Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Opleidingen: HBO-bachelor; Integrale Veiligheid (voltijd en deeltijd), croho 39201 Hogere Europese Beroepen Opleiding (vt), croho 34419 Visitatiedatum: 26 en 27 september 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2007
2/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 10 11 12
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 23 39 45 48 53
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Documenten betrekking hebbend op opleidingsprofiel en domeincompetenties
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
57 60 65 69 70 73
3/79
4/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
5/79
6/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleidingen Integrale Veiligheid en Hogere Europese Beroepen Opleiding van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in augustus 2007, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 26 en 27 september 2007. Het panel bestond uit: De heer drs. E.M. van de Pol CMC (voorzitter, domeinpanellid HEBO); Mevrouw drs. M.J.I. Quint (domeinpanellid Integrale Veiligheid en HEBO); De heer B.E.A. Adank (studentpanellid); De heer drs. ing. A.G.M. Horrevorts (senior auditor NQA). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Stichting Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL) is een instelling voor hoger beroepsonderwijs die is ontstaan in 1987. Aan de NHL studeren per 2006/2007 rond de 10.000 studenten (9.280 bekostigd en 594 onbekostigd) en er werken ruim 950 personeelsleden (720 fte).
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
7/79
Voor de periode 2004-2007 heeft de hogeschool de volgende doelstellingen: - realiseren van het onderwijsconcept competentieleren; - het onderwijs wordt aangeboden in de vorm van majors, minors (30 EC) en keuzeprogramma s (10 EC); de major-minor structuur wordt voltooid in 2008; - versterking van de interdependentie van regulier onderwijs en kennisdiensten om de rol als kennispartner beter te vervullen; - de huisvesting wordt geconcentreerd op de kenniscampus; De invoering van het major-minor model wordt voltooid in 2008. De omvang van de majors varieert van 110 tot 170 EC. De omvang van de minors is 30 EC en van de keuzeprogramma s 10 EC. Elke student van de opleiding volgt de competenties van de major en indien aanwezig van één van de differentiërende minors van de opleiding. Daarnaast dient elke student zich met betrekking tot deze competenties te profileren door middel van een verdiepende of verbredende minor van de eigen opleiding of door middel van een minor van een andere opleiding. Aan de minors kunnen toelatingsvoorwaarden verbonden zijn. De Hogeschool bestaat uit vier instituten en een ondersteunend facilitair bedrijf. Een van de instituten is het instituut Economie en Management (ECMA), dat in januari 2003 is ontstaan door het samengaan van het instituut Management en het instituut Economie. Het instituut ECMA biedt hbo-onderwijs aan en kennisdiensten. ECMA heeft drie lectoraten: Innovatie van Organisatie, Watermanagement (samen met het instituut Techniek) en Integrale Veiligheid. Binnen het instituut zijn verwante opleidingen ondergebracht in vijf domeinen: Economics, Public Management, Business Administration, Marketing en Information & Organisation. Aan het instituut ECMA studeren in het studiejaar 2007-2008 2625 studenten en er werken 140 docenten (108 fte). Het instituut ECMA stelt zich ten doel (Beleidskader 2007-2011) om in 2011 te zijn uitgegroeid tot een kenniscentrum waarin studenten zich ontwikkelen tot professionals met uitstekende startkwalificaties; waarin afgestudeerden en andere beroepsbeoefenaars uit het werkveld zich verder ontwikkelen; waarin hoog gekwalificeerde advisering en toegepast onderzoek worden verricht; waarin veranderingen en innovaties in het betrokken werkveld in bestaande kennisdiensten zijn geïntegreerd en tegelijkertijd een stimulans zijn om nieuwe vormen van kennisdiensten te ontwikkelen; en waarin internationale netwerken uitdrukkelijk aanwezig zijn en onderhouden worden ten dienste van het primaire proces. De opleidingen Integrale Veiligheid en Hogere Europese Beroepen Opleidingen zijn onderdeel van het domein Public Management. Het domein staat ook bekend onder de naam Thorbecke Academie. De Thorbecke Academie is in 1986 opgericht. Het domein Public Management verzorgt drie opleidingen: - Bestuurskunde / Overheidsmanagement wordt in voltijd en deeltijd aangeboden; - Integrale Veiligheid (voltijd en deeltijd); - Hogere Europese Beroepen Opleiding, door de hogeschool aangeduid met European Studies (voltijd). In het studiejaar 2004-2005 heeft het domein Public Management de transformatie voorbereid naar de major/minor structuur. Daarbij is gekozen voor één gemeenschappelijke
8/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
major voor de opleidingen Bestuurskunde en Integrale Veiligheid. Aanvankelijk was European Studies (ES) ook in deze major ondergebracht, maar het bleek dat de gemeenschappelijke major te veel afbreuk deed aan de eigenheid van de opleiding ES. In het studiejaar 2006-2007 is een aparte major ES gestart. Voor de minor International Communication van ES wordt samengewerkt met het instituut Educatie en Communicatie van de hogeschool. De opleiding European Studies (Hogere Europese Beroepen Opleiding) De opleiding ES leidt studenten op voor verschillende beroepen in internationaal opererende bedrijven, internationale non-profit organisaties of in organisaties van de Europese Unie. Centraal staat het internationale karakter van de beroepen. Afhankelijk van de accenten die de student in zijn of haar studie legt, komt de afgestudeerde ES er in aanmerking voor beleidsmatige, commerciële of PR-functies. De opleiding in Leeuwarden is in september 2002 voor het eerst van start gegaan. In het studiejaar 2005-2006 zijn de eerste ESstudenten afgestudeerd. De opleiding meldt in het zelfevaluatierapport dat zij generalisten opleidt, die op vele terreinen en in diverse functies kunnen worden ingezet. Afgestudeerden houden zich als beginnende hbo-beroepsbeoefenaars bezig met Europese (beleids)vraagstukken op het gebied van cultuur, communicatie, business, marketing, management en organisatie. In de periode 2005-2007 is het major/minor systeem in de propedeuse en het tweede jaar van de opleiding ingevoerd. In 2009 moet het major minor systeem volledig zijn geïmplementeerd. De opleiding Integrale Veiligheid De opleiding Integrale Veiligheid leidt studenten op voor beroepen die betrekking hebben op veiligheid. In september 2002 is de opleiding Integrale Veiligheid (voltijd) voor het eerst van start gegaan. In september 2003 volgde de deeltijdopleiding. In het studiejaar 2005-2006 zijn de eerste IV-studenten afgestudeerd. Integrale Veiligheid (IV) is een relatief nieuw vakgebied. IV is een opleiding die professionals aflevert die bruggen kunnen slaan tussen specialisten op het gebied van veiligheid (zoals technische, criminologische, politiekundige specialisten) De NHL is, samen met Avans Hogeschool Den Bosch pionier geweest in het vormgeven van de opleiding IV. Daardoor hebben zich enkele kinderziektes voorgedaan, maar die zijn, aldus de opleiding, in vergelijking met andere nieuwe opleidingen, beperkt gebleven. De opleiding leidt op voor onder andere beleidsmedewerkers integrale veiligheid, adviseur Openbare Orde en Veiligheid (OOV), coördinatoren bedrijfsveiligheid en bedrijfsbeveiliging in het bedrijfsleven of voor onderzoeker / adviseur bij een onderzoeksbureau. Deeltijdstudenten zijn voor een belangrijk deel al werkzaam in een veiligheidsorganisatie of een veiligheidsfunctie. De opleiding is bezig met het invoeren van het major minor systeem. In het studiejaar 2007-2008 volgen de deeltijdstudenten in het tweede, derde en vierde jaar nog het oorspronkelijke curriculum. Dit geldt ook voor het vierde jaar (cohort 2004) van de voltijd variant. De voltijdcohorten 2005, 2006 en 2007 en het deeltijdcohort 2007 volgen het majorminor curriculum.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
9/79
Lectoraat Integrale Veiligheid In september 2004 is het lectoraat Integrale Veiligheid van start gegaan. Dit lectoraat is nauw verbonden aan de opleiding IV. Daar waar relevant wordt in dit rapport gerapporteerd over de activiteiten van het lectoraat. Het betreft activiteiten die direct van invloed zijn op inhoud en kwaliteit van de opleiding. In 2006-2007 telt het domein Public Management in totaal 472 studenten. De opleiding Bestuurskunde/Overheidsmanagement telt 172 studenten; de opleiding Integrale Veiligheid telt 232 studenten en European Studies telt 68 studenten. Het aantal fte binnen het domein bedraagt 17,6. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleidingen door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader van de opleidingen (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Voorafgaand aan de visitatie van de opleidingen is door twee auditoren van NQA een generieke agenderende audit uitgevoerd op instellingsniveau en op het niveau van het Instituut ECMA (10 mei 2007). Hierbij zijn de generieke, opleidingsoverstijgende aspecten geaudit. De resultaten zijn voorgelegd aan de hogeschool en ter beschikking gesteld aan het visitatiepanel, dat de resultaten heeft betrokken bij de beoordeling van de opleiding. Ter voorbereiding van de visitatie heeft de NQA-auditor het informatiedossier gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode september 2007 inhoudelijk voor op het bezoek op 26 en 27 september 2007. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van de uitkomsten van dit overleg formuleerde de NQA-auditor ten slotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd.
10/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Ook is gesproken met de lector Integrale Veiligheid en docenten van IV die betrokken zijn bij het lectoraat. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in november 2007 een concept van het Onderwerprapport (deel A) en het Facetrapport (deel B) ontvangen voor een controle op feitelijke onjuistheden. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: - weging van de oordelen op facetniveau; - benchmarking; - generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; - bepaalde accenten respectievelijk best practices . In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
11/79
deeltijdopleiding inhoudelijk is gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen verschillen. 1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Onderwerp/Facet Opleiding HEBO
Voltijd
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
12/79
Voldoende Goed Goed Positief Goed Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoet Goed Voldoende Positief Goed Goed Goed Positief Goed Voldoende Positief Goed Goed Goed Positief Voldoende Voldoende Positief
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Onderwerp/Facet Opleiding Integrale Veiligheid
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Voltijd en deeltijd
Goed Goed Goed Positief Goed Voldoende Goed Voldoende Goed Voldoet Goed Voldoende Positief Goed Goed Goed Positief Goed Voldoende Positief Goed Goed Goed Positief Voldoende Voldoende Positief
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
13/79
Doelstellingen opleiding De drie facetten van dit onderwerp zijn voor de opleiding ES met goed of voldoende beoordeeld. De drie facetten van dit onderwerp zijn voor de opleiding IV met goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Programma Zeven facetten van dit onderwerp zijn voor beide opleidingen met goed of voldoende beoordeeld. Facet 2.6 voldoet aan de eis. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Inzet van personeel De drie facetten van dit onderwerp zijn voor beide opleidingen met goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Voorzieningen De twee facetten van dit onderwerp zijn voor beide opleidingen met voldoende of goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Interne kwaliteitszorg De drie facetten van dit onderwerp zijn voor beide opleidingen met goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Resultaten Beide facetten van dit onderwerp zijn voor beide opleidingen met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Totaaloordeel De opleiding scoort op de zes onderwerpen positief. Het panel concludeert dat het totaaloordeel over de opleiding positief is. Een nadere onderbouwing per facet is in deel B van dit rapport opgenomen
14/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
15/79
16/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
ES IV
Voldoende Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ES De opleiding ES neemt het landelijke beroeps- en opleidingsprofiel als vertrekpunt voor de samenstelling en de inhoud van het curriculum De opleiding heeft bij de start van de opleiding in 2002 het landelijk beroepsprofiel (zoals dit door HEBO Den Haag was opgesteld) als uitgangspunt genomen. In 2005 heeft HEBO Den Haag het landelijk beroepsprofiel vernieuwd (Minkman, A., Hogere Europese Beroepen Opleiding, Beroepsen opleidingsprofiel, juni 2005). In 2007 is in het landelijk overleg HEBO afgesproken om in het studiejaar 2007-2008 het landelijk beroepsprofiel HEBO nogmaals te actualiseren. ES van de NHL profileert zich door het accent in de opleiding te leggen op bestuur en beleid. Afgestudeerden zijn toegerust met kennis en praktijkervaring op het gebied van (Europees) bestuur en beleid (Profiel van de NHL). In het studiejaar 2006-2007 is het opleidingsprofiel van ES geactualiseerd. Hierbij was de werkveldcommissie betrokken. Het nieuwe profiel is goedgekeurd door de opleidingscommissie, docenten en werkveldcommissie en is vanaf september 2007 leidend voor het onderwijs. Het opleidingsprofiel sluit aan bij het landelijk beroeps- en opleidingsprofiel en de opleidingscompetenties hebben een relatie met de rollen van de European Professional zoals die zijn beschreven in het landelijke profiel. ES heeft de competenties in drie groepen ingedeeld (zie bijlage 5 bij dit rapport): Specifieke vormen van professionele methodische vermogens, welke zijn gerelateerd aan de verschillende rollen van de ES-professional. Deze competenties zijn noodzakelijk voor de ES-professional om zijn of haar taken goed te kunnen uitoefenen. Theoretische vermogens, welke noodzakelijk zijn om als professional te kunnen opereren. Generieke professionele vermogens, waaronder ook een aantal meer persoonlijk professionele vermogens is ondergebracht. ES onderscheidt zich, naar eigen zeggen, van de andere ES-opleidingen in Nederland door aandacht te besteden aan de ontwikkeling van de intermediaire aspecten van de beroepsbeoefening. De intermediaire of brugfunctie houdt onder andere in: o bedrijven wegwijs maken in andere landen, culturen, regels en gebruiken. o de veranderende wet- en regelgeving over het voetlicht brengen bij bedrijven en overige (non-profit) instellingen.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
17/79
ES Leeuwarden maakt onderdeel uit van het domein Public Management. Dit betekent dat studenten vooral worden voorbereid op dienstverlenende beroepen voor (semi-) overheidsorganisaties. Het panel stelt vast dat de eindkwalificaties van de opleiding zijn afgeleid van het landelijke opleidingsprofiel dat in samenspraak met het landelijke werkveld is opgesteld. De opleiding heeft de eindkwalificaties in samenspraak met het eigen werkveld geactualiseerd. Het panel heeft geen documenten aangetroffen waarin de opleiding de eigen eindkwalificaties vergelijkt met vergelijkbare opleidingen in het buitenland of toetst aan eisen die in het buitenland gesteld worden aan vakgenoten. Voor een internationale opleiding als European Studies mag dit, aldus het panel, wel verwacht worden. Het panel komt hier tot het oordeel voldoende. De opleiding meldt dat tegelijkertijd met de vernieuwing van het landelijk beroepsprofiel in 2008 een internationale vergelijking met buitenlandse opleidingen wordt gemaakt. De opleiding HEBO heeft bij het formuleren van haar opleidingsprofiel de keuze gemaakt om nog geen internationale vergelijking uit te voeren, maar de buitenlandse validering van het profiel neer te leggen op landelijk niveau. IV Het beroepsprofiel Integrale Veiligheid is door Avans Hogeschool en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opgesteld in samenspraak met vakgenoten en het beroepenveld. Het conceptprofiel werd besproken in twee landelijke conferenties met deelnemers uit het beroepenveld (juni en juli 2002). De uiteindelijke versie is begin januari 2003 gevalideerd door de deelnemers van de conferenties (Beroepsprofiel HBOOpleiding Integrale Veiligheid). Op dit moment is er geen landelijke beroepenveldcommissie. Het nut hiervan is op dit moment onderwerp van gesprek in het landelijke overleg van IV- en IVK-opleidingen. Het landelijk profiel is in 2003 voorgelegd aan de Adviesraad van de opleiding. Tijdens deze bijeenkomst sprak de Adviesraad zijn goedkeuring uit over het Beroepsprofiel (Verslag Adviesraad 2003). De opleiding legt eigen accenten (Onderwijsbeleidsdocument 2007-2008): o Vanwege recente ontwikkelingen in de beroepspraktijk onderscheidt de opleiding, naast de drie functietypen uit het landelijk beroepsprofiel (expert, beleidskundige, manager) een vierde functietype, namelijk veiligheidsregisseur. o De opleiding heeft een bestuurskundige invalshoek en besteedt aandacht aan overheidsmanagement. o De opleiding legt de nadruk op publieke veiligheid op lokaal en regionaal niveau en de integratie van fysieke en sociale veiligheid binnen bedrijven. o De opleiding is internationaal georiënteerd, met name Europees. Het beroepsprofiel voor de opleiding Integrale Veiligheid beschrijft elf kernopgaven waarvoor een beroepsbeoefenaar op het gebied van integrale veiligheid zich gesteld kan zien (Beroepsprofiel Integrale Veiligheid). De elf kernopgaven zijn onderverdeeld in 4 resultaatgebieden: leefbaarheid, fysieke veiligheid, maatschappelijke integriteit, beleid en strategie. De opleiding neemt deze kernopgaven als vertrekpunt voor de competenties waarvoor wordt opgeleid.
18/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
De competenties zijn beschreven in Onderwijsbeleidsdocument 2007-2008 en in het studentenstatuut. De competenties uit het beroepsprofiel zijn aangevuld met nieuwe competenties. Deze nieuwe competenties zijn deels ontleend aan functieprofielen die in opdracht van de Vereniging Nederlandse Gemeenten en het Ministerie van Binnenlandse Zaken zijn opgesteld in het kader van het Project Veilige Gemeenten en sluiten daarmee aan op eisen uit het beroepenveld (Moduleboek minor Veiligheidsregie; www.projectveiligegemeenten.nl). Op initiatief van de Lector Integrale Veiligheid is een netwerk Samenwerkende Kennisinstellingen Veiligheid of SKV opgericht waarin, naast de verschillende opleidingen Integrale Veiligheid en Integrale Veiligheidskunde, ook TNO, de Politieacademie, het Nibra en de Katholieke Hogeschool van Kortrijk participeren. In het SKV worden initiatieven ontplooid en ondersteund op het gebied van onderzoek en onderwijs. Vanuit het SKV is in 2006-2007 een landelijk overleg ingesteld (het Landelijke Opleidingsoverleg Integrale Veiligheid, LOOIV. Hierin wordt met vakgenoten van gedachten gewisseld over - onder meer - de competenties van studenten IV en integrale veiligheidskunde (IVK). De opleiding heeft opdracht gegeven tot het verrichten van onderzoek naar actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Medio 2007 is het onderzoek afgerond. In het najaar zal het geactualiseerde beroepsprofiel worden voorgelegd aan de Adviesraad, de opleidingscommissie (OC) en het docententeam. In eerste instantie is het geactualiseerde beroepsprofiel bedoeld voor de eigen opleiding, maar het zal ook landelijk worden voorgelegd aan andere opleidingen IV en IVK, in het LOOIV. Hiermee neemt de opleiding het voortouw om de competenties te actualiseren. Het panel heeft de relevante documenten met betrekking tot de eindkwalificaties ingezien en stelt vast dat deze in zeer belangrijke mate aansluiten bij de eisen van het werkveld. Via de contacten met de Hogeschool Kortrijk is ook een internationale vergelijking mogelijk.
