kennis- en kwaliteitscentrum van en voor oncologische hulpverleners
nummer 1 februari 2004
regionaal informatiebulletin
ONCOlogisch voor verpleegkundigen en diëtisten
Redactioneel Voeding van de oudere Voor u ligt een nummer dat speciaal is gewijd aan de oudere met kanker. Immers, kanker is een ziekte die vooral voorkomt bij ouderen en door de vergrijzing en de dubbele vergrijzing is dit de snelst groeiende groep patiënten. De zorg voor deze categorie is complex o.a. door de co-morbiditeit, de sociale beperkingen en soms ook de economische beperkingen. Juist in deze tijd lees je in de kranten dat ouderen minder beroep doen op b.v. de thuiszorg vanwege de kostenstijging. De oudere verkeert in een heel eigen fase in het leven waarbij kwaliteit van leven een belangrijke rol speelt, meer soms dan de wil tot overleven. Gelukkig krijgt deze groep vanuit de professionals de laatste jaren meer aandacht. In onze regio is dit ook het geval waarbij een aantal initiatieven in dit bulletin nader worden belicht. Ook op congressen nationaal en internationaal is kanker bij ouderen een onderwerp dat steeds vaker een belangrijk onderdeel van het programma vormt. En terecht! Het aantal ouderen met kanker neemt nog steeds toe en betekent dus dat artsen en verpleegkundigen samen met andere hulpverleners in multidisciplinair verband de behandeling, voorlichting en begeleiding gestalte moeten geven. Zoals binnen de diëtetiek screeningslijsten zijn ontworpen en hun effecten hebben bewezen, zijn hulpmiddelen zoals de DOS-schaal en de CGA belangrijke instrumenten die moeten volgen. Ook het inschakelen van de geriater of de verpleegkundig specialist geriatrie voor screening om te komen tot een behandelingsvoorstel is een opkomend fenomeen en soms ook onderdeel van een trialbehandeling. De Oncology Nursing Society (USA) heeft o.a. programma's ontwikkeld voor Symptom Management in the Older Adult With Cancer en Qualityof-Live Assessment for the Older Adult With Cancer die zijn opgenomen in een handboek. Literatuur dus die kan worden gebruikt in de opleiding tot oncologieverpleegkundige waar dit onderwerp ook meer aandacht verdient. Daarnaast kan ook voor het beroep van Nurse Practitioner de oudere met kanker een uitdaging zijn voor de ontwikkeling van specifieke programma's en het doen van onderzoek samen met de verpleegkundig specialist oncologie en de oncologieverpleegkundige. Joep van Gassel
mens OUDERDOM
KOMT MET GEBREKEN. DOOR DE TOENEMENDE VERGRIJZING BLIJKT DAT OOK
BIJ DE THUISZORG. KANKERBEHANDELING KAN OOK OP HOGE LEEFTIJD ZINVOL ZIJN.
DIËTISTEN
EN VERPLEEGKUNDIGEN HEBBEN INZICHT NODIG OM DE SPECIALE BEHOEFTEN
EN PROBLEMEN VAN DEZE GROEP MENSEN TE SIGNALEREN EN ADEQUAAT TE ADVISEREN OP VOEDINGSGEBIED.
Een redelijk grote groep ouderen heeft last van overgewicht. Een klant met overgewicht wordt meestal doorverwezen in verband met diabetes of hypercholesterolemie en dáár ligt het accent op in de dieetadvisering. Ook obstipatie komt veel voor.Te weinig drinken kan een oorzaak zijn b.v. als iemand bang is om ’s nachts uit bed te moeten en daardoor ’s avonds niet of veel te weinig drinkt.Te weinig eten, weinig bewegen en medicatie kunnen obstipatie veroorzaken. Het bijhouden van een voedings- en vochtlijst werkt vaak verhelderend: de aanbevolen hoeveelheden worden niet gehaald. Daarnaast komt osteoporose veel voor.Voedingsadviezen als veel zuivel en vitamine D en bewegingsadviezen anderhalf uur per dag buiten bewegen - kunnen osteoporose tegengaan. Toename van ondervoeding en depletie Een vergrijzingsprobleem waar ook Thebe Voeding & Dieet steeds vaker mee wordt geconfronteerd is ondervoeding. Eenzaamheid, het verlies van partner en relaties, depressie en dementie maken dat de zin in eten afneemt. Armoede, het niet kunnen koken, moeite met het doen van
