Organisatiepsychologie Examennummer: 77702 Datum: 25 mei 2013 Tijd: 10:00 uur - 11:30 uur
Dit examen bestaat uit 8 pagina’s. De opbouw van het examen is als volgt: - 40 meerkeuzevragen
(maximaal 40 punten)
Heeft u minimaal 28 vragen correct beantwoord, dan heeft u een voldoende behaald. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen - Geen
Wij wensen jou veel succes!
77702.ex_v1
Organisatiepsychologie - Examennummer S_77702 - 25 mei 2013
Meerkeuzevragen (40 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Vermeld het meest juiste antwoord. Voor een correct antwoord: 1 punt.
1. Welke component van een attitude weerspiegelt de bewering "Mijn collega is oneerlijk tegen me"? a. Affectieve component b. Cognitieve component c. Gedragsmatige component 2. Sander is bij zijn organisatie een voortrekker van een nieuw project. Laatst kreeg hij een mooi aanbod van een andere organisatie, maar daar is hij niet op in gegaan. Hij heeft het gevoel dat hij zij werkgever tijdens dit project niet in de steek kan laten. Hoe wordt deze dimensie van betrokkenheid genoemd? a. Affectieve binding b. Extrinsieke binding c. Normatieve binding 3. Welke relatie bestaat er tussen werktevredenheid en verzuim? a. Geen negatieve relatie b. Matig negatieve relatie c. Sterke negatieve relatie 4. Een teamleider wil dat zijn medewerkers snel een nieuwe vaardigheid op het werk leren. Hij geeft de medewerkers een beloning na elk gewenst gedrag. Welk bekrachtigingsschema past de teamleider toe?
77702.ex_v1
a. Continu b. Vast interval c. Vast ratio
NCOI Opleidingsgroep
1
Organisatiepsychologie - Examennummer S_77702 - 25 mei 2013
5. De Myers-Briggs Type Indicator is gebaseerd op vier dimensies met elk twee tegengestelde polen. Wat is de tegenhanger van de pool Sensing? a. Feeling b. Intuitive c. Perceiving 6. Op welke waardedimensie van het kader van Hofstede scoren de Verenigde Staten hoog? a. Individualisme b. Langetermijnoriëntatie c. Machtsafstand 7. De attributietheorie stelt dat het bepalen of gedrag een interne of externe oorzaak heeft, afhangt van drie factoren. Welke van deze drie factoren geeft aan of iemand in verschillende situaties ook verschillend gedrag vertoont? a. Consensus b. Consistentie c. Kenmerkendheid 8. Wat is de eerste stap van het rationele besluitvormingsmodel? a. Bepaal de criteria b. Bepaal het doel c. Definieer het probleem 9. Een student doet actief mee tijdens de lessen en zit vaak voorin. De docent gaat ervan uit dat de student voor het vak communicatieve vaardigheden hoog zal scoren. Hoe wordt deze beslisregel genoemd? a. Contrasteffect b. Halo-effect c. Horn-effect 10. Wat is een belangrijk verschil tussen een emotie en een stemming?
77702.ex_v1
a. In tegenstelling tot een emotie, is de oorzaak van een stemming vaak algemeen en onduidelijk. b. In tegenstelling tot een emotie, is een stemming vaak veel duidelijker zichtbaar in de gelaatsexpressie. c. In tegenstelling tot een emotie, zet een stemming veel duidelijker aan tot actie.
NCOI Opleidingsgroep
2
Organisatiepsychologie - Examennummer S_77702 - 25 mei 2013
11. Simone werkt op de afdeling klachtenafhandeling. De klanten die zij aan de balie krijgt, zijn vaak heel onvriendelijk en onbeleefd tegen haar. Simone wordt innerlijk vaak boos op de klanten. Toch moet zij van haar werkgever altijd vriendelijk blijven lachen en beleefd zijn. Waar is deze discrepantie een voorbeeld van? a. Emotionele besmetting b. Emotionele dissonantie c. Emotionele verwarring 12. Wat is een argument in een pleidooi tegen Emotionele Intelligentie? a. EI kan niet worden gemeten. b. EI is biologisch bepaald. c. EI voorspelt criteria die er niet toe doen. 13. Wie stelt in zijn theorie dat drie belangrijke behoeften de basis zijn voor motivatie? a. David McClelland b. Douglas McGregor c. Frederick Herzberg 14. Welke behoefte staat in de theorie van Maslow onderaan in de piramide? a. Fysiologische behoefte b. Sociale behoefte c. Veiligheid 15. Op een afdeling maken de medewerkers regelmatig overuren. De werkgever overweegt om overuren te gaan belonen met een betaling per uur. Volgens welke theorie is dit NIET verstandig om te doen? a. Billijkheidstheorie b. Cognitieve evaluatietheorie c. Doelstellingentheorie 16. Welke theorie wordt in onderstaand schema samengevat?
