OPENBARE VERGADERING van de raad der gemeente Alblasserdam op maandag 2 september 2002 des namiddags om 20.30 uur in het raadhuis Aanwezig de leden: mevrouw M.J.H. Barra-Leenheer (SPA), de heer A.L. Cardon (SPA), mevrouw C.W.G. Gijsen-Huijgen (SPA),de heer O. Yilmaz (SPA), de heer H.M. van der Zijden (SPA), mevrouw L. Sundquest-van Solingen (CDA), de heer A.C.C.M. Ruikes (CDA), de heer K. de Vries (CDA), de heer J.H. Wesselius (CDA), de heer A. Boele (SGP), de heer B.W. de Leeuw (SGP);de heer J. de Waard (SGP), de heer P.C. van Wermeskerken (VVD), de heer A. Bos (ChristenUnie) en de heer A.J. Zwaan (ChristenUnie); Aanwezig als gast bij agendapunt 6: mevrouw G.A. Dijksman (districtschef politie Zuid-Holland Zuid) en de heren R.J.G. Bandell en G.J. Vogelaar (respectievelijk voorzitter van het bestuur en directeur van het bureau Drechtsteden); Afwezig de leden: mevrouw A.M. Nieuwenhuis-Kuiper (VVD) en de heer S.H. van der Wal (VVD); Wethouders:
de heer J. de Gruijter (CDA), de heer P.A. Zevenbergen (SGP) en de heer J.M. Dekker (VVD);
Voorzitter :
de heer drs. A.D. van den Bergh, burgemeester;
Secretaris:
de heer J.J. ‘t Lam, adjunct-griffier;
De voorzitter opent de vergadering en heet eenieder van harte welkom op deze buitengewoon bijzondere avond, gelet op wat er op de agenda staat en constateert dat er geen vragen zijn van de publieke tribune. Voorzitter stelt aan de orde: AGENDAPUNT 1 - Aanwijzing door het lot van het lid, dat het eerst aan de beurt van stemmen is ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Mijnheer De Vries, mochten wij stemmen vanavond dan mag u als eerste beginnen. Voorzitter stelt aan de orde: AGENDAPUNT 2 - Onderzoek geloofsbrief benoemd verklaard raadslid in verband met de beëindiging van het raadslidmaatschap door de heer W. Wiertsema --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------De heer W. Wiertsema heeft meegedeeld zijn lidmaatschap van de raad te beëindigen. In zijn opvolging moet worden voorzien door de benoeming van een nieuw raadslid. Vòòr de beëdiging zal het onderzoek van de geloofsbrief van het nieuwe raadslid moeten plaatsvinden. Dan willen wij dus daarvoor de zaken doen die gedaan moeten worden. Dat betekent dat ik, gelet op de formaliteiten die zich hebben voltrokken, nu tot de commissie moet overgaan die de geloofsbrieven gaat onderzoeken. Drie personen worden daarvoor aangezocht.
- 2 -
Ik heb één persoon op dit moment daarvoor even kunnen peilen, dat is mevrouw Sundquest, en die heeft van harte “ja” gezegd. Ik neem aan dat mevrouw Barra ook geen probleem heeft als ik haar aanzoek om dat te doen en mevrouw Barra zegt met graagte “ja”. Ik had gedacht de heer Van der Wal daarvoor te vragen, maar dat is dus helaas niet mogelijk. Dus ik schakel over op de heer Van Wermeskerken en die vindt ook dat dat onderzoek mede door hem gedaan kan worden. Dat betekent dat ik u daarvoor de gelegenheid geef en even de vergadering schors. SCHORSING HEROPENING Wie mag ik namens de commissie het woord geven? Mevrouw Sundquest. mevrouw Sundquest: Voorzitter, de commissie uit de raad van de gemeente Alblasserdam, in wier handen werd gesteld de geloofsbrief en verdere bij de Kieswet gevorderde stukken, ingezonden door Gijsen-Huijgen, C.W.G., Corrie, op maandag 2 september 2002, benoemd tot lid van de raad van de gemeente Alblasserdam, rapporteert de raad van de gemeente Alblasserdam dat zij bovengenoemde bescheiden heeft onderzocht en in orde bevonden. Gebleken is, dat de benoemde aan alle in de Gemeentewet gestelde eisen voldoet. De commissie adviseert tot haar toelating als lid van de raad van de gemeente Alblasserdam. Voorzitter: Dank u wel. Waarvan akte. Door de gehele commissie ook ondertekend en dan kunnen wij overgaan tot ten eerste natuurlijk het afscheidnemen van de heer Wiertsema, als raadslid, en daarna de benoeming van mevrouw Gijsen als nieuw raadslid. Dat betekent dat ik graag tot het afscheid van de heer Wiertsema wil overgaan. Daarbij moet ik zeggen dat ik in de voorbereiding de vaste overtuiging heb gehad dat twee mensen vanavond de heer Wiertsema zouden toespreken, in verband met het feit dat hij raadslid is geweest vanaf 1990 en wethouder vanaf 2000, dat dat de heer Boele zou zijn en ik, edoch ik heb vanavond mogen begrijpen dat ik alleen dacht dat de heer Boele dat zou doen en ik. Dat betekent dus dat ik vanavond begrepen heb dat mevrouw Barra ook graag het woord wil voeren. Zoals gezegd, zou ik dat ook willen doen, maar ik heb de heer Boele ook bereid gevonden na te denken over de mogelijkheid om enkele woorden tot de heer Wiertsema te spreken en met die voorbereiding is hij nu bezig. Dat betekent dat ik graag mevrouw Barra op dit moment het woord wil geven. mevrouw Barra: Dank u wel voorzitter. Geachte leden van de raad, met een paar woorden iets zeggen als een collega de gemeenteraad verlaat, is niet eenvoudig. Met gemak kun je daar een boek mee vullen, maar ik zal proberen om het zo kort mogelijk te houden. Hoewel, als je zolang met elkaar hebt samengewerkt en dat op een hele prettige manier, blijft dat lastig. Onze kennismaking vond plaats op de ledenvergadering van de PvdA. Jij was net hier komen wonen en ondanks je zeer drukke werkzaamheden en jonge gezin was je beschikbaar voor de samenleving. Al snel bleek je geen nieuweling op bestuurlijk terrein en over een brede kennis van de samenleving, met al haar facetten, te beschikken. Kortom, bereid om mee te helpen, waar nodig. Tot rechtvaardigheid bij te dragen, met steeds als doelstelling: eerlijk delen en achterstanden wegwerken. Het gaat te ver om op te sommen wat je hebt bereikt als gemeenteraadslid en later als wethouder. Toch wil ik enkele dingen niet onvermeld laten. Zo heb jij veel bijgedragen dat de impasse in de Oude Buurt doorbroken werd en er in plaats van sloop en nieuwbouw naar zoveel mogelijk behoud van deze karakteristieke wijk is gestreefd. Na jaren touwtrekken over al of niet dakopbouwen in de Vogelbuurt kwam jij, door duidelijke afspraken met de belanghebbenden te maken, tot het begraven van de strijdbijl. Het wijkbeheer, één van je stokpaardjes, kreeg vorm. Vér voor het dualisme werd ingevoerd, bracht jij het eigenlijk al in praktijk door nooit van bovenaf een besluit te nemen, maar je altijd eerst te verdiepen in de mensen waar het om ging en wat de consequenties zouden kunnen zijn. Altijd wist je tijd vrij te maken voor inwoners met problemen, waar ze vaak zelf geen oplossing voor zagen. Soms kon je het tot een oplossing brengen of mensen de juiste richting aangeven.
- 3 -
De tijd die jij stak in overleg en bemiddeling noemde jij “investeren in de toekomst van de Alblasserdamse samenleving”. Toen jij wethouder werd, volgde ik je op als fractievoorzitter van de PvdA. Hoewel jouw rol in de gemeenteraad veranderd was, bleef je een gedreven fractielid, sociaaldemocraat in hart en nieren. Men spreekt wel eens van tropenjaren, die dubbel tellen. Ik meen te kunnen zeggen, dat het zeker geldt voor de jaren die jij zowel als raadslid en ook als wethouder voor Alblasserdam werkzaam was. Jouw gezin heeft je lang met ons moeten delen. Daarom heb ik, hoewel ik het betreur, begrip voor jouw besluit om er nu een punt achter te zetten. Gezien jouw brede belangstelling voor allerlei landen en culturen konden wij niet tot een keuze voor een boek komen en hebben besloten dat je dat zelf maar uit moet zoeken. Daarbij overhandigen wij je, namens de hele fractie, een boekenbon als blijk van waardering. Wiert, bedankt voor alles wat je voor ons deed en alle goeds voor de toekomst. Voorzitter: Gelet op de wijze waarop de heer Wiertsema op dit moment op zijn stoel zit, zou ik de heer Boele het woord willen geven. de heer Boele: Voorzitter, ik heb zojuist even mijzelf ervan vergewist dat u mij hebt verontschuldigd. Ik heb mij net vijf minuten even teruggetrokken om na te denken over de vraag wat ik tegen Wiert Wiertsema zou zeggen als ik hem namens de raad moet toespreken. Meer tijd heb ik niet gehad, dus het is een improvisatie, Wiert, maar het is wel uit het hart wat ik tegen je ga zeggen. In de eerste plaats vind ik het heel erg fijn dat wij als raad van jou vanavond op een ordentelijke manier afscheid kunnen nemen. Toen ik bij mail van de raadsgriffier vernam dat jij, voor ons helemaal plotseling, je lidmaatschap van de raad had opgezegd, toen dacht ik: “dat is, Wiert, voor mij nu helemaal verleden tijd”. En ik ben heel blij om je nu toch nog even op die raadszetel te zien, hoewel je geen lid van de raad meer bent sinds gisteren, maar op deze manier nog een paar dingen tegen je te kunnen zeggen. Het eerste wat bij mij bovenkwam, toen ik heel even nadacht, Wiert, is dat jij in ieder geval een heel vooraanstaand lid van de raad bent geweest. Dat heeft niet alleen te maken met het feit dat je de leider – ik meen een jaar of acht – geweest bent van de grootste en een hele invloedrijke fractie, maar het heeft ook te maken met je eigen inzet, je betrokkenheid, je deskundigheid en ook je emotie bij het bezig zijn voor de publieke zaak. Een raadsvergadering zonder jou is geloof ik maar één keer gebeurd, in al die tijd dat je in de raad gezeten hebt, maar dat was ook goed te merken. Jij behoorde in de raad en daar was je bijzonder betrokken. Ik denk ook, en dat hebben wij ook kunnen zien, dat jij het werk met hart en ziel deed. Je besteedde verschrikkelijk veel tijd aan het voorbereiden van de raad, toen je nog deel uitmaakte van de coalitie in het voeren van coalitieoverleg, in tal van bijeenkomsten, om te weten wat de burger nou eigenlijk van het bestuur van de gemeente vond, want je was hier vooral een volksvertegenwoordiger. Ria zei het zojuist al, de dualisering zat jou al lang in het bloed. Je was hier om het volk te vertegenwoordigen en je had daar heel erg veel oog voor en hart voor en dat bracht je met veel betrokkenheid in de gemeenteraad. Daarbij – en dat is ook iets wat denk ik een raadslid siert – was je een heel interessant debater. Je spreekt heel goed. Je kon heel goed en je kan het nog steeds, maar je gaat het nu niet meer praktiseren, argumenten op tafel leggen. Je kon soms het bestuur het geweldig moeilijk maken, ook het college, waar je als coalitiegenoot zelf deel van uitmaakte. Jij was iemand waar mensen wel terdege rekening mee moesten houden, anders zouden zij in grote problemen komen. Dat element van het debatvoeren in de raad, echt als vergadering bezig zijn met het besturen van de gemeente, door elkaar te overtuigen en posities tegenover elkaar in te nemen, dat was jij, Wiert, denk ik ten voeten uit. En nogmaals, daar was je soms ook heel erg scherp en ook soms wel erg moeilijk in; althans, zo hebben velen dat in dit gezelschap, denk ik, ervaren. Ik weet het niet helemaal zeker, maar eigenlijk toch ook wel, je zal een hele grote plaats ook in je eigen fractie hebben gehad. Ik heb een beetje gekscherend, maar wel met een serieuze ondertoon, tegen de fractievoorzitter in één van de presidiumvergaderingen van de achterliggende weken gezegd: “de fractie blijft toch wel een beetje verweesd achter”. Hij glimlachte me toe, maar ik zag in die glimlach iets van herkenning, want hoe moet dat nou precies met die PvdA-fractie verder, die SPA-fractie, moet ik tegenwoordig zeggen, zonder jou, want hoe we het ook wenden of keren, jij was toch wel het gezicht van die fractie en ook heel vaak de woordvoerder van die fractie.
- 4 -
Wat ik kan doen op deze plek is niet anders dan de fractie alle goed toewensen, ook nu zij verder moeten zonder jou, want ik heb begrepen uit jouw mailbericht dat jij in beginsel stopt met alle activiteiten op politiek terrein voor de gemeente Alblasserdam. Wat ik ook zeker weet, Wiert, is dat je niet helemaal zal stoppen met maatschappelijke participatie, want je bent daar een veel te bedreven mens voor. Je hebt daar veel te stevige overtuigingen voor en je hebt veel te veel in jezelf beschikbaar om nu alleen maar jezelf terug te trekken op je eigen leventje. Ik verwacht stellig dat we jou binnenkort weer elders zien, om je met de publieke zaak van waarschijnlijk een andere overheid of een andere belangengroepering bezig te zien. Als ik toch heel even persoonlijk mag worden, Wiert, ik spreek hier namens de raad, maar goed ik heb me net al verontschuldigd, ik ben ook een beetje iemand die hier uit het hart spreekt, wij hadden wat met elkaar. Wiert en ik, wij hadden respect voor elkaar. Ook in de eerste contacten die wij hadden, sprong er toch een soort vonk over, waardoor wij een bepaalde betrokkenheid op elkaar hadden die nooit helemaal overgegaan is. Dat had in mijn beleving ook te maken met het wederzijds betrokken staan voor de dingen die je zou moeten uitdragen vanuit je eigen politieke overtuiging. Jij hebt de mijne gerespecteerd, hoewel je soms mij daar heel stevig over hebt bevraagd en ik heb de jouwe gerespecteerd. Jij gaat nu heen als lid van de raad. Je bent heengegaan. Wij willen jou ook namens de raad heel hartelijk bedanken voor wat je gedaan hebt; natuurlijk voor de gemeenschap, ook voor ons, ook voor de vergaderingen, het debat in de vergaderingen. Wij hopen dat het goed met je gaat en nogmaals, heel persoonlijk, ik wens jou de zegen van de Heere God toe op jouw verdere leven, samen met jouw vrouw en kinderen. Wiert, bedankt. Voorzitter: Dank u wel, mijnheer Boele. Ik zou niet weten hoe het nog beter zou kunnen als u langer had mogen nadenken, waarvoor nogmaals mijn verontschuldiging, maar ik meende echt dat het afgesproken was. De heer Wiertsema is, zoals wij weten, vanaf 1990 raadslid geweest. Bij de voorbereiding was gezegd ……….. Wij houden het op 1994. Ik ga daar niet over in discussie. Dat betekent, dat wij met elkaar een belangrijke periode in Alblasserdam afsluiten. De heer Boele heeft dat al gezegd en wij komen tot de conclusie, dat wij een raadslid gaan missen, dat scherp de zaken zal kunnen neerzetten en dat ook gedaan heeft, a. in de periode als raadslid en b. in de periode als wethouder. Mijn eerste kennismaking met de heer Wiertsema was in de vertrouwenscommissie voor de benoeming van een burgemeester en daar heb ik dat eigenlijk gelijk mogen ervaren. De tweede daarop vrij snel volgende, diepgaande discussie was a. op mijn kamer, waarin wij met elkaar hebben afgetast wie wij waren en zijn en de derde was in de voorbereiding voor het verkiezen van een nieuwe gemeentesecretaris; dat alles binnen een paar maanden in het jaar 1999. Daarna zijn wij met elkaar gaan samenwerken en heb ik kunnen constateren dat het raadslid Wiertsema het college het vuur na aan de schenen legde, in een periode dat alles nog niet dualistisch was ingesteld. Daar heb ik mij wel eens over verbaasd, maar ik dacht “ja, op zich is het niet verkeerd wat hij zegt, dus ik zal daar niet echt tegenin gaan en daar niet echt maatregelen tegen nemen, maar ik vind het wel opmerkelijk dat dat zo gebeurt”. Maar uiteindelijk zijn de resultaten die komen, naar aanleiding van zijn bemoeiingen, niet echt verkeerd voor de gemeente. Dus eigenlijk ben ik wel blij. Dat betekent dus ook dat ik, met betrekking tot het formeren van een dualistische raad, daar heel wat van verwacht en zeker verwachtte ik dat op het moment dat de uitkomst van de collegevorming ertoe leidde dat onder andere de SPA-fractie niet meer in het college vertegenwoordigd zou zijn. Vandaar ook dat mijn eerste reactie was, toen ik door de pers gevraagd werd iets te zeggen op het vertrek van raadslid Wiertsema, dat ik zei: “dat is jammer, dat is een gemis, dat is voor de gemeente Alblasserdam echt een gemis”. Dat meen ik en dat zal ik altijd blijven zeggen, want de wijze waarop het intellect van de heer Wiertsema, door hem gebruikt in de raad met betrekking tot ook vooral de nieuwe situatie, werd ingezet, beloofde een heleboel. Dat wil niet zeggen dat het altijd makkelijk is gegaan. Ik heb tot nu toe ook nog niks gezegd over de periode dat hij in het college zat. Normaliter worden daar ook niet veel mededelingen over gedaan, maar ook daar heb ik de scherpte van zijn inbreng mogen ervaren, die op zich altijd was gericht op a. het positieve voor de gemeente en b. ook werd ingevuld door zijn lidmaatschap van de socialistische fractie. Dat heeft hij nooit onder stoelen of banken gestoken en ik denk dat dat ook zo hoort. Vandaar ook dat ik zou willen zeggen: “zeer veel dank daarvoor, want de wijze waarop het één en ander behoort te geschieden, daarvan heb je in de beide functies een voorbeeld gegeven.