boodschappen en schoonhouden van de keuken zijn er de oorzaak van dat voeding minder goed beschikbaar is. Twee tot drie sneden brood, een paar kopjes thee en een kleine portie warm eten vinden veel ouderen al een heel redelijk voedingspatroon. Bij een Europees onderzoek bleek dat bij 67% van de mannen en 78% van de vrouwen tussen 74 en 79 jaar de hoeveelheid energie en voedingsstoffen te wensen overliet. Na verloop van tijd neemt bij een slechtere voedings- en vochtinname de weerstand af. Een maat voor ondervoeding is het gewichtsverloop. Ongewenst gewichtsverlies van 5% in de laatste maand of 10% in het laatste half jaar geeft ondervoeding (depletie) aan. Dat geldt ook voor ouderen die overgewicht hebben en ongewenst afvallen. Ondervoeding draagt bij aan verminderde lichamelijke en immuunfuncties, verzwakt maag-darmkanaal, tragere wondgenezing, decubitus, verminderd geestelijk functioneren en verminderde kwaliteit van leven. Dit alles draagt bij aan toenemende fragiliteit op hogere leeftijd en extra kwetsbaarheid als kankerbehandeling aan de orde is. Een slechte voedings-
2
toestand zet de oudere patiënt bij de start van een anti-tumorbehandeling al op achterstand. Moeite met kauwen en slikken en ziekenhuisopname maken de inname van voeding nog moeizamer. Bij slecht gevoede patiënten zijn er meer postoperatieve complicaties en zijn de bijwerkingen van radio- en chemotherapie heftiger en duren langer. Het is dus belangrijk dat diëtisten, verpleegkundigen en verzorgenden extra alert zijn op de voeding van ouderen. Aandacht voor voeding van ouderen Binnen Thebe wordt sinds anderhalf jaar de verpleging en verzorging bijgeschoold door de groep diëtisten met aandachtsveld depletie. Door middel van een screening kan de verpleegkundige of verzorgende snel signaleren of er (risico op) ondervoeding is en verwijzen naar de diëtist, mits de klant dat wenst. De verpleegkundige kan door observatie en gesprek met de klant zelf de risico’s in kaart brengen. Het screenen gaat met een korte screeningslijst. Hierin kunnen vijf items worden aangekruist: gewichtsverloop; klinische blik; verminderde inname (voedingsproblemen); verhoogde behoefte (ziekte of therapie) en verlies van voedingsstoffen. Binnen enkele minuten is duidelijk of er een verhoogd risico is op ondervoeding of dat ondervoeding al aanwezig is. De bijscholingen hebben tot gevolg gehad dat er meer verwijzingen bij de afdeling diëtetiek zijn binnengekomen. In 2003 zijn in het eerste half jaar evenveel energieverrijkte diëten voorgeschreven dan in 2002 over het gehele jaar. Een verdubbeling dus. De verpleegkundigen zijn alerter geworden en schakelen sneller een diëtist in. Hierdoor wordt de samenwerking tussen diverse disciplines van de organisatie intensiever. Een volledige behandeling kan worden gerealiseerd. Immers, het principe van beter voor-
Thea Leussink en Esther van de Burgt
komen dan genezen treedt in werking. De diëtisten van Thebe Voeding & Dieet zien voornamelijk ouderen die thuis wonen. De meesten komen zelf naar het spreekuur. Een kleine groep, die duidelijk in aantal toeneemt, wordt thuis bezocht. Goede advisering vergt veel tijd. De meeste ouderen hechten veel waarde aan hun (eet)gewoonten. Zij zijn er immers oud mee geworden! Veranderingen in de voeding van ouderen vragen een intensieve begeleiding.Verwijzing naar een diëtist heeft alleen zin als een klant gemotiveerd is. Beter in beeld Een klant met kanker kan door de screening beter in beeld worden gebracht.Via de diverse screeningspunten van de screeningslijst kan dit aan de orde komen. Bijvoorbeeld via de klinische blik en via het punt van verhoogde voedingsbehoefte. Immers, bij oncologische problemen is er een verhoogde voedingsbehoefte.Wij merken dat klanten die een oncologisch probleem hebben vaak uiteenlopende voedingsvragen hebben. Dit kan een vraag zijn of men wel of niet een bepaald product mag gebruiken tot de vraag om drinkvoeding in te zetten. Soms is de klant in het laatste terminale stadium. Ondersteuning in de voedings- en vochtproblematiek is dan mogelijk. Het gewicht en de gewichtstoename is dan geen doel meer. In het beginstadium van kanker kan de verpleegkundige en de diëtist de voeding van de klant veranderen. Het doel is dan om een zo goed mogelijke voedingstoestand en vochtbalans te realiseren. Op verschillende manieren kan de voeding worden aangepast. In principe wordt gestreefd naar een volwaardige voeding. Hiervoor wordt gekeken of de klant de aanbevolen hoeveelheden gebruikt. Indien dit niet het geval is wordt in overleg met de klant gestreefd om deze wel te behalen. Het is in ieder geval van belang om voldoende vocht, vitamines en minera-
