Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Opleiding: Commerciële Economie, hbo bachelor Croho: 34402 Varianten: voltijd, deeltijd Visitatiedatum: 4 juli 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2007
2/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 9 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 27 31 33 37
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
41 42 47 50 53
3/53
4/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
5/53
6/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Commerciële Economie van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in mei 2007, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 4 juli 2007. Het panel bestond uit: De heer R. de Brouwer (domeinpanellid); De heer C.T. Bouman (domeinpanellid); Mevrouw S. van Schaik (studentpanellid); De heer W. van Uden (NQA-auditor, voorzitter). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Stichting Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL) is een instelling voor hoger beroepsonderwijs die is ontstaan in 1987. Aan de NHL studeren per 2006/2007 rond de 10.000 studenten (9.280 bekostigd en 594 onbekostigd) en zijn ruim 950 personeelsleden werkzaam in een formatieomvang van 720 fte. De Hogeschool bestaat uit vier instituten en een ondersteunend facilitair bedrijf. Een van de instituten is het instituut Economie en Management (ECMA), dat in januari 2003 is ontstaan door het samengaan van de toenmalige instituten Management en Economie.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
7/53
Het instituut ECMA biedt hbo-onderwijs op het gebied van economie en management aan alsmede beroepsgerelateerde kennisdiensten en heeft een drietal lectoraten: Innovatie van Organisatie, Watermanagement (samen met het instituut Techniek) en Integrale Veiligheid. Binnen het instituut zijn min of meer verwante opleidingen ondergebracht in een vijftal domeinen: Economics, Public Management, Business Administration, Marketing en Information & Organisation. Aan het instituut ECMA studeren 2625 studenten en werken 140 docenten, in een omvang van 108 fte. Voor de periode 2004-2007 heeft de hogeschool de volgende doelstellingen: realiseren van het onderwijsconcept competentieleren; het onderwijs wordt aangeboden in de vorm van majors, minors (30 EC) en keuzeprogramma s (10 EC); de major-minor structuur wordt voltooid in 2008; versterking van de interdependentie van regulier onderwijs en kennisdiensten om de rol als kennispartner beter te vervullen; de huisvesting wordt geconcentreerd op een unilocatie als onderdeel van de kenniscampus; groei van de instroom tot een totaal aantal inschrijvingen van meer dan 9.000. De invoering van het major-minor model wordt voltooid in 2008. De omvang van de majors varieert van 110 tot 170 EC. De omvang van de minors is 30 EC en van de keuzeprogramma s 10 EC. Elke student van de opleiding volgt de competenties van de major en indien aanwezig van één van de differentiërende minors van de opleiding. Daarnaast dient elke student zich met betrekking tot deze competenties te profileren door middel van een verdiepende of verbredende minor van de eigen opleiding of, na toestemming van de examencommissie, door middel van een minor van een andere opleiding. Aan de minors kunnen toelatingsvoorwaarden verbonden zijn. Tenslotte profileert de student zich in de beschikbare keuzeruimte in het programma. De examencommissie keurt het gekozen profiel van de student goed. Het instituut ECMA stelt zich ten doel (Beleidskader 2007-2011) om in 2011 te zijn uitgegroeid tot een kenniscentrum waarin studenten zich ontwikkelen tot professionals met uitstekende startkwalificaties; waarin afgestudeerden en andere beroepsbeoefenaars uit het werkveld zich verder ontwikkelen; waarin hoog gekwalificeerde advisering en toegepast onderzoek worden verricht; waarin veranderingen en innovaties in het betrokken werkveld in bestaande kennisdiensten zijn geïntegreerd en tegelijkertijd een stimulans zijn om nieuwe vormen van kennisdiensten te ontwikkelen; en waarin internationale netwerken uitdrukkelijk aanwezig zijn en onderhouden worden ten dienste van het primaire proces. De opleiding Commerciële Economie vormt samen met de opleiding International Business and Languages het domein Marketing in het Instituut ECMA. Het onderwijs wordt verzorgd door 21 docenten met een totale omvang van 16.5 fte. Er studeren 411 studenten in het domein (studiejaar 2006-2007) waarvan 332 de opleiding Commerciële Economie volgen. Jaarlijks starten ongeveer 70 voltijdstudenten en rond de 20 deeltijdstudenten met de opleiding, wat een gemiddeld marktaandeel van ongeveer 2% is. De opleiding kent een voltijdse en een deeltijdse variant. Aan de voltijdse opleiding studeren 270 studenten; aan de deeltijdvariant studeren 60 studenten.
