bedragen tov 840 ton in 2005; de stofuitstoot zal afnemen van 51 ton (2005) naar ca. 15 ton. - Voor NOx zal bij maximale productie en reële concentraties maximaal grootteorde 20 ton worden geëmitteerd; in 2005 werd 15 ton NOx geëmitteerd. - Voor de droogoven bedraagt de NOx-emissie op jaarbasis (2005) grootteorde 5 ton NOx; in de toekomstige situatie (bij vergunde capaciteit) kan deze uitstoot eventueel toenemen tot grootteorde 6,3 ton. - De gemeten concentraties (2005) voor HF en HCl in de rookgassen van de tunneloven voldoen aan de huidige en ook reeds aan de toekomstige grenswaarden; via de nieuwe droge rookgasreiniging kunnen deze concentraties eventueel nog afnemen. - Stofemissies in het bedrijf kunnen ook afkomstig zijn van stofafzuigingen (geleid) in de productiehal of van de opslag en het verhandelen van grondstoffen, toeslagstoffen, additieven en eindproducten (niet-geleid). Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
23/35
- De stofafzuiging aan de ovenwagenreiniging is uitgerust met een filter; de gereinigde lucht wordt terug in de hal gebracht. De centrale stofafzuiging ter hoogte van de pers, de walswerken en de kleivoorbereiding wordt afgeleid naar een mouwenfilter. Gelet op de gegarandeerde stof-restconcentratie voor een goed onderhouden mouwenfilter nl 5 à 15 mg/Nm³ kan hier een geleide stofuitstoot grootteorde 0,6 à 1,7 ton op jaarbasis worden berekend. - Niet-geleide stofemissies worden conform BBT beperkt door i) het opslaan van de nog groevevochtige grondstoffen in overdekte boxen, ii) de opslag van kalk en vliegassen in silo’s en iii) het bevochtigen van de wegenis bij droge periodes. - In het MER werd via dispersieberekening de huidige en de toekomstige impact van de inrichting op de omgeving ingeschat en beoordeeld via het in MER’s van toepassing zijnde significantiekader. Op basis van immissiemetingen in de omgeving of geïnterpoleerde achtergrondwaarden kon vastgesteld dat de heersende luchtkwaliteit in de omgeving van het bedrijf voldoet aan de toepasselijke kwaliteitdoelstellingen. - De berekende immissiebijdragen voor HCl en CO kunnen als verwaarloosbaar beoordeeld, de immissiebijdragen voor VOS en stof worden als verwaarloosbaar tot beperkt beoordeeld. - Wanneer men rekening houdt met de huidige gemeten emissieconcentraties kan voor de toekomstige situatie ook de immissiebijdrage voor HF en NOx als beperkt tot verwaarloosbaar beoordeeld. - De immissiebijdragen van de voor de sector Steenbakkerijen kenmerkende parameter SO2 zijn in de huidige situatie als vrij belangrijk te beoordelen. In de toekomstige situatie mag een niet onbelangrijke reductie van de SO2-uitstoot verwacht en zullen de immissiebijdragen dan ook plaatselijk verminderen van belangrijk naar beperkt of tot zelfs verwaarloosbaar. Gezien de bijdragen in het pluimmaximum steeds ruim beneden de toepasselijke kwaliteitdoelstellingen gelegen zijn en gezien ook de heersende achtergrondconcentraties voldoen aan de doelstellingen mag ook de impact van de SO2-emissie als aanvaardbaar beoordeeld.