len en eiwitten binnen te krijgen. Voldoende vocht voorkomt uitdrogen. Het dorstgevoel is bij ouderen sterk verminderd. Men zit vaak in een hogere omgevingstemperatuur. Het advies van anderhalve liter drinkvocht per dag is daarom verhoogd naar 1,7 liter per dag. Beschermende rol Gezien de chronische problemen kunnen vitamines en mineralen een beschermende rol spelen bij hoog medicijngebruik, operaties en behandelingen. Het advies om de aanbevolen hoeveelheden groenten en fruit te gebruiken is noodzakelijk: 200 gram groenten en twee stuks fruit per dag. Vaak is men minder mobiel en daardoor is de kans op decubitus hoger. Bij voldoende eiwitinname kunnen de gevolgen van decubitus worden beperkt. Melk, yoghurt, kwark en puddinkjes zijn geschikte eiwitbronnen. Dit vertaalt zich in 300 ml zuivel per dag en 1-2 plakken kaas, 100 gram vlees, vis of vervanging. Voldoende energie in de voeding is nodig om op gewicht te blijven. Binnen de gewone voeding kunnen koolhydraten: brood, granen, zuivel, vruchtensappen, suiker, of vetten: boter, oliën, kaas, vlees een rol spelen. Lukt het onvoldoende om de voeding te optimaliseren dan kan energierijke drinkvoeding op melk- of vruchtensapbasis worden ingezet. Om voor een vergoeding in aanmerking te komen dient er wel aan een indicatiegebied te worden voldaan. Bij oncologische problemen is dit wel vaak het geval. Vaak zijn er obstructieve problemen in het maagdarmkanaal. Dan wordt de voeding voornamelijk vloeibaar of gemalen. Ook sondevoeding kan een optie zijn. De sondevoeding kan via een neusmaagsonde of via een PEG-, eventueel jejunumsonde worden toegediend. De klant kan er soms iets bij eten of drinken. Het voordeel van sondevoeding is dat de klant zo optimaal mogelijk wordt gevoed, zonder dat het hoofd-halsgebied (veel) wordt belast. De diëtist bepaalt op basis van het gewichtsverloop en ziekteverloop de voedingsstofbehoefte van de klant. Esther van de Burgt en Thea Leussink, diëtisten Thebe Voeding & Dieet Tilburg Tel. 0900-8806, e-mailadres:
[email protected]
verpleegkundigen ONCOlogisch
Epidemiologie van kanker bij ouderen DE TOENEMENDE VERGRIJZING
IN
NEDERLAND
ZORGT ERVOOR DAT DE GEMIDDELDE
LEEFTIJD VAN PATIËNTEN MET KANKER TOENEEMT. IN PATIËNTEN TUSSEN DE
(VISSER
60
EN
75
ET AL., 2003). NA HET
JAAR OUD, TERWIJL
65E
2000 WAS 40% VAN ALLE 30% 75
NIEUWE
JAAR OF OUDER WAS
LEVENSJAAR IS DE KANS OP KANKER TWEE KEER
HOGER VOOR MANNEN VERGELEKEN MET DIE VOOR VROUWEN, WAT VOORAL TOEGESCHREVEN KAN WORDEN AAN LONG- EN PROSTAATKANKER.
De meest voorkomende tumor bij mannen van 75 jaar en ouder is prostaatkanker, gevolgd door longkanker, darmkanker, blaaskanker en kanker van de urinewegen. Bij vrouwen van 75 jaar en ouder is dat borstkanker, gevolgd door darmkanker, huidkanker, longkanker en baarmoederkanker. In totaal waren er in Nederland in 2000 2409 nieuwe gevallen van prostaatkanker bij mannen van 75 jaar en ouder (23% van het totale aantal) en 1832 nieuwe gevallen van longkanker (17% van het totaal). Bij vrouwen van 75 jaar en ouder waren er in 2000 2253 nieuwe gevallen van borstkanker (23% van het totaal) en 1507 nieuwe gevallen van darmkanker (16% van het totaal). Co-morbiditeit Door een toename van het aantal oudere patiënten met kanker zullen er steeds meer patiënten één of meerdere ernstige bijkomende ziekten hebben (co-morbiditeit) op het moment van de diagnose kanker. In 2001 is in de IKZ-regio een door het KWF Kankerbestrijding gesubsidieerde studie gestart naar de prevalentie en prognostische implicaties van co-morbiditeit bij patiënten met kanker. Een aantal resultaten van deze studie worden in dit artikel per tumorsoort besproken. Meer dan 60% van de nieuwe patiënten van 65 jaar en ouder had tenminste één bijkomende ziekte. Hypertensie (17%), coronaire hartziekten (15%), eerdere tumoren (13%), chronisch obstructieve longziekten (11%) en diabetes mellitus (10%) kwamen het meeste voor. Patiënten met longkanker hadden de meeste co-morbiditeit
