p c
r i
e
o
v
in
Limburg Ruimte
Directie
Dienst
Mil i euv er gunni ngen
De deputatie van de provincie Limburg
Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Executieve, houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning en zijn latere wijzigingen (hierna afgekort als Vlarem I); Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse regering, houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II) en zijn latere wijzigingen; Gelet op de op 6 december 2012 ingediende aanvraag – laatst vervolledigd op 21 december 2012 - van de NV Chevron Phillips Chemicals International, Brusselsesteenweg 355 te 3090 OVERIJSE (ondernemingsnr. 0418.159.080) voor het verkrijgen van een milieuvergunning voor het veranderen door uitbreiding van de vergunde scheikundige inrichting, waarvoor volgende ingedeelde rubrieken van toepassing zijn:
(rubriek 3.6.3.2°) : afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie, voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet één of meer van de in bijlage 2C bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom ‘indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)’ van artikel 3 van bijlage 2.3.1. van titel II van het Vlarem, met uitzondering van de in rubriek 3.6.5. ingedeelde inrichtingen vergund: Het lozen van bedrijfsafvalwater (inclusief koelwater en spuiwater) met een debiet van maximum 30 m3/uur, 200 m3/dag en 60.000 m3/jaar; verandering: aanvraag wijziging voorwaarden bedrijfsafvalwater (bijzondere voorwaarden in het vergunningsbesluit van 13.08.2009 en 26.04.2012), het vergunde debiet blijft ongewijzigd; toestand na verandering: Het lozen van bedrijfsafvalwater (inclusief koelwater en spuiwater) met een debiet van maximum 30 m3/uur, 200 m3/dag en 60.000 m3/jaar (klasse 2);
(rubriek 12.1.2.a.) : elektriciteitsproductie, niet in rubrieken 20.1.5., 20.1.6. en 43.2. bedoelde inrichting voor elektriciteitsproductie, uitgezonderd de aspecten die betrekking hebben op de kernbrandstofcyclus, wanneer de inrichting behoort bij een noodgroep en volledig gelegen is in een industriegebied vergund: een noodgenerator van 500 kW (UPS); Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
1/17
verandering: vervanging van de generator door een nieuwe met een vermogen van 1.250 kW; toestand na verandering: een noodgenerator (UPS) met een vermogen van 1.250 kW (klasse 2) (rubriek 31.1.3.) : vast opgestelde motoren vergund: 2 bluswaterpompen met samen een vermogen van 340 kW (< 360 uren/jaar – 50% van 680 kW) en een verbrandingsmotor voor een noodgenerator van 500 kW (< 360 uren/jaar – 50% van 1.000 kW) (totaal geïnstalleerd vermogen van 840 kW); verandering: vervanging van de verbrandingsmotor voor de noodgenerator (UPS) door een nieuwe met een vermogen van 1.000 kW (50% van 2.000 kW - < 360 uren/jaar); toestand na verandering: 2 bluswaterpompen van elk 340 kW (< 360 uren/jaar – 50%) en een verbrandingsmotor voor een noodgenerator van 1.000 kW (50% van 2.000 kW - < 360 uren/jaar) (totaal geïnstalleerd vermogen van 1.340 kW (klasse 1) op de kadastrale percelen van en te TESSENDERLO, Afdeling 2, Sectie B, perceelnr(s) 281 E en 282N en Afdeling 3, Sectie C, perceelnr(s) 946B, 946/02M, 947K, 947M, 947N, 948, 951F, 950A, 1320A, 1325M, 1325K, 1325L, 1326 E, 1326/02, 1334/02A, 1337 E, 1340L en 1342F, ter plaatse Fabrieksstraat 5. Gelet op de volgende vergunningen en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de bovenvermelde inrichting reeds werden getroffen en op datum van indiening van de bovenvermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing zijn: - besluit d.d. 2009-08-13 van de deputatie waarbij vergunning werd verleend voor het verder exploiteren van een inrichting voor de productie (synthese) van organische zwavelverbindingen, voor een termijn eindigend op 2029-08-13; - besluit d.d. 2011-05-12 van de deputatie houdende aktename van de mededeling van verandering; - besluit d.d. 2012-04-26 van de deputatie waarbij vergunning werd verleend voor het veranderen door uitbreiding en toevoeging van een inrichting voor de productie (synthese) van organische zwavelverbindingen, voor een termijn eindigend op 2029-08-13; Gelet op het schrijven d.d. 14 januari 2013, waarbij de aanvrager in kennis werd gesteld dat zijn aanvraag volledig en ontvankelijk werd verklaard; Gelet op de brief d.d. 14 januari 2013, waarbij aan de burgemeester van de gemeente Tessenderlo, werd gevraagd over te gaan tot het organiseren van een openbaar onderzoek i.v.m. de ingediende milieuvergunningsaanvraag; Gelet op de brieven, d.d. 14 januari 2013, waarbij conform artikel 35, 3° van Vlarem I, door de gemachtigde ambtenaar advies werd gevraagd aan: a) de Provinciale Milieuvergunningscommissie; b) het college van burgemeester en schepenen van en te Tessenderlo; Gelet op de brieven d.d. 14 januari 2013, waarbij door de secretaris van de Provinciale Milieuvergunningscommissie advies werd gevraagd aan de belanghebbende adviserende besturen; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van Vlarem I;
Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
2/17
Gelet op het P.V. d.d. 20 februari 2013, van sluiting van het openbaar onderzoek, waaruit blijkt dat er geen bezwaren werden ingediend; Gelet op het gunstig advies, d.d. 31 januari 2013, van het college van burgemeester en schepenen van Tessenderlo, omwille van volgende overwegingen: - Overwegende dat, vanuit oogpunt van milieuaspecten, gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe
veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens, buiten de inrichting veroorzaakt door de aangevraagde activiteiten, mits naleving van de van toepassing zijnde voorwaarden uit het Vlarem II tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt; Gelet op het gunstig advies, d.d. 25 februari 2013, van de Afdeling Milieuvergunningen - Dienst Limburg, omwille van volgende overwegingen:
De NV Chevron Phillips Chemicals International (afgekort CPCI) is een producent van organische zwavelverbindingen zoals mercaptanen en (poly)sulfides.