Facet 1.2
Niveau bachelor
ES IV
Goed Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ES De opleiding onderschrijft de algemene, internationale beschrijvingen van het hbo bachelorniveau (Dublin-descriptoren) en refereert in het zelfevaluatierapport aan de tien generieke hbo-kwalificaties (Commissie Franssen). De opleiding heeft dit als volgt geoperationaliseerd: o Kennis en inzicht. De professional bezit een breed scala aan kennis en inzicht op de volgende gebieden: internationale (business) communicatie, politicologie, sociologie, recht, economie, Europese culturen, Management en (project) organisatie, kennismanagement, onderzoek, ICT handling. Daarbij heeft de professional kennis
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
19/79
van en inzicht in de Engelse taal en één andere buitenlandse taal. Hij of zij is in staat tot het steeds volgen van actuele ontwikkelingen (en onderzoek te verrichten naar) en deze te beschouwen op de betekenis voor de beroepsbeoefening. o Toepassing van kennis en inzicht. De professional beschikt over methodische en reflectieve vermogens om effectieve wijze doelstellingen te bereiken, vraagstukken aan te pakken, kansen te zien en mogelijkheden te effectueren in de internationale context van bedrijven en organisaties c.q. in de internationale bestuurlijke omgeving. Binnen de opleiding wordt ruim aandacht besteed aan de ontwikkeling van de handelingsbekwaamheid. o Oordeelsvorming. Een professional is in staat zich een beeld te vormen op basis van een breed perspectief aan informatie. Hij of zij kan deze gegevens interpreteren en komt tot een uitvoerbaar handelingsperspectief. De professional kan actuele Europese ontwikkelingen en regelgeving interpreteren t.b.v. de aanpak van een breed spectrum aan vraagstukken van bedrijven en organisaties o Communicatieve vermogens. De ontwikkeling van meertalige internationale communicatieve vermogens is een essentieel bestanddeel van de opleiding (Nederlands, Engels en Frans of Spaans of Duits). De Europese professional bezit uitnemende mondelinge en schriftelijke vermogens en kan communicatief opereren in een breed perspectief van verschillende communicatieve en culturele contexten. Hij is daarbij in staat om gebruik te maken van moderne ICT middelen. Hij of zij is daarin, naast Nederlandstalig en Engelstalig bekwaam in één andere Europese taal (Frans, Spaans of Duits). Hij of zij is cultureel gevoelig. o Leervermogens. De HEBO professional opereert in een zich steeds ontwikkelende context, veranderende regelgeving en nieuwe vraagstukken. Europeanisering is niet kant-en-klaar, maar voortdurend in ontwikkeling. In die zin heeft de HEBO professional een open oog voor deze ontwikkelingen en is hij of zij steeds in staat te handelen op basis van deze ontwikkelingen. De HEBO professional kan doorstromen naar een universitaire opleiding politicologie (internationale organisaties) of de Master of European Studies (Twente). In het Onderwijsbeleidsdocument 2007-2008 onderscheidt de opleiding drie kwalificatieniveaus basic, intermediate en advanced: o Het basisniveau dat op het einde van het eerste studiejaar gehaald moet zijn; o Het voortgezet niveau (einde van het derde studiejaar); o Het bachelorniveau dat de student aan het einde van de studie bereikt. In het document zijn de niveaus nader uitgewerkt volgens de Dublin-descriptoren. Voor elk niveau is beschreven welke kennis en vaardigheden een student moet bezitten aan het eind van de propedeuse, na het derde jaar van de opleiding en aan het eind van de studie. IV Het beroepsprofiel voor de opleidingen Integrale Veiligheid in Nederland is ontwikkeld aan de hand van in 2002-2003 geldende algemene hbo-kwalificaties, volgens de SEDOC-classificatie en conform de Europese Richtlijnen Algemeen Stelsel Erkenningen Beroepsopleiding.
20/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
De opleiding heeft een Onderwijsbeleidsdocument waarin het drie niveaus onderscheidt in de opleiding (zie ES). Elk niveau is uitgewerkt op het gebied van kennis en inzicht; toepassing, oordeelsvorming, communicatie en leren. De eisen op het advanced niveau komen overeen met algemeen aanvaarde hbo-kwalificaties van het bachelorniveau (die weer overeenkomen met de Dublin-descriptoren). Voor de major Public Management zijn in het kader van de omschakeling naar de majorminor structuur door de docenten van het domein Public Management gezamenlijk tien kerncompetenties (generieke hbo-kwalificaties, commissie Franssen) ontwikkeld. Deze kerncompetenties gelden voor alle opleidingen waarvan de major deel uitmaakt, dus ook voor Integrale Veiligheid. De tien kerncompetenties zijn opgenomen in de competentieset van IV. De kerncompetenties voldoen aan de Dublin-descriptoren. In het zelfevaluatierapport is dit in een tabel inzichtelijk weergegeven. Zo komt het besef van de maatschappelijke verantwoordelijkheid naar voren in de competenties: handelen vanuit het publieke belang in een Europese context en gaat effectief en ethisch verantwoord om met functiemacht. De wetenschappelijke toepassing en interdisciplinair werken komt tot uiting in de competentie: voert zelfstandig onderzoek uit. Het methodisch en reflectief denken en handelen komt naar voren in het realiseren van een project, uitvoeren van onderzoek en het implementeren en evalueren van beleid. De tien kerncompetenties hebben betrekking op de algemene competenties voor studenten binnen de major Public Management en zijn vooral verankerd binnen de gemeenschappelijke delen van de major. De beroepscompetenties en eindkwalificaties die uit de kernopgaven voortvloeien, gelden specifiek voor de studenten Integrale Veiligheid en zijn vooral verankerd binnen de opleidingsspecifieke delen van de major en de minoren.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
ES IV
Goed Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ES In facet 1.1 is beschreven dat de eindkwalificaties zijn opgesteld in nauwe samenwerking met het (landelijk) bedrijfsleven. In mei 2005 is door de opleiding een werkveldcommissie geïnstalleerd. De werkveldadviescommissie van de opleiding heeft ingestemd met de eindkwalificaties zoals die door de opleiding ES zijn geformuleerd. ES-studenten worden niet opgeleid voor een specifiek beroep. Ze zijn gekwalificeerd voor een breed scala aan functies met internationale en interculturele aspecten op het raakvlak van communicatie, economie en management, politiek en recht.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
21/79
Mogelijke voorbeelden van functies voor ES afgestudeerden zijn: o Beleidsmedewerker in een Europees georiënteerd bedrijf of organisatie; o Assistent van een lid van een nationaal of het Europees Parlement; o Intern of extern gericht Communicatieadviseur in een internationaal opererend bedrijf of organisatie; o Voorlichter van een bedrijf of organisatie in internationale context; o (assistent van een) lobbyist t.b.v. internationale opdrachten, programma s etc. (netwerker/broker); o Commercieel communicatief medewerker in een bedrijf of instelling. o Import- of exportmedewerker bij een internationaal bedrijf. De opleiding verkent samenwerking met ander Europese opleidingen in het buitenland onder andere met de universiteiten van Glasgow en Ludwigsburg. In hoeverre afgestudeerden van de opleiding ES als beginnend beroepsbeoefenaar daadwerkelijk een van bovengenoemde functies vervullen en hoe de verhouding tussen de verschillende functies is, is nog niet te zeggen. Het aantal afgestudeerden is daarvoor nog te beperkt. De opleiding heeft geen moeite om stageplaatsen te werven. Daaruit blijkt aldus het panel dat de opleidingsdoelen aansluiten bij functies waar in het bedrijfsleven vraag naar is. IV De opleiding Integrale Veiligheid leidt op tot een integrale veiligheidskundige. Een integrale Veiligheidskundige is professioneel gericht op een integrale benadering van veiligheid. Hij of zij onderscheidt zich van andere, meer specialistische, veiligheidsfunctionarissen. De opleiding legt in het Onderwijsbeleidsdocument uit wat zij verstaat onder integrale veiligheid: o integratie van veiligheid in beleid en bedrijfsvoering; o integrale samenwerking; o integratie van verschillende perspectieven op veiligheid; o integrale veiligheidsketen. Deze benadering is uitgewerkt in het beroepsprofiel, dat landelijk is vastgesteld voor drie opleidingen Integrale Veiligheid (Avans Den Bosch, NHL, InHolland Rotterdam). In de loop van 2007 zal het Beroepsprofiel worden geactualiseerd (zie facet 1.1). De integrale veiligheidskundige is zich, aldus het zelfevaluatierapport, bewust van de afhankelijkheden tussen beleidsterreinen, actoren en (deel-)processen. Daardoor kan hij de samenhang, coördinatie en samenwerking tussen beleidsterreinen, actoren en deelprocessen bewerkstelligen die nodig is om onveiligheid effectief aan te kunnen pakken. In het Landelijk Beroepsprofiel Integrale Veiligheid staan de functietypen beschreven waar een veiligheidskundige in terecht kan komen: expert integrale veiligheid, interactieve beleidskundige en manager. IV van de NHL kent verder nog de functieaanduiding veiligheidsregisseur. De regisseur richt zich op externe partijen (netwerkgericht) die betrokken zijn bij de uitvoering van veiligheidsbeleid in bijvoorbeeld een wijk of gemeente of bedrijf (ketenveiligheid). De opleiding heeft een werkveldcommissie (Adviesraad), bestaande uit vertegenwoordigers van het beroepenveld, die de opleiding adviseert over de inrichting van de opleiding en de aansluiting op de eisen uit de beroepspraktijk. Vertegenwoordigd
22/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
in de Adviesraad zijn gemeenten, politie, brandweer, het ministerie van BZK, het gevangeniswezen en het bedrijfsleven. De Adviesraad is ingesteld in het najaar van 2003 en komt gemiddeld twee keer per jaar bijeen. In maart 2006 is een bijeenkomst met de Adviesraad van de opleiding belegd waarin is ingegaan op de vraag of de eindkwalificaties in de major-minor structuur voldoen aan de eisen die daar vanuit de beroepspraktijk aan worden gesteld (Notulen Adviesraad 22 maart 2006). In het gesprek met de Adviesraad bleek het panel dat het werkveld graag zou zien dat er meer IV in de opleiding komt en wat minder beleid en bestuur (public management). Het panel stelt vast dat de eindkwalificaties voldoende zijn afgestemd op de huidige praktijk en dat de niveau-indicaties het hbo-niveau aangeven.
Onderwerp 2
Programma
De NHL heeft een onderwijsconcept geformuleerd waarbij de volgende 3 uitgangspunten centraal staan: actief en zelfstandig leren (leren leren), praktijk- en beroepsgerichtheid en studentgerichtheid (Onderwijsconcept NHL). Binnen het instituut Economie & Management is gekozen voor het leerlijnenmodel als onderwijskundige leidraad. Dit model gaat uit van 5 verschillende leerlijnen: integrale lijn, vaardighedenlijn, conceptuele leerlijn, ervaringsreflectie lijn en de studieloopbaanlijn (Onderwijsvisie Instituut ECMA). Bij de opzet van het curriculum van de opleidingen is uitgegaan van het onderwijsconcept van de NHL en het instituut: de leerprocessen van de individuele studenten worden centraal gesteld. de onderwijsvormen zijn gericht op de latere werksituatie. naast de beroepsvorming is er aandacht voor de persoonlijke vorming van studenten. Het leren wordt door de opleiding gezien als een proces waarin de student zo zelfstandig mogelijk kennis en vaardigheden ontwikkelt. ES Het onderwijsprogramma kent de volgende uitgangspunten: Het onderwijs is competentiegericht; De opleiding volgt het zogenoemde Amsterdams leerlijnenmodel; De opleiding zet een mix van werkvormen in (colleges, projecten, simulaties, praktijkcasussen, stage en afstuderen) en is praktijkgericht. Internationalisering krijgt onder andere vorm via studie (één semester) aan een universiteit of hogeschool in het buitenland. Daarnaast loopt de student een stage van vijf maanden in het buitenland of doet een internationaal georiënteerde stage in Nederland. Studenten kunnen zich specialiseren door gedurende hun studie een accent te leggen op één van de volgende gebieden: o European business management; o Europees bestuur en beleid; o Internationale communicatie.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
23/79
Studenten ES hebben de mogelijkheid om in het verlengde van hun afstudeerprofiel te kiezen voor een van de drie aanverwante minoren (30 EC): o International Enterprises, verwant aan het afstudeerprofiel European Business Management; o Bestuur & Beleid, verwant aan het afstudeerprofiel Europees bestuur en beleid; o International Communication, verwant aan het afstudeerprofiel Internationale communicatie. IV Het onderwijsprogramma kent de volgende uitgangspunten: Het onderwijs is competentiegericht; De opleiding volgt het zogenoemde Amsterdams leerlijnenmodel; De opleiding zet een mix van werkvormen in (colleges, projecten, simulaties, praktijkcasussen, stage en afstuderen) en is praktijkgericht; Realistische opdrachten uit de beroepspraktijk; Zelfstandigheid van de student is uitgangspunt; Opzetten, uitvoeren van en rapporteren over onderzoek. Daarnaast kan de student zich specialiseren door te kiezen voor een minor. Momenteel kan de student de volgende minoren volgen: Veiligheidsregie: sluit aan op het functietype veiligheidsregisseur Bedrijf en Veiligheid: sluit aan op de functietypen manager binnen het bedrijfsleven en expert. Specialisatie op een bepaald vakgebied is verder mogelijk via de invulling van stage en afstuderen. De opleiding heeft het voornemen in de toekomst ook specialisten op het gebied van transportveiligheid (kernopgave 7) en veiligheid en ICT op te leiden, in de vorm van minoren. Ten slotte kunnen studenten ook specialistische minoren aan andere hogescholen volgen (bijvoorbeeld externe veiligheid en risicobeheersing in Enschede). De opleiding is internationaal georiënteerd, met name Europees: alle studenten gaan op Europareis en binnen de gekozen minor wordt aandacht besteed aan de Europese dimensie. Het deeltijdonderwijs van IV is deels ingericht als een combinatie van leren en werken. Deeltijdstudenten hebben in de regel een vast dienstverband op een gedefinieerde, voor IV competentieontwikkeling passende, werkplek; indien mogelijk kunnen studenten praktijkopdrachten op hun eigen werkplek uitvoeren die ook door de opleiding worden beoordeeld. Het deeltijdonderwijs omvat één à twee dagdelen contact per week. Van deeltijdstudenten wordt relatief meer zelfstudie vereist dan van voltijdstudenten.
24/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Facet 2.1
Eisen HBO
ES IV
Goed Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Beroepsvaardigheden in beide programma s In het programma van de voltijd en de deeltijd van IV en het programma van ES wordt, aldus het panel voldoende, aandacht besteed aan beroepsvaardigheden zoals probleemanalyse en informatieverzameling, opzetten van een onderzoek, projectmatig werken, schriftelijk rapporteren, evalueren en adviseren. Door de hele opleiding heen krijgen studenten onderricht in de Engelse taal. En voor ES is er daarnaast nog een keuze uit Frans, Duits en Spaans. ES Het panel heeft in de moduleboeken na kunnen gaan dat er gebruik wordt gemaakt van actuele (Engelstalige) vakliteratuur. Er wordt gebruik gemaakt van verplichte literatuur, maar van studenten wordt ook verwacht zelf relevante actuele beleidsdocumenten en ander beschikbaar materiaal te ontsluiten en te gebruiken. Docenten plaatsen ter aanvulling op de vakliteratuur literatuur op Blackboard (de elektronische leeromgeving van de opleiding). Via projectenwerk komen studenten in aanraking met de beroepspraktijk. In de eerste twee studiejaren gaat het in de regel om door de opleiding opgestelde projecten. In de laatste twee studiejaren gaat het om opdrachten vanuit de beroepspraktijk. Tijdens de eerste twee jaar wordt de basis gelegd om in de praktijk te kunnen functioneren. Er wordt in beide jaren aandacht besteed aan onderzoekstechnieken. In de stage, projecten en het afstuderen worden onderzoekstechnieken toegepast. Studenten doorlopen hun stage in het buitenland of in een internationaal georiënteerd bedrijf in Nederland. Hier verwerven zij kennis en vaardigheden om te kunnen functioneren in internationaal georiënteerde beroepen. De minoren International Enterprises, Bestuur & Beleid en Internationale communicatie zijn ontwikkeld naar aanleiding van actuele ontwikkelingen in het beroepenveld. In het eerste studiejaar hebben studenten een uitwisseling met een andere hogeschool of universiteit in Europa (in 2007 Ludwigsburg). In het tweede studiejaar bezoeken studenten gedurende een week een aantal Europese instellingen in onder andere Brussel. Doel is om hierbij kennis op te doen over de Europese wet- en regelgeving en de doorwerking hiervan op lokaal niveau.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
25/79
Gedurende de gehele studieperiode worden er tevens excursies georganiseerd naar internationaal georiënteerde bedrijven, (semi)overheden en organisaties. Elke student studeert gedurende een semester aan een hogeschool of universiteit in het buitenland. Voor het afstuderen heeft de opleiding als eis dat studenten zelf een probleemstelling formuleren, hiervoor een theoretisch kader schetsen en de theorie toetsen aan de praktijk. Studenten presenteren de resultaten van hun afstudeeropdracht in twee vreemde talen. Uit evaluaties blijkt (Studentenenquête 2007) dat studenten vinden dat de opleiding op actuele ontwikkelingen aansluit. Ouderejaars zijn daar iets minder tevreden over dan propedeuse studenten. Het panel heeft literatuur en opdrachten ingezien en stelt vast dat de opleiding voldoende actuele thema s behandelt. Het beroepenveld wordt betrokken bij het onderwijs. Dit gebeurt onder andere in de vorm van gastcolleges, concrete projecten of opdrachten en leeronderzoeken. In de hoofdfase krijgen studenten bij projecten, de stage en het afstuderen te maken met externe opdrachtgevers. De opleiding heeft een werkveldcommissie, die de actualiteit van het programma mede beoordeelt. IV Het panel heeft studiemateriaal ingezien en stelt vast dat de vakliteratuur actueel is en dat er gebruik wordt gemaakt van Engelstalige literatuur. De lector en een medewerker van de NHL waren mederedacteuren van het Basisboek Integrale Veiligheid, dat inmiddels door alle HBO-opleidingen IV en IVK in Nederland wordt voorgeschreven. Studenten geven aan dat de opleiding goed aansluit op de actualiteit en dat de kwaliteit en actualiteit van de literatuur gemiddeld voldoende is, maar dat voorgeschreven literatuur niet altijd voldoende wordt benut en getoetst (studentenenquêtes, notulen OC). Studenten komen tijdens hun studie in aanraking met de praktijk via stages, maar ook via gastcolleges, praktijkopdrachten, projecten, congresbezoek en afstuderen. Het panel heeft daarvan enkele voorbeelden gezien: uitvoeren van een risico-inventarisatie en evaluatie bij een bedrijf, analyseren van de sociale veiligheid op middelbare scholen, in kaart brengen van de wijkveiligheid in gemeenten en deelname aan leer- en praktijkonderzoeken in opdracht van het lectoraat Integrale Veiligheid. De studenten presenteren veelal hun bevindingen, conclusies en aanbevelingen van deze projecten aan de externe opdrachtgever. In het tweede jaar vormen de studenten een crisisteam dat een nagebootste crisis tot een goed einde moet brengen. De brandweer Fryslân is vertegenwoordigd in de oefenleiding. In het tweede jaar gaan de studenten op Europa-reis waarbij ze instellingen bezoeken die voor de veiligheid in Europa van belang zijn (Europees Parlement, Europol, Eurojust, NATO). Daarnaast worden ook excursies in Nederland georganiseerd door studenten naar rampoefeningen zoals M.E. oefeningen, het POTC in Zuidlaren, de marine en een luchtmachtbasis. Drie docenten van de opleiding maken deel uit - en één docent heeft deel uitgemaakt van de kenniskring Integrale Veiligheid, waar zij samen met de lector Integrale Veiligheid onderzoek verrichten en andere kennisdiensten verlenen voor externe opdrachtgevers.