(ruim 70% voor mannen van 65 jaar en ouder), wat verklaard kan worden door het grote aantal rokers in deze groep. Patiënten met borstkanker hadden de minste co-morbiditeit (55% voor vrouwen van 65 jaar en ouder). Behandeling Co-morbiditeit kan invloed hebben op de behandeling, met name vanwege complicaties tijdens en na operaties, radiotherapie of chemotherapie. Oudere patiënten met co-morbiditeit worden in veel gevallen minder agressief behandeld als er alternatieven voorhanden zijn. Darmkanker Daar operatie voor dikke darmkanker vaak onvermijdelijk is, werden bijna alle patiënten met een Dukes A-C tumor en 75% van de patiënten met een Dukes D tumor geopereerd, ondanks hun leeftijd of co-morbiditeit. Oudere patiënten met co-morbiditeit met een Dukes C/D tumor kregen echter wel minder vaak adjuvante chemotherapie voorgeschreven. Longkanker Het percentage geopereerde patiënten met een niet-kleincellige longtumor in een lokaal stadium daalde drastisch met de leeftijd van 92% in de leeftijdsgroep jonger dan 60 jaar naar maar 9% bij de patiënten van 80 jaar en ouder. De meeste patiënten kregen alleen radiotherapie.Verder was het percentage dat geopereerd werd lager in aanwezigheid van chronisch obstructieve longziekten. Borstkanker Borstkankerpatiënten van 80 jaar en ouder werden minder geopereerd (74%) dan patiënten jonger dan 80 jaar (90%). Oudere patiënten kregen vaker
3
hormonale therapie. Borstkankerpatiënten met co-morbiditeit kregen minder adjuvante radiotherapie (50%) dan patiënten zonder comorbiditeit (65%) en vaker alleen hormonale therapie. Prostaatkanker Het percentage prostaatkanker patiënten dat een radicale prostatectomie onderging, daalde fors met de leeftijd (42% van de patiënten jonger dan 60 jaar en 1% van de patiënten boven de 80), evenals het percentage patiënten dat radiotherapie kreeg (van 17% naar 4% respectievelijk). In plaats daarvan kregen steeds meer prostaatkankerpatiënten hormonale therapie. Patiënten van 60-79 jaar met co-morbiditeit kregen minder prostatectomie en meer hormonale therapie. Patiënten van 80 jaar en ouder met co-morbiditeit werden niet anders behandeld dan patiënten zonder co-morbiditeit. Overleving Co-morbiditeit kan ook een negatieve invloed hebben op de overleving van patiënten met kanker. Enerzijds kan dit te maken hebben met het feit dat oudere patiënten met co-morbiditeit meer kans hebben om aan de bijkomende ziekte te overlijden.Anderzijds kan de overleving slechter zijn, doordat deze patiënten minder agressief worden behandeld. Darmkanker De 5-jaars overleving voor patiënten met dikke darmkanker van 70 jaar en ouder zonder co-morbiditeit was iets hoger (75%) dan die voor patiënten jonger dan 70 jaar (61%). De overleving daalde echter bij patiënten met comorbiditeit en dan in het bijzonder bij patiënten van 70 jaar en ouder met chronisch obstructieve longziekten (41%). Longkanker Longkankerpatiënten van 70 jaar en ouder hadden een slechtere 1-jaars overleving (62%) dan patiënten jonger dan 70 jaar (81%). Co-morbiditeit had nauwelijks invloed op de prognose van patiënten met longkanker. Borstkanker Borstkankerpatiënten jonger dan 70 jaar zonder bijkomende ziekten hadden een 5-jaars overleving van 86% vergeleken met 90% voor patiënten boven de 70 jaar.Vooral de aanwezigheid van diabetes en hart- en vaatziekten zorgden voor een slechtere Vervolg op pagina 4
4
Vervolg van pagina 3 overleving bij patiënten van 70 jaar en ouder. Prostaatkanker De 5-jaars overleving van prostaatkankerpatiënten zonder co-morbiditeit was 88% voor zowel de jongere als oudere patiënten.Vooral diabetes en COPD zorgen voor een verslechtering van de overleving. Conclusie Geconcludeerd kan worden dat er veel co-morbiditeit voorkomt bij
oudere patiënten met kanker en dat zij vaak minder agressief behandeld worden.Voor de meeste patiënten zonder co-morbiditeit neemt de overleving niet af met de leeftijd, behalve voor longkankerpatiënten. De aanwezigheid van één of meerdere bijkomende ziekten zorgt bij de meeste patiënten met kanker voor een slechtere overleving.
Literatuur Visser O, Siesling S and van Dijck JAAM. (2003). Incidence of cancer in the Netherlands 1999/2000. Vereniging van Integrale Kankercentra: Utrecht.