8/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Omdat docenten soms voor meerdere opleidingen werken is de docent/student-ratio voor CE niet apart te bepalen. Voor het domein Marketing is de ratio ongeveer 1:22. De opleiding komt voort uit de vroegere HEAO en is sinds twee jaar onderdeel van het domein Marketing. Landelijk gezien is de opleiding onderdeel van het domein Commerce, een van de vijf domeinen in de sector hoger economisch onderwijs. De opleiding Commerciële Economie leidt studenten op tot professionele Marketeers voor functies in Marketing en Sales. Afgestudeerde CE ers starten hun loopbaan in het algemeen als salesmanager, accountmanager, marktonderzoeker of brandmanager. Ze vervullen functies in organisaties die variëren in omvang en die werkzaam kunnen zijn in zowel de profit als de non-profitsector, de dienstverlening of industrie. Sommigen worden zelfstandig ondernemer. Sinds de vorige visitatie, die plaatsvond in 2002, heeft de opleiding de nodige vernieuwingen doorgevoerd, waarvan de belangrijkste de invoering van competentiegericht onderwijs is. Daarnaast is er een elektronische leeromgeving ingevoerd, is er een gesprekscyclus in het kader van personeelsbeleid ontwikkeld, is de norm voor het bindend studieadvies verhoogd, zijn voor enkele opleidingsfasen assessments ontwikkeld, zijn de opleidingscompetenties opnieuw beschreven en is er gekozen voor een vast didactisch model met diverse leerlijnen. De opleiding wil zich bovendien onderscheiden van andere opleidingen Commerciële Economie door bijzondere aandacht te schenken aan sales. Het onderwijs wordt ten tijde van de visitatieverzorgd op de NHL-locatie aan het Fonteinland te Leeuwarden. Als de unilocatie gereed is, verhuist de opleiding naar deze locatie die als kenniscampus gaat fungeren. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Voorafgaand aan de visitatie van de opleidingen is door twee auditoren van NQA een generieke agenderende audit uitgevoerd op instellingsniveau en op het niveau van het Instituut ECMA (10 mei 2007). Hierbij zijn de generieke, opleidingsoverstijgende aspecten geaudit. De resultaten zijn voorgelegd aan de hogeschool en ter beschikking gesteld aan het visitatiepanel, dat de resultaten heeft betrokken bij de beoordeling van de opleiding. Ter voorbereiding van de visitatie heeft de NQA-auditor het informatiedossier gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode mei-juni 2007 inhoudelijk voor op het visitatiebezoek op 4 juli 2007.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
9/53
Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in september 2007 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in oktober 2007 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling
10/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices . In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk zijn gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen. 1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Doelstellingen opleiding Het panel beoordeelt de drie facetten van dit onderwerp met goed . Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma De facetten Eisen hbo, Relatie tussen doelstellingen en inhoud, Studielast en Beoordeling en toetsing zijn beoordeeld met Voldoende . Aan het facet Duur wordt het oordeel Voldaan toegekend. De overige facetten, te weten Samenhang programma, Instroom en Afstemming vormgeving en inhoud zijn met Goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel De drie facetten van dit onderwerpt beoordeelt het panel met Goed . Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Het facet Materiële voorzieningen is als Voldoende beoordeeld. Het facet Studiebegeleiding is door het panel met Goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg De facetten Evaluatie resultaten en Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld heeft het panel beoordeeld met Voldoende . Het facet Maatregelen tot verbetering is beoordeeld met Goed . Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
11/53
Resultaten Beide facetten van dit onderwerp zijn met voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen POSITIEF scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is. Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
12/53
Voltijd
Deeltijd
