Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Opleiding: Croho: Opleiding: Croho: Opleiding: Croho:
Accountancy, hbo-bachelor 34406, varianten: voltijd Bedrijfseconomie, hbo-bachelor 34401, varianten: voltijd/deeltijd Financial Services Management, hbo-bachelor 34414, varianten: duaal
Visitatiedatum: 25 en 26 oktober 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2007
2/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 9 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 23 37 42 45 49
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van Personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
55 56 63 68 71
3/71
4/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
Deel A: Onderwerpen
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
5/71
6/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleidingen Accountancy (AC), Bedrijfseconomie (BE) en Financial Services Management (FSM) van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in augustus 2007 toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 25 en 26 oktober 2007. Het panel bestond uit: drs. N.J.M. (Nico) Kwantes RB (voorzitter, domeinpanellid FSM); G.J. (Gerrit) Stegeman AA/FB (domeinpanellid AC); P. (Peter) de Wolff RA (domeinpanellid AC); drs. D.W. (Dennis) Righters (domeinpanellid BE); D.J.M. (Dennis) Kalkman (studentpanellid); drs. R.V. (Remco) van der Dussen (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Stichting Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL) is een instelling voor hoger beroepsonderwijs die is ontstaan in 1987. Aan de NHL studeren per 2006/2007 rond de
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
7/71
10.000 studenten (9.280 bekostigd en 594 onbekostigd) en zijn ruim 950 personeelsleden werkzaam in een formatieomvang van 720 fte. De hogeschool bestaat uit vier instituten en een ondersteunend facilitair bedrijf. Een van de instituten is het instituut Economie en Management (ECMA), dat in januari 2003 is ontstaan door het samengaan van de toenmalige instituten Management en Economie. Het instituut ECMA biedt hbo-onderwijs op het gebied van economie en management aan alsmede beroepsgerelateerde kennisdiensten en heeft een drietal lectoraten: Innovatie van Organisatie, Watermanagement (samen met het instituut Techniek) en Integrale Veiligheid. Binnen het instituut zijn min of meer verwante opleidingen ondergebracht in een vijftal domeinen: Economics, Public Management, Business Administration, Marketing en Information & Organisation. Aan het instituut ECMA studeren 2625 studenten en werken 140 docenten, in een omvang van 108 fte. Onder het domein Economics zijn gebracht: Accountancy (voltijdvariant), Bedrijfseconomie (voltijd- en deeltijdvariant ) en Financial Services Management (alleen in duale variant ). Andere varianten van deze opleidingen worden niet beoordeeld in dit rapport. In 2006-2007 telde het domein Economics in totaal 546 ingeschreven studenten. De opleiding BE telde 295 studenten (74 deeltijd, 9 duaal en 212 voltijd). De opleiding AC telde 164 studenten (10 duaal en 154 voltijd). De opleiding FSM telde 87 studenten (de opleiding verzorgt alleen duaal onderwijs). Het aantal fte binnen het domein bedroeg in 2006-2007 22.78 (inclusief domeinmanager). In totaal zijn er 29 docenten werkzaam binnen het domein. De verschillende opleidingen beschouwen zich, op basis van de studentaantallen bij gelijke opleidingen in Nederland, als kleinschalige opleidingen (marktaandelen AC, BE en FSM op het aantal ingeschreven studenten bedragen in 2006-2007 respectievelijk 3.0%, 3.1% en 5.0%). Voor de periode 2004-2007 heeft de hogeschool de volgende doelstellingen: - realiseren van het onderwijsconcept competentieleren; - het onderwijs wordt aangeboden in de vorm van majors, minors (30 ec) en keuzeprogramma s (10 ec); de major-minor structuur wordt voltooid in 2008; - versterking van de interdependentie van regulier onderwijs en kennisdiensten om de rol als kennispartner beter te vervullen; - de huisvesting wordt geconcentreerd op een unilocatie als onderdeel van de kenniscampus; - groei van de instroom tot een totaal aantal inschrijvingen van meer dan 9.000. De invoering van het major-minor model wordt voltooid in 2008. De omvang van de majors varieert van 110 tot 170 ec. De omvang van de minors is 30 ec en van de keuzeprogramma s 10 ec. Elke student van de opleiding volgt de competenties van de major en indien aanwezig van één van de differentierende minors van de opleiding. Daarnaast dient elke student zich met betrekking tot deze competenties te profileren door middel van een verdiepende of verbredende minor van de eigen opleiding of, na toestemming van de examencommissie, door middel van een minor van een andere opleiding. Aan de minors
8/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
kunnen toelatingsvoorwaarden verbonden zijn. Tenslotte profileert de student zich in de beschikbare keuzeruimte in het programma. De examencommissie keurt het gekozen profiel van de student goed. Het instituut ECMA stelt zich ten doel (Beleidskader 2007-2011) om in 2011 te zijn uitgegroeid tot een kenniscentrum waarin studenten zich ontwikkelen tot professionals met uitstekende startkwalificaties; waarin afgestudeerden en andere beroepsbeoefenaars uit het werkveld zich verder ontwikkelen; waarin hoog gekwalificeerde advisering en toegepast onderzoek worden verricht; waarin veranderingen en innovaties in het betrokken werkveld in bestaande kennisdiensten zijn geïntegreerd en tegelijkertijd een stimulans zijn om nieuwe vormen van kennisdiensten te ontwikkelen; en waarin internationale netwerken uitdrukkelijk aanwezig zijn en onderhouden worden ten dienste van het primaire proces. 1.3
Werkwijze
De voorbereidingsfase Voorafgaand aan de visitatie van de opleidingen is door twee auditoren van NQA een generieke agenderende audit uitgevoerd op instellingsniveau en op het niveau van het Instituut ECMA (10 mei 2007). Hierbij zijn de generieke, opleidingsoverstijgende aspecten geaudit. De resultaten zijn voorgelegd aan de hogeschool en ter beschikking gesteld aan het visitatiepanel, dat de resultaten heeft betrokken bij de beoordeling van de opleiding. Ter voorbereiding van de visitatie heeft de NQA-auditor het informatiedossier gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode september-oktober 2007 inhoudelijk voor op het bezoek 25 en 26 oktober 2007. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens de voorbereidende vergadering op 19 oktober 2007 is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
9/71
inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in november 2007 een concept van het Facetrapport (deel B) en het Onderwerprapport (deel A) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices . In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
10/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO-bachelor Totaal oordeel 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaal oordeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaal oordeel 4.1 materiele voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaal oordeel 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Totaal oordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaal oordeel
AC (vt) Goed Goed Goed Positief Voldoende Goed
BE (dt en vt) Goed Goed Goed Positief Voldoende Goed
FSM (du) Goed Goed Goed Positief Voldoende Goed
Goed Goed Voldoende Voldaan Goed Voldoende Positief Voldoende Goed Voldoende Positief Goed Voldoende Positief Voldoende Goed
Goed Goed Voldoende Voldaan Goed Voldoende Positief Goed Goed Voldoende Positief Goed Voldoende Positief Voldoende Goed
Goed Goed Voldoende Voldaan Goed Voldoende Positief Goed Goed Voldoende Positief Goed Voldoende Positief Voldoende Goed
Voldoende Positief
Voldoende Positief
Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
11/71
Doelstellingen opleiding AC (vt) Alle facetten zijn met een Goed beoordeeld. BE (dt en vt) Alle facetten zijn met een Goed beoordeeld. FSM (du) Alle facetten zijn met een Goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Programma AC (vt) Alle facetten, met uitzondering van facetten 2.1, 2.5 en 2.8, zijn met een Goed beoordeeld. De facetten 2.1, 2.5 en 2.8 zijn met een Voldoende beoordeeld. BE (dt en vt) Alle facetten, met uitzondering van facetten 2.1, 2.5 en 2.8, zijn met een Goed beoordeeld. De facetten 2.1, 2.5 en 2.8 zijn met een Voldoende beoordeeld. FSM (du) Alle facetten, met uitzondering van facetten 2.1, 2.5 en 2.8, zijn met een Goed beoordeeld. De facetten 2.1, 2.5 en 2.8 zijn met een Voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Inzet van personeel AC (vt) Alle facetten, met uitzondering van facet 3.2, zijn met een Voldoende beoordeeld. Het facet 3.2 is met een Goed beoordeeld. BE (dt en vt) Alle facetten, met uitzondering van facet 3.3, zijn met een Goed beoordeeld. Het facet 3.3 is met een Voldoende beoordeeld. FSM (du) Alle facetten, met uitzondering van facet 3.3, zijn met een Goed beoordeeld. Het facet 3.3 is met een Voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Voorzieningen AC (vt) Het facet 4.1 is met een Goed beoordeeld. Het facet 4.2 is met een Voldoende beoordeeld. BE (dt en vt) Het facet 4.1 is met een Goed beoordeeld. Het facet 4.2 is met een Voldoende beoordeeld.
12/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
FSM (du) Het facet 4.1 is met een Goed beoordeeld. Het facet 4.2 is met een Voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Interne kwaliteitszorg AC (vt) Alle facetten, met uitzondering van facet 5.2, zijn met een Voldoende beoordeeld. Het facet 5.2 is met een Goed beoordeeld. BE (dt en vt) Alle facetten, met uitzondering van facet 5.2, zijn met een Voldoende beoordeeld. Het facet 5.2 is met een Goed beoordeeld. FSM (du) Alle facetten, met uitzondering van facet 5.2, zijn met een Voldoende beoordeeld. Het facet 5.2 is met een Goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Resultaten AC (vt) Alle facetten zijn met een Voldoende beoordeeld. BE (dt en vt) Alle facetten zijn met een Voldoende beoordeeld. FSM (du) Alle facetten zijn met een Voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleidingen op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleidingen POSITIEF is.
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
13/71
14/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
Deel B: Facetten
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
15/71
16/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
Inleiding De oordelen op facetniveau worden steeds per opleiding gegeven. In het geval er verschillen zijn tussen de opleidingen en de varianten worden deze in de tekst toegelicht. Indien dit niet het geval is, wordt in de beschrijving geen onderscheid gemaakt naar opleidingen en varianten.
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
AC: Goed BE: Goed FSM: Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De drie opleidingen hebben er (voorlopig) voor gekozen om niet zelf een set van competenties te formuleren. Door de verschillende landelijke opleidingsoverleggen zijn competenties geformuleerd die naar de visie van de opleidingen voldoende concreet en richting gevend zijn voor de inrichting van het onderwijs. Daarom leggen de opleidingen AC, BE en FSM de landelijk opgestelde competenties ten grondslag aan het onderwijs. Op landelijk niveau zijn in 2004 de competenties van het domein Economics opgesteld. Ze zijn verder uitgewerkt en gevalideerd in 2005 door een vertegenwoordiging van het financieel economisch werkveld en erkend door de HBO-Raad. De domeincompetenties zijn vastgelegd in het document Competenties voor het HBO-bachelordomein Economics (2004). De domeincompetenties bevatten zes inhoudelijke en twee persoonlijk professionele competenties. De doelstellingen van de opleidingen binnen het domein Economics kenmerken zich door een brede bekendheid met het gehele Economics-domein. De drie opleidingen beschouwen de domeincompetenties als uitdrukking van wat de drie opleidingen gemeenschappelijk hebben. Hierdoor zijn afgestudeerden in staat zich te bewegen binnen het gehele veld van Economics. ECMA heeft in het Jaarplan Internationalisering (2007) haar (visie en) doelstellingen op het gebied van internationalisering geformuleerd. In het jaarplan zijn acht doelstellingen opgenomen. Gezien het gegeven dat Europese regelgeving in toenemende mate invloed heeft op de nationale regelgeving en het gegeven dat de financieel economische bacheloropleidingen steeds rekenschap afleggen van wettelijke regelgeving rond procedures, verslaglegging, financiële dienstverlening en normen, beogen de opleidingen de relatie met Europese ontwikkelingen steeds meer te belichten. De wettelijke regelgeving hieromtrent (Wet op Financiële Toezicht en Wet Toezicht © NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
17/71
Accountantsorganisaties) is in toenemende mate Europees gestandaardiseerde regelgeving. Het panel onderschrijft deze bevindingen van het instituut en heeft tijdens het bezoek geconstateerd dat de doelstellingen omtrent internationalisering op actieve wijze geïmplementeerd worden. De precieze betekenis en toepasbaarheid van de domeincompetenties wordt op landelijk niveau regelmatig geactualiseerd. De eindkwalificaties van de opleidingen worden besproken in het landelijke overleg van de opleidingen afzonderlijk. Binnen de drie landelijke opleidingsoverleggen is in 2006-2007, in samenspraak met het werkveld en (wettelijk geregelde) stakeholders, een begin gemaakt met actualisering van de competenties en aan de concretisering van de domeincompetenties in een zogenoemde Body of Knowledge Business Economics. Het panel heeft vastgesteld dat de opleidingen actief deelnemen aan dit debat met het oog op actualisering van competenties. Zo zit de opleidingscoördinator van FSM in het bestuur van het Landelijk Opleidingsoverleg FSM en is een kerndocent van AC voorzitter van het Landelijk AC scholenoverleg. Voor de ontwikkeling van de eindtermen van het accountancy onderwijs is de Commissie Eindtermen Accountantsopleiding (CEA) verantwoordelijk. De CEA is actief sinds het van kracht worden van de WTA per 1 oktober 2006 en is een zelfstandig bestuursorgaan. De opleidingen leggen ook zelf de competenties met enige regelmaat voor aan vakgenoten. Het domein Economics van ECMA overlegt met een breed samengestelde werkveldadviesraad waarin vertegenwoordigers van alle drie beroepsgebieden zitting hebben over de domeinbrede punten. Opleidingsspecifiek overleg vindt eveneens plaats in secties van deze adviesraad. Accountancy De doelstelling van de opleiding AC is om beroepsbeoefenaars op te leiden die in staat zijn accountancydiensten aan zowel profit als non profit organisaties te verlenen. De opleiding legt de landelijk opgestelde competenties uit het document De Bachelor Accountancy (2001) ten grondslag aan haar onderwijs. Dit profiel is samengesteld door het AC-scholenoverleg. Het opleidingsprofiel is goedgekeurd door de HBO-raad, landelijke examenbureaus die toezicht houden op de inrichting van het AC-onderwijs en door de beroepsorganisaties het Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) en de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten (NovAA). De competenties zijn uitgewerkt naar zes competentiegebieden met in totaal 32 competenties en beheersingsniveau per doelstelling. Onder elk van de competenties zijn in totaal 168 eindtermen beschreven inclusief een literatuurlijst in feite een soort modelleerplan. Bedrijfseconomie Doelstelling van de opleiding is het afleveren van een breed inzetbare professional (bedrijfseconoom) die financieel-economische, fiscale, bedrijfsorganisatorische en informatieverzorgende taken kan verrichten. De opleiding BE legt het landelijk opgestelde opleidingsprofiel Beroeps- en Opleidingsprofiel Bedrijfseconomie (1999) ten grondslag aan haar onderwijs. Dit profiel is vastgesteld in samenwerking met het beroepenveld en goedgekeurd door de landelijke
18/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
beroepscommissie. Het beroeps- en opleidingsprofiel onderscheidt beroepsspecifieke competenties, algemene competenties en reflectieve en gedragscompetenties. De doelstellingen van de opleiding BE worden gekarakteriseerd door enerzijds een brede bedrijfseconomische gerichtheid en anderzijds doordat ze een specifieke nadruk leggen op logistiek en controlling. Financial Services Management De doelstelling van de opleiding FSM is om beroepsbeoefenaren op te leiden die startbekwaam zijn om als financieel-zakelijk dienstverlener aan de slag te gaan. De opleiding FSM legt het landelijk opgestelde en gevalideerde opleidingsprofiel Beroeps- en Opleidingsprofiel Hoger Onderwijs Financiële en Zakelijke Dienstverlening (2001) ten grondslag aan haar onderwijs. In het opleidingsprofiel worden zeven competentiegebieden onderscheiden waaronder de opleidingscompetenties zijn geplaatst. De opleiding kenmerkt zich doordat de doelstellingen conform de Wet op het Financieel Toezicht (WFT) zijn geformuleerd, wat betekent dat afgestudeerden met het diploma FSM direct bevoegd zijn.