Sector onderzoek IKZ: Saskia Houterman, Maryska Janssen-Heijnen, Valery Lemmens, Kees Verheij en Jan Willem Coebergh
Steeds meer ouderen met kanker:
Andere rol voor oncologieverpleegkundigen KANKER
KOMT VOORAL VOOR BIJ OUDEREN. RUIM
VOOR HET EERST KANKER WORDT VASTGESTELD IS
45% VAN ALLE 70
PATIËNTEN, WAARBIJ
JAAR OF OUDER. DOOR DE VERGRIJ-
ZING VAN DE BEVOLKING VORMEN DE OUDERE PATIËNTEN MET KANKER IN
NEDERLAND
DE SNELST GROEIENDE GROEP IN DE ONCOLOGISCHE PRAKTIJK1. DEZE ONTWIKKELING VEREIST EEN ANDERE ROL VAN MEDICI EN OOK VAN ONCOLOGIEVERPLEEGKUNDIGEN DAN NU HET GEVAL IS.
Desi van den Boogaard en Bernadine van de Walle-van de Geijn
In de afgelopen jaren is het aantal mensen met kanker of mensen die ooit kanker hebben gehad gestegen. Dit komt mede door de combinatie van snellere ontdekking en een verbeterde behandeling. Het aantal ouderen met kanker is sterk toegenomen door de verbeterde levensverwachting en deze tendens zet zich voort vanwege de naoorlogse geboortegolf.2 Veroudering gaat vaak samen met een toename van problemen met de gezondheid.Vooral boven de leeftijd van 70 jaar treedt co-morbiditeit, vermindering van orgaanfuncties en afname van activiteit en cognitie op. Deze fysieke tol van de veroudering gaat voor veel ouderen gepaard met sociale en soms economische beperkingen: minder mobiliteit, minder mogelijkheden tot vervoer en vermindering van sociale contacten1. Hierdoor is de zorg voor ouderen met kanker vaak ingewikkeld. Restverschijnselen bij mensen die kanker overleven zullen leiden tot een grotere vraag naar revalidatie en herstelprogramma's. De sterfte ten gevolge van kanker op hogere leeftijd neemt nog steeds toe.3 Multidisciplinaire samenwerking De geschetste problematiek rondom ouderen met kanker vraagt een multidisciplinaire samenwerking van artsen en oncologieverpleegkundigen. Dit signaleren ook Desi van den Boogaard
verpleegkundigen ONCOlogisch
en Bernadine van de Walle-van de Geijn, verpleegkundig specialisten oncologie van het Jeroen Bosch Ziekenhuis. Beiden hebben ze affiniteit met ouderenzorg. "De oudere patiënt met kanker is een specifieke groep die dus specifieke aandacht vraagt. Een van de gevolgen van de ontwikkelingen rondom kanker bij ouderen is dat oncologieverpleegkundigen steeds meer deze patiëntengroep gaan begeleiden", weet Bernadine van de Walle. Dit betekent dat in de nabije toekomst verpleegkundigen en artsen elkaar kunnen aanvullen bij de diverse werkzaamheden op dit gebied. Met behulp van een geriatrisch-oncologische beoordeling (Comprehensive Geriatric Assessment, CGA) – waar op dit moment veel onderzoek mee wordt gedaan - bij de oudere patiënt met kanker kan een subjectief behandelvoorstel objectief gemaakt worden. De screeningslijsten die onderdeel zijn van de CGA, zijn gericht op co-morbiditeit, co-medicatie, mate van zelfstandigheid, sociale setting e.d. Samenwerken van de verpleegkundige en de arts is mogelijk bij het afnemen van de screeningslijsten en in het maken van een behandelvoorstel voor de individuele oudere patiënt met kanker. Als uit de screening blijkt, dat er meer stappen ondernomen moeten
worden alvorens een behandelvoorstel te maken, dan kunnen zo nodig een geriater, verpleegkundig specialist geriatrie, diëtist en/of andere disciplines worden geraadpleegd. Grotere betrokkenheid "Het blijkt dat een multidisciplinair team nodig is om te zien hoe we verder gaan op de huidige stand van zaken inzake kanker bij ouderen en te beoordelen wat we er mee kunnen in ons ziekenhuis. Het is nodig als medische en verpleegkundige beroepsgroep een grotere betrokkenheid te hebben bij de geschetste ontwikkelingen.Wij hebben daarvoor - in samenspraak met een van de oncologen - de eerste contacten gelegd met de geriater en de verpleegkundig specialist geriatrie", vertelt Bernadine van de Walle. "Wat we zelf doen is ons voorbereiden door betrokken te zijn bij de landelijke ontwikkelingen rondom dit onderwerp.We hebben een rol in het meedoen aan studies, overdracht van kennis en het meedenken over hoe we het in onze praktijk kunnen inpassen." Desi van de Boogaard vult haar aan: "Dit jaar willen we proberen te starten met een pilotproject bij patiënten op de poli.Vanuit onze expertrol als verpleegkundig specialisten oncologie
5
(VSO, red.) kunnen we onderzoek verrichten naar screeningslijsten en de meerwaarde hiervan voor oudere patiënten met kanker. Daarnaast gaan we dit jaar starten met de overdracht van kennis binnen ons ziekenhuis. Al met al zal dit een bijdrage leveren aan kwalitatief goede en professionele multidisciplinaire zorg voor de oudere patiënt met kanker. Essentieel is ook goede voorlichting op maat.Vanuit onze rol hebben we inspraak in en zicht op de landelijke ontwikkeling rondom dit onderwerp en kunnen we het een en ander vertalen naar onze eigen praktijk." Irma van Winden Gebruikte bronnen: 1 Hillen H.F.P. (2000) Kanker bij ouderen: Amgen B.V.: Breda. 2 Coebergh JWW, Janssen-Heijnen MLG, Louwman WJ,Voogd AC, editors (2001) Cancer incidence, care and survival in the south of the Netherlands 1955-1999. 3 J.W.W. Coebergh, M.L.G. JanssenHeijnen, P.N. Post and P.P.A. Razenberg (1999) – Serious co-morbidity among unselected cancer patients newly diagnosed in the southeastern part of the Netherlands in 1993-1996.
