p c
r i
e
o
v
in
Limburg Directie
Dienst
Ruimte
M i l i euv er gunni ngen
De deputatie van de provincie Limburg
Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Executieve, houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen (hierna afgekort als Vlarem I); Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse regering, houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II) en zijn latere wijzigingen; Gelet op de op 2010-10-26 ingediende aanvraag – laatst vervolledigd op 2012-12-13 - van de door RENWA lv, Martensweg 35, 3700 Tongeren ingediende aanvraag voor het verkrijgen van een vroegtijdige hernieuwing en verandering van de milieuvergunning (vervaldatum 2027-09-19) voor het exploiteren van een veeteeltbedrijf (pluimvee) en dit ingevolge: - de wijziging van de pluimveesoort die gehouden wordt (i.c. van slachtkippen naar opfokpoeljen), - de toevoeging aan de exploitatie van het perceel nr. 492/h waarop deels een nieuwe pluimveestal zal worden opgericht, - de schrapping van de heden vergunde lozing van huishoudelijk afvalwater via 2 septische putten in een gracht (= huidige rubriek 3.2.2°a./klasse 3), aangezien – volgens de huidige indelingslijst van bijlage 1 van Vlarem I – deze activiteit niet meer als hinderlijk is ingedeeld en bijgevolg dan ook niet langer onderworpen is aan een milieuvergunning (hierdoor maakt het perceel van de woning = 492/g dan ook geen deel meer uit van de exploitatie); - de schrapping van de heden vergunde opslag van 25 ton zagemeel (= huidige rubriek 19.6.2°a./klasse 3), aangezien deze opslag niet meer of in voorkomend geval beneden de vergunningsplichtige drempel plaatsvindt; - enkele nog andere (kleinere) uitbreidingen en/of wijzigingen van de exploitatie, zodanig dat het beoogde veeteeltbedrijf alsdan in totaliteit de volgende als hinderlijk ingedeelde rubrieken van bijlage 1 van Vlarem I zal omvatten met opgave van het voorwerp: (rubriek 9.3.1.c.2°: stallen voor pluimvee en/of niet onder rubrieken 9.2.2.f. en 9.3.2. begrepen gevogelte in een agrarisch gebied en met plaatsen voor meer dan 20.000 kippen, stuks pluimvee of gevogelte ouder dan 1 week – met inbegrip van de installaties voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest zonder bijmenging van afval alsmede met inbegrip van de Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
1/18
installaties voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen inrichting en de bij de inrichting horende gronden): - 3 stallen met plaatsen voor 84.800 opfokpoeljen (2 x 21.200 + 1 x 42.400); - d.i. hernieuwing + verandering door wijziging en uitbreiding / thans vergund voor 2 stallen met plaatsen voor elk 17.050 of in totaal 34.100 slachtkippen; – (klasse 1); (rubriek 9.3.1.d.: stallen voor pluimvee en/of niet onder rubrieken 9.2.2.f. en 9.3.2. begrepen gevogelte / intensieve pluimveehouderij met meer dan 40.000 plaatsen voor pluimvee – met inbegrip van de installaties voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest zonder bijmenging van afval alsmede met inbegrip van de installaties voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen inrichting en de bij de inrichting horende gronden): - 3 stallen met plaatsen voor 84.800 opfokpoeljen (2 x 21.200 + 1 x 42.400); - d.i. verandering door uitbreiding (= nieuwe rubriek); (N.B.: dit betreffen dezelfde stallen en aantallen dieren als voorgaand vermeld onder de rubriek 9.3.1.c.2°); – (klasse 1); (rubriek 15.1.1°: al dan niet overdekte ruimte – andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5. en 19.8. – voor het stallen van 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens): - het stallen van 22 landbouwvoertuigen/-machines; - d.i. hernieuwing / thans reeds zo vergund / onveranderd; – (klasse 3); (rubriek 16.3.1.1°: inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen / koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioninginstallaties met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW): - een koelinstallatie (frigo) met een geïnstalleerde drijfkracht van 20,75 kW; - d.i. hernieuwing / thans reeds zo vergund / onveranderd; – (klasse 3); (rubriek 17.3.3.1°b.: opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen met een totaal inhoudsvermogen van 200 kg tot en met 1.000 kg wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied): - de opslag van 1.000 kg corrosieve producten (reinigingsproducten) in vaten; - d.i. verandering door uitbreiding (= nieuwe rubriek); – (klasse 3); (rubriek 17.3.5.1°: opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen met een totaal inhoudsvermogen van 100 liter tot en met 5.000 liter): - de opslag van 4.500 liter P2-product (petroleum) in een bovengrondse enkelwandige houder; - d.i. hernieuwing + verandering door wijziging (vermindering) / thans vergund voor de opslag van 14.000 liter petroleum in 3 bovengrondse houders van respectievelijk 1 x 5.000 liter en 2 x 4.500 liter; – (klasse 3); (rubriek 17.3.6.1°b.: opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C, maar dat 100°C niet overtreft, met een totaal inhoudsvermogen van 100 liter tot en met 20.000 liter voor andere dan sub a bedoelde inrichtingen): - de opslag van 18.500 liter P3-product in 2 bovengrondse enkelwandige houders van respectievelijk 10.000 liter (petroleum type C) en 4.500 liter (petroleum type C) + in 2 bovengrondse dubbelwandige houders van respectievelijk 3.000 liter (mazout) en 1.000 liter (diesel);
Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
2/18
- d.i. hernieuwing + verandering door uitbreiding / thans vergund voor de opslag van 2.500 liter mazout in een bovengrondse houder; – (klasse 3); (rubriek 17.3.7.1°: opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100°C met een totaal inhoudsvermogen van 200 liter tot en met 50.000 liter): - de opslag van 630 liter oliën in vaten waarvan 600 liter olie en 30 liter afvalolie; - d.i. hernieuwing / thans reeds zo vergund / onveranderd; – (klasse 3); (rubriek 17.3.9.1°: brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, zijnde installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motoren / inrichtingen voor de verdeling van de in rubriek 17.3.6 bedoelde vloeistoffen met maximaal 1 verdeelslang): - een brandstofverdeelinstallatie met 1 verdeelslang mazout; - d.i. hernieuwing / thans reeds zo vergund behoudens een verplaatsing van de installatie; – (klasse 3); (rubriek 17.4.: opslagplaatsen en/of verkoopspunten van in bijlage 7 bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen – in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 25 liter of 25 kilogram – voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter): - de opslag van 500 liter van dergelijke gevaarlijke stoffen in kleinverpakking tot maximaal 25 liter/kg, bestaande uit inweekmiddelen, ontsmettingsmiddelen, e.d.; - d.i. verandering door uitbreiding (= nieuwe rubriek); – (klasse 3); (rubriek 28.2.c.1°: opslagplaats van dierlijke mest in een agrarisch gebied van 10 m³ tot en met 5.000 m³): - de opslag van 40 m³ mengmest (kuiswater) in 2 citernes van respectievelijk 30 m³ en 10 m³; - d.i. hernieuwing + verandering door wijziging (vermindering) / thans vergund voor de opslag van 730 m³ dierlijke mest waarvan 700 m³ vaste mest en 30 m³ gier; – (klasse 3); (rubriek 31.1.1°b.: vast opgestelde motoren met inwendige verbranding met een totaal nominaal vermogen van 10 kW tot en met 100 kW wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied): - een vast opgestelde dieselmotor met een nominaal vermogen van 75 kW x 50% of 37,5 kW (= voor het aandrijven van de noodstroomgenerator); - d.i. verandering door uitbreiding (= nieuwe rubriek); – (klasse 3); (rubriek 43.1.2°b.: verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie: stookinstallaties, e.d. met een totaal warmtevermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas): - 9 warmeluchtblazers met een warmtevermogen van in totaal 812,87 kW, respectievelijk 4 x 100 kW + 4 x 93,04 kW + 1 x 40,71 kW; - d.i. hernieuwing + verandering door uitbreiding en wijziging (herschikking) / thans vergund voor 5 warmeluchtblazers met een totaal warmtevermogen van 412, 87 kW, respectievelijk 4 x 93,04 kW + 1 x 40.71 kW; – (klasse 2), (rubriek 53.8.2°: boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning – andere dan deze bedoeld in rubriek 53.1. tot en met 53.7. – met een opgepompt debiet van 500 m³/jaar tot 30.000 m³/jaar):
Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
3/18
- een grondwaterwinning bestaande uit 2 putten met een diepte van respectievelijk 46 en 107 meter waaruit gezamenlijk 62 m³/dag en 8.910 m³/jaar grondwater onttrokken wordt met als bestemming: de drinkwatervoorziening van de dieren, de reiniging van de stallen, de bevloeiing van 7 ha peren en huishoudelijk gebruik; - d.i. hernieuwing + verandering door uitbreiding / thans vergund voor die putten maar voor een debiet van respectievelijk 15 m³/dag en 3.500 m³/jaar (= put van 46 meter diep) + 55 m³/dag en 4.500 m³/jaar (= put van 107 meter diep); – (klasse 2), en waarvan de exploitatie alsdan voortaan zal plaatsvinden op de kadastrale percelen van en te 3700 Tongeren, Afdeling 12, Sectie A, nrs. 490/h, 492/f en 492/h, ter plaatse Martensweg 35.
Gelet op de volgende vergunningen en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de bovenvermelde inrichting reeds werden getroffen en op datum van indiening van de bovenvermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing zijn: - besluit van de deputatie d.d. 2007-09-19 voor het hernieuwen en veranderen van een pluimveebedrijf tot 2027-09-19 - besluit deputatie d.d. 2008-01-23 houdende aktename van de mededeling van verandering - besluit deputatie d.d. 2009-10-29 houdende aktename van de overname van het pluimveebedrijf; . Gelet op het schrijven d.d. 2010-12-21, waarbij de aanvrager in kennis werd gesteld dat zijn aanvraag volledig en ontvankelijk werd verklaard; Gelet op de brief d.d. 2010-12-21, waarbij aan de burgemeester van de gemeente Tongeren, werd gevraagd over te gaan tot het organiseren van een openbaar onderzoek i.v.m. de ingediende milieuvergunningsaanvraag; Gelet op de brieven, d.d. 2010-12-21, waarbij conform artikel 35, 3° van Vlarem I, door de gemachtigde ambtenaar advies werd gevraagd aan: a) de Provinciale Milieuvergunningscommissie; b) het college van burgemeester en schepenen van en te Tongeren; Gelet op de brieven d.d. 2010-12-21, waarbij door de secretaris van de Provinciale Milieuvergunningscommissie advies werd gevraagd aan de belanghebbende adviserende besturen; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van Vlarem I;
Gelet op het P.V. d.d. 2010-2011-02-09, van sluiting van het openbaar onderzoek, waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend, te weten; Gelet op het gunstig advies, d.d. 2011-02-11, van het college van burgemeester en schepenen van Tongeren, mits de opslag van de gevaarlijke producten in kleine verpakkingen niet strijdig is met artikel 5.15.05.§1 Vlarem II;
Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
4/18
Gelet op het gunstig advies, d.d. 2011-02-14, van de Afdeling Milieuvergunningen - Dienst Limburg, omwille van volgende overwegingen: De exploitatie is volgens het gewestplan gelegen in agrarisch gebied, op een afstand van : - 770 m van een woongebied ander dan woongebied met landelijk karakter; - 3.300 m van een woonuitbreidingsgebied; - 350 m van een woongebied met landelijk karakter; - 1.400 m van een natuurgebied; - 2.000 m van recreatiegebied; - 1.700 m van een parkgebied; - 1.080 m van een industriegebied; Binnen een straal van 100 m liggen geen woningen; Het bedrijf is gelegen op meer dan 10.000 m van Vogelrichtlijngebied V6 en op 1.600 m van Habitatrichtlijngebied H34; Het bedrijf is gelegen op 950 m van een drinkwaterwinning; Het bedrijf is gelegen op meer dan 1.000 m van een bosreservaat; Beschrijving van de exploitatie Het betreft een pluimveebedrijf met momenteel 34.100 plaatsen voor slachtkippen in 2 stallen voor elk 17.050 dieren. In de nieuwe toestand is er een omvorming en een uitbreiding van 34.100 naar 84.800 plaatsen voor opfokpoeljen in 3 stallen voor resp. 2 x 21.200 dieren (in de 2 bestaande stallen) en 1 x 42.400 dieren in een nieuwe stal. De veranderingen omvatten: Omvorming en uitbreiding van 34.100 slachtkippen naar 84.400 plaatsen voor opfokpoeljen in 3 stallen voor resp. 2 x 21.200 (in de 2 bestaande stallen) en 1 x 42.400 dieren in een nieuwe stal. Uitbreiding met de opslag van 1.000 liter corrosieve producten in vaten, Vermindering en wijziging van de opslag van P2-producten tot 4.500 liter petroleum in een bovengrondse houder, Uitbreiding en wijziging van de opslag van P3-producten tot 18.500 liter (2 bovengrondse enkelwandige houders van respectievelijk 10.000 liter petroleum type C en 4.500 liter petroleum type C, 2 bovengrondse dubbelwandige houders van respectievelijk 3.000 liter mazout en 1.000 liter diesel), Verplaatsing van de verdeelinstallatie voor mazout naar de loods, Uitbreiding met de opslag van 500 liter gevaarlijke stoffen in kleinverpakkingen, Vermindering van de mestopslag tot 40 m³ mengmest (kuiswater van de stallen) in 2 citernes van 30 en 10 m³, Uitbreiding met een dieselmotor voor het aandrijven van een noodstroomgenerator van 37,5 kW, Uitbreiding en wijziging tot 9 warmeluchtblazers van resp. 4 x 100 kW, 4 x 93,04 kW en 1 x 40,71 kW (totaal = 812,87 kW), Uitbreiding en wijziging van het debiet van de grondwaterwinning tot 62 m³/dag en 8.910 m³/jaar uit 2 putten van 46 en 107 m diepte, Aspect mestopslag: Het betreft 3 stallen voor opfokpoeljen met in totaal 84.400 dieren. Stal 1 en 2 (voor elk 21.200 opfokpoeljen) zullen bestaan uit een jump-start systeem. De dieren zitten op roosters en de mest wordt gestockeerd onder de roosters. Na een opfokperiode van ca. 17 weken worden de legrijpe legkippen afgevoerd naar legbedrijven. De droge mest wordt in containers afgevoerd naar een mestverwerker. De stallen worden eerst droog en nadien met een hogedrukreiniger gekuist, waarna ze een week leeg staan. De nieuwe stal zal gebouwd worden volgens het ammoniakemissiearme systeem P 2.1, waarbij minimum 50% van de leefruimte van een rooster voorzien wordt (in minimum 2 etages), met daaronder een mestband. De Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
5/18
mestbanden worden minimaal 1 x per week afgedraaid en de verzamelde mest wordt in containers afgevoerd naar een mestverwerker. Na de opfokperiode van ca. 17 weken worden de legrijpe legkippen afgevoerd naar legbedrijven en wordt de stal eerst droog en nadien met een hogedrukreiniger gekuist, waarna deze een week leeg staat. De hoeveelheid afgevoerde mest bedraagt op jaarbasis ca. 3.400 ton. Het kuiswater wordt opgevangen in 2 citernes van resp. 30 en 10 m³. Wanneer deze vol zijn wordt de inhoud uitgereden op cultuurgronden conform de mestwetgeving. Er is bijgevolg geen opslag van vast mest vereist, daar de opslag in de stallen niet als mestopslag wordt beschouwd.