Facet 1.2
Niveau bachelor
AC: Goed BE: Goed FSM: Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleidingen hebben in 2006-2007 hun visie op bachelorniveau beschreven in termen van de Dublin-descriptoren. Deze beschrijving is vastgelegd in het Onderwijsbeleidsdocument Economics (2007). In het bovengenoemde document worden de domeincompetenties gekoppeld aan de Dublin-descriptoren. Het panel heeft de koppeling tussen de competenties en de Dublindescriptoren bestudeerd en concludeert dat de koppeling adequaat is vormgegeven. Aangezien de opleidingscompetenties voortkomen uit de domeincompetenties, voldoen de opleidingscompetenties aan de vereisten van de Dublin-descriptoren. Per Dublin-descriptor komt het panel tot de volgende conclusies: 1. Kennis en inzicht Het domein wil dat studenten zowel een breed scala aan financieel economische vakkennis en inzicht verwerven en een breed scala aan meer algemene kennis. Het gaat daarbij met name om bedrijfseconomie, bedrijfsadministratie, bedrijfscalculatie, bedrijfsorganisatie, (leer van) accountantscontrole, externe verslaglegging, (belasting)recht, informatiekunde. Meer algemene kennis is marketing, recht, ethiek, kwaliteitszorg, algemene economie, logistiek
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
19/71
management. De opleidingen willen dat de student op het niveau van de body of knowledge op dit gebied staat, zo nodig zelf betrouwbare kennis kan verwerven uit handboeken en uit praktijkonderzoek. Het gaat daarbij zowel om op de concrete situatie van toepassing zijnde kennis, maar ook om kennis en inzicht die bijdraagt aan de ontwikkeling van het beroep zelf. 2. Toepassen van kennis en inzicht Van de student wordt een breed scala aan uitvoerende vermogens verwacht. De opleidingen verwachten niet dat de student wetenschappelijke oogmerken heeft, maar dat hij deze kan toepassen. In dat toepassen wordt verwacht dat de professional zelfstandig methodisch en reflectief te werk kan gaan. Het gaat daarbij om het uitvoeren volgens aangereikte en gegeven methoden (het uitvoeren van een controle conform de vereisten, het opstellen van een jaarverslag conform de vereisten, het adviseren op basis van onderzoek conform de regelgeving) en het beargumenteren ervan. In bepaalde gevallen zal worden gevraagd het zelf kunnen opstellen van verantwoorde werkwijzen/methoden, gerelateerd aan de specifieke opdracht en opdrachtgever. Hij of zij is in staat te werken vanuit een eigen visie op methodisch werken 3. Oordeelvorming Daarnaast wordt van een bachelor verwacht dat hij of zij een oordeel kan vormen door het verzamelen van relevante gegevens en het interpreteren van deze veelheid aan gegevens, zodanig dat tot handelen kan worden overgegaan. De student kan op basis van het oordeel tot handelen overgaan. Een goed ontwikkeld oordeelsvermogen, gebaseerd op valide informatieverzameling en interpretatie is een kernvermogen binnen de financieel economische beroepen: is deze administratie betrouwbaar, staat de bedrijfseconomische situatie een investering toe, is de draagkracht van dit bedrijf voldoende krachtig voor verstrekking van dit financiële product? Van professionals wordt besluitvaardigheid en durven oordelen gevraagd. 4. Communicatieve vermogens De student is in woord en geschrift communicatief vaardig om adviezen over te brengen op een publiek (leken, professionals), zowel Nederlandstalig als Engelstalig: spreken, schrijven, presenteren. Binnen de financieel economische beroepsgroepen is aandacht voor communicatieve vaardigheden (inclusief ict) de afgelopen jaren sterk gestegen. De student kan een redelijk omvangrijke nota schrijven (plan, beleid, verslag) die voldoet aan de vereisten (spelling, grammatica, opbouw). De student kan een artikel schrijven dat voldoet aan de vereisten. De student kan diverse gesprekken voeren, vergaderen et cetera. 5. Leervermogen Van met name AC studenten wordt verwacht dat zij doorstuderen, maar ook BE en FSM afgestudeerden, zijn in staat tot het volgen van een vervolgopleiding. Professionele beroepsbeoefening vraagt steeds een op leren gerichte benadering, het vermogen om een transfer te maken van de ene situatie naar de andere. De professional leert van een bepaalde situatie en leert binnen die situatie.
20/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
AC: Goed BE: Goed FSM: Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het relevante beroepenveld is betrokken bij de totstandkoming en het onderhoud van de competenties van de opleidingen. De door de opleidingen geformuleerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de relevante landelijke opleidingsprofielen en de domeincompetenties (zie ook 1.1). De opleidingen leiden op voor een binnen het beroep breed inzetbare professional die als beginnend beroepsbeoefenaar in een breed scala aan relevante organisaties in een breed scala aan relevante functies van start kan gaan. Het Onderwijsbeleidsdocument Economics (2007) bevat beschrijvingen van het beroepenspectrum waarvoor de verschillende studies opleiden. Accountancy Het beroep van assistent-accountant is de meest gebruikelijke startfunctie voor afgestudeerden. De assistent-account is werkzaam op een AA- of RA-kantoor en kan doorgroeien naar AA-consulent of RA. Het beroep accountant is een geregistreerd beroep dat moet voldoen aan wettelijke vereisten. Een en ander heeft tot gevolg dat ook de opleiding AC inhoudelijk gezien, gebonden is aan deze wettelijke vereisten, die een belangrijk deel van het beroepsprofiel bepalen. Dit werd gerealiseerd door een systeem van uitgebreide landelijke examinering en (wettelijk) toezicht op de inhoud van de examens alsmede de normering en op de examenuitwerkingen van studenten. Per 2006 is de Wet Toezicht Accountantsorganisaties (WTA) van kracht geworden. De WTA heeft gevolgen voor het toezicht op de door de hogescholen verzorgde accountancy opleidingen. Hogescholen richten, met in achtneming van de implementatietermijn, het accountancy onderwijs in op basis van de eindtermen die onder verantwoordelijkheid van de Commissie Eindtermen Accountantsonderwijs (CEA) zijn ontworpen. De te verlenen diensten zijn onder te verdelen in vier taakgebieden (kerntaken): 1. Controle, bijvoorbeeld controleren van de jaarrekening, opstellen van de accountantsverklaring. 2. Administratie, bijvoorbeeld samenstellen van jaarrekeningen, beoordelen van administraties, administratieve dienstverlening. 3. Fiscaliteit, bijvoorbeeld het verzorgen van belastingaangiften.
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
21/71
4. Advies, bijvoorbeeld adviseren naar aanleiding van controlewerkzaamheden of op het gebied van administratie en fiscaliteit. Bedrijfseconomie De opleiding BE ziet de bachelor gekwalificeerde Bedrijfseconoom als een breed inzetbare professional, die financieel-economische, fiscale, bedrijfsorganisatorische en informatieverzorgende taken verricht. De Bedrijfseconoom kan deze taken verrichten in verschillende functies en in verschillende bedrijven/branches. De voornaamste genoemde bedrijfscontexten zijn: handelsondernemingen, productieondernemingen, nonprofit organisatie en het MKB. Met name binnen het MKB lijkt de breed opererende Bedrijfseconoom goed thuis. De opleiding heeft de volgende zes taakgebieden (kernopgaven) geformuleerd. De BE er moet in staat zijn de betreffende opgaven op te lossen, c.q. gevraagde producten en diensten te leveren: 1. Financieel administratieve opgave: de BE er is uitvoerend verantwoordelijk voor onder meer de totale financiële administratie van de organisatie, voor het adviseren aan het management wat betreft financieel-economische en fiscale zaken; 2. Opgave met betrekking tot de inrichting van de planning- en controlcyclus: de bedrijfseconoom is verantwoordelijk voor onder meer de (inrichting en coördinatie van de) planning- en controlcyclus van het bedrijf, beheersing en het behartigen van de belangen van de organisatie in de contacten met derden voorzover gerelateerd aan deze planning- en controlcyclus (belasting, financiële instellingen, accountant); 3. Opgave met betrekking tot de gehele goederenstroom in het bedrijf: het verantwoordelijk zijn voor onder meer het beheren, structureren en optimaliseren van de volledige goederenstroom en de daarmee verbonden informatiestroom binnen de supply chain waarvan de organisatie deel uitmaakt; 4. Financiële opgave: de BE er draagt zorg voor onder meer alle financiële rapportages van de organisatie; 5. Wet- en regelgeving: de BE er adviseert het management ten aanzien van de combinatie bedrijfseconomie en verschillende aspecten van het bedrijfsrecht; 6. Bedrijfsstrategie: De BE er draagt (mede) zorg voor de ontwikkeling van een visie, doelstellingen en strategie voor de organisatie, voor de vernieuwing van het beleids- en beheersinstrumentarium en de implementatie ervan. Financial Services Management De meest gebruikelijke startfuncties zijn junior verzekeringsadviseur, junior financieel adviseur en junior accountmanager zakelijk of particulier. Men werkt bij banken, verzekeringsmaatschappijen (assurantie) tussenpersonen, effectenkantoren, beurzen (effectenbeurs en optiebeurs), beleggingsinstellingen, pensioenfondsen, adviesbureaus, informatiserings- of IT-bedrijven, internetbedrijven (e-business) en grote multinationals met een professionele financiële afdeling (denk bijvoorbeeld aan KLM, Unilever, KPN, Akzo Nobel en Philips) en kan doorgroeien van junior naar senior. De opleiding ziet als kern van het beroep dat de financieel-zakelijke dienstverlener werkt op het snijvlak tussen de vraag van klanten enerzijds en anderzijds het aanbieden en reguleren van diensten en producten. In het opleidingsprofiel wordt uitgegaan van drie
22/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
segmenten, te weten (a) dienstverlening aan de klant, (b) werken aan de organisatie en (c) werken aan jezelf. Onder elk van deze segmenten is een aantal competenties beschreven.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
AC: Voldoende BE: Voldoende FSM: Voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het uitgangspunt van de opleidingen, zo meldt het Onderwijsbeleidsdocument Economics (2007), is dat een goede basis van kennis en inzicht een belangrijke voorwaarde is voor financieel economische toepassing van kennis en inzicht en oordeelsvorming. Binnen de drie opleidingen speelt daarom kennisverwerving een belangrijke rol. In het gezamenlijke deel van de propedeuse en van het tweede studiejaar worden onder de conceptuele leerlijn aparte theoriegerichte onderdelen verzorgd. De conceptuele leerlijn werkt daarnaast ondersteunend aan de projecten; de theoretische onderdelen zijn dáár gepositioneerd waar zij raakvlakken hebben met de integrale leerlijn. Studenten verwerven daarnaast, tijdens het werken aan de projecten (integrale leerlijn), de voor het project benodigde kennis (kennisconstructie). Voor de opleiding AC geldt dat deze sterker theoretisch is ingericht dan de andere opleidingen. Dit komt door de theoretische voorbereiding op de beroepsbeoefening. Het landelijk AC-scholenoverleg stelt een norm literatuurlijst op. Deze lijst wordt jaarlijks bijgesteld, mede vanuit de jaarlijkse exameneisen van het examenbureau. De literatuur wordt door docenten van de opleiding AC als richtinggevend gebruikt voor de leerstof van het onderwijs. Het panel heeft de lijsten met verplichte en aanbevolen literatuur bestudeerd en concludeert dat gebruik wordt gemaakt van voor het domein representatieve literatuur. Het panel is ook van mening dat het verband met de actuele ontwikkelingen over het algemeen adequaat is. De koppeling met actuele ontwikkelingen wordt vooral gemaakt in de verschillende syllabi. Het lesmateriaal voldoet ruimschoots aan de huidige state of the art, al zou de opleidingen meer aandacht mogen besteden aan anderstalig materiaal.