Gelet op het gunstig advies, d.d. 2009-10-13, van de Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid;
Gelet op de bespreking van dit dossier in de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 2009-11-23, waarbij het volgende werd gesteld: * Het betreft de hernieuwing van de vergunning voor de steenbakkerij evenals voor het veranderen door uitbreiding en wijziging aanpassing opslag grondstoffen en gebruik ervan aanpassing vermogens e.d. - wijzigen klasse 3 – rubrieken * tijdens het openbaar onderzoek werden er geen bezwaren ingediend * het advies van het college van burgemeester en schepenen is gunstig. Het college vraagt de nodige aandacht voor de emissies van benzeen * het advies van de afdeling Milieuvergunningen was gunstig mits bijzondere voorwaarden inzake emissiegrenswaarden voor stof en NOx en ivm de inzet van zaagmeel. Daarnaast stelt de afdeling voor om de, vroeger reeds verleende, afwijkingen inzake weegbrug en omheining opnieuw op te nemen. De afdeling merkt eveneens op dat de lozing van huishoudelijk afvalwater wel is ingedeeld, vermits het dossier vermeldt dat het om een lozingsdebiet van 780 m³/j gaat * het advies van de afdeling Ruimtelijke Ordening is stilzwijgend gunstig * het advies van de VMM is gunstig. * het advies van de OVAM is gunstig. OVAM vraagt om bij de rubrieken 20 en 30 duidelijk op te nemen voor welke stoffen een grondstoffenverklaring werd afgeleverd of welke ingezet kunnen worden als secundaire grondstof. De OVAM stelt voor om de bijzondere voorwaarde inzake ftalaten te hernemen Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
24/35
* het advies van de afdeling Natuurlijke Rijkdommen is gunstig * het advies van de dienst Lucht is gunstig * de vertegenwoordiger van de gemeente stelt dat bij een meetcampagne van de afdeling Milieu-inspectie werd vastgesteld dat er een belangrijke emissie van benzeen is bij Wienerberger. De afdeling Milieu-inspectie heeft hieromtrent reeds een aanmaning gestuurd naar het bedrijf. De vertegenwoordiger vraagt dat het bedrijf hieromtrent de nodige info bezorgd * aan het bedrijf zal worden gevraagd om hier voldoende op te reageren. * het bedrijf heeft gevraagd om gehoord te worden maar kon niet aanwezig zijn op 23/11. Het dossier zal daarom hernomen worden op 7/12. * Het dossier wordt met 14 dagen uitgesteld;
Gelet op de bespreking van dit dossier in de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 2009-12-07, waarbij het volgende werd gesteld: * Het betreft een uitgesteld dossier * de vertegenwoordiger van de afdeling Milieuvergunningen stelt dat de door hen voorgestelde bijzondere voorwaarde inzake het zaagmeel niet moet worden weerhouden. De OVAM heeft deze voorwaarde ook niet weerhouden. * een vertegenwoordiging van de exploitant wordt gehoord en verklaart het volgende: wat betreft de problematiek van het benzeen: deze parameter werd niet opgenomen in de MER aangezien de problematiek pas naar voren is gekomen na de opstart van de MER de benzeenuitstoot ligt onder de norm, maar gezien het belang van de parameter werd toch beslist om een studie laten uit te voeren. Dit zal gebeuren door het VITO. In deze studie zal gekeken worden naar de mogelijke herkomst (grondstof of procesparameters). Voorlopig kan er geen directe link worden gelegd tussen de grondstoffen en de uitstoot. De resultaten van de studie zullen worden meegedeeld aan de gemeente en de betrokken diensten men vergat in de aanvraag de vraag tot afwijking op de Vlarem-bepalingen voor de aanleg van een omheining, weegbrug en groenscherm aan te vragen. De voorzitter stelt hierop dat er in het verleden nooit een afwijking op de aanleg van een groenscherm werd gevraagd (voor de omheining en weegbrug wel). Voor het groenscherm kan dit dus nu niet worden toegestaan, vermits dit nooit deel heeft uitgemaakt van een openbaar onderzoek. Er wordt voorgesteld om in een later dossier deze afwijkingen aan te vragen. Met de overige voorgestelde bijzondere voorwaarden heeft het bedrijf geen probleem. * het advies van de PMVC is UNANIEM GUNSTIG mits opname van de bijzondere voorwaarden voorgesteld door AMV en OVAM. Voor de gevraagde afwijkingen wordt verwezen naar een volgend dossier