26/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Het lectoraat is in september 2004 van start gegaan. De resultaten van het onderzoek worden in het onderwijs benut. Studenten worden frequent betrokken bij onderzoek door het lectoraat. Het panel heeft in een gesprek met de lector en docenten een zeer positief beeld gekregen over de directe wisselwerking tussen lectoraat en opleiding. Dit heeft niet alleen betrekking op het niveau van de inhoud van het programma (met name onderzoeksvaardigheden) maar ook op verbetering van het niveau van de toetsing (zie facet 2.8). Ook docenten die geen deel uitmaken van de kenniskring verrichten opdrachten voor externe organisaties. Ook hier zijn studenten bij betrokken geweest. De resultaten van het onderzoek zijn benut in het onderwijs. Verschillende studenten IV hebben in het buitenland gestudeerd en in het buitenland stage gelopen. Enkele studenten hebben in het kader van hun afstudeerproject onderzoek verricht in het kader van een internationaal vergelijkend onderzoek naar politiestraatwerk in Nederland, België, Duitsland, Denemarken en Noorwegen dat vanuit het lectoraat wordt verricht in samenwerking met buitenlandse universiteiten en politieacademies. Er zijn contacten en uitwisselingen van onderzoekers en docenten met vergelijkbare opleidingen in België (Kortrijk) en Duitsland (Berlijn). Bij de ontwikkeling van verschillende onderdelen van het programma is input vanuit het beroepenveld benut bij het formuleren van leerdoelen: de minor Veiligheidsregie met het Bureau Project Veilige Gemeenten van het ministerie van BZK en de VNG. Het panel heeft in het programma voldoende voorbeelden gezien van opdrachten die een actueel onderwerp behandelen en dat er verbanden gelegd worden met de (internationale) beroepspraktijk. De interactie met toegepast onderzoek is via het lectoraat Integrale Veiligheid goed vorm gegeven, aldus het panel
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
ES IV
Voldoende Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ES In het document competentiematrix European Studies (studiejaar 2007-2008) biedt de opleiding inzicht in de wijze waarop de competenties zijn ondergebracht in het curriculum. Daarin is tevens per competentie vastgelegd welk niveaubeeld bereikt moet zijn aan het eind van elk jaar.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
27/79
Het panel heeft de modulebeschrijvingen van de propedeuse ingezien. Daarin wordt verwezen naar de competenties. De modulebeschrijvingen bevatten tevens informatie over leerdoelen, inhoud, en toetsing. Per studieonderdeel wordt aangegeven aan welke competenties wordt gewerkt en op welk niveau. De niveaubeelden (basic, intermediate en advanced) worden, aldus de opleiding, in de loop van het jaar 2007 2008 in het curriculum geïmplementeerd. De opleiding bevindt zich op dit moment in een overgangssituatie. In het afgelopen studiejaar heeft de opleiding conform het NHL-beleid gewerkt aan vernieuwing van het onderwijsconcept en het opleidingsprofiel. Deze vernieuwing van het opleidingsprofiel wordt in het komende studiejaar afgerond met een up-date van de modulewijzers. Met ingang van het studiejaar 2008 2009 zullen alle modulewijzers volgens de hierboven beschreven systematiek zijn uitgewerkt. (Verbeterplan Opleidingen Integrale Veiligheid en HEBO, 2007 2008). Het herziene curriculum voor de eerste twee studiejaren is vastgelegd. In het derde jaar studeren ES-studenten gedurende een half jaar in het buitenland en lopen vervolgens een internationale stage. Het vierde studiejaar van de major ES wordt in het studiejaar 2007-2008 vernieuwd. Vast staat dat studenten in het zevende semester een minor kiezen. Dit is een geïntegreerde onderwijsmodule van 30 EC. Vooralsnog heeft de student de keuze uit drie minoren die nauw verwant zijn aan de drie afstudeerprofielen. Er zijn diverse vakoverstijgende projecten, waarin meerdere onderwijsthema s zijn geïntegreerd. Een voorbeeld hiervan is het project de Europese politieke partij . In dit project krijgen studenten uitleg over organisatie en management, marketing, doelgroepbereik en financiën. ES ontwikkelt in het kader van het strategisch beleid van de NHL (flexibilisering van het onderwijs) het komende studiejaar een minor cultuurmanagement welke ook toegankelijk zal zijn voor studenten buiten de opleiding die zich op internationaal gebied willen professionaliseren. Nog verdere flexibilisering van het onderwijs wordt gerealiseerd door de ontwikkeling van mogelijke keuzeprogramma s voor studenten zowel binnen als buiten de NHL. Het ES kernteam heeft in dezen een poortwachtersfuctie: de inhoud van het keuzeprogramma of de elders te volgen minor moet van voldoende niveau zijn en voldoende aansluiting bieden met het afstudeerprofiel van de student. IV Het Onderwijsbeleidsdocument 2007 van IV vormt het vertrekpunt voor het vernieuwde curriculum 2007 2008. Daarin wordt het landelijke profiel als vertrekpunt genomen, maar de opleiding brengt in de uitwerking ervan eigen accenten en nieuwe ontwikkelingen aan: alle kernopgaven uit het Beroepsprofiel komen in de opleiding aan bod, maar niet allemaal in even sterke mate en op hetzelfde niveau. De nadruk ligt op de publieke veiligheid op lokaal en regionaal niveau en op bedrijf en veiligheid. Dat betekent dat sommige kernopgaven een sterkere weerklank vinden in het programma dan andere. Ook komen kernopgaven geclusterd terug in het programma. In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding op overzichtelijke wijze weer hoe de kernopgaven in het programma zijn verwerkt. Dat geldt voor zowel het oorspronkelijke programma als voor het nieuwe programma dat volgens het major-minor systeem is ingericht. Voor elke kernopgave (die direct gelieerd is aan de competenties) is de plaats
28/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
in het programma aangegeven en welk project of studieonderdeel daar betrekking op heeft. Voor de opleiding in de major-minor structuur zijn andere keuzes gemaakt dan voor de opleiding in de oorspronkelijke structuur. Als inrichtingsprincipe voor de opleiding is gekozen om 60 EC onder te brengen in de minoren, 10 EC in vrij keuzeruimte en 170 EC in de major. Van de 170 EC wordt 75 EC besteed aan gemeenschappelijke onderdelen die ook voor de Bestuurskunde opleiding worden gegeven. De andere 95 EC, inclusief stage en afstuderen worden besteed aan opleidingsspecifieke onderdelen, die alleen gelden voor Integrale Veiligheid. Iedere student kiest twee minoren, waarvan ten minste één verdiepende minor binnen de opleiding (Veiligheidsregie of Bedrijf en Veiligheid). De tien Public Management competenties zijn vertaald in het gemeenschappelijke deel van de major. Het panel heeft kunnen vaststellen dat voor elke module wordt aangegeven wat de leerdoelen zijn en dat wordt verwezen naar de competenties waarop de leerdoelen aansluiten. De opleiding meldt dat in het kader van vernieuwing van het curriculum in het studiejaar 2007 2008 de relatie leerstof en doelen opnieuw wordt bekeken. De koppeling tussen de competenties en de gespecificeerde niveau-indicaties wordt nader uitgewerkt. Met ingang van het studiejaar 2008 2009 zullen de modulewijzers volgens deze systematiek zijn uitgewerkt. (Verbeterplan Opleidingen Integrale Veiligheid en HEBO, 2007 2008). Algemeen Het panel stelt vast dat in de curricula van beide opleidingen de opleidingscompetenties aan bod komen. Samen met de niveau-indicaties zijn de voorwaarden gecreëerd om de eindkwalificaties te bereiken. Het panel komt tot het oordeel voldoende, vanwege het feit dat onderdelen van beide programma s nog volgens de bovenstaande systematiek moeten worden uitgewerkt. Het panel heeft in haar oordeel de nieuwe situatie zwaar laten wegen (situatie van het curriculum zoals dat in de nabije toekomst zal zijn uitgewerkt). Voor de volledigheid meldt het panel dat beide opleidingen over relatieschema s beschikken waarin zij aantonen dat in de oude curricula de kernopgaven en eindtermen zijn vertaald naar de (oude) modulen.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
ES IV
Goed Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Algemeen In de Studiegids 2004 2005 (ES) en Studentenstatuut 2007-2008 (ES en IV) staat beschreven op welke wijze de opleiding de samenhang in het programma aanbrengt. De opbouw van de leerstof is zowel lineair als cyclisch. Bepaalde kernvragen komen elk leerjaar terug (cyclisch), maar op een hoger (kennis)niveau (lineair). Daarnaast wisselen theorie en praktijk elkaar af. In het praktijkdeel integreert de student kennis, vaardigheden
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
29/79
en houdingselementen. Zo wordt bijvoorbeeld in het tweede jaar in het project leeronderzoek een onderzoek uitgevoerd voor een externe opdrachtgever. In het curriculum neemt de zelfsturing van de student toe (Onderwijsvisie ECMA). In het eerste jaar vervaardigen studenten individueel of in groepen onder begeleiding van een tutor een beroepsproduct; in het tweede jaar vervaardigen studenten individueel of in groepen zelfstandig een beroepsproduct en in het derde jaar passen studenten de opgedane kennis en vaardigheden (individueel) toe in nieuwe situaties voor een externe opdrachtgever toepassen (transfer); in het vierde jaar maken studenten zich zelfstandig nieuwe kennis en methoden eigen of combineren bestaande kennis en methoden. De samenhang in het programma is in de oorspronkelijke structuur anders aangebracht dan in de major-minor structuur. Voor beide geldt dat de horizontale samenhang in de opleiding wordt geboden door opgedane kennis en vaardigheden in projecten te integreren. De verticale samenhang wordt enerzijds geboden door projecten op elkaar aan te laten sluiten. Een voorbeeld hiervan is het aanbod in de propedeuse van twee projecten die voorbereiden op de latere minoren. In de major-minor structuur is het onderwijs in projecten, thema s en minoren op elkaar afgestemd. Anderzijds komt de samenhang tot uiting in de niveau-opbouw (basic, intermediate en advanced). ES ES-studenten hebben de keuze uit drie minoren die moeten aansluiten bij de afstudeerprofielen. Het ES kernteam is verantwoordelijk voor de inhoudelijke samenhang binnen de projecten en bewaakt dit. Ook de opleidingscommissie en werkveldcommissie geven advies over de samenhang binnen het curriculum. Studenten zijn aldus het studenttevredenheidsonderzoek 2007 tevreden (60%) over de samenhang van het curriculum. Ouderejaars zijn hier minder tevreden dan de propedeuse studenten. IV In de major-minor structuur is de horizontale samenhang van het IV programma verstevigd door voorheen afzonderlijke modules te bundelen in samenhangende modules van 5 EC. De modulecoördinatoren bewaken de samenhang binnen de projecten en de andere modules. Een voorbeeld: in het Project Community Safety worden conceptuele kennis op het gebied van criminologie, sociale veiligheid en strafrecht en vaardigheden op het gebied van onderzoek geïntegreerd in een project waarin studenten in groepen een wijkveiligheidsscan maken. Dit principe geldt voor alle projecten, in de oude en de major-minor structuur. Studenten zijn volgens het studententevredenheidsonderzoek tevreden over de samenhang in het curriculum.
30/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Facet 2.4
Studielast
ES IV
Voldoende Voldoende
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Algemeen De opleidingen European Studies en Integrale Veiligheid hebben de volgende uitgangspunten geformuleerd om een studeerbaar programma aan te bieden: de opleiding sluit aan op de vooropleiding. Studenten volgen een passende (individuele) leerroute. Er zijn toelatingseisen voor de hoofdfase, derdejaarsstage en afstudeerstage. De eisen zijn opgenomen in de studiegids, stagehandleiding en afstudeerhandleiding. In het eerste en tweede studiejaar zijn er in de opleiding HEBO gemiddeld 19 contacturen per week gepland. Daarnaast worden ook gastcolleges, excursies en verschillende (1daagse) trainingen georganiseerd. Deze uren zijn niet meegerekend. In het derde studiejaar vindt studie in het buitenland plaats plus de stage. In het vierde jaar 19 contacturen per week in het eerste semester en daarna afstuderen. Het aantal geplande contacturen is voor de voltijd IV als volgt: eerste jaar gemiddeld 19 contacturen per week; jaar 2 en 3 15 contacturen per week (jaar drie is tevens het stagejaar); jaar vier 12 contacturen per week en (daarnaast de afstudeerstage) Voor de deeltijd Integrale Veiligheid geldt in de eerste drie jaren een belasting van 6 contacturen per week. ES De opleiding biedt geen verkorte leerroutes aan voor mbo-studenten, omdat er geen vierjarige mbo-studie is die aansluit op ES. Vooral de benodigde kennis van moderne vreemde talen ontbreekt bij mbo ers. De opleiding biedt geen verkorte leerroutes aan voor hbo-studenten. Wel kunnen hbo ers vrijstellingen krijgen. Het vrijstellingenbeleid staat beschreven in de Notitie vrijstellingenbeleid en in het studentenstatuut. Het is voor studenten mogelijk om gedurende het studiejaar in te stromen. De tentamenroosters worden aan het begin van een studiejaar bekend gemaakt. Dit geldt eveneens voor alle herkansingen. Informatie over de modulen, vakken, projecten en simulatie is voor de studenten op Blackboard terug te vinden en daardoor ook thuis te downloaden. De informatievoorziening naar studenten dient, aldus de opleiding, een goede planning van studieactiviteiten mogelijk te maken. Uit het studententevredenheidsonderzoek 2007 blijkt dat studenten tevreden (82%) zijn over de studielast (de opleiding is te doen in de tijd die er voor staat), maar studenten zijn minder tevreden over de spreiding van de studielast (57%). Uit de studentenenquêtes komt echter ook naar voren dat studenten minder tijd aan hun studie besteden dan zou moeten (interne audit 2006). Gemiddeld besteden studenten 20 uur per week aan hun studie. Dit gegeven is voor de opleiding aanleiding geweest om een traject te starten om
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
31/79
de studielast te verzwaren. In 2006-2007 heeft de opleiding de studielast geanalyseerd en maatregelen genomen die direct effect hebben op de studielast: strikter hanteren van inlevertermijnen, vergroten van het aantal contacturen, intensiveren van de begeleiding (geïmplementeerd in studiejaar 2007-2008). Tevens is gekeken naar de invloed van het toetsen op de studielast. Of de maatregelen daadwerkelijk leiden tot een verzwaring van de studie zal moeten blijken in 2008. Het panel komt tot het oordeel voldoende. IV Uit de studentenenquêtes blijkt dat de studenten gemiddeld tussen de 20 en 30 uur per week aan de studie zeggen te besteden. Uit de studentenenquêtes blijkt dat de studielast als laag wordt ervaren. In het docententeam is op domeinniveau gezocht naar mogelijke oorzaken van en oplossingen voor de als laag ervaren studielast (Verslag debat over gerealiseerde studielast). De opleiding biedt geen verkorte leerroutes aan voor mbo-studenten, omdat er geen vierjarige mbo-studie is die aansluit op Integrale Veiligheid. De planning voor het studiejaar 2007 2008 is ten opzichte van het jaar er voor verbeterd. De tentamenroosters zijn aan het begin van het jaar bekend, waarbij alle herkansingen ook ingepland zijn. Dit maakt een goede studieplanning door studenten mogelijk. De studielast is niet geheel evenredig gespreid over het studiejaar. Met name aan het einde van de semesters ligt een piek. Dit komt enerzijds doordat dan tentamens en deadlines voor verslagen staan ingepland, anderzijds door uitstelgedrag van studenten. Naar aanleiding van de door studenten als laag ervaren studielast is een project opgestart om de studielast te verhogen. De opleiding wordt daarbij begeleid door een externe onderwijsconsultant. Dat heeft geresulteerd in een oorzakenanalyse en afspraken over de manier waarop de studielast wordt verzwaard: de opleiding zal, met name in het eerste jaar, meer structuur bieden aan studenten, vooral studenten met een havo-achtergrond, zodat zij geleidelijk worden ingevoerd in het zelfstandig leren en leren om te gaan met abstracte concepten. In 2007-2008 zal dit worden ingevoerd (Verslag debat verzwaren studielast). Of de maatregelen daadwerkelijk leiden tot een verzwaring van de studie zal moeten blijken in 2008. Het panel komt tot het oordeel voldoende.
Facet 2.5
Instroom
ES IV
Goed Goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.
32/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Algemeen De hogeschool werkt nauw samen met andere hogescholen en de toeleverende havo en vwo scholen in Friesland in het project VO-HBO. Doelstelling van dit project is de aansluiting zo goed mogelijk te laten verlopen. Onderzoek vanuit dit project geeft aan dat de aansluiting momenteel als voldoende wordt ervaren. Het vrijstellingenbeleid is in het studentenstatuut opgenomen. Het is gebaseerd op onderzoek van de programma´s van havo en vwo of verkregen relevante werkervaring (EVC). Studenten die op individuele basis een vrijstelling willen, moeten dit aantonen met bewijsstukken. De examencommissie neemt de uiteindelijke beslissing of een student voor vrijstelling in aanmerking komt. Studenten kunnen via de 21+ regeling toegelaten worden tot de opleiding. Een toekomstig student moet dan een assessment verrichten waaruit blijkt dat hij over voldoende capaciteiten beschikt om de opleiding met goed gevolg te kunnen doorlopen. De CHN en NHL zijn gezamenlijk een EVC-centrum begonnen, dat zich toelegt op het versterken van de arbeidsinzetbaarheid van werknemers en werkzoekenden in vooral Friesland. Het EVC-centrum moet uitmonden in de vorming van een regionaal leerwerkloket dat als schakel fungeert tussen werkgevers, werkenden, werkzoekenden en opleidingen. Op deze wijze wil de NHL de zij-instroom verhogen. Het is de bedoeling dat het merendeel van de deelnemers een duale opleiding gaat volgen aan de NHL of CHN. De NHL heeft de Code of Conduct getekend. ES Studenten uit het voortgezet onderwijs kunnen vanuit ieder studieprofiel instromen. Voor de profielen E&M, N&G en N&T geldt wel dat studenten in twee moderne vreemde talen een eindexamen moeten hebben afgelegd. Hetzelfde geldt voor voor havisten en vwo ers oude stijl. Mbo-opleidingen sluiten doorgaans niet zo goed aan op de ES-opleiding door het ontbreken van talenonderwijs. De opleiding stelt daarom de eis dat mbo/instromers op niveau 4 moeten zijn afgestudeerd met ten minste één vreemde taal in hun pakket. Via exitgesprekken met studiestakers (uitvallers) heeft de opleiding zicht op de redenen waarom studenten stoppen met de studie. De resultaten van deze exitgesprekken worden periodiek besproken in het ES-kernteam. De belangrijkste reden van uitval: de talenmodules. In het studiejaar 2006-2007 hebben 3 studenten HEBO deelgenomen aan een NHL exit-interview. Deze studenten waren tevreden over de begeleiding en de bereikbaarheid van de docenten. Struikelblokken waren de talenmodules. Daarnaast gaf 1 student aan dat hij meer cultuurvakken in het programma had verwacht. Aankomende studenten kunnen zich via open dagen, proefstuderen, digitale informatie (DigIt), wegwijsdagen of via de Provinciale beroepenvoorlichting oriënteren op de opleiding. Uitgangspunt van de opleiding bij de voorlichting is om het beroepsprofiel duidelijk neer te zetten.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
33/79
De instroom bij ES was in 2005 zeer gering (10 studenten). Om de instroom te vergroten, is besloten ES met ingang van het studiejaar 2006-2007 weer als eigenstandige major te laten bestaan. In 2006 stroomden 20 studenten in en voor het studiejaar 2007-2008 staan 34 studenten HEBO ingeschreven. Uit het studententevredenheidsonderzoek 2007 blijkt dat het overgrote deel (87%) van de studenten tevreden is over de aansluiting van de opleiding op de vooropleiding. IV Het programma van de opleiding sluit aan bij de wettelijk voorgeschreven profielen van havo en vwo. De opleiding biedt geen verkorte leerroutes aan voor mbo-studenten, omdat er geen vierjarige mbo-studie is die aansluit op Integrale Veiligheid. Met de mbo opleidingen uniformberoepen van ROC De Friese Poort wordt door de opleiding wel overleg gevoerd over eventuele toekomstige aansluiting van mbo-veiligheidsopleidingen op IV. De opleiding biedt studenten de mogelijkheid vrijstellingen aan te vragen op basis van Elders Verworven Competenties. De examencommissie neemt een besluit op basis van de resultaten van een intakegesprek, de onderliggende bewijsbrieven en een advies van een vakinhoudelijk docent. Het panel heeft hier voorbeelden van gezien. Vanaf 20072008 wordt daar het EVC-Centrum Fryslân voor ingeschakeld. Twee docenten van de opleiding zijn getraind auditor. Het is voor studenten mogelijk om gedurende het studiejaar in te stromen. Voor de deeltijdopleiding geldt dat een student deze opleiding in drie jaar kan doen als aan de volgende voorwaarden is voldaan: o De student heeft een relevante werkkring op voldoende niveau en kan op basis daarvan vrijstelling krijgen van de derdejaarsstage; o De student kan binnen de relevante werkkring parallel aan de andere studieactiviteiten in het derde jaar een opdracht verrichten die volgens de examencommissie afstuderenswaardig is. In het zelfevaluatierapport staat dat naar het oordeel van de opleidingscommissie de opleiding qua niveau goed aansluit op het havo-niveau. Wel is er een duidelijk verschil in de manier van leren. De OC acht het raadzaam om daar in de voorlichting bij de werving en in het begin van de opleiding meer aandacht aan te besteden. In coachgesprekken in het kader van personal development planning / studieloopbaanbegeleiding en middels de studie-adviseur wordt aandacht geschonken aan de aansluiting van de opleiding op de vooropleiding. Er worden exit gesprekken gehouden met studenten die uitvallen In 2005-2006 is een relatief groot aantal studenten in jaar 1 gestopt met de opleiding. Naast studenten die aangaven een niet goed overwogen of verkeerde keuze te hebben gemaakt dan wel met hun propedeuse op zak universitair te willen gaan studeren, gaf een niet te verwaarlozen aantal studenten aan dat de opleiding meer dan verwacht een bestuurs- en beleidskundig karakter had. In 2006-2007 zijn daarom in de propedeuse ook meer en meer herkenbare aan de IV-context gebonden elementen in het programma opgenomen. In 2006-2007 zijn weinig exit gesprekken gevoerd, maar hebben in vergelijking met voorgaande jaren meer studenten de opleiding met een negatief bindend studieadvies verlaten.