Met de huidige aanvraag wenst de exploitant een milieuvergunning te verkrijgen voor de vervanging van de huidige noodgenerator (UPS/noodstroomvoorziening) van 500 kW door een nieuwe generator van 1.250 kW. Deze noodgenerator zal in een container geïnstalleerd worden waarvan wanden, vloer, dak en deuren een brandweerstand hebben van 1 uur; deze container zal akoestisch geïsoleerd worden en uitgerust met een ventilatiesysteem voorzien van de nodige geluidsdempers. De nieuwe dieselmotor zal een vermogen hebben van 2.000 kW – het vermogen zal slechts voor 50 % meegerekend worden gelet op de beperkte werkingsduur. Ten behoeve van de dieselmotor zal een dagtank van 2.300 liter (2 ton) voor de opslag van diesel voorzien worden; volgens de bijlage E11 van het aanvraagdossier is de dieseltank (dagtank als voeding voor de noodgenerator) reeds opgenomen in rubriek 17.2.2 (vergund in het vergunningsbesluit van april 2012). Tevens vraagt de exploitant om een aantal lozingsvoorwaarden voor de lozing van bedrijfsafvalwater te wijzigen. Aspect rubrieken: Nihil. Beoordeling van de verenigbaarheid van de inrichting met het leefmilieu. Aspect MER (screening): De NV Chevron Phillips Chemicals International (CPCI) is een MER-plichtige inrichting volgens de bijlage I : 6. “Geïntegreerde chemische installaties, dat wil zeggen installaties voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting, waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van: - organische basischemicaliën, - anorganische basischemicaliën. (=bijkomend ingevolge de gevraagde uitbreiding).“ Voor de hernieuwing van de vergunning in 2009 werd een milieueffectenrapport (MER) opgesteld (PRMER0331); dit rapport werd door de dienst MER goedgekeurd op 1 april 2009. Door de dienst MER van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid werd via schrijven dd. 18.08.2011 met kenmerk LNE/MER/11 - gericht aan de exploitant, gemeld dat de volgende wijzigingen : productie van 15.000 ton/jaar H2S – uitbreiding van de productiecapaciteit van organische zwavelverbindingen tot 55.000 ton/jaar, geen aanzienlijke nadelige milieu-effecten zullen hebben, zodat voldaan is aan de MER-plicht. Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
3/17
De momenteel aangevraagde uitbreidingen en wijzigingen hebben geen betrekking op de MER-plichtige activiteiten zodat gesteld kan worden dat voldaan is aan de MER-plicht. Aspect geluid-trillingen : De noodgenerator zal in een container geïnstalleerd worden die akoestisch geïsoleerd is en uitgerust met een ventilatiesysteem voorzien van de nodige geluidsdempers. Bovendien is de exploitatie volgens het gewestplan Hasselt-Genk gelegen in een industriegebied op een afstand van ca. 340 m verwijderd van woongebieden; verwacht wordt dat er voldaan kan worden aan de toepasselijke geluidsvoorwaarden. Aspect lucht-geur: De noodgenerator (UPS /noodstroomvoorziening) omvat een verbrandingsmotor op basis van diesel. De luchtemissies zullen beperkt blijven en volledig in overeenstemming zijn met de eisen gesteld in Vlarem II (werkingsduur minder dan 360 uur per jaar). Aspect afvalwater : De exploitant is vergund voor de lozing van 30 m³/u – 200 m³/dag – 60.000 m³/jaar bedrijfsafvalwater in de openbare riolering. De processen zelf genereren geen bedrijfsafvalwater; het bedrijfsafvalwater is enerzijds afkomstig van hemelwater dat terecht komt op de verhardingen waarop productie-eenheden, opslagtanks en laaden losplaatsen gesitueerd zijn en zodoende potentieel verontreinigd kan worden. Anderzijds wordt ook bedrijfsafvalwater gegenereerd door het regelmatig reinigen van leidingen en procesapparatuur. Verder is er ook nog bedrijfsafvalwater afkomstig van de spui van het koelwatercircuit en van het stoomcircuit (stoomketel). Van toepassing zijnde lozingsnormen: De algemene, sectorale voorwaarden en volgende bijzondere lozingsnormen: Besluit deputatie dd. 13.08.2009 : In afwijking en/of aanvulling van de algemene en sectorale lozingsvoorwaarden gelden voor de lozing van bedrijfsafvalwater volgende voorwaarde: Parameter Eenheid concentratie Sulfiden mg/l 1 Al mg/l 2 Fe mg/l 3 Zn mg/l 2 Cu mg/l 0,1 Pb mg/l 0,05 As mg/l 0,01 Cr mg/l 0,01 Ni mg/l 0,02 Ag mg/l 0,01 Cd mg/l 0,005 Sulfaat mg/l 250 Ntotaal mg/l 20 Ptotaal mg/l 2 Fenolen mg/l 0,01 Aceton mg/l 30 Isopropylalcohol mg/l 5 Methanol mg/l 5 Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
4/17
Besluit deputatie dd. 26.04.2012 : In aanvulling en/of afwijking van de algemene en sectorale voorwaarden gelden voor de lozing van bedrijfsafvalwater de volgende voorwaarden: Parameters Fenol(en) Som cresolen Pentachloorfenol Bisfenol A Nonylfenol
Eenheid µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
Bromoform Zink
µg/l mg/l
8 50 2 8 10 voor een beperkte periode van 3 jaar, 3 µg/l na deze periode 5 4 mg/l voor een beperkte periode van 3 jaar, 2 mg/l na deze periode
Met betrekking tot de opgelegde bijzondere voorwaarden in het besluit van de deputatie van 13.08.2009 vraagt de exploitant om volgende lozingsvoorwaarden te wijzigen : Parameters
Eenheid
Aanvraag Huidige vergunning Pb mg/liter 0,05 Cr mg/liter 0,01 Ni mg/liter 0,02 P-totaal mg/liter 6 2 Fenolen mg/liter 0,01 indelingscriterium GS: de concentratie vanaf wanneer met gevaarlijke stoffen’; PNEC-waarde: Predicted No Effect Concentrations PS = prioritaire stof : daarvoor moeten conform het die gericht zijn op progressieve vermindering.