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
23/71
Voor de opleiding AC geldt dat de aandacht aan actuele (inter)nationale ontwikkelingen op het gebied van externe verslaglegging in het materiaal uitgebreid mag worden. Het panel is van mening dat de (relevante) actuele ontwikkelingen niet alleen in het studiemateriaal gereflecteerd worden. Andere manieren waarmee de actualiteit in de curricula wordt geborgd zijn: - concrete beroepsvraagstukken en ontwikkelingen (bijvoorbeeld qua regelgeving) dienen te worden vertaald/verwerkt in projectopdrachten of productspecificaties; - in de programma s wordt ruimte gemaakt voor excursies, workshops en gastdocenten; - het thematiseren van actuele ontwikkelingen in het onderwijs. Zo wordt bij FSM de WFT nadrukkelijk in het programma aan de orde gesteld, corporate finance bij BE en belastingrecht en externe verslaglegging bij AC. Een deel van het onderwijs wordt verzorgd door (gast)docenten die in de beroepspraktijk werkzaam zijn. Mensen van accountancykantoren, banken en andere bedrijven verzorgen een deel van het onderwijs of worden gevraagd als gastdocenten en/of zijn betrokken bij beoordelingen. Tijdens het visitatiebezoek heeft het panel geconstateerd dat er twee type gastdocenten worden ingezet. De eerste type zijn professionals uit het beroepenveld die gastlessen verzorgen (gastsprekers). De tweede type zijn professionals uit het beroepenveld die een of meerdere modulen per studiejaar verzorgen. De ontwikkeling van beroepsvaardigheden wordt gegarandeerd doordat het curriculum ruimte geeft aan het leren aan de hand van het verrichten van op beroepstaken gelijkende taken (projecten). Projectonderwijs biedt de mogelijkheid om vanuit realistische beroepsspecifieke werksituaties de student te laten werken aan opdrachten waarin de economische, financiële, bedrijfsorganisatorische en informatieverzorgende vakgebieden zijn geïntegreerd. Het doel van het project is (om te leren aan de hand van) de realisatie van een beroepsproduct dat aan standaards moet voldoen. Het toepassen van kennis en de beroepsvaardigheden vindt met name plaats in de beroepspraktijk, dan wel de stage. Voor de opleiding FSM geldt dat deze alleen duaal wordt aangeboden. De studenten wisselen in de hoofdfase, een half jaar leren af met een half jaar werken. In het vierde studiejaar vindt een combinatie van werken en leren plaats. Tijdens de werkperiode doet de student ervaring op in relevante functies. De FSM-student leert hierdoor in een vroeg stadium de relevante beroepshouding en vaardigheden, alsmede hoe hij zijn theoretische kennis in de praktijk kan toepassen. Tijdens de werkperiodes krijgen de studenten specifieke opdrachten gericht op de beroepspraktijk. Als afronding van de werkperiode wordt competentieontwikkeling gereflecteerd. Het panel is van mening dat de ontwikkeling van de onderzoeksvaardigheden versterkt kan worden. Dit geldt met name voor BE en FSM, aangezien deze vaardigheden niet vanzelfsprekend op het voor deze opleidingen gewenste niveau gerealiseerd worden. Het panel komt tot deze conclusie na een analyse van de curricula en de studiegidsen, alsmede het aangetroffen niveau wat betreft onderzoeksvaardigheden in (eind)werkstukken. De opdrachten van FSM en BE waren zeer praktisch ingericht, maar de theoretische en methodologische opbouw is soms onderbelicht, waarbij er weinig sprake is van verwijzing naar literatuur en dergelijke. De opdrachten van AC waren ook
24/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
praktisch, maar verwijzing naar publikaties, boeken, et cetera. in (afstudeer)opdrachten werden door het panel structureler aangetroffen. Het deeltijdonderwijs van BE is een combinatie van leren op de NHL en leren door werken in een passende werkkring. De gedachte is dat studenten, doordat zij in een baan passend werk verrichten, zij niet alleen op school maar ook op hun werk door de taken die zij verrichten bepaalde competenties ontwikkelen. Door opdrachten en reflectie wordt deze competentieontwikkeling gestuurd en bewust gemaakt. Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de aansluiting van het programma bij actuele ontwikkelingen, de frequentie van contactmomenten met de beroepspraktijk, de praktijkgerichtheid van de opleidingen en de inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal. De opleiding FSM scoort op deze punten hoger dan de andere opleidingen. Minder goed scoort het aanbod van anderstalige studiematerialen. Het panel beoordeelt dit aspect voor de opleidingen met een voldoende. Voor BE en FSM geldt dat er meer aandacht besteed kan worden aan de ontwikkeling van onderzoekvaardigheden en voor AC meer aan actuele ontwikkelingen wat de externe verslaglegging betreft.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
AC: Goed BE: Goed FSM: Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Voor elke onderwijseenheid zijn leerdoelen geformuleerd, zo stelt het panel vast. Het leerdoel is beschreven in de moduulbeschrijving en is in de beschrijving direct gerelateerd aan het voor de betreffende opleiding geldende competentieprofiel. Het panel heeft tijdens het bezoek vastgesteld dat bij de ontwikkeling van het onderwijs de opleidingsteams een centrale functie vervullen. In het ZER staat voorts beschreven dat voor de ontwikkeling van de propedeuse en het tweede studiejaar van de opleiding AC en BE en voor het gehele programma FSM een combinatie van centrale regie en bottom up strategie is gevolgd. De opleidingteams hebben op basis van inhoudelijke en didactische aanwijzingen en bestaande modulen, het gezamenlijk deel ontworpen. De opleidingen hebben in 2006-2007 aangescherpt wat ontwikkeld is (eerste en tweede studiejaar BE en AC, gehele curriculum FSM) en hebben studiejaar 3 van BE en AC inhoudelijk ingericht conform de major minor structuur. Er is voor het ontwikkeltraject vanuit centrale regie in 2006 een competentiematrix opgesteld die per periode de beoogde competenties plus het beoogde niveau benoemt. In het voorjaar 2007 is deze © NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
25/71
geactualiseerd in competentiematrices per onderwijseenheid. De ontwikkeling van studiejaar 3 is extern begeleid. De verschillende curricula zijn opgebouwd uit: - Een gemeenschappelijk deel (major) van 76 EC (inclusief stages/werkervaring, keuzeprogramma s en SLB). Dit deel is gepositioneerd in de eerste twee studiejaren. - Een opleidingsspecifiek deel (minor) van 154 EC voor AC en 124 EC voor BE en FSM. In het document Domeincompetenties in relatie tot opleidingscompetenties en major/minor (2006) wordt uiteengezet dat de opleidingsspecifieke competenties aan de minors ten grondslag liggen, met een verwijzing naar de domeincompetenties. - Een deel individuele profilering (minor) van 30 EC voor BE en FSM. Aan deze NHLbreed verzorgde verbredende minors liggen specifieke competenties van de betreffende opleiding ten grondslag. Voor AC geldt dat er alleen een keuzemogelijkheid van 10 EC wordt aangeboden. Op basis van de competentiematrices en de diverse relevante documenten (zoals de moduleboeken) concludeert het panel dat de drie programma s inhoudelijk voldoende mogelijkheden bieden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Voor BE geldt dat er aandacht is voor interne beheersing, management- en informatiesystemen, ondernemingsplannen, cost accounting, recht, controleleer, bedrijfsadministratie, advisering, AO/IC, logisitiek management, management accounting, bedrijfsdiagnose. Voor FSM geldt dat er aandacht is voor sociale vaardigheden, financiering particulieren, WFT, beleggen, sociale psychologie, consumenten gedrag, adviesvaardigheden, klantenmanagement, belastingrecht, financiële planning. Voor AC geldt dat er aandacht is voor interne beheersing, management- en informatiesystemen, ondernemingsplannen, cost accounting, recht, controleleer, bedrijfsadministratie, controle, externe verslaglegging, financieel management, AO, EDP auditing, management control. Het deeltijdprogramma van BE kent inhoudelijk nauwelijks verschillen van het voltijdse programma. Het panel heeft dan ook vastgesteld dat de deeltijdstudenten van de opleiding BE in staat zijn om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het panel komt tot deze conclusie op basis van het deeltijdprogramma en de mogelijke vrijstellingen.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
AC: Goed BE: Goed FSM: Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleidingen zijn ingericht volgens het leerlijnenmodel. Deze leerlijnen bieden aan de leerstof een inhoudelijke ordening in combinatie met een ordening qua werkvormen. Inhoudelijk gaat het om de ordening van specifieke competenties onder de leerlijnen. De leerlijnen zijn: integrale leerlijn, conceptuele leerlijn, vaardigheden leerlijn,
26/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
ervaringsreflectie en SLB. Zie ook 2.7 voor een nadere didactische beschrijving van de leerlijnen. De opleidingen van het domein Economics kennen een gemeenschappelijk eerste jaar. Het eerste jaar bevat (inleidende) elementen van alle opleidingen, zoals algemene en bedrijfseconomie, marketing, recht en bedrijfscalculatie. Het tweede jaar van BE en AC kent eveneens veel overlap. Doordat de curricula thematisch zijn opgebouwd en binnen een periode/semester projectonderwijs centraal staat, kennen de programma s een horizontale samenhang. Rond het project kennen de opleidingen flankerend onderwijs. De leeractiviteiten in de opeenvolgende studieonderdelen zijn op elkaar afgestemd, zo stelt het panel vast. Hierdoor ontstaat verticale samenhang in de programma s. De opleidingen ontwikkelingen het merendeel van de competenties door de competenties per studiejaar terug te laten keren op een hoger niveau. Voor de bewaking van deze niveauverhoging spelen de niveaubeelden foundation, advanced en expert een sturende rol. In het eerste jaar zijn de programma s sterk gericht op het verwerven van een degelijke theoriebasis. In een later stadium wordt van de student verwacht dat hij of zij de opgedane kennis toepast in complexere integrale projecten (interpreteren, oordelen). In het werkendeel van het duale traject FSM loopt een niveauopbouw van baliemedewerker (jaar 2) naar adviseren particulieren (jaar 3) tot adviseren zakelijk (jaar 4). In het deeltijd werkentraject BE nemen voor studenten die het betreft complexiteit, werkzelfstandigheid en verantwoordelijkheid in de loop van de studie toe. In 2006-2007 is besloten tot de inrichting van drie opleidingsspecifieke teams en een aparte majorcommissie waarin docenten van de verschillende opleidingsteams een plaats hebben. Elk team wordt geleid door een teamcoördinator. De opleidingsteams ontwerpen de inhoud en de samenhang binnen een periode/semester. Het docententeam Economics als geheel is verantwoordelijk voor de inhoud en samenhang tussen major en minor. Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek vastgesteld dat de opleidingsteams goed functioneren en een belangrijke spil in het onderwijs zijn. Hierdoor ontstaat afstemming in de volgorde van de leerstof binnen (onderdelen van) de leerlijnen. Voor de opleidingen geldt dat de invulling van de keuzeruimte en de keuze voor de minors is omgeven met adequate (toelatings)voorwaarden. Deze staan beschreven in de studiegidsen en de OER. Hierdoor wordt een inhoudelijk samenhangend studiepad van de student gewaarborgd. BE en FSM kennen een verbredingsruimte van 40 EC, waarvan 30 EC zijn gereserveerd voor een verbredende minor en 10 EC voor keuzevakken. AC kent alleen een keuzemogelijkheid van 10 EC. De beleving van de student betreffende de samenhang wordt door het ECMA voldoende gemonitored. Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de samenhang in het onderwijsprogramma. Dit beeld werd tijdens het visitatiebezoek door studenten bevestigd. Opvallend is dat uit de evaluaties blijkt dat FSM-studenten zeer tevreden zijn over de mate waarin de werkdelen aansluiten bij het overige onderwijs.
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
27/71
Accountancy In het ZER geeft de opleiding AC aan dat in het nieuwe landelijke examen (Overall Toets OAT) meer ruimte is gecreëerd voor samenhang en integratie voorheen bestond het landelijk examen namelijk uit een groot aantal verschillende vakken. Bedrijfseconomie-deeltijd Binnen het deeltijdonderwijs wordt aandacht besteed aan de samenhang tussen het werkdeel en het onderwijsdeel. Studenten kunnen in het onderwijsdeel vraagstukken inbrengen vanuit hun werkervaring, omgekeerd worden zij gevraagd om binnen hun werkplek bepaalde opdrachten uit te voeren. De leeropbrengst wordt op het einde van een werkperiode gecommuniceerd en gereflecteerd. Financial Services Management Binnen het duale onderwijs is het uitgangspunt in het tweede en derde jaar een afwisseling van leerperiode op de instelling en werkervaring bij een bank of financiële dienstverlener. Een en ander is eigen aan het duale onderwijs, waar leren en werken elkaar opvolgen en waarbij gedurende de werkperiode niet of nauwelijks interventie vanuit de opleiding plaatsvindt. In het document FSM Werkend Onderwijs staat beschreven dat voorafgaande aan de werkervaring studenten een leerplanning maken, er vervolgens in het midden een tussentijdse reflectie plaatsvindt en aan het einde van de werkperiode de student reflecteert op de leeropbrengst. Vanuit deze werkervaring kan de student vervolgens de leerperiode in, waarin ook steeds ruimte is voor inbreng van de werkervaring. Het vierde studiejaar is ingericht conform het concurrencymodel, waarbij studenten tegelijk leren en werken (drie dagen werken en twee dagen leren).
Facet 2.4
Studielast
AC: Goed BE: Goed FSM: Goed
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opbouw van elke opleiding is beschreven in de OER van de opleiding. De OER wordt jaarlijks geactualiseerd en ter goedkeuring voorgelegd aan de opleidingscommissie, het docententeam, de directeur ECMA en het CvB. De opleidingen van het domein werken met een geprogrammeerde evenwichtige verdeling van EC over de verschillende semesters en studiejaren. Elk studiejaar is verdeeld in twee semesters. Elk semester heeft een studielast van 30 EC. Binnen elk semester worden twee perioden van 15 EC onderscheiden. Elke periode wordt afgerond met een tentamenweek.
28/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
De opleidingen verzorgen een beperkt aantal verschillende onderdelen tegelijkertijd; gemiddeld vijf. Op deze manier wordt versnippering voorkomen. In de teams wordt de spreiding van toetsen afgestemd. Bij elke onderwijseenheid wordt een modulebeschrijving verstrekt waarin onder meer staat beschreven de positie van de onderwijseenheid, de inhoudelijke betekenis, de leerdoelen, de werkvormen, de planning, de toetswijze en de regeling met betrekking tot herkansingen. Om studenten beter te kunnen begeleiden tijdens de studie is het mentoraat en de rol van studieadviseur omgebogen in de richting van studieloopbaanbegeleiding (SLB). De mentor heeft als taken om de student wegwijs te maken in het onderwijssysteem, het volgen van de studievoortgang en het signaleren van knelpunten, het leveren van een bijdrage aan de studievaardigheden, het voeren van groepsgesprekken en individuele gesprekken en het bevorderen van een goed groepsverband. Structureel wordt meer tijd besteed aan de student waar het zijn studieloopbaan betreft. In de propedeuse is hieraan al invulling gegeven, voor het tweede studiejaar was ten tijde van de visitatie een pilot gaande en de begeleiding in het derde en vierde studiejaar wordt ontwikkeld. De kleinschaligheid van de opleidingen maakt het volgens het panel mogelijk dat docenten en studenten elkaar kennen. Roosters van docenten zijn bekend, zodat studenten weten waar en wanneer zij docenten kunnen bereiken. Bereikbaarheid van docenten scoort bij studentenevaluaties hoog. Dit beeld werd tijdens het visitatiebezoek door studenten en alumni bevestigd. Het instituut ECMA verricht regelmatig onderzoek onder studenten naar factoren die zij als belemmerend voor hun studie ervaren en voeren waar nodig verbetering uit. Ook wordt regelmatig in kaart gebracht of de feitelijke studielast overeenkomt met de geprogrammeerde studielast. Voor de drie opleidingen gelden de volgende aantallen geprogrammeerde contacturen per jaar: BE vt 2006-2007 Totaal docent fysiek aanwezig
Jaar 1 666
Jaar 2 632
Jaar 3 300
Jaar 4 232
Totaal docent niet fysiek aanwezig (incl. stage/afstuderen)
264
394
820
815
AC vt 2006-2007 Totaal docent fysiek aanwezig
Jaar 1 666
Jaar 2 632
Jaar 3 309
Jaar 4 392
Totaal docent niet fysiek aanwezig (incl. stage/afstuderen)
264
394
620
540
FSM duaal 2006-2007 Totaal docent fysiek aanwezig
Jaar 1 666
Jaar 2 258
Jaar 3 294
Jaar 4 284
Totaal docent niet fysiek aanwezig (incl. werkdeel/afstuderen)
264
807
800
1050
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
29/71
Uit de evaluaties blijkt dat studenten van mening zijn dat de opleiding goed te doen is in de tijd die ervoor staat. Minder tevreden zijn de studenten over de spreiding van de studielast over het jaar. Met name de FSM-studenten waren ontevreden over dit aspect. Tijdens het visitatiegesprek waren studenten positiever over de spreiding van de geprogrammeerde studielast en gaven aan dat de feitelijke studielast evenwichtig is, mits de student zelf goed plant. De opleidingen hebben een studentenpanelgesprek georganiseerd om deze evaluatieuitslagen beter te duiden. Studenten AC en BE merkten hierbij op dat de projecten in het eerste semester van het tweede jaar nog enkele kinderziektes hadden, onder andere qua planning van de studielast. Dit hing mogelijk ook samen met de visie van de opleidingen dat van studenten na het eerste jaar en het majordeel van het tweede jaar meer zelfstandigheid wordt gevraagd. Er zijn inmiddels al verbeteringen aangebracht voor het tweede semester 2006-2007 en voor 2007-2008 (aanwijzingen, planning studielast, afstemming met externe betrokkenen). In het eerste jaar wordt na één maand een diagnostische toets afgenomen. Aan de hand van de toetsresultaten wordt studenten duidelijk in hoeverre zij op de juiste weg zijn, c.q. dat zij hun studiehouding dienen te veranderen. Ook worden voor sommige onderdelen wekelijks opdrachten gegeven, waardoor de studielast beter gespreid wordt. Het panel is van mening dat de negatieve evaluatieresultaten wat FSM betreft grotendeels voortkomen uit het duale karakter van de opleiding. Er hangt dan ook veel af (geldt ook voor BE en AC) van de individuele planning van de student. Wat BE en AC betreft heeft het instituut goed in kaart gebracht waarde knelpunten zitten. Er zijn dan ook effectieve verbetermaatregelen genomen. Het panel heeft er dan ook vertrouwen in dat de positieve signalen wat betreft de studielast die zij heeft vernomen tijdens het visitatiegesprek met studenten, zich zullen doorvertalen in de toekomstige evaluatieresultaten. Op grond van de gevoerde visitatiegesprekken met studenten en een eigen analyse van de aangetroffen evaluatiegegevens, is het panel van mening dat de programma s geen structurele struikelvakken bevatten.