- 5 -
Als raadslid, ik mag wel zeggen in de tripartiete situatie, als raadslid voor het feit dat je wethouder werd. Als wethouder heb je daar een voorbeeld voor gegeven en als raadslid in de dualistische periode”. Dat dat ook, zoals de heer Boele zei, zo nu en dan wel eens tot opmerkelijke reacties en situaties in de raad heeft geleid, hoeven wij ook niet te verbloemen. Jij zou ook de laatste zijn die vindt dat dat niet benoemd mag worden. Dat betekent dus ook, dat wij met een aantal inbrengen het ook niet altijd eens hebben kunnen zijn. Maar dat geeft niet, als ze maar bediscussieerd worden en als uit de discussie en de botsing van de inbrengen en vooral ook van de intellectuele inbreng er een betere besluitvorming plaatsvindt. Als voorzitter van de raad heb ik daarvan een aantal momenten gehad, waarvan ik dacht “ik ben blij dat het gelopen is zoals het gelopen is” en in die situatie heeft ook de heer Boele een rol gespeeld. De beide heren hebben elkaar in het openbaar, in het forum wat de wetgever heeft geschapen, ontmoet en bevraagd en zo nu en dan misschien overtuigd, maar vaak toch helaas op ideologische gronden lukte dat niet. Dat moge dan zo zijn. Of dat goed is of niet goed is, zal ik op dit moment geen oordeel over uitspreken, maar wij constateren dat door de omstandigheden die zich in Alblasserdam hebben voorgedaan, jij hebt besloten om te stoppen, als raadslid, op een moment dat ik als voorzitter van de raad mag zeggen en wil zeggen dat ik het wel begrijp, maar het ook buitengewoon jammer vind en ik hoop dat de hele raad die overblijft en ook de vernieuwing, die zal plaatsvinden door jouw vertrek, in staat zal zijn op de lijn die jij hebt uitgezet door te gaan, want die lijn leidt ertoe dat er werkelijk over de essentie van de zaken wordt gesproken en dat er tegen elkaar met argumenten wordt gezegd: “om die en die reden wil ik dat en niet dat” en dat er dan uiteindelijk een beslissing wordt genomen. Dat spreek ik uit als hoop, gekoppeld aan het feit dat je vanaf 1994 hier in het openbaar bestuur hebt gefunctioneerd. Als dat zo moge zijn, dan mag ik tevreden zijn en dan mag ik concluderen op een gegeven moment, dat jouw invloed niet voor niets is geweest, niet opdroogt, maar positief doorwerkt. Ik mag als voorzitter van de raad je op dit moment ook het bekende bord overhandigen. Het is ons gelukt het op tijd klaar te hebben, met de gravering en al erbij en dat wou ik je dus op dit moment geven. Wellicht wil je het komen aanvaarden. Je mag het openmaken, maar velen kennen het en tegelijkertijd zou ik je willen overhandigen datgene wat al een enkel raadslid eerder heeft mogen ontvangen en dat is een tekening, een samenvoeging van tekeningen die in de Dordtenaar hebben gestaan, over belangrijke plaatsen in Alblasserdam, die symboliseren het werk waar wij mee bezig zijn, het werk voor onze gemeenschap. Ik hoop dat het een mooie plaats bij jullie thuis mag krijgen en ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Boele: ik hoop dat het gezin Wiertsema de terugkeer van vader Wiertsema weer meer met elkaar kan bezig zijn, want je hebt echt veel uren in het openbaar bestuur gestoken. Ik hoop ook dat je daarbij de ondersteuning krijgt van onze Heere God. Dank u wel. de heer Wiertsema: Dames en heren, hartelijk dank voor de vriendelijke woorden die zijn gesproken. Zij sluiten ook aan bij mijn eigen gevoel. Ik heb jarenlang met veel plezier in Alblasserdam gewerkt en ik heb daarbij ontdekt dat een gemeente besturen het mooiste vak is dat er is. U begrijpt natuurlijk, dat ik een half jaar geleden nooit gedacht heb dat ik hier vandaag zou staan om afscheid van u te nemen en ik wil graag iets zeggen over de reden. Niet zozeer over het gedoe binnen mijn eigen partij, maar vooral de meer filosofische achtergrond. Als je vroeger bestuurskunde studeerde – ik heb dat mogen doen – dan leerde je dat politiek het organiseren is van maatschappelijke tegenstellingen of zelfs het organiseren van het maatschappelijk conflict en vervolgens moeten de gekozen bestuurders dat conflict in goede banen zien te leiden. Ook dat is een typisch Nederlandse opvatting, maar wel één die grote gevolgen heeft voor de manier waarop bestuurders met elkaar omgaan. Die omgang is vaak vriendschappelijk, met alles wat daarbij hoort: steun, loyaliteit, opoffering soms, maar die vriendschappelijkheid is altijd gebaseerd op wederzijds wantrouwen. Het paradoxale gevolg daarvan is: vrijheid voor alle betrokkenen en zo kun je dus zonder problemen met elkaar omgaan, zonder ideologische verschillen of met ideologische verschillen toch overeenstemming met elkaar bereiken. Dat betekent ook dat bestuurders geen persoonlijke verplichtingen hebben tegenover elkaar en dat zij die ook niet moeten willen hebben. Dat is ook typerend voor de Nederlandse bestuurscultuur en in de politiek is het zo: “eerst komt de machtsvraag en dan pas komt de mens”. En dan moet ik u zeggen: “de laatste maanden heeft de volle betekenis daarvan ook bij mij op tafel gelegen”. Ik ben daar natuurlijk boos over geweest en teleurgesteld en soms heeft u dat ook kunnen merken en dat was onterecht.
- 6 -
Als je dan thuiskwam, had ik soms heel stilletjes, een beetje stiekem zelfs, het boze gevoel dat, als ik dacht aan het boek Psalmen, dat vooral anderen het voorrecht hadden uit Psalm 32 zich dat te mogen toe-eigenen. Allemaal onzin natuurlijk, achteraf, maar ik voelde het wel zo. Maar achteraf zeg ik ook: “ik had beter naar mijn lievelingsdichter moeten luisteren en dat is J.C. Bloem”. Die heeft geschreven: “alles is veel voor wie niet veel verwacht” en zo’n motto past precies bij het politieke systeem dat wij hier praktiseren. Maar gelukkig schreef Bloem er ook nog een paar zinnen achteraan en na het “alles is veel voor wie niet veel verwacht” dichtte hij ook “het leven houdt zijn wonderen verborgen tot het ze opeens toont in een hoge staat” en de wonderen waar Bloem over schrijft, die liggen in jezelf. De kunst van het leven is, om die wonderen ook te laten gebeuren. “Dus niet loeren op kansen, maar jezelf ontwikkelen” is de boodschap. Zien wijzer te worden dan je nu bent. Maar soms moet je daarvoor ergens blijven, ofschoon je liever zou vertrekken, maar soms is het beter te vertrekken, terwijl je ook zou kunnen blijven. Politiek is geen vak voor mensen met twijfelzucht. Voorzitter, ik ga afsluiten. De afgelopen jaren zijn in Alblasserdam belangrijke bouwstenen gelegd voor de toekomst. Voor u, als gemeenteraad, zullen de komende jaren niet gemakkelijk zijn. Wat Alblasserdam nodig heeft, is kwaliteit, kwaliteit op velerlei terrein. Alleen, het maatschappelijk tij zit tegen, maar ik hoop van ganser harte dat u bij tegenslag toch in staat bent om aan de neergelegde ambities vast te houden. Graag wens ik u daarbij sterkte toe en ook veel succes bij het uitvoeren van uw taak. Dank u wel. Voorzitter: Dames en heren, ik schors even de vergadering, ook wetende dat de heer Bandell als voorzitter van Drechtsteden zich gemeld heeft en wij gaan binnen een paar minuten door. SCHORSING HEROPENING Dames en heren, ik wilde de schorsing van de vergadering opheffen. Ik heb u gezegd dat ik schorste om de heer Bandell en zijn gezelschap, als ik het zo mag noemen, welkom te heten. Namens de Drechtsteden is dus onze voorzitter inmiddels aanwezig en de directeur van het Drechtstedenbureau, maar ook mevrouw Gerda Dijksman, als onze districtschef is in ons midden, om in het kader van de samenwerking wellicht ook over de politiezaken te spreken. Ik heb zonet aangegeven dat wij niet helemaal klaar zijn met de agenda, die wij hadden vastgesteld om te behandelen. Dat betekent dat we die even toch afmaken, en dan ga ik nu over tot het afnemen van de gelofte van mevrouw Gijsen. Dus ik zou willen vragen of zij naar voren wil komen. Mevrouw Gijsen. Om als lid van de raad van de gemeente Alblasserdam, opnieuw in uw geval, te kunnen gaan functioneren zou u toch moeten willen voldoen aan de wettelijke vereisten. U wilt dat, en bij dezen zullen wij dat dan ook met elkaar doornemen. U heeft ervoor geopteerd om de verklaring en de belofte uit te spreken en ik zou u willen vragen, nadat ik het heb voorgelezen, dat u dan mij antwoordt met “dat verklaar en beloof ik”. “Ik verklaar”, mevrouw Gijsen, “dat ik, om tot lid van de raad van Alblasserdam benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, noch onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd, ik verklaar en beloof dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk, enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen, ik beloof, dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet en dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur van Alblasserdam naar eer en geweten zal vervullen.” mevrouw Gijsen: Dat verklaar en beloof ik. Voorzitter: Dank u wel. Dan mag ik u bij dezen feliciteren met uw benoeming tot lid van de gemeenteraad van Alblasserdam en wil ik u vragen uw plaats in te nemen.
- 7 -
Dames en heren, de felicitaties aan mevrouw Gijsen zou ik u willen verzoeken na de vergadering van harte over te brengen, zodat onze gasten niet langer hoeven te wachten dan nodig is. Voorzitter stelt aan de orde: AGENDAPUNT 3 - Benoeming leden in de raadscommissies Grondgebied en Samenleving (Raad 2002/096) --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Door het bedanken van de heer W. Wiertsema als lid van de raad en het bedanken voor het raadscommissieschap door mevrouw T. Huijgen moeten er voor de raadscommissies Grondgebied en Samenleving nieuwe leden worden benoemd voor respectievelijk de fractie van de SPA en de VVD. Het Presidium stelt op voordracht van genoemde fracties voor respectievelijk mevrouw C.W.G. Gijsen-Huijgen en mevrouw A.M. Nieuwenhuis-Kuiper te benoemen. en: AGENDAPUNT 4 - Benoeming van een gemeentelijk vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van het Willem de Zwijgercollege (Raad 2002/097) ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Door het bedanken van de heer W. Wiertsema als lid van de raad, zal er ook een nieuwe vertegenwoordiger door de raad benoemd moeten worden in het algemeen bestuur van het Willem de Zwijgercollege. Als kandidaten zijn gesteld: mevrouw C.W.G. Gijsen-Huijgen door de fractie van de SPA en mevrouw A.M. Nieuwenhuis-Kuiper door de fractie van de VVD. Vandaar dat wij een stembiljet hebben gemaakt en u wordt verzocht per vacature één kandidaat te kiezen door een “X” in het vakje achter de naam van uw keuze te plaatsen. Dat betekent dus dat u bij agendapunt 3 één kandidaat aantreft voor de raadscommissie Grondgebied, één kandidaat voor de raadscommissie Samenleving en voor agendapunt 4 zijn er twee kandidaten en daarbij mag u uw keuze bepalen, waarbij het denk ik niet verkeerd is als ik wijs op het feit dat wij in het verleden met elkaar een heel circuit van afspraken hebben gemaakt van benoemingen. Daar vraag ik nog even uw aandacht voor. De stemcommissie in dezen zou ik willen laten bemensen door 1. de heer Boele, 2. de heer Van der Zijden. Mag ik u verzoeken met mij te kijken of de stemming goed is verlopen? STEMMING Dames en heren, het stembureau heeft geconcludeerd dat er 15 stemmen zijn uitgebracht in alle drie bestemmingen. 15 stemmen voor mevrouw Gijsen als lid van de raadscommissie Grondgebied, 15 stemmen voor mevrouw Nieuwenhuis als lid van de raadscommissie Samenleving en 10 stemmen op mevrouw Gijsen als gemeentelijk vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van het Willem de Zwijgercollege en 5 stemmen op mevrouw Nieuwenhuis als gemeentelijk vertegenwoordiger in genoemd college. Dat betekent dat mevrouw Gijsen is benoemd tot lid in de raadscommissie Grondgebied en Samenlevingszaken en ook als gemeentelijk vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van het Willem de Zwijgercollege. Ik behoor dus te zeggen dat ook mevrouw Nieuwenhuis is benoemd in de commissie Samenleving. Heb ik daar ook mevrouw Gijsen genoemd? Heb ik haar overal in willen benoemen, tegen de wil van de raad in? Nou, dat doen we dus niet. Opnieuw, want dan staat het goed vast: mevrouw Gijsen benoemd in de raadscommissie Grondgebied; mevrouw Nieuwenhuis in de commissie Samenlevingszaken en mevrouw Gijsen als gemeentelijk vertegenwoordiger in het ab van het Willem de Zwijgercollege.
- 8 -
Voorzitter stelt aan de orde: AGENDAPUNT 5 - Voorkeursrecht Lange Steeg (Raad 2002/095) Portefeuillehouder J. de Gruijter ----------------------------------------------------------------------------------------Burgemeester en wethouders stellen de raad voor besluiten te nemen tot het van toepassing verklaren van de Wet Voorkeursrecht Gemeenten op een aantal percelen in het gebied Lange Steeg. Wie van u zou daarover het woord willen voeren? De heer Boele. de heer Boele: Ik heb maar een korte opmerking voorzitter, maar ik kan me herinneren dat toen wij voor de eerste keer een voorkeursrecht vestigden op deze polder, we doen het vanavond voor de derde keer, toen heb ik gevraagd aan het toenmalige college: “bent u bezig om een grondverwervingsplan te maken, want we vestigen het voorkeursrecht omdat we de eigendom van deze particuliere gronden willen verwerven?” Daar kwam toen een niet al te helder antwoord op. Sindsdien heb ik nimmer zo’n grondverwervingsplan gezien, dus ik zou van de wethouder willen vernemen of er inmiddels hard gewerkt wordt aan het verwerven door de gemeente van de particuliere eigendommen? Voorzitter: Zijn er nog anderen die het woord willen voeren? Niemand, dan wethouder De Gruijter graag. wethouder De Gruijter: Het antwoord daarop is “ja” en als ik t.z.t. kredieten daarvoor krijg, dan mag ik dat als college ook kopen en dan zal ik u daarover verantwoording afleggen in de commissie en daarna in de raad, maar we zijn dus absoluut bezig met een actief grondverwervingsbeleid en we zullen dat ook nader invullen. de heer Boele: Mag ik dan nog één aanvullende vraag stellen, voorzitter? Als het college druk bezig is met het actieve grondverwervingsbeleid, ziet het er dan nu naar uit dat het beleid qua tijd zodanig succesvol zal zijn, dat wij met de uitvoering van de polder, de bebouwing van de polder, waarvoor de raad de laatste keer een bestemmingsplan heeft vastgesteld, niet in de problemen gaan komen? wethouder De Gruijter: Nee, die planningen zijn op elkaar afgestemd. Het is wel zo, dat als je, ook al heb je het instrumentarium van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) tot je beschikking, dan nog kunnen het lange en ingewikkelde grondverwervingsprocedures worden. Dat betekent natuurlijk altijd dat ook minnelijke procedures zullen worden geprobeerd in te zetten. Het is wel degelijk geënt op een situatie dat we in 2004 dan wel 2005 de woningen kunnen opleveren. Dat is ook relevant omdat we als Drechtsteden daar een taakstelling in hebben, om maar eens even te benoemen daar waar onze voorzitter Bandell bij aanwezig is, dus we proberen om alles op alles om die 100 woningen die daar gerealiseerd moeten worden, zo snel mogelijk te realiseren, ook in het kader van het gebruik van het instrumentarium van de Wvg. Voorzitter: Ik constateer dat niemand van de raad meer het woord wil voeren over dit onderwerp. Dan hebben wij aldus besloten. Voorzitter stelt aan de orde: AGENDAPUNT 6 - Toekomst Drechtsteden -----------------------------------------------------------
- 9 -
Oriënterend gesprek/gedachtenwisseling over de toekomst van de Drechtsteden, waarbij de heren Bandell en Vogelaar, respectievelijk voorzitter van het bestuur en directeur van het bureau Drechtsteden, aanwezig zullen zijn. Dit is, ook voor onze gasten, plezierig dat dat aan de orde is, want dat is namelijk de toekomstvisie van Drechtsteden. Wij zouden op dit moment dus graag met elkaar een oriënterend gesprek en een gedachtenwisseling willen voeren over de toekomst van de Drechtsteden en zoals gezegd, de heer Bandell en de heer Vogelaar als voorzitter resp. directeur van het bureau Drechtsteden, is in ons midden en tevens prijzen wij ons gelukkig dat mevrouw Dijksman als onze districtschef van de politie vanavond erbij is. Ik zou dus de raad willen oproepen om tot een open discussie te willen overgaan, in die zin dat ik me zou kunnen voorstellen dat de heer Bandell wellicht iets zou willen zeggen. Ik heb via het Presidium de raad opgeroepen om vanavond veel vuurwerk af te steken. Nou, daarvoor heb ik dan ook vergunning verleend, maar voordat we daartoe overgaan, zou ik u toch de gelegenheid willen geven, wat je noemt, aan te reiken, nogmaals in het kort, de achtergrond van uw bezoek alhier. Gaat uw gang. de heer Bandell: Voorzitter, dank, leden van de raad, dames en heren. Vaak is bestuurlijk werk natuurlijk helemaal geen vuurwerk, maar is gewoon heel consuus ????? je werk doen en het is ook wel eens nuttig om te constateren dat als je het ergens gewoon over eens bent met elkaar, dat is voor de continuïteit van het bestuur nooit weg, maar vuurwerk in Alblasserdam …. uit andere bestuurlijke levens was ik niet anders gewend, dus de verwachtingen zijn huizenhoog gespannen. Met de delegatie van de Drechtsteden is ook mevrouw Jacqueline Rietveld meegekomen. Zij is communicatiemedewerkster, want zij zal een tweetal sheets even op de overheadprojector neerleggen. Dat betekent niet dat haar werkzaamheden daarmee voltooid zijn, zij zal ook luisteren, zij zal ook voor ons een aantal zaken op schrift zetten en dat is allemaal weer nodig voor de goede besluitvorming rond de Perspectievennota, die u allemaal hebt gekregen. Ik ga even terug naar onze directeur, de heer Vogelaar, die bij u geweest is in Alblasserdam en die gerapporteerd heeft over wat hij in Alblasserdam een aantal maanden geleden was tegengekomen, als belangrijkste kritiekpunten. Dat waren er hier eigenlijk twee. De vraag was: “zorg nou dat er duidelijkheid komt over de toegevoegde waarde van het GSBexperiment” en “wij missen samenhang in projecten, dus zorg dat die samenhang beter wordt beschreven en dat het overzicht ook helder moet zijn”. Nou, gevoegd bij allerlei andere commentaren, die vaak minder mild waren dan wat vanuit Alblasserdam tot ons gekomen is, is er door het bureau gewerkt aan de Perspectievennota 20022006. Er is geprobeerd om eigenlijk aan het begin - want wij zitten nog met z’n allen aan het begin van de nieuwe raadsperiode – en u hebt al weer een mutatie in de raad – en zo gaat het overal – maar wij zitten aan het begin van een nieuwe periode en wij willen aan het begin van die periode ook met elkaar vaststellen: “wat willen we nou met de Drechtsteden?” Waar gaan we nou naartoe, zodat we ook aan het eind van die periode kunnen constateren dat we daadwerkelijk met lef en daadkracht een aantal zaken hebben uitgevoerd, die soms in jarenlange noeste arbeid vooral zijn bedacht, vaak neergelegd in behoorlijk veel rapporten. Er wordt nogal geklaagd over de omvang van rapportages vanuit de Drechtsteden en we moeten de slag maken van het maken van plannen en het verbijzonderen van plannen en het nader doordenken van plannen naar concrete uitvoering. Dat kunnen we niet alleen. Wij hebben de steun nodig van de provincie, de steun van de Rijksoverheid, maar wij moeten vooral bij onszelf beginnen. Hebben we nou een helder en transparant werkprogram? Weten we ook of we dat in financieel opzicht feitelijk kunnen bekostigen? En er is dus geprobeerd om in die Perspectievennota een duidelijke poging te doen om dat zo neer te zetten. Er staat op die Perspectievennota “tweede concept”, want het eerste concept is informeel in het Drechtstedenbestuur besproken. Dat heeft aanleiding gegeven tot ook vuurwerk en dat heeft dus weer aanleiding gegeven tot het tweede concept. Ik wil u nadrukkelijk oproepen om dat woord “concept” ook goed tussen de oren te houden, want gebruik nou met elkaar de maand september en begin oktober om te zorgen dat deze nota zodanig wordt vervolmaakt.