Vernieuwde site ONCOLINE
6
Vraag voor het Informatiecentrum
Oefen-presentatie ouderen en kanker Het Informatiecentrum van het IKZ beantwoordt vragen van oncologische hulpverleners uit de regio Zuid.
Het antwoord Omdat de oncologieverpleegkundige een korte presentatie moet geven is in overleg met haar geen literatuurlijst opgesteld maar hebben de medewerkers van het Informatiecentrum enkele relevante artikelen opgestuurd. Ook hebben zij met elkaar overlegd of een gedeelte van een videoband nuttig was, zodat die mogelijk ook kon worden meegestuurd. Dit was echter niet nodig. Vervolgens is er een informatiepakket samengesteld en opgestuurd bestaande uit de volgende kopieën: • Uit ‘Psychologische patiëntenzorg in de oncologie’, het hoofdstuk Coping en controle. • Uit ‘Kanker bij ouderen’, het hoofdstuk Kanker op hogere leeftijd. • De syllabus van het minisymposium ‘Kanker bij ouderen’ van het Catharina-ziekenhuis in Eindhoven. • Het artikel ‘De kloof tussen jong en oud’. • Het artikel ‘Voorlichting aan oudere kankerpatiënten’.
Medewerksters Informatiecentrum: Yvon Cornelissen en Kim Hoeijmakers
Tevens heeft het Informatiecentrum laten weten dat er geen informatie gevonden is m.b.t. het onderscheid van stadia van verlies tussen ouderen en jongeren. En dat er weinig literatuur te vinden is waarin men onderscheid maakt tussen oudere en jongere patiënten met kanker.
De vraag Een oncologieverpleegkundige in opleiding heeft het IKZ-Informatiecentrum gebeld met een vraag over ouderen en kanker.Vanuit de opleiding moet zij voor haar medeleerlingen een oefenpresentatie geven van 20 minuten met als onderwerp: ‘Ouderen en kanker’ en dan met name de volgende onderwerpen: • Coping- en verwerkingsgedrag, wat valt hierbij op? • Stadia van verlies, doorlopen ouderen dezelfde stadia als jongeren met kanker? • Hoe geef je voorlichting en hoe ga je ermee om?
Contact Het Informatiecentrum is te bereiken via tel. (040) 297 16 26 van maandag t.m. donderdag van 14.00 - 17.00 uur. Buiten deze tijden kunt u inspreken op het antwoordapparaat. U kunt uw vragen ook e-mailen:
[email protected].
Yvon Cornelissen, medewerker Informatiecentrum
Delier: ontspoord in de terminale fase UIT
LITERATUUR EN PRAKTIJK BLIJKT DAT EEN GROTE GROEP ONCOLOGISCHE CLIËNTEN IN DE TERMINALE FASE, EEN RISICO LOOPT OM EEN
DELIER TE ONTWIKKELEN. DIT CONCLUDEREN OOK VIER STUDENTEN VAN DE
ONCOLOGIE AAN
DE
FONTYS HOGESCHOOL
BELICHT EN HET DOCUMENT
‘SCREENING
IN
EINDHOVEN. ZIJ
SPECIALISTISCHE VERPLEEGKUNDIGE VERVOLGOPLEIDING
HEBBEN IN HUN AFSTUDEERPROJECT HET ONDERWERP ‘DELIER’ NADER
DELIER’ ONTWIKKELD. HIERMEE WILLEN DE (EX-)STUDENTEN BEREIKEN DAT EEN DELIER TIJDIG
WORDT HERKEND EN DAARDOOR ONNODIG LIJDEN WORDT VOORKOMEN.
Het document ‘Screening delier’ bestaat uit vier onderdelen die met elkaar in verbinding staan. Eén van die onderdelen is het stroomdiagram. Hierin wordt een analyse gemaakt van de situatie waarin een oncologische cliënt zich in de terminale fase kan bevinden. De analyse geeft richting aan de vraag: is er een risico op het ontwikkelen van een delier?