77702.ex_v1
a. Doelstellingstheorie b. Self-efficacytheorie c. Verwachtingstheorie
3
NCOI Opleidingsgroep
Organisatiepsychologie - Examennummer S_77702 - 25 mei 2013
17. Welke drie dimensies in het taak-kenmerkenmodel leveren samen de ervaring van zinvol werk op? a. Autonomie, Feedback, Taakbelang, b. Autonomie, Taakbelang, Taak identiteit, c. Taakbelang, Taakidentiteit, Variatie in vaardigheden 18. Hoe wordt de groep genoemd die terug te vinden is in het organigram en bestaat uit de werknemers die onder een bepaalde manager vallen? a. Belangengroep b. Bevelgroep c. Taakgroep 19. Welke mate van productiviteit wordt van een groep verwacht met een hoge cohesie en lage prestatienormen? a. Hoge productiviteit b. Lage productiviteit c. Matige productiviteit 20. Het team van Sylvia werkt al meer dan tien jaar samen en heeft een heel sterk wijgevoel. De leden zijn te weinig kritisch naar elkaar en zo worden besluiten soms te snel genomen. Hoe wordt dit proces in groepen genoemd? a. Groupthink b. Groepshift c. Lijntrekken 21. Wat is het verschil tussen een werkgroep en een werkteam in termen van doel en synergie?
77702.ex_v1
a. Het doel van een werkgroep betreft een collectieve prestatie; de synergie van een werkteam is negatief. b. Het doel van een werkteam betreft een collectieve prestatie; de synergie van een werkgroep is positief. c. Het doel van een werkgroep betreft informatie-uitwisseling; de synergie van een werkteam is positief.
NCOI Opleidingsgroep
4
Organisatiepsychologie - Examennummer S_77702 - 25 mei 2013
22. Hier volgt een beschrijving van een team: Het management moet voldoende vertrouwen hebben in het kunnen van alle medewerkers van het team, wil het team kunnen functioneren. Het management kan in grote lijnen uittekenen waarbinnen de teams moeten werken en doelstellingen opleggen die de teams moeten halen. Vervolgens ligt de verantwoordelijkheid in handen van het team. Wat voor soort team is dit? a. Crossfunctioneel team b. Probleemoplossend team c. Zelfsturend team 23. Hoe wordt de stap in het communicatieproces genoemd waarbij de ontvanger de symbolen van de boodschap vertaalt in een vorm die hij begrijpt? a. Coderen b. Decoderen c. Feedback 24. Een medewerker manipuleert de boodschap die hij aan zijn directeur moet vertellen door de boodschap aan te passen aan de mening van de directeur. Dit is een factor die de communicatie belemmert. Hoe wordt deze factor genoemd? a. Filter b. Informatie-overload c. Selectieve waarneming 25. Op het gebied van multiculturele communicatie zijn vier specifieke problemen rond taalkwesties vastgesteld. Hoe wordt het probleem genoemd waarbij in de communicatie tussen twee mensen uit verschillende nationale culturen woorden niet te vertalen zijn? a. Barrières die door semantiek worden veroorzaakt. b. Barrières die worden veroorzaakt door verschillen in perceptie. c. Barrières die worden veroorzaakt door woordconnotaties. 26. Welke visie over conflicten moedigt het conflict aan? a. De human-relationsbeweging b. De interactionistische visie c. De traditionele visie 27. Wat is een belangrijke motivatie bij het distributief onderhandelen?