Facet 2.5
Instroom
AC: Voldoende BE: Voldoende FSM: Voldoende
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleidingen hebben op het gebied van instroom de volgende doelstellingen: ze willen in hun onderwijs qua inhoud en vorm expliciet aansluiten bij studenten met
30/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
havo-instroomniveau. De drie opleidingen willen dat studenten met relevant mbo die voldoende mogelijkheden bezitten een versneld traject kunnen volgen. De procedures omtrent de instroom staan beschreven in de OER, evenals het vrijstellingenbeleid. Voor de opleidingen gelden de volgende instroomregels: - Studenten met een havo-diploma zijn toelaatbaar met de volgende profieleisen: Natuur en Techniek met Economie 1, Natuur en Gezondheid met Economie 1, Economie en Maatschappij of Cultuur en Maatschappij met wiskunde A1, A2 of wiskunde B1; - Studenten met een vwo-diploma zijn toelaatbaar met de volgende profieleisen: Natuur en Techniek met economie 1, Natuur en Gezondheid met economie 1, Economie en Maatschappij, Cultuur en Maatschappij met Economie 1; - mbo ers met een diploma op niveau 4 kunnen toegelaten worden; - Studenten die niet aan de vooropleidingseisen voldoen en de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben, kunnen deelnemen aan een toelatingsonderzoek; - Studenten die in het bezit zijn van een diploma van een buitenlandse instelling worden toegelaten wanneer de diplomawaardering daartoe gelegenheid biedt. Het propedeuseprogramma sluit inhoudelijk aan bij de wettelijke voorgeschreven profielen van havo en vwo, zo stel het panel vast. Dit geldt eveneens voor een aantal mbo-opleidingen in de economische sector. Op NHL-niveau is een EVC-centrum opgezet, mede in het kader van een door de overheid gesubsidieerd programma. De opleidingen ontwikkelen in het verlengde hiervan en in afstemming met deze ontwikkeling ook zelf een EVC-procedure waarin een zogenoemd portfolio assessment een belangrijke rol speelt. Een aantal medewerkers van het domein volgt hiervoor een aparte scholing. De opleidingen hebben afgelopen jaren enkele maatregelen ingevoerd om de vorm van het onderwijs beter te laten aansluiten bij studenten met een havo-achtergrond. Uit het ECMA Instroomonderzoek blijkt dat deze overgang nog wel voor problemen kan zorgen. De instructies in de propedeuse zijn geïntensiveerd (gedetailleerde aanwijzingen voor uitvoering opdrachten, helderde planningen, duidelijk studiemateriaal, voldoende contacttijden) en is er meer aandacht voor individuele studiebegeleiding (mentorschap). Tijdens het bezoek gaven studenten aan dat de (werk)vormen van het onderwijs goed aansluiten bij de vooropleiding. Uit de uitvalcijfers valt op te maken dat studenten met een mbo-achtergrond oververtegenwoordigd zijn. De grondregel anno 2006-2007 is dat op basis van een intakegesprek met de student, waarin het studiepakket, studieresultaten en andere omstandigheden worden besproken, wordt overeengekomen in hoeverre de betreffende student in aanmerking komt voor een verkort traject (en in welke omvang). Op ECMAniveau wordt tegelijk gewerkt aan het intensiveren van de contacten met ROC Friesland College met als doelstelling te bereiken dat goed gemotiveerde en goed voorbereide mbo ers in de hoofdfase in kunnen stromen op zodanige manier dat zij een goede kans op positief resultaat hebben. Ze worden daartoe in een aparte groep geplaatst en Hboopleidingcompetenties worden mede ten grondslag gelegd aan bepaalde programmaonderdelen. Voor de studenten buiten de EU heeft de hogeschool de Code of Conduct ondertekend.
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
31/71
Het domein sluit voor wat betreft de PR-activiteiten aan bij het instituuts- c.q. NHL-beleid. Aankomende studenten kunnen zich via open dagen, proefstuderen of onderwijs-/ studiebeurzen oriënteren op de opleidingen BE, AC en FSM. Ten aanzien van de PRactiviteiten bundelen de drie opleidingen hun krachten. De gemeenschappelijkheid van de drie opleidingen binnen het domein wordt benadrukt, daarnaast is er ruimte voor de persoonlijke profilering van de opleiding. Belangstellenden kunnen ook een persoonlijke afspraak maken om een aantal contacturen mee te lopen bij één of enkele onderwijsonderdelen. De aansluiting van de opleidingen qua werkvorm en inhoud met de verschillende vooropleidingen, waaronder het mbo, is volgens het panel adequaat. Het panel komt tot die conclusie op basis van de analyse van de problemen zoals beschreven in het ZER en de visitatiegesprekken. Onderdeel van het probleem is de relatief hoge uitval onder studenten met een mbo-achtergrond. Het domein heeft in de ogen van het panel concrete en effectieve maatregelen genomen om de problemen te verbeteren, al waren de resultaten van de maatregelen ten tijde van de visitatie niet te toetsen. De resultaten worden in het komende studiejaar zichtbaar. De opleiding is voornemens een docent in te zetten om de problematiek in kaart te brengen en in de sfeer van voorlichting de aankomende studenten een reëler perspectief te bieden. Deze problematiek is extra urgent aangezien er steeds meer mbo ers kiezen voor een opleiding binnen het domein Economics. Om deze reden beoordeelt het panel dit aspect met een voldoende.
Facet 2.6
Duur
AC: Voldaan BE: Voldaan FSM: Voldaan
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Alle opleidingsvarianten voldoen aan de eis die gesteld wordt aan de omvang van het curriculum. In de OER en de studiegids van de afzonderlijke opleidingen is inzichtelijk gemaakt dat de curricula van de opleidingen een omvang van 240 studiepunten (EC) hebben.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
AC: Goed BE: Goed FSM: Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
32/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleidingen sluiten aan bij de NHL-uitgangspunten met betrekking tot onderwijs en werkvormen, zoals vastgelegd in het Programma Onderwijskader NHL (2004) en het Onderwijskader: De Standaards (2004). Dit betekent dat de opleidingen competentiegericht leren bevorderen. Aspecten van competentiegericht leren zijn voor de NHL: beroepsgericht en realistisch leren aan de hand van taken die gelijken op taken uit de beroepspraktijk. Het instituut ECMA heeft op basis van dit NHL-kader een kaderstellende onderwijsvisie opgesteld voor de tot het instituut behorende opleidingen. Het instituut heeft haar visie op onderwijs en haar visie op leren in de documenten Notitie Onderwijsvisie ECMA (2004) en Handleiding Onderwijsrollen (2007) geformuleerd. Het onderwijs van de drie opleidingen is ingericht als competentiegericht onderwijs. Het integrale deel heeft daarbij de vorm van projectonderwijs c.q. leren aan de hand van de realisatie van beroepsproducten. Trefwoorden van de geformuleerde uitgangspunten zijn: functionaliteit van de leeromgeving, levensechtheid van de leeromgeving, gericht op activerend leren, gericht op zelfstandig en zelfbewust leren, aandacht voor coachen en zelfbewust leren. De leerprocessen van de individuele student staan centraal, de onderwijsvormen zijn gericht op de latere werksituatie en naast beroepsvorming is er aandacht voor de persoonlijke vorming van de student. Het leren wordt door de opleidingen gezien als een proces waarin de student in toenemende mate zelfstandig kennis en vaardigheden ontwikkelt aan de hand van het verrichten van taken en opdrachten. Studenten zijn ingedeeld in een klas of basisgroep van waaruit werkvormen worden gerealiseerd (in hoorcolleges klassen samengevoegd, in projecten klassen). De opleidingen van het domein Economics hebben in hun onderwijsbeleidsdocument Onderwijsbeleid Economics (2007) het didactisch concept en werkvormen verder uitgewerkt. De opleidingen hebben, in het verlengde van het instituutsbeleid, gekozen voor een inrichting van onderwijs conform het zogenoemde leerlijnenmodel (zie ook 2.3). Dit model onderscheidt vijf leerlijnen: - Integrale lijn: leren in realistische omgeving door het realiseren van beroepsproducten en -diensten en door het reflecteren op productrealisatie. De opleidingen kiezen voor projectonderwijs c.q. leren door het realiseren van beroepsproducten; - Vaardighedenlijn: gericht op het aanleren, oefenen van praktische vaardigheden via passende werkvormen (trainingen, oefeningen, workshops); - Conceptuele leerlijn: gericht op de ontwikkeling van theoretische vermogens (kennis, inzicht) via passende werkvormen (werkcolleges, hoorcolleges, theorieopdrachten et cetera.); - Ervaringsreflectie lijn: gericht op de ontwikkeling van vermogens via stages en opdrachten in de beroepspraktijk in combinatie met permanente reflectie op de leeropbrengst van deze werkervaring (= bewustmaken); - Studieloopbaanlijn: gericht op de persoonlijke ontwikkeling van de student die hem of haar in staat stelt het curriculum qua inhoud, werkvormen succesvol te doorlopen en waar nodig keuzes te maken, individuele profilering te vinden. De opleidingen en de varianten leggen verschillende accenten wat betreft de leerlijnen. © NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
33/71
In een evaluatiegesprek met studenten betoonde men zich uitermate tevreden over het projectonderwijs c.q. opdrachtonderwijs als leermiddel. Dit beeld werd tijdens de visitatiegesprekken met studenten bevestigd. De opleidingen hebben ongeveer 15 contacturen per week opgenomen. Accountancy en Bedrijfseconomie Centraal staat de integrale leerlijn. De opleidingen kiezen daarbij voor projectonderwijs. In het minordeel van het tweede studiejaar zijn deze projecten ontwikkeld en uitgevoerd in intensieve samenwerking met het werkveld. Centraal staat het leren in een subgroep (soms: individueel) van drie tot vijf studenten, die werkt aan het realiseren van een (beroeps)product of dienst. Deze lijn wordt integraal genoemd omdat diverse competenties tegelijk aan bod komen. De rol van de docent als projectbegeleider is die van vakexpert in combinatie met procesbegeleider. Qua omvang neemt het project in de loop der jaren toe en nemen de begeleiding, flankerend onderwijs en structurering af. De conceptuele leerlijn richt zich op de verwerving van voor beroepsbeoefening noodzakelijke kennis en inzicht. Werkvormen zijn hoorcolleges, werkcolleges, cases, opdrachten en werkgroepen, waarbij de overdracht van kennis, maar ook het zelf actief kennis construeren centraal staan (zich eigen maken). In de majorfase is deze lijn omvangrijker dan in de minorfase (het verwerven van een degelijke basis alvorens men complexere taken kan gaan uitoefenen). De vaardighedenleerlijn richt zich op het aanleren van praktische vaardigheden terugkerende handelingen (handelingsroutines), noodzakelijk voor beroepsbeoefening. De basiswerkvormen zijn practicum en training. De ervaringsreflectieleerlijn bestaat uit leren door werken en reflectie op de leeropbrengst van deze werkervaring. Om het leereffect te borgen vinden planning, begeleiding en beoordeling plaats vanuit opleiding en stageverlenende organisatie. Werkvorm is maatwerk, gericht op individuele begeleiding. In studiejaar 2006-2007 is via het project Studiemateriaal aanvullende aandacht besteed aan de explicitatie van inhoud en de verfijning van vormgeving van begeleiding en beoordelen. De studieloopbaanlijn richt zich op leren leren en op studievoortgang. Financial Services Management Het schooldeel van FSM correspondeert met bovengenoemde inrichting in leerlijnen. Leren vindt mede plaats aan de hand van het (individueel, in groepsverband) realiseren van beroepsproducten in opdracht van financiële instellingen. Verworven opdrachten worden in een bepaald studiejaar geplaatst en in een leerverband gezet. In de opleiding FSM is het leren ingericht als een afwisseling van werkperioden met onderwijsperioden. In studiejaar 2 is het eerste semester en in studiejaar 3 het tweede semester, ingericht als werkervaring in een gedefinieerde, passende werkomgeving. Essentieel is het bewustmaken van het leereffect via reflectie en begeleiding. Over het geheel genomen verwerft de student een aantal competenties door het werken zelf, echter ten behoeve van de inzetbaarheid is aan deze verwerving onlosmakelijk verbonden: het bewustmaken via rapportage, het koppelen aan theorie en het kaderen van werkervaringen. Studenten worden geholpen bij het opstellen van hun leerplan. In de
34/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
eerste of tweede week van de werkenperiode vindt een bedrijfsbezoek door een docent plaats. In de werkenperiode is twee keer een terugkomdag gepland (werkervaringen uitwisselen, intervisie) en halverwege de werkenperiode vindt een tussentijdse voortgangsbeoordeling plaats, die kan resulteren in bijstellingen. In het programma is steeds voor zowel reflectie op de voorafgaande werkperiode als voor anticiperen op de komende periode ruimte gemaakt. In het laatste studiejaar is gekozen voor gelijktijdig werken en leren (drie dagen werken in combinatie met twee dagen leren). Ook aan deze werkperiode liggen specifieke competenties ten grondslag. Bedrijfseconomie deeltijd Leren en werken vindt gelijktijd plaats, waarbij het onderwijsdeel rekening houdt met het werk van studenten (avondonderwijs). Het deeltijdonderwijs omvat twee dagdelen contact per week. Studenten moeten het leren dus doen tijdens en naast hun werk. Passend werk hebben, betekent dat op de werkplek via het werken en via reflectie hierop competenties worden ontwikkeld die binnen het voltijdonderwijs via het onderwijs worden ontwikkeld (c.q. deels in de stage). Hiervoor zijn in het deeltijdonderwijs, evenals in het duale onderwijs, specifieke voorzieningen getroffen (begeleiding, verslaglegging, reflectie, werkdossier, persoonlijk ontwikkelingsplan). In het onderwijsdeel wordt qua werkvormen eveneens aangesloten op de deeltijdstudent. Studenten worden in de gelegenheid gesteld tot inbreng van werkervaringen relatering van werkervaring aan leerstof (colleges als gesprek). In het evaluatiegepsrek geven deeltijdstudenten aan dat zij de combinatie leren op het instituut en leren via werken geslaagd vinden. Wel geven zij aan dat zij in een beperkt aantal gevallen de werkvormen wat sterk gericht vinden op de voltijd, wat schools, wat regelachtig.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
AC: Voldoende BE: Voldoende FSM: Voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De NHL heeft haar toetsbeleid vastgelegd in de notitie Toetsbeleid NHL, waarin onder meer het programma van toetsing, de kwaliteit van de toetsen en de organisatie ervan zijn beschreven. De NHL heeft aanvullende regelingen voor de examencommissie en de opleidingscommissie en houdt een register bij van de samenstelling van deze commissies. De hogeschool organiseert (scholings)bijeenkomsten voor leden van de examencommissies. De verantwoordelijkheid voor het functioneren en de verslaglegging van de examencommissie ligt op domeinniveau.