Visueel in kaart gebracht De belangrijkste luxerende (uitlokkende) factoren worden in het stroomdiagram visueel in kaart gebracht. De (ex)studenten zijn van mening dat dit visueel in kaart brengen ervoor zorgt dat de situatie in zijn totaliteit wordt geanalyseerd. De verpleegkundige kan geen belangrijke aspecten
verpleegkundigen ONCOlogisch
7
gram gewezen op de interventies die op dat moment van belang zijn. Hiermee krijgt de verpleegkundige dus aanwijzingen hoe te handelen bij een aanwezig risico op delier. Zoals al eerder vermeld bestaat het document ‘Screening delier’ uit vier onderdelen. Op de eerste pagina staat het Stroomdiagram. Op pagina 2 een Observatieschaal, hierna kan worden verwezen vanuit het Stroomdiagram. Op pagina 3 staat een overzicht van Verpleegkundige Interventies die toegepast kunnen worden in situaties waarbij sprake is van een vermoedelijk delier. Op pagina 4 staat de algemene informatie van het toestandsbeeld delier vanuit de theorie beschreven.
V.l.n.r.: Geertje van der Plas, Marleen Smits, Marleen Hendrikx, Elly Booyink over het hoofd zien, als ze op de juiste wijze het stroomdiagram volgt. Op deze wijze wordt de verpleegkundige bewust gemaakt van aanwezige luxerende factoren, waardoor het ontstaan van een delier vergroot. Zijn er luxerende factoren aanwezig, dan vervolgt de verpleegkundige het stroomdiagram en komt ze bij het tweede onderdeel van het document: de Observatieschaal. Deze Observatieschaal is afgeleid van de Delirium Observatie Screening schaal (DOS-schaal)1 en de verpleegkundige en/of mantelzorger dient deze driemaal per 24 uur in te vullen. Nadien wordt het volgen van het stroomdiagram hervat. Indien deze luxerende factoren ontbreken, wordt de verpleegkundige door middel van het stroomdia-
De ontwikkeling van het document ‘Screening delier’ is afgesloten. Nu is het van belang dit te implementeren in de praktijk. Hiervoor zal een implementatieplan moeten komen, waarin de huisartsen betrokken dienen te worden. De wens van de studenten is dat er een pakket voor deskundigheidsbevordering wordt ontwikkeld in samenwerking met het IKZ. Daarna kan het document ‘Screening delier’ in de praktijk worden gebruikt. Wijkverpleegkundigen: Elly Booyink, Marleen Hendrikx, Marleen Smits en verpleegkundige algemeen ziekenhuis: Geertje van der Plas. 1 Oncologieboek Richtlijnen Palliatieve zorg, deel II, IKMN 2002, hoofdstuk richtlijn delier. Het document ‘Screening delier’ wordt als bijlage verstuurd bij het themanummer Palliatieve zorg.
Thuis, in eigen omgeving overleden… TERMINALE
ZORG BINNEN DE
ZORGGROEP NOORD-LIMBURG
KAN ZOWEL THUIS ALS
INTRAMURAAL. ER IS GEBLEKEN DAT WERKNEMERS UIT DE INTRAMURALE SETTING NIET ALTIJD OP DE HOOGTE ZIJN VAN WAT ER THUIS MOGELIJK IS. ZODRA MENSEN AANGEVEN THUIS TE WILLEN STERVEN KUNNEN WIJ ALS DIENST
‘ZORG AAN HUIS‘ VEEL
BIEDEN. DIT
ARTIKEL LAAT IN TWEE CASUSSEN ZIEN HOE VER ZORG IN DE THUISSITUATIE KAN GAAN.