Gelet op de ligging van de inrichting in een industriegebied van het gewestplan Hasselt-Genk; Overwegende dat, vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten, gesteld kan worden dat de activiteiten, voorwerp van de milieuvergunningsaanvraag verenigbaar zijn met de van toepassing zijnde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat de NV Wienerberger in Tessenderlo een steenbakkerij uitbaat voor de productie van snelbouwstenen met een capaciteit van 350 ton/dag en 127.750 ton/jaar; dat voor de aanmaak van de stenen klei als hoofdgrondstof wordt aangewend; dat daarnaast leem, gedroogd kleimengsel, leisteen en gemalen Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
25/35
baksteen wordt gebruikt; dat teneinde specifieke technische eigenschappen te creëren er diverse toevoegstoffen worden gebruikt zoals papierslib en zaagmeel (afvalstoffen) en allerhande secundaire grondstoffen (zoals vliegas, foamglas, …); dat de kleimengsels, na gevormd te zijn tot bakstenen, worden gedroogd in een droogoven, waarbij enkel een verdamping van water plaatsvindt; dat ze vervolgens worden gebakken in een tunneloven; dat de hierbij ontstane rookgassen, na gaszuivering, worden afgevoerd middels een schoorsteen; Overwegende dat met voorliggende aanvraag de exploitant een vergunning beoogt voor het verder exploiteren van de inrichting, evenals voor het veranderen door uitbreiding en wijziging; dat er in feite geen ingrijpende veranderingen worden gepland; Overwegende dat de inrichting MER-plichtig is omwille van de fabricage van keramische producten met een productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer; dat er een MER (milieueffectenrapport) werd opgesteld door een erkend deskundige; dat dit rapport (PRMER-0379) d.d. 2009-08-28 werd goedgekeurd door de dienst MER; dat de MER besluit dat als gevolg van de activiteiten van Wierberger te Tessenderlo volgende aandachtspunten werden vastgesteld: bijdrage tot de concentraties in de omgevingslucht voor de polluenten SO x, HF en stof en bijdrage tot de verzurende deposities; dat verder wordt gesteld dat op basis van BBT op dit moment geen bijkomende concrete maatregelen voor de verdere reductie van SO2-emissies kunnen worden geïdentificeerd gezien dergelijke maatregelen momenteel technisch-economisch niet realiseerbaar zijn; dat ook voor de reductie van HF-emissies geen bijkomende milderende maatregelen worden voorgesteld gezien de maatregelen welke aanwezig zijn voor de reductie van SO2 ook geschikt zijn voor de reductie van HF-emissies; dat de verspreiding van stof op de site als zeer beperkt wordt ingeschat, gelet op de getroffen maatregelen; Overwegende dat het bedrijf een X- of GPBV-bedrijf betreft omwille van de productie van snelbouwstenen met een productie van meer dan 75 ton/dag; dat volgens de geldende EU-richtlijn dit bedrijf moet werken volgens vergunningsvoorwaarden gebaseerd op BBT/BREF; dat in de MER wordt aangegeven welke best beschikbare technieken worden toegepast; dat hieruit blijkt dat het bedrijf werkt volgens BBT; Overwegende dat het bedrijf het nullozersstatuut heeft en er dus geen bedrijfsafvalwater wordt geloosd; dat het hemelwater dat op de terreinen (wegen en stapelplaatsen) terechtkomt ,als niet verontreinigd wordt beschouwd; dat het deels infiltreert en deels wordt geloosd op de openbare riolering; dat er op heden +/- 13.000 m³/jaar wordt geloosd; dat het bedrijf verdere maatregelen plant voor verdere infiltratie en recuperatie opdat de lozing kan worden beperkt tot ruim 2.400 m³/jaar; Overwegende dat de exploitant stelt dat de rubriek “lozing van huishoudelijk afvalwater” mag worden geschrapt, wegens niet meer ingedeeld; dat de lozing niet meer is ingedeeld indien er minder dan 20 inwonersequivalenten (IE) wordt geloosd; dat er van uit wordt gegaan dat deze 20 IE overeenkomen met een debiet van 600 m³/jaar; dat in het dossier echter wordt aangegeven dat er jaarlijks 780 m³ huishoudelijk afvalwater wordt geloosd; dat de