- 10 -
Dat we ook in de Drechtsteden met elkaar het gevoel hebben dat we daar de komende vier jaar ook een behoorlijke leidraad in hebben, dat we zeggen: “daar gaat het om”. Het mag best weer in de programmatische sfeer per jaar wat worden aangepast, maar we moeten de hoofdlijn nu met elkaar goed neerzetten. Dat is ook de aanleiding dat ik het belangrijk vind om hier naartoe te gaan. Een opmerking ook vooraf over die nota is een beetje een persoonlijke opmerking, maar die wil ik maar gelijk kwijt. Dus dat is niet namens het Drechtstedenbestuur, dat ik vind dat er in de nota wat meer aandacht voor veiligheid moet komen, iets meer aandacht voor die veiligheid. Het is ook niet voor niks dat ik als korpsbeheerder heb gemeend om met die pet op – dat is nou eenmaal inherent aan de centrumgemeente Dordrecht dat je ook korpsbeheerder bent; ik moet zeggen dat het niet altijd een vreugde is die de wet je oplegt - ook te vragen of de districtschef aanwezig kan zijn. Ik weet dat er een uitstekende communicatie is tussen de districtschef en de raad van Alblasserdam, dus dat hoeft u ook niet te herhalen. Dat is mij bekend, tenzij u vindt dat dat niet zo is, dan wil ik dat graag weten. Maar om ook te benadrukken, dat we op het terrein van de veiligheid denk ik ook in Drechtstedenverband nog wel wat vorderingen kunnen maken. Dan heb ik het niet alleen over, wat in ons gebied heel belangrijk is, de fysieke veiligheid, gewoon de feitelijke risico’s die voortvloeien uit de aanwezigheid van behoorlijke industriële complexen; congestie verkeer over water, verkeer langs de weg, verkeer door de tunnels, maar ook nog verkeer per rail - waar vooral Zwijndrecht en Dordrecht heel veel mee te maken hebben - de manier waarop wij veiligheid met elkaar gaan garanderen in de Sophia-spoortunnel, om maar eens even wat te noemen, maar ook de wijze waarop wij de sociale veiligheid in de wijken en buurten, in Alblasserdam wordt ook wat meer het buurtgerichte werk, ook in het kader van de politie wordt wat meer gepropageerd, heb ik begrepen, hoe we dat nu met elkaar meer handen en voeten kunnen geven. Wij zitten in een risicovol gebied en een 100% veilig gebied kunnen wij nooit garanderen. Daar is het gebied veel te geïndustrialiseerd voor, maar wij moeten wel optimaliseren met elkaar en ik vind dat de regionale brandweer en de lokale brandweer, via ook de brandweerbeleidsplannen, daar uitstekend mee bezig zijn, om ervoor te zorgen dat wij op een zodanige manier staan gesteld. Dat geldt mutatus mutantus ook voor de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Dat geldt ook nog voor datgene wat gebeurt door de Milieudienst. Dat wij zodanig gesteld staan dat wij onze burgers, als het eens onverhoopt verkeerd gaat, gewoon recht in de ogen kunnen kijken om te zeggen: “wij hebben als lokale overheid met elkaar de zaken zo georganiseerd, dat wij gesteld staan op iets waarvan wij hopen dat het niet gebeurt”. Wat dat betreft, was het stilstaan van een wagon in Amersfoort ook weer een signaal - met stoffen erin die er niet in hadden mogen zitten, in die mate en in die samenstelling - dat het ook in ons gebied gewoon feitelijk zo kan gebeuren en dat trekt zich van gemeentegrenzen in ons gebied niks aan. Nou, het is een beetje een hartenkreet van mij, omdat ik vind dat wij, met die veiligheid aan de voorkant van het probleem, ook met elkaar daar eens goed over moeten blijven nadenken. Het komt straks nog wel even apart aan de orde. Wat willen wij nu met die Perspectievennota? Dat is dan de tweede sheet. Ik neem aan dat u hem allemaal gelezen hebt en wij willen dat die nota in september, dus vooral in de bestuurlijke commissies, aan de orde is, in algemeen overleg. Hij komt op 19 september in eerste aanleg formeel in het Drechtstedenbestuur en eigenlijk zou je het zo kunnen vertalen, dat het Drechtstedenbestuur in de richting van de raden zou moeten adviseren: “stel hem nou vast, al of niet geamendeerd?” De Statencommissie Zuid behandelt de nota op 25 september en dan is het van belang om in uw agenda te noteren: “12 oktober”. De gedachte is ontstaan, ook in vervolg op de zeer succesvolle dag, die wij voor de nieuwgekozen raadsleden – en dat bent u allen natuurlijk bij het begin van de nieuwe raadsperiode – hebben georganiseerd in Dordrecht om over Drechtsteden met elkaar goed te spreken, om deze nota met elkaar vast te stellen op zaterdag 12 oktober, in de Augustijnenkerk in Dordrecht. De gezamenlijke raden, in de eerste plaats om niet meer aan het verwijt aan elkaar te kunnen geven dat de raden er niet bij betrokken zijn. In de tweede plaats om aan de bevolking een duidelijk signaal te geven, dat de gezamenlijke raden van het Drechtstedengebied dit belangrijk genoeg vinden om dit met elkaar vast te stellen. In de derde plaats als signaal naar de provincie en de Rijksoverheid, die heel nauwlettend volgen wat er in ons gebied op het terrein van de intergemeentelijke samenwerking gebeurt, dat het ook de raden ernst is met die intergemeentelijke samenwerking. Het is mij gebleken, dat in het land, wat hier in de streek gebeurt, men dat veel meer bijzonder vindt dan wat wij zelf ervaren, want wij vinden het eigenlijk heel gewoon dat wij praktisch samenwerken. Er zijn streken, ook in Zuid-Holland, waar dat absoluut niet gewoon is. Wij moeten die cultuur van “wij doen soms samen iets” praktiseren.
- 11 -
12 Oktober is de dag waarop ook een aantal Zuid-Holland-Zuid-instellingen hun deuren wijd zullen openen, dus het is ook nog een onderdeel van de Opendag Zuid-Holland Zuid, maar als het enigszins kan, maakt u dan even wat tijd vrij in de ochtend, om met uw collega-raadsleden van andere Drechtsteden deze nota en de begroting vast te stellen. Nu zijn er natuurlijk allerlei mensen die de Gemeentewet goed kennen en die zeggen: “maar formeel kan je natuurlijk niet buiten het grondgebied van je eigen gemeente dat vaststellen”. Dat klopt. Het gaat ook meer om het inhoudelijke gebaar. Het gaat er ook om dat je daar de discussie met elkaar hebt gevoerd. Je hebt hem al eerder gevoerd, dus wij moeten hem daarna nog formeel bespreken, maar ik hoop dat dat dan een hamerslag is op 17 oktober in het Drechtstedenbestuur en de raden – zo hebben wij dat nu eenmaal in onze Gemeenschappelijke Regeling vastgelegd – als die dat dan ook nog na 17 oktober als hamerstuk behandelen, dan is het ook in formeel juridisch-technische zin een stuk waar wij niet onderuit kunnen. Nou, dat is wat er ook op die sheet staat en dat is ook precies het einde van de sheets, zoals wij die zullen vertonen, want Drechtsteden zonder sheets bestaat niet. Ik probeer wel het aantal sheets tot een minimum te beperken. Eigenlijk, voorzitter, is dat wat er aan de orde is. Wij hebben geprobeerd in die nota zo goed mogelijk, ook langs de leden van het grote stedenbeleid – u weet wel de fysieke peiler, de economische peiler, de sociale peiler en nog een vierde eraan toevoegend voor ons gebied: toerisme, recreatie en cultuur – zo goed mogelijk weer te geven waar wij op dit moment voor staan, waar wij zonder een echte verhoging van de gemeentelijke bijdrage toe kunnen komen. Ik vind dat het laatste ook niet onbelangrijk is, in tijden met een wat bijzonder financieel perspectief. Ik ben heel benieuwd hoe vanuit Alblasserdam op het stuk als zodanig wordt gereageerd en ik neem mij voor om mij nu luisterend op te stellen. Voorzitter: Dank u wel. Ik zou eigenlijk aan de raad op dit moment gelijk het woord willen geven. Ik hoef zelf ook geen inleiding te houden en een lijn als het ware voor te tekenen. Aan u de mogelijkheid om te zeggen hoe u erover denkt. Wie van u? De heer Cardon, de heer Van Wermeskerken, de heer De Waard en ik heb geconstateerd eigenlijk alle fracties. De heer Cardon, namens de SPA-fractie. de heer Cardon: Dank u wel, voorzitter. Ik ben, zoals u weet en wellicht de voorzitter van Drechtsteden, nieuw in dit circuit en voor mij was in ieder geval een hele grote vraag: “wat doet nou Drechtsteden precies?” en ik woon hier toch al betrekkelijk lang. Ik denk dat dat ook een gevoelen is toch bij de bevolking van Alblasserdam. Dus de paragraaf “de rol van de gemeenteraad en van de bevolking”, ik denk dat dat wat ons betreft in ieder geval heel belangrijk is en dat was anderhalve pagina, dus ik denk dat daar nog ontzettend veel aandacht aan geschonken moet worden in de toekomst. Dat zou ik in ieder geval willen meegeven. Een ander punt dat ik heel belangrijk vind en dat onze fractie heel belangrijk vindt, is de veiligheid, dat is net genoemd. De veiligheid van de bewoners in dit gebied, omdat hier ontzettend veel verkeer doorheen trekt, zowel over water, wat voor ons vooral van belang is, ook de industrie is hier zo, de afstanden zijn zeer gering, van groot belang. Maar daarnaast, als we het over veiligheid hebben, dan hebben we het ook over sociale veiligheid en daar heb ik in ieder geval onvoldoende over gevonden in deze nota, hoe men daarover denkt. Ik denk dat in dit verband het van groot belang is, de relatie tussen … en laat ik daar maar beginnen, de wijk, de gemeente en Drechtsteden. Wat mij betreft is die relatie niet helder. Ik zou me kunnen voorstellen, maar misschien is dat in een veel eerder stadium gebeurd, maar ik heb dat niet kunnen vernemen van de fractieleden, dat er een soort blauwdruk was van: “wat denk je nou op wijkniveau, wat denk je op plaatselijk niveau en wat op stedelijk niveau?” en er is in ieder geval, wat mij betreft, heb ik gevonden een pagina waar heel duidelijk de kernfunctie aan de orde komt, maar ik denk, dat lijkt dat dat allemaal heel gemakkelijk te regelen is om die mensen die richting uit te sturen, maar het gedrag van mensen, consumentengedrag, dat is toch moeilijk te leiden, dus ik denk dat een blauwdruk van “wat denk je nou precies op plaatselijk gebied?” te moeten realiseren. Want wij hebben hier een winkelcentrum, we gaan hier op dit plein bouwen en welke winkels zijn er hier dan nog voor onze bevolking en wat wordt gedacht op een hoger niveau.
- 12 -
Ik zou dan toch even, maar dat is dan heel kort door de bocht, willen memoreren een aantal plaatsen in de Alblasserwaard die geen winkelvoorziening meer hebben, en wat houden wij over, we hebben hier een Makado, we hebben hier een plein en aan welke voorziening moeten wij dan denken, als je denkt aan zo’n regiofunctie? En dat willen we met name ook noemen, we hebben hier een hele discussie, al jaren, over ons sociaal cultureel centrum De Wipmolen. Als je kijkt wat daar allemaal voor activiteiten plaatsvinden, nou, dan denk ik, en dat hebben we hier ook gezegd, is dat van belang en hoe verhoudt dat zich dan tot een centraal …. en laat ik het dan maar noemen, want dat is toch wat steeds weer boven water komt, het regiotheater? Als je naar dat soort voorziening kijkt, dan is natuurlijk ook de vraag: wat gaat dat allemaal kosten? Een stad is nou eenmaal duurder dan het platteland. Ook dit willen we aanroeren: wij zitten, als je op de kaart gaat staan van dit gebied en dat was ooit te doen in het Architectuurmuseum, en dan zie je dus een band aankomen, een stedelijke band, vanuit het Rijnmond Rotterdamse naar hier. Daar wordt ook regelmatig naar verwezen, naar die band, ik denk dat het van belang is om niet alleen te kijken en dat wordt ook aangeroerd in dit stuk, naar Drechtsteden, maar de relatie naar Rijnmond, en zeker zouden we dit in verband willen noemen, als je het hebt over een havenfunctie, het is zo dat de mensen buiten Europa, die denken toch niet aan Rotterdam of Antwerpen, ze weten amper waar dat ligt, maar ik denk dat er ongetwijfeld zal ontstaan een U-vormig havengebied, waar Amsterdam, Rotterdam, Moerdijk, Antwerpen en het gebied van Vlissingen en Terneuzen bij hoort en het is dan de vraag, als je hoort hoe moeilijk Rotterdam het heeft om een nieuwe lading binnen te krijgen, die ook interessant is voor dat gebied, want meestal is dat toch doorvoer …., nou, waar wordt dan aan gedacht? Dat is mij niet helemaal duidelijk in dit stuk. Dan wordt er gesproken over de Poort naar de Deltapool, geloof ik. Ik denk dat we in ieder geval heel duidelijk moeten weten dat we in dat grote verband zitten en Alblasserdam, als je dan terug naar die kaart kijkt, dan ligt dat op dit moment in ieder geval aan de rand van Drechtsteden. Er is hier in het verleden gesproken over samenwerking met Nieuw-Lekkerland. Ik denk dat we daar zeker naar moeten kijken, en met name naar die band ook naar de Alblasserwaard: hoe is die? Ik was vorige week bij het aanbieden van een boek in Wijngaarden en dat ging over de nadere reformatie en ik begreep dat daar toch als bedreigend gezien werd en ik weet niet of dat nog zo is, maar ook de burgemeester van die plaats sprak en ik heb begrepen: nadere reformatie, dat is niet gelukt, maar er zijn er toch nog altijd een aantal die zich daar in ieder geval druk om maken en die relatie van Alblasserdam en de Waard en de relatie met Drechtsteden, maar ook met het Rijnmondgebied, nou, ik ben benieuwd hoe men daarover denkt, welke kant we opgaan en ik denk dat daar wellicht toch nog meer en nader over gedacht zal moeten worden. Dan een ander punt is, dat er een aantal pagina’s, 14, 15 en 16, bevatten reacties van de verschillende gemeenten. Die van ons is net genoemd. Daar heb ik er één gemist, dat is namelijk het evenwicht tussen de ruimtelijke en sociale vernieuwing. Ik denk dat dat een hele belangrijke is. Wij zijn hier met een aantal wijken bezig en ik denk dat als je kijkt naar een bepaald niveau om een zaak aan te pakken, dat er zeker in groter verband wellicht woningbouwverenigingen zullen komen, maar dat is, net zoals vele andere dingen die in deze nota genoemd worden, niet aan het gemeentebestuur of aan het Drechtstedenbestuur. Dat kan hoogstens een kader scheppen om dat mogelijk te maken, maar er zijn ook veel marktpartijen en ik reken ook de woningbouwverenigingen tot deze sector, omdat ik begrijp dat ook de gemeente soms heel weinig kan doen en dat vooral daar de verantwoordelijkheid en de keuze ligt. Daar wilde ik het even bij laten. Voorzitter: Dank u wel. Ik denk dat het goed is dat we allemaal even ons woordje doen. De heer Van Wermeskerken namens de VVD-fractie. de heer Van Wermeskerken: MdV, de Duitse filosoof Hegel heeft ooit eens de bekende woorden gezegd “in der Beschränkung zeigt sich der Meister”. Als ik dit stuk lees, dan krijg ik de indruk dat de Drechtsteden gezamenlijk eigenlijk te veel overhoop willen halen. Dat dat waarschijnlijk ook één van de voornaamste redenen is waarom men niet verder is dan dat men nu is. De Drechtsteden hebben gemeen dat ze in een gebied liggen waar mobiliteit buitengewoon belangrijk is, industrie, zeg maar economie in zijn algemeenheid, buitengewoon belangrijk is. Op dat gebied kunnen deze plaatsen elkaar versterken. Het gebied waarop ze elkaar nog onvoldoende versterken, lijkt ons, is het gebied van de veiligheid.