34/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Van de studenten die de opleiding verlaten tijdens de hoofdfase van studie doet het merendeel dit omdat men (alsnog) wordt aangenomen voor een politie- of defensieopleiding. Ten aanzien van dergelijke uitval wordt, behoudens gesprekken over de keuzes die men maakt, geen verdere actie ondernomen. Aankomende studenten kunnen zich via open dagen, proefstuderen, digitale informatie (DigIt), wegwijsdagen of via de Provinciale beroepenvoorlichting oriënteren op de opleiding. Er is speciale voorlichting voor mensen die overwegen een deeltijdstudie te gaan volgen. Het is beleid dat aspirant-deeltijdstudenten een (intake)gesprek voeren. Uit het studententevredenheidsonderzoek 2007 blijkt dat driekwart van de studenten tevreden is over de aansluiting van de opleiding op de vooropleiding.
Facet 2.6
Duur
ES IV
Voldoet Voldoet
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Algemeen De omvang en de duur van de opleiding is wettelijk vastgelegd via de Onderwijs Examen Regeling (OER). De studie is opgebouwd uit 8 semesters van ieder 30 EC. In de studiegidsen staat per studieonderdeel het aantal EC en het aantal contacturen beschreven. ES In de nieuwe structuur zijn de 240 EC als volgt verdeeld: o 170 Major ES o 30 EC studie in het buitenland o 30 EC minor o 10 EC vrije keuzeruimte. IV In de major-minor structuur zijn de 240 EC als volgt verdeeld: o 170 Major Public Management (Bestuurskunde / Overheidsmanagement), waarvan 35 EC opleidingsspecifiek, 60 EC stage en afstuderen (ook opleidingsspecifiek) en 75 EC gemeenschappelijk met Bestuurskunde o Twee minoren van elk 30 EC, waarvan ten minste één verdiepende minor op het gebied van integrale veiligheid; o 10 EC vrije keuzeruimte.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
35/79
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
ES IV
Goed Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ES en IV Het didactisch concept is op hogeschoolniveau vastgelegd in het document Onderwijsconcept NHL. Het instituut ECMA heeft dit nader uitgewerkt in het document Onderwijsvisie Instituut ECMA.(zie inleiding bij onderwerp 2). De opleidingen hanteren diverse werkvormen. In de conceptuele leerlijn is gekozen voor hoor- en werkcolleges en zelfstudie. In werkcolleges worden onder begeleiding van een docent theorieën besproken, toegepast of, naar aanleiding van huiswerkopdrachten, wordt de toepassing geëvalueerd. In de vaardighedenlijn gaat het om trainingen, practica en simulaties crisimanagement (IV). Deze zijn gepland over alle studiejaren en lopen op van algemene basisvaardigheden (communicatie, managementvaardigheden, presentatie,) naar de beroepsvaardigheden (vooral beheersing van en communiceren in vreemde talen bij ES en vaardigheden op het gebied van veiligheid bij IV). In onderzoekspractica wordt bijvoorbeeld getraind in onderzoeksvaardigheden en bij projecten wordt ook de presentatievaardigheid geoefend. Ook leren studenten in werkgroepen en projecten vaardigheden op het gebied van samenwerken, vergaderen, voorzitten en notuleren. In de Integratielijn wordt in projecten gewerkt. Door hier aan te werken verkrijgt de student projectvaardigheden en praktijkervaring. Hoorcolleges, werkcolleges en trainingen zijn zo veel mogelijk binnen projecten ingepast. Ook in stages en het afstudeerproject integreren de studenten kennis en inzicht, vaardigheden en attitudes. De reflectielijn is geïntegreerd in projecten, stage en afstuderen. Gedurende de opleiding schrijft de student enkele reflectieverslagen, waarin hij/zij reflecteert op competenties, leerdoelen, het groepswerk en het eigen functioneren. In de Studieloopbaanlijn vormen de studenten zich een beeld van het beroepenveld en de competenties die voor verschillende functies in het veld benodigd zijn. In de oorspronkelijke structuur houdt de student elk jaar een portfolio bij waarin de student reflecteert op de beroepscompetenties, de leerdoelen die de student voor zichzelf heeft gesteld en de studievoortgang. De student bespreekt dit met zijn mentor. Ook laat de student middels een aantal voorbeeldprojecten zien wat hij in zijn mars heeft. Vanaf 2004 gebeurt dat via Personal Development Planning, waarbij de student een coach krijgt toegewezen die op gezette tijden met de student de studievoortgang in het licht van de beroepscompetenties bespreekt. In het jaar 2006-2007 is studieloopbaanbegeleiding bij ES geïntroduceerd. In 2007 2008 is dit bij IV van start gegaan. In de werkvormen is ruimschoots aandacht voor de aansluiting tussen theorie en praktijk, via gastcolleges, het betrekken van mensen uit het beroepenveld bij de ontwikkeling en
36/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
uitvoering van onderwijsonderdelen, externe opdrachtgevers, interviews en onderzoek. Voorbeelden van gastcolleges HEBO: SNN (Samenwerkingsverband Noord-Nederland), Greenpeace Brussel, Europees Investeringsbank, Europese Centrale Bank, Voorlichtingsbureau Europees Parlement, Lobbyist Albert Heijn, VNG. Voorbeelden voor IV zijn: Bij Crisissimulatie neemt de regionale brandweer deel aan de oefenleiding. In het Project Sociale Veiligheid (2006-07) is een substantieel deel van het onderwijs door de politie verzorgd. De onderwijsvormen hebben betrekking op de latere werksituatie: studenten werken aan concrete opdrachten die ze ook in de praktijk toebedeeld zouden kunnen krijgen: onderzoek, wijkveiligheidsscans, risicoinventarisaties en -evaluaties, veiligheidsmanagementsystemen en bedrijfsnoodplannen. Studenten van beide opleidingen zijn tevreden over de verschillende en afwisselende werkvormen (Studententevredenheidsonderzoek 2007) Het panel stelt vast dat de opleidingen ES en IV een mix van werkvormen gebruikt die past bij de uitgangspunten van het onderwijs.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
ES IV
Voldoende Voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: ES en IV Het toetsbeleid van beide opleidingen is in ontwikkeling. Daarbij is het beleid op centraal niveau van de NHL leidend (invoering NHL toetsbeleid). De omzetting van het onderwijs naar het major-minorsysteem maakt verandering van de toetssystematiek noodzakelijk evenals de invoering van competentiegericht onderwijs De uitgangspunten voor de toetsing zijn vastgelegd in het document Toetsbeleid Instituut ECMA. Het beleid van het instituut heeft model gestaan voor het toetsbeleid van de hogeschool. Uitgangspunt is dat de doelen van de opleiding herleidbaar moeten zijn naar de toetsing van het programma en de afzonderlijke modulen. De niveau-indicaties moeten in de toetsen zichtbaar zijn. De NHL is in 2005 gestart met het ontwikkelen en verbeteren van het toetsbeleid naar aanleiding van signalen van de Inspectie Onderwijs en de Onderwijsraad. Het toetsbeleid van de NHL is vanaf 2006 van kracht. Opleidingen verantwoorden het beleid in een toetsplan. Beide opleidingen hebben een toetsplan. Verantwoording betreft: hoe is voldaan aan wettelijke kaders, aan de Dublin-descriptoren, de (domein)competenties. Verder verantwoordt de opleiding de gebruikte toetsvormen en dat het programma van toetsen voldoende garant staat voor een gefundeerd oordeel over de kwaliteit van de individuele student. Ook dient het toetsplan te beschrijven hoe de kwaliteitsbewaking van de toetsen is geregeld.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
37/79
Het panel heeft het toetsplan ingezien en stelt vast dat het een goede richtlijn biedt om het toetsbeleid en de toetspraktijk verder te ontwikkelen. Er zijn methodes en richtlijnen beschreven om de kwaliteit van het toetsen te bewaken: bij toetsontwikkeling wordt ten minste één andere docent betrokken of de toetsen worden aan het team voorgelegd. Bij afname van toetsen (examens) zijn twee examinatoren betrokken, alle onderwijseenheden worden ten minste eens in de drie jaar geëvalueerd (naast eigen initiatief van docenten om onderwijseenheden te evalueren). De taken en verantwoordelijkheden van de examencommissie, opleidingscommissie, afdelingshoofd, instituutsdirecteur en CvB zijn vastgelegd in het toetsplan van de opleiding. De examencommissie heeft onder andere de taak om richtlijnen en aanwijzingen te geven over de beoordeling, waaronder eisen betreffende de vorm van toetsing en de aansluiting op de eindkwalificaties. Het opgestelde toetsplan zal in 2007-2008 worden uitgevoerd. Het panel heeft kunnen vaststellen dat de opleidingen gebruik maken van diverse toetsvormen: individuele tentamens, individuele opdrachten, groepsopdrachten (project), simulaties ontleend aan de beroepspraktijk, assessment, rollenspel, beoordeling van gedrag in een groep of een externe activiteit (meeloopstage), gekoppeld aan een reflectieverslag. De studieloopbaanlijn krijgt aandacht bij de mentorgesprekken en tijdens de stage. De studieloopbaanlijn wordt summatief getoetst middels coaching gesprekken. De wijze van toetsing van programmaonderdelen is opgenomen in de modulebeschrijvingen. Daarin zijn ook beoordelingscriteria opgenomen. Bij verschillende toetsen (stage, afstuderen) zijn vertegenwoordigers uit het werkveld betrokken bij de beoordeling. Bij de opleiding IV is ook het lectoraat betrokken bij het beoordelen van het praktijkonderzoek en de minor veiligheidsregie. Het panel heeft toetsen ingezien en stelt vast dat het geformuleerde beleid grotendeels wordt uitgevoerd zoals beschreven in het toetsbeleid. Met betrekking tot het beoordelen van eindwerkstukken en stages stelt het panel vast dat de beoordeling meer impliciet de hbo-kenmerken (Dublin-descriptoren) toetst dan expliciet. Het panel vindt dat het analytisch gehalte en kritische reflectie op het onderzoek mager is (maar niet onder de maat). Beide opleidingen herkennen en erkennen dat de toetspraktijk aanscherping behoeft. Het panel heeft kunnen vaststellen dat daar aan gewerkt wordt. Bij IV vindt vanuit het lectoraat terugkoppeling plaats naar het onderwijs. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar in de betrokkenheid van docenten in de kenniskring IV bij het programmaonderdeel onderzoek en begeleiding van studenten, bij het formuleren van onderzoeksopdrachten (focussen van de opdracht op een concrete afgebakende opdracht) en uitvoering van onderzoek (onder andere analyseren van data en trekken van conclusies). Uit de studentenenquête 2007 blijkt dat een groot deel van de studenten ES vindt dat het niveau van de opleiding wel hoger mag zijn. Het docententeam van ES meldt dat de toetspraktijk in het eerste en tweede jaar is bijgesteld. Bij de ontwikkeling van het majorminorsysteem is dit meegenomen (volgens de voorschriften van het toetsplan). Propedeuse studenten ES, zo blijkt uit de enquête 2007, zijn tevreden over het niveau van de toetsen. Uit enquêtes blijkt dat IV studenten eveneens tevreden zijn over het niveau.
38/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Volgens de studenten (Studententevredenheidsonderzoek 2007) is het voor hen duidelijk waarop zij worden beoordeeld, de toetsen sluiten, aldus studenten, voldoende aan op het onderwijs en studenten vinden dat ze voldoende getoetst worden. Het panel stelt vast dat de toetspraktijk van beide opleidingen wordt bijgesteld. Er is een nieuw beleid ontwikkeld dat voldoende richtlijnen biedt om de toetspraktijk aan te scherpen. Uit bovenstaande blijkt dat de opleiding bezig is met het aanpassen en verbeteren van de huidige praktijk en daarvoor activiteiten heeft gepland en in uitvoering heeft genomen. Het panel komt tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
ES IV
Goed Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het strategisch personeelsbeleid van de NHL is vastgelegd in de nota Meer Mogelijk maken (2001). Het beleid kent drie speerpunten: de bekwaamheden van medewerkers verder ontwikkelen; de flexibiliteit van de organisatie verhogen; en de efficiency verhogen. De speerpunten worden jaarlijks vertaald in concrete resultaatafspraken tussen het College van Bestuur en het instituut (RGM). Het beleid wordt uitgevoerd vanuit het Uitvoeringsprogramma Meer Mogelijk Maken, dat is opgebouwd uit drie onderdelen: verbetering van het planning- en controlproces; managementontwikkeling (MD-traject); en de introductie van nieuwe personeelsinstrumenten. Uit de vijfde, en laatste, Voortgangsrapportage Meer Mogelijk Maken (2005) blijkt dat vrijwel alle deelprojecten zijn afgerond: er is een personeelsmonitor opgezet; er is een centrum voor competentie-ontwikkeling ingericht; het MD-traject is afgerond; er zijn competentieprofielen gemaakt; en er is een beoordelingsregeling ontwikkeld. Teamontwikkelingsplannen zijn nog in ontwikkeling. De directeur van het instituut is eindverantwoordelijk voor het personeelsbeleid van het instituut. Coachend leiderschap en docentschap, loopbaanontwikkeling, verhoging van mobiliteit en flexibiliteit zijn leidende principes. Medewerkers behoren tot een team onder leiding van een (domein)manager. Docenten moeten volgens het NHL-beleid een aantal jaren relevante, liefst recente werkervaring hebben. De breedte van het werkveld dient weerspiegeld te zijn in het docententeam. Specialistische kennis wordt vooral ingezet op basis van gastdocentschappen. Alle docenten met een vaste aanstelling moeten een didactische aantekening hebben. Voor alle functiegroepen zijn competentieprofielen ontwikkeld. Een van de competenties voor docenten is omgevingsbewustzijn/externe gerichtheid . De invulling daarvan komt aan de orde in de POP- (of plan-)gesprekken.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
39/79
Het personeelsbestand van ECMA bestaat uit een kern van vast aangestelde, breed inzetbare docenten en een schil van flexibel inzetbare veelal tijdelijk aangestelde specialisten uit de beroepspraktijk. 90% van de docenten van ECMA heeft als docentbegeleider voor stages en afstuderen contact met het werkveld. Met ingang van het studiejaar 2007/2008 is 1659 uur (1 fte) niet ingeroosterd voor eventuele 'onverwachte' contractactiviteiten. Voor het versterken van netwerken en het intensiveren van de binding met de beroepspraktijk biedt het domein aan docenten de mogelijkheid om tijdelijk uit te stromen in de vorm van een stage, uitdetachering, het verzorgen van gastcolleges en jobrotation. Een vijftal docenten van Public Management wordt gedetacheerd bij kenniskringen gerelateerd aan een lectoraat. Daarnaast nemen enkele docenten op detacheringsbasis deel aan projecten van TCNN (onder andere betreffende leefbaarheid kleine kernen). Het afgelopen jaar heeft één docent in opdracht van een grote gemeente een groter organisatieonderzoek geleid. In het kader van externe contractactiviteiten vinden kleine opdrachten plaats waarin docenten participeren. Met diverse buitenlandse, bevriende universiteiten vindt een uitwisseling van docenten plaats, hetgeen onder meer resulteert in gastcolleges. In het kader van internationalisering worden jaarlijks internationale studiereizen georganiseerd. De opleiding wil hiermee internationale contacten onderhouden en uitbreiden. Zo zijn er studiereizen geweest naar onder andere Brussel en Straatsburg. In 2006 hebben docenten internationale congressen bezocht in Warschau, Bern, Kosice, Sofia en Ludwigsburg. In Ludwigsburg zijn eveneens gastcolleges verzorgd door docenten uit het domein. Tot slot zijn (potentiële) partnerinstellingen bezocht in België (Kortrijk), Frankrijk (Nice) en Spanje (Madrid). Vooral relaties met onderwijsinstellingen in het buitenland en formele netwerken zullen worden geïntensiveerd. Tijdens de bezoeken aan de buitenlandse partnerinstellingen stonden de volgende punten op de agenda: informatie uitwisselen over inhoud van curricula, uitbouwen van studentenuitwisseling en de inzet van wederzijdse gastdocenten. ES Een aantal van de ES-docenten heeft internationale werkervaring. Zij hebben o.a. gewerkt als beleidsmedewerker van het Europarlement, trainer, diplomaat, bestuurskundige of als docent aan een buitenlandse onderwijsinstelling. Dit heeft het panel uit de CV s kunnen opmaken. In het team is een ondervertegenwoordiging van docenten met werkervaring op het gebied van business en communicatie. Met uitzondering van de vier talendocenten, hebben vrijwel alle docenten een bestuurskundige achtergrond. Om beide onderwijsgebieden voldoende in het curriculum tot uitdrukking te laten komen, maakt ES gebruik van NHL-docenten uit het domein Marketing en werkt zij samen met het Instituut Educatie en Communicatie. Bij diverse curriculumonderdelen wordt gebruik gemaakt van de kennis van externe docenten. De opleiding wil dit laatste intensiveren. Gastdocenten worden gevraagd voor
40/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
lezingen. Voorbeelden zijn lezingen van bestuurskundigen, onderzoekers en Europarlementariërs. Van docenten wordt verwacht dat zij internationale dimensies in het reguliere onderwijsaanbod aanbrengen, zogenaamde fields of excellence ontwikkelen en het aanbod van Engelstalige modules verder uitbreiden. In dit kader wordt ook gestreefd om docenten gastcolleges in het buitenland te laten verzorgen en deelname aan internationale studiereizen te vergroten. Als target is gesteld dat ten minste 20 procent van de docenten met een aanstelling van 0.8 fte of meer in het buitenland is geweest, via een docentstage, werkbezoek of gastdocentschap. Voor leden van de kenniskring internationalisering geldt een norm van ten minste één maal per jaar. Van de 13 ES-docenten hebben twee docenten een hbo-opleiding genoten, de overige docenten zijn academisch geschoold. Eén docent is gepromoveerd. Alle talendocenten van ES zijn native speakers. Studenten zijn hierover positief en vinden dat dit een meerwaarde heeft. Studenten geven aan (Studententevredenheidsonderzoek 2007) dat docenten voldoende deskundig zijn en op de hoogte zijn van de beroepspraktijk. IV Docenten van de opleiding IV hebben een gevarieerde, actuele beroepsmatige achtergrond, onder andere bij de politie, onderzoek- en adviesbureaus, Tweede Kamer, arbo-unie, beveiliging en universiteiten. Verschillende docenten zijn lid van de Nederlandse Vereniging van Integrale Veiligheid, waar practitioners, onderzoekers, docenten en studenten op het gebied van veiligheid met elkaar kennis en ervaringen uitwisselen. Daarnaast zijn docenten lid van andere relevante organisaties, zoals de European Crisis Management Academy en de Vereniging voor Bestuurskunde. Vanuit de opleiding zijn verschillende docenten voor een deel van hun aanstelling gedetacheerd bij het Lectoraat Integrale Veiligheid, waar zij zich onder meer bezig houden met externe dienstverlening, onderzoek, kennisontwikkeling. De totale omvang van de detachering behelst 1,7 fte. Maandelijks organiseert het lectoraat een lunchdebat waarvoor de docenten van het domein worden uitgenodigd. Tijdens het debat staan actuele ontwikkelingen op het gebied van veiligheid en veiligheidsonderzoek op de rol. Van de 22 IV-docenten heeft er één docent een hbo-opleiding genoten, de overige docenten zijn academisch geschoold. Één docent is gepromoveerd. Docenten onderhouden een relatienetwerk. De relaties komen op dit moment tot stand via het stagenetwerk, via de persoonlijke netwerken van medewerkers uit het domein, via het lectoraat Integrale Veiligheid, de Adviesraad van de opleiding en via studenten. Voorbeelden zijn de politieacademie, NIBRA, TNO, universiteiten en hogescholen in het buitenland. In het kader van internationalisering zijn voor IV studiereizen naar Brussel, Kortrijk en Stockholm georganiseerd. In Stockholm is een paper gepresenteerd door een onderzoeker / docent. Vanuit het lectoraat wordt in internationaal vergelijkend onderzoek samengewerkt met universiteiten in België, Duitsland, Denemarken en Noorwegen. De lector en een docent maken, samen met docenten van drie andere IV- en IVKopleidingen, deel uit van de redactie van het Basisboek Integrale Veiligheid. Het
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
41/79
Basisboek is in 2006 verschenen. De lector en een docent maken deel uit van de redactie van het digitale studielandschap dat rond het basisboek is gecreëerd. Studenten geven aan dat de opleiding op actuele ontwikkelingen aansluit en dat docenten voldoende deskundig zijn en de beroepspraktijk kennen. Dit wordt door studenten als sterk punt van de opleiding gezien (studentenenquêtes; notulen OC).