Verbods- en afstandsregels: Het betreft hier een omvorming van slachtkippen naar opfokpoeljen en een uitbreiding van het aantal dieren van 34.100 dieren tot 84.400 dieren. Dit betekent een vermeerdering van meer dan 100% ten opzichte van de lopende basisvergunning. Volgens de bepalingen van artikel 3.2.2.1 van titel II van het Vlarem gelden de verbods- en afstandsregels bij een wijziging, uitbreiding of toevoeging van meer dan 100% ten opzichte van de lopende basisvergunning. Stal
Vloer
1: 21.200 opfokpoeljen
Strooiselvloer mest): 60
2: 21.200 opfokpoeljen 3. 42.400 opfokpoeljen
Ventilatie
Mestopslag
(droge Mech. Ventilatie met pet > Geen opslag: 50 0,5 m boven nok, vertikale uitstoot: 30 Strooiselvloer: Mech. Ventilatie met pet > Geen opslag: 50 60 0,5 m boven nok, vertikale uitstoot: 30 Ammoniakemissie-arm Mech. ventilatie met zijdelingse Geen opslag: 50 systeem P 2.1: uitstoot: 10 110
Tot. punten 21.200 x 140 = 2.968.000 21.200 x 140 = 2.968.000 42.400 x 170 = 7.208.000
Het totaal aantal waarderingspunten van het bedrijf voor 84.400 opfokpoeljen bedraagt 155 punten, zodat het bedrijf voldoet aan de vereiste afstandsregel van 300 m tot woongebieden ander dan woongebieden met landelijk karakter, woonuitbreidingsgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten, bosreservaten en gebieden voor verblijfsrecreatie. Aspect geluid Het bedrijf is gelegen in een agrarisch gebied op 350 m van een woongebied met landelijk karakter. De stallen hebben mechanische ventilatie via het dak (stal 1 en 2) en via de achtergevel in stal 3. De ventilatoren van de stalverluchting kunnen voor geluidshinder zorgen voor de omgeving. Indien deze toestellen regelmatig onderhouden worden en gezien de afstand tot de woongebieden kan de hinder voor de omgeving binnen aanvaardbare grenzen blijven. De vrachtwagenbewegingen zijn de volgende: Aanvoer van meel met bulkwagen en vullen van de silo’s: max. 2 x per week, Laden van de opfokpoeljen en aanvoer van de kuikens: max. 4 x per jaar, Afvoer van mest: stal 1 en 2 na de opfokperiode van 17 weken en stal 3 wekelijks, Gezien de afstand tot de woongebieden kan verwacht worden dat de hinder voor de omgeving binnen aanvaardbare grenzen kan blijven. Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
6/18
Aspect luchtverontreiniging Het dichtstbijzijnde woongebied met landelijk karakter is op 350 m gelegen ten zuid-oosten van het bedrijf. Dit is buiten de overheersende windrichting. Stal 1 en 2 (voor elk 21.200 opfokpoeljen) zullen bestaan uit een jump-start systeem. De dieren zitten op roosters en de mest wordt gestockeerd onder de roosters. Hierdoor kan de mest niet meer uiteengescharreld worden door de dieren. De mest wordt ook voldoende droog gehouden waardoor de vorming van ammoniak wordt geremd. Volgens de gegevens van de exploitant zal de stal een ammoniakemissie hebben van 0,04 kg NH3/dier/jaar. Voor bestaande stalsystemen voor braadkippen bedraagt de ammoniakemissie 0,08 kg NH3/dier/jaar. Het systeem jump-start wordt, volgens de gegevens van de exploitant, momenteel volledig doorgemeten, met de bedoeling dit te laten erkennen als ammoniakemissiearm systeem. De nieuwe stal zal gebouwd worden volgens het ammoniakemissiearme systeem P 2.1, waarbij minimum 50% van de leefruimte van een rooster voorzien wordt (in minimum 2 etages), met daaronder een mestband. De mestbanden worden minimaal 1 x per week afgedraaid. Deze stal zal een ammoniakemissie hebben van 0,05 kg NH3/dier/jaar. Volgens de gegevens van de exploitant is de stofemissie in pluimveestallen met droge mest gemiddeld minder dan 1 mg/m³ ventilatielucht, met een spreiding van 1 tot 4 mg/m³. Er wordt een groenscherm voorzien om de stofhinder naar de omgeving te beperken. In de nieuwe stal gebeurt de ventilatie via de achtergevel via 1 emissiepunt. Dit geeft mogelijkheden naar de toekomst voor het implementeren van technieken voor reductie van stof en ammoniak, zodra deze op de markt zijn. Tijdens het vullen van de silo’s met droogvoeder wordt er een stofzak voorzien aan de ontluchtingsbuis, waardoor de stofproductie beperkt wordt. De regeling van het klimaat in de stallen is computergestuurd. Er kan bijgevolg aangenomen worden dat de hinder van het bedrijf voor de omgeving binnen aanvaardbare grenzen kan blijven. Aspect oppervlaktewaterverontreiniging Er is geen lozing van afvalwater aangevraagd. Niet verontreinigd hemelwater wordt opgevangen in regenwatertanks met overloop naar een bezinkingsbekken. Dit regenwater kan gebruikt worden voor reinigen van de stallen en sanitaire voorzieningen, op voorwaarde dat het voldoet aan de gestelde hygiënische eisen. Aspect bodem- en grondwaterverontreiniging In het bedrijf zijn volgende brandstofhouders voorzien: Bovengrondse enkelwandige houders in een inkuiping voor 4.500 liter petroleum (P2), 4.500 liter petroleum type C (P3), 10.000 liter petroleum type C (P3) en 2.500 liter mazout (P3), Bovengrondse dubbelwandige houders voor 3.000 liter mazout (P3) met verdeelslang en 1.000 liter mazout (P3), Vaten boven lekbakken voor 30 liter afvalolie, 3 x 200 liter olie en 5 x 200 liter reinigingsproducten, 500 liter diverse gevaarlijke producten in kleinverpakkingen, Het kuiswater van de stallen wordt opgevangen in 2 citernes van resp. 30 en 10 m³. Wanneer deze vol zijn wordt de inhoud uitgereden op cultuurgronden conform de mestwetgeving. Deze maatregelen zijn toereikend om bodem- en grondwaterverontreiniging te voorkomen. Aspect externe veiligheid Niet relevant. Aspect grondwater: De exploitant vraagt een vermindering aan van het dagdebiet en een verhoging van het jaardebiet.
Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
7/18
Momenteel is er een grondwaterwinning bestaande uit 2 putten met een diepte van respectievelijk 46 m en een debiet van 15 m³/dag en 3.500 m³/jaar en een put van 107 m en een debiet van 55 m³/dag en 4.500 m³/jaar (gezamenlijk = 70 m³/dag en 8.000 m³/jaar) De exploitant vraagt een gezamenlijk debiet uit beide putten van 62 m³/dag en 8.910 m³/jaar. Het grondwater uit put 1 (46 m) wordt gebruikt als drinkwater in stal 1 en 2 en voor huishoudelijk gebruik. Het grondwater uit put 2 (107 m) wordt gebruikt als drinkwater in stal 3 en voor bevloeiing van peren (7 ha). Voor 84.400 opfokpoeljen is er volgens de berekeningen van de exploitant 4.240 m³ per jaar nodig. Voor het huishouden wordt het verbruik op 30 m³/persoon/jaar geschat. Om periodes van ziekte en droogte te overbruggen wordt een reserve tot max. 4.500 m³ op jaarbasis en max. 13 m³ per dag gevraagd. Voor het bevloeien van 7 ha peren wordt 4.410 m³/jaar aangevraagd. Deze hoeveelheid wordt gebruikt gedurende 3 maanden in de zomer, wat neerkomt op 49 m³ per dag. Deze aangevraagde hoeveelheid kan gunstig geadviseerd worden. Aspect EG-vogelrichtlijngebieden Het bedrijf is gelegen op meer dan 10.000 m van Vogelrichtlijngebied V6 en op 1.600 m van Habitatrichtlijngebied H34; Gezien de grote afstand tot deze gebieden zijn er geen significante nadelige effecten in deze gebieden te verwachten. GPBV: Volgens rubriek 9.3.1.d is een intensieve pluimveehouderij met meer dan 40.000 plaatsen voor pluimvee een GPBV-inrichting. De ventilatie van de stallen gebeurt m.b.v. ventilatoren. In de 2 bestaande stallen staan de uitlaatopeningen > 0,5 m boven de nok en zijn afgedekt met een pet. Stal 1 en 2 (voor elk 21.200 opfokpoeljen) zullen bestaan uit een jump-start systeem. De dieren zitten op roosters en de mest wordt gestockeerd onder de roosters. Na een opfokperiode van ca. 17 weken worden de legrijpe legkippen afgevoerd naar legbedrijven. De droge mest wordt in containers afgevoerd naar een mestverwerker. De stallen worden eerst droog en nadien met een hogedrukreiniger gekuist, waarna ze een week leeg staan. Volgens de gegevens van de exploitant zal de stal een ammoniakemissie hebben van 0,04 kg NH3/dier/jaar. Het systeem jump-start wordt, volgens de gegevens van de exploitant, momenteel volledig doorgemeten, met de bedoeling dit te laten erkennen als ammoniakemissiearm systeem. De nieuwe stal voor 42.400 opfokpoeljen zal gebouwd worden volgens het ammoniakemissiearme systeem P 2.1, waarbij minimum 50% van de leefruimte van een rooster voorzien wordt (in minimum 2 etages), met daaronder een mestband. De mestbanden worden minimaal 1 x per week afgedraaid en de verzamelde mest wordt in containers afgevoerd naar een mestverwerker. Na de opfokperiode van ca. 17 weken worden de legrijpe legkippen afgevoerd naar legbedrijven en wordt de stal eerst droog en nadien met een hogedrukreiniger gekuist, waarna deze een week leeg staat. Deze stal zal een ammoniakemissie hebben van 0,05 kg NH3/dier/jaar. In de nieuwe stal wordt de ventilatielucht aan de achtergevel uitgeblazen. Dit geeft mogelijkheden naar de toekomst voor het implementeren van technieken voor reductie van stof en ammoniak, zodra deze op de markt zijn. Volgens de BBT studie voor de veeteeltsector (2006) is het toepassen van erkende ammoniakemissiearme stalsystemen BBT. ventilatie van de stallen gebeurt in functie van de temperatuur en luchtvochtigheid in de stal en de zuurstofbehoefte van de aanwezige dieren. Door het strooisel zo droog mogelijk te houden wordt de ammoniakproductie geremd. De exploitant geeft ook aan dat stallen beschikken over een voedersysteem met antimorscups en dranknippels zodat er weinig water op het strooisel terecht komt. Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
8/18
De emissies zijn besproken en geëvalueerd in het “Aspect luchtverontreiniging”. Het droogvoeder, dat aanleiding kan geven tot stofhinder, wordt opgeslagen in silo’s (met ontluchtingen en stofzak bij het vullen). Er zijn geen afvalwaterlozingen. Geluidsemissies worden beperkt door het gebruik van computergestuurde en geluidsarme ventilatoren, de goede isolatie van de stal en het gesloten houden van de ramen en deuren van de stallen. De aangewende technieken komen overeen met de algemeen voorgestelde in de BBT voor de veeteeltsector (2006). Vroegtijdige hernieuwing: De vergunning vervalt op 19.09.2027. De exploitant motiveert de vroegtijdige hernieuwing als volgt: De nieuw te bouwen stal en de ombouw van de bestaande stallen betekenen een belangrijke investering. Volgens artikel 18.§3 van het Decreet betreffende de milieuvergunning van 28 juni 1985 kan de milieuvergunning voor de verdere exploitatie vroeger dan de termijn tussen de 18° en 12° maand voor het verstrijken van de lopende vergunning worden aangevraagd, wanneer: 1° een overname van de vergunde inrichting door een andere exploitant is gepland; 2° de exploitant een belangrijke verandering van de vergunde inrichting beoogt; in dit laatste geval moet de milieuvergunningsaanvraag zowel betrekking hebben op de verdere exploitatie van de delen van de inrichting die verder in exploitatie blijven als op de geplande verandering. De argumenten beantwoorden aan de bepaling van punt 2° van dit artikel daar de nieuw te bouwen stal en de ombouw van de bestaande stallen een belangrijke investering betekenen, zodat een vroegtijdige hernieuwing voor een termijn van 20 jaar gunstig kan geadviseerd worden. ADVIES : Overwegende dat het bedrijf is gelegen in een agrarisch gebied; Overwegende dat de vergunning vervalt op 19.09.2027; Overwegende dat de veranderingen de volgende betreffen: omvorming en uitbreiding van 34.100 slachtkippen naar 84.400 plaatsen voor opfokpoeljen in 3 stallen voor resp. 2 x 21.200 (in de 2 bestaande stallen) en 1 x 42.400 dieren in een nieuwe stal; uitbreiding met de opslag van 1.000 liter corrosieve producten in vaten; vermindering en wijziging van de opslag van P2-producten tot 4.500 liter petroleum in een bovengrondse houder; uitbreiding en wijziging van de opslag van P3-producten tot 18.500 liter (2 bovengrondse enkelwandige houders van respectievelijk 10.000 liter petroleum type C en 4.500 liter petroleum type C, 2 bovengrondse dubbelwandige houders