- 13 -
Waarbij we naast de reeds ruimschoots gememoreerde vormen van veiligheid echter ook de waterveiligheid willen betrekken en dat betreft dan zowel het hemelwater als het rivierwater. Dat zijn voorname taken waarop je je kunt richten en waarop je voortgang kunt boeken. Maar haal nou alsjeblieft niet te veel overhoop met een heleboel dingen die in wezen de gemeentelijke autonomie zouden uithollen, zoals dat woningbouwbeleid, zoals dat culturele beleid, waarbij ik op dat laatste punt nog eens even erop wil wijzen dat Dordrecht, Sliedrecht, Alblasserdam een heel verschillende geschiedenis hebben. Daar zitten misschien wel verbintenissen in, maar die geschiedenissen brengen je ertoe om bijv. een regiotheater af te wijzen. Ieder van deze plaatsen moet zijn eigen cultuur hoeden. Dat is buitengewoon belangrijk. MdV, dit zijn een paar dingen uit de hele grote lijnen, waar ik mij nu op heb geconcentreerd. Voorzitter: Dank u wel. De heer De Waard namens de SGP-fractie. de heer De Waard: Als door de heer Van Wermeskerken gezegd wordt dat iedere plaats zijn eigen geschiedenis heeft en dat we dat zo veel mogelijk moeten waarborgen, dan meen ik toch daar iets op af te moeten dingen, want iedere plaats zijn eigen geschiedenis, is altijd verbonden aan de geschiedenis van andere plaatsen en de verbindende schakel in onze regio is in de verre geschiedenis heen altijd het water geweest en volgens mij hebben we het steeds, als we het over Drechtsteden hebben, o.a. vooral over die verbindende schakels die ons aan elkaar verbinden. Hiermee wil ik niet zeggen dat we Alblasserdam dan maar op de grote hoop moeten gooien, want ook Alblasserdam heeft zijn eigenheid en als de heer Cardon zelf al refereerde net aan de Alblasserwaard, Vijfheerenlanden, Nieuw-Lekkerland, dan wil ik daar ook wat Alblasserdam betreft de nadruk even op leggen van: dat is ook iets wat we als Alblasserdam niet moeten vergeten. Natuurlijk zijn we een dorp in een industriële zone, in de Drechtsteden, daar middenin eigenlijk, op de rand van het Rijnmondgebied ook, maar tegelijkertijd hebben wij grote open vensters naar het groene hart van de Alblasserwaard en verder de Vijfheerenlanden en dat is ook een ding dat ons heel veel waard is en wat we ook graag zouden willen waarborgen. Nu zitten we hier echter vooral natuurlijk om onze visie te geven over het hele Drechtstedengebeuren en dan moet ik zeggen: “een heel epistel is er geschreven, maar om het één en ander een keertje duidelijk te laten worden van: wat speelt er nou, vooral als je helemaal nieuw bent, dan heb je toch wel eens op een gegeven moment een epistel nodig, om dat eens door te bladeren en nog eens door te lezen, zodat er toch langzamerhand een beeld ontstaat van: oh, speelt dat hier in het Drechtstedengebeuren en willen we daar als Alblasserdamse gemeente in meegaan?” Nou, ik denk dat we als gemeente Alblasserdam onze verantwoordelijkheid moeten leren kennen in het hele Drechtstedengebeuren. Dat we ons daar niet afzijdig van moeten houden, maar dat er in die peilers die geformuleerd worden en ergens anders wordt het anders geformuleerd, als een gedifferentieerd woonmilieu, florerende economie en nog een aantal van die mooie, hoogdravende woorden, die dan verder in allerlei plannen uitgewerkt kunnen worden, daar liggen daar volgens mij genoeg mogelijkheden, ook voor Alblasserdam, om daar wat mee te doen. Maar, en dat wordt wel belangrijk en daar ben ik het wel met u eens, mijnheer Van Wermeskerken, er moeten wel een keer keuzes worden gemaakt en dat is denk ik het probleem in de voorliggende zeven jaar, ongeveer, ik weet het geen eens precies, die jaartallen ben ik al weer vergeten, in die voorliggende jaren geweest. Er is veel gesproken, veel nagedacht, niet verkeerd, veel op papier gezet, moet ook gebeuren, maar we moeten nu een keertje komen tot keuzes en ik ben het met u, mijnheer Bandell, eens, nu we aan het begin van een nieuwe raadsperiode staan, moeten we dat met elkaar ook proberen te doen, om over vier jaar te kijken van: wat hebben we er nu met elkaar van gebakken, en is het de energie en het geld dus allemaal waard geweest? Zijn er dan, en dan even toegespitst op Alblasserdam, maar ik probeer het ook een beetje regionaal te bekijken, want daar zitten we ook hier voor, dan geen zorgen. Als ik lees in het epistel dat we hebben gekregen, dat de werkloosheid in de Drechtsteden eigenlijk historisch altijd al hoger is dan landelijk gezien, dan stemt dat zorgelijk, juist nu op dit moment, met een teruglopende economie. Dat heeft gevolgen voor alles, dat heeft gevolgen voor, dat wordt ergens anders weer genoemd, output-financiering. Een mooi woord, dat volgens mij gewoon betekent: een project moet zichzelf kunnen dragen. Dat wordt denk ik met “output-financiering” bedoeld.
- 14 -
Maar zodra het economisch minder gaat, ligt daar natuurlijk wel een heel belangrijk zorgpunt om die kwatiteitsslag die je wilt maken ook werkelijk te kunnen maken en als ik dan lees in dit stuk, dat het historisch eigenlijk al is, dat die werkloosheid in het Drechtstedengebied gemiddeld hoger is dan in vergelijkbare gebieden, dan ga ik mezelf afvragen van: weten wij met elkaar hoe dat komt? Daar lees ik niks over. Want pas als we dat weten, kunnen we kijken of we daar via scholing, dat komt zijdelings aan de orde in dit stuk, of we dan via scholing of anderszins er wat aan zouden kunnen doen om te proberen om die diepere val, die we iedere keer maken, voortaan op z’n minst niet dieper te laten zijn, maar even diep te laten zijn als andere regio’s, werkloosheid dus. Laten we ook proberen, dat is dan regionaal, ten aanzien van de kantorenbehoefte momenteel voorzichtig te zijn en zeker ook voor de komende vier jaar, want in de pers lees je volop dat de leegstand bij kantoren schrikbarend toeneemt. In dit stuk lees ik een aantal keren, dat daar nogal een stevig pleidooi voor gevoerd wordt. Openbaar vervoer, ook zo’n punt als je de nieuwe kabinetsplannen bekijkt rondom het openbaar vervoer. Ik ben het met u eens hoor, laten we als Drechtsteden nou zeggen hoe we het nou zouden willen hebben. De mening daarover moet duidelijk, klaar, helder zijn, maar is het wel te realiseren met de financieringsbronnen die we op dit moment hebben. Natuurlijk, een goed geolied openbaar vervoer, over het water, met zo min mogelijk golfslag, is natuurlijk prachtig, alleen, het moet financieel wel allemaal haalbaar zijn. Nog twee dingen: de veiligheid is door uzelf al benoemd, hoeft dus eigenlijk niet meer benoemd te worden. Ik zet me daar van harte achter: dat moet een duidelijk aandachtspunt zijn. Wil je het in de wijken terecht krijgen bij de mensen, dan gaat het over veiligheid en welbevinden. Dat zijn de twee belangrijke items en als ik dan lees over output-financiering van: projecten moeten zichzelf bedruipen, daar kan ik me helder wat bij voorstellen, maar een groot probleem in alle wijken, en ik denk dat het in Dordrecht niet anders zal zijn dan in Alblasserdam, is de te dichte bebouwing, waardoor er geen ruimte is voor o.a. jongeren, om daar toch enigszins in hun eigen vrijheid, binnen bepaalde grenzen, te kunnen leven. Ik heb hier nog een aantekening staan van: economie en ecologie. Ja, dat klinkt een klein beetje duur, maar in het boekje zelf wordt het “duurzaamheid” genoemd, in plaats van ecologie. In zo’n sterk geïndustrialiseerde streek als die wij hebben, mag dat zeker bij herstructureringsprojecten wat mij betreft ook nadrukkelijk de aandacht krijgen. Als industriegebieden opnieuw ingedeeld, geherstructureerd worden, hoe kunnen we daar een groene mal langs leggen? Dus niet alleen maar langs onze Drechtsteden, maar ook door onze Drechtsteden, zoals we onze spoorzones” hebben, niet eentje hè, er moet nog een “s”-je achter op een paar plekjes in het stuk, we hebben het er zo meteen twee die erdoorheen lopen, moeten we ook een aantal van die groene mallen door de Drechtsteden hebben. Voorzitter: Dank u wel. De heer Bos namens de ChristenUnie. de heer Bos: Dank u wel, voorzitter. Ik had enige opmerkingen, ik zal de andere opmerkingen niet herhalen, die ook op mijn lijstje stonden, ik zal me beperken tot ten eerste mijn vakantie. Ik stond aan een monument bij de heer Robert Suman, in Rivais in Frankrijk, en toen dacht ik eigenlijk direct aan Drechtsteden. Hij was de initiator van de Europese Kolen- en Staalgemeenschap en ik denk dat we daar ook lering uit moeten trekken, dus de volharding die hij ten toon spreidde. Het is uitgemond, zeker, in een Europese gedachte, laatstelijk tot het monetaire stelsel, waar we toch allemaal van genieten, zo buiten de deur, geen wisseltoestanden enz, je kan gelijk overal doorrijden, grenzen verdwijnen, dus ik denk zo dat Drechtsteden diezelfde gedachte moet hanteren om tot een vergelijk te komen met elkaar. Niettemin zal ik nog enige zaken opnoemen, die dan …. waarvan ik vind, het stuk gelezen hebbende, soms ademloos, en terugslaand op andere bladzijden, waar ik vind toch enige herhalingen in sommige zaken, dat ik zeg: “ja kijk, in het algemeen, het is een stuk dat, laten we zeggen, ons tot denken moét stellen”. Dus in de volgende vergaderingen dat we elkaar zullen ontmoeten, zal ik daar verder over willen discussiëren. Ik beperk me nu tot enige zaken, die mij opvallen, en dat is dat wij geen dingen moeten kopiëren van andere delen uit ons Europa en dat is met name bijv. de vandaag geopende schepenlift in België, zonder schepen, dat moeten we niet doen. M.a.w. ik focus op wat ik tegenkom, dus inclusief een containerterminal.
- 15 -
Nou, de regio heeft het op het ogenblik er erg moeilijk mee. In Ridderkerk zijn wat problemen, Rotterdam focust op de tweede Maasvlakte, in Ewijk, bij Nijmegen, komt al een grote terminal, ik zou die zaken toch wat terug willen stellen en zich dan meer richten op de kleinschalige industrieen, milieutechnisch aanvaardbaar, ik denk dat daar meer perspectief in zit op het ogenblik. Kantoorgebouwen, dat is al genoemd, wat daarmee aan de hand is. Ik zou willen pleiten in die zin, dat we in de regio wat meer aan de zorginstellingen kunnen doen en zeker ook voor onze oudere bewoners. Ik vind het stuk van Alblasserdam erg pover, er had best meer bij kunnen staan, want wat bij Sliedrecht staat, dat geldt zeker voor Alblasserdam. Wij ontwikkelen ook bedrijfsterreinen etc. en dat gaat op het ogenblik heel goed. Onze wethouder spant zich daar bijzonder voor in en wat ROM-D betreft is daar ook een win-winsituatie, in de vorm van Hornbach, geboekt. Wat de cultuur betreft, ik denk dat Dordrecht zich onderschat. Ik zie alleen maar initiatieven op POP-gebied. Nou, ik denk dat Dordrecht zich een beetje moet schamen, want ik denk: Dordrecht heeft zich altijd een beetje onderschat in de rijkdom die zij bezit op klassiek gebied, dus ik neem alleen maar de kerken bij de kop, die zich daar ook veel voor inspannen, om die soort muziek daar tot uiting te brengen. In Europees verband heeft het ook een weerklank. Schilderkunst en Letteren, niet weg te cijferen uit Dordrecht; wij kunnen er allemaal van genieten. Die zaken mis ik nog in dit stuk. Toerisme en recreatie voor Alblasserdam; Alblasserdam is benoemd als schakel, ik zou het meer als rustpunt willen zien tussen Dordrecht en Kinderdijk. Ons achterland is natuurlijk niet weg te cijferen, wanneer u het fietspad van Alblasserdam naar Vianen, zonder auto’s tegen te komen, kan rijden, vind ik dat ook een recreatieve impuls. Laatstelijk zie ik in de stukken nog de afwijzing van Rijkswaterstaat om de bebording voor de fast ferry aan te brengen. Ik vind dat een minpunt, ik denk dat we daar eens sterk moeten maken, dat we dat juist activeren, om juist daar zeker in de zomertijd mensen heen te sturen. Het is een concept en als ik het analyseer, dan zeg ik: “de vertaling naar de burgerij toe, niet naar de leden van de commissies enz., maar naar de burgerij toe, kan wat vriendelijker nog, in de plaatselijke kranten, en de adhesie tussen de gemeenten, ja, ik denk dat we daar eens nader over moeten discussiëren, dat dat toch enige vriendelijke, maar dringende behoefte heeft, om daar dieper op in te gaan, om toch ook die gemeenten over de streep te krijgen, die wat afstandelijk reageren”. Tenslotte denk ik, dat we de periode tussen nu en 2006 goed moeten benutten, want als ik zie rondom mij, dus Brabant, het Moerdijkse, en aan de andere kant het Rotterdamse, en wij zitten daar toch tussenin, en ergens tussenin zitten is nooit zo prettig. Je kan beter het voortouw nemen, dus met dien verstande: ik denk dat we onze best moeten doen en we zullen instaan voor de inzetten. Ik dank u wel voor deze periode van het gesprek. Voorzitter: Dank u wel. De heer Ruikes namens de CDA-fractie. de heer Ruikes: Dank u wel, MdV. Alblasserdam en de Drechtsteden, naar aanleiding van de Perspectievennota 2002-2006, hoe verhoudt zich Alblasserdam tot de Drechtsteden. Een aantal sprekers voor mij hebben dat ook al genoemd, Alblasserdam zit eigenlijk in een soort driesprong. Het heeft banden met de Drechtsteden, Dordrecht, Papendrecht, Sliedrecht, het heeft ook banden met het Rotterdamse, het Rijnmondse, wij zitten per slot van rekening bijna daar midden tussenin. Maar het heeft zeker ook banden met het Groene Hart, de Alblasserwaard. In feite had misschien jaren geleden de vraag gesteld moeten worden aan onze bevolking: “welke kant moeten wij nou op om samen te gaan werken met andere gemeenten?” Na jaren is natuurlijk al duidelijk geworden dat Alblasserdam een aantal zaken nooit in z’n eentje zou kunnen redden, dat er eigenlijk een aantal zaken altijd grensoverschrijdend zijn. Bij mijn weten is die vraag nooit zo expliciet aan de bevolking gesteld. Het is zelf zo, dat als je een groot deel van de bevolking in Alblasserdam vraagt: “waar werkt Alblasserdam het meest mee samen?”, dat een groot deel van de bevolking dat op dit moment nog niet eens zou weten. Wat dat betreft, denk ik, dat er nog een schone taak is voor deze raad, maar ook voor het Drechtstedenbestuur, om dat juist onder de bevolking wat meer bekend te maken. Onze fractie is altijd voorstander geweest van de samenwerking in de Drechtsteden.