indelingscriterium PNECVoorstel GS waarde Vergunning 0,05(=PS) 0,14 0,05 0,05 0,03 (=PS) 0,03 1 6 0,0077 het afvalwater beschouwd moet worden als ’bedrijfafvalwater
decreet Integraal Waterbeleid maatregelen getroffen worden
Voor wat betreft lood (Pb), chroom (Cr) en nikkel (Ni) zijn de in de vergunning opgenomen emissiegrenswaarden lager dan of gelijk aan het indelingscriterium Gevaarlijke Stoffen – derhalve dienen deze niet in de milieuvergunning opgenomen te worden. In de spui van het koelwater als van het ketelwater (stoomketel) bevindt zich een hoeveelheid fosfaat met een maximale concentratie van respectievelijk ca. 4 mg/l en 20 mg/l. Teneinde te kunnen voldoen aan de lozingsnormen wordt een ogenblikkelijke norm van 6 mg/l aangevraagd. Gevraagd wordt om de groepsparameter fenolen te schrappen aangezien deze niet meer voorkomt in de bijlage 2.3.1 van het Vlarem; in het vergunningsbesluit van 26.04.2012 werden bovendien een aantal emissiegrenswaarden met betrekking tot de groep van de fenolen opgenomen.
Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
5/17
De afdeling Milieuvergunningen is van oordeel dat de hogervermelde gevraagde emissiegrenswaarden aanvaardbaar zijn. Met betrekking tot de opgelegde bijzondere voorwaarden in het besluit van de deputatie van 26.04.2012 vraagt de exploitant om volgende lozingsvoorwaarden te wijzigen : Parameters
Eenheid
Aanvraag
Huidige vergunning bromoform µg/l 20 5 Zn mg/liter 42 41 1: voor een beperkte periode van 3 jaar, 2 mg/l na 2: voor een ‘nieuwe’ beperkte periode van 5 jaar, 3
indelingscriterium PNECGS waarde 58 0,2 0,08 deze periode mg/l na deze periode
Voorstel Vergunning 20 42
De afdeling Milieuvergunningen is van oordeel dat de gevraagde emissiegrenswaarde voor Bromoform gunstig geadviseerd kan worden. Zink is momenteel in de vergunning opgenomen met een emissiegrenswaarde van 4 mg/l voor een beperkte termijn van 3 jaar en nadien een emissiegrenswaarde van 2 mg/l. Er wordt nu een nieuwe termijn van 5 jaar aangevraagd voor 4 mg/l en nadien een emissiegrenswaarde van 3 mg/l. Zink komt in het afvalwater terecht t.g.v. de uitspoeling van zinkionen van gegalvaniseerde metalen constructies door het relatief zure regenwater (combinatie nieuw geplaatste constructies en hevige regenval). Tengevolge van de vertraging van de bouw van de nieuwe vergunde installaties wordt een nieuwe termijn van 5 jaar gevraagd voor de norm van 4 mg/l. De afdeling milieuvergunningen is van oordeel dat de gevraagde emissiegrenswaarden voor zink gunstig geadviseerd kunnen worden. Aspect bodem- en grondwaterverontreiniging : De motor inclusief de brandstofdagtank worden in een container geplaatst; deze container is voorzien van de nodige opvangmogelijkheid om eventuele lekvloeistoffen op te vangen. Risico’s voor bodem- en grondwaterverontreiniging zullen derhalve minimaal zijn. De aspecten afvalstoffen, stof – fijn stof, grondwaterwinning, watertoets, externe veiligheid, energie, verkeer, EGvogelrichtlijn- of Habitatrichtlijngebieden en X-bedrijf zijn niet relevant in het kader van de huidige vergunningsaanvraag. Gelet op de vaststellingen tijdens het plaatsbezoek; Overwegende dat de inrichtingen gelegen zijn in een industriegebied; dat de gevraagde inrichtingen niet in strijd zijn met de verbods- en afstandsregels van het Vlarem titel II; Overwegende dat het voorwerp van de gevraagde vergunning in hoofdzaak de verandering door uitbreiding betreft van een vergunde inrichting voor de productie (synthese) van petrochemische zwavelverbindingen (productiecapaciteit van 55.000 ton / jaar) met een nieuwe noodgenerator en een vraag tot wijziging van bijzondere lozingsvoorwaarden;
Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
6/17
Overwegende dat de NV Chevron Phillips Chemicals International toegetreden is tot het auditconvenant en over een goedgekeurd energieplan beschikt en daarmee voldoet aan de bepalingen van het Besluit Energieplanning; dat er derhalve vanuit gegaan wordt dat de NV CPCI voldoende aandacht besteedt aan energie-efficiëntie en er voor wat het aspect energie betreft geen bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden dienen te worden opgelegd; Overwegende dat de aanvraag betrekking heeft op een activiteit die valt onder het toepassingsgebied van de Omzendbrief LNE 2011/1-milieueffectbeoordeling en vergunningverlening voor bepaalde projecten ten gevolge van het arrest van het Hof van Justitie van 24 maart 2011 ( C-435/09, Europese Commissie tegen België) van 22 juli 2011 (BS 31 augustus 2011); dat de aanvraag werd getoetst aan de selectiecriteria zoals opgenomen in bijlage II bij het DABM; Overwegende dat er op kosten van de exploitant een project-MER werd opgesteld (PRMER-0331 GK), goedgekeurd dd. 1.04.2009 door de dienst MER van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid van het departement LNE; dat dit MER werd opgesteld met het oog op de hernieuwing van de milieuvergunning (productie van organische zwavelverbindingen met een capaciteit van 45.000 ton /jaar) alsook voor kleinere wijzigingen en kleine aanpassingen aan de bestaande installaties; dat volgens een schrijven dd. 18.08.2011 met kenmerk LNE/MER/11 van de dienst MER van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid gemeld werd aan de exploitant dat de volgende wijzigingen : productie van 15.000 ton/jaar H 2S – uitbreiding