van respectievelijk 3.000 liter mazout en 1.000 liter diesel); verplaatsing van de verdeelinstallatie voor mazout naar de loods; uitbreiding met de opslag van 500 liter gevaarlijke stoffen in kleinverpakkingen; vermindering van de mestopslag tot 40 m³ mengmest (kuiswater van de stallen) in 2 citernes van 30 en 10 m³; uitbreiding met een dieselmotor voor het aandrijven van een noodstroomgenerator van 37,5 kW; uitbreiding en wijziging tot 9 warmeluchtblazers van resp. 4 x 100 kW, 4 x 93,04 kW en 1 x 40,71 kW (totaal = 812,87 kW); uitbreiding en wijziging van het debiet van de grondwaterwinning tot 62 m³/dag en 8.910 m³/jaar uit 2 putten van 46 en 107 m diepte, Overwegende dat het vermeerderen van 34.100 slachtkippen tot 48.400 opfokpoeljen meer is dan 100% ten opzichte van de lopende basisvergunning; dat volgens de bepalingen van artikel 3.2.2.1 van titel II van het Vlarem de verbods- en afstandsregels gelden bij een wijziging, uitbreiding of toevoeging van meer dan 100% ten opzichte van de lopende basisvergunning; dat het totaal aantal waarderingspunten van het bedrijf voor 48.400 opfokpoeljen 155 punten bedraagt, zodat het bedrijf voldoet aan de vereiste afstandregel van 300 m tot woongebieden ander dan woongebieden met landelijk karakter, woonuitbreidingsgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten, bosreservaten en gebieden voor verblijfsrecreatie;
Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
9/18
Overwegende dat de nieuw te bouwen stal zal uitgerust worden met een ammoniakemissiearm systeem P 2.1; dat er dan slechts emissie is aan de achtergevel; dat dit systeem mogelijkheden geeft naar de toekomst voor het implementeren van technieken voor reductie van stof en ammoniak, zodra deze op de markt zijn; Overwegende dat de twee bestaande stallen zullen omgebouwd worden naar een jump-start systeem; dat de dieren op roosters zitten en de mest wordt gestockeerd onder de roosters; dat na de opfokperiode van ca. 17 weken de legrijpe legkippen worden afgevoerd naar legbedrijven; dat de droge mest in containers wordt afgevoerd naar een mestverwerker; dat volgens de gegevens van de exploitant de stal een ammoniakemissie zal hebben van 0,04 kg NH3/dier/jaar; dat het systeem jump-start, volgens de gegevens van de exploitant, momenteel volledig wordt doorgemeten, met de bedoeling dit te laten erkennen als ammoniakemissiearm systeem; Overwegende dat de exploitant een verandering van het opgepompte grondwaterdebiet aanvraagt, enerzijds een vermindering van het totale dagdebiet tot 62 m³ en verhoging van het jaardebiet tot 8.910 m³; dat het water wordt gebruikt als drinkwater voor de dieren, voor huishoudelijk gebruik en voor het bevloeien van 7 ha peren; dat de aangevraagde hoeveelheid gunstig kan geadviseerd worden; Overwegende dat het bedrijf is gelegen op meer dan 10.000 m van Vogelrichtlijngebied V6 en op 1.600 m van Habitatrichtlijngebied H34; dat gezien de grote afstand tot deze gebieden er geen significante nadelige effecten in deze gebieden zijn te verwachten; Overwegende dat het bedrijf is gelegen op meer dan 950 m van een drinkwaterwinningsgebied; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie, mits naleving van de milieuvergunningsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt ; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het agentschap Ruimte en Erfgoed, Ruimtelijke Ordening; Gelet op het gunstig advies, d.d. 2011-02-28, van de VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer, Buitendienst Hasselt, omwille van volgende overwegingen: De exploitant beschikt nog over een lopende vergunning voor een grondwaterwinning (put van 46meter diepte en debiet van 3500m³/jaar en een put van 107meter diepte met een debiet van 4500m3/jaar); deze vergunning verstrijkt op 2027-09-19. Het opgepompte grondwater wordt gebruikt als drinkwater voor de dieren en reiniging van de stallen. Tevens wordt het opgepompte grondwater gebruikt voor het bevloeien van 7ha peren. AW stelt voor een beregeningsverbod op te leggen tussen 11-17 uur om verdampingsverliezen te vermijden.
Gelet op de bespreking van dit dossier in de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 2011-03-07, waarbij het volgende werd gesteld: de vertegenwoordiger van AMV en de provinciale deskundigen zijn aanwezig tijdens de bespreking; aanvraag voor de vroegtijdige hernieuwing en verandering van een vergund pluimveebedrijf door omvorming en uitbreiding van de vergunde 34.100 slachtkippen naar 84.800 opfokpoeljen in 3 stallen waarbij 1 nieuwe AEA stal wordt gebouwd (P2.1. minimum 50 % van de leefruimte voorzien van een rooster en daaronder een mestband); de inrichting is gelegen in een agrarisch gebied; tijdens het openbaar onderzoek werden er geen bezwaren ingediend; in de consideransen van het besluit zal vermeld worden dat de 2 bestaande stallen worden omgebouwd naar een jump-start systeem voor opfokpoeljen (dit systeem zou in de toekomst erkend worden als AEA-systeem); de hoorzitting werd afgezegd; het advies van de PMVC is UNANIEM GUNSTIG voor een nieuwe termijn van 20 jaar mits als bijzondere voorwaarde een beregeningsverbod tussen 11 en 17 uur wordt opgelegd; Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
10/18
Gelet op de ligging van de inrichting in een agrarisch gebied van het gewestplan St-Truiden; Overwegende dat, vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten, gesteld kan worden dat de activiteiten, voorwerp van de milieuvergunningsaanvraag verenigbaar zijn met de van toepassing zijnde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat huidige aanvraag de vroegtijdige hernieuwing en verandering beoogt van een pluimveebedrijf waarvan de vergunning vervalt op 2027-09-19. Dat de aanvraag de omvorming en uitbreiding omvat van 34.100 slachtkippen naar 84.400 plaatsen voor opfokpoeljen in 3 stallen voor respectievelijk 2 x 21.000 dieren in de bestaande 2 stallen en 42.400 dieren in een nieuw te bouwen stal. Dat het bedrijf volledig beantwoordt aan de verbods- en afstandsregels van Vlarem; Dat de bestaande stallen zullen uitgerust worden met een jump-start systeem (dieren op roosters en de mest wordt onder de roosters gestockeerd) ; dat dit systeem volgens de exploitant wordt doorgemeten met de bedoeling dit te laten erkennen als ammoniakemissiearm systeem; Dat de nieuw te bouwen stal zal uitgerust worden volgens het ammoniakemissiearmsysteem P.2.1 waarbij minimum 50% van de leefruimte van een rooster wordt voorzien met daaronder een mestband; Overwegende dat over deze aanvraag enkel gunstige adviezen worden uitgebracht; Gelet op het