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Voldaan Goed Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Voldaan Goed Voldoende Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Voldoende Goed Positief
Voldoende Goed Positief
Voldoende Goed
Voldoende Goed
Voldoende Positief
Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
13/53
14/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De voltijdse en deeltijdopleiding werken met dezelfde set eindkwalificaties, die landelijk is vastgesteld. Alle studenten die in het studiejaar 2006-2007 stonden ingeschreven, hebben onderwijs gevolgd dat gebaseerd is op deze competenties. De domeincompetenties van het HEO-domein Commerce zijn ongewijzigd en integraal de eindkwalificaties van de opleiding. De competenties zijn beschreven in HEO Domeinen en Domeincompetenties (december 2005). Dit uit drie delen bestaande document is vastgesteld door het landelijk overleg en onder andere gepubliceerd op de website van de HBO-raad. De opleidingen in het domein Commerce (voor de NHL zijn dat Commerciële Economie en International Business and Languages) werken met acht domeincompetenties en twee algemene domeincompetenties. De domeincompetenties zijn (samengevat) als volgt te formuleren: - Het initiëren en creëren van producten en diensten; - Activiteiten rondom het uitvoeren van marktonderzoek; - Het vaststellen van sterktezwakteanalyses voor een onderneming; - Ontwikkelen en uitvoeren van marketingbeleid; - Ontwikkelen en onderhouden van (commerciële) relaties; - Communiceren in meerdere talen; - Leidinggeven. De twee algemene competenties betreffen sociale en communicatieve aspecten (zoals samenwerken, klantgerichtheid, collegialiteit) en een zelfsturende competentie (het sturen en reguleren van de eigen ontwikkeling, reflectieve vaardigheden, beroepshouding en bijdragen aan de professionalisering van het beroep). De uitgebreide formulering van de competenties is te vinden in HEO Domeinen en Domeincompetenties 2005, die als (digitale) bijlage bij dit rapport is opgenomen. Voor alle competenties zijn drie niveaus gedefinieerd door middel van het benoemen van niveau-indicatoren. Deze indicatoren hebben betrekking op de complexiteit van de kennis en vaardigheden die bij de competentie horen of de complexiteit van de context waarin werkzaamheden moeten worden uitgevoerd (zie facet 1.2). Om kennisontwikkeling te bevorderen en om een gemeenschappelijke kennisbasis te creëren heeft het landelijk overleg een Body of Knowledge samengesteld. Per domeincompetentie zijn voor verschillende kennisgebieden (bijvoorbeeld: marketing, bedrijfskunde, onderzoeksmethodologie, sales, ondernemerschap) doelstellingen
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
15/53
geformuleerd. Het panel vindt dit een goede ontwikkeling die een bijdrage levert aan het bewaken van het kennisniveau van alle CE-opleidingen in het land. De domeincompetenties zijn opgesteld door een werkgroep van het landelijk overleg. Daarmee is de consensus over de inhoud van de competenties door vakgenoten geborgd. Concepten van de competenties zijn besproken met vertegenwoordigers van werkveld (NIMA en FENEDEX), maar de eindverantwoordelijkheid voor inhoud en formulering van de competenties ligt bij het landelijk overleg. In NIMA en FENEDEX is de beroepspraktijk vertegenwoordigd. Door de bespreking van de competentieprofielen met het NIMA zijn ze ook vergeleken met de 17 functieprofielen voor marketing- en salesfuncties die zijn opgesteld door de European Marketing Confederation. Daarmee is een internationale borging van de profielen gegarandeerd.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In deel III van HEO Domeinen en Domeincompetenties is een beschrijving van de internationaal vastgestelde Dublin-descriptoren opgenomen en deze zijn een tabel afgezet tegen de generieke kernkwalificaties die de commissie Franssen in 2002 beschreven heeft. De opleiding kiest voor het gebruik van de Dublin-descriptoren, schrijft ze in het zelfevaluatierapport (bladzijde 16). In bijlage 1 van het zelfevaluatierapport is een overzicht gegeven welke domeincompetenties aansluiten bij welke Dublindescriptoren. Zo komt knowledge and understanding aan de orde in domeincompetenties 2, 3, 4, 5 en 6. Making judgements komt