van de productiecapaciteit van organische zwavelverbindingen tot 55.000 ton/jaar, geen aanzienlijke nadelige milieueffecten zullen hebben, zodat voldaan is aan de MER-plicht; dat de momenteel aangevraagde uitbreidingen en wijzigingen geen betrekking hebben op de MER-plichtige activiteiten zodat gesteld kan worden dat voldaan is aan de MER-plicht; Overwegende dat er met betrekking tot deze vergunningsaanvraag op kosten van de exploitant een omgevingsveiligheidsrapport werd opgesteld (goedkeuringsnummer OVR/12/01 dd. 26.01.2012 van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid van het departement LNE); Overwegende dat de NV Chevron Phillips Chemicals International beschikt over en werkt overeenkomstig 3 gecertificeerde zorgsystemen: OSHAS 18001 (Veiligheid & Gezondheid), ISO 14001 (Milieu) en ISO 9001 (Kwaliteit); Overwegende dat de NV Chevron Phillips Chemicals International onderworpen is aan de bepalingen van de subafdeling 4.1.9.2 van het Vlarem titel II, meer bepaald met betrekking tot het opmaken van een decretale milieuaudit; dat het opmaken van deze milieuaudit regelmatig dient te worden herhaald en gevalideerd; Overwegende dat in het geloosde bedrijfsafvalwater gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage 2C worden teruggevonden (in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom “indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)” van artikel 3 van bijlage 2.3.1 van titel II van het Vlarem); dat het derhalve overeenkomstig de bepalingen van de afdeling 4.2.3 van het Vlarem titel II noodzakelijk is emissiegrenswaarden voor deze parameters op te leggen; Overwegende dat de exploitant overeenkomstig de bepalingen van artikel 4.1.3.2 van het Vlarem als normaal zorgvuldig persoon alle nodige maatregelen dient te treffen om de buurt te beschermen tegen de risico's voor en de gevolgen van accidentele gebeurtenissen die eigen zijn aan de aanwezigheid of de uitbating van zijn inrichting; dat dit ondermeer inhoudt dat de nodige interventiemiddelen voorzien zijn en dat het bepalen en het aanbrengen hiervan dient te gebeuren in overleg met de plaatselijke brandweer; Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
7/17
Overwegende dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 43 ter van het Vlarem titel I een inrichting en/of installatie overeenkomstig de EU-richtlijn 2008/1/EG van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging zo dient te worden geëxploiteerd dat: 1. Alle passende preventieve maatregelen tegen verontreiniging worden getroffen, met name door toepassing van de beste beschikbare technieken; 2. Geen belangrijke verontreiniging wordt veroorzaakt; 3. Overeenkomstig het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen en het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer het ontstaan van afvalstoffen wordt voorkomen; waar dit niet gebeurt, moeten die stoffen nuttig worden toegepast of aangewend worden als secundaire grondstof of, wanneer dat technisch en economisch onmogelijk is, zodanig worden verwijderd dat milieueffecten worden voorkomen of beperkt; 4. De energie op doelmatige wijze wordt gebruikt; 5. De nodige maatregelen worden getroffen om ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan te beperken; 6. Bij de definitieve stopzetting van de activiteiten de nodige maatregelen worden getroffen om het gevaar van verontreiniging te voorkomen en het exploitatieterrein weer in een bevredigende toestand te brengen. Overwegende dat na grondig onderzoek blijkt dat de voorwaarden van de af te leveren vergunning voldoen om te verzekeren dat het bedrijf uitgebaat wordt volgens artikel 43 ter van titel I van het Vlarem en dat mits naleving van de exploitatievoorwaarden en de bijkomende bijzondere voorwaarden volledig voldaan wordt aan de bepalingen van artikel 5 van de EG-Richtlijn 2008/1/EG; Overwegende dat overeenkomstig artikel 45 § 1 van het Vlarem I de vergunningverlenende overheid bij gemotiveerde beslissing steeds de exploitatievoorwaarden ambtshalve kan wijzigen of aanvullen indien zou blijken dat dit noodzakelijk is; Overwegende dat er voor onderhavige exploitatie reeds vergunningen werden verleend waarvan de vergunningstermijnen verstrijken op 13 augustus 2029; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie, mits naleving van de reglementaire bepalingen van het Vlarem titel II en mits wijziging van opgelegde bijzondere lozingsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau kunnen beperkt worden; Hierdoor geeft de afdeling milieuvergunning een gunstig advies voor een termijn die verstrijkt op 13 augustus 2029 en een gunstig advies voor de aangevraagde afwijking van de lozingsnormen. Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van Ruimte Vlaanderen; Gelet op het gunstig advies, d.d. 15 maart 2013, van de VMM, omwille van volgende overwegingen: Overwegende dat het bedrijfsafvalwater geloosd wordt op de openbare riolering, aangesloten op RWZI
Tessenderlo. Overwegende dat de aangevraagde normering aanvaard kan worden voor Pb, Cr en Ni gelet op het indelingscriterium voor deze stoffen. Overwegende dat de schrapping van de norm voor fenolen aanvaard kan worden: het betreft een groepsnorm die de exploitant niet ontslaat van de plicht tot individuele normering van de fenolen uit de lijst van 170 gevaarlijke stoffen van Vlarem II, bijlage 2.3.1.
Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
8/17
Overwegende dat de aangevraagde norm voor bromoform aanvaard kan worden, gelet op de toxiciteitsgegevens van deze stof, de te verwachten verdunning en het te verwachten gedrag in rioleringsstelsel en RWZI en de motivatie in het dossier. Overwegende dat de aangevraagde norm voor P totaal aanvaard kan worden, gelet op het feit dat de RWZI ontworpen werd om P te verwijderen en de totaal geloosde vuilvracht beperkt blijft, gelet op het vergunde debiet. Overwegende dat wat betreft Zn akkoord gegaan kan worden met de verhoogde normering voor een periode van 5 jaar, gelet op de motivatie in het dossier (installatie nieuwe gegalvaniseerde installaties); dat voor de periode na deze 5 jaar bijkomende motivatie werd aangeleverd door de exploitant, waaruit blijkt dat (a) meestal Zn concentraties van minder dan 0,5 mg/l worden geloosd, maar enkele meerdaagse pieken voorkomen per jaar van rond de 2 mg/l en (b) de afkoppeling van niet-verontreinigd hemelwater de hoeveelheid hemelwater op de procesriolering substantieel reduceert, met name van 3,7 ha naar 2,4 ha en verdere opconcentratie van Zn dus verwacht kan worden; dat –gelet op onder meer deze motivatie, het piekverloop van de Zn emissie en de lage gemiddelde emissie en het feit dat op riolering geloosd wordt in het dossier- ook de norm van 3 mg/l na deze periode van 5 jaar aanvaard kan worden. Gelet op het bovenvermeld adviseert de VMM gunstig voor de wijziging van de lozingsvoorwaarden voor Pb, Cr, Ni, fenolen, P totaal, bromoform en Zn als volgt: o Pb, Cr en Ni: schrappen van de emissiegrenswaarde; o Fenolen: schrappen emissiegrenswaarde; o P totaal 6 mg/liter; o Bromoform 20 µg/liter; o Zn 4 mg/liter voor een beperkte periode van 5 jaar, 3 mg/liter na deze periode
Gelet op de bespreking van dit dossier in de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 18 maart 2013, waarbij het volgende werd gesteld: Het bedrijf is gespecialiseerd in de productie van organische zwavelverbindingen zoals mercaptanen en (poly)sulfides; De aanvraag gaat over de vervanging van de noodgenerator voor de UPS en noodstroomvoorziening van 500 kW naar een nieuwe generator van 1.250 kW; Daarnaast vraagt de exploitant om een aantal lozingsvoorwaarden opgenomen als bijzondere voorwaarde in het besluit van de deputatie van 13 augustus 2009 te wijzigen. Het betreft de parameters lood (Pb), chroom (Cr), Nikkel (Ni), Fosfor totaal (P-totaal), Fenol, Bromoform en Zink (Zn). Het debiet van de lozing van bedrijfsafvalwater blijft ongewijzigd; Er werden geen bezwaren ingediend tijdens het openbaar onderzoek; Het advies van het college van burgemeester van schepenen van Tessenderlo was gunstig; Het advies van LNE milieuvergunningen en de VMM zijn gunstig voor zowel de verandering als de wijziging van de lozingsvoorwaarden; De exploitant en zijn milieuadviseur werden gehoord. Gezien alle adviezen gunstig zijn heeft de exploitant geen opmerkingen. De milieuadviseur stelt dat in de brief van volledig en ontvankelijkheid rubriek 31.1.3 niet werd opgenomen. De voorzitter van de commissie verduidelijkt dat gezien de noodgenerator aangevraagd werd onder de rubriek 12.1.2, het geen probleem is de rubriek 31.1.3 mee op te nemen in het besluit. De rubriek werd duidelijk vermeldt in het aanvraagdossier en eveneens in het advies van de LNE milieuvergunningen. Een noodgenerator valt onder 2 rubrieken (12 en 31). De noodgenerator is sowieso dus mee opgenomen in het openbaar onderzoek en adviesronde; Het advies van de PMVC is bijgevolg unaniem gunstig. Gelet op de ligging van de inrichting in een industriegebied van het gewestplan Hasselt-Genk; Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