77702.ex_v1
a. Allebei winnen of allebei verliezen b. Compromis c. Ik win, jij verliest
5
NCOI Opleidingsgroep
Organisatiepsychologie - Examennummer S_77702 - 25 mei 2013
28. In welke stap van het onderhandelingsproces wordt het BATNA bepaald? a. Definitie van de grondregels b. Officiële overeenkomst en implementatie c. Voorbereiding en planning 29. Waar richt men zich op bij contingentietheorieën over leiderschap? a. Op de vraag of een leider de voorkeur heeft voor een meer taakgerichte aanpak of een meer relatiegerichte aanpak. b. Op de vraag onder welke situationele condities een bepaalde leiderschapsstijl wel of niet effectief is. c. Op de vraag welke karaktereigenschappen van belang zijn om een goede leider te zijn. 30. Hoe wordt de macht genoemd waarbij men in formele groepen en organisaties toegang krijgt tot machtsbronnen dankzij de eigen positie binnen de organisatiehiërarchie? a. Afgedwongen macht b. Beloningsmacht c. Legitieme macht 31. Bert accentueert tijdens zijn sollicitatie bewust zijn beste eigenschappen. Waar hij niet zo goed in is verdoezelt hij. Hoe wordt deze aanpak genoemd? a. Defensief gedrag b. Impressiemanagement c. Rationele overreding 32. De werkzaamheden op de productieafdeling worden opgedeeld in meerdere onderdelen, die door verschillende mensen worden uitgevoerd. Hoe wordt deze aanpak in de organisatiestructuur genoemd?
77702.ex_v1
a. Centralisatie b. Span of control c. Taakspecialisatie
NCOI Opleidingsgroep
6
Organisatiepsychologie - Examennummer S_77702 - 25 mei 2013
33. In een grote organisatie zitten alle medewerkers die hetzelfde soort werk doen op één afdeling. Ze hebben allemaal te maken met het hoofd van deze afdeling. Daarnaast zitten deze medewerkers in projecten en rapporteren zij aan hun projectleiders. Hoe wordt deze organisatiestructuur genoemd? a. Bureaucratie b. Lijn-staf organisatie c. Matrixstructuur 34. Annemieke is leidinggevende in een groot bedrijf. Ze vindt dat haar ondergeschikten veel te weinig verdienen in verhouding tot al het werk dat ze verrichten. Haar baas, zo vindt ze, verdient weer veel te veel. Die doet bijna niks! Annemieke ervaart hierover gevoelens van onrechtvaardigheid. Met welke soort rechtvaardigheid hebben haar gevoelens te maken? a. Distributieve rechtvaardigheid b. Organisatorische rechtvaardigheid c. Procedurele rechtvaardigheid 35. Wat is een belangrijk kenmerk van een gestructureerde socialisatie? a. Nieuwe leden laten trainen en aanmoedigen door rolmodellen. b. Nieuwe leden individueel inwerken. c. Nieuwe leden de cultuur in kaart laten brengen. 36. Wat staat in de buitenste ring van het ui-model van Sanders en Neuijen? a. Rituelen b. Symbolen c. Waarden 37. Op welk aspect moet een organisatie hoog scoren om te zorgen dat er hoogstaande ethische normen worden gevormd? a. Emotionele intelligentie b. Risicotolerantie c. Socialisatie 38. Welke aanpak in de organisatie ontwikkeling (OO) wil de unieke kwaliteiten en speciale sterke punten van een organisatie identificeren en benutten om de prestaties te verbeteren?
77702.ex_v1
a. Appreciative Inquiry b. Enquêtefeedback c. Procesadvies
7
NCOI Opleidingsgroep
Organisatiepsychologie - Examennummer S_77702 - 25 mei 2013
39. Arend werkt in een lerende organisatie. De organisatie is gericht op het vernieuwen van inzichten binnen de bestaande principes. Hoe wordt deze vorm van leren genoemd? a. Double loop-leren b. Single loop-leren c. Triple loop-leren 40. Van wie is het driestappenmodel dat bestaat uit de stappen ontdooien, veranderen en opnieuw bevriezen?
77702.ex_v1
a. Fiedler b. Lewin c. Kotter
NCOI Opleidingsgroep
8