- 16 -
Ik denk dat de Drechtsteden op zich een goede mix is tussen die groene verbinding met de Alblasserwaard en het Rotterdamse. Als we zouden gaan samenwerken met Rotterdam zouden we misschien helemaal ondergesneeuwd worden en ten opzichte van de Alblasserwaard mag ik menen dat Alblasserdam net weer iets te veel stedelijke ambities heeft, in vergelijking met de dorpen in de Alblasserwaard. Dus ik denk dat de keus op zich, om met de Drechtsteden samen te werken, in het verleden een goede geweest is. Met name geïnitieerd door het Drechtoeverproject, één van de projecten waarvan wij in het begin hebben gezegd: “dat is nou een goed project”. Het water is altijd een scheiding geweest tussen die plaatsen en dat moet een verbinding worden. We gaan die oevers nou eens bebouwen, want je kunt nergens meer bij de oevers komen of er staan van die vreselijk lelijke fabriekscomplexen. Laat die oevers nou eens een verbinding vormen. Dat is één van de concrete resultaten zie je nu in die Drechtoevers; kijk naar Zwijndrecht, dat daar gewoon gebouwd gaat worden. Wat dat betreft, is het jammer dat wij hier nog een achterstand hebben, want wij zouden ook graag – we zien wel wat kleine bebouwing – een aantal van die grote projecten vlotgetrokken zien hebben. Het zou handig geweest zijn, als wij zien wat er in Zwijndrecht gebeurt, dat we dat hier op het Verolmeterrein ook zouden zien. Wat dat betreft, moet het ook kansen bieden in het kader van de Drechtoevers, want je leest een paar keer dat het nieuwbouwprogramma in de Drechtsteden een punt van grote zorg is. Dan denk ik van “ja, daar zou nou wel eens het punt kunnen liggen waar wij als Alblasserdam hulp van de regio zouden kunnen en willen verwachten”. Wij hebben ook een aantal grote projecten op de rol staan – het Verolmeterrein, Mercon-Kloos, het Centrum, de Lange Steeg – een aantal projecten waar wij al jaren over praten, maar waar de eerste palen nog steeds de grond in moeten gaan en die kun je net zo goed meetellen bij het punt van grote zorg voor het bouwtempo in de Drechtsteden. Dus het moet voor Alblasserdam een aantal kansen met zich meebrengen. Aan de andere kant moeten wij ook het Alblasserdamse “eigen” niet verwaarlozen. Alblasserdam heeft een eigen bevolking, met eigen kenmerken, die hele grote verbinding hebben met de Alblasserwaard en het Rotterdamse. Ik weet toen ik hier 22 jaar geleden gaan wonen, zei ik: “waar gaan we winkelen?” Je gaat eens in Dordrecht kijken en je gaat in Rotterdam kijken. Dordrecht is een stuk aantrekkelijker geworden, dat moet ik zeggen, de laatste jaren. Vroeger zeiden we: “we gaan naar Rotterdam”. Ik denk dat een heel groot gedeelte van de Alblasserdamse bevolking dat ook deed. Maar juist die verbinding met die Drechtsteden moeten we – wat dat betreft is het punt van de Waterbus en de Fast Ferry ook een hele goede – gewoon ook in fysieke zin in stand houden, zodat de mensen daar komen wonen en gaan werken en gaan recreëren. Wat ik een goed punt ook in deze nota vond, is dat er geen sprake is van niet goed gedifferentieerde woonmilieus. Er is een overschot - en met name voor Alblasserdam geldt dat ook nog – van woningen die in een bepaalde periode voor een bepaalde bevolkingsgroep en vooral de wat laag opgeleiden gebouwd zijn en waardoor wij eigenlijk geen goede mix in de samenstelling van de bevolking hebben. Daar zullen wij wat aan moeten doen en wat dat betreft, is het plan dat wij bijv. hier hebben voor de Lange Steeg daar een hele goede in. Maar als je begint met die nota op de samenvatting, dan denk je van – wat ook begrijpelijk in de vorige raadsperiode, toen de heer Vogelaar geweest is, een punt van kritiek was – “maak er eens wat meer duidelijkheid in” ; wij praten over het grote-stedenbeleid met vier peilers, we praten over vier integrale programma’s en over een projecten top-10. Een aantal zaken waarvan ik vind “die lopen wel een beetje door elkaar heen”. Het wordt ook een aantal keren in dat stuk herhaald. Wat mij betreft, zou dat nog even wat duidelijker opgeschreven kunnen worden, want wat gaan wij nu doen? Gaan we nu vier integrale programma’s doen of gaan wij nu het grote stedenbeleid met vier peilers doen of gaan we nu de projecten-top 10 doen? Ja, waarschijnlijk gaan we ze alledrie doen, maar wat is dan bijv. de volgorde daarin en hoe grijpt dat in mekaar? Ook, wat ik al gezegd heb, de inwoners zouden wat meer bekend moeten worden met de Drechtsteden. Ik lees ook in de nota de positie van ’s-Gravendeel. Daar ben ik ook benieuwd naar, gezien de voorzet van het Drechtstedenbestuur, want wij lezen ook in de krant dat ’s-Gravendeel op wil gaan in één grote gemeente in de Hoekse Waard. Hoe verhoudt zich dat dan met de Drechtsteden? Wat betreft het wonen, staat er een stukje in; “mensen die een woning zoeken, storen zich niet aan een gemeentegrens”. Ja, dat kan voor een gedeelte wel opgaan, maar ik geloof niet dat je dat zo kan zeggen voor alle mensen. Ik denk ook zeker, samenwerking is prima en ook gezamenlijk zeggen van “dat moeten we gaan bouwen”, maar je zult ook plaats moeten maken voor de mensen die in je eigen plaats willen wonen en recreëren en daar bijv. ook culturele voorzieningen willen boeken.
- 17 -
Wat dat betreft, staan wij ook van harte achter het feit om een eigen Wipmolen te bouwen, voor onze eigen verenigingen, instellingen en zo., die daar dan hun cultuur kunnen beleven en kunnen samenwonen. Als we dat op die schaal naar de regio zouden brengen, dan zouden wij een soort slaapwijk van de Drechtsteden worden en dat is iets wat wij, denk ik, niet willen. Dat neemt niet weg dat wij wel mee willen denken eventueel over een regiotheater, maar dat staat of valt met de kosten voor het regiotheater. En er staat en dat breng mij ook een beetje op die projecten top-10, als je nou die projecten top-10 …….., dan ga ik er in eerste instantie even van uit: dan zie ik drie rivierenpunten en daar schrijf ik dan achter “Dordt”, Oostpoort Dordt; samen aan de groene woudstructuur, dat is de regio, daar zit Alblasserdam wel bij; bereikbaarheid Drechtsteden A15, A16, is de regio; openbaar vervoersnetwerk, prima daar heeft Alblasserdam ook wat aan; goederenvervoer per spoor, Dordt, Noordoevers, dat is Zwijndrecht en Hendrik Ido Ambacht; spoorzône Dordrecht-Zwijndrecht, dat is Dordt en Zwijndrecht, Shipping Valley, daar hebben wij ook wat in de regio aan; combi-leerpark is Dordt. Ja, eigenlijk mag je er zo natuurlijk niet naar kijken, maar in eerste instantie, denk ik: gewoon als inwoner zou ik dat zou bekijken. Dan denk ik: “waarin komt Alblasserdam nou voor?” Dat is toch niet zo gek veel. Het zou ook nuttig zijn, denk ik, om als je zegt van “wij gaan echt als regio denken”, dat wij als Alblasserdamse raad ook mee gaan praten over zo’n combi-leerpark. Een combi-leerpark is nog nooit, bij mijn weten, als agendapunt in deze raad ter sprake geweest, maar het heeft wel grote invloed op “waar gaan wij straks een middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs, ook voor inwoners van Alblasserdam, realiseren?” Daar wordt veel geld in geïnvesteerd, dat lees ik in De Dordtenaar en er wordt veel over gediscussieerd in de Dordtse raad, maar er zijn een aantal punten waarvan ik vind: daar zouden wij als Alblasserdam toch ook over mee moeten praten. Datzelfde geldt natuurlijk ook voor het regiotheater. Al met al, ik denk dat het verstandig is om samen te blijven werken en die weg voort te gaan in de Drechtsteden. Dat heeft ook echt een meerwaarde voor Alblasserdam. Het punt van veiligheid is ook al herhaald, dat ga ik niet herhalen, dat had hierin wat meer uitgewerkt moeten worden, maar we moeten ook oog blijven houden voor onze eigen Alblasserdamse cultuur, onze eigen Alblasserdamse kenmerken en dat betekent dat we ook moeten blijven investeren in het centrum van Alblasserdam en de sociaalculturele voorzieningen e.d. Dat betekent dat we daarvoor als gemeenteraad zitten. Voorzitter: Dank u wel. de heer Boele: Mag ik nog een vraag stellen voorzitter? Voorzitter: Mijnheer Boele, een vraag stellen. de heer Boele: Ja, of een opmerking, een hele algemene opmerking eigenlijk, in aansluiting van wat mijn collega, de heer De Waard, gezegd heeft namens onze fractie. Toen ik de nota las, rees bij mij de gedachte: hoe zit het nu eigenlijk met de bestuurlijke waardering voor het Drechtstedenbestuur bij de deelnemende gemeenten? Ik lees als het gaat om die korte samenvatting van wat gemeenten vinden van het bestuur nog al eens een keer het woord “ontevreden”, “zich niet herkennen”, “onvoldoende duidelijk wat de resultaten zijn”, dat komt een paar keer voor en als je dat dan leest, dan denk je: wat is eigenlijk nou precies de draagkracht en de reikwijdte van dit bestuur met het oog op de belangen van al die verschillende deelnemende gemeenten. Zou misschien daar eens iets over gezegd kunnen worden, in heel algemene zin, en daaraan gekoppeld de vraag: we hebben een heel breed Drechtstedenbestuur. In de bijlage staat dat er behalve nog allerlei deelnemende gemeenten, met hun drie vertegenwoordigers, ook nog waarnemers zijn van andere gemeenten. Nu we straks de omslag gaan maken van een organisatie die vooral projecten van de grond moet gaan tillen, is dit nog wel de meest adequate bestuursvorm voor de nieuwe fase, die we met elkaar ingaan? En mijn derde, laatste, algemene vraag, voorzitter: we hebben net van de heer Bandell op sheet gezien hoe het besluitvormingstraject eruit ziet.
- 18 -
Wat mij opvalt is dat daar nog niet de rol van de burger prominent aanwezig is, maar de rol als raden in het duale bestel komt wel een paar keer aan de orde in de nota en wij zijn in het duale bestel vooral volksvertegenwoordigers. We worden geacht de stem van het volk te vertegenwoordigen en te benoemen in deze raad. Heeft het bestuur stil gestaan bij de vraag of het eigenlijk wel goed is om op dit moment, zonder nadrukkelijke en expliciete burgerraadpleging van ons te vragen om ons met zo’n vérstrekkende nota nu al te conformeren? Drie hele algemene vragen, voorzitter, tot slot. Voorzitter: Dank u wel. Anderen zie ik niet. Ik kan me voorstellen dat wij nu aan de heer Bandell vragen en/of anderen uit zijn delegatie de antwoorden aan ons te geven. Dat lijkt me een goed voorstel. De heer Bandell is daar ook direct toe bereid? de heer Bandell: Jawel voorzitter en ik weet zeker dat de heer Vogelaar mij zal aanvullen en dat geldt ook wel voor mevrouw Dijksman. In de eerste plaats dank voor de opmerkingen. Het geeft aan dat vanuit de raad de nota goed bekeken is en dat ook vanuit de raad best wat kritische kanttekeningen worden geplaatst, maar niet zodanig kritisch dat men nut en noodzaak van Drechtstedensamenwerking ad fundum ter discussie wil stellen. Ik kon dat ook helemaal niet verder bepleiten, want het is niet zo dat u van de voorzitter van Drechtsteden mag verwachten dat hij als het ware met een soort bekeringsdrift naar gemeenteraden gaat. Ik kom er, omdat ik het belangrijk vind dat raden vanuit hun kaderstellende en controlerende, maar ook volksvertegenwoordigende rol zich als vanzelfsprekend verantwoordelijk weten voor de ontwikkeling van het beleid in de Drechtsteden en dat is de houding, die we elkaar niet alleen moeten aanpraten, maar die we ook van elkaar mogen verwachten. Ik vind het ook belangrijk dat de Drechtsteden als zodanig zich niet al te zeer als bestuurlijk orgaan, werkend onder de figuur van de Wet gemeenschappelijke regelingen, onderdeel van het samenwerkingsverband Zuid-Holland Zuid, te veel zelfstandig profileren. Mensen moeten weten en dat blijkt ook uit onderzoek, dat de Drechtstedensamenwerking er is. Dat mogen burgers ook van verstandige gemeentebesturen verwachten, dat we op streekniveau op een goede manier met elkaar samenwerken en ik vind dat u in de eerste plaats in Alblasserdam degene bent die duidelijk moet maken dat u uw taken goed verstaat, laat ik maar even streng spreken, en dat u dus vindt vanuit uw verantwoordelijkheid, dat u met uw buurgemeenten goed moet samenwerken, omdat er een aantal vraagstukken zijn in het gebied die je als zelfstandige gemeente toch niet geheel zelfstandig kunt oplossen en het zou, denk ik, niet goed zijn als we met grote campagnes als het ware het Drechtstedenbestuur als zodanig gingen profileren, omdat het toch altijd nog verlengd lokaal bestuur is. Dat betekent niet, dat je over een aantal projecten, als je die echt gaat uitvoeren, aan de voorkant van de projecten bij de start, de bevolking goed moet informeren en dat moet je ook via die deelnemende gemeenten natuurlijk heel goed doen. Dus dat is ook een kwestie van: hoe organiseren we nou de communicatie? Ik vind het niet erg als een burger nou niet precies weet te vertellen hoe het Drechtstedenbestuur is samengesteld. Ik zou het wel erg vinden als de burgers zouden zeggen in enige deelnemende gemeente: “nou, volgens ons werken wij gewoon in die streek niet goed samen, er wordt voor de burger niet goed gezorgd”. Dat is ernstig en dat raakt ook uw verantwoordelijkheid als raad in de volksvertegenwoordigende rol, ook trouwens in het monistisch stelsel, want dat maakt dus niet zo veel uit. We zitten in die bestuurlijke vormgeving een beetje in een overgangssituatie. U weet allen dat u als lokaal bestuur, gemeentelijk bestuur, in een gedualiseerd stelsel uw weg moet vinden, althans, in Dordt hebben wij nog wat moeite om onze weg daar goed in te vinden: doen we nou de goede dingen, in de goede volgorde, doen we het allemaal goed? En dat zal elders toch niet helemaal anders zijn, laat ik het voorzichtig zeggen. De Wet gemeenschappelijke regelingen is daar nog niet echt op aangepast. Het is ook bestuursrechtelijk lastig hoe je dat nou echt moet organiseren, omdat die Wet gemeenschappelijke regelingen nu eenmaal de samenwerking tussen bestuursorganen regelt. Dat is ook één van de verklaringen dat in die gemeenschappelijke regelingen de rol van burgemeesters, wethouders en raadsleden nog wat ouderwets geregeld is, zou ik zeggen en misschien zou dat wel kunnen blijven ook. Maar daar gaan wij niet helemaal over, dus wij zullen de komende vier jaar daar op een verstandige manier – zo nu en dan de antenne wat richtend op wat er in Den Haag en de wetgever allemaal gaat gebeuren – wel wat moeten richten.
- 19 -
Ik ben blij dat de meerwaarde van Drechtsteden niet al te zeer wordt betwijfeld. Maar meer aandacht aan de raad – Cardon zegt het ook namens de SPA – ja, dat is nodig. Vandaar dat wij begonnen zijn, na de verkiezing van de raden, met een bijeenkomst waar expliciet de nieuwe raadsleden werden uitgenodigd; iedereen die weer gekozen was en dat had een respons, net na die raadsverkiezingen, die weinigen hadden verwacht. Dat vind ik heel verheugend. Het feit dat wij op 12 oktober alle raadsleden uitnodigen om in Dordt te komen, dat is ook weer zo’n stap, want je moet het als raadslid zelf ook leuk vinden. Je moet het ook belangrijk vinden, je moet ook thuis kunnen uitleggen waarom Drechtsteden noodzakelijk is voor de ontwikkeling van ons gebied en als we zeggen: “wij kunnen dat niet uitleggen”, ja, dan wordt het ernstig, want het moet wel relevantie hebben, wat we doen. Alblasserdam zit in een specifiek deel van de Drechtsteden. Meerderen hebben dat gezegd. Er is natuurlijk een relatie met het Rotterdamse en toch hoor ik nooit iemand pleiten – ook niet in de tijd dat ik in Papendrecht bestuurlijk actief was als burgemeester – om nou echt aansluiting te zoeken bij de Rotterdamse stadsregio of Rotterdam Rijnmond of hoe het in de afgelopen jaren allemaal mocht heten. Het is altijd toch de relatie met de centrumstad – ik moet in de richting van mijn rechter buurman zeggen, dat dat historisch buitengewoon gefundeerd is - want ik vond Papendrecht altijd de mooiste plek om Dordt te kunnen beschieten. Dat was ook historisch zo gefundeerd, want in het verleden ligt het heden, maar natuurlijk in het nu, wat komen gaat. Ik vind dat ook heel belangrijk. We kunnen natuurlijk ons koesteren in nostalgie – ook in het openbaar bestuur hebben wij daar veel last van, die eigen identiteit van “ontzettend benadrukken” – maar tegelijkertijd verlangt de burger in deze tijd van ons antwoord op vragen die deze tijd ook heeft weergegeven. Ik vind dat Bos daar iets moois over zegt. De vraag is natuurlijk ook gewoon: “hoe zit dat nou met die vragen op het terrein van de economie?” Zijn we ons nou ook heel goed bewust – ook De Waard heeft dat nog eens nadrukkelijk gezegd – van de eenzijdigheid van de opbouw van onze beroepsbevolking? Wij lopen, waar het gaat om economische ontwikkeling in ons gebied, al decennia lang niet voorop. Het lijkt wel of wij dat in dit gebied aanvaarden als een soort natuurverschijnsel. Dan gaat het weer eens slecht met Fokker, dat heb ik ook wel eens meegemaakt, dat 2.500 mensen een briefje krijgen dat het stopt. Dan is het een aantal jaren geleden buitengewoon spannend of BosKalis de volgende dag nog haalt. Het gaat nu weer uitstekend, maar een jaar of 12 terug was dat een heel andere situatie, toen ging het Fokker uitstekend en BosKalis slecht en in Alblasserdam, als je kijkt hoe de ontwikkeling van Nedstaal is in de afgelopen 15 jaar – en ik kan dat zelf ook behoorlijk overzien – dan zie je dat dat pieken en dalen is en dat iedere keer bij die dalen je hier in deze streek gewoon grote zorgen hebt over de vraag: “hoe die werkgelegenheidsstructuur nu zich feitelijk zou moeten ontwikkelen” en dan is zo’n combi-leerpark, dat wordt bedacht in Dordt en ook voor een groot deel betaald door Dordt – veel meer dan mij lief is als Dordtse burgemeester – maar wij vinden het gewoon onze plicht en het is ook niet zo dat wij daar bij die regio komen zeggen, gelijk met de collectezak en zeggen: “betaal nou mee”. Wij vinden het wel heel belangrijk dat wij met elkaar ook goed blijven doordenken in die bestuurlijke commissies van de Drechtsteden, vanuit onze lokale verantwoordelijkheid, “wat willen we nou? Wat kunnen we nou als overheid doen om ervoor te zorgen dat die eenzijdigheid in de opbouw van die beroepsbevolking ook feitelijk wordt doorbroken? Wat kunnen we nou doen dat die scheefheid in die woningvoorraad, die zich in meerdere gemeenten van de Drechtsteden als sinds jaren manifesteert, dat we die nou eens een keer echt doorbreken? Waarom lopen wij in het tempo van realisering van de woningbouw zo achter in vergelijking met andere gebieden van het land?” Het is elders ook niet allemaal fantastisch, maar het gaat hier in het tempo van realisering van de woningbouw uitgesproken slecht. Je constateert dat er dus wensplanningen zijn en in plaats van realistische planningen hebben we veel te lang gedacht dat we het allemaal wel realiseren. En dan gaat het niet om “zwarte pieten” uit te delen, want dat schiet helemaal niet op. Het gaat erom dat we heel nuchter en realistisch tegen elkaar zeggen: “hoe zit het nou echt en wat kunnen we vanuit onze eigen lokale verantwoordelijkheid gezamenlijk doen, om ontwikkelingen in een versnelling te brengen, positief te duiden, zodat we niet uitsluitend constaterenderwijs aan het besturen zijn in ons gebied?”, want dat gebeurt nog veel te veel. We constateren het en vervolgens denken we dat het als vanzelf wel wordt opgelost. Ik bestrijd dat we geen mogelijkheden hebben. Die hebben we. Maar dat vraagt dus inderdaad die kritische benadering rond bijv. zo’n containerterminal. Ik weet daar het antwoord niet gelijk op.