9/17
Overwegende dat, vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten, gesteld kan worden dat de activiteiten, voorwerp van de milieuvergunningsaanvraag verenigbaar zijn met de van toepassing zijnde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat Chevron Philips Chemicals International NV sinds 1981 organische zwavelverbindingen zoals mercaptanen en (poly)sulfides produceert. De twee belangrijkste grondstoffen die hiervoor worden gebruikt zijn waterstofsulfide en verschillende olefines. Waterstofsulfide en het lichtste olefine (= Ethyleen) worden via een pijpleiding aangevoerd. De andere grondstoffen worden via de weg en een klein deel via het spoor aangevoerd. De totale productiecapaciteit op jaarbasis bedraagt ongeveer 55.000 ton; Overwegende dat de aanvraag gaat over het vervangen van de UPS (noodgenerator) van 500 kW door een UPS (noodgenerator) met een vermogen van 1.250 kW. Daarnaast wenst men enkele wijzigingen aan te brengen aan de geldende lozingsparameters zoals die als bijzondere voorwaarden werden opgelegd in de besluiten van de deputatie van 13 augustus 2009 en 26 april 2012. Overwegende dat voor de volgende parameters een afwijking wordt aangevraagd: Lood (Pb), Chroom (Cr), Nikkel (Ni), Fosfor totaal, Bromoform en Zink. Voor lood, Chroom en Nikkel is de opgelegde bijzondere voorwaarde gelijk of kleiner dan het indelingscriterium. Hierdoor wordt gevraagd om deze bijzondere voorwaarde te schrappen; Fosfor totaal is afkomstig van het koel- en ketelwater. Deze stromen zijn discontinu waardoor er pieken kunnen voorkomen. De scheiding van hemelwater en afvalwater zal voor een verdere opconcentrering zorgen. Er wordt geloosd op de openbare riolering waardoor een verhoging van de norm aanvaardbaar is; Fenolen worden geschrapt als bijzondere voorwaarde omdat het een groepnormering betreft die niet meer is opgenomen in de indelingscriteria van de bijlage 2.3.1 van het Vlarem II. Het bedrijf heeft ondertussen een vergunning voor het lozen van een reeks individuele fenolen; Bromoform onstaat door de afbraak van een broombevattend biocide dat aan het koelwatercircuit wordt toegevoegd. Dit biocide is absoluut noodzakelijk om de vorming van algen in het koelwatercircuit tegen te gaan. In de vorige milieuvergunningsaanvraag was een waarde van 5 µg/liter gevraagd en verkregen. Uit sedertdien uitgevoerd analyses tonen echter aan dat de concentratie van bromoform erg kan schommelen. Er werden waarden gemeten van 14 tot zelfs 31 µg/liter. Hierdoor wordt er mits een aangepaste dosering een norm van 20 µg/liter aangevraagd. Zink is vergund voor 4 mg/liter voor een beperkte periode van 3 jaar en 2 mg/liter na deze periode. De parameter zink komt in het afvalwater terecht als gevolg van de uitspoeling van de zinkionen van gegalvaniseerde metalen constructies door het relatief zure regenwater waarbij de hogere waarden blijkbaar te wijten zijn aan de combinatie van nieuw geplaatste constructies en hevige regenval. Aangezien de bouw van de nieuwe, reeds vergunde installaties enige vertraging zal oplopen wordt een nieuwe termijn van 5 jaar gevraagd voor de norm van 4 mg/liter. Zink is bijgevolg geen parameter die door het bedrijf in het proces wordt toegevoegd en die dus ook niet door procesmatige aanpassingen kan teruggedrongen worden. Bovendien wordt ook hier verwacht dat door de aanleg van een gescheiden riolering van hemelwater en bedrijfsafvalwater een opconcentratie onvermijdelijk is. Het bedrijf vraagt dan ook om voor deze parameter, na de periode van 5 jaar, een hogere ogenblikkelijke waarde van 3 mg/liter (in plaats van 2 mg/liter) toe te laten om in de toekomst de norm te kunnen naleven.
Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
10/17
Overwegende dat in de brief van volledig en ontvankelijkheid rubriek 31.1.3 niet werd opgenomen. De rubriek werd duidelijk vermeldt in het aanvraagdossier en eveneens in het advies van de LNE milieuvergunningen. Een noodgenerator valt onder 2 rubrieken (12 en 31). De noodgenerator is sowieso dus mee opgenomen in het openbaar onderzoek en adviesronde; Overwegende dat de UPS (noodgenerator) zal geïnstalleerd worden in een container waarvan de wanden, vloer, dak en deuren een brandweerstand hebben van 1 uur. De container wordt akoestisch geïsoleerd en uitgerust met een ventilatiesysteem voorzien van de nodige geluidsdempers. De container is voorzien van de nodige opvangmogelijkheid om eventuele lekvloeistoffen te weerhouden. De noodgenerator zal enkel draaien in geval van stroompannes en periodieke controles (= < 360 uren/jaar); Overwegende dat, vanuit oogpunt van milieuaspecten, gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens, buiten de inrichting veroorzaakt door de aangevraagde activiteiten, mits naleving van de in dit besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden, tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Gehoord het verslag van Ludwig Vandenhove, lid van het college;
BESLUIT Artikel 1 §1. Aan de NV Chevron Phillips Chemicals International, Brusselsesteenweg 355 te 3090 OVERIJSE wordt, onder de voorwaarden bepaald in dit besluit, de aangevraagde vergunning VERLEEND voor het veranderen door uitbreiding van de vergunde scheikundige inrichting, waarvoor volgende ingedeelde rubrieken van toepassing zijn:
(rubriek 3.6.3.2°) : afvalwaterzuiveringsinstallaties, met inbegrip van het lozen van het effluentwater en het ontwateren van de bijhorende slibproductie, voor de behandeling van bedrijfsafvalwater dat al of niet één of meer van de in bijlage 2C bij titel I van het Vlarem bedoelde gevaarlijke stoffen bevat in concentraties hoger dan de indelingscriteria, vermeld in de kolom ‘indelingscriterium GS (gevaarlijke stoffen)’ van artikel 3 van bijlage 2.3.1. van titel II van het Vlarem, met uitzondering van de in rubriek 3.6.5. ingedeelde inrichtingen vergund: Het lozen van bedrijfsafvalwater (inclusief koelwater en spuiwater) met een debiet van maximum 30 m3/uur, 200 m3/dag en 60.000 m3/jaar; verandering: aanvraag wijziging voorwaarden bedrijfsafvalwater (bijzondere voorwaarden in het vergunningsbesluit van 13.08.2009 en 26.04.2012), het vergunde debiet blijft ongewijzigd; toestand na verandering: Het lozen van bedrijfsafvalwater (inclusief koelwater en spuiwater) met een debiet van maximum 30 m3/uur, 200 m3/dag en 60.000 m3/jaar (klasse 2);
(rubriek 12.1.2.a.) : elektriciteitsproductie, niet in rubrieken 20.1.5., 20.1.6. en 43.2. bedoelde inrichting voor elektriciteitsproductie, uitgezonderd de aspecten die betrekking hebben op de kernbrandstofcyclus, wanneer de inrichting behoort bij een noodgroep en volledig gelegen is in een industriegebied vergund: een noodgenerator van 500 kW (UPS); verandering: vervanging van de generator door een nieuwe met een vermogen van 1.250 kW; Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
11/17
toestand na verandering: een noodgenerator (UPS) met een vermogen van 1.250 kW (klasse 2)
Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
12/17
(rubriek 31.1.3.) : vast opgestelde motoren vergund: 2 bluswaterpompen met samen een vermogen van 340 kW (< 360 uren/jaar – 50% van 680 kW) en een verbrandingsmotor voor een noodgenerator van 500 kW (< 360 uren/jaar – 50% van 1.000 kW) (totaal geïnstalleerd vermogen van 840 kW); verandering: vervanging van de verbrandingsmotor voor de noodgenerator (UPS) door een nieuwe met een vermogen van 1.000 kW (50% van 2.000 kW - < 360 uren/jaar); toestand na verandering: 2 bluswaterpompen van elk 340 kW (< 360 uren/jaar – 50%) en een verbrandingsmotor voor een noodgenerator van 1.000 kW (50% van 2.000 kW - < 360 uren/jaar) (totaal geïnstalleerd vermogen van 1.340 kW (klasse 1) op de kadastrale percelen van en te TESSENDERLO, Afdeling 2, Sectie B, perceelnr(s) 281 E en 282N en Afdeling 3, Sectie C, perceelnr(s) 946B, 946/02M, 947K, 947M, 947N, 948, 951F, 950A, 1320A, 1325M, 1325K, 1325L, 1326 E, 1326/02, 1334/02A, 1337 E, 1340L en 1342F, ter plaatse Fabrieksstraat 5. Artikel 2 §1. De in artikel 1 bedoelde vergunde inrichting moet in gebruik worden genomen binnen een termijn van drie jaar, te rekenen vanaf de datum van dit besluit. De in deze beslissing vermelde exploitatievoorwaarden zijn onmiddellijk van toepassing vanaf het ogenblik dat een inrichting wordt geëxploiteerd (dus in gebruik is genomen) tenzij in de voorwaarden zelf anders wordt bepaald. §2. In de mate dat voor de inrichting die het voorwerp uitmaakt van de in artikel 1 bedoelde vergunning, krachtens artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening een vergunning nodig is, wordt deze milieuvergunning geschorst zolang deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend, in de zin van artikel 4.5.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. In afwijking van het bepaalde in §1 gaat de termijn van ingebruikname van de milieuvergunning slechts in op de dag dat de vergunning voor handelingen, bedoeld in artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening definitief is verleend. §3. Wordt de vergunning voor handelingen, bedoeld in artikel 4.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening evenwel definitief geweigerd, in de zin van artikel 4.5.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, dan vervalt de in artikel 1 bedoelde milieuvergunning van rechtswege. Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn die eindigt op 13 augustus 2029 (samenvallend met de einddatum van de vergunningstermijn van de vergunning verleend op 13 augustus 2009). Artikel 4 De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van: §1. de algemene en sectoriële voorwaarden van Vlarem II. Ter informatie volgt hierna een niet-limitatieve opsomming van toepasselijke algemene en sectoriële bepalingen uit Vlarem II: Algemene milieuvoorwaarden – algemeen (Hfdst. 4.1, 4.7, 4.9 en bijl. 4.1.9.1.6, 4.1.9.2.3.1, 4.1.9.2.3.2, 4.1.9.2.3.4 en 4.8) Algemene milieuvoorwaarden – geluid (Hfdst. 4.5 en bijl. 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6) Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