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
ES IV
Goed Goed
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Docenten in het domein Public Management worden bij alle drie de opleidingen van het domein ingezet. De inzet verschilt per onderwijsperiode en per studiejaar. De docentstudent ratio op domeinniveau is 1:26,8. Op NHL-niveau is een meerjarenformatieplan opgesteld, dat jaarlijks wordt geëvalueerd en bijgesteld. Op basis van werkelijke studentenaantallen worden docenten toegewezen naar domeinen en opleidingen. Jaarlijks wordt een voortgangsrapportage van het personeelsbeleid opgesteld en een sociaal jaarverslag. Het instituut ECMA hanteert bij de verdeling in aanstellingen voor onbepaalde tijd en bepaalde tijd een ratio van 85:15. Voor flexibele inzet wordt 20% van de personele begroting gereserveerd. De student/personeelsratio van de NHL is 12 (het gemiddelde voor het HBO is 13,5). De student/personeelsratio van ECMA is 17,5. De ratio student/ docent van ECMA is 22,7. In totaal zijn 25 docenten actief binnen het domein. Gezamenlijk hebben ze een formatieomvang van 17,58 fte. De meesten zijn actief binnen de drie opleidingen in het domein. In totaal zijn 13 docenten actief bij ES. Gezamenlijk hebben ze een formatieomvang van circa 11 fte. Ten opzichte van het aantal studenten is dit ruim. De meeste van hen zijn echter eveneens actief bij de overige twee opleidingen in het domein. De ES-opleiding is klein in omvang. De beperkte omvang van de ES-studentenpopulatie heeft geen consequenties gehad voor de kwantiteit van het personeel. ES zal de huidige formatieomvang ook het komende jaar behouden, zodat voldoende capaciteit beschikbaar is voor een werving van nieuwe studenten, het waar nodig aanpassen van het herziene curriculum en het intensiveren en uitbreiden van de bestaande (internationale) netwerken. Het domein heeft gekozen om te investeren in de opleiding om de opleiding verder te laten groeien. ES schakelt incidenteel docenten in vanuit andere domeinen of instituten. Daarnaast wordt af en toe gebruik gemaakt van freelancers (op tijdelijke basis ingehuurde docenten en praktijkmensen).
42/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Bij de opleiding IV zijn 22 docenten betrokken met een omvang van 12 fte (exclusief uitdetachering en deelname in kenniskring). Inclusief gaat het om 17 fte. Uit het Medewerkerstevredenheidsonderzoek 2006 komt naar voren dat de werkdruk acceptabel is. Uit het Studententevredenheidsonmderzoek 2007 blijkt dat docenten voldoende bereikbaar zijn. IV studenten zijn daar tevreden over (62%). Van de ES studenten is 74% tevreden.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
ES IV
Goed Goed
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De rol van de docent bij de NHL verandert. Het accent komt meer te liggen bij de rol van coach en begeleider, coördinator, organisator, toegepast onderzoeker en ondernemer. Naast de primaire, lesgevende taak wordt het takenpakket verbreed met andere kennisdiensten. Een en ander is het gevolg van de verandering naar competentiegericht onderwijs. De NHL kent competentieprofielen. Bij het instituut ECMA worden de rollen van de docenten gerelateerd aan de leerlijnen. Het instituut ECMA wil investeren in de ontwikkeling van de docenten in deze rollen. Hiertoe zijn studiedagen georganiseerd. De versterking van het onderwijskundig profiel, specifiek de nieuwe rol van de docent in de onderwijsvernieuwing, is een van de prioriteiten in het Beleidsplan Scholing en Ontwikkeling (ECMA, 2006). Daarnaast is het scholingsbeleid gericht op onder meer de versterking van de externe gerichtheid, waaronder internationalisering en de beroepspraktijk, op interne en externe mobiliteit, op de ontwikkeling van de nieuwe rol van het management en op de ontwikkeling van deskundige kenniskringen binnen de lectoraten. Het scholingsbudget wordt binnen ECMA jaarlijks vastgesteld. Voor deskundigheidsbevordering is jaarlijks 10% van de taakbelasting van docenten beschikbaar en 5% van de instituutsbegroting. De NHL hanteert een systematiek van plan- en beoordelingsgesprekken in een jaarlijkse cyclus. Uit het Sociaal Jaarverslag 2005 blijkt dat het instituut ECMA in voldoende mate functioneringsgesprekken (nu beoordelingsgesprekken) heeft gevoerd. Dat geldt eveneens voor de realisering van opleidings- en ontwikkelingsactiviteiten. Ten opzichte van andere instituten scoort het instituut in dit opzicht hoog. Na een succesvolle pilot in 2005 met 360-gradenfeedback heeft de NHL het instrument in 2006 algemeen beschikbaar gesteld. Er is besloten het instrument binnen vier jaar bij alle medewerkers af te nemen.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
43/79
De bestedingen van ECMA aan opleiding en ontwikkeling zijn van 2001 tot 2005 meer dan vervijfvoudigd. Op NHL-niveau is sprake van een toename met 250% (Sociaal Jaarverslag 2005). ECMA heeft een leerplancommissie die het MT adviseert over onderwijsvernieuwing. ES en IV Het panel heeft kunnen vaststellen dat jaarlijks een plangesprek wordt gevoerd met personeelsleden. De in september 2006 aangestelde domeinmanager heeft kort na zijn aantreden met alle medewerkers een kennismakingsgesprek gevoerd, in de maanden juni en juli 2007 zijn plangesprekken afgenomen en in het tweede semester van het studiejaar 2007-2008 vinden functioneringsgesprekken plaats. Op grond van de gesprekken voortvloeiend uit de nieuwe PLAN systematiek, worden afspraken gemaakt over de ontwikkelings- en resultaatdoelstellingen van de individuele medewerker. Ook worden afspraken gemaakt over de wijze waarop de organisatie ondersteuning biedt om de genoemde doelstellingen ook daadwerkelijk te kunnen realiseren. Er bestaat een mogelijkheid tot bijscholing van medewerkers in de vorm van onder andere gerichte opfriscursussen, (snuffel)stages, gastcolleges en detacheringen. Van detachering en stages wordt vrijwel geen gebruik gemaakt. Vormen van bijscholing die wel plaatsvinden zijn: groepscursussen, individuele opfriscursussen (talen bijv.), verdiepingscursussen, het volgen van onderwijs bij andere instellingen. Nieuwe docenten worden zo snel mogelijk in staat gesteld hun didactische aantekening te halen. De afgelopen jaren hebben diverse plenaire scholingsdagen op domeinniveau plaatsgevonden. Onder andere op het gebied van toetsen. Dit wordt in de komende jaren voortgezet. Naast de PLAN systematiek achterhaalt de domeinmanager ook op andere manieren hoe de kennis en vaardigheden van een individuele docent zich ontwikkelen. In het bijzonder zorgen de module-evaluaties, de spuisessies, de panelgesprekken en de tweejaarlijkse studentenenquête voor de nodige input over het functioneren van docenten, over de actualiteit, het niveau en de toepasbaarheid van het studieprogramma. Het Tevredenheidsonderzoek medewerkers NHL 2004 en 2006 geeft een redelijke tevredenheid over de opleidings- en ontwikkelmogelijkheden te zien. Medewerkers zijn tevreden over de mogelijkheden op het gebied van deskundigheidsbevordering, opleidingen, cursussen en trainingen. Een grote meerderheid van de studenten van beide opleidingen is tevreden over de mate waarin docenten op de hoogte zijn van de beroepspraktijk (80 85%) en vindt dat de docenten deskundig zijn (90%). Studenten zijn tevreden (ES 87% en IV 68%) over de didactische kwaliteiten van docenten. Coachingsvaardigheden scoren respectievelijk 92% en 70%.
44/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
ES IV
Goed Goed
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De Gemeente Leeuwarden, de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, de Christelijke Hogeschool Nederland en de Hogeschool Van Hall Larenstein ontwikkelen samen een Kenniscampus voor hoger onderwijs en onderzoek en voor versterking van de kenniseconomie in de regio. In de huidige situatie beschikt de NHL over acht uitvoeringslocaties voor het onderwijs. Er is sprake van een overgangssituatie. In 2008 komt de nieuwbouw op de kenniscampus gereed en verhuizen de opleidingen naar deze locatie. De hogeschool beschikt over enkele mediatheken die als standaardpakket worden aangeboden aan alle onderwijsinstituten. De instituutsdirectie ECMA geeft aan dat er in het algemeen geen knelpunten bestaan ten aanzien van de voorzieningen. Op het gebied van ict-voorzieningen beschikt de NHL over computers voor studenten in een ratio PC-student van 1:8. Dat komt overeen met het landelijk gemiddelde. De hogeschool heeft haar ict-beleid vastgelegd in het Beleidsplan 2006-2008 (2005). Daaruit voortvloeiend zijn er 15 ict-projecten, die worden aangestuurd door een Stuurgroep Informatisering. Deze stuurgroep heeft voorts tot taak het informatiseringsbeleid voor de hogeschool te ontwikkelen en voorstellen te doen voor de organisatie en inrichting van de informatiefunctie binnen de hogeschool. Alle communicatie binnen de hogeschool wordt gebundeld via het intranet. Dat biedt algemene en opleidingsspecifieke informatie. Ook de catalogus van de mediatheek kan via intranet worden geraadpleegd. Binnen ECMA is als pilot een nieuwe flexibele werkomgeving ingericht. De ervaringen daarmee worden meegenomen in de inrichting van de nieuwe unilocatie. Verder zijn er binnen de hogeschool diverse studielandschappen. Het instituut bepaalt jaarlijks welke faciliteiten nodig zijn en sluit daarvoor contracten met het Facilitair Bedrijf. Volgens de NHL-studentenenquête en het Medewerkertevredenheidsonderzoek 2005 is het algemene oordeel over gebouwen en voorzieningen positief. Studenten zijn niet tevreden over de beschikbaarheid van computers. De hogeschool geeft aan dat het computergebruik van studenten piekuren kent. Aan de randen van de dag is het grootste gedeelte van de computers niet in gebruik. Voor het leren (spreken en verstaan) van moderne vreemde talen is een talenpracticum aanwezig.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
45/79
Facet 4.2
Studiebegeleiding
ES IV
Voldoende Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: IV en ES Het zelfevaluatierapport meldt dat het belangrijkste doel van studiebegeleiding is om studieproblemen te voorkomen dan wel te signaleren en op te lossen. De opleidingen maken een onderscheid tussen vakspecifieke en algemene begeleiding. De opleiding geeft de algemene, individuele studiebegeleiding vorm via een systeem van studieloopbaanbegeleiding en decanaat. De opleiding geeft de vakspecifieke begeleiding vorm middels het tutoraat. In de begeleiding bekleedt de docent diverse rollen. Deze rollen zijn beschreven in het document Handleiding Onderwijsrollen (2007). Studenten die op stage zijn dienen, in de visie van de opleiding, ten minste twee begeleiders te hebben: één begeleider vanuit de opleiding en één vanuit de stagebiedende organisatie (Studentenstatuut, Stagehandleiding, Afstudeerhandleiding). De opleiding informeert de studenten enerzijds via 'traditionele' methoden zoals studentenstatuut, publicatieborden, postvakjes van studenten, post op het thuisadres en via klassenvoorzitters en anderzijds via internettechnologie zoals de digitale leeromgeving (Blackboard), de e-mail van studenten, de NHL website en een systeem voor cijferinzage (Grade extractor). Verder is de afspraak dat studenten twee weken na het maken van een tentamen of zes weken na het inleveren van een opdracht uitslag krijgt over de resultaten ervan. Er is een Handleiding Studieloopbaanbegeleiding voor studenten van de drie opleidingen binnen het domein ontwikkeld. Voorts zijn er formats voor studieloopbaangesprekken. Daarnaast is in het studentenstatuut informatie over studieloopbaanbegeleiding te vinden. Onder docenten leeft nog wel de behoefte aan scholing op het gebied van studieloopbaanbegeleiding. Tutorale begeleiding vindt eveneens in de eerste twee studiejaren plaats. In elk studiejaar is 2 EC voor het tutoraat opgenomen. ES Uit de studentenenquête 2007 komt naar voren dat een meerderheid van de ESstudenten de studiebegeleiding als onvoldoende beoordeelt (57%). In deze enquête komt eveneens naar voren dat studenten ontevreden zijn over de tijdigheid van informatie. Vooral het administratief verwerken van voortgangsresultaten en het tijdig bekendmaken van deze resultaten aan studenten, laat te wensen over. Studenten hebben via intranet inzage in de actuele cijfers, maar vooralsnog is er te vaak vertraging bij publicatie.
46/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
In de opleiding ES is met ingang van september 2007 voor zowel het eerste als het tweede studiejaar ruimte ingebouwd voor de studieloopbaanbegeleiding (elk jaar 1 EC). Elke student krijgt vanaf het begin van de opleiding een eigen studieloopbaanbegeleider. Uit de stage evaluatie HEBO komt het volgende beeld naar voren: 80% oordeelt positief over de begeleiding van de praktijkdocent, 77% van de studenten vond de begeleiding van de stagedocent goed. De meerderheid oordeelde ook positief over de communicatie tussen de opleiding en de stageverlenende bedrijven. 60% van de studenten vond dat de stage vanuit de opleiding niet goed georganiseerd was. IV Door studenten wordt aangegeven dat 1e jaarsstudenten meer behoefte hebben aan begeleiding bij de omschakeling van het middelbaar onderwijs naar het hbo, met name ten aanzien van zelfstandig leren. De studentenenquêtes laten zien (2007) dat een meerderheid van de studenten ontevreden is over de studieloopbaanbegeleiding en begeleiding bij het maken van keuzes en verwerven van de competenties. Uit de stage-evaluaties blijkt, aldus de opleiding, dat een meerderheid van de studenten de stagebegeleiding voldoende of goed vindt. Uit het gesprek met het werkveld IV bleek dat het werkveld vindt dat de stagebegeleiding verbetering behoeft. Er kan meer gedaan worden aan het bijsturen van de onderzoeksopdracht. Dit gebeurt nu soms te laat aldus vertegenwoordigers van het werkveld. Een betere communicatie tussen opleiding en stageplek is gewenst zo vernam het panel. Uit het gesprek van het panel met studenten IV bleek dat studenten inderdaad niet tevreden waren over de begeleiding. Zij meldden dat er in 2007 verbeteringen zijn te constateren. Ten aanzien van de stagebegeleiding is in de afgelopen twee jaren de procedure voor de begeleiding tijdens de afstudeerstage aangescherpt en zijn beoordelingsprotocollen ontwikkeld voor zowel de stage in jaar 3 als de afstudeerstage in jaar 4. Uit aanvullende informatie blijkt dat de beide opleidingen studieloopbaanbegeleiding en informatievoorziening (met name de cijferadministratie) als verbeteracties hebben opgenomen in het jaarplan 2007 2008. Ook is de aanpassing van het stagebeleid een actiepunt. Dit wordt meegenomen in de verdere ontwikkeling van het toetsbeleid. In het verbeterplan Opleidingen Integrale Veiligheid en HEBO studiejaar 2007 / 2008 zijn hier de acties, doelen, resultaten en termijnen duidelijk aangegeven. Sommige activiteiten zijn reeds in uitvoering. Zo wordt aandacht besteed aan een assessmentgerichte aanpak bij begeleiding en toetsing van stages. Een aantal docenten is hier inmiddels voor opgeleid. Ook wordt een handleiding voor begeleiding op de stageplek door de stagebiedende instelling ontwikkeld. Het panel komt tot het oordeel voldoende voor beide opleidingen.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
47/79
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
ES IV
Goed Goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het Kwaliteitszorgsysteem NHL is gebaseerd op het EFQM-model, het accreditatiekader en op hogeschoolspecifieke aspecten (zoals het onderwijsconcept). Er wordt gewerkt met een strategisch plan voor de hogeschool, met instituutsbeleid en met een jaarplan per domein. Op deze niveaus worden tevens jaarverslagen opgesteld. Met de instituten worden resultaatafspraken gemaakt (Resultaat Gericht Management, RGM). Voor ECMA betreffen deze in 2005-2007 vooral het uitvoeren van audits, het ontwikkelen van toetsplannen, het opstellen van verbeterplannen, de accreditaties en de studenttevredenheid. Het College van Bestuur maakt resultaatafspraken met de instituutsdirecteur. Daarna bespreekt de instituutsdirecteur de resultaatafspraken in het managementteam en in bilaterale overlegsituaties met de domeinmanagers. Het NHL kwaliteitszorgsysteem bevat een duidelijk overzicht van de verantwoordelijkheden, streefdoelen (afgeleid van het accreditatiekader), instrumenten en overlegvormen. De hogeschool maakt gebruik van relevante meetinstrumenten en gebruikt voor de waardering een vijfpuntsschaal. De opleidingen stellen zelf de norm vast. Op basis van deze norm wordt besloten om wel of geen verbeteracties aan de uitkomsten te verbinden. Het instituut EMCA hanteert daarbij de norm 3. Voor de overlegvormen zijn de onderwerpen benoemd. Deze houden verband met het accreditatiekader. Besloten is dat elke opleiding ongeveer halverwege de zesjarige accreditatieperiode een midterm audit organiseert. Daartoe wordt de dienst Midterm Audit door het Facilitair Bedrijf aangeboden. Een midterm audit kan ook door een extern bedrijf worden uitgevoerd. Interne auditoren zijn opgeleid. In verband met de keuze voor competentiegericht onderwijs is het kwaliteitssysteem op het gebied van onderwijsvernieuwing aangevuld. Dat heeft geleid tot de nota Kwaliteitszorg onderwijsvernieuwing (2006). Deze bevat met name aanwijzingen en bronnen om de NHL-doelen te betrekken bij de zelfevaluaties volgens het accreditatiekader. De NHL heeft haar toetsbeleid vastgelegd in de notitie Toetsbeleid NHL, waarin onder meer het programma van toetsing, de kwaliteit van de toetsen en de organisatie ervan zijn beschreven. De NHL heeft aanvullende regelingen voor de examencommissie en de opleidingscommissie en houdt een register bij van de samenstelling van deze commissies. De hogeschool organiseert (scholings)bijeenkomsten voor leden van de examencommissies. De verantwoordelijkheid voor het functioneren en de verslaglegging van de examencommissie ligt op domeinniveau.