- 20 -
Maar ik vind het wel belangrijk dat we over dat soort vragen – bijv. waar het gaat om de implementatie van Shipping Valley – met een aantal deskundige bestuurders en deskundigen van buiten – noem dat maar het maatschappelijk middenveld, andere partners – dat wij ons goed realiseren welke kant we nou de komende jaren niet alleen op willen, maar dat wij dat ook uitvoeren. Nou, dat is de teneur die wij in die nota in alle gebrekkigheid hebben weergegeven. Als de heer Ruikes zegt: “dat kan nog best een beetje inzichtelijker, die rijtjes geven nog wel wat verwarring, kan het niet wat transparanter?” Dan zeg ik onmiddellijk “ja”. Laten wij proberen om dan nog wat beter op te schrijven wat de bedoeling is, dat het ook inzichtelijk en transparant wordt. Nou, de relatie met Rijnmond, ik heb het erover gehad. Wij hebben gelukkig goeie samenspreking met Rijnmond en de verhouding met Rotterdam is nog nooit zo goed geweest als de afgelopen twee, drie jaar. Dat heeft altijd alles met mensen te maken, want wij weten allemaal “besturen is mensenwerk” en dan ligt het er echt aan of mensen ook elkaar liggen, wat willen begrijpen – ook in het kader van de Zuidvleugel speelt dat heel nadrukkelijk – of wij elkaars hand goed vast willen houden. Want al die problemen die ik hier nu heb neergelegd, spelen zich nog in sterkere mate af in de Rotterdamse regio, ook die eenzijdigheid, ook die gelaagde scholing van de bevolking, als je dat vergelijkt met andere delen van het gebied. Het lukt maar niet om bijv. een ontwikkeling, die je in de Amsterdamse zuidas ziet, eigenlijk hier te herhalen. Terwijl toch de motor van de Nederlandse economie zich in dit deel van de Randstad beweegt, maar die motor gaat een beetje haperen. Het gaat met de haven niet zo goed als iedereen dacht dat het zou moeten gaan, wereldwijd gezien. Nou, dat soort elementen, daar hebben wij het over en daar werken wij met Rotterdam, op een aantal terreinen, aardig mee samen. Dat kan altijd nog beter, maar wij zijn wel op de goeie weg. We moeten een beter evenwicht hebben, zegt ook Cardon, tussen ruimtelijke en sociale vernieuwing. Vandaar dat die sociale peiler terugkomt. Iets waar wij twee jaar geleden in Drechtstedenverband nauwelijks wat aan deden. Wat is nou die sociale peiler? Waarom is die ook voor Alblasserdam van belang? Omdat wij bijvoorbeeld zien dat op het terrein van – en mijn linker buurvrouw weet daar alles van – gewoon maatschappelijke opvang nog lang niet over een sluitend netwerk in onze regio beschikken, om maar eens wat te noemen. 24 Uur per dag is de politie wel bereikbaar, 7 dagen in de week, dat geldt ook voor de crisisdienst van de grote rivieren en dan houdt het ongeveer op. Ik doe wat onrecht hoor, aan andere instellingen, maar daar houdt het ongeveer op, in het weekend en de nachten. Dat is niet goed en dat moet ook echt anders. Daar hebben wij elkaar gewoon voor nodig, want dat kunnen we niet allemaal in de eigen gemeente organiseren. Nou, dat vind ik ook rond die sociale peiler aan de orde. Misschien willen wij wel - en dat zegt mijn rechter buurman misschien wel terecht - willen wij misschien niet teveel tegelijk? En als je teveel tegelijk wilt, kom je niet vooruit. Nou, die waarschuwing nemen wij ons ter harte en ik leg het gelijk weer een beetje terug en dan zeg ik: “nou, wat moeten wij nou eigenlijk schrappen?” Maar dat is een beetje te …………….., dus daar hou ik niet zo van, maar het is wel iets, wij hebben nogal wat ambitie. Die ambitie, die leidt dan altijd tot de vraag “kun je het dan wel waarmaken?” en daar moeten wij ons nog maar eens goed over beraden. Ik heb het over de geschiedenis al gehad. Ik bevestig dat Alblasserdam, Sliedrecht, Dordrecht en Papendrecht zeer verschillend zijn, in hun geschiedenis. Daar zouden we een avondvullend programma over kunnen geven. Dat is echt zo, ook nu nog. Het is opvallend hoezeer gemeenten en gemeenschappen in ons gebied nou eenmaal verschillen, maar laten wij het niet te veel benadrukken. Wij weten dat allemaal, maar laten we juist vanuit een verstandig bestuur zorgen dat wij op een aantal terreinen gewoon heel nuchter, Wiert, vooruitgang boeken. Dat is mijn pleidooi, in het nu en wat komen gaat. De waarschuwingen rond kantorenbouw, helder, die horen wij in allerlei gemeenten, want leegstand in kantorenbouw, dat is niet best. Dank aan de heer Bos, dat hij de rijkdom op het terrein van cultuur in Dordrecht zo beeldend weet te vertellen. Dan kunnen wij nog eens een keer samen een rondje Dordt doen, mijnheer Bos. Dan kunnen wij de raad van Alblasserdam daarvoor uitnodigen, want er is heel veel al aanwezig op het terrein van cultuur en dat is absoluut meer dan een popcentrale, maar die popcentrale voorziet ook in een grote behoefte, zeker. De Drechtoevers, mijnheer Ruikes. Ja, ik heb duidelijk ook die zorg over die volkshuisvesting nog maar eens geëtaleerd. Ik moet het ook bewust zo hard zeggen, omdat het ook echt zo is en omdat wethouders Volkshuisvesting dus ook voortdurend mensen op hun spreekuur krijgen, die verwachten dat de gemeente woningen uit de la haalt. Door die achterstand in die productie ontstaat er ook stagnatie in de doorstroming.
- 21 -
Dat is het grote probleem en kunnen starters niet aan de bak komen. Dat is een ingewikkeld verhaal. Het is ook niet gemakkelijk om het op te lossen. Dat blijkt ook uit de taskforce, waar alle gemeenten nu fors mee aan de gang zijn, om te kijken: hoe kunnen wij de zaak nu echt vlot trekken? Ja, dat is lastig, maar wat ik heel verheugend vind, is dat we a. nuchter de problemen onderkennen en b. bereid zijn om in de taskforce ook flink aan de gang te gaan en ik ben ervan overtuigd dat wij het probleem gaan tackelen, maar niet binnen een paar maanden. De verwachting van Staatssecretaris Remkes – toen was hij nog Staatssecretaris – van “het moet en het zal allemaal binnen een hele korte tijd ingelopen zijn”, ik hoop het, maar ik deel hem niet. Ik denk dat dat gewoon niet realistisch is, gelet op de staat en stand, ook van uw eigen plannen, in Alblasserdam, waar een aantal voorbeelden van gegeven zijn. En van mijn kant een oproep: “geen wensplanningen meer, maar realistisch en blijf dus maar doorvragen”, in de richting van het college en die verhalen hou ik ook in mijn eigen stad Dordrecht, want dat is precies hetzelfde. Wij hoeven mekaar niks wijs te maken, zo gaat dat. “De Drechtsteden”, zegt Ruikes “hebben meerwaarde”. Nou dat is mooi om te horen. Hoe zit het nou met de bestuurlijke waardering voor de Drechtsteden? Ik ben nu met dat rondje bezig, mijnheer Boele, en ik merk tot nu toe niemand die zegt: “wij moeten er maar helemaal mee stoppen”. Dus a contrario geredeneerd: “er is gewoon veel waardering met heel nuchtere commentaren en kritiek, maar iedereen zegt: “het is eigenlijk heel vanzelfsprekend dat wij met elkaar samenwerken, dat moeten we vooral voortzetten; alleen, transparanter, inzichtelijker, meer uitvoeringsgericht, misschien wat meer daadkracht, misschien wat meer lef”. Dat is ongeveer het verhaal. Waardering loopt natuurlijk wat verschillend door raadsfracties heen. Een enkele wethouder heeft ook wel eens moeite; een enkele burgemeester moet je ook wel eens toespreken, maar de houding is toch, dat wij het hier met elkaar gewoon doen. En ik merk in andere delen van het land – en dat is echt geen verhaaltje – dat men met grote verbazing soms en waardering kijkt naar de manier waarop wij als zelfstandige gemeenten toch bereid zijn delen van onze autonomie wat op te geven, want in vrijwilligheid kun je daartoe besluiten. Nou, dat doen wij ook zo nu en dan. We besluiten in vrijwilligheid, om samen wat zaken te doen en dat is prima. Ik sluit niet uit dat voor de nieuwe fase echte projecten we in de loop van de tijd, maar hoe wij dat moeten doen, weet ik nog niet – graag suggesties – wel eens tot andere bestuursvormen zouden kunnen komen. Ik sluit ook niet uit dat een aantal projecten in de toekomst gestald gaan worden in de ROM-D. In een andere structuur misschien, die ROM-D, wat anders aangestuurd, wat andere taakstelling. Er zitten ook wat zinnen in die je zo zou kunnen uitleggen, heel voorzichtig. Allemaal heel voorzichtig, want voor je het weet wordt het allemaal verkeerd uitgelegd, maar wij moeten dus bestuursvormen verzinnen, die duidelijk zijn toegesneden bij bepaalde projecten om het goed te kunnen uitvoeren, begeleiden, inzichtelijk houden van die projecten en over de rol van de burger heb ik het nodige gezegd. U bent de volksvertegenwoordiger en u moet zorgen dat die burger, ook in de verhouding tot de Drechtsteden, het gevoel heeft dat de overheid gewoon zijn werk doet. Voorzitter, ik ben uitvoerig geweest, maar misschien was dat even nodig. Wil Gert Jan Vogelaar nog wat zeggen? Gerda. mevrouw Dijksman: Misschien mag ik een kleine aanvulling geven. MdV, veiligheid staat terecht heel hoog op de politieke agenda. Ik ben ook blij te horen dat het in de Nota Drechtsteden een wat prominentere plaats zal krijgen en daarover nadenkende, dacht ik: “ja, veiligheid – dat weten we allemaal – werkt het beste als het kleinschalig en zo dicht mogelijk bij burgers wordt georganiseerd”. Maar wij kunnen natuurlijk best leren van elkaars projecten, die in de Drechtsteden, waar ervaring mee is opgegaan. Het lijkt mij ook heel goed om daar de regierol van de gemeenten, die her en der toch op verschillende niveaus zit, ook eens te durven kijken en over elkaars grenzen durven kijken en daar lering uit te trekken, met name als het gaat om “best practices”. Ik denk dat dat een groot voordeel kan zijn, als je kijkt naar het Drechtsteden0verhaal. Het stimuleren van sociale veiligheid, dan denk ik bijv. aan de netwerken die er her en der zijn. Dan wil ik met name nog eens een keer wijzen op het netwerk rondom jeugd. Er zijn dan in dit geval, als wij het hebben over Drechtsteden, twee jeugdpreventieteams, die overigens op dezelfde manier werken, maar het zou goed zijn om daar toch met elkaar die lans nog eens een keer voor te breken, dat het jeugdpreventieteam ook daadwerkelijk die samenwerking blijft houden die het nu heeft, als kop op overigens lokaal netwerk, wat altijd nodig is.
- 22 -
Hetzelfde geldt voor een puntje als huiselijk geweld. Uw voorzitter hier zit in de stuurgroep Huiselijk Geweld van de regio. De heer Bandell, als coördinerend gemeente, heeft daar ook een heel belangrijke rol in, heeft daar ook geld voor vrijgemaakt. Ja, het is een beetje mijn stokpaardje, dus daar maak ik toch maar graag even gebruik van. Een onderwerp waarvoor veel aandacht noodzakelijk blijft, omdat eenderde van al het geweld in onze regio betreft huiselijk geweld en dat is de basis van weer het geweld van jongeren op straat. Dus ik vind dat wij daar terecht heel veel aandacht aan moeten besteden en ook netwerken in die sfeer moeten wij met elkaar proberen te ontwikkelen. Ik zag iets staan over veiligheid op scholen, een kort stukje in de nota, heb ik in de gauwigheid even gelezen. Ik denk dat ook bijv. zaken als het schooladoptieplan met elkaar aandacht verdient. Om een klein voorbeeldje te geven, als je het hebt over horeca - wat toch in steeds meer plaatsen een rol gaat spelen - zou ik me zo kunnen voorstellen dat Papendrecht, Alblasserdam, Sliedrecht, in die zin en wellicht ook naar de ervaring die opgedaan is in het Dordtse, eens kijken van “kunnen wij ook gezamenlijk meer aan die horecaproblematiek doen”. Als wij kijken naar de schaarste bij de politie, is het in die zin ook wel van belang dat we samenwerkingsverbanden, het is beter om dan te zeggen van “niet de lokale GPF-ers uit één gemeente met z’n allen in een horecaproject in Alblasserdam”, maar waarom dan niet een aantal gebiedsagenten uit de verschillende gebieden een gezamenlijk project laten draaien. Dan zijn wij ook nog verstandig met “blauw” bezig. Dat is eigenlijk wat ik er zo beetje in de gauwigheid over kan bedenken. Ik zal ook zeker meedenken nog in dit kader in ons district over veiligheid, daar sta ik voor “stand by”, zeg maar. Voorzitter: Dank u wel. Ik zou willen kijken in hoeverre wij een discussie nu kunnen krijgen van mens tot mens, als het ware. Het hoeft met meer “in statesments”, wat nu is geweest. Wij hebben het één en ander uitgewisseld. Wie van u zou willen reageren op hetgeen door de heer Bandell en mevrouw Dijksman naar voren is gebracht? De heer Cardon en de anderen, ik zal zorgen dat de discussie ordelijk verloopt, maar wij doen het niet helemaal via “voorzitter dit, voorzitter dat”, maar we maken er een goede discussie van. Mijnheer Cardon. de heer Cardon: MdV, ik vind dat onvoldoende toch aan de orde gekomen is, de relatie wijk, gemeente en centrumgemeente. Ik zou graag zien en dan denk ik bijv. aan onderwijs, wij hebben het er hier meer over gehad dat wij het een waardevolle zaak vinden dat hier ook voortgezet onderwijs in Alblasserdam is en dat dus vanuit een centrumplaats gekeken wordt: “wat kunnen wij op wijkniveau, op gemeenteniveau doen, in plaats van het naar één plek te trekken?” Dan zou ik in dezen willen memoreren het feit, dat het HBO-onderwijs uit het Dordtse zo goed als verdwenen is en ik zou het betreuren wanneer in Alblasserdam en wij hebben het hier meer aan de orde gehad, het middelbaar onderwijs zou verdwijnen. Je ziet toch dat een centraal opereren van dat soort organen heel sterk een zaaiende werking heeft en vandaar mijn pleidooi van: wat kunnen wij op wijk- of plaatselijk niveau doen? Dat geldt dus ook voor ons Sociaal Cultureel Centrum. Daar is niet meer over gesproken, maar ons Sociaal Cultureel Centrum in relatie tot het regiotheater, ik denk dat we het daar goed over moeten hebben. Wat kunnen we verwachten van de regio? Wat trekken ze weg en dat men heel duidelijk, tenminste wat ons betreft, weet dat wij graag een discussie hebben over : “wat moet je op wijk-, op plaatselijk niveau en wat doe je centraal?” Voorzitter: Zijn er anderen die op die onderwerp willen inspringen? Zo niet, dan zou ik willen vragen ………. Ja, de heer Bandell. de heer Bandell: Ja, ik wil er wel wat over zeggen. Ik denk in de eerste plaats dat Alblasserdam dat onderwerp goed moet inbrengen, die relatie wijk, gemeente en dan centrumgemeente. Er is een commissie voorzieningen, waar in het kader ook van die sociale peiler over juist dat soort onderwerpen goed van gedachten kan worden gewisseld. Er zijn heel interessante zaken gaande vanuit het Da Vinci College, niet om alles in Dordt te houden of te krijgen of te halen, maar juist om te decentraliseren.