rubriek dus van toepassing blijft; dat deze dan ook zal worden opgenomen in artikel 1 van het besluit; Overwegende dat de tunnelovens de belangrijkste bron van geleide luchtemissies zijn; dat de rookgassen gereinigd worden door middel van een droge rookgasreiniging met kalkhydraatinjectie waardoor de SO 2- en stofconcentratie aanzienlijk wordt gereduceerd; dat verder de inrichting voldoet aan de Vlarem-voorwaarden qua luchtuitstoot; dat de BREF-emissiegrenswaarden voor stof en NOx voor de tunneloven strenger zijn dan de Vlarem-grenswaarden; dat het bedrijf hier thans aan voldoet; dat vermits deze waarden strenger zijn dan Vlarem deze als bijzondere voorwaarde bij dit besluit moeten worden opgelegd;
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
26/35
Overwegende dat in het MER de impact van de luchtemissies op de omgeving werd berekend door middel van dispersieberekeningen (worst-case benadering); dat deze immissie wordt vergeleken met de milieukwaliteitsnormen; dat hieruit blijkt dat de berekende immissiebijdragen voor alle parameters voldoen aan de geldende normen; dat gesteld kan worden dat de impact van de inrichting op de luchtkwaliteit in de omgeving als aanvaardbaar wordt beschouwd; Overwegende dat de afdeling Milieu-inspectie bij een controle vaststelde dat het bedrijf belangrijke hoeveelheden benzeen uitstoot; dat het bedrijf tijdens de hoorzitting van de PMVC aangaf dat de benzeenuitstoot weliswaar onder de geldende normen blijft; dat gelet op de aard van de parameter het bedrijf beslist heeft om de situatie verder te onderzoeken; dat dit zal gebeuren door het VITO; dat ondermeer de herkomst van de benzeen zal worden onderzocht en dat er zal worden gekeken of er een verband bestaat tussen de gebruikte grondstoffen en de uitstoot; dat de conclusies van deze studie zullen worden meegedeeld aan de betrokken diensten en het gemeentebestuur; Overwegende dat de OVAM in zijn advies aangeeft dat bepaalde hulpstoffen die worden ingezet, worden beschouwd als afvalstof die, onder welbepaalde condities, kunnen ingezet worden als secundaire grondstof; dat het hier volgende stoffen betreft: vliegas, foamglas, granietpoeder, gedroogd kleimengsel, gemalen baksteen en specifiek calciumreactieproduct van de rookgasreiniging; dat de exploitant deze stoffen wil inzetten als grondstof en niet als afvalstof; dat deze stoffen enkel kunnen worden ingezet als grondstof indien er een grondstofverklaring of gebruikscertificaat voor werd verleend; dat indien dit niet het geval is, de stoffen moeten worden beschouwd als afvalstof; dat daarom in artikel 1 van dit besluit, bij de van toepassing zijnde “niet-afvalstof”rubrieken, zijnde 20.3.5.b en 30.10.1, duidelijk zal worden aangegeven dat het gaat om die stoffen waarvoor een grondstofverklaring werd afgeleverd of die kunnen ingezet worden volgens de bepalingen van secundaire grondstof zoals bepaald in het Vlarea; Overwegende dat de inzet van papierslib, hetgeen als afvalstof wordt beschouwd, als toevoegstof in het kleimengsel enerzijds zorgt voor een reductie van het energieverbruik en anderzijds bij de verbranding ervan zorgt voor een verhoogde porositeit van de baksteen; dat er in het papierslib steeds een fractie kunststof aanwezig is dewelke ftalaten kunnen bevatten; dat uit een studie blijkt dat er een relatie kan bestaan tussen het totaal ftalaatgehalte van de papiervezel en de mogelijke geurhinder die ontstaat bij het bakken van de stenen; dat de exploitant stelt dat de aangevoerde papiervezel wordt geanalyseerd en een maximale waarde van 250 mg ftalaten per kg droge stof wordt gehanteerd; dat op die manier de geurhinder maximaal wordt beperkt; dat daarom deze maximale waarde in het verleden als bijzondere voorwaarde werd opgelegd; dat het aangewezen lijkt deze voorwaarde te hernemen; Overwegende dat het bedrijf nooit aanleiding heeft gegeven tot geluidsklachten; dat in het MER de invloed van het bedrijf op het geluidsklimaat in de omgeving werd berekend en geëvalueerd; dat hieruit blijkt dat wordt voldaan aan de geldende geluidsvoorwaarden; dat bovendien de nodige milderende maatregelen worden getroffen (inkapseling, trillings- en geluidsdempers, ….) Overwegende dat, vanuit oogpunt van milieuaspecten, gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens, buiten de inrichting veroorzaakt door de aangevraagde activiteiten, mits naleving van de in dit besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Gehoord het verslag van Frank Smeets, lid van het college;