48/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Het kwaliteitszorgbeleid van ECMA is vastgelegd in de notitie Interne Kwaliteitszorg dat in 2006 is geactualiseerd in het Handboek Kwaliteitszorg. Er wordt een beleidscyclus van 6 jaar gehanteerd, gebaseerd op de accreditaties, met daarbinnen jaarcycli. De zesjaarcyclus bestaat uit: positiebepaling (integrale zelfdiagnose); verbeterplan; midterm audit; uitvoeren van het verbeterplan naar aanleiding van de midterm audit; zelfevaluatie en visitatie; accreditatiebesluit en verbeterplan naar aanleiding van de accreditatie. Het Handboek Kwaliteitszorg is gericht op de primaire onderwijsprocessen en bevat de uitwerking van instrumenten, de frequentie en het proces en de betrokkenen. Het instituut hecht groot belang aan overlegvormen, zoals het docentenoverleg en de opleidingscommissie. De evaluaties zijn voor ECMA signalerend van aard. Bij afwijkingen van de norm wordt nader onderzoek gedaan en worden verbeteracties gepland en uitgevoerd. De evaluatie-instrumenten die gebruikt worden, zijn module-evaluaties, studententevredenheidsonderzoek, panelgesprekken met studenten, stage-evaluaties. ECMA heeft een eigen staffunctionaris integrale kwaliteitszorg. De portefeuillehouder kwaliteitszorg vanuit het MT is voorzitter van het kennisteam kwaliteit, waarin alle domeinen zijn vertegenwoordigd. Binnen de jaarcyclus maakt ieder domein een jaarplan en een jaarverslag. Het instituut heeft een kennisteam kwaliteit in het leven geroepen. Vanuit het domein Public Management is een persoon vertegenwoordigd in dit kennisteam. Hij heeft een taak in de uitvoering van de kwaliteitsborging. In dit kader organiseert hij in overleg met de opleidingscoördinator en de opleidingscommissie de module-evaluaties. Deze evaluaties worden via Blackboard afgenomen. De uitkomsten van de module-evaluaties worden met de docenten en in de opleidingscommissie besproken. Tevens vinden periodiek panelgesprekken met studenten plaats en zogenoemde spuisessies. De evaluatiebevindingen worden gerapporteerd. Het kernteam van beide opleidingen heeft een belangrijke taak om het onderwijs waar nodig aan te passen. Jaarlijks verschijnt op domeinniveau een jaarplan en een jaarverslag Kwaliteitszorg. Middels deze rapportages legt de opleiding verantwoording af over haar activiteiten, beschrijft de stand van zaken en geeft in het verlengde hiervan de (verbeter)plannen voor het komende jaar aan. Het panel heeft kunnen vaststellen dat module-evaluaties en tevredenheidonderzoeken worden uitgevoerd in beide opleidingen.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
ES IV
Goed Goed
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Voor beide opleidingen geldt dat de visitatie in 2007 de eerste externe visitatie is. De opleidingen zijn beide nieuwe opleidingen die in 2002 zijn gestart.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
49/79
Algemeen beleid In de resultaatgerichte afspraken (RGM's) tussen het College van Bestuur en de instituutsdirectie worden resultaatsverplichtingen afgesproken en wordt verslag gedaan van de resultaten. Binnen ECMA komen de evaluatieresultaten aan de orde in het domeinoverleg (teamoverleg), de opleidingscommissie, de examencommissie en de beoordelingsgesprekken. Verbeterafspraken worden opgenomen in jaarplannen, in notulen en als ontwikkelpunten in de persoonlijke ontwikkelingsplannen van de docenten. ES en IV Het panel heeft kunnen vaststellen dat evaluatieresultaten worden geanalyseerd en dat er over gerapporteerd wordt (module-evaluaties, panelgesprekken over projecten en curriculumonderdelen en uitkomsten van studententevredenheidsonderzoeken). Een voorbeeld van de laatste is de midterm review van 2006 bestaande uit een zelfevaluatie en een proefvisitatie door een extern onderwijskundig bureau. Bij de zelfevaluatie en de proefvisitatie zijn de Adviesraad, de opleidingscommissie, het docententeam en het management van het domein betrokken. De midterm review heeft geleid tot een programma van verbetermaatregelen dat in 2006-2007 is en in 2007-2008 verder wordt uitgezet en uitgevoerd. Het is voorgelegd aan het docententeam en de Adviesraad (Accreditatieplan IV HEBO). Ook het tevredenheidsonderzoek van 2007 heeft geleid tot een verbeterplan voor 2007 2008. Evaluatie en verbetering van het onderwijs vindt op een cyclische wijze plaats. De docent, belast met kwaliteitszorg, organiseert in overleg met de opleidingscoördinator, het kernteam en de opleidingscommissie de evaluaties van modules. Op blackboard vullen studenten een vragenlijst in. Op basis van de resultaten wordt een panelgesprek gehouden met verschillende studenten en betrokken docenten. De resultaten van de evaluatie worden besproken in de opleidingscommissie en aangeboden aan de domeinmanager. De doorvoering van verbeteringen en de terugkoppeling daarover richting verschillende stakeholders verlopen echter minder gestructureerd. In het studiejaar 2006-2007 is ES niet langer ondergebracht in de major Public Management, maar fungeert zij als eigenstandige major. Mede op basis van deze verandering is het curriculum op een aantal punten vergaand herzien. Dit betekent dat veel onderwijseenheden in 2006-2007 voor het eerst zijn aangeboden in de propedeuse. ES heeft daarom het deels herziene onderwijs geheel geëvalueerd. Mede op basis van de ervaringen van studenten zijn verschillende onderwijseenheden qua inhoud of vorm daardoor veranderd (bijvoorbeeld Startproject, Project European Political party, Voorbereiding Studie Buitenland, stage, verhoging studielast). Er wordt er elk jaar een planning gemaakt van modules die worden geëvalueerd. Over het kwaliteitszorgsysteem wordt gerapporteerd in jaarverslagen. Het panel heeft verslagen ingezien van analyses van modulen en verslagen van panelgesprekken over het jaar 2006 2007. Resultaten van studentenquêtes en spuisessies met betrekking tot studielast hebben geleid tot een afzonderlijk project verhoging studielast, onder begeleiding van een externe onderwijsconsultant. Het panel stelt vast dat er zo nodig vervolgacties worden ondernomen, maar een totaaloverzicht over verbeteringen naar aanleiding van evaluaties
50/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
van modules heeft het panel niet aangetroffen. Zo is moeilijk na te gaan wat op moduleniveau aan veranderingen zijn of worden doorgevoerd. Uit gesprekken met studenten en docenten werd wel duidelijk dat zeker in het jaar 2006 2007 veranderingen zijn doorgevoerd. Uit het studenttevredenheidsonderzoek 2007 blijkt dat studenten IV vinden dat er te weinig geëvalueerd wordt (56%). Van de studenten ES is 35% deze mening toegedaan. Tussen de 60 en 65% van de studenten (ES en IV) vindt dat ze te weinig geïnformeerd wordt over de resultaten van evaluaties. Tussen de 65 en 76% van de studenten ES en IV vindt dat er onvoldoende adequaat op klachten en problemen wordt gereageerd. Propedeuse studenten zijn daarover iets minder negatief dan ouderejaars. Tijdens het gesprek met de studenten blijkt dat studenten vinden dat er op dit punt wel verbeteringen zijn opgetreden, maar er leeft wel een beeld bij studenten dat er weinig met hun opmerkingen is gedaan. In ieder geval tot het jaar 2007. Bijzondere vermelding verdient naar het oordeel van het panel de wijze waarop het lectoraat Integrale Veiligheid wordt ingezet bij het verbeteren van de opleiding IV. Het lectoraat is in september 2004 van start gegaan. De resultaten van onderzoek worden in het onderwijs benut. Studenten worden frequent betrokken bij onderzoek door het lectoraat. Het panel heeft in een gesprek met de lector en docenten een zeer positief beeld gekregen over de directe wisselwerking tussen lectoraat en opleiding. Dit heeft niet alleen betrekking op het niveau van de inhoud van het programma (met name onderzoeksvaardigheden) maar ook op verbetering van het niveau van de toetsing (zie facet 2.8). Het panel stelt vast dat beide opleidingen verbeteringen doorvoeren naar aanleiding van evaluaties. Studenten zijn matig tevreden over de mate waarin de opleiding op klachten reageert (Enquête 2007). Het panel komt ondanks deze kritiek tot het oordeel goed en wel vanwege het feit dat de opleiding met name in het afgelopen jaar (na de interne audit van 2006) heeft laten zien dat er op belangrijke punten verbeteractiviteiten zijn opgepakt (Accreditatieplan Opleidingen IV / HEBO, november 2006). Het betreft activiteiten waarvan een aantal ook in 2007 2008 nog doorlopen.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
ES IV
Goed Goed
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De NHL onderhoudt contacten met aanleverende scholen, collega-instellingen, buitenlandse instellingen en in toenemende mate met universiteiten (Rijks Universiteit Groningen, Universiteit Twente, Open Universiteit) met het oog op doorstroommogelijkheden. In Kwaliteitssysteem NHL zijn de overlegsituaties opgenomen met studenten, docenten, beroepenveld en landelijke overlegsituaties.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
51/79
In het Handboek Kwaliteit van ECMA zijn de stakeholders, de overlegvormen en de instrumenten beschreven waarover een domein moet beschikken. Per overlegvorm is het doel, de activiteit, de procedure, de verantwoordelijke, de planning/frequentie, de voorzieningen en de evaluatie aangegeven. Het functioneren van de domeinspecifieke overlegvormen is de verantwoordelijkheid van de domeinmanager. De studenten worden bij de kwaliteitszorg betrokken via de opleidingscommissie, de hogeschoolraad, een instituutsdeelraad, de NHL studentenenquête, module-evaluaties, exit-interviews en stage- en afstudeerevaluaties. De docenten worden bij de kwaliteitszorg betrokken via de docententeamvergaderingen, studiedagen, de examencommissie, opleidingscommissie en leerplancommissie (instituut). Tevens via het Kennisteam Internationalisering (instituut), Kennisteam Kwaliteitszorg (instituut), Kennisteam Externe Dienstverlening (instituut), de NHL medewerkerstevredenheidsenquête, plan- en beoordelingsgesprekken, moduleevaluaties en de stage- en afstudeerevaluaties. De afgestudeerden worden bij de kwaliteitszorg betrokken via de HBO-Monitor, de evaluatie Afgestudeerden, de alumnivereniging en gastcolleges. Het werkveld wordt bij de kwaliteitszorg betrokken via de evaluatie van de stage, door de evaluatie Afstuderen, via de werkveldcommissie en gastcolleges. ES en IV In facet 5.1 en 5.2 is beschreven dat docenten en studenten zijn betrokken bij de kwaliteitszorg via studentenevaluaties, module-evaluaties, spuisessies, opleidingscommissie. Op domeinniveau is er een tweewekelijks docentenoverleg en worden jaarlijks studiedagen georganiseerd waarbij nieuwe ontwikkelingen worden besproken. Studenten hebben via de opleidingscommissie een adviserende functie in het opleidingsprofiel. De docenten die het meest nauw betrokken zijn bij de opleiding hebben zitting in het zogenoemde kernteam. Dit kernteam heeft vooral tot doel om inhoudelijk overleg te voeren over: o de relatie tussen de feitelijke uitvoering van het onderwijs en de beoogde doelstellingen; o de samenhang in het curriculum; o het niveau en de diepgang van toetsing. In 2006 is de eerste lichting ES ers afgestudeerd. Dit betekent dat ES van de NHL nog geen uitgebreid netwerk van alumni heeft kunnen opbouwen. ES onderhoudt wel contacten met de alumni. Ook zullen alumni worden ingeschakeld bij voorlichtingsactiviteiten. Op domeinniveau is een persoon verantwoordelijk voor het alumnibeleid. Gegevens over alumni zijn in een digitale databank ondergebracht. Deze databank geeft inzicht in de diverse vervolgstudies en/of werkgevers van ESafgestudeerden. De werkveldcommissie ES bestaat uit zeven leden met een bestuurskundige of bedrijfsmatige achtergrond. In het studiejaar 2007-2008 wordt de commissie uitgebreid met een of twee leden die een internationale functie bekleden op het gebied van cultuur en/of toerisme.
52/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Voor het verkrijgen van feedback vanuit het werkveld over aansluiting tussen de kwalificaties van ES studenten en de vereisten in de beroepspraktijk, zal in 2008 een enquête worden uitgezet onder stagebiedende organisaties. De opleiding IV heeft een werkveldcommissie (Adviesraad), die de opleiding adviseert over de inrichting van de opleiding en de aansluiting op de eisen uit de beroepspraktijk. De Adviesraad herkent zich grotendeels in de vertaling van de competenties in het curriculum. Wel werden door de Adviesraad kanttekeningen geplaatst bij de mate waarin juridische instrumenten en de bestuurskundige component aan de orde komen. Gezien de nauwe relatie met Bestuurskunde is de bestuurskundige component volgens de opleiding en studenten ruimschoots aanwezig. Het curriculum in de major-minor structuur heeft, mede naar aanleiding van bovenstaande opmerkingen, in de uitwerking van de minoren extra ruimte voor juridische instrumenten gekregen (notulen OC en Adviesraad). In het gesprek met leden van de Adviesraad IV bleek dat de verhouding tussen veiligheidsaspecten en bestuurlijke aspecten meer met elkaar in evenwicht zo mogen worden gebracht (iets meer aandacht voor IV aldus het werkveld). De Adviesraad is ingesteld in het najaar van 2003 en komt gemiddeld twee keer per jaar bijeen.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
ES IV
Voldoende Voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Beide opleidingen gaan er van uit dat de student via de afstudeeropdracht (scriptie) aantoont dat hij het niveau van een beginnend beroepsuitoefenaar op hbo-niveau heeft bereikt. Om dit te kunnen aantonen, schrijft iedere student een scriptie over een relevant onderwerp uit de beroepspraktijk. Om te garanderen dat de afgestudeerden voldoen aan de gevraagde eindkwalificaties en over de juiste competenties beschikken, doet de opleiding het volgende: o De gevraagde eindkwalificaties zijn vastgelegd in het Beroepsprofiel opleiding. o De opleiding heeft criteria vastgesteld waaraan een scriptie / afstudeeropdracht moet voldoen (zie afstudeerhandleiding). o Vooraf wordt getoetst of de afstudeeropdracht voldoet aan de vereisten van de opleiding. o De afstudeerbegeleiders op de stageplaats spelen een adviserende rol bij de beoordeling.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
53/79
o Via externe contacten en overleg met de Adviesraad worden nieuwe eisen/ontwikkelingen op het gebied van gerealiseerd niveau bij afgestudeerden gevolgd. In hoeverre afgestudeerden van de opleiding IV als beginnend beroepsbeoefenaar daadwerkelijk een functie vervullen in het domein IV, is nog moeilijk te zeggen. Het aantal afgestudeerden is daarvoor nog te beperkt. Een relatief groot aantal studenten studeert door aan een master-opleiding. Op basis van de ervaringen met stages en afstuderen blijkt dat voor alle functietypen stageplaatsen zijn. Zodra de eerste lichtingen studenten zijn afgestudeerd, zal een enquête onder afgestudeerden en stagebegeleiders van stagebiedende organisaties worden verspreid om te onderzoeken in hoeverre de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij het vereiste niveau tijdens het afstuderen. Na twee jaar zal een enquête onder alumni worden uitgezet. Dit onderzoek zal in een driejaarlijkse cyclus worden herhaald. De opleiding zal de resultaten uit de HBO-Monitor Afgestudeerden meenemen in de evaluatie en de bijstelling van het programma. In facet 2.8 heeft het panel de beoordeling van het eindniveau beschreven. In de stageen afstudeerhandleiding staat beschreven aan welke eisen en criteria het afstudeerverslag moet voldoen. Er is een beoordelingsformat in opgenomen. De eerste lichting ES studenten is in 2006 afgestudeerd. In totaal 9 studenten. In 2006 zijn de eerste studenten van de opleiding IV afgestudeerd, 9 in de voltijd en 3 in de deeltijd. De beoordeling van de studenten is gebaseerd op zowel het proces van afstuderen (opzet onderzoek, gebruikte methodes, zelfstandigheid van werken) als op het product (wat wordt er gemaakt, wat is de kwaliteit van de verslaglegging en de presentatie van het eindproduct). In de afstudeerhandleiding staat dit nader uitgewerkt. Zoals in de afstudeerhandleiding is vermeld, vindt de beoordeling altijd plaats door ten minste twee docenten na overleg met de begeleiders op de stageplaats. Het panel heeft van beide opleidingen afstudeerwerkstukken ingezien (van elke opleiding 10). Het panel stelt vast dat alle eindwerkstukken volgens de systematiek van het beoordelingsprotocol (Afstudeerhandleiding) worden beoordeeld en dat de afstudeerwerkstukken ten minste voldoen aan het bachelorniveau. Dat blijkt uit de (maatschappelijke) relevantie van de vraagstelling, het in staat zijn om informatie uit meervoudige bronnen samen te vatten tot een samenhangend rapport, toepassen van onderzoeksmethodieken op een praktijksituatie. Wel merkt het panel op dat de opleidingen meer aandacht mogen besteden aan de opdrachtformulering en het bewaken van de ondergrens van het bachelorniveau. De vraagstelling is soms te breed of te onduidelijk. Ook de reflectie op de gebruikte onderzoeksmethode zou in de scriptie meer aandacht mogen krijgen (zie ook oordeel van panel bij 2.8). Het panel heeft gesproken met vertegenwoordigers van het werkveld. Het werkveld is tevreden over het niveau van de stagiairs en het niveau van de afstudeerscripties. De praktische inslag van de studenten wordt zeer gewaardeerd. Studenten zien snel hoe een organisatie werkt en kunnen een probleem daarbinnen goed analyseren.
54/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
De tevredenheid van het werkveld over het niveau van de studenten is, aldus het panel een belangrijk signaal voor de kwaliteit van het eindniveau. Maar de bewaking van het hbo-niveau is, aldus het panel, de verantwoordelijkheid van de opleiding. Op dat punt kan nog het een en ander verbeterd worden. Vanwege de kanttekeningen van het panel bij het resultaat van de scripties komt het panel hier voor beide opleidingen tot een voldoende.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
ES IV
Voldoende Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Algemeen Het instituut Economie en Management heeft per oktober 2007 de volgende streefcijfers geformuleerd voor het onderwijsrendement: o Gemiddelde verblijfsduur uitvallers: 1,35 jaar o Gemiddelde voortgangsrendement: 40 credits o Propedeuserendement na 2 jaar: 50% o Afstudeerrendement na 5 jaar: 55% en na 8 jaar: 60% ES In 2006 staan er bij de opleiding 68 studenten ingeschreven. In 2002, bij de start van de opleiding, waren dat er 46. En in 2004 was het aantal ingeschreven studenten 77. ES is tot 2004 licht gegroeid, daarna nam het aantal studenten weer af. Het marktaandeel van de opleiding in Leeuwarden is klein. De instroom neemt sinds 2006 weer toe. Op basis van het aantal voorinschrijvingen voor het studiejaar 2007-2008 lijkt de opleiding verder te groeien. Het panel heeft zich bij het oordeel over de rendementen gebaseerd op gecorrigeerde gegevens (oktober 2007). Deze cijfers komen uit het NHL systeem Onderwijskengetallen NHL. De gemiddelde verblijfsduur van uitvallers (uitstroomcohorten 2003 en 2005) voldoet met uitzondering van het uitstroomcohort 2004 aan de norm (in 2004 was dit 1,8 jaar). Het aantal EC dat een student gemiddeld per jaar haalt varieert tussen de 39,3 en 47,4 (cohorten 2002-2006). Voor het cohort 2005 was dit echter 26,5. Dit is, aldus de opleiding, mogelijk te wijten aan het feit dat ES toentertijd deel uitmaakte van de major Public Management. Deze uitkomsten waren aanleiding om ES als eigenstandige major te laten voortbestaan. Tevens is van belang te melden dat het cohort 2005 slechts een omvang had van 10 studenten. Uitval van enkele studenten heeft relatief gezien een grote invloed op het gerealiseerde gemiddeld aantal EC.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
55/79
Het propedeuserendement na 2 jaar voldoet voor de cohorten 2002 2004 aan de norm. Het propedeuserendement van cohort 2005 was 20%. (zie opmerking over cohort 2005 hierboven). De opleiding meldt in het zelfevaluatierapport dat uitvallers bij de opleiding ES hun propedeuse hebben afgerond of hun opleiding vervolgd hebben aan de Haagse Hogeschool. Uitvallers met propedeusediploma zijn, aldus de opleiding, veelal aan een universitaire studie begonnen. De opleiding heeft maatregelen genomen om uitval terug te dringen. Zij besteedt meer aandacht aan het proces van studieloopbaanbegeleiding. Dit is opgenomen in verbeterplan 2007 2008). In 2006 zijn de eerste studenten afgestudeerd. Over het afstudeerrendement zijn derhalve nog geen definitieve cijfers te geven. IV In 2006 staan er bij de opleiding 232 studenten ingeschreven. In 2002, bij de start van de opleiding, waren dat er 26. De opleiding laat een gestage groei zien (voltijd en deeltijd). De gemiddelde verblijfsduur van uitvallers is in de periode 2002 2005 niet hoger geweest dan 13,2 maanden. Van het uitstroomcohort 2005 (uitvallers) was de gemiddelde studieduur 11 maanden. Aan de norm van 1,35 jaar wordt ruimschoots voldaan. Het voortgangsrendement van de voltijd en deeltijdstudenten varieert tussen de 43 en 53 EC per jaar (cohorten 2002 tot en met 2004). Daarmee wordt de norm van 40 EC behaald. Studenten behalen per jaar meer dan tweederde van de maximaal te behalen studiepunten. Het propedeuserendement van de opleiding IV (na 2 jaar) voldoet voor de cohorten 2002 en 2003 aan de norm. De cohorten 2004 en 2005 voldoen (net) niet aan de norm: respectievelijk 42% en 49%. Het zelfevaluatierapport IV geeft inzicht in de uitval uitgedrukt in een percentage van het totaal aantal studenten per cohort. Hieruit blijkt dat de uitval na één jaar in de periode 2002 2006 in de voltijd opleiding lager ligt dan het landelijk gemiddelde. Het uitvalpercentage stijgt wel langzaam tussen 2002 en 2006. Ook de deeltijd uitval ligt onder het landelijke gemiddelde met uitzondering van het cohort 2004. De uitval na drie jaar ligt voor de voltijd en deeltijd variant ruim onder het landelijk gemiddelde (cohorten 2002 en 2003). In 2006 zijn 12 studenten afgestudeerd, waarvan 9 in de voltijd en 3 in de deeltijd. Dit betekent dat in de voltijdopleiding na 4 jaar een afstudeerrendement is bereikt van 36%; en in de deeltijdopleiding na 3 jaar een afstudeerrendement van 37,5%. Aangezien landelijke rendementscijfers (HBO-raad) berekend worden over periodes van 5 en 8 jaar, kunnen aan deze afstudeerrendementen nog geen conclusies worden verbonden.