13/17
Algemene milieuvoorwaarden – oppervlaktewater (Hfdst. 4.2 en bijl. 4.2.5.1, 4.2.5.2 en 4.2.5.4) Algemene milieuvoorwaarden – lucht (Hfdst. 4.4 en bijl. 4.4.1, 4.4.2, 4.4.3, 4.4.4, 4.4.5 en 4.10) Algemene milieuvoorwaarden – licht (Hfdst. 4.6) Bedrijfsafvalwaters (Afd. 5.3.2 en bijl. 5.3.2) Elektriciteit (Hfdst. 5.12) Opslag van gevaarlijke producten – algemene bepalingen (Afd. 5.17.1 en bijl. 5.17.1) Motoren met inwendige verbranding (Hfdst. 5.31) Opslag van gevaarlijke producten – opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders (Afd. 5.17.3 en bijl. 5.17.2, 5.17.3, 5.17.4 en 5.17.7)
Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
14/17
§2. de hierna vermelde bijzondere voorwaarden: De volgende bijzondere voorwaarden voor de lozing van bedrijfsafvalwater opgelegd in de besluiten van 13 augustus 2009 en 26 april 2012 worden geschrapt: PARAMETER EENHEID Pb (lood) mg/liter Cr (chroom) mg/liter Ni (nikkel) mg/liter Fenol µg/liter
De volgende bijzondere voorwaarden voor de lozing van bedrijfsafvalwater opgelegd in de besluiten van 13 augustus 2009 en 26 april 2012 worden gewijzigd naar een norm van: PARAMETER EENHEID EMISSIEGRENSWAARDE P-totaal mg/liter 6 Bromoform µg/liter 20 Zn (zink) mg/liter 4 voor een beperkte periode van 5 jaar vanaf datum besluit en 3 na deze periode De andere parameters met betrekking tot het lozen van bedrijfsafvalwater opgelegd als bijzondere voorwaarden in de besluiten van 13 augustus 2009 en 26 april 2012 blijven van toepassing Artikel 5 Deze vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Artikel 6 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van artikel 5, §2 en van hoofdstuk III bis van Vlarem I. Een nieuwe vergunning is nodig voor de inrichting of gedeelte van de inrichting die niet binnen de bij dit besluit vastgestelde termijn (zie art. 2) in gebruik is genomen, of die ten minste gedurende twee opeenvolgende jaren niet werd geëxploiteerd, of die vernield werd door brand of ontploffing veroorzaakt door de exploitatie van de inrichting. §2. Elke overname van de vergunde inrichting door een andere exploitant moet vóór de datum van inwerkingtreding van de overname, worden gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van Vlarem I. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd tussen de 18 de en 12de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn. Artikel 7 Een afschrift van dit besluit zal
AANGETEKEND worden gezonden aan:
1. voor BEKENDMAKING (aanplakking) aan de burgemeester van en te Tessenderlo. De burgemeester is belast met de bekendmaking (aanplakking) van de beslissing overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk IX van Vlarem I. 2. voor KENNISNEMING aan: a) de aanvrager, met name de NV Chevron Phillips Chemicals International, Brusselsesteenweg 355 te 3090 OVERIJSE Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
15/17
b) c) d) e) f) g) h) i) j)
de Afdeling Milieu-inspectie - Limburg, Koningin Astridlaan 50/5 te 3500 HASSELT het college van burgemeester en schepenen van en te 3980 TESSENDERLO de Provinciale Milieuvergunningscommissie de Afdeling Milieuvergunningen - Dienst Limburg, Koningin Astridlaan 50/5 te 3500 HASSELT Ruimte Vlaanderen, Koningin Astridlaan 50/1 te 3500 HASSELT de OVAM, Stationsstraat 110 te 2800 MECHELEN de VMM, A. Van de Maelestraat 96 te 9320 EREMBODEGEM de NV AQUAFIN, Dijkstraat 8 te 2630 AARTSELAAR de FOD WASO, Toezicht op het Welzijn op het Werk – Directie Limburg, Koning Albertstraat 16B te 3290 DIEST k) de Directie van de Directe Belastingen, Voorstraat 41 te 3500 HASSELT l) het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk van de NV Chevron Phillips Chemicals International m) de Directie Financiën – Dienst Belastingen – van het provinciebestuur n) M-Tech, Maastrichtersteenweg 210 te 3500 HASSELT Artikel 8 Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig artikel 51 van Vlarem I, een beroep worden ingediend bij de Vlaamse regering, gericht aan de Vlaamse minister van Leefmilieu, p.a. Afdeling Milieuvergunningen, Koning Albert II-laan, 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL. Het beroep moet worden ingediend met een aangetekend schrijven binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de dag van verzending (betekening) van een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing aan de aanvrager en aan de belanghebbende overheidsorganen en diensten, bedoeld in artikel 49, §1, 1°, 2° en 3° van Vlarem I, of na de dag van aanplakking (openbare bekendmaking) van de beslissing als het beroep uitgaat vanwege andere personen of instellingen. Het beroepschrift moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, vergezeld zijn van een kopie van het attest van bekendmaking (betekening of aanplakking) van de omstreden beslissing, alsook van een bewijs van storting van het voorgeschreven bedrag aan onderzoekskosten voor het beroepsdossier.
Aanwezig: Marc Vandeput, voorzitter wd.; Ludwig Vandenhove, Igor Philtjens, Frank Smeets, Jean-Paul Peuskens, Inge Moors, leden; Renata Camps, provinciegriffier
Hasselt d.d. 2013-04-25 De verslaggever, get. Ludwig Vandenhove
De provinciegriffier, get. Renata Camps
Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
De voorzitter wd., get. Marc Vandeput
16/17
Voor eensluidend afschrift namens de provinciegriffier
Frank Vranken bestuursdirecteur
Kenmerk 124.04.20/V2013N027758 Dossier 750.71/A/12.367 Bijlagen /
17/17