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
27/35
BESLUIT Artikel 1 §1. Aan NV WIENERBERGER, Kapel Ter Bede 86, 8500 Kortrijk wordt, onder de voorwaarden bepaald in dit besluit, de aangevraagde vergunning VERLEEND voor het verder exploiteren evenals het veranderen door uitbreiding en wijziging van de vergunde steenbakkerij, waarvoor volgende ingedeelde rubrieken van toepassing zijn: - (rubriek 2.2.5.e.2°) : opslag en fysisch-chemische behandeling al of niet in combinatie met een mechanische behandeling van andere niet gevaarlijke afvalstoffen de opslag en verwerking van 500 ton papiervezel (klasse 1) - (rubriek 2.3.4.2.a.1.1.) : opslag en medeverbranding van biomassa-afval – plantaardig afval van land- en bosbouw, plantaardig afval van de levensmiddelenindustrie, vezelachtig afval afkomstig van de productie van ruwe pulp en van de productie van papier uit pulp, dat op de plaats van productie wordt meeverbrand en waarvan de vrijgekomen energie wordt teruggewonnen, kurkafval, onbehandeld houtafval opslag en meeverbranding van onbehandeld houtafval als grondstof in de kleimengeling – met een nominaal thermisch vermogen van 3.200 kW (klasse 2) - (rubriek 3.2.2.a.) : het zonder behandeling in een afvalwaterzuiveringsinstallatie lozen van huishoudelijk afvalwater, ander dan afkomstig van woongelegenheden, met een biologisch afbreekbare organische belasting van meer dan 20 inwonersequivalenten, wanneer het lozingspunt is gelegen in een gemeente waarvoor het gemeentelijk zoneringsplan definitief is vastgesteld – lozingspunt gelegen in een centraal gebied en/of een collectief geoptimaliseerd en individueel te optimaliseren buitengebied en/of buiten het zoneringsplan de lozing van 780 m³/jaar sanitair afvalwater in de riolering (klasse 3) - (rubriek 12.2.2.) : transformatoren 1 transformator met een individueel nominaal vermogen van 1.600 kVA (klasse 2) - (rubriek 15.1.1.) : al dan niet overdekte ruimte, andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5. en 19.8., voor het stallen van autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens stalplaats voor 9 voertuigen (2 bulldozer, 1 kraan op rupsbanden en 6 heftrucks) (klasse 3) - (rubriek 16.3.1.1.) : koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioninginstallaties 10 airco’s met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 32,53 kW en 3 luchtcompressoren en een persluchtdroger met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 99,4 kW – totaal: 131,93 kW (klasse 3) - (rubriek 16.7.1.) : opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in verplaatsbare recipiënten de opslag van 216 liter propaangas in 6 flessen, 150 liter zuurstof in 3 flessen en 150 liter acetyleen in 3 flessen – totaal: 516 liter (klasse 3) - (rubriek 17.3.3.2.a.) : opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, volledig gelegen in een industriegebied de opslag van 18.000 kg betonmortel, 227 kg antivries en 10.000 kg kalk (supercalco) – totaal: 28.227 kg (klasse 2) - (rubriek 17.3.6.1°b) : opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C, maar dat 100°C niet overtreft de opslag van 13.000 liter mazout in 2 bovengrondse dubbelwandige tanks van respectievelijk 3.000 liter en 10.000 liter (klasse 3) - (rubriek 17.3.7.1°) : opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100°C de opslag van 1.000 liter afvalolie, 3.200 liter olieproducten en 250 liter antivries – totaal: 4.450 liter (klasse 3) Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
28/35
-
-
-
-
-
-
-
-