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
35/71
Het instituut ECMA heeft haar toetsbeleid vastgelegd in het Toetsbeleid Instituut Economie & Management (2005). In 2007 hebben de opleidingen van het domein Economics een verdere operationalisatie van het toetsbeleid ontwikkeld in het document Toetsplan Domein Economics. Enkele doelstellingen uit het toetsbeleid zijn: - De leerdoelen van alle onderwijseenheden (en onderdelen) zijn gerelateerd aan opleidingscompetenties en zijn concreet en toetsbaar geformuleerd; - De functie van elke toets en beoordeling is geëxpliciteerd in termen van ontwikkelingsgericht of sanctionerend (summatief, formatief, selecterend); - Toetsen en beoordelen zijn een afspiegeling van de onderwijskundige uitgangspunten en corresponderen met de eigenheid van de inhouden en werkvormen van de verschillende leerlijnen. De toetsvormen worden in een toetsplan verantwoord. - De beoordeling van de toetsresultaten voldoet aan kwaliteitseisen als nauwkeurig, valide, betrouwbaar en expliciet. Dat wil onder andere zeggen dat zó wordt getoetst en beoordeeld dat duidelijk is in hoeverre de individuele student aan de doelstellingen van de opleiding voldoet (verantwoording over de verhouding individuele toetsmomenten en groepsmomenten). - De curriculumomgeving waarbinnen de toets en de beoordeling plaatsvinden, voldoet aan een aantal nader genoemde vereisten; - De organisatie van de toets is adequaat. De basisregels en basisprocedures betreffende tentaminering zijn vastgelegd in de OER. De Examencommissie heeft hierbij een controlerende functie. Een beschrijving van de toetsing is opgenomen in de moduulbeschrijvingen. Per jaar zijn er voor ieder onderdeel (moduul, project) twee toetsmomenten: een regulier moment en een herkansingsmoment. Ieder onderdeel wordt getoetst, kort nadat het programma of een onderdeel daarvan is afgerond. De keuze voor een bepaalde toetsvorm is voornamelijk gerelateerd aan de leerlijnen. - Bij projecten en beroepsproducten wordt het resultaat beoordeeld aan de hand van de opgestelde specificaties. Beoordeling van de beroepsproducten vindt in bepaalde gevallen (bijvoorbeeld projecten minor AC en BE, studiejaar 2, beroepsproducten FSM jaar 3) mede plaats door externen. Hun inbreng is geregeld via de modulewijzer. - De conceptuele leerlijn wordt voornamelijk via individuele tentamens getoetst, die verschillende vormen hebben (multiple choice, opgaven, essayvragen). - De vaardighedenleerlijn wordt getoetst aan de hand van reflectieverslagen van de student en zijn of haar handelen binnen de projecten. - Een portfolio met daarin bewijsstukken van de ontwikkeling die de student doormaakt, moet de docent inzicht geven in de vorderingen in de studieloopbaanlijn. - De ervaringsreflectielijn wordt beoordeeld via de reflectieverslagen, die ingeleverd worden aan het einde van elk project, de stage en het afstuderen. Voor elke praktijkervaring dient de student persoonlijke leerdoelen op te stellen en deze na afloop van de praktijkperiode te evalueren. Het panel heeft van enkele toetsen (van het eerste tot het laatste jaar) een analyse gemaakt. Hierbij is gekeken naar zowel de relatie met de leerdoelen, (het niveau van) het tentamen/opdrachtformulering als de uitwerking en de beoordelingsnorm hierbij. Het 36/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
panel heeft op basis van deze analyse kunnen constateren dat de opleidingen gebruik maken van diverse toetsvormen die tevens passend zijn bij de leerdoelen. Tevens voldoen de toetsen/opdrachtformuleringen aan de niveaueisen die gesteld mogen worden aan een hbo-opleiding. In een evaluatiegesprek hebben de studenten van de verschillende opleidingen aangegeven dat zij in de regel inhoudelijk tevreden zijn over de match tussen leerdoelen, toets en beoordeling. Propedeusestudenten zeggen dat, daar waar onderdelen door verschillende docenten worden verzorgd en/of begeleid (projecten), soms wat meer overleg en afstemming plaats zouden mogen vinden tussen de tutoren/mentoren over (de hantering van) de beoordelingscriteria. Het panel herkent het laatst genoemde kritiekpunt en vooral voor het afstudeerwerk. Het panel komt op basis van de eigen analyse van de ter beschikking gestelde toetsen en werkstukken (inclusief beoordeling) tot de conclusie dat qua uniformering en objectivering van de beoordeling nog een slag gemaakt kan worden, bijvoorbeeld door een verdere concretisering van de beoordelingscriteria. Tevens is het panel van mening dat de individuele prestaties in groepsopdrachten soms beperkt belicht worden. Het panel is van oordeel dat op adequate wijze de toetsting van de realisatie van de leerdoelen van (onderdelen van) het programma plaatsvindt. De wijze van examinering vindt in het algemeen op een gestructureerde wijze plaats, al is het panel ook van mening dat de doelstellingen zoals geformuleerd in het toetsbeleid en toetsplan nog niet altijd gerealiseerd worden. Het panel beoordeelt dit aspect dan ook met een voldoende.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen HBO
AC: Voldoende BE: Goed FSM: Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het strategisch personeelsbeleid van de NHL is vastgelegd in de nota Meer Mogelijk maken (2001). Het beleid kent drie speerpunten: de bekwaamheden van medewerkers verder ontwikkelen; de flexibiliteit van de organisatie verhogen; en de efficiency verhogen. De speerpunten worden jaarlijks vertaald in concrete resultaatafspraken tussen het college van bestuur en het instituut (RGM). Het beleid wordt uitgevoerd vanuit het Uitvoeringsprogramma Meer Mogelijk Maken, dat is opgebouwd uit drie onderdelen: verbetering van het planning- en controlproces; managementontwikkeling (MD-traject); en de introductie van nieuwe personeelsinstrumenten. Uit de vijfde, en laatste, Voortgangsrapportage Meer Mogelijk Maken (2005) blijkt dat vrijwel alle deelprojecen zijn © NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
37/71
afgerond: er is een personeelsmonitor opgezet; er is een centrum voor competentieontwikkeling ingericht; het MD-traject is afgerond; er zijn competentieprofielen gemaakt; en er is een beoordelingsregeling ontwikkeld. Teamontwikkelingsplannen zijn nog in ontwikkeling. De directeur van het instituut is eindverantwoordelijk voor het personeelsbeleid van het instituut. Coachend leiderschap en docentschap, loopbaanontwikkeling, verhoging van mobiliteit en flexibiliteit zijn leidende principes. Medewerkers behoren tot een team onder leiding van een (domein)manager. Docenten moeten volgens het NHL-beleid een aantal jaren relevante, liefst recente werkervaring hebben. De breedte van het werkveld dient weerspiegeld te zijn in het docententeam. Specialistische kennis wordt vooral ingezet op basis van gastdocentschappen. Het domein hanteert daarbij een verschil tussen een gastdocent en een externe docent. Een gastdocent is een inhoudelijke expert uit de beroepspraktijk die eenmalig een gastcollege over een specifiek onderwerp verzorgt. Een externe docent is een expert uit de beroepspraktijk die voor één of meerdere modulen (of project) wordt ingezet. Om een goede verbinding tussen opleiding en werkveld te leggen, maakt het domein gebruik van zowel gastdocenten als ook externe docenten. Alle docenten met een vaste aanstelling moeten een didactische aantekening hebben. Voor alle functiegroepen zijn competentieprofielen ontwikkeld. Een van de competenties voor docenten is omgevingsbewustzijn/externe gerichtheid . De invulling daarvan komt aan de orde in de POP- (of plan-)gesprekken. Het personeelsbestand van ECMA bestaat uit een kern van vast aangestelde, breed inzetbare docenten en een schil van flexibel inzetbare veelal tijdelijk aangestelde specialisten uit de beroepspraktijk. Het panel is van mening dat de opleiding AC de bovengenoemde doelstelling niet volledig realiseert. Op basis van de beschikbare informatie stelt het panel vast dat het docententeam AC geen AA ers in haar midden heeft. Van de twee RA ers heeft één ervaring met de beroepspraktijk. Wel zijn er meerdere gastsprekers en één externe docent betrokken bij het onderwijs, ook vanuit de MKB praktijk. Voor FSM en BE geldt meer dat de docenten relevante werkervaring hebben. Door docenten wordt tevens een breed scala aan (maatwerk)cursussen (bijvoorbeeld Strategy & organization) voor het bedrijfsleven verzorgd (bijvoorbeeld ING en Friesland Bank). Naast de uitvoering van contractactiviteiten is 44% van de docenten met een vaste aanstelling tevens werkzaam in de beroepspraktijk. De NHL stimuleert de betrokkenheid van docenten in kennisdiensten en lectoraten. Een van de doelstellingen van de lectoraten is het bevorderen van de professionaliteit van de docenten. Iedere lector heeft een kenniskring, waarmee hij werkt aan curriculumontwikkeling, uitvoering van kennisdiensten en verrichten van toegepast onderzoek. Binnen de NHL zijn zeven lectoraten, die zijn ondergebracht bij de instituten. Binnen ECMA functioneren drie lectoraten: Organisatie van Innovatie, Integrale Veiligheid en Watermanagement (in samenwerking met het instituut Techniek). Bij de zeven kenniskringen zijn 30 docenten betrokken. Binnen het instituut ECMA zijn 10 docenten betrokken bij de lectoraten. 90% van de docenten van ECMA heeft als docentbegeleider voor stages en afstuderen contact met het werkveld. In totaal is met ingang van het studiejaar 2007/2008 1659 uur (1 fte) niet ingeroosterd voor eventuele 'onverwachte' contractactiviteiten. ECMA heeft 38/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
een kennisteam Externe Dienstverlening en een coördinator Externe Dienstverlening. Het team bestaat uit vertegenwoordigers van alle domeinen en vertegenwoordigers van grote projecten. Uit evaluatieresultaten komt naar voren dat studenten AC en BE tevreden zijn over de manier waarop docenten een verbinding leggen met de beroepspraktijk. Studenten FSM zijn zeer tevreden over dit aspect. Tijdens het visitatiebezoek werd dit beeld door studenten en alumni bevestigd. Het panel is van mening dat het docententeam AC smal is samengesteld; het dekt niet de totale breedte van het werkveld. Het panel realiseert zich dat dit inherent is aan een kleine opleiding. Daarbij slaagt de opleiding er wel in - middels het inzetten van gastdocenten en externe docenten om in het onderwijs de totale breedte van het vakgebied te bestrijken. Om die reden beoordeelt het panel dit aspect voor de opleiding AC met een voldoende.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
AC: Goed BE: Goed FSM: Goed
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Op NHL-niveau is een meerjarenformatieplan opgesteld, dat jaarlijks wordt geëvalueerd en bijgesteld. Op basis van werkelijke studentenaantallen worden docenten toegewezen aan domeinen en opleidingen. Jaarlijks wordt een voortgangsrapportage van het personeelsbeleid opgesteld en een sociaal jaarverslag. Het instituut ECMA hanteert bij de verdeling in aanstellingen voor onbepaalde tijd en bepaalde tijd een ratio van 85:15. Voor flexibele inzet wordt 20% van de personele begroting gereserveerd. Het domein Economics heeft per september 2007 29 docenten in dienst. Hiermee is 23,58 fte aan onderwijscapaciteit beschikbaar. Uitsplitsing per opleiding: BE 10,7 fte, FSM 6,59 fte en AC 6,29 fte. De student/personeelsratio van de NHL is 12 (het gemiddelde voor het hbo is 13,5). De student/personeelsratio van ECMA is 17,5. De ratio student/onderwijzend personeels van ECMA is 22,7. Voor het domein Economics geldt per september 2007 een staf/studentratio van 1:24,34. Uitsplitsing naar opleiding: BE 1:27,6, AC 1:27,3 en FSM 1:16,2. Uit het Medewerkerstevredenheidsonderzoek 2006 komt naar voren dat de werkdruk acceptabel is. ECMA en het domein hanteren twee typen ziekteverzuimpercentages. ZV1 behelst de percentage inclusief de ziektegevallen die langer dan een jaar hebben geduurd en ZV2 is exclusief de ziektegevallen die langer dan een jaar hebben geduurd. Het
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
39/71
ziekteverzuimpercentage voor het domein Economics in 2006-2007 is 7,66% ZV1 en 5,51% ZV2. Het ziekteverzuimpercentage instituut ECMA in 2006-2007: 4,63% ZV1 en 3,85% ZV2. De hogere percentages hangen volgens het panel voornamelijk samen met de onrust in 2005-2006 vanwege het vertrek van de domeinmanager. De huidige domeinmanager heeft de rust binnen het domein doen wederkeren. Tijdens het visitatiebezoek gaven studenten aan dat docenten goed bereikbaar zijn en dat contact met docenten zeer laagdrempelig is.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
AC: Voldoende BE: Voldoende FSM: Voldoende
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De rol van de docent bij de NHL verandert. Het accent komt meer te liggen bij de rol van coach en begeleider, coördinator, organisator, toegepast onderzoeker en ondernemer. Naast de primaire, lesgevende taak wordt het takenpakket verbreed met andere kennisdiensten. Een en ander is het gevolg van de verandering naar competentiegericht onderwijs. De NHL kent competentieprofielen. Bij het instituut ECMA worden de rollen van de docenten gerelateerd aan de leerlijnen. Het instituut ECMA wil investeren in de ontwikkeling van de docenten in deze rollen. Hiertoe zijn studiedagen georganiseerd. De versterking van het onderwijskundig profiel, specifiek de nieuwe rol van de docent in de onderwijsvernieuwing, is een van de prioriteiten in het Beleidsplan Scholing en Ontwikkeling (ECMA, 2006). Daarnaast is het scholingsbeleid gericht op onder meer de versterking van de externe gerichtheid, waaronder internationalisering en de beroepspraktijk, op interne en externe mobiliteit, op de ontwikkeling van de nieuwe rol van het management en op de ontwikkeling van deskundige kenniskringen binnen de lectoraten. In het docentenprofiel van het instituut, Handleiding Onderwijsrollen (2006), komt een visie op onderwijs tot uitdrukking, waarin activerend leren centraal staat. Naast de docent als inhoudelijk expert worden in het docentprofiel rollen onderscheiden als procesbegeleider, coach van leerprocessen, studieloopbaanbegeleider. Het instituut investeert in de ontwikkeling van competentieontwikkeling t.b.v. het vervullen van deze rollen. Investering vindt plaats door scholing te bieden vanuit ECMA deskundigheid, door het ondersteunen van vernieuwingsprocessen en door het creëren van scholingsmogelijkheden op de werkplek (learning on the job). Het scholingsbudget wordt binnen ECMA jaarlijks vastgesteld. Voor deskundigheidsbevordering is jaarlijks 10% van de taakbelasting van docenten beschikbaar en 5% van de instituutsbegroting.
40/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
De NHL hanteert een systematiek van beoordelings- en pop-gesprekken in een jaarlijkse cyclus. Deze NHL systematiek geldt ook voor het domein Economics, maar in 2006-2007 is de jaarlijkse planning- beoordelingsgesprekken (weer) in gang heeft gezet. In het studiejaar 2005-2006 is vanwege het vertrek van de toenmalige domeinmanager deze systematiek niet volledig uitgevoerd. Verschillende docenten volgen scholing of hebben scholing gevolgd (op eigen verzoek of op basis van taakgesprekken). De docenten werken volgens het didactisch concept van ECMA, waarbinnen activerend leren van studenten centraal staat. Als aandachtspunten binnen het domein zijn vastgesteld de NHL competenties van onderwijsgevenden: coaching en consultancy. De helft van de docenten van het domein heeft inmiddels de NHL-cursus docent als coach gericht op de competentie coachen gevolgd. Met het volgen van deze cursus wordt niet alleen de kwaliteit van het coachen verbeterd, maar wordt ook een eenduidige lijn in de wijze van coachen bereikt. Het Tevredenheidsonderzoek medewerkers NHL 2004 en 2006 geeft een redelijke tevredenheid over de opleidings- en ontwikkelmogelijkheden te zien. Medewerkers zijn met name tevreden over de mogelijkheden op het gebied van deskundigheidsbevordering, opleidingen, cursussen en trainingen. De bestedingen van ECMA aan opleiding en ontwikkeling zijn van 2001 tot 2005 meer dan vervijfvoudigd. Op NHL-niveau is sprake van een toename met 250% (Sociaal Jaarverslag 2005). ECMA heeft een leerplancommissie die het MT adviseert over onderwijsvernieuwing. Uit het ZER van de opleidingen blijkt dat 62% van het docententeam een universitaire achtergrond heeft. 38% heeft een hbo-achtergrond. Uit de evaluaties blijkt dat studenten van mening zijn dat de docenten goed inhoudelijk geëquipeerd zijn. Minder tevreden is men over de didactische kwaliteiten en de coachingsvaardigheden van de docenten. Dit beeld komt ook naar voren in de evaluatieresultaten van de afzonderlijke modulen. Een en ander sluit aan bij de constatering van het panel dat onder docenten een beperkt aantal een didactische cursus heeft gevolgd, zo blijkt uit de CV s. Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek vastgesteld dat enkele fundamentele processen die betrekking hebben op (het borgen van) de kwaliteit van het onderwijzend personeel in 2006-2007 (weer) zijn opgepikt. Het panel denkt hierbij aan een actief scholingsbeleid en beoordelingscyclus. Hierdoor worden (nog) niet alle doelstellingen, bijvoorbeeld wat betreft de bewaking van de verschillende kaders, goed op het niveau van het domein geborgd. Tevens is er nog een verbeterslag te maken wat betreft het aantal docenten dat de cursus Docent als coach heeft gevolgd, waardoor de SLB een sterker element wordt in het programma. Het panel beoordeelt dit onderdeel dan ook met een voldoende.