unaniem gunstig advies van de PMVC d.d. 2011-03-07;
Overwegende dat de tijdens het openbaar onderzoek geen bezwaren of opmerkingen werden ingediend; Overwegende dat de grondwaterwinning bestaat uit 2 putten met een diepte van respectievelijk 46 meter en 107 meter; dat er water onttrokken wordt uit de Krijt Aquifersysteem (HCOV-code 1110, freatisch); dat de winning zich bevindt in grondwaterlichaam in goede kwantitatieve toestand; Dat het beoogde maximaal gezamenlijk debiet 62m³/d en 8.910m³/j bedraagt; laag in staat is het gevraagde debiet te leveren;
dat de voormelde watervoerende
Dat de huidige aanvraag een hernieuwing en uitbreiding betreft van de grondwaterwinning die geldig is tot 202709-19 voor een debiet van respectievelijk 3.500 m3/ jaar en 4.500 m3/jaar; Dat het onttrokken grondwater binnen de inrichting wordt gebruikt voor volgende doeleinden: drinkwater van de dieren en reiniging van de stallen alsmede voor het bevloeien van 7 ha peren; Overwegende dat, vanuit oogpunt van milieuaspecten, rationeel grondwaterverbruik en -gebruik en het algemeen waterbeheer, gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op de grondwatervoerende lagen, het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens, buiten de inrichting veroorzaakt door de aangevraagde activiteiten, mits naleving van de in dit besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
11/18
Overwegende dat om onnodige verdampingsverliezen te vermijden, in het kader van het beleid tot stimulering van rationeel waterverbruik, een beregeningsverbod tussen 11 en 17 uur wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde; Overwegende dat overeenkomstig artikel 39.§1. van het Vlarem I de hernieuwingaanvraag van de lopende vergunning moet gebeuren tussen de achttiende en de twaalfde maand vóór het verstrijken van de lopende vergunningen; dat er voor deze exploitatie reeds vergunningen werden verleend waarvan de vergunningstermijn verstrijkt op 2027-09-19; dat overeenkomstig artikel 18.§3. van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning een vroegtijdige hernieuwing van de milieuvergunning kan worden aangevraagd bij een overname of bij een belangrijke verandering van de vergunde inrichting; dat het hier gaat om een belangrijke verandering, nl. het bouwen van een nieuwe stal en de ombouw van de bestaande stallen; Overwegende dat de vroegtijdige hernieuwing van de milieuvergunning voor alle aangevraagde activiteiten kan worden toegestaan voor een nieuwe looptijd van twintig jaar; dat de bestaande vergunningen worden opgeheven in artikel 1 van dit vergunningsbesluit;
Dat om hoger vermelde redenen het unaniem gunstig advies d.d. 2011-03-07 van de PMVC kan worden bijgetreden; Overwegende dat, vanuit oogpunt van milieuaspecten, gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens, buiten de inrichting veroorzaakt door de aangevraagde activiteiten, mits naleving van de in dit besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt;
Gehoord het verslag van Frank Smeets, lid van het college;
BESLUIT Artikel 1 §1. Aan RENWA Lv, Martensweg 35 te 3700 Tongeren wordt, onder de voorwaarden bepaald in dit besluit, de aangevraagde vergunning VERLEEND voor het verkrijgen van een vroegtijdige hernieuwing en verandering van de milieuvergunning (vervaldatum 202709-19) voor het exploiteren van een veeteeltbedrijf (pluimvee) en dit ingevolge: - de wijziging van de pluimveesoort die gehouden wordt (i.c. van slachtkippen naar opfokpoeljen), - de toevoeging aan de exploitatie van het perceel nr. 492/h waarop deels een nieuwe pluimveestal zal worden opgericht, - de schrapping van de heden vergunde lozing van huishoudelijk afvalwater via 2 septische putten in een gracht (= huidige rubriek 3.2.2°a./klasse 3), aangezien – volgens de huidige indelingslijst van bijlage 1 van Vlarem I – deze activiteit niet meer als hinderlijk is ingedeeld en bijgevolg dan ook niet langer onderworpen is aan een milieuvergunning (hierdoor maakt het perceel van de woning = 492/g dan ook geen deel meer uit van de exploitatie); - de schrapping van de heden vergunde opslag van 25 ton zagemeel (= huidige rubriek 19.6.2°a./klasse 3), aangezien deze opslag niet meer of in voorkomend geval beneden de vergunningsplichtige drempel plaatsvindt; Kenmerk 12/18 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
- enkele nog andere (kleinere) uitbreidingen en/of wijzigingen van de exploitatie, zodanig dat het beoogde veeteeltbedrijf alsdan in totaliteit de volgende als hinderlijk ingedeelde rubrieken van bijlage 1 van Vlarem I zal omvatten met opgave van het voorwerp: (rubriek 9.3.1.c.2°: stallen voor pluimvee en/of niet onder rubrieken 9.2.2.f. en 9.3.2. begrepen gevogelte in een agrarisch gebied en met plaatsen voor meer dan 20.000 kippen, stuks pluimvee of gevogelte ouder dan 1 week – met inbegrip van de installaties voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest zonder bijmenging van afval alsmede met inbegrip van de installaties voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen inrichting en de bij de inrichting horende gronden): - 3 stallen met plaatsen voor 84.800 opfokpoeljen (2 x 21.200 + 1 x 42.400); - d.i. hernieuwing + verandering door wijziging en uitbreiding / thans vergund voor 2 stallen met plaatsen voor elk 17.050 of in totaal 34.100 slachtkippen; – (klasse 1); (rubriek 9.3.1.d.: stallen voor pluimvee en/of niet onder rubrieken 9.2.2.f. en 9.3.2. begrepen gevogelte / intensieve pluimveehouderij met meer dan 40.000 plaatsen voor pluimvee – met inbegrip van de installaties voor de bewerking of verwerking van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest zonder bijmenging van afval alsmede met inbegrip van de installaties voor de compostering van dierlijke mest afkomstig van de op die plaats geproduceerde dierlijke mest met groenafval afkomstig van de eigen inrichting en de bij de inrichting horende gronden): - 3 stallen met plaatsen voor 84.800 opfokpoeljen (2 x 21.200 + 1 x 