(rubriek 17.3.9.2°) : brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, zijnde installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motor(en) 2 verdeelslangen voor de verdeling van mazout (klasse 2) (rubriek 17.4.) : opslagplaatsen en/of verkoopspunten van in bijlage 7 bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen, in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 25 liter of 25 kilogram, voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5 000 kg of 5 000 liter de opslag van 50 liter verf, 50 liter ontvetter, 3 liter zoutzuur en 80 liter zout van terta-hydroxy-butaandicarbonzuur – totaal: 183 liter (klasse 3) (rubriek 19.6.1.b.) : opslagplaatsen voor hout e.d., met uitzondering van deze bedoeld onder rubriek 48 en rubriek 19.8., volledig gelegen in een industriegebied, opgeslagen in open lucht de opslag van 500 ton zaagmeel in een overdekte box en 150 ton paletten in open lucht - totaal: 650 ton (klasse 3) (rubriek 20.3.5.a.3.a.) : inrichtingen voor het fabriceren van keramische producten door middel van bakken (of verhitting), met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein, volledig gelegen in een industriegebied toestellen en machines van de steenbakkerij met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 1.661,34 kW (klasse 1)
(rubriek 20.3.5.b.) : inrichtingen voor het fabriceren van keramische producten door middel van bakken (of verhitting), met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein, met een productiecapaciteit in gewicht van meer dan 75 ton per dag en/of een ovencapaciteit van meer dan 4 m³ en met een plaatsingsdichtheid per oven van meer dan 300 kg/m³ productie van snelbouwstenen met een productiecapaciteit van 350 ton/dag in gewicht. Het gebruik van vliegas, foamglas, granietpoeder, gedroogd kleimengsel, gemalen baksteen, specifiek calciumreactieproduct van rookgasreiniging waarvoor een grondstofverklaring werd afgeleverd of die ingezet kunnen worden volgens de bepalingen van secundaire grondstof (cfr. Vlarea) (klasse 1) (rubriek 24.4.) : laboratoria andere dan bedoeld in rubriek 24.1. een laboratorium voor kwaliteitscontrole (klasse 3) (rubriek 29.5.2.1.a.) : smederijen, andere dan deze bedoeld in rubriek 29.5.1. en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal, volledig gelegen in een industriegebied diverse machines met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 7,4 kW (klasse 3) (rubriek 30.9.) : steenbakkerijen toestellen en machines van de steenbakkerij met een totaal geïnstalleerde drijfkracht van 1.661,34 kW (klasse 1) (rubriek 30.10.1°) : inrichtingen voor de opslag of overslag van ertsen en/of andere minerale producten de opslag van 40.000 ton afgwerkte producten in open lucht, 2.500 ton lokale klei in box, 750 ton niet lokale klei, 3.500 ton gedroogd kleimengsel, 1.500 ton gemalen baksteen, 450 ton krijt, 500 ton zaagmeel, 50 ton ongebluste kalk, 2.000 ton leisteen in 2 overdekte boxen, 3.000 ton leem in overdekte box, 200 ton vliegas in silo, 500 ton foamglas, 4.000 ton granietpoeder in overdekte box, 500 ton papiervezel in overdekte box, 70 ton gereageerd calciumproduct en 50 ton calciumreactieproduct - op een terrein met een oppervlakte van 7 ha 45 a 60 ca. Het gebruik van vliegas, foamglas, granietpoeder, gedroogd kleimengsel,
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
29/35
gemalen baksteen, specifiek calciumreactieproduct van rookgasreiniging waarvoor een grondstofverklaring werd afgeleverd of die ingezet kunnen worden volgens de bepalingen van secundaire grondstof (cfr. Vlarea) (klasse 2) - (rubriek 33.4.) : opslagplaatsen voor papierdeeg, papier, karton en voor waren uit papier en karton de opslag van 500 ton papiervezel (klasse 2) - (rubriek 39.1.2°) : stoomgeneratoren, andere dan lagedruk stoomgeneratoren 1 stoomgenerator met een waterinhoudsvermogen van 1.200 liter (klasse 2) - (rubriek 43.1.3.) : verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie : stookinstallaties, e.d. diverse stookinstallaties met een totaal warmtevermogen van 11.667 kW (klasse 1) op de kadastrale percelen van en te TESSENDERLO, Afdeling 3, Sectie C, perceel 132/R, ter plaatse Havenlaan 10; §2. De plannen gehecht aan dit besluit maken er integraal deel van uit.