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
41/71
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
AC: Goed BE: Goed FSM: Goed
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De Gemeente Leeuwarden, de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, de Christelijke Hogeschool Nederland en Hogeschool Van Hall Larenstein ontwikkelen samen een Kenniscampus voor hoger onderwijs en onderzoek en voor versterking van de kenniseconomie in de regio. Vanaf 2008 is er dan een concentratie van het onderwijs op één locatie, een uitbreiding van de huidige locatie Bouhof. De nieuwbouw van de NHL sluit aan op de nieuwe visie op onderwijs (competentieleren). In de huidige situatie beschikt de NHL over acht uitvoeringslocaties voor het onderwijs. Er is sprake van een overgangssituatie. Na 2008 zullen alle vestigingen van de NHL in Leeuwarden geconcentreerd zijn op één locatie. De hogeschool beschikt over enkele mediatheken die als standaardpakket worden aangeboden aan alle onderwijsinstituten. De instituutsdirectie ECMA geeft aan dat er in het algemeen geen knelpunten bestaan ten aanzien van de voorzieningen. Op het gebied van ict-voorzieningen beschikt de NHL over computers voor studenten in een ratio PC-student van 1:8. Dat komt overeen met het landelijk gemiddelde. De hogeschool heeft haar ict-beleid vastgelegd in het Beleidsplan 2006-2008 (2005). Daaruit voortvloeiend zijn er 15 ict-projecten, die worden aangestuurd door een Stuurgroep Informatisering. Deze stuurgroep heeft voorts tot taak het informatiseringsbeleid voor de hogeschool te ontwikkelen en voorstellen te doen voor de organisatie en inrichting van de informatiefunctie binnen de hogeschool. Alle communicatie binnen de hogeschool wordt gebundeld via het intranet. Dat biedt algemene en opleidingsspecifieke informatie. Ook de catalogus van de mediatheek kan via intranet worden geraadpleegd. Binnen ECMA is als pilot een nieuwe flexibele werkomgeving ingericht. De ervaringen daarmee worden meegenomen in de inrichting van de nieuwe unilocatie. Verder zijn er binnen de hogeschool diverse studielandschappen. Het panel heeft het studielandschap en de werkomgeving bezocht en is van oordeel dat ook de huidige voorzieningen voldoende mogelijkheden bieden om competentiegericht onderwijs te verzorgen. Het instituut bepaalt jaarlijks welke faciliteiten nodig zijn en sluit daarvoor contracten met het Facilitair Bedrijf. Volgens de NHL-studentenenquête en het Medewerkertevredenheidsonderzoek 2005 is het algemene oordeel over gebouwen en voorzieningen positief. Studenten zijn niet tevreden over de beschikbaarheid van computers. De hogeschool geeft aan dat het
42/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
computergebruik van studenten piekuren kent; aan de randen van de dag is het grootste gedeelte van de computers niet in gebruik. Tijdens het visitatiebezoek gaven de studenten van de drie opleidigen aan dat de computercapaciteit ruim voldoende was en nauwelijks tot problemen leidde.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
AC: Voldoende BE: Voldoende FSM: Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleidingen willen zodanige studiebegeleiding en informatievoorziening dat: - Het vermogen tot zelfsturing van student van zijn of haar leerproces wordt bevorderd; - Studie-uitval en studievertraging worden teruggedrongen door signaleren, bespreken, begeleiden en ondersteunen; - Studenten adequaat worden begeleid bij hun keuze- en beslismomenten; - Specifieke leervragen en leerwijzen worden ondersteund c.q. veranderd. De visie van de opleidingen ten aanzien van de informatievoorziening naar de studenten is dat de opleidingen willen dat de studenten adequaat en tijdig wordt geïnformeerd, waarbij voornamelijk gebruik wordt gemaakt van internettechnologie voor de elektronische leeromgeving (Blackboard), de NHL-website (sinds 2006-2007: NHL intranet) en een systeem voor cijferinzage (Grade Extractor). Uitgangspunt voor de inrichting van de studieloopbaanbegeleiding vormt het beleid van het instituut ECMA, zoals vastgelegd in de Handleiding Onderwijsrollen (2006). In 20052006 zijn de opleidingen van het domein gestart met het omzetten van het systeem van studiebegeleiding naar een systeem van studieloopbaanbegeleiding. Ten tijde van de visitatie was in het eerste en tweede studiejaar een begin gemaakt met de invoering van de vernieuwde studieloopbaanbegeleiding. Het doel van het systeem van studieloopbaanbegeleiding gaat verder dan begeleiding van de studievoortgang, zo is in het ZER te lezen. Studieloopbaanbegeleiding richt zich, boven de studievoortgangbegeleiding, op: - Ontwikkeling van een aantal persoonlijk professionele competenties mede m.b.v. persoonlijke ontwikkelplannen; - Het begeleiden van studenten bij het leren op hbo-bachelorniveau waarin zelfsturing en zelfstandig problematiserend leren belangrijke aspecten zijn; - Zelfsturing door reflectie; - Portfolio-opbouw. Daarbij werken de opleidingen AC en BE met een wat dunnere variant van studieloopbaanbegeleiding dan de opleiding FSM. Dit wil zeggen dat bij deze twee © NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
43/71
opleidingen meer de focus ligt op studievoortgang, ondersteuning en advisering ten aanzien van persoonlijke ontwikkelplannen en leren leren in de propedeuse. Iedere student ontvangt bij aanvang van het cursusjaar een studentstatuut met daarin informatie over de opleiding, competenties, toekomstmogelijkheden, de onderwijsvisie, structuur van de opleiding, studiebegeleiding, onderwijs- en examenreglement, jaarrooster. Veel informatie over de modulen, vakken en projecten is voor de studenten op Blackboard terug te vinden en daardoor ook buiten de school te downloaden. Ook via NHL Intranet hebben studenten toegang tot zowel hogeschoolbrede als domeinspecifieke informatie. De student kan op elk gewenst moment zijn of haar studieresultaten inzien in het geautomatiseerde studenteninformatiesysteem. Tien werkdagen na het maken van een tentamen of het inleveren van een opdracht krijgt de student zijn cijfer. Uit evaluatiegesprekken blijkt dat propedeuse studenten van mening zijn dat door tutoren nog niet even consequent is omgegaan met het onderdeel studieloopbaanbegeleiding. Tweedejaarsstudenten geven aan dat er weinig begeleiding is geweest. Ouderejaarsstudenten zeggen dat het systeem van mentorschap en studieadviseur voor hen voldoet en dat zij in de praktijk steeds goede ondersteuning ontvangen, direct via de studiecoördinator. Alle studenten zeggen dat zij positief zijn over het zogenoemde open deur beleid. Met vragen en problemen kunnen zij altijd terecht bij de coördinatoren en/of bij docenten die zich inspannen hun vragen te beantwoorden. Tijdens het visitatiebezoek ontving het panel gelijksoortige signalen; de SBL staat nog in de kinderschoenen, maar dit wordt ruimschoots gecompenseerd door de laagdrempelige contacten tussen student en docent. Over algemeen laten de evaluatieresultaten een mager beeld ten aanzien van de aspecten van studiebegeleiding en informatievoorziening. Enkele evaluatieresultaten voldoen niet aan de norm, zoals het tijdig bekend maken van het rooster. Tijdens het visitatiebezoek hebben studenten, maar ook docenten, aangegeven dat de verwerking van de toetsresultaten nog veel achterstand had. Naar aanleiding van de evaluatieresultaten wordt in 2007-2008 de SLB ingericht als een vorm van verschillende individuele gesprekken (intake, persoonlijke ontwikkeling, studieadvies). Ook wordt in 2007-2008 op instituutsniveau geïnvesteerd in versterking van de administratieve organisatie. Het panel is van oordeel dat de studiebegeleiding van en informatievoorziening aan studenten over het algemeen adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Gezien het stadium waarin de SLB zich bevindt en de kritiek vanuit de studenten op de kwaliteit van de informatievoorziening, beoordeelt het panel dit aspect met een voldoende. Het panel is van mening dat de studiebegeleiding adequaat is en dat de informatievoorziening op korte termijn verbeterd zal worden.
44/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
AC: Voldoende BE: Voldoende FSM: Voldoende
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het Kwaliteitszorgsysteem NHL is gebaseerd op het EFQM-model, het accreditatiekader en op hogeschoolspecifieke aspecten (zoals het onderwijsconcept). Uitgangspunt is de PDCA-cyclus. Er wordt gewerkt met een strategisch plan voor de hogeschool, met instituutsbeleid en met een jaarplan per domein. Op deze niveaus worden tevens jaarverslagen opgesteld. Met de instituten worden resultaatafspraken gemaakt (Resultaat Gericht Management, RGM). Voor ECMA betreffen deze in 2005-2007 vooral het uitvoeren van audits, het ontwikkelen van toetsplannen, het opstellen van verbeterplannen, de accreditaties en de studenttevredenheid. De resultaatafspraken worden besproken tussen het college van bestuur en de instituutsdirecteur. Daarna bespreekt de instituutsdirecteur de resultaatafspraken in het managementteam en in bilaterale overlegsituaties met de domeinmanagers. Het NHL kwaliteitszorg-systeem bevat een duidelijk overzicht van de verantwoordelijkheden, toetsbare streefdoelen (afgeleid van het accreditatiekader), instrumenten en overlegvormen. De hogeschool maakt gebruik van relevante instrumenten van goede kwaliteit, gebaseerd op een vijfpuntsschaal. De opleidingen stellen zelf de norm vast. Op basis van deze norm wordt besloten om wel of geen verbeteracties aan de uitkomsten te verbinden. Het instituut ECMA hanteert daarbij de norm 3. Voor de overlegvormen zijn de onderwerpen benoemd. Deze houden verband met het accreditatiekader. Besloten is dat elke opleiding ongeveer halverwege de zesjarige accreditatieperiode een midterm audit organiseert. Daartoe wordt de dienst Midterm Audit door het Facilitair Bedrijf aangeboden. Een midterm audit kan ook door een extern bedrijf worden uitgevoerd. Interne auditoren zijn opgeleid. In verband met de keuze voor competentiegericht onderwijs is het kwaliteitssysteem op het gebied van onderwijsvernieuwing aangevuld. Dat heeft geleid tot de nota Kwaliteitszorg onderwijsvernieuwing (2006). Deze bevat met name aanwijzingen en bronnen om de NHL-doelen te betrekken bij de zelfevaluaties volgens het accreditatiekader. Het kwaliteitszorgbeleid van het instituut ECMA is vastgelegd in de notitie Interne Kwaliteitszorg, in 2006 geactualiseerd in het Handboek Kwaliteitszorg. Uitgangspunten daarvoor zijn het accreditatiekader, het NHL-systeem voor interne kwaliteitszorg en het EFQM-model. Ook op instituutsniveau is het beleid gebaseerd de PDCA-cyclus. Er wordt een beleidscyclus van 6 jaar gehanteerd, gebaseerd op de accreditaties, met daarbinnen jaarcycli. De zesjaarcyclus bestaat uit: positiebepaling (integrale zelfdiagnose); © NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
45/71
verbeterplan; midterm audit; uitvoeren van het verbeterplan naar aanleiding van de midterm audit; zelfevaluatie en visitatie; accreditatiebesluit en verbeterplan naar aanleiding van de accreditatie. Het Handboek Kwaliteitszorg, ECMA (2006) is gericht op de primaire onderwijsprocessen en bevat de uitwerking van instrumenten, de frequentie en het proces en de betrokkenen. In het handboek zijn per NVAO-kwaliteitsonderwerp de evaluatie-instrumenten, doelstellingen en succesindicatoren geformuleerd. Het instituut hecht groot belang aan overlegvormen, zoals het docentenoverleg en de opleidingscommissie. De evaluaties zijn voor ECMA signalerend van aard. Bij afwijkingen van de norm wordt nader onderzoek gedaan en worden verbeteracties gepland en uitgevoerd. In 2006-2007 zijn alle modulen van het domein geëvalueerd, gevolgd door panelgesprekken. Op semesterniveau wordt niet geëvalueerd. ECMA heeft een eigen staffunctionaris integrale kwaliteitszorg. De portefeuillehouder kwaliteitszorg vanuit het MT is voorzitter van het kennisteam kwaliteit, waarin alle domeinen zijn vertegenwoordigd. Binnen de jaarcyclus maakt ieder domein een jaarplan en een jaarverslag. De jaarcyclus is uitgewerkt in de planning & control-kalender. Het Kwaliteitssysteem ECMA wordt via een blackboardcourse beschikbaar gesteld aan medewerkers, onder meer de standaard evaluatieformulieren en procesbeschrijvingen. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt bij de domeinmanagers. Uit het studenten tevredenheidsonderzoek blijkt dat studenten behoefte hebben aan meer onderwijsevaluaties. Anderzijds worden de opleidingen bij evaluaties geconfronteerd met een lage response. Het panel beoordeelt dit onderdeel met een voldoende. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding gebruik maak van meerdere evaluatie-instrumenten op verschillende niveaus. Het evaluatiesysteem van NHL en het instituut ECMA is adequaat ingericht om informatie over de opleidingen te verzamelen. In de visitatiegesprekken is meer dan eens met nadruk naar voren gebracht dat verbetermaatregelen vaak langs informele weg tot stand komen. Het panel is van mening dat er nog slag gemaakt kan worden wat betreft de systematiek en de methodologie van evalueren. Hierdoor wordt er meer gepeild en minder gemeten. Het panel denkt hierbij aan aspecten die de betrouwbaarheid en validiteit van de evaluatiesystematiek kunnen beïnvloeden, zoals het verhogen van de response, een beter moment van evalueren en het evalueren op semesterniveau. Deze opmerking doet overigen niets af aan het oordeel van de commissie dat de opleidingen voldoen aan de eisen die gelden voor dit onderdeel en het panel is dan ook gezien het bovenstaande van oordeel dat de opleidingen periodiek en systematisch worden geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
46/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
AC: goed BE: goed FSM: goed
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In de resultaatgerichte afspraken (RGM's) tussen het college van bestuur en de instituutsdirectie worden resultaatsverplichtingen afgesproken en wordt verslag gedaan van de resultaten. Binnen ECMA komen de evaluatieresultaten aan de orde in het domeinoverleg (teamoverleg), de opleidingscommissie, de examencommissie en de beoordelingsgesprekken. Verbeterafspraken worden opgenomen in jaarplannen, in notulen en als ontwikkelpunten in de persoonlijke ontwikkelingsplannen van de docenten. Uit het geheel van ingezette verbeteringen in studiejaar 2006-2007 blijkt dat de opleidingen goed in staat zijn tot het uitvoeren van verbetermaatregelen, die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. De belangrijkste verbeteractiviteiten die in 20062007 zijn uitgevoerd, zijn: - Expliciteren onderwijsbeleid; - Verdere ontwikkeling van het curriculum nieuwe stijl (jaar 3, bijstellen jaar 1 en 2 wat voor 2006-2007 tot een aantal concrete inhoudelijke verbeteringen heeft geleid, zie bijvoorbeeld de tweedejaarsprojecten BE/AC); - Explicitering deeltijdonderwijs; - Studieloopbaanbegeleiding; - Ontwikkelen organisatie domein; - Project studiemateriaal inclusief toetsen en beoordelen aanscherpen beoordelingscriteria; - Uitvoeren leeftijdsbewust personeelsbeleid; Het panel heeft concrete voorbeelden van verbeterbeleid aangetroffen. De informatieverzameling omtrent het onderwijs leidt tot een adequate constatering van de knelpunten en tot concrete maatregelen. Het panel heeft dan ook geconstateerd dat sprake is van een gesloten kwaliteitscyclus, al wordt een en ander niet altijd even goed gedocumenteerd of gecommuniceerd naar de betrokkenen (zie 5.3). Het panel heeft ook zicht gehad op verbetermaatregelen naar aanleiding van de vorige visitaties. Deze zijn weergegeven in de Stand van zaken notities van AC en BE (2006). FSM is nog niet eerder gevisiteerd. Enkele voorbeelden: - Invoering van het leerlijnenmodel. Met de herziening van het curriculum is de samenhang en beroepsgerichtheid van het onderwijsprogramma verbeterd. - De organisatie en de beoordeling met betrekking tot het afstuderen is vernieuwd. Zo zijn er beoordelingscriteria voor de studenten ten aanzien van het afstuderen vastgesteld. Voor het beoordelen van afstudeeropdrachten zijn beoordelingsformulieren voor de begeleidende bedrijfsmentor en docent ontwikkeld. © NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
47/71
-
De norm voor het bindend negatief studieadvies is met ingang van september 2005 verhoogd van 50% naar 67% ofwel 40 EC van het totaal te behalen aantal EC van het eerste studiejaar.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
AC: voldoende BE: voldoende FSM: voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: NHL onderhoudt contacten met aanleverende scholen, collega-instellingen, buitenlandse instellingen en in toenemende mate met universiteiten (Rijks Universiteit Groningen, Universiteit Twente, Open Universiteit) met het oog op doorstroommogelijkheden. In Kwaliteitssysteem NHL zijn de overlegsituaties opgenomen met studenten, docenten, beroepenveld en landelijke overlegsituaties. In het Handboek Kwaliteit van ECMA zijn de stakeholders, de overlegvormen en de instrumenten beschreven waarover een domein moet beschikken. Per overlegvorm is het doel, de activiteit, de procedure, de verantwoordelijke, de planning/frequentie, de voorzieningen en de evaluatie aangegeven. Het functioneren van de domeinspecifieke overlegvormen is de verantwoordelijkheid van de domeinmanager. De studenten worden bij de kwaliteitszorg betrokken via de opleidingscommissie, de hogeschoolraad, een instituutsdeelraad, de NHL studentenenquête, module-evaluaties, exit-interviews en stage- en afstudeerevaluaties. De docenten worden bij de kwaliteitszorg betrokken via de docententeamvergaderingen, studiedagen, de examencommissie, opleidingscommissie en leerplancommissie (instituut). Tevens via het Kennisteam Internationalisering (instituut), Kennisteam Kwaliteitszorg (instituut), Kennisteam Externe Dienstverlening (instituut), de NHL medewerkerstevredenheidsenquête, plan- en beoordelingsgesprekken, moduleevaluaties en de stage- en afstudeerevaluaties. De afgestudeerden worden bij de kwaliteitszorg betrokken via de HBO-Monitor, de Evaluatie Afgestudeerden, de alumnivereniging en gastcolleges. Het werkveld wordt bij de kwaliteitszorg betrokken via de evaluatie van de stage, door de Evaluatie Afstuderen, via de werkveldadviescommissie en gastcolleges. Uit tevredenheidsevaluaties onder studenten blijkt dat studenten negatief zijn over de mate waarin zij geïnformeerd worden over de uitkomsten van onderwijsevaluaties. Het panel deelt deze opvatting en is van mening dat hier nog een slag te maken is. Weinig informatievoorziening omtrent de follow-up van evaluaties hebben in de ogen van het panel geen positieve invloed op de response. Studenten zijn ook van mening dat de opleidingen niet altijd adequaat reageren op klachten en problemen. Het panel deelt deze opvatting niet en is van mening dat deze opvatting voortkomt uit het gegeven dat
48/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
studenten slecht geïnformeerd worden over follow-ups. Hierdoor is het zicht van studenten op de ingevoerde verbetermaatregelen beperkt, terwijl die er wel zijn (zie 5.2). Gezien het bovenstaande is het panel van mening dat de stakeholders van de opleiding in het bijzonder de studenten beter betrokken kunnen worden bij de kwaliteitszorgcyclys en met name wat de uitkomsten en verbetermaatregelen betreft. Het panel beoordeelt dit aspect met een voldoende.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
AC: voldoende BE: voldoende FSM: voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Via een aantal afsluitende programmaonderdelen willen de opleidingen concreet toetsen en beoordelen in hoeverre het eindniveau van de student in overeenstemming is met het geambieerde eindniveau, zoals omschreven in de competenties en beoogde niveau. Deze onderdelen worden genoemd het afstudeerprogramma. Ook de succesvolle afronding van de stage is van betekenis voor de bepaling van het eindniveau (voor deeltijdstudenten en duale studenten afronding werkervaring). Voor AC en BE geldt wat de stage betreft het volgende. Het beoogde eindniveau van de stage is dat de student laat zien dat hij of zij uitvoerend op aankomend bachelorniveau kan opereren. De stage BE heeft plaats in het eerste semester van het derde studiejaar en heeft een omvang van 30 EC. De stage bij AC vindt plaats in het tweede semester en bedraagt 19 EC. De beroepsspecifieke competenties, verworven tijdens de stage, worden getoetst aan de hand van portfolio, de inhoud van het stagerapport en een presentatie. De reflectieve- en gedragscompetenties, verworven tijdens de stage, worden getoetst aan de hand van de stagecompetentieformulieren. Deeltijdstudenten demonstreren hun ontwikkelde niveau steeds via een portfolio/werkdossier. Via de gegevens van de HBO-Monitor Afgestudeerden wordt bekeken in hoeverre de gerealiseerde eindkwalificaties van de afgestudeerden in overeenstemming zijn met de eindkwalificaties zoals de opleiding die nastreeft. Hieruit blijkt dat afgestudeerden van mening zijn dat de opleiding voldoende basis biedt om te starten op de arbeidsmarkt. De alumni die het panel heeft gesproken, bevestigden dit beeld. Uit het visitatiegesprek met enkele vertegenwoordiger vanuit het werkveld blijkt dat werkgevers zeer tevreden zijn over de inzetbaarheid van afgestudeerden.