aan de orde in domeincompetenties 3, 4, 5, 8 en 10. Learning skils komt alleen in domeincompetentie 10 aan bod. Naar het oordeel van het panel is deze keuze zichtbaar in de niveaus die aan de competenties zijn gekoppeld. Van de acht domeincompetenties moet een student die de bachelorgraad voor Commerciële Economie wil halen de competenties 2 t/m 6 afsluiten op het derde (hoogste niveau), de competenties 1 en 8 op het tweede niveau en competentie 7 op het laagste niveau. De competenties 2 t/m 6 hebben betrekking op kennis en vaardigheden die voor de uitoefening van het beroep van marketeer of salesmanager essentieel zijn. (zie facet 1.1 voor een kort overzicht). De eerste en laatste competenties (respectievelijk het initiëren en creëren van diensten of producten en leidinggeven) worden minder ver ontwikkeld tijdens de opleiding. Een tweede moderne vreemde taal wordt tot niveau 1 ontwikkeld, wat overeenkomt met taalverwervingsniveau B1 (onafhankelijk gebruiker) van het Common European Framework of Reference voor het taalonderwijs. Het panel vindt de keuze verantwoord in het licht van het beroepsprofiel van de afgestudeerden. De drie niveaus worden bepaald door drie indicatoren: complexiteit, transfer en verantwoordelijkheid. Op het eerste niveau zijn complexiteit en transfer beperkt tot
16/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
routines en de verantwoordelijkheid tot het eigen takenpakket. Op het tweede niveau is de complexiteit gericht op het werken met procedures en richtlijnen, de transfer op ontwikkelen van kennis en vaardigheden, en verantwoordelijkheid op het ontwikkelen van eigen trajecten. Op het derde niveau zijn de indicatoren voor complexiteit: analyse, zelfstandig handelen, en creativiteit; bij transfer staat zelfsturing centraal; en de verantwoordelijkheid is gericht op pro-actief handelen, en eigen keuzes toelichten en verantwoorden. Het panel is van mening dat deze niveaus adequaat in de competentiebeschrijvingen zijn opgenomen.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bij facet 1.1 en 1.2 heeft het panel al een en ander beoordeeld over de eindkwalificaties in relatie tot het beroepsprofiel en de domeincompetenties. Hieraan is het volgde toe te voegen in het kader van de oriëntatie HBO-bachelor. In het Studentenstatuut Marketing Management 2006-2007 is een typering van functies en werkvelden voor afgestudeerden opgenomen. Een groot deel van de afgestudeerden start op een verkoopfunctie. De zakelijke dienstverlening en de industrie zijn de grootste afnemers van afgestudeerden. Het MKB vraagt snelle praktische inzetbaarheid. Vaktechnische specialisatie blijkt minder belangrijk te zijn dan sociaal-communicatieve vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken. Concrete voorbeeldfuncties voor afgestudeerden worden in het zelfevaluatierapport (blz10) vermeld: beginnende beroepsbeoefenaren zijn salesmanager, accountmanager, marktonderzoeker, brandmanager, e.d. in organisaties van verschillende omvang. Als toekomstige ontwikkelingen in het vakgebied ziet de opleiding toenemende internationalisering, informatisering en automatisering, een toenemend belang van klantgerichtheid, van integrale bedrijfskundige benadering en van de marketingfunctie in organisaties. Het panel herkent deze ontwikkelingen. Tijdens de ontwikkelingsfase van de competenties heeft de opleiding de laatste concepten ervan besproken met het eigen regionale beroepenveld. Landelijk is geadviseerd dit in september 2005 te doen, zodat definitieve vaststelling voor het einde van dat kalenderjaar kon plaatsvinden. De vertegenwoordigers van de NHLberoepenveldcommissie zagen geen aanleiding wijzigingen voor te stellen. Wel vond de commissie het van belang om de competenties voor sales sterker te profileren dan landelijk gebeurt.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
17/53
Uit notulen van de vergaderingen van de werkveldcommissie van het studiejaar 20062007 leidt het panel af dat ontwikkelingen in de beroepspraktijk met het werkveld worden besproken. Zo is in het voorjaar van 2007 het belang en de toekomstige mogelijkheden van het onderdeel sales van de opleiding aan de orde geweest in samenhang met de kansen op een lectoraat voor sales. De opleiding heeft reeds ingezet op een minor sales.