Artikel 2 §1. De in artikel 1 bedoelde vergunde inrichting moet in gebruik worden genomen binnen een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van dit besluit. De in deze beslissing vermelde exploitatievoorwaarden zijn onmiddellijk van toepassing vanaf het ogenblik dat een inrichting wordt geëxploiteerd (dus in gebruik is genomen) tenzij in de voorwaarden zelf anders wordt bepaald. §2. In de mate dat voor de inrichting die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens artikel 99, §1 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening een vergunning nodig is, wordt deze milieuvergunning geschorst zolang deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend, in de zin van artikel 133bis, 1°, of artikel 193, §2bis, eerste lid, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening. In afwijking van het bepaalde in §1 gaat de termijn van ingebruikname van de milieuvergunning slechts in op de dag dat de vergunning voor handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 99, §1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening definitief is verleend. §3. Wordt de vergunning voor handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 99, §1, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, evenwel definitief geweigerd, in de zin van artikel 133bis, 2°, of artikel 193, §2bis, alinea 2, van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege.
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
30/35
Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn eindigt op 2029-12-23.
van twintig jaar die
Artikel 4 De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van: §1. de algemene en sectoriële voorwaarden van Vlarem II. Ter informatie volgt hierna een niet-limitatieve opsomming van toepasselijke algemene en sectoriële bepalingen uit Vlarem II: - V.01: algemene milieuvoorwaarden – algemeen - V.02: algemene milieuvoorwaarden – geluid - V.03: algemene milieuvoorwaarden – oppervlaktewater - V.05: algemene milieuvoorwaarden – lucht - V.109: algemene milieuvoorwaarden – licht - V.07: verwerking van afvalstoffen – algemene bepalingen - V.13: inrichtingen voor het opslaan en behandelen van bepaalde ongevaarlijke vaste afvalstoffen - V.102: verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties van biomassa-afval - V.35: elektriciteit - V.37: garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen - V.38: gassen – gemeenschappelijke bepalingen - V.40: gassen – installaties voor het fysisch behandelen van gassen onder andere koelinstallaties, compressoren - V.44: gassen – opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten - V.46A: opslag van gevaarlijke producten – algemene bepalingen - V.46C: opslag van gevaarlijke producten – opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders - V.57: opslag van gevaarlijke producten – brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen - V.59: hout – algemene bepalingen - V.61A: industriële inrichtingen die luchtverontreiniging kunnen veroorzaken - algemene bepalingen - V.67: metalen - V.68A: bouwmaterialen en minerale producten – algemene bepalingen - V.68B: bouwmaterialen en minerale producten – inrichtingen voor de fabricage van keramische producten - V.81: stoomtoestellen - V.107A: niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen – algemene bepalingen en immissiecontroleprocedures - V.107C: niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen – stookinstallaties, met uitzondering van gasturbines en stoom- en gasturbine-installaties – middelgrote stookinstallaties §2. de hierna vermelde bijzondere voorwaarden: 1. In afwijking en/of ter aanvulling van de algemene en sectorale emissiegrenswaarden gelden de volgende emissiegrenswaarden voor de rookgassen afkomstig van de verhittingsinstallaties: stof: 20 mg/m³ NOx: 250 mg/m³ 2.
de som van de gemeten ftalaten (als indicator voor het gehalte aan kunststoffen) valt onder de gehanteerde nom van 250 mg/kg droge stof.
Artikel 5 Deze vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden.
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
31/35
Artikel 6 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van artikel 5, §2 en van hoofdstuk III bis van Vlarem I. Een nieuwe vergunning is nodig voor de inrichting of gedeelte van de inrichting die niet binnen de bij dit besluit vastgestelde termijn (zie art. 2) in gebruik is genomen, of die ten minste gedurende twee opeenvolgende jaren niet werd geëxploiteerd, of die vernield werd door brand of ontploffing veroorzaakt door de exploitatie van de inrichting. §2. Elke overname van de vergunde inrichting door een andere exploitant moet vóór de datum van inwerkingtreding van de overname, worden gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van Vlarem I.