- 23 -
Die hele LOC-ontwikkeling in onze regio verdient naar mijn mening een grote ondersteuning van deelnemende gemeenten. Dan is het wel van belang, dat je ook als gemeente weet hoe je relatie is als gemeentebestuur met je wijken en ook wat wijk- en buurtgericht werken nu feitelijk ook voor de gemeentelijke organisatie betekent. Daar kan ik ook niet gelijk onmiddellijk een sluitend antwoord op geven. Ik kan ze erop wijzen dat we in Dordrecht het wijkgericht werken en decentralisatie tot grote hoogte hebben gepraktiseerd. Maar ja, een wijk in Dordrecht heeft vaak de omvang van een tweetal gemeenten die dan behoren tot de Drechtsteden. Dus die getallen zijn ook heel anders. Dat is moeilijk te vergelijken. Maar dat je goed aandacht moet hebben tussen de relatie wijk, gemeente en centrumgemeente en dat het bepaald niet zo is dat we in Dordrecht denken, laat ik maar als Dordtse burgemeester dan spreken: “het moet allemaal in Dordt”. Ik heb wel eens het gevoel dat er veel minder in Dordt moet op een aantal gebieden, maar dat dan andere gemeenten dat ook dan op moeten pakken en dan vooral binnen die sociale peiler. Ja, dan is er toch wel eens de neiging om een aantal zaken dan ook met liefde aan de centrumgemeente over te laten. Ik zal geen voorbeelden noemen, maar daar zou ik ook vele trieste verhalen over kunnen vertellen. Er is ook vaak heel wat export van problematiek naar de centrumgemeente en dat hoort ook een beetje bij die centrumgemeente, dus dat begrijp ik ook nog. de heer Cardon: Ja, maar ik zeg het los van die centrumgemeente. Ik zeg niet …………… de heer Bandell: Nee, maar daarom moeten we daar met elkaar ……… de heer Cardon: Ik zeg alleen: “je ziet dus dat centralisme dat komt wel voor. Dat zie je bij de Hoge School Rotterdam of hoe het ook mag heten. Je ziet het bij anderen en dan zeg ik: “dat zuigt dus weg” en ik zeg niet dat Dordt dat van plan is, maar dat gebeurt en daar moet je dan over nagedacht hebben. Je moet dus zeggen van: “kijk, dat vinden wij dat op dat en dat niveau noodzakelijk is” en als je kijkt bijv. naar De Wipmolen, wat voor belangrijke rol die hier in het verenigingsleven speelt. Wij hebben dus hier niet een theater, in de zin van dat er allerlei gezelschappen hier van buiten gehaald worden, cabaretgroepen en noem maar op, maar wij hebben wel een Sociaal Cultureel Centrum, wat een heel belangrijke rol in deze plaats speelt. Je zou kunnen zeggen: “dat is dus een wijkcentrum”. de heer Bandell: Nog even daar een paar dingen over. HBO, er zijn nog twee pabo’s in Dordt, van de Hoge School Rotterdam en van de Ichthus, nu In Holland. Ik heb afgelopen dinsdag nog weer eens overlegd met die beide hogeschoolbesturen, het college van bestuur voorgezeten, omdat wij die pabo’s niet alleen willen houden, maar ook nadrukkelijk de positie willen verstevigen. Ik kan daar verder in het openbaar weinig van zeggen, maar ik heb een zeer gewillig oor gevonden. Decentralisatie HBO, ook met nieuwe opleidingen, is een onderwerp wat van Rijkswege duidelijk wordt gepropageerd. De houding in Dordt is: “wij gaan niet meer treuren over die HTS”, want dat is ook weer dat treuren vanuit de nostalgie. Het is heel vervelend dat de HTS verdwenen is. Dat is ontzettend jammer, maar laten we nou kijken naar de nieuwe kanten die er zijn, om naast die twee pabo’s ook nadrukkelijk meer mogelijkheden in het kader van HBO, nieuwe stijl, in ons gebied te krijgen. Dat is een zaak van lange adem. Dat vergt ook investeringen, ook van de kant van de stad Dordrecht, ik zeg dat ook nadrukkelijk maar. Ik ben niet geheel zonder hoop op dat terrein. Er is meer mogelijk dan we dachten. Dat prikkelt de nieuwsgierigheid, dus laten we maar kijken wat we daarover kunnen zeggen. Het Regiotheater; in de eerste plaats hecht ik eraan te zeggen, dat binnen de Drechtsteden en het bestuur wij eigenlijk vinden dat het idee van de gemeente Papendrecht, om serieus met elkaar te praten over de vestiging van een regiotheater, te waardevol is om dat op enig moment te gemakkelijk helemaal af te schieten. Ik zeg dat in die zin ook, omdat er soms ineens de indruk wordt gewekt dat dat idee vanuit het Dordtse is ontstaan. Dat is dus geenszins het geval. Dat is ook voor de geschiedschrijving van groot belang. U moet het eens in Dordrecht gaan uitleggen, stelt u zich eens voor dat schouwburg Kunstmin dicht moet omwille van een regiotheater.
- 24 -
Dat is nog een hele mooie politieke boodschap, die je moet brengen. Maar ik vind het wel waardevol dat die discussie op een goeie manier nog even wordt vervolgd. Dat is ook de afspraak die wij met elkaar hebben gemaakt en dat daarbij ook het vraagstuk, wat nu al vaak heel erg naar voren komt en waar soms hele absolute standpunten worden ingenomen over kosten en kostenverdeling, dat wij dat ook op een ordentelijke manier met elkaar volgen. Dan moet er een conclusie worden getrokken en dan weten wij ook een keer waar wij met elkaar aan toe zijn. Ik vind zelf dat in Alblasserdam met de Wipmolen, wat echt de functie vervult, maar goed misschien moet ik toch als voorzitter Drechtsteden gewoon zeggen: “van echt een mooi sociaal cultureel centrum” en daar zijn misschien ook allerlei ideeën en discussies over, maar dat een gemeente van deze omvang toch niet zonder zo’n centrum zou kunnen, zo’n type voorziening. Het is iets heel anders dan een theater De Willem of een Cascade of de Uitstek; gewoon de zaken maar eens noemen zoals ze zijn. Ja, en bij een zich zo vernieuwende gemeente als Alblasserdam – dat meen ik echt als ik zie wat hier de afgelopen jaren gepresteerd is, vooral in het centrumgebied van Alblasserdam, mede dankzij die tweede ontsluiting, dat is dus echt fantastisch en daar kan zo’n gemeente echt heel trots op zijn, want het aanzien van de gemeente is zeer nadrukkelijk verbeterd. Nou, daar hoort ook een, op de maat en schaal van Alblasserdam toegesneden, voorzieningenpakket bij en dan moet je je met elkaar altijd afvragen: “wat is nou de juiste maat en schaal? Wat hebben wij er ook met elkaar voor over en is er op een aantal gebieden gewoon efficiëncywinst door een nuchtere manier van samenwerken, in de eerste plaats met buurgemeenten, maar soms op regionaal niveau, te bereiken?” Dat zou ik nou een leuke discussie vinden en te vaak wordt de discussie, ook in Dordrecht, gevoerd vanuit het idee: “we moeten eerst allemaal houden wat wij hebben” en dan praat je daarna eigenlijk nooit meer over hoe het dan anders moet. de heer Cardon: Nee, maar daarom had ik het in het begin ook over een blauwdruk van wat moet je op wijkniveau denken en ik geloof dat het 13 jaar geleden was dat er zo’n nota gemaakt is door CRM indertijd en die hebben er toen een gemaakt. Toen werkte ik in Zoetermeer en toen was dus de wijk 25.000 en zo is dat toen opgezet, dus dat was een blauwdruk: hoe moest dat eruit zien? Dan bedoel ik, als ik het erover heb van over de toekomst van dit gebied, wat denk je dan in een plaats van deze omvang en wat zou je dus niet weg willen hebben, maar wat wil je absoluut hier hebben. Die discussie denk ik dat goed is. de heer Bandell: Dat is een hele mooie voor de bestuurlijke commissie Voorzieningen en daar is, geloof ik, wethouder De Gruijter heel actief in die commissie en sociaal beleid. Daar is zegenrijk werk te verrichten. Dat is taal die wij hier verstaan van elkaar. Voorzitter: Je zou natuurlijk ook kunnen vinden met elkaar, iets over de gedachte: wij hebben De Wipmolen en wij hebben daar in het verleden nooit grote theaterstukken gehad en ook niet de intentie gehad om die bij ons te vragen, hoe gaat het dan als er vanuit de regio gevraagd wordt in een nieuw theater, wat de grotere spektakels kan herbergen: hoe gaan wij daar dan mee om? Dat is dus een ander getinte discussie dan de eventuele afbraak van eigen voorzieningen, want die lijkt mij niet aan de orde. Wie van u? De heer Boele, mevrouw Sundquest. Eerst mevrouw Sundquest eens even, want die heb ik nog niet gehoord. mevrouw Sundquest: Nou, mijn vraag is eigenlijk: “er is een tendens dat men bang is of de bevolking bang is, dat je door een grotere plaats, als Dordrecht, eigenlijk een beetje ingepakt wordt en waar komt dat nou vandaan, dat gevoel?” Kan u daar iets ……….. Voorzitter: Als voorzitter Drechtsteden mag u daarop antwoorden.
- 25 -
mevrouw Sundquest: Wij zullen daar niet de enige in zijn in Alblasserdam die daar misschien zo een beetje over denken. Ik heb pasgeleden in de krant nog gelezen dat Papendrecht ook een beetje bang was voor een nieuw winkelcentrum zoals bij jullie. Dus er is een gevoel, waar men toch een beetje angstig om zich heenkijkt. In plaats van samenwerking hebben wij het gevoel dat wij ingepakt worden. Waar komt dat nou vandaan? de heer Bandell: Ja, ik zou eigenlijk moeten zeggen: “angst is altijd een slechte raadgever”. Er is een tijd geleden, in het begin van de jaren ’95, bij het aantreden van Paars I, een hele discussie geweest over de centrumgemeenten en de vraag wat voor grondgebied de centrumgemeente nou nodig zou moeten hebben om de komende vijf jaar, zowel op het terrein van de bedrijfshuisvesting als de woningbouwmarkt, in de eigen behoefte te kunnen voorzien, minstens, en ook nog een regionale taakstelling te kunnen vervullen. Er waren maar een paar centrumgemeenten, dat was de zogenaamde C20-discussie, die zeiden: “wij kiezen niet voor annexatie en voor gemeentelijke herindeling, maar wij kiezen voor het model “laten wij met een regio nou eens kijken hoe wij het met elkaar eens kunnen worden”. Dordrecht was daar één van. Alkmaar was de tweede. Die laatste heb ik wat meer verstand van, want ik was daar burgemeester en eigenlijk vanuit het gevoel dat je het met de buren zou moeten kunnen oplossen. Ik kan als voorzitter van de Drechtsteden - dat is ook mijn aarzeling geweest, om op een verzoek van een aantal om voorzitter van het Drechtstedenbestuur “ja” te zeggen; daar heb ik lang over geaarzeld, moet ik u verklaren – en zeker ook in ons eigen college in Dordrecht, wil ik geenszins het gevoelen uitdragen dat wij eigenlijk bezig zijn “groot Dordrecht” te realiseren. Ik heb zelf al eens gezegd – u komt het ook in deze nota absoluut niet tegen – dat ideeën van “wij moeten naar een Drechtstad toe, wij moeten vooral een grote stevige gemeente hebben, de Drechtsteden bij elkaar, de vierde stad van Nederland, want dat is het gewoon - dat zou naar mijn mening een discussie zijn, als je dat al zou willen, die gewoon de komende jaren die samenwerking zou verlammen. Kijk naar wat er gebeurd is bij de discussie over Twentestad. Kijk nou naar de wijze waarop in de regio Eindhoven men al 20 jaar bezig is om elkaar de tent uit te vechten. Ik kan er soms geen ander woord voor vinden. Kijk naar de naweeën van de gemeentelijke herindeling rond Tilburg en Breda, gewoon in onze gebieden. Dat is een houding die Dordrecht – ik zou bijna ook wel zeggen: “uit welbegrepen eigenbelang”; daar is niks mis mee – sinds een behoorlijk aantal jaren heeft. Ik herinner mij nog wel de tijd dat dat anders was, maar dat is al lang geleden. Het is lang geleden dat je het gevoel had als je de rivier overstak – dan praat ik toch over zo’n jaar of 12 terug – dat men dacht: “hé, de overkant komt op audiëntie in Dordrecht”. Dat is echt over en wij proberen dus vanuit het Dordtse – want ik kan toch niet ontkennen dat daar ook vanuit Dordt gewoon spreek – op alle mogelijke manieren de indruk niet te wekken dat het allemaal om Dordt gaat. Soms slagen wij erin, maar soms ook niet. Toen ik als burgemeester van Dordt aantrad, viel mij dus op dat Dordt wel heel weinig zelfbewust was en dat een aantal omringende plekken, collega’s van mij zeiden: “het wordt tijd dat Dordt gewoon wat zelfbewuster optreedt, want je bent nou eenmaal het centrum, met die 122.000 inwoners” en men verwacht ook van een centrumgemeente dat er ook centrumvoorzieningen zijn, die niet op voorhand door ons allemaal betaald moeten worden. Laat dat ook duidelijk zijn. Dus je moet je ook een beetje gedragen als het centrum, want je bent centrum bij de gratie van je omgeving en je kan omgeving zijn bij de gratie van een centrumgemeente. Dat is het besef wat wij met elkaar gewoon moeten hebben. Je kan een voorzieningenpakket hebben als Alblasserdam, als Papendrecht, omdat er elders dichtbij een voorzieningenpakket is van een andere orde, wat ook in stand gehouden wordt door die centrumgemeente. Ja en door dit soort gesprekken met elkaar denk ik dat die angst van: “zij hebben het over Drechtsteden, maar zij bedoelen “groot Dordrecht”, dat wij die natuurlijk toch gewoon weg moeten nemen. Ik voel er dus zelf helemaal niets voor om de komende jaren – praat nooit over “nooit” – een discussie te hebben over één Drechtstad. Want ik vind dat mooie bezigheidstherapie voor bestuurskundigen, maar het is gewoon ook niet realistisch om dat na te streven en dan moeten wij dat ook gewoon niet doen. Dat je bijv. in de West-Alblasserwaard ook eens een keer heel goed om je heen kijkt en de vraag of alles nog naar maat en schaal geëigend is om de komende 20 jaar zo door te gaan, lijkt mij een vraag die veel eerder aan de orde is dan de vraag of er een Drechtstad moet komen. Laat ik dat ook maar eens gezegd hebben.
- 26 -
Want u ziet natuurlijk in de waard ook dat het soms heel lastig is om een aantal voorzieningen, maar ook in de gemeentelijke apparaten, die kwaliteit te leveren en vooral in stand te houden, die noodzakelijk is. Is er dan een pleidooi voor één gemeente Alblasserwaard? Welnee. Is een pleidooi om nog eens een keer te kijken of het iets verstandiger kan allemaal? Ja, en meer zeg ik daar niet over, maar ik denk dat dat nuttig is. Voorzitter: Ik kan mij daar als raadsvoorzitter, hier in Alblasserdam, wel volledig vinden in deze woorden. Ik hoop ook dat wij dat weten over te dragen, want het is zoals het nu net is verwoord. Ik constateer nooit een actie om te komen tot een groot Dordrecht. In drie jaar bestuurlijk hier werken, heb ik dat niet geconstateerd. In andere delen van Nederland heb ik dat nadrukkelijk wél geconstateerd. Daarom is het, denk ik, ook van belang om dat ook eens een keer helder tegen elkaar nog eens te zeggen. Wat over 10 jaar de situatie is, ja, daar kunnen wij op dit moment niet meer dan in de glazen bol kijken. Ik heb de heer Boele gezien. de heer Boele: Nou, nog even aansluitend op wat u zojuist zegt, voorzitter. Dat is een beetje een discussie met de raad zelf. Wat mij na deze discussie ook wel bezighoudt, is de vraag: ‘hoe zouden we nou ook als raad meer bestuurlijke betrokkenheid kunnen organiseren rondom Drechtsteden”, nu dat zo prominent op de agenda gaat komen, de komende tijd. Toen de heer Vogelaar bij ons was, een paar maanden geleden, heb ik ook al gezegd: “eigenlijk moeten we als raad en commissies van de raad meer voeling krijgen met wat er in de regio gebeurt”. Wij weten dat onze wethouders in allerlei bestuurlijke commissies zitten, maar wat zij allemaal daar klaar maken en hoe ze de belangen van Alblasserdam verdedigen, maar ook hoe zij tot een gemeenschappelijke visievorming komen, is voor de raad over het algemeen niet bekend. Wij zouden misschien in het Presidium eens moeten discussiëren – de heer Cardon heeft er al een paar keer op gewezen – over de vraag: “hoe kunnen wij dat wereldje nu een beetje openbreken?” en ook als raad zelf op dat punt aan het roer gaan zitten. Niet om de wethouders voor de voeten te lopen, maar wel om kaders te stellen. Dat is een algemene vraag die bij me opgekomen is, na deze enthousiasmerende discussie. Ik zou nog een inhoudelijke opmerking willen maken over veiligheid. De heer Bandell begon en dat herken ik ook zelf, dat hij vond dat dat thema best nog ietsje duidelijker in deze nota zou mogen. Dat lijkt mezelf nog een beetje eufemistisch uitgedrukt, want het komt niet zo veel tot nauwelijks voor in deze nota. Dan hebben wij het over de thema’s die mevrouw Dijksman heeft aangeroerd, maar bijvoorbeeld ook over thema’s rondom rampenbestrijding. Wij hebben in de laatste raad van juli een nieuw rampenplan vastgesteld en toen heb ik vragen gesteld over: “zouden we nou ook niet vanuit de regio gemeenschappelijke rampenoefeningen kunnen organiseren en zouden we niet in regionaal verband bepaalde typen rampen kunnen benoemen, rondom tunnels, water, polders die kunnen onderlopen en daar van tevoren een daarop afgestemde rampenorganisatie en rampenactiviteiten voor benoemen en oefenen”. Nou, dat soort thema’s zouden, denk ik, in deze nota – het is nog maar een tweede concept – wellicht wat pregnanter aan de orde kunnen. Ik geef graag het Drechtstedenbestuur mee, voorzitter, om in de laatste versie die gaat komen, zich nog eens te bezinnen op een iets prominentere plek van dat totale beleidsveld van veiligheid. de heer Zwaan: Misschien mag ik nog een meer detaillistische vraag stellen op het eerste deel van het betoog van Boele. Dat is eigenlijk een heel praktisch puntje, dat was de petit comité, dat is bij de rol van de gemeenteraden het zogenaamd bestuurlijk overleg raads- en statenleden. Ik vind nou heel aardig om te lezen dat er zoiets is. Misschien dat er wat over gezegd kan worden en vooral ook omdat in bijlage 1, als wij het hebben over de bestuurlijke inrichting, dit ook niet meer terugkomt. Voorzitter: De heer Ruikes wil daarbij aansluiten? Dat was de heer Zwaan, die net sprak namens de ChristenUnie. De heer Ruikes.