Onderwerp 2
Programma
De opleiding heeft op basis van de eindkwalificaties van 2005 het programma gewijzigd. De veranderingen betreffen hoofdzakelijk de programmastructuur door de invoering van een major en minoren in het programma. De nieuwe kwalificaties hebben niet geleid tot grote inhoudelijke veranderingen. Ten tijde van het visitatiebezoek was dat invoeringsproces zo goed als afgerond. Alleen de afgestudeerden van juni/juli 2007 hebben nog het oude programma gevolgd. Alle andere studenten volgen het nieuwe programma. Het panel heeft er daarom voor gekozen alleen het nieuwe programma te beoordelen.
Facet 2.1
Eisen HBO
Voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het panel heeft de literatuurlijst bestudeerd die de opleiding voorschrijft (Boekenlijst marketing management 2006-2007). Het panel is van oordeel dat de boekenlijst in voldoende mate actueel is, al is niet van alle voorgeschreven boeken de druk en jaar van uitgave is vermeld. Het panel is ook van mening dat het overzicht nog niet de volle breedte van het programma omvat. Zo staat is er voor het programmaonderdeel marketingcommunicatie geen literatuur vermeld. Anderzijds worden voor het onderdeel Trends in Management vijf uitgaven vermeld waarvan niet duidelijk is welke daarvan daadwerkelijk gebruikt worden, want gezien de omvang van het studieonderdeel (6 credits) is het niet aannemelijk dat alle uitgaven volledig bestudeerd moeten worden. De readers die het panel heeft ingezien blijven op een eenvoudig inhoudelijk niveau steken, ook als ze in het laatste jaar gebruikt worden.
18/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Vrijwel ieder semester wordt de student in contact gebracht met de beroepspraktijk. In een aantal modules via casussen en/of gastlezingen van beroepsbeoefenaren, dan weer door projecten of opdrachten. De casussen komen in de meeste gevallen voort uit opdrachten die bij de studieboeken worden meegeleverd. De projecten vormen een belangrijk programmaonderdeel om studenten in contact met de beroepspraktijk te brengen in de periodes voor dat ze op stage gaan. In de propedeuse starten de studenten een eigen bedrijf in het project Eigen bedrijf . Ze worden daarbij gevolgd en geadviseerd door ondernemers uit de regio. Ook in het project Marketingplan in het tweede studiejaar is er een sterke binding met de beroepspraktijk omdat de opdracht wordt uitgevoerd voor bestaande bedrijven in de omgeving. Bovendien wordt het project door gastdocenten uit de beroepspraktijk begeleid. De module Marketingcases bestaat uit praktijkonderzoek voor het Technologie Centrum Noord Nederland, waardoor de relatie met de beroepspraktijk ook gelegd wordt. Twee omvangrijke periodes in de opleiding waarin studenten met de beroepspraktijk in aanraking komen zijn de stage in het derde jaar en de afstudeerperiode in het tweede semester van het vierde jaar. Tijdens de derdejaars stage werken studenten 80 dagen in een bedrijf. Gedurende de afstudeerfase werken studenten als extern adviseur aan een marketingopdracht