56/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Conclusie Beide opleidingen voldoen gedeeltelijk aan de streefnormen voor het rendement. De opleiding IV meldt in het zelfevaluatierapport dat de onderwijskengetallen en de streefcijfers beter op elkaar moeten worden afgestemd. Het panel onderschrijft dit. Beide opleidingen zijn nog te jong om een goed beeld te krijgen van het rendement na 5 jaar. Het panel komt voor beide opleidingen tot het oordeel voldoende.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
57/79
58/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
59/79
Bijlage 1:
60/79
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
61/79
62/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
63/79
64/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Deskundigheden panelleden
Panellid: Mevrouw drs M.J.I. Quint
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid student: De heer B.E.A. Adank
Panellid: de heer drs E.M. van de Pol CMC
Deskundigheid cf. Protocol VBI s; 22 augustus 2005
Panellid NQA: De heer drs. Ing. A.G.M. Horrevorts
Bijlage 2:
X X
X
X
X
NB: Alle panelleden hebben de onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:x
Panellid de heer drs. E.M. van de Pol CMC RVGME De heer van de Pol is ingezet vanwege zijn expertise op het gebied van HEBO en Integrale Veiligheid. Daarnaast is de heer Van de Pol vertrouwd met het HBO-onderwijs, zowel op bachelorniveau als op masterniveau. Door zijn werkervaring heeft hij expertise op het gebied van Europees beroepsonderwijs. De heer Van de Pol is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1975 1978 1981 1986 1986 1987 1987/2005 1988
Lerarenopleiding Amsterdam Geschiedenis met Rechten en Communicatiewetenschappen, Universiteit van Amsterdam en Università di Roma Organisatiekunde, Open Universiteit Adviesvaardigheden: ROI, 1987; LB&B, 1989; GITP, 1994; KPMG Management Consulting, 1998; KPMG Summerschool: 1998, 1999, 2000, 2001, 2002, 2004, 2005 Diplomaten-opleiding, ministerie van Buitenlandse Zaken
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
65/79
1988 1988 1991 1991 1993 1995-1996 1997 1998 1998/2004 1998/2001 1999 1999 2000 2001 2005 Werkervaring: 1986 1988 1988 1989 1989 1992 1992 1992 1998
1998
2006
2006
Internationale Betrekkingen, Instituut Clingendael Cultuur en cultuurverschillen, Koninklijk Instituut voor de Tropen Financiën in de volkshuisvesting, NWR Opleiding Dienstcommissie, Still Consulting Presentatievaardigheden, Gijswijt O&O Logistiek management en marketing, Universiteit van Amsterdam Business Process Re-engineering, IMT Human Synergistics, KPMG/Doedijns Projectmanagement, Achmea, 1998; Atos KPMG Consulting, 2004 Salestraining, Krauthammer International, 1998; Huthwaite International, 2001 Large Scale Approach, KPMG Assessortraining (ADC) Internet 101, KPMG US/Digital Think/Cisco Consultancy over de grens, Nomadic Life Sourcing, KPMG
Organisatie- en formatiemedewerker, TU Delft Diplomaat, ministerie van Buitenlandse Zaken: diplomatenklasje Managementadviseur/interim-manager, ministerie van VROM Senior consultant, RBG Adviesgroep Senior management consultant, VB Advies/Deloitte&Touche Management Consultants: opdrachten met name rond strategie, marktoriëntatie, fusies, personeelsmanagement en organisatie-ontwikkeling, o.m. strategie-ontwikkeling Antilliaanse onderwijsorganisatie Verandermanager KPMG (KPMG Consulting /Atos KPMG Consulting, KPMG Business Advisory Services): o.m. voor de universiteiten van Amsterdam, Delft, Utrecht, Wageningen en Leiden en de hogescholen Domstad en Leiden Organisatieadviseur Bestuursacademie Nederland (vanaf maart 2006)
Professionele kwalificaties/onderscheidingen/overige betrekkingen: - Prijswinnend essay in de essayprijsvraag van de Erasmus Universiteit Rotterdam en het blad Binnenlands Bestuur over "De lerende overheid (1993) - Lid Orde van Organisatiekundigen en Adviseurs en internationaal van het ICMCI - Certificatie Human Synergistics - Nominatie Adviseurs Award Kunst & Zaken 2001-2002 - Winnaar Adviseurs Award Kunst & Zaken 2003-2004 - Eervolle vermelding Management Essay Prijs 2004 - Nominatie CEREC European Advisors Award 2004 - Winnaar Atos Consulting Publicatie Award 2004 - Winnaar Management Essay Prijs 2005 - Jurylid Management Essay Prijs 2006 - Docent Verandermanagement in de vastgoedsector, Haagse Hogeschool Post HTO (sinds 1997) - Lid examencommissie Praktijkexamen Operationeel Management, Associatie voor Praktijkexamens (1998-2005) - Coach postdoctorale Basisopleiding Management Consultant, Vrije Universiteit (sinds 1999) - Examinator Hoger Management NEMAS (sinds 2005)
66/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Panellid mevrouw M.J.I. Quint Mevrouw Quint is ingezet als panellid vanwege haar Europese en bestuurlijke ervaring. Zij beschikt tevens over onderwijskundige evaring. Mevrouw Quint was jarenlang docente geschiedenis en staatsinrichting aan een pedagogische academie en aan middelbare scholen (havo en vwo). Opleiding: 1964 1964 1965 1972
Gymnasium , Rotterdam Studie Sociale Wetenschappen, Rotterdam Doctoraal Contemporaine geschiedenis/politieke wetenschappen, RU Leiden
Werkervaring: 1969 1989 1985 1989 1989 1994 03/94 11/94 1994 1995 1995 2005
Docente geschiedenis/staatsinrichting Coördinator eindexamenklassen Lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal Voorzitter Forum Vitaal Leraarschap Trainer/adviseur M.O.C. Burgemeester gemeente Vaals
Lidmaatschappen: 1987 1989 Provinciale Staten van Limburg
Panellid student de heer B.E.A. Adank De heer Adank is ingezet als studentpanellid voor de visitatie. Hij volgt de opleiding Integrale Veiligheidskunde aan de Hogeschool Utrecht. Hij beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen Integrale veiligheidskunde. Qua leeftijd is hij representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. De heer Adank is individueel geïnstrueerd over accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding 1997 2002 2002 heden
MBO Hotelmanagement niveau 4 HBO Integrale veiligheidskunde
Werkervaring: 2004 2005 Polyground management en advies 2005 AHOLD, Albert Heijn Risk&Security 2006 2007 Bestuur, Interstedelijk Studenten Overleg
De heer drs. ing. A.G.M Horrevorts: De heer Horrevorts is ingezet als panellid NQA. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij INK en Lloyd s Register. Door zijn ervaring heeft de heer Horrevorts tevens deskundigheid in de beoordeling van afstandsonderwijs. In 2000 volgde hij de postgraduate course Institutional Management and Change in Higher Education aan het Centre for Higher Education Policy Studies (CHEPS), Universiteit Twente en Open University, Engeland.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
67/79
Opleiding: De heer Horrevorts studeerde Metaalkunde aan de HTS te Utrecht en Sociale Geografie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Werkervaring: Na de studie HTS was de heer Horrevorts werkzaam als ontwikkelingswerker / leraar in het technisch beroepsonderwijs op de Filippijnen. Van 1985 tot 1992 was hij werkzaam als projectleider ontwikkelingseducatie in een project van de stichting Tool, HBO-raad en Nuffic. Hij hield zich bezig met het ontwikkelen van educatief materiaal in samenwerking met HTS-en met de thema s: Techniek en samenleving / internationalisering / ontwikkelingssamenwerking. Van 1993 tot 2000 was de heer Horrevorts werkzaam bij de Nuffic als programmamedewerker hoger (beroeps)onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Hij beheerde onderwijsprojecten aan universiteiten in de Filippijnen, India en Bangladesh. Van 2000 2003 was hij werkzaam bij de HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg. Hij was secretaris van diverse visitatiecommissies: CMV, SJD, Technische Natuurkunde, Voortgezette opleiding Theater, Tuinbouw en Akkerbouw en de visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep. De heer Horrevorts is sinds januari 2004 auditor bij de Netherlands Quality Agency (de verzelfstandigde afdeling Kwaliteitszorg van de HBO-raad).
68/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Dag 1: 26 september 2007 Tijdstip Programmaonderdeel 13.30 17.00 Ontvangst Materiaalbestudering en voorbereiding gesprekken 17.00 17.45 Gesprek met opleidingsmanagement 17.45 Afronding dag 1
Deelnemers (Visitatiepanel)
Opleidingsmanagement Panel
Dag 2: 27 september 2007 Tijdstip Programmaonderdeel 08.30 Ontvangst 09.00 09.45 Gesprek met studenten Opleiding IV (Omvang groep 8 10) 10.00 10.45
11.00
12.00 12.30
Gesprek met studenten Opleiding HEBO (Omvang groep 8 10) 11.45 Gesprek met docenten IV / HEBO
12.30 Gesprek met Lector IV en docenten Lectoraat IV 13.30 Lunchpauze en intern overleg
13.30
14.15 Gesprek met werkveld en afgestudeerden Opleiding IV
14.15
15.00 Gesprek met werkveld en afgestudeerden Opleiding HEBO
15.00
17.00 Eventueel extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg 17.30 Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
17.00
Deelnemers (Visitatiepanel) representatieve groep studenten, verspreid over opleidingen (in geval van cluster), studiejaren, varianten, vooropleiding representatieve groep studenten, verspreid over opleidingen (in geval van cluster), studiejaren, varianten, vooropleiding representatieve groep docenten: verspreid over opleidingen (in geval van cluster), vakken, specifieke taken (bijv. begeleiding / stagebegeleiding), varianten etc. Lector IV + docenten Lectoraat Panel - leden werkveldcie. - Stagebegeleiders - Werkgevers afgestudeerden - Recent afgestudeerden (max. 3 jaar) - leden werkveldcie. - Stagebegeleiders - Werkgevers afgestudeerden - Recent afgestudeerden (max. 3 jaar) (Visitatiepanel)
Opleidingsmanagement
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
69/79
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Beschikbare documenten opleiding Integrale Veiligheid Voor de opleiding European Studies is een vergelijkbare lijst van documenten ingezien. 1. Doelstelling van de opleiding 1.1
1.2
1.3
2. Programma 2.1 2.2 2.3
2.4
2.5
2.6
2.7
70/79
Onderliggende documenten Profiel van de NHL NHL Notitie Learning Centre NHL Onderwijskader Strategisch plan 2004-2007 + 2008-2001 Beleidskader ECMA 2007-2011 Thuis op alle markten, instituut ECMA 2002 Beroepsprofiel Integrale Veiligheid Onderwijsbeleidsdocument 2007-2008 Notulen Adviesraad CV s leden Adviesraad Overzicht algemene hbo-kwalificaties/Dublin-descriptoren Beroepsprofiel Integrale Veiligheid Onderwijsbeleidsdocument 2007-2008 Documenten major-minor ontwikkeling Competenties Public Management Beroepsprofiel Integrale Veiligheid Onderwijsbeleidsdocument 2007-2008 Notulen Adviesraad CV s leden Adviesraad Onderliggende documenten Onderwijsconcept NHL Beleidsnotitie internationalisering Studentenenquêtes Studentenstatuten (vt en dt) Modulebeschrijvingen Overzicht Stage-adressen Stageverslagen Stagehandleiding Afstudeerhandleiding Boekenlijsten Beleidsplan Lectoraat Integrale Veiligheid Publicaties lectoraat Verslagen leeronderzoeken Notulen docententeamvergaderingen Notulen opleidingscommissie Notulen Adviesraad Overzicht internationalisering (contacten, gastcolleges) Overzicht gastdocenten Blackboard Studentenenquêtes Module/Semesterevaluaties Notulen Opleidingscommissie Verslag Debat over gerealiseerde studielast Rapportages Aansluiting VO-HBO Friesland Aansluitingsmonitor 6 noordelijke hogescholen, november 2003 Acclimatiseren in het hbo, monitor van havisten 2002 Exitonderzoeken NHL Regeling procedure bindend studieadvies Jaarverslag decanaat Verslagen regionale aansluiting MBO-HBO Jaarplannen en jaarverslagen Register major-minors Studentenstatuten Onderwijsexamenreglement Onderwijskader 1+2 Notitie Onderwijsvisie ECMA Opleidings- en domeinniveau Ontwikkeldocumenten major-minor
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
2.8
3. Inzet van personeel 3.1 3.2 3.3
4. Voorzieningen 4.1
4.2
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1
6. Resultaten 6.1
6.2
Studentenenquêtes Inventarisatie onderwijstijd Verslag Debat over gerealiseerde studielast Toetsbeleid NHL Toetsplan Toetsinventarisatie Beoordelingsformulieren Beoordelingsschema s Verslagen Tentamens Evaluaties modules
NHL Handboek personeel NHL Sociaal jaarverslag NHL Competentieprofiel: management, docenten Documenten betreffende de lectoren NHL-medewerkertevredenheidsonderzoek Voortgangsrapportage Meer mogelijk maken Personeelsbeleid ECMA Formatieplan ECMA Jaarplannen Public Management Jaarverslagen Public Management Verslagen plangesprekken CV s docenten
Documenten unilocatie Advies NHL werkgroep ELO NHL Beleidsplan ICT 2003-2005 Reglement gebruik ICT faciliteiten NHL Nota Studentenbeleid NHL Regeling Studiefonds NHL Handleiding Mentoren Notitie Het grijze gebied tussen mentoraat en studentendecanaat, Afd. Studentzaken, 2002 Notitie studieloopbaanbegeleiding Formats studieloopbaanbegeleiding Documenten major-minor ontwikkeling
NHL notitie Interne Kwaliteitszorg Notulen Permanente Werkgroep Kwaliteitszorg Handboek Kwaliteitszorg Notulen Kennisteam Kwaliteitszorg Domein- en opleidingsniveau Jaarplannen Public Management Jaarverslagen Public Management Accreditatieplan IV HEBO Notulen docententeamvergaderingen Notulen opleidingscommissie Verslagen Adviesraad Uitkomsten module/semesterevaluaties CV s leden Adviesraad
Beroepsprofiel Integrale Veiligheid Overzicht Afstudeeronderwerpen Afstudeerhandleiding Afstudeerverslagen Rendementscijfers HBO-raad Notulen MT NHL niveau NHL Jaarverslagen NHL Onderwijskengetallen 2004, 2005 en 2006
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
71/79
72/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
Bijlage 5: Documenten betrekking hebbend op opleidingsprofiel en domeincompetenties
Beroepsprofiel A. Minkman, Beroeps- en opleidingsprofiel Hogere Europese Beroeps Opleiding, juni 2005 Competenties HEBO-professional 2007-2008 (versie 2, 11 april 2007) Beroepsprofiel HBO-Opleiding Integrale Veiligheid (januari 2003) Domeincompetenties European studies NHL Competenties European Studies De opleiding European Studies kiest voor een eenvoudige ordening van competenties: 1 Verschillende specifieke vormen van professionele methodisch vermogens (losjes gerelateerd aan de verschillende rollen van de ES-professional), noodzakelijk voor de ES-professional om zijn of haar taken uit te kunnen oefenen. De opleiding beschouwt de ontwikkeling van het vermogen tot methodisch handelen, vanuit de Dublin-Descriptoren geredeneerd als vermogen tot toepassen en vermogen tot oordelen. 2 Theoretische vermogens, noodzakelijk om als professional te kunnen opereren. De opleiding beschouwt, vanuit de Dublin-Descriptoren gedacht, deze theoretische vermogens als kennis en inzicht. 3 Meer brede professionele vermogens, waaronder ook een aantal meer persoonlijk professionele vermogens is ondergebracht. Vanuit de Dublin-Descriptoren gedacht vallen onder deze vermogens zowel het vermogen tot communiceren als het vermogen tot leren. Professionele Methodische vermogens van de Europa professional De Europa professional bezit het vermogen tot methodische aanpak van vraagstukken in de rollen en de werkgebieden waarin hij of zij als professional opereert t.b.v. de uitoefening van zijn of haar intermediaire functie 1. Is in staat tot de methodische aanpak van interne en externe op Europa gerichte communicatievraagstukken van bedrijven en organisaties in de publieke sector 1.1. Kan bijdragen aan (ontwikkeling en uitvoering van) Europese P&R van internationaal georiënteerde Nederlandse bedrijven, multinationals en organisaties in de publieke sector; 1.2. Kan bijdragen aan interne communicatie van internationaal georiënteerde Nederlandse bedrijven, multinationals en organisaties in de publieke sector; 1.3. Kan een internationaal georiënteerd Nederlandse bedrijf en/of multinationals en/of organisatie in de publieke sector in Europa vertegenwoordigen/representeren; 1.4. Kan (internationaal) lobbyen t.b.v. economische en politiek bestuurlijke op Europa georiënteerde vraagstukken; 1.5. Kan netwerken opbouwen en onderhouden t.b.v. verschillende op Europa georiënteerde vraagstukken (kan het netwerkbeheer inrichten en aansturen) van internationaal georiënteerde Nederlandse bedrijven, multinationals en organisaties in de publieke sector 2. Heeft gevoel voor op Europa gerichte beleidsmatige c.q. bestuurlijk-politieke vraagstukken en kan vanuit zijn of haar professionaliteit een bijdrage leveren aan de oplossing ervan. 2.1. Is op de hoogte van actuele Europese ontwikkelingen en Europees beleid en kan deze duiden. 2.2. Is in staat tot het analyseren van europees beleid en ontwikkelingen (op basis van relevante gegevens) en kan zich een oordeel vormen over de betekenis ervan voor zijn of haar bedrijf of organisatie
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
73/79
3.
4.
5.
6.
7.
2.3. is bekend met de beleidscyclus en kan bijdragen aan de ontwikkeling van aspecten van op Europa georiënteerd beleid Heeft gevoel voor het werken in een commerciële omgeving, c.q. voor de voor bedrijven en organisaties relevante economische vraagstukken in Europese context, in het bijzonder vraagstukken m.b.t. verkoop in Europa (sales), marketing in Europa en export(logistiek) in Europa en kan bijdragen aan de oplossing van die vraagstukken; Is in staat tot het verrichten van onderzoek naar Europese ontwikkelingen, Europese samenwerking, Europese concurrentie, regelgeving, culturele aspecten ten behoeve van op Europa georiënteerde commerciële, economische, bestuurmatige, politieke en/of beleidsmatige vraagstukken en kan zich een oordeel te vormen over de resultaten ervan: 4.1. Is bekend met verschillende onderzoeksvormen m.b.t. kwantitatief en kwalitatief onderzoek en kan hieruit de voor de vraagstelling passende vorm kiezen en toepassen; 4.2. is in staat tot vergelijkende onderzoek (benchmark); 4.3. Is bekend met- en kan werken volgens begrippen als onderzoeksplan, onderzoekshypothese, analyseren, bewerken en selecteren van gegevens, valide interpreteren van gegevens; Is in staat tot het opzetten en leiden van (interculturele, organisatieoverschrijdende) Europese projecten, gericht op de signalering en/of oplossing van Europa georiënteerde vraagstukken en op het bereiken van op Europa gerichte doelstellingen van bedrijven, organisaties De student beschikt over een goede tot zeer goede mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid in de Nederlandse taal, in twee vreemde talen (waarvan één Engels en de ander Frans, Duits, Spaans), t.b.v. communicatie in bedrijfsmatig of publieke context 6.1. De student is gespreksvaardig in een verscheidenheid aan formele en informele situaties en is zich bewust van de daarbij door native speakers gehanteerde culturele normen en waarden. Zijn uitspraak en intonatie maken op native speakers van de desbetreffende taal een aangename indruk. 6.2. De student kan gesproken en geschreven informatie van algemene en licht specialistische aard verwerken in een bij de situatie passende vorm (samenvatten in correct Nederlands, notuleren). Hij of zij beschikt tevens over strategieën om informatie met een meer specialistische inhoud te verwerken. 6.3. De student is in staat tot het zelf schrijven van informatie van algemene en licht specialistische aard in het Nederlands, Engels en gekozen tweede vreemde taal; Bezit interculturele Intelligentie, cultureel inlevingsvermogen in verschillende Europese contexten: 7.1. De student kan zich verplaatsen in de manier van denken, reageren en communiceren van inwoners van verschillende Europese landen. 7.2. De student kan zijn kennis van interculturele communicatie toepassen op het functioneren van vertegenwoordigers van andere culturen binnen bedrijven en instellingen.