De eerste casus gaat over een patiënte die in het ziekenhuis ligt en aangeeft naar huis te willen om te sterven. De verpleging en afdelingsarts bespreken dit met haar en haar familie. Vervolgens wordt het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO) ingeschakeld om een indicatie te stellen. Het ziekenhuis regelt dat mevrouw zuurstof, hoog-laagbed, luchtmatras, po-stoel en bedtafel krijgt. Intake De intake van het RIO komt bij ons binnen. Hieruit blijkt dat mevrouw
tweemaal daags hulp nodig zal hebben en deze bestaat uit het overnemen van de adl-handelingen; toediening van medicatie; wondverzorging; blaasspoeling via blaaskatheter; decubitespreventie en begeleiding in het ziekteproces van zowel patiënt als mantelzorg. Tijdens het wekelijkse teamoverleg wordt er een eerste verantwoordelijke aangesteld; deze maakt samen met patiënte en familie het verpleegplan. Gedurende de weken daarop blijkt dat de zorg voortdurend moet worden bijgesteld. Dit betekent in deze situatie dat de medicatie regelmatig verandert
in overleg met de huisarts, uiteraard afgaande op de gezondheidsproblemen van de patiënte.Wondverzorging kan worden afgebouwd; het aantal zorgmomenten wordt uitgebreid naar driemaal per dag. De indicatie van het RIO biedt ruimte om uit te breiden. De begeleiding van de mantelzorg wordt intensiever. De partner en dochter willen graag bij de verzorging betrokken worden. Dat maakt de emotionele belasting echter groter voor hen. Om de belasting voor de mantelzorg binnen de perken te houden is nachtzorg besproken. Uit de verschillende vormen nachtzorg; enkele contacten per nacht op afgesproken tijden; ad hoc contacten; slaapdienst van zeven uren of waakdienst van zeven uren, is gekozen voor de laatste variant. Deze casus beschrijft ongeveer acht weken zorgverlening waarin een aantal keren de zorg is aangepast aan veran-
8
Elly Booyink
derende omstandigheden. Mevrouw is thuis overleden.Tijdens een huisbezoek na het overlijden, geven partner en kinderen aan tevreden terug te kijken op de afgelopen periode. Overleg met huisarts De tweede casus beschrijft de situatie van een patiënt die te horen heeft gekregen dat hij ongeneeslijk ziek is en dat hij nog maar enkele maanden te leven zal hebben. Mijnheer meldt zichzelf aan voor zorg in dit geval na overleg met de huisarts. De intake van het RIO geeft aan dat mijnheer eenmaal daags ondersteund moet worden bij adl-handelingen. Al gauw blijkt dat de patiënt afhankelijker wordt van zorg en beperkter wat betreft mobiliteit. De zorg wordt aangepast.We regelen dat de hulpmiddelen thuis komen; ook hier een hoog-laagbed met luchtmatras en po-stoel. Omdat het ziekteproces snel gaat en de ontkenning nog volop aanwezig is, vergt de begeleiding van het hele gezin veel aandacht. Ook de huisarts heeft
hierin een grote rol. Er is regelmatig contact met de huisarts wegens verandering van medicatie. De patiënt krijgt meer benauwdheidklachten en blijkt pleuravocht te ontwikkelen. Poliklinisch worden twee drains achtergelaten die thuis, zo nodig, worden verbonden. Verder vormt zich hinderlijk oedeem in de benen, waarvoor de huidtherapeute is ingeschakeld om lymfedrainage toe te passen. Uiteindelijk maakt ook deze patiënt gebruik van de nachtzorg zodat de mantelzorg ‘s nachts ontlast wordt en overdag fitter aanwezig kan zijn. Onze zorgverlening is inmiddels uitgebreid naar ‘s morgens en ‘s avonds. Het tijdsbestek waarin deze casus zich afspeelt is ongeveer vijf weken en daarmee aanzienlijk korter dan verwacht. Mijnheer is tamelijk onverwacht overleden in zijn slaap. De ontkenning had helaas nog geen plaats gemaakt voor een vorm van acceptatie. Partner en kinderen hebben de terminale fase thuis als goed ervaren… Technisch team Het technisch team speelt regelmatig een rol wanneer er gebruik wordt gemaakt van infusen, verschillende pijnpompen, sondes, beademing of uitzuigapparatuur in de thuissituatie. Soms worden deze handelingen aangeleerd en overgedragen aan de reguliere zorg. Het komt ook voor dat het technisch team deze handelingen zelf blijft voortzetten. Uit het bovenstaande blijkt dat de wens om de terminale fase thuis door te brengen in veel gevallen gerespecteerd kan worden.
Elly Booyink, wijkverpleegkundige Venlo
Vooraankondiging symposium Op 14 juni 2004 wordt een minisymposium gehouden over ‘Ontwikkelingen in de gynaecologische oncologie’. Het symposium vindt plaats in het Catharina-ziekenhuis,Wintertuin in Eindhoven en is bedoeld voor oncologieverpleegkundigen.Verpleegkundigen werkzaam in de gynaecologische oncologie en belangstellenden in dit onderwerp zijn ook van harte welkom. Het definitieve programma zal ongeveer acht weken van tevoren worden toegestuurd aan oncologieverpleegkundigen in de regio.
Colofon Dit bulletin is een uitgave van het IKZ en bedoeld voor oncologieverpleegkundigen en diëtisten (eerste en tweede lijn) in de IKZ-regio. Het geeft informatie over oncologische ontwikkelingen in de regio.Wanneer u artikelen wilt overnemen, neem dan eerst contact op met de redactie. Redactieadres Postbus 231 5600 AE Eindhoven Telefoon : 040 297 16 16 E-mail
[email protected] Redactie J. van Gassel, hoofdredacteur M. van Eenbergen J. Vogel-Boezeman A. van Broekhoven C. van der Lans-van den Bout M. de Vries I. van Winden Eindredactie I. van Winden Druk Drukkerij Valkenstadt,Valkenswaard ISSN 1383-8792 Oplage 1.000 exemplaren