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
49/71
Accountancy Het afstudeerprogramma bestaat uit de landelijke Over All Toets (OAT), de afstudeeropdracht (scriptie) en de stage. De procedure rond het afstuderen is vastgelegd in de Handleiding Afstuderen Accountancy (2006-2007). De OAT is een geintegreerde landelijke toets van de vakgebieden leer van de accountantscontrole, externe verslaggeving en administratieve organisatie. Het panel heeft inzicht gehad in de slagingspercentages van de NHL in vergelijking met de landelijke. Hieruit blijkt dat de NHL, met uitzondering van de laatste herkansing, de afgelopen jaren boven het landelijk gemiddelde scoort. De opleiding kent voor de afstudeeropdracht twee modellen te weten: (a) een werkstuk en/of onderzoek op het gebied van accountancy of (b) een bedrijfsopdracht op het gebied van accountancy. De afstudeeropdracht heeft een studiebelasting van 20 EC. De afstudeeropdracht bestaat uit een afstudeerrapport en de afstudeerpresentatie. De afstudeeropdracht wordt bij voorkeur door een groepje van twee studenten uitgevoerd. Ieder groepslid is verantwoordelijk en aanspreekbaar voor het geheel en wordt hierop ook beoordeeld. De studenten zijn zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van een afstudeeropdracht bij een bedrijf/organisatie. De studenten formuleren zelf de probleemstelling die wordt gevalideerd door de afstudeercoördinator. Op basis van de afstudeeropdracht dient een afstudeerrapport te worden geschreven, gevolgd door een presentatie over de resultaten van de opdracht en het rapport. Het panel heeft 10 afstudeerscripties gelezen en beoordeeld, en is van oordeel dat de gelezen scripties allen voldoen aan hbo-niveau. Tevens kan het panel zich vinden in de becijfering van de opleiding. In de ogen van het panel is het pallet aan scriptieonderwerpen smal, geredeneerd vanuit de hoofdthema s van de accountancy. Zo is er binnen de scripties en binnen de scriptieonderwerpen weinig aandacht voor controleleer en externe verslaglegging en juist meer voor de AO/IC van de onderneming. Tijdens het gesprek met de docenten van AC werd dit beaamd, maar plaatste men de opmerking dat de afstudeeropdrachten voor bedrijven geschreven worden, waardoor een onderwerp als externe verslaglegging lastig ligt. Het panel erkent deze problematiek, maar zou de opleiding willen meegeven hier meer richting aan te geven door het benaderen van bijvoorbeeld beursgenoteerde ondernemingen alsmede de vaktechnische bureau s van de grotere accountantskantoren. Bedrijfseconomie Studenten nemen in het tweede semester van het laatste studiejaar deel aan het zogenoemde afstudeerprogramma BE dat een omvang heeft van 30 EC. Voor deeltijd zijn dit 28 EC (afstuderen + werkdossier). Het afstudeerprogramma wordt beschreven in Handleiding afstuderen bedrijfseconomie. In de handleiding wordt een aantal voorwaarden beschreven met betrekking tot het startniveau van de student, de eisen wat betreft de opdracht en de eisen voor de opdrachtcontext die moeten borgen dat er voldoende op bachelorniveau wordt gewerkt. De studenten opereren gedurende die tijd binnen het opdrachtgevende bedrijf. De afstudeeropdracht is een financieel economisch probleem (wat ook kan inhouden een
50/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
bedrijfsorganisatorisch, logistiek, bedrijfsadministratief probleem) van een organisatie waarover zij een gefundeerd advies aan het management dienen uit te brengen. Het advies bestaat uit een adviesrapport en een presentatie van het advies waartoe ook behoort een discussie/mondeling examen. Deeltijdstudenten verrichten een project op hun werkplek. In de wijze van aanpak, in het feitelijke advies en in de presentatie plus debat komt tot uitdrukking of de verworven eindkwalificaties corresponderen met de opleidingskwalificaties op het vereiste bachelorniveau. Het panel heeft 10 afstudeerscripties gelezen en beoordeeld, en is van oordeel dat de gelezen scripties allen voldoen aan hbo-niveau. Tevens kan het panel zich vinden in de becijfering van de opleiding. Het panel is van mening dat de criteria en de procedures helder beschreven worden in de handleiding. Toch zijn de eigen doelstellingen niet altijd vanzelfsprekend terug te herleiden in de door het panel gelezen scripties. In sommige scripties zijn concrete aanbevelingen lastig te herkennen of mist het panel een financiële onderbouwing om de voorgestelde aanbevelingen verantwoord te kunnen implementeren. Tevens geeft de opleiding aan dat studenten op de hoogte zijn van het feit dat de afstudeerwerken van een solide theoretische onderbouwing voor zien moeten zijn. Echter, bij het bestuderen van de diverse afstudeerwerken is dit feit niet vanzelfsprekend gebleken. Financial Services Management Het afstudeerprogramma van FSM is opgebouwd uit een cyclus van zes grote opdrachten die studenten moeten verrichten in de loop van het derde en vierde studiejaar. De procedure is vastgelegd in FSM Werkend Onderwijs (2004). De zes afstudeeronderwerpen die de FSM studenten doorlopen, zijn: 1. Financieel plan basis particulieren 2. Financieel plan vermogende particulier 3. Kredietvoorstel zakelijke klant 4. Risico-analyse zakelijke klant 5. Financieel plan Directeur Groot Aandeelhouder (DGA) 6. Afstudeerproject (procesbeschrijving) Alle plannen tezamen hebben een omvang van 18 EC. Elk project heeft eigen beoordelingscriteria. Deze criteria worden gevormd door de professionele inhoudelijke en technische vereisten waaraan genoemde plannen en voorstellen behoren te voldoen (als ware het een checklist uit een bedrijf of organisatie). Het plan zelf maakt zichtbaar of de specifieke financiële theorie en regelgeving adequaat zijn toegepast. Elk plan wordt gepresenteerd aan werkveldvertegenwoordigers wier visie mede van invloed is op het eindoordeel. Elk van de verschillende plannen moet met voldoende beoordeeld zijn. Het laatste plan heeft voor de studenten het karakter van een eindafronding. In het vierde studiejaar werkt de student drie dagen per week en volgt hij of zij twee dagen per week onderwijs. De studenten voeren een deel van de genoemde afstudeeropdrachten uit op hun werkervaringsplek. De student werkt in het vierde jaar mee bij een financiële instelling bijvoorbeeld als medewerker commerciële binnendienst in het segment bedrijven bij een bank of als medewerker (in een andere functie dan tijdens de vorige werkenperiode) op een afdeling bij een verzekeraar. De nadruk in de © NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
51/71
werkperiode van het vierde studiejaar ligt op de integrale advisering van met name de zakelijke cliënten. De student rapporteert schriftelijk via een aantal voortgangsverslagen en via het eindverslag. Deze verslagen dienen aan gespecificeerde criteria te voldoen, zoals vastgelegd in Werkend Onderwijs. Beoordeling vindt plaats door de bedrijfsmentor en de FSM docent. Het panel heeft van 10 studenten verschillende opdrachten gelezen en beoordeeld, en is van oordeel dat de gelezen opdrachten allen voldoen aan hbo-niveau. Tevens kan het panel zich vinden in de becijfering van de opleiding. In de ogen van het panel is gekozen opbouw van een cyclus van zes (afstudeer)opdrachten adequaat en past goed bij het duale karakter van de opleiding. De uitwerkingen van de studenten zitten zeer dicht op de beroepspraktijk, waardoor het panel de theoretische omkadering mist en daarmee de kunde om de materie te ontstijgen. Een zelf gekozen afstudeeropdracht, naast de voorgeschreven eindopdrachten, waarbij de student meer zelfstandig en met minder kaders een opdracht uitvoert, zou een toegevoegde waarde kunnen hebben. Voor alle drie de opleidingen geldt dat de afgestudeerden goed kunnen doorstromen naar (start)functies op hbo-niveau. De startkwalificaties van de startende BE er, AC er en FSM er sluiten zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties, waarmee de afgestudeerden goed voorbeid zijn op de beroepspraktijk. De bestudeerde scripties reflecteren dan ook zonder uitzondering in voldoende mate het hbo-niveau. Toch plaatst het panel op de afstudeerproducten van de afzonderlijke opleidingen enkele opmerkingen, zoals hierboven genoemd. Daarom honoreert het panel voor de drie opleidingen dit onderdeel met een voldoende.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
AC: voldoende BE: voldoende FSM: voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleidingen formuleren enkele streefcijfer met betrekking tot het onderwijsrendement: - propedeuserendementen na 2 jaar: 55% - Examenrendement na 5 jaar: 45% voor BE en FSM, 35% voor AC - Gemiddelde verblijfsduur uitvallers: 1,35 jaar - Gemiddelde verblijfsduur geslaagden: 4,25 jaar
52/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
De opleiding FSM is in 2002 gestart. Gezien het geringe aantal afgestudeerden gelden de onderstaande bevindingen voornamelijk voor de opleidingen AC en BE. De eerste resultaten van FSM stemmen het panel positief; alleen de norm qua verblijfsduur uitvallers wordt in 2006 niet gehaald. De opleidingen zien de tegenvallende rendementen als een serieus probleem en hebben verbeterbeleid ontwikkeld. Onderdeel van het verbeterbeleid is dat in het studiejaar 20072008 een gerichte analyse plaatsvindt van propedeuserendementen, examenrendementen en studie-uitval voltijd en BE-deeltijd. Op basis van de analyseresultaten worden rendementsbevorderende acties ontwikkeld en uitgevoerd. In het kader van de invoering van de major-minor structuur zijn al de volgende acties ingezet: opstellen van toetsen rekenvaardigheden en taalvaardigheden in de propedeuse ten behoeve van selectie, verbetering studieloopbaanbegeleiding (met name de propedeuse) en aandacht voor mbo-instroom. Accountancy Ten opzichte van het landelijk gemiddelde, presteert de opleiding goed. De Leeuwardse opleiding scoort door de jaren heen ongeveer 3% hoger dan het landelijk gemiddelde. Over het geheel genomen kunnen de (landelijke) rendementen van Accountancy worden beschouwd als relatief laag ten opzichte van andere (economische) opleidingen. Een en ander hangt samen met de aard van de opleiding en met de zwaarte van het landelijk examen. Gelet op de gemiddelde verblijfsduur van studenten zonder diploma (in 2006 was dat 2,38 jaar), kan vastgesteld worden dat uitval relatief laat plaatsvindt een en ander hangt samen met de oorspronkelijke vakgerichtheid van de landelijke examens. De nieuwe structuur (OAT en eigen afstudeeropdracht) moet ook een rendementsbevorderende werking hebben. De gemiddelde verblijfsduur van geslaagden voldoet in 2006 wel aan de norm. Het streefcijfer voor het propedeuserendement wordt sinds 2001 niet meer gehaald. Het examenrendement ligt rond de norm. Bedrijfseconomie Ten opzichte van de gemiddelde landelijke voltijd rendementsgegevens BE, presteert de opleiding goed. De Leeuwardse opleiding scoort door de jaren heen ongeveer 9% hoger. Gelet op de gemiddelde verblijfsduur van studenten zonder diploma (norm wordt alleen in 2006 gehaald), kan vastgesteld worden dat uitval relatief laat plaatsvindt. Uit de analyse van de deeltijdgegevens blijkt dat het waarschijnlijk voor het merendeel om deeltijdstudenten gaat die soms relatief laat in de opleiding uitvallen. Hoewel het gaat om relatief kleine aantallen, lijkt het deeltijdrendement wat lager te liggen dan het voltijdrendement. Hiervoor zijn verschillende oorzaken, die niet altijd door de opleiding te beïnvloeden zijn. De gemiddelde verblijfsduur van geslaagden voldoet, met uitzondering van 2003, niet aan de norm. Het streefcijfer voor het propedeuserendement wordt niet gehaald. Het examenrendement voldoet ruimschoots aan de norm.