42.400); - d.i. verandering door uitbreiding (= nieuwe rubriek); (N.B.: dit betreffen dezelfde stallen en aantallen dieren als voorgaand vermeld onder de rubriek 9.3.1.c.2°); – (klasse 1); (rubriek 15.1.1°: al dan niet overdekte ruimte – andere dan deze bedoeld in rubriek 15.5. en 19.8. – voor het stallen van 3 tot en met 25 autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens): - het stallen van 22 landbouwvoertuigen/-machines; - d.i. hernieuwing / thans reeds zo vergund / onveranderd; – (klasse 3); (rubriek 16.3.1.1°: inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen / koelinstallaties voor het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioninginstallaties met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 kW tot en met 200 kW): - een koelinstallatie (frigo) met een geïnstalleerde drijfkracht van 20,75 kW; - d.i. hernieuwing / thans reeds zo vergund / onveranderd; – (klasse 3); (rubriek 17.3.3.1°b.: opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen met een totaal inhoudsvermogen van 200 kg tot en met 1.000 kg wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied): - de opslag van 1.000 kg corrosieve producten (reinigingsproducten) in vaten; - d.i. verandering door uitbreiding (= nieuwe rubriek); – (klasse 3); (rubriek 17.3.5.1°: opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen met een totaal inhoudsvermogen van 100 liter tot en met 5.000 liter): - de opslag van 4.500 liter P2-product (petroleum) in een bovengrondse enkelwandige houder; - d.i. hernieuwing + verandering door wijziging (vermindering) / thans vergund voor de opslag van 14.000 liter petroleum in 3 bovengrondse houders van respectievelijk 1 x 5.000 liter en 2 x 4.500 liter; – (klasse 3); Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
13/18
(rubriek 17.3.6.1°b.: opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C, maar dat 100°C niet overtreft, met een totaal inhoudsvermogen van 100 liter tot en met 20.000 liter voor andere dan sub a bedoelde inrichtingen): - de opslag van 18.500 liter P3-product in 2 bovengrondse enkelwandige houders van respectievelijk 10.000 liter (petroleum type C) en 4.500 liter (petroleum type C) + in 2 bovengrondse dubbelwandige houders van respectievelijk 3.000 liter (mazout) en 1.000 liter (diesel); - d.i. hernieuwing + verandering door uitbreiding / thans vergund voor de opslag van 2.500 liter mazout in een bovengrondse houder; – (klasse 3); (rubriek 17.3.7.1°: opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100°C met een totaal inhoudsvermogen van 200 liter tot en met 50.000 liter): - de opslag van 630 liter oliën in vaten waarvan 600 liter olie en 30 liter afvalolie; - d.i. hernieuwing / thans reeds zo vergund / onveranderd; – (klasse 3); (rubriek 17.3.9.1°: brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen, zijnde installaties voor het vullen van brandstoftanks van motorvoertuigen met vloeibare koolwaterstoffen bestemd voor de voeding van de erop geïnstalleerde motoren / inrichtingen voor de verdeling van de in rubriek 17.3.6 bedoelde vloeistoffen met maximaal 1 verdeelslang): - een brandstofverdeelinstallatie met 1 verdeelslang mazout; - d.i. hernieuwing / thans reeds zo vergund behoudens een verplaatsing van de installatie; – (klasse 3); (rubriek 17.4.: opslagplaatsen en/of verkoopspunten van in bijlage 7 bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen – in verpakkingen met een inhoudsvermogen van maximaal 25 liter of 25 kilogram – voor zover de maximale opslag begrepen is tussen 50 kg of 50 liter en 5.000 kg of 5.000 liter): - de opslag van 500 liter van dergelijke gevaarlijke stoffen in kleinverpakking tot maximaal 25 liter/kg, bestaande uit inweekmiddelen, ontsmettingsmiddelen, e.d.; - d.i. verandering door uitbreiding (= nieuwe rubriek); – (klasse 3); (rubriek 28.2.c.1°: opslagplaats van dierlijke mest in een agrarisch gebied van 10 m³ tot en met 5.000 m³): - de opslag van 40 m³ mengmest (kuiswater) in 2 citernes van respectievelijk 30 m³ en 10 m³; - d.i. hernieuwing + verandering door wijziging (vermindering) / thans vergund voor de opslag van 730 m³ dierlijke mest waarvan 700 m³ vaste mest en 30 m³ gier; – (klasse 3); (rubriek 31.1.1°b.: vast opgestelde motoren met inwendige verbranding met een totaal nominaal vermogen van 10 kW tot en met 100 kW wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied): - een vast opgestelde dieselmotor met een nominaal vermogen van 75 kW x 50% of 37,5 kW (= voor het aandrijven van de noodstroomgenerator); - d.i. verandering door uitbreiding (= nieuwe rubriek); – (klasse 3); (rubriek 43.1.2°b.: verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie: stookinstallaties, e.d. met een totaal warmtevermogen van meer dan 500 kW tot en met 5.000 kW wanneer de inrichting volledig of gedeeltelijk is gelegen in een gebied ander dan industriegebied en gestookt wordt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas): - 9 warmeluchtblazers met een warmtevermogen van in totaal 812,87 kW, respectievelijk 4 x 100 kW + 4 x 93,04 kW + 1 x 40,71 kW;
Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
14/18
- d.i. hernieuwing + verandering door uitbreiding en wijziging (herschikking) / thans vergund voor 5 warmeluchtblazers met een totaal warmtevermogen van 412, 87 kW, respectievelijk 4 x 93,04 kW + 1 x 40.71 kW; – (klasse 2), (rubriek 53.8.2°: boren van grondwaterwinningsputten en grondwaterwinning – andere dan deze bedoeld in rubriek 53.1. tot en met 53.7. – met een opgepompt debiet van 500 m³/jaar tot 30.000 m³/jaar): - een grondwaterwinning bestaande uit 2 putten met een diepte van respectievelijk 46 en 107 meter waaruit gezamenlijk 62 m³/dag en 8.910 m³/jaar grondwater onttrokken wordt met als bestemming: de drinkwatervoorziening van de dieren, de reiniging van de stallen, de bevloeiing van 7 ha peren en huishoudelijk gebruik; - d.i. hernieuwing + verandering door uitbreiding / thans vergund voor die putten maar voor een debiet van respectievelijk 15 m³/dag en 3.500 m³/jaar (= put van 46 meter diep) + 55 m³/dag en 4.500 m³/jaar (= put van 107 meter diep); – (klasse 2), en waarvan de exploitatie alsdan voortaan zal plaatsvinden op de kadastrale percelen van en te 3700 Tongeren, Afdeling 12, Sectie A, nrs. 490/h, 492/f en 492/h, ter plaatse Martensweg 35.