Theoretische vermogens Om zijn of haar werk als professional te kunnen verrichten dient de professional te beschikken over een brede basis van kennis en inzicht 8. Bezit (wetenschappelijke) handboekkennis (body of knowledge, canon) t.a.v. 8.1. Europese staatkundige en sociale geschiedenis; 8.2. (actuele) Nederlands Recht, Europees Recht, Europese Verdragen; 8.3. Europese politiek en - economie; 8.4. Kernaspecten van de Europese cultuur in het bijzonder Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk en Spanje, waartoe ook behoren de voornaamste filosofische stromingen; 8.5. Europese geografie;
74/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
8.6. 8.7. 8.8.
Organisatiekunde (bedrijfsorganisatie, overheidsorganisatie) & (kennis)management; Sociologische basisbegrippen; (interculturele) Communicatietheorie (zie ook competentie 1)
Europa-Professionele bekwaamheden 9. Bezit mondelinge en schriftelijke communicatieve vaardigheden ten behoeve van verschillende commerciële, bestuursmatige en beleidsmatige vraagstukken in situaties waar steeds meertaligheid en personen vanuit meerdere Europese culturen betrokken zijn 9.1. Presentatievaardigheden; 9.2. Gespreksvaardigheden in verschillende contexten en settings en kan hierin de essentiële rollen vervullen (voorzitter, secretaris, deelnemer); 9.3. vaardigheden in het omgaan met moderne media, internet (managen van een website) in de Europese context van bedrijven en organisaties; 9.4. Onderhandelingsvaardigheden; 9.5. Representatievaardigheden 9.6. Schriftelijke vaardigheden (brief, notitie, onderzoeksrapport, beleidsstuk) 10. Is in staat tot het vervullen van de professionele rollen waarbinnen beroepsbeoefening van de Europa professional plaatsvindt en bezit daartoe algemene basisvaardigheden en kennis en inzicht t.a.v. 10.1. Adviseren 10.2. Managen (leiding geven) 10.3. Onderhandelen 10.4. Projectcoördinatie 10.5. Onderzoeken 10.6. Representeren 10.7. Samenwerken met (buitenlandse) collega s c.q. vertegenwoordigers van andere bedrijven, organisaties en instellingen t.b.v. de oplossing van vraagstukken 11. Bezit een aantal persoonlijk professionele vermogens, nodig om kwaliteit te leveren als Europa professional. De voornaamste voor goed niveau vereiste vermogens zijn: 11.1. Flexibiliteit 11.2. Initiatief 11.3. Organisatiesensitiviteit 11.4. Kwaliteitsgerichtheid 11.5. Overtuigingskracht 11.6. In het buitenland kunnen leven 11.7. Stressbestendigheid 11.8. Lerende grondhouding 11.9. Klantgerichtheid 11.10. Resultaatgerichtheid 11.11. Doorzettingsvermogen 11.12. Besluitvaardigheid
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
75/79
De opleidingscompetenties Integrale Veiligheid Het denken in competenties neemt de laatste jaren steeds meer toe. De algemene achtergrond hiervan is gelegen in het snel wijzigen van het karakter van de samenleving. Sociaal-economische ontwikkelingen, zoals schaalvergroting, internationalisering, toenemende concurrentie, de informatisering van de samenleving en de intensivering van kennis bepalen in hoge mate de hedendaagse samenleving. Hiermee samenhangend veranderen ook de eisen die gesteld worden aan de beroepsuitoefening. Het wordt van steeds groter belang voor bedrijven en organisaties om het eigen potentieel aan kennis en vaardigheden bij de medewerkers op een andere manier aan te spreken en te benutten afstemming met de samenleving te kunnen realiseren.
(kennismanagement). Dit om een betere
Het denken in competenties kan gezien worden als een (deel-)antwoord op de snel veranderde eisen van de omgeving. Betere werknemers zijn toegerust met algemene vaardigheden als het kunnen oplossen van problemen en in staat zijn om samen te werken in teams. Verder bezitten ze vaardigheden als: integreren van nieuwe kennis en vaardigheden in een persoonlijke verzameling van vaardigheden; kunnen overzien en sturen van eigen potentieel aan kennis en vaardigheden ( zelfnavigatie); zoeken naar algemene principes en methoden in verschillende contexten; toepassen van reeds opgedane kennis en vaardigheden in nieuwe situaties. De opleiding Integrale Veiligheid ontleent haar opleidingscompetenties één op één over aan het landelijk beroepsprofiel Integrale Veiligheid, mede omdat zij actief heeft meegewerkt aan de opstelling van dit beroepsprofiel. Zoals eerder gezegd gebruikt de opleiding de vier resultaatgebieden en daaraan verbonden kernopgaven met name voor de concrete inrichting van haar leeromgeving (opstellen van concrete leertaken en opdrachten). De opleidingscompetenties zijn echter wel opnieuw geordend omdat de competenties per kernopgave voor een belangrijk deel overlappen, behoudens hun specifieke kennisbasis. De nieuw geordende competenties worden in het najaar van 2007 nog voorgelegd aan de adviesraad en in 2007-2008 geïmplementeerd. De implementatie is overigens overwegend een (taal)technische kwestie omdat ze slechts concretiseren en bij elkaar brengen wat al in de kernopgaven is gezegd. Een uitzondering vormen het theoretische vermogen 1.1.2 (veiligheid en transport) en de daaraan gekoppelde methodische vermogens, hiervoor wordt in 2007-2008 onderwijs ontwikkeld.
A. Methodisch georiënteerde vermogens 1.
2.
De integrale veiligheidskundige is steeds in staat om in verschillende veiligheidscontexten op optimale wijze optimale veiligheid te (doen) bereiken. Wij noemen dit het vermogen tot methodisch handelen1. 2.1. De integrale veiligheidskundige is in staat om op een methodische en reflectieve wijze de objectieve en subjectieve veiligheid in verschillende contexten intergaal te (doen) verbeteren. 2.2. Is bekend met - en heeft een visie op de integrale veiligheidsvraagstukken die in verschillende veiligheidscontexten aan de orde zijn: sociaal maatschappelijke veiligheid (lokaal, regionaal), veiligheid in organisaties en industrie, rampen en crisis, veiligheid en mobiliteit, veiligheid en publieksevenementen, criminaliteitsbeheersing, beveiliging van informatie, personen en objecten; 2.3. Kan een beschrijving geven van beveiligingsmethoden en beveiligingssystemen in de verschillende veiligheidssituaties en kan werken volgens deze methoden (toepassen); 2.4. Is in staat de veiligheidsketen en beleidscyclus te benoemen en op maat in te zetten in de verschillende veiligheidscontexten; 2.5. Is daarbij steeds in staat de zelfredzaamheid in de aanpak van veiligheidsvraagstukken van betrokkenen te vergroten; 2.6. Is in alle veiligheidscontexten in alle fasen van de veiligheidsketen in staat de samenwerking en synergie tussen (publieke en private) actoren te initiëren en te optimaliseren. De integrale veiligheidskundige is in staat tot het verrichten van passend onderzoek t.b.v. diverse vraagstukken uit de veiligheidsketen (preventie, probleemdiagnose, effectmeting) in de verschillende veiligheidscontexten.
1
De eerste competentie beschrijft de intellectuele voorwaarde hiertoe, competentie 2 tot 5 beschrijven het vermogen tot werken volgens de professionele (regulatieve) cyclus, de zesde competentie beschrijft het vermogen tot invulling van de vier kernrollen.
76/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
3.
4.
2.1. Is bekend met en kan werken volgens een breed scala aan onderzoeksmethoden. Voor de Integrale Veiligheidskundige is daarbij specifiek de methode van interne en/of externe audit essentieel. 2.2. Kan veiligheidseffectenrapportages opstellen; De integrale veiligheidskundige kan op basis van verschillende gegevens, afwegen van verschillende (onderzochte) belangen en analyse 3.1. Een veiligheidsplan opstellen t.b.v. tot een planmatige aanpak van integrale veiligheidsvraagstukken; 3.2. Een veiligheidsmanagementsysteem op (laten) stellen De integrale veiligheidskundige is in staat tot het uit (laten) voeren van een integraal veiligheidsplan of veiligheidsmanagementsysteem:
4.1. Is in staat veiligheidsprojecten van verschillende aard en omvang te initiëren, te leiden, te coördineren en te evalueren dan wel als expert deel te nemen aan een (veiligheids- en/of beveiligings) project; 4.2. Is bij de uitvoering gericht op de realisatie van de concrete projectresultaten maar tevens op het bereiken van- en het ontwikkelen van meer op cultuur gerichte en dieper liggende effecten; 5.
6.
Is in staat tot afronding van een integraal veiligheidsproject in verschillende veiligheidscontexten inclusief passende nazorg en evaluatie 5.1. Is in staat om het beveiligingsgedrag en/of de gehanteerde beveiligingsmethode al naar gelang de (veranderende) aard en de omvang te evalueren en aan te passen. 5.2. Is in staat tot het vormgeven van een debriefing en een (politiek-bestuurlijke) (proces)evaluatie. 5.3. Is in staat om tijdens de nazorgfase bij rampen en crises aandacht aan de fysieke en emotionele nazorg bij slachtoffers en hulpverleners te besteden. Kan in verschillende veiligheidscontexten methodisch werken passend bij de vier verschillende rollen van de integrale veiligheidskundige: 6.1. expert; 6.2. manager; 6.3. interactieve beleidskundige; 6.4. regisseur;
B. Theoretisch georiënteerde vermogens Een integrale veiligheidskundige heeft toegang tot the body of knowledge van het beroep van integrale veiligheidskundige (onder 1.4 hebben wij deze kennis direct beroepsgerelateerd beschreven, hier geven wij ze mede vanuit de wetenschappelijke domeinen). Deze body of knowledge is niet alleen toepassingsgericht, de opleiding wil dat de Integrale Veiligheidskundige zonder meer een bepaalde intellectueel niveau bereikt (kennishorizon als basis voor het handelen) 1. De Integrale Veiligheidskundige heeft kennis van , inzicht in theoretische concepten, houdt zich steeds op de hoogte van deze concepten en is in staat te handelen conform de theoretische concepten t.b.v. de professionele uitoefening van zijn of haar beroep: 1.1. Kennis en inzicht m.b.t. overheid en veiligheid 1.1.1. Kennis van en inzicht in beginselen van veiligheidsregie 1.1.2. Kennis van- en inzicht in veiligheid bij wegvervoer (transfer, transport en opslag), railvervoer, vervoer over water, luchtvervoer; 1.1.3. Kennis van- en inzicht in politiek-bestuurlijke verhoudingen, processen en verantwoordelijkheden van de (inter)nationale gemeenschap op het terrein van veiligheidszorg; 1.1.4. Kennis van- en inzicht in criminaliteitsbeheersing (criminologie, victimologie, penologie en criminaliteitspreventie); 1.1.5. Kennis van- en inzicht in beveiliging van personen en objecten 1.2. Kennis en inzicht m.b.t. bedrijf en veiligheid 1.2.1. Kennis van- en inzicht in kwaliteit- en milieubeleid in relatie tot interne en externe veiligheid van organisaties; 1.2.2. Kennis van- en inzicht in integrale (interne en externe) veiligheid en proces- en productindustrie; 1.2.3. Kennis van- en inzicht in arbeidsomstandigheden en veiligheid bij arbeidssituaties; 1.2.4. Kennis van- en inzicht in bedrijfshulpverlening, bedrijfsnoodorganisaties 1.3. Kennis en inzicht m.b.t. sociale veiligheid 1.3.1. Sociologische kennis, toegespitst op Sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen gerelateerd aan veiligheidsvraagstukken, o.a. op het gebied van jeugdproblematiek, multi-etniciteit en ouderenproblematiek; 1.3.2. Kennis van- en inzicht in groepsbesluitvorming, besluitvorming onder druk, nazorg; 1.4. Kennis en inzicht m.b.t. crisismanagement 2. Algemene kennis
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
77/79
3.
2.1. Kennis van- en inzicht in (internationaal recht), administratief/bestuursrecht, strafrecht en privaatrecht, van de Nederlandse rechtsstaat in zijn veranderende context, van het geldend internationaal recht en kan de implicaties van deze wetgeving adequaat toepassen binnen de beroepsuitoefening; 2.2. Organisatiekunde; 2.3. Sociale wetenschappen. Heeft inzicht in de internationale trends, verhoudingen en ontwikkelingen op het vakgebied van de Integrale Veiligheidskunde en weet de implicaties hiervan te vertalen naar de veranderende beroepsuitoefening. 3.1. Terrorisme, migratieprocessen, etnische conflicten, grensconflicten, veranderde politieke verhoudingen en (structurele dan wel gouvernementele) schendingen van de mensenrechten, multi-etniciteit, maatschappelijke tweedeling); 3.2. Cyberspace, informatietechnologie, digitale criminaliteit en overige technologische ontwikkelingen; 3.3. Heeft inzicht in de trends en ontwikkelingen binnen de internationale verhoudingen, de Europese en mondiale context van het vakgebied.
C. Sociaalcommunicatieve en cultureel-normatieve competenties Voor beroepsbeoefening zijn goed ontwikkelde sociaal communicatieve vermogens essentieel. 1. Kan op een interdisciplinaire wijze samenwerken met overheden, hulpverleningsorganisaties, nonprofit en profit organisaties, belangenverenigingen, ondersteunende diensten en is daarbij in staat personen en instanties met zowel gelijkgestelde als tegengestelde belangen bij elkaar te brengen en gezamenlijk met hen een traject op het terrein van veiligheid en veiligheidszorg te doorlopen alsmede dit op een succesvolle wijze af te ronden; 1.1. Kan relaties en netwerken opbouwen, instandhouden en effectief maken; 1.2. Kan bemiddelend of sturend optreden en heeft hierbij oog voor de relatie tussen overheid en burger en heeft, gelet op alle schakels van de veiligheidsketen, een functieoverstijgende beroepsattitude die gericht is op een optimale publiek-private samenwerking; 1.3. Kan in een (inter)nationale context onderhandelen en samenwerken met personen afkomstig uit verschillende disciplines en culturen en is hierbij een gelijkwaardige gesprekspartner; 2. Kan zich mondeling en schriftelijk goed uitdrukken in de Nederlandse en in ten minste één vreemde taal; 2.1. Kan een heldere samenvatting maken van een omvangrijke (internationale) studie aangaande het vakgebied; 2.2. Kan integrale veiligheidsvraagstukken via diverse rapportages over het voetlicht brengen i.h.b. verslag veiligheidsonderzoek, adviesrapport m.b.t. verschillende veiligheidsvraagstukken, beleidsnota veiligheid in de diverse veiligheidscontexten, veiligheidsplannen; 2.3. Kan integrale veiligheidsvraagstukken en oplossingen in diverse veiligheidscontexten over het voetlicht brengen mondeling, via presentaties en via moderne media 3. Geeft er blijk van voldoende kennis en inzicht in de verschillende waarden- en normenpatronen van de relevante groeperingen te hebben en in de betekenis daarvan t.a.v. de vaststelling en aanpak van integrale veiligheidsvraagstukken. 3.1. Kan cultuurelementen in een organisatie onderkennen en daar effectief mee omgaan;
D. Persoonlijk professionele vermogens De integrale veiligheidskundige heeft een aantal persoonlijk professionele vermogens ontwikkeld. 3. Weet trends, ontwikkelingen, (analyse)methoden, technieken en tactieken uit relevante wetenschappen en de implicaties daarvan te onderscheiden en toe (en in) te passen binnen de veranderende beroepsuitoefening. Doet dit vanuit een professionele betrokkenheid en visie. Weet deze professionaliteit, visie en betrokkenheid te delen met en over te brengen op derden. 4. Kan een eigen standpunt innemen en verdedigen t.a.v. relevante veiligheidvraagstukken; 5. Durft in het belang van de veiligheid, indien noodzakelijk, beargumenteerd af te wijken van de vigerende geschreven en ongeschreven (gedrags)regels; 6. Is met houding en handelen gericht op de optimalisatie van de veiligheidssituatie en op de permanente oplossing van de ontstane probleemsituatie. 7. Is in staat een actieve participant te zijn in voor integrale veiligheid noodzakelijke samenwerking; 8. Neemt initiatieven, is betrokken en is in staat de (mede- en/of eind)verantwoordelijkheid te nemen in diverse veiligheidscontexten; 9. Is in staat om ook onder grote (sociale en/of emotionele) druk professioneel te blijven handelen; 10. Is integer; 11. Is in staat tot enthousiasmeren en motiveren; 12. Is gericht te zijn op publieke verantwoording en publiek ondernemerschap; 13. Beschikt over voldoende analytisch vermogen en oplossingsvaardigheden, kan de eigen handelwijze kritisch evalueren en deze ervaring omzetten in toekomstig effectief handelen; 14. Kan kritiek geven en ontvangen; 15. Kan creatieve en onorthodoxe oplossingen vinden.
78/79
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
In samenhang met de ontwikkeling van de major Public Management en minors op het gebied van Integrale Veiligheid worden deze competenties in het najaar van 2007 vertaald in kwalificaties waaraan de student tijdens de studie Integrale Veiligheid moet voldoen. Dit gebeurt in overleg met het beroepenveld in het algemeen en de adviesraad in het bijzonder.
Algemene competenties major public management Voor de major Public Management zijn in het kader van de omschakeling naar de major-minor structuur door de docenten van het domein Public Management gezamenlijk tien kerncompetenties voor de major Public Management ontwikkeld (zie tabel 1). Deze kerncompetenties gelden voor alle opleidingen waarvan de major deel uitmaakt, dus ook voor de opleiding Integrale Veiligheid. De kerncompetenties voldoen aan de Dublindescriptoren en de generieke HBO-kwalificaties (zie tabel 1).
Tabel 1 1 2
Kerncompetenties Major Public Management
Kerncompetenties Handelt vanuit het publieke belang in een Europese context Ontwikkelt, implementeert en evalueert beleid
3
Handelt strategisch
4 5
Gaat effectief, integer en ethisch verantwoord om met functiemacht Voert zelfstandig onderzoek uit
6 7 8
Communiceert effectief en meertalig Geeft integraal leiding Adviseert adequaat
9
Realiseert een project
10
Beschikt over reflectief vermogen
Dublin / Franssen Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid Methodisch en reflectief denken en handelen Multidisciplinaire integratie Probleemgericht werken Sociaalcommunicatieve bekwaamheid Basiskwalificatie voor managementfunctie Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid Wetenschappelijke toepassing Multidisciplinaire integratie Probleemgericht werken Sociaalcommunicatieve bekwaamheid Basiskwalificatie voor managementfuncties Creativiteit en complexiteit in handelen Transfer en brede inzetbaarheid Methodisch en reflectief denken en handelen Probleemgericht werken Methodisch en reflectief denken en handelen Transfer en brede inzetbaarheid Brede professionalisering
De opleiding gaat ervan uit dat de domeincompetenties volledig zijn besloten in deze gegeven competenties. Omdat ze echter expliciet ten grondslag worden gelegd aan het gemeenschappelijk majordeel van het domein Public Management, worden ze hier ook apart opgenomen conform de landelijk opgestelde terminologie. De student: - Handelt vanuit het publieke belang in een Europese context (vergelijk B, competentie 3); - Ontwikkelt, implementeert en evalueert beleid (vergelijk A, competentie 2 tot en met 5); - Handelt strategisch (vergelijk A, competentie 6); - Gaat effectief, integer en ethisch verantwoord om met functiemacht (vergelijk D); - Voert zelfstandig onderzoek uit (vergelijk A, competentie 2); - Communiceert effectief en meertalig (vergelijk C); - Geeft integraal leiding (vergelijk A, competentie 4 en 6 alsmede D); - Adviseert adequaat (vergelijk A, competentie 3 en 6); - Realiseert een project (vergelijk A, competentie 4); - Beschikt over reflectief vermogen (vergelijk A, en D).
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Cluster Integrale Veiligheid en HEBO
79/79