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
53/71
Voor de drie opleidingen geldt het volgende. Het panel realiseert zich dat lage rendementen een algemeen kenmerk is van hbo-opleidingen in het domein Economics. Het panel heeft dan ook bij de beoordeling van dit facet de context meegewogen dat de vaststelling van lage rendementen niet een specifiek probleem is voor de NHL. Daarbij scoren de opleiding AC en BE landelijk gezien goed. Voor de FSM-opleiding is dit nog niet vast te stellen, gezien het feit dat van het eerste cohort (2002-2003) ten tijde van de visitatie twaalf studenten waren afgestudeerd. Dit neemt niet weg dat het panel van mening is dat de opleidingen zich bewust zijn van de problematiek en de medewerkers in de sfeer van studiebegeleiding, inrichting van het onderwijs en voorlichting het nodige doen om de geschikte en gemotiveerde student binnen een redelijke periode zijn diploma te doen behalen. Het panel beoordeelt dit onderdeel met een voldoende.
54/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
Deel C: Bijlagen
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
55/71
Bijlage 1:
56/71
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
57/71
58/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
59/71
60/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
61/71
62/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Panellid De heer P. de Wolff RA
Panellid: De heer D.W. Righters MBA
X
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding Onderwijsdeskundigheid
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer drs. R.V. van der Dussen
Panellid: De heer G.J. Stegeman
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: De heer D.J.M. Kalkman
Panellid: De heer drs. N.J.M. Kwantes RB
Deskundigheid cf. Protocol VBI s; 22 augustus 2005
X X
X
X
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden in willekeurige volgorde: Panellid de heer drs. N.J.M. Kwantes RB. De heer Kwantes is voornamelijk ingezet vanwege zijn grote expertise in het veld van marketing en opleidingen in het bankwezen. Door zijn lange werkervaring in het werkveld en zijn ervaring in verschillende sectoren van het onderwijs in de financiële dienstverlening, heeft hij een brede expertise en grote kennis op dit gebied. De heer Kwantes is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1961 1967 1967 1973 1980 1986 1988 1991 1992 1999 2000
HBS A Sociologie 1e graads opleiding Maatschappijleer Post-doctoraal Bedrijfskunde Register Bedrijfskundige MBA
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
63/71
1978
heden Managementopleidingen, opleidingen op terrein van organisatie-ontwikkeling, training & development
Werkervaring: 1970 1971 1971 1972 1973 1973 1974 1978 1978 1985 1980 1985 1985 heden 1985 1987 1988 1991 1992 1996 1997 1998 1999 1999 2000 2000 2001 2001 heden
Secretaris Commissie Jeugd- en jongerenwerk, Gemeente Tilburg Onderzoeker Educational Research, Philips Reserve-officier/Sociaal wetenschappelijk onderzoeker, Ministerie van Defensie Wetenschappelijk medewerker, Katholieke Universiteit van Nijmegen Onderwijskundige/Consultant, Katholiek Pedagogisch Centrum Docent Maatschappijleer, Avond-MEAO Rabobank Nederland: Onderwijskundige Directoraat Opleidingen Hoofd Opleidingen binnen Marketing Services Bedrijven Manager Ondersteuning Betaaldiensten Senior Consultant Corporate Management Development Hoofd Arbeidsmarktcommunicatie Hoofd Management Support Directoraat Personeel Hoofd Arbeidsvoorwaarden HR-Manager
Panellid: de heer G.J. Stegeman AA FB De heer Stegeman is ingezet vanwege zijn werkvelddeskundigheid op het gebied van Accountancy. Hij heeft meerdere jaren praktijkervaring als accountant en heeft daarnaast ervaring in het onderwijs. De heer Stegeman is tevens een aantal jaren corrector voor het examenbureau voor Accountancy Administratieconsulent geweest. Voor deze visitatie is hij individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1965 1967 1968 1970 1974 1994
PDB MBA SPD 1 SPD 2 Accountant Administratieconsulent (AA) Federatie Belastingsadviseurs (FB)
Werkervaring: 1969 1979 Controller Megapool 1974 1984 Lesgeven bij HWCZ Zwolle 1990 1995 Legeven bij Markus Verbeek, belastingrecht voor SPD en strategisch management voor AA-opleiding 1979 heden Accountant bij Deloitte en een aantal rechtsvoorgangers Werkzaam voor cliënten in Midden- en kleinbedrijf
64/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
Panellid de heer P. de Wolff RA De heer De Wolff is ingezet als panellid vanwege zijn domeindeskundigheid en vanwege zijn onderwijsdeskundigheid. Daarnaast is de heer De Wolff ingezet vanwege zijn auditdeskundigheid, opgedaan gedurende 30 jaar in de functie van openbaar accountant. De heer De Wolff heeft meegedaan aan visitaties bij HES/Accountancy Amsterdam en bij de Universiteit van Amsterdam van de Post-Masteropleiding Accountancy. Daarnaast was hij vier jaar voorzitter van de onderwijscommissie voor Elementaire Accountantscontrole van de Koninklijke NIVRA. Zijn onderwijsdeskundigheid heeft de heer De Wolf opgedaan als docent accountantscontrole en externe verslaggeving bij het NIVRA en de Universiteit van Amsterdam en als docent interne opleidingen en hoofd bureau interne opleidingen bij PricewaterhouseCoopers Accountants, gedurende meer dan 30 jaar. Voor deze visitatie is de heer De Wolff aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1968 1970 1971 1980
Staatspraktijkdiploma voor de bedrijfsadministratie (SPD) 1 en 2 NIVRA Registeraccountant
Werkervaring: 1964 1977 Pelser Hamelberg Van Til & Co Accountants: controlepraktijk 1977 1981 Dubois & Co Registeraccountants: controlepraktijk 1981 1985 BV Weekbladpers (uitgeverij tijdschriften/boeken): controller en eindverantwoordelijke voor ict 1985 1986 Stichting Sociaal Fonds Bouwnijverheid: Hoofd looncontroledienst 1986 1987 KPMG Accountants: controlepraktijk/vaktechniek 1987 2006 PricewaterhouseCoopers Accountants (en rechtsvoorgangers): senior adviseur vaktechniek Diversen: Nevenfuncties accountancy: 1990 1998 PwC Accountants: Hoofd interne opleidingen en docent accountantscontrole 1992 2000 Bestuurssecretaris PwC accountantsberoepsgroep 1998 2006 PwC Handboek Financiele Verslaggeving (eindredacteur, lid redactiecommissie) 2002 2006 PwC vaktechnisch kwartaalbulletin Spotlight (hoofd/eindredacteur) 1998 2006 PwC/Euroforum schriftelijke IFRS-leergang (hoofd/eindredacteur) Overige nevenfuncties: 1989 2006 Accountancynieuwsbrief Balans (hoofd/eindredacteur) 1991 1997 Vereniging Milieudefensie: bestuurslid/penningmeester 1998 1999 War Child: bestuurslid/penningmeester 1999 2005 Mekong Eye Doctors: bestuurslid/penningmeester en lid projectteam Cambodja Onderwijsfuncties: 1982 1990 NIVRA Onderwijsbureau: docent/examinator accountantscontrole, voorzitter examencommissie elementaire accountantscontrole, lid vraagstukkenwerkgroep accountantscontrole 1992 heden UvA Postdoc.opleiding accountancy: docent/examinator accountantscontrole, lid examencommissie, lid commissie onderwijsontwikkeling
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
65/71
De heer drs. D.W. Righters MBA De heer Righters heeft in diverse functies en uiteenlopende werksituaties ruime kennis van en ervaring met bedrijfseconomische en managementvraagstukken opgedaan. Ook is hij door zijn docentschap goed bekend met het hoger beroeps onderwijs. De heer Righters heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs en heeft vanuit eerdere visitaties (onder meer als voorzitter bij de visitatie van de opleiding Facilitair Management) kennis van de accreditatiesystematiek. Hij heeft vanuit opleiding en werkervaring internationale kennis van het domein en is daarnaast gediplomeerd Lead-Auditor ISO-9002. Als parttime docent op een HEAO beschikt hij over deskundigheid en affiniteit met het werkveld. Tevens heeft hij als zelfstandig consultant ervaring op het gebied van bedrijfseconomische en managementvraagstukken, kwaliteitsmanagement in het bijzonder. Sinds 2004 is de heer Righters als docent Organizational Behavior & Marketing verbonden aan de Rotterdam Business School (onderdeel van Hogeschool Rotterdam). Rotterdam Business School heeft een internationaal karakter vanwege het feit dat de studentenpopulatie uit 45 verschillende nationaliteiten bestaat en het curriculum Engelstalig is. Daarnaast heeft RBS internationaal aansluiting bij diverse partnerscholen (Demi) verspreid over Europa, Noord Amerika en Azië. Met deze Demi partners vindt uitwisseling plaats en kunnen wederzijdse studenten een gedeelte van hun studie bij de RBS volgen en/of afronden en vice versa. Naast het verzorgen van diverse colleges bij RBS ben is de heer Righters regelmatig tweede beoordelaar bij scripties van buitenlandse studenten die een double degree willen behalen (studenten van buitenlandse universiteiten die naast het diploma van hun eigen universiteit ook het diploma van de RBS willen behalen). Sinds 2005/2006 is de heer Righters viermaal per jaar gastdocent bij één van de Aziatische partneruniversiteiten; Geely Beijing University. Hij bezocht Beijing p 30 juni jl., het meest recente bezoek was in september 2007. In april 2007 heeft de heer Righters een gastdocentschap vervuld aan de Universiteit van Lubljana, dit staat voor nog drie keer gepland. Opleiding: 1978 1982 1989 2004 2004 heden
VWO HEAO Doctoraal Bedrijfskunde, deels op Michigan Business School, Detroit, USA MBA Gediplomeerd Lead-Auditor ISO 9002, Lead Auditor INK Erasmus Universiteit Rotterdam, faculteit Bedrijfskunde; promotietraject. Het promotieonderzoek richt zich op Kwaliteitsmanagement in relatie tot Strategie.
Werkervaring: KLM (1989 2002) 1989 1993 KLM, Logistiek & Planning (vloot en menskrachtplanning) (4 jaar) 1993 1997 KLM, Trainingen verzorgen ten behoeve van grond en vliegend personeel (4 jaar). 1997 2000 KLM, Coachen en begeleiden van trainees (3 jaar) 2000 heden Q-minds B.V., adviesbureau op het gebied van economische vraagstukken en kwaliteitsmanagement 2000 heden Docent Bedrijfseconomie Hogeschool Rotterdam, docent Marketing, Finance & Accounting 2004 heden Docent Organizational Behavior & Marketing en docent Research, Rotterdam Business School 2005 heden Geely Beijing University, gastdocent 2007 heden Universiteit van Lubljana, gastdocent
66/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
De heer D.J.M. Kalkman (panellid student) De heer Kalkman is ingezet als student panellid. Hij is vierdejaars student HEAO Accountancy aan de Hogeschool Rotterdam. De heer Kalkman houdt zich naast zijn studie bezig met het informeren en adviseren van middelbare scholieren over de opleiding accountancy. Dit gebeurt met name tijdens Open Dagen en proefstudeerdagen. De heer Kalkman beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen Accounting & Finance. Hij is qua leeftijd en vooropleiding representatief voor de primaire doelgroep van deze opleiding. De heer Kalkman is individueel geïnstrueerd over accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1996 2002 2002 2004 2004 2007
HAVO, Thorbecke Lyceum te Rotterdam. Profiel: Economie & Maatschappij. HEAO Accountancy, Hogeschool Rotterdam (HES). Propedeusediploma (verwacht) HEAO Accountancy, Hogeschool Rotterdam (HES) Bachelor diploma
Werkervaring: Direct verband: 02/06 06/06 Assistant-accountant bij Ernst & Young; Controle werkzaamheden uitgevoerd op multinational niveau. 01/05 02/07 Informant op de Hogeschool Rotterdam; Informatie verstrekken over de accountancy opleiding Indirect verband: 07/05 02/06 Fitness-assistent . Bij Life-Line mensen informeren en uitleggen hoe de fitnessapparaten gebruikt moeten worden.
Panellid de heer drs. R.V. van der Dussen De heer Van der Dussen is ingezet als NQA panellid. Hij heeft ervaring met onderwijs- en onderzoeksvisitaties in verschillende domeinen binnen het HO, zoals Rechtsgeleerdheid, Economie, Communicatiewetenschap en Criminologie. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege visitatie-ervaring en diverse cursussen gevolgd bij het Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden (IVLOS). Opleiding 1996 2003
Doctoraal Psychologie, specialisatie Organisatiepsychologie, Universiteit Utrecht
Cursussen 2004 2005 2006
Auditkwaliteit, IVLOS Onderwijskunde voor het Hoger Onderwijs, IVLOS
Werkervaring 1996 2004 2004 2005 2007
Diverse betrekkingen en (afstudeer)stages binnen organisatieadviesbureaus omtrent kennismanagement Medewerker afdeling Kwaliteitszorg Vereniging van Universiteiten (VSNU) heden Projectleider kwaliteitszorg wetenschappelijk onderwijs Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) heden Vanuit QANU gedetacheerd bij Netherlands Quality Agency (NQA)
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
67/71
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Visitatiedag 1/25 oktober 2007 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
08.30
10.30 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
10.30
11.15 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
J. Stelwagen (domein manager Economics) R. van Houten (opleidingscoördinator BE) Mw. E. Ploegman (opleidingscoördinator AC) Mw. A. Wempe-de Jong (opleidingscoördinator FSM)
11.15
11.30 uur
Nabespreking/Pauze
Visitatiepanel
11.30
12.15 uur
Bespreking met studenten BE (inclusief deeltijd)
12.15
13.00
Gesprek met studenten AC
13.00
14.00 uur
Lunchpauze
14.00
14.45 uur
Gesprek met studenten FSM
14.45
15.30 uur
Gesprek met alumni BE/AC/FSM
15.30
17.00
Rondleiding, aansluitend eventueel materiaalbestudering
68/71
Visitatiepanel
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
Visitatiedag 2/26 oktober 2007 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
08.30
09.15 uur
Gesprek met docententeam BE
09.15
10.15 uur
Gesprek met docententeam AC/ FSM
10.15
10.30 uur
Nabespreking / Pauze
10.30
11.15 uur
Gesprek met werkveld BE/AC/FSM
11.15
14.15
Materiaal bestudering Extra gesprekken (indien nodig) Intern overleg Inclusief lunch : 12.30 13.30 uur
Visitatiepanel
14.15
15.00 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
J. Stelwagen (domein manager Economics) R. van Houten (opleidingscoördinator BE) Mw. E. Ploegman (opleidingscoördinator AC) Mw. A. Wempe-de Jong (opleidingscoördinator FSM)
Visitatiepanel
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
69/71
70/71
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
Bijlage 4:
1.
2. 3.
4.
5. 6.
7.
8. 9. 10. 11.
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Beleidsdocumenten op opleidings- en hogeschoolniveau waaruit in kwalitatieve en kwantitatieve zin blijkt hoe in de afgelopen jaren aan de opleiding gestalte is gegeven en welk beleid de opleiding de komende jaren voor ogen heeft; Onderwijsbeleid en toetsbeleid; Een representatieve selectie uit het studiemateriaal, zoals: Cursusboeken, Readers, Studieboeken, Moduleboeken en handleidingen of studiewijzers, Studiehandleidingen, stage en afstudeerhandleidingen Literatuurlijst en boekenlijst Projectopdrachten Een representatieve set van beoordeeld materiaal (inclusief beoordelingen): Toetsen Opdrachten Portfolio s en assessments Stageverslagen Projectverslagen; Personeelsbeleid (onder andere functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren, scholingsplan); Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem: Beleid, overzicht van evaluatie-instrumenten, streefcijfers; Recente evaluatierapporten (zowel intern als extern, inclusief de meetinstrumenten) van aspecten van het onderwijs, zoals verslagen van gecommitteerden, evaluaties door studenten en docenten, module-evaluaties, studenten tevredenheidsonderzoek, uitkomsten en analyses van evaluaties en verbeteractiviteiten; Samenstelling van relevante overlegorganen (opleidingscommissie, werkveldadviescommissie, examencommissie, stafoverleg, e.a.) en notulen van de overlegorganen; Overzicht van externe contacten en aard van die contacten; Afstudeerproducten, inclusief beoordelingen voor zo ver aanvullend op de reeds toegestuurde documenten; Rendementsbeleid en kengetallen (streefcijfers en gerealiseerde cijfers); Alle overige documenten waar de opleiding in het zelfevaluatierapport naar verwijst.
© NQA-visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, opleidingen AC, BE en FSM
71/71