- 27 -
de heer Ruikes: Ja, in aansluiting daarop, ik lees dat ook in paragraaf 24: “de leden van het bestuurlijk overleg van de Raad van State zien zichzelf ook als ambassadeurs van de Drechtsteden in een eigen gemeenteraad of Statencommissie”. Ik heb daar bijna bijgeschreven: “wie is dan bij ons de ambassadeur van de Drechtsteden?” Tot mijn schaamte moet ik die vraag stellen. Ik zou niet weten wie dat is. Maar ik zou dat dan graag willen weten en misschien is dat dan ook het punt, naar aanleiding van de heer Boele, dat eigenlijk zo’n agendapunt Drechtsteden een soort vast agendapunt in de commissie Bestuur zou moeten worden, want er zijn een aantal ontwikkelingen en daar willen wij, bij wijze van spreken, de hand in houden en daar gewoon die ontwikkelingen blijven volgen en ook willen sturen e.d. Ik zou dat ook in ieder geval als vast agendapunt in de commissie Bestuur ………… In de komende commissie Bestuur staat ook deze Perspectievennota, volgende week donderdag, geagendeerd. Het tweede was, dat is even naar aanleiding van ook het verhaal van de heer Bandell, dat het heel prettig is om te horen dat er niet gestreefd wordt naar groot Dordrecht. Van de andere kant mag je ook tegen elkaar zeggen, dat vond ik een hele waardevolle opmerking: “de omgeving kan alleen bestaan bij de aanwezigheid van het centrum en het centrum kan alleen bestaan door de aanwezigheid van de omgeving”, dat de voorzieningen in dit centrum, voor de vierde stad van Nederland - dat mogen wij ook tegen elkaar constateren - toch gewoon ook niet het niveau hebben van de vierde stad van Nederland. Als je ziet waar Dordrecht staat op het lijstje, dan kun je beter in Nijmegen wonen voor een aantal voorzieningen, bij wijze van spreken, dan in Dordrecht. Dan mogen wij ook wel eens tegen elkaar constateren dat het voorzieningenniveau ook best nog een eind omhoog kan en dat is ook een taak, vind ik, voor de gemeenschappelijke raden. Voorzitter: Ja, maar dat zegt u nu omdat u uit Nijmegen komt. Zijn er anderen, die hierop willen reageren. Ja, de discussie. de heer Cardon: Nou, ik wil nog iets zeggen over de bestuurlijke structuur. Voor mij is het niet helder, wanneer we met Drechtsteden werken, waarom we dan nog een Zuid-Holland-Zuid nodig hebben, want ik vind het zeer verwarrend. Ik denk dat je heel duidelijk kan kiezen, in een komende periode als je het over een bestuursstructuur hebt, voor Drechtsteden en dan heb je misschien een Hoekse Waard en een Alblasserwaard, dan heb je drie eilanden, of hoe zij ook mogen heten. Maar ik denk dat er gewoon duidelijk voor gekozen moet worden. Dat het ook voor de bevolking duidelijk zal zijn: “wij behoren tot Drechtsteden”, stel dat dat dan doorzet. Maar ik denk dat de komende periode bestuurlijk er helderder gekozen moet worden. Dan de relatie met de provincie en ook die ambassadeurs. Er wordt gesproken over een platform, dacht ik, wat de 12e oktober ook aan de orde zal komen. Ik denk, dat vermoed ik, een bepaalde periode van een bestuursvorm een rol speelt, maar daarom zeg ik: “kies maar duidelijk voor Drechtsteden”. Maak dat sterk, in die zin dat van daaruit de communicatie verzorgd wordt. Daarnet is door u gezegd, mijnheer Bandell, dat de gemeenten zelf voor de communicatie naar de bevolking moeten zorgen. Ik denk, wanneer dat eenduidig gebeurt en wanneer de gemeenten dat ook aangedragen krijgen uit Drechtsteden, dat dat een belangrijke zaak is om op dezelfde manier dat te communiceren. Een ander punt, wat onvoldoende eruit gekomen is, maar wat onze fractie van groot belang vindt, is het openbaar vervoer. Wij horen hier veel klachten bij de bevolking om te komen in een ziekenhuis of andere zaken. Nou even gekscherend zal ik het dan nu over het regiotheater hebben, als je dus met openbaar vervoer moet - maar ik begrijp dat die categorie minder van dat soort voorzieningen gebruik maakt dan de betere klasse - dan denk ik dat de verbinding met Dordrecht slecht is. Als we het hebben over Drechtsteden en dat zien als een stedelijk gebied met wijken – laat ik dat dan maar even gebruiken – dan kom je toch in een structuur terecht van een grote stad die een tram heeft of wat dan ook en dan betekent dat dat die relatie met die wijken sterk moet zijn en aangezien ook marktpartijen zich bevinden op het gebied van openbaar vervoer ben ik benieuwd wat Drechtsteden daar voor rol in speelt, maar ik hoop wel dat zij dat heel prominent oppakken en dan zeker ook in relatie met het Rijnmondgebied. Ik begrijp dat er op dit moment allerlei ontwikkelingen zijn, ook vanuit het Rotterdamse richting Barendrecht en wellicht ook weer richting Ridderkerk.
- 28 -
Vroeger is het ooit de bedoeling geweest om hier onderdoor de rivier, langs Alblasserdam de Alblasserwaard in te rijden. Ik denk dat het openbaar vervoer, in ieder geval in onze fractie, een heel prominent aandachtsgebied moet zijn. Voorzitter: Goed, ik wou nog eens aan de heer Bandell vragen te reageren. de heer Bandell: De maat en schaal van de Drechtsteden zijn te klein om een zelfstandige regionale Brandweer, een regionale milieudienst en een regionale GGD te organiseren. Laten we alstublieft ZuidHolland-Zuid zien als het bestuurlijk dak, waarin juist een aantal regionale diensten, die lang nog niet allemaal de body hebben die eigenlijk nodig is, ik zeg het er ook maar bij. Het gaat allemaal geld kosten en dat in de tijd dat het allemaal nog minder wordt ook, maar dan wreekt zich ook de “zunigheid” die wij in de afgelopen jaren op onderdelen gewoon in het gebied ten toon hebben gespreid. Het klinkt heel vervelend om het zo te zeggen, maar soms hebben we geprobeerd voor een dubbeltje op de eerste rij te zitten en daar hebben we nou last van. Wij begrijpen natuurlijk best dat we toch de financiën, voor Drechtsteden hadden we dat al aardig in de hand, maar voor Zuid-Holland-Zuid zijn er een aantal zaken, die ook onmiddellijk aan die veiligheid ontleend zijn, die geld gaan kosten. Maar goed, u weet dat ook al als u eigen lokale Brandweerbeleidsplan aan de orde is, dat we allemaal vanuit een achterstandspositie werken. Ik vind het wel interessant, daar waar het gaat om die oefeningen in Drechtstedenverband, de zaken nog eens wat beter te doordenken. Er zijn ook vanuit een aantal burgemeesters initiatieven om vooral ook die rampenbestrijding in de Sophiatunnel - u weet, daar kun je in in Hendrik Ido Ambacht en je kunt erin in Graafstroom, maar het loopt ook nog door wat andere gemeenten heen - om dat ook vanaf het begin goed geregeld te hebben. Het is belangrijk dat een aantal maatrampen, typen, die wij ook met elkaar al als burgemeesters regionaal hebben bepaald, dat wij dat nog eens wat beter doordenken en oefenen. Dus om dat in Drechtstedenverband te doen, ik vind dat wel een interessante gedachte, met behoud van de structuur van die regionale Brandweer. Maar je merkt wel dat in de Drechtsteden die bestuurlijke eenheid zich gans anders ontwikkelt en veel sterker zich ontwikkelt dan in de rest van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden en in de Hoeksche Waard. Zie maar de Drechtsteden toch als de kern en twee vleugels eraan. De massa die nodig is om met elkaar toch in die zuidvleugel een wat prominente rol te gaan vervullen. Dat zal veeleer vanuit die subregio’s zijn, maar omwille van een efficiënt georganiseerde uitvoerende dienst en op een aantal terreinen toch wat beleidsmatig, moeten we denk ik wel Zuid-Holland-Zuid hebben. Waar het gaat om het OV; binnenkort start er een inspraakprocedure voor de HOV-ringlijn. Dat is de eerste inspraakprocedure die wij echt intergemeentelijk, met behoud van gemeentelijke autonomie, gaan organiseren. Dat is een bestuursrechtelijk ingewikkeld verhaal, maar daar zal het plan HOV-ringlijn ook feitelijk worden gepresenteerd en ik ben het met Cardon eens, het is van het grootste belang dat we die openbaar-vervoersverbindingen in het gebied ook echt gaan verbeteren, want ik heb zo’n jaar of elf geleden eens een inleiding gehouden voor Nijverheid en Handel Departement Dordrecht en dat heette dan nog “Drechtsteden in beweging”. Ik ga met mijn tijd mee. Ik heb het een jaar geleden gehouden onder de titel “Drechtsteden on the move”, dus u ziet het. Toen kon ik, wat ik elf jaar terug had gezegd rond het openbaar vervoer in dit gebied, gewoon letterlijk nog een keer herhalen. Dat is echt waar. Dat betekent dat we wel veel plannen hebben gemaakt, maar dat van een echte verbetering, met uitzondering van de Waterbus, die toen een vrome wens was, maar feitelijk is gerealiseerd en kantje boord steeds, het gaat nu gelukkig goed, dat we gewoon geen stap verder zijn gekomen. Nou, dat is ernstig. Vanmiddag in zuidvleugelverband mocht ik, als voorzitter van zuidvleugelnetwerkgroep, het openbaar-vervoerplan rond de stedenbaan openbaar vervoer presenteren. Dat lost voor Alblasserdam nog niks op, maar dat zal wel van Hillegom tot de Amstelwijck in Dordrecht misschien een aantal dingen oplossen. Daar moeten we behoorlijke slagen in maken en daar zit de bevolking ook echt op te wachten. Ik denk dat we daarop ook voor een deel worden afgerekend; die woningbouwproductie, op verbetering van het openbaar vervoer en het goed realiseren van een verbeterde werkgelegenheidsstructuur en natuurlijk op het terrein van voorzieningen etc., want als Ruikes zegt inderdaad: “als je de vierde stad van Nederland wilt zijn als stedelijk gebied, dan moet er aan voorzieningen nog wel het nodige gebeuren”.
- 29 -
Ja, dat klopt en dan is hij het dus met mij eens dat je bijv. zo’n discussie over het regiotheater niet al te lichtvaardig alleen maar in “njet” moet eindigen, maar dat je daar nog heel goed met elkaar over moet nadenken. Dat is maar een voorbeeld en dat geldt voor meerdere voorzieningen. Ik wil het hierbij laten voorzitter, met uw welnemen. Voorzitter: Ik wil zo’n beetje aan een afronding gaan denken. Ik zou me ook kunnen voorstellen, dat we nog even stilstaan bij de ambassadeurs, wie dat nou precies zijn. de heer Bandell: Voor mij is het ook een geheim genootschap en werd mij pas geopenbaard in het eerste concept. Vogelaar weet daar alles van. Ik ga daar binnenkort wel kennis mee maken, want ik had ze nog nooit gezien en ik weet ook niet wie erin zitten. Voorzitter: De heer Vogelaar en anders mevrouw Rietveld. Ik bedoel, wij willen het weten vanavond. Nee, niet op de klok kijken, gewoon vertellen. de heer Vogelaar: Spreekt zonder microfoon; niet te verstaan. Voorzitter: Oké, dan zijn we een stukje verder wat dat betreft. Wellicht is het niet verkeerd om de communicatie met de burger toch voor een zekere mate vanuit het Drechtstedenbureau goed op poten te zetten. Tot nu toe wordt het aan iedere gemeente overgelaten en ik denk dat wij in onze eigen gemeente in ieder geval niet een zodanig apparaat hebben dat daarvoor heel veel initiatieven kan ontwikkelen. Ik weet niet precies hoe dat in de andere gemeenten het geval is, maar het lijkt mij niet een verkeerde gedachte om te kijken of de communicatieafdeling van het Bureau Drechtsteden daar niet toch veel kan aanbieden, zodat er toch ook een zekere mate van gelijkvormigheid – het is een lelijk woord, maar het is toch niet onverstandig om daaraan te denken - aan de diverse raadsleden in deze regio Drechtsteden wordt aangereikt. Want anders krijg je toch wellicht hele verschillende vormen van informatieoverdacht en daar zijn we ook niet bij gebaat. de heer Vogelaar: Spreekt zonder microfoon; niet te verstaan. Voorzitter: Nou, daarom benoem ik hem ook. Die moet op dit moment benoemd worden. de heer Boele: Maar heel concreet, voorzitter, stel nou eens voor dat de gemeenteraad, deze raad ook, die de nota moet vaststellen, vindt dat wij dat pas kunnen doen na een goeie raadpleging van onze burgers. Hebben wij dan een probleem met Drechtstedenbestuur? Dat vermoedde ik al en dat betekent dus dat, als je die burger er wel inbreng in wilt geven, je dan iets gemeenschappelijk zou moeten organiseren vanuit heel Drechtsteden, anders gaan straks acht afzonderlijke gemeenten hun eigen inspraaktrajecten houden met acht soorten amendementen en de eenheid van de nota is zoek. Voorzitter: Ja, reageer maar. Ik wil de discussie wel beëindigen, gelet op het tijdstip, maar aan de andere kant lijkt het mij nog niet helemaal het juiste moment. de heer Bandell: Ik vind dat men in Alblasserdam een procedure moet kiezen die men geëigend acht. Kijk en dat je op jullie website van alles kan neerzetten en reacties kan vragen als er een panel is wat kan reageren, doe dat vooral, maar 12 oktober stellen we vast.
- 30 -
de heer Boele: Mijnheer Bandell, mijn vraag was niet vanuit de tijd ingegeven, want ik heb gezien als ik mij goed herinner, dat wij 12 oktober iets gemeenschappelijks doen, maar daarna ….. de heer Bandell: Nee, dat kan. Het kan inderdaad dat u zegt: “voordat wij in strikt formele zin vaststellen, in Alblasserdam vinden wij dat wij de bevolking daarover nog wat indringender moeten raadplegen”. Nou dat sluit de procedure dus niet uit. Dat is een serieuzer antwoord, ja. Maar de voorzitter heeft een beetje haast in die zaken, omdat ik ook juist heb geleerd in dit soort processen, dat wij ook de momenten moeten benutten. Maar het gaat om strikt formele vaststelling door de raad en dan heeft iedere raad – dat vind ik ook het leuke weer van die lokale verscheidenheid – alle vrijheid om dat op eigen wijze te doen en daar procedures op los te laten, die men in de lokale situatie geëigend acht en ik zou niet willen pleiten om dat uniform te laten plaatsvinden. Voorzitter: Nee, maar het gaat wel om de inhoud van de …………. de heer Boele: De consequentie daarvan kan dan zijn, dat uit zo’n burgerraadpleging blijkt dat de nota, in de opvatting van de raad van Alblasserdam, op een aantal vitale punten moet worden aangepast of aangevuld. Als die situatie zich voordoet, hebt u denk ik een probleem met de regio, want het is een regionale nota. Dus als iedere gemeenteraad afzonderlijk die gaat zitten amenderen, dan is, wat ik zojuist veronderstelde, de eenheid zoek. de heer Bandell: Nou, als zo’n situatie zich zou aandienen, zullen wij naar bevind van zaken verder moeten handelen. Zo eenvoudig ligt het en zo gecompliceerd is het dan. Voorzitter: Goed, hier hebben we dus nog een punt. Het mooiste zou zijn, als je dat van tevoren weet te organiseren. Het is nu tussen 2 september en 12 oktober, zijn een aantal momenten daarvoor nog wellicht geschikt, maar ook niet makkelijk meer, want het is op zich een relatief korte periode. Dus wat dat betreft, zoals gezegd, is er een punt. Ik dank de voorzitter van het Drechtstedenbestuur, de heer Bandell. Ik dank mevrouw Dijksman voor haar inbreng. Ik dank ook de heer Vogelaar, als directeur van Drechtsteden en mevrouw Rietveld voor wat zij ons heeft laten zien en vooral wat zij gehoord heeft en wat zij zal verwerken in de reactienota met betrekking tot dit onderwerp. Wij hebben de gelegenheid om beneden bij ons in een ruimte in de catacomben, die gezellig is en sfeervolle verlichting kent, nog even na te praten onder een drankje en ik nodig u hiertoe uit. Dus bij dezen sluit ik de vergadering en wens ieder die naar huis wil een goede thuisrit. De voorzitter sluit de vergadering om 23.15 uur.
Alblasserdam, 31 oktober 2002 De adjunct-griffier, De voorzitter,