§2. De plannen gehecht aan dit besluit maken er integraal deel van uit. Artikel 2 §1. De in artikel 1 bedoelde vergunde inrichting moet in gebruik worden genomen binnen een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van dit besluit. De in deze beslissing vermelde exploitatievoorwaarden zijn onmiddellijk van toepassing vanaf het ogenblik dat een inrichting wordt geëxploiteerd (dus in gebruik is genomen) tenzij in de voorwaarden zelf anders wordt bepaald. §2. In de mate dat voor de inrichting die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening een vergunning nodig is, wordt deze milieuvergunning geschorst zolang deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend, in de zin van artikel 4.5.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. In afwijking van het bepaalde in §1 gaat de termijn van ingebruikname van de milieuvergunning slechts in op de dag dat de vergunning voor handelingen, bedoeld in artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening definitief is verleend. §3. Wordt de vergunning voor handelingen, bedoeld in artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening evenwel definitief geweigerd, in de zin van artikel 4.5.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege. Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn die eindigt op 2031-0407. De vergunningen van deputatie d.d. 2007-09-19 en d.d. 2008-01-23 verleend aan RENWA Marc, en de vergunning d.d. 2009-10-29 verleend door de deputatie aan LV RENWA worden opgeheven vanaf de ingebruikname van de in artikel 1 vermelde vergunning; Artikel 4 De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van: §1. de algemene en sectoriële voorwaarden van Vlarem II. Ter informatie volgt hierna een niet-limitatieve opsomming van toepasselijke algemene en sectoriële bepalingen uit Vlarem II: -
V.01 : Algemene milieuvoorwaarden – algemeen (Hfdst. 4.1, 4.7, 4.9 en bijl. 4.1.9.1.6, 4.1.9.2.3.1, 4.1.9.2.3.2, 4.1.9.2.3.4 en 4.8)
Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
15/18
-
V.02 : Algemene milieuvoorwaarden – geluid (Hfdst. 4.5 en bijl. 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6) V.03 : Algemene milieuvoorwaarden – oppervlaktewater (Hfdst. 4.2 en bijl. 4.2.5.1, 4.2.5.2 en 4.2.5.4) V.04 : Lozingen in grondwater (Hfdst. 5.52 en 4.3) V.05 : Algemene milieuvoorwaarden – lucht (Hfdst. 4.4 en bijl. 4.4.1, 4.4.2, 4.4.3, 4.4.4, 4.4.5 en 4.10) V.109 : Algemene milieuvoorwaarden – licht (Hfdst. 4.6) V.37 : Garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen (Hfdst. 5.15) V.104 : Standaardgarages en –carrosseriebedrijven (Hfdst. 5bis.0 en 5bis.15.5) V.38 : Gassen – gemeenschappelijke bepalingen (Afd. 5.16.1 en bijl. 5.16.5) V.40 : Gassen – installaties voor het fysisch behandelen van gassen onder andere koelinstallaties, compressoren (Afd. 5.16.3) V.46A : Opslag van gevaarlijke producten – algemene bepalingen (Afd. 5.17.1 en bijl. 5.17.1) V.46C : Opslag van gevaarlijke producten – opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders (Afd. 5.17.3 en bijl. 5.17.2, 5.17.3, 5.17.4 en 5.17.7) V.57 : Opslag van gevaarlijke producten – Brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen (Afd. 5.17.5) V.66B : Dierlijke mest (Afd. 5.28.2) V.69 : Motoren met inwendige verbranding (Hfdst. 5.31) V.107A : Niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen – Algemene bepalingen en immissiecontroleprocedures (Afd. 5.43.1 en 5.43.4) V.107D : Niet in rubriek 2 en 28 begrepen verbrandingsinrichtingen – Stookinstallaties, met uitzondering van gasturbines en stoom- en gasturbine-installaties – Kleine installaties (Subafd. 5.43.2.3) V.93 : Winning van grondwater (Hfdst. 5.53)
§2. de hierna vermelde bijzondere voorwaarden: Het is verboden te beregenen tussen 11 uur en 17 uur.
Artikel 5 Deze vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Artikel 6 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van artikel 5, §2 en van hoofdstuk III bis van Vlarem I. Een nieuwe vergunning is nodig voor de inrichting of gedeelte van de inrichting die niet binnen de bij dit besluit vastgestelde termijn (zie art. 2) in gebruik is genomen, of die ten minste gedurende twee opeenvolgende jaren niet werd geëxploiteerd, of die vernield werd door brand of ontploffing veroorzaakt door de exploitatie van de inrichting. §2. Elke overname van de vergunde inrichting door een andere exploitant moet vóór de datum van inwerkingtreding van de overname, worden gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van Vlarem I. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd tussen de 18 de en 12de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn. Artikel 7 Een afschrift van dit besluit zal AANGETEKEND worden gezonden aan: 1. voor BEKENDMAKING (aanplakking) aan de burgemeester van en te Tongeren. De burgemeester is belast met de bekendmaking (aanplakking) van de beslissing overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk IX van Vlarem I. 2. voor KENNISNEMING aan: Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
16/18
a) de aanvrager, met name LV RENWA Martensweg 35 te 3700 Tongeren, samen met een exemplaar van de aangehechte plannen b) de Afdeling Milieu-inspectie - Limburg, Koningin Astridlaan 50/5 te 3500 HASSELT, samen met een exemplaar van de aangehechte plannen c) het college van burgemeester en schepenen van en te Tongeren d) de Provinciale Milieuvergunningscommissie e) de Afdeling Milieuvergunningen - Dienst Limburg, Koningin Astridlaan 50/5 te 3500 HASSELT f) het agentschap Ruimte en Erfgoed, Ruimtelijke Ordening, Koningin Astridlaan 50/1 te 3500 HASSELT g) de OVAM, Stationsstraat 110 te 2800 MECHELEN h) de VMM, A. Van de Maelestraat 96 te 9320 EREMBODEGEM i) de NV AQUAFIN, Dijkstraat 8 te 2630 AARTSELAAR j) de VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer, Buitendienst Hasselt, De Schiervellaan 7 te 3500 HASSELT k) de FOD WASO, Toezicht op het Welzijn op het Werk – Directie Limburg, TT 14, Sint-Jozefstraat 10.10 te 3500 HASSELT l) de Vlaamse Landmaatschappij, Koningin Astridlaan 10 te 3500 HASSELT m) de Directie van de Directe Belastingen, Voorstraat 41 te 3500 HASSELT n) de Directie Ruimte – Dienst Landbouw en Platteland – van het provinciebestuur o) de Directie Financiën – Dienst Belastingen – van het provinciebestuur p) DLV Rijkelstraat 28 te 3550 Heusden-Zolder Artikel 8 Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig artikel 51 van Vlarem I, een beroep worden ingediend bij de Vlaamse regering, gericht aan de Vlaamse minister van Leefmilieu, p.a. Afdeling Milieuvergunningen, Koning Albert II-laan, 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL. Het beroep moet worden ingediend met een aangetekend schrijven binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de dag van verzending (betekening) van een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing aan de aanvrager en aan de belanghebbende overheidsorganen en diensten, bedoeld in artikel 49, §1, 1°, 2° en 3° van Vlarem I, of na de dag van aanplakking (openbare bekendmaking) van de beslissing als het beroep uitgaat vanwege andere personen of instellingen. Het beroepschrift moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, vergezeld zijn van een kopie van het attest van bekendmaking (betekening of aanplakking) van de omstreden beslissing, alsook van een bewijs van storting van het voorgeschreven bedrag aan onderzoekskosten voor het beroepsdossier.
Aanwezig: Herman Reynders, gouverneur-voorzitter; Marc Vandeput, Walter Cremers, Gilbert Van Baelen, Frank Smeets, Jean-Paul Peuskens, leden; Renata Camps, provinciegriffier
Hasselt d.d. 2011-04-07
De verslaggever, get. Frank Smeets
Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
17/18
De provinciegriffier, get. Renata Camps
De gouverneur-voorzitter, get. Herman Reynders
Voor eensluidend afschrift namens de provinciegriffier
Frank Vranken bestuursdirecteur
Kenmerk 124.04.20/V20110225393 Dossier 750.71/A/2010.346 Bijlagen
18/18