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
32/35
§3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd tussen de 18 de en 12de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn. Indien het een vergunning betreft waarvan de eindtermijn afloopt ten laatste op 1 september 2011, kan de hernieuwing vanaf 48 maanden vóór het verstrijken van de lopende vergunning worden aangevraagd. Artikel 7 Inbreuken op bovenvermelde voorschriften en opgelegde exploitatievoorwaarden zullen vastgesteld, vervolgd en bestraft worden overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en het besluit van de Vlaamse Executieve van 6 februari 1991 houdende het Vlarem. De vergunning kan worden opgeheven of geschorst indien de exploitant bovenvermelde voorschriften en/of voorwaarden niet naleeft of wanneer hij weigert zich te onderwerpen aan de nieuwe of aanvullende voorwaarden die hem worden betekend. Artikel 8 Een afschrift van dit besluit zal AANGETEKEND worden gezonden aan: 1. voor BEKENDMAKING (aanplakking) aan de burgemeester van en te TESSENDERLO. De burgemeester is belast met de bekendmaking (aanplakking) van de beslissing overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk IX van Vlarem I. 2. voor KENNISNEMING aan: a) de aanvrager, met name NV WIENERBERGER, Kapel Ter Bede 86 te 8500 KORTRIJK, samen met een exemplaar van de aangehechte plannen b) de Afdeling Milieu-inspectie - Limburg, Koningin Astridlaan 50/5 te 3500 HASSELT, samen met een exemplaar van de aangehechte plannen c) het college van burgemeester en schepenen van en te TESSENDERLO d) de Provinciale Milieuvergunningscommissie e) de Afdeling Milieuvergunningen - Dienst Limburg, Koningin Astridlaan 50/5 te 3500 HASSELT f) het Agentschap R-O Vlaanderen, Ruimtelijke Ordening, Koningin Astridlaan 50/1 te 3500 HASSELT g) de OVAM, Stationsstraat 110 te 2800 MECHELEN h) de VMM, A. Van de Maelestraat 96 te 9320 EREMBODEGEM i) de NV AQUAFIN, Dijkstraat 8 te 2630 AARTSELAAR j) de ALBON, Dienst Natuurlijke Rijkdommen Hasselt, Koningin Astridlaan 50/6 te 3500 HASSELT k) de FOD WASO, Toezicht op het Welzijn op het Werk – Directie Limburg, TT 14, Sint-Jozefstraat 10.10 te 3500 HASSELT l) de Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer Milieu & Gezondheid, Dienst Lucht en Klimaat, Graaf de Ferrarisgebouw, 7de verd., Koning Albert II-laan 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL m) de Directie van de Directe Belastingen, Voorstraat 41 te 3500 HASSELT n) het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk van NV WIENERBERGER, Havenlaan 10 te 3980 TESSENDERLO o) de 7de Directie – Financiën en Automatisering – van het provinciebestuur
Artikel 9 §1. Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig artikel 51 van Vlarem I, een beroep worden ingediend bij de Vlaamse regering, gericht aan de Vlaamse minister van Leefmilieu, p.a. Afdeling Milieuvergunningen, Koning Albert II-laan, 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL. Het beroep moet worden ingediend met een aangetekend schrijven binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de dag van verzending (betekening) van een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing aan de aanvrager en aan de belanghebbende overheidsorganen en diensten, bedoeld in artikel 49, §1, 1°, 2° en 3° van Vlarem I, of na de dag van aanplakking (openbare bekendmaking) van de beslissing als het beroep uitgaat vanwege andere personen of instellingen. Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
33/35
Het beroepschrift moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, vergezeld zijn van een kopie van het attest van bekendmaking (betekening of aanplakking) van de omstreden beslissing, alsook van een bewijs van storting van het voorgeschreven bedrag aan onderzoekskosten voor het beroepsdossier.
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
34/35
§2. Ingevolge de koppeling van de stedenbouwkundige vergunning aan de milieuvergunning vervalt vergunning voor handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 99, §1 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van rechtswege, indien er een administratief beroep werd ingesteld tegen onderhavig besluit, vanaf de weigering van de milieuvergunning door de vergunningverlenende overheid in beroep. Aanwezig: Herman Reynders, gouverneur-voorzitter; Marc Vandeput, Sylvain Sleypen, Gilbert Van Baelen, Frank Smeets, Walter Cremers, Erika Thijs, leden; Renata Camps, provinciegriffier
Hasselt d.d. 2009-12-23
De verslaggever, get. Frank Smeets
De provinciegriffier, get. Renata Camps
De gouverneur-voorzitter, get. Herman Reynders
Voor eensluidend afschrift namens de provinciegriffier
Frank Vranken bestuursdirecteur
Kenmerk 023.03.10/V2009N078152 Dossier 750.71/A/09.282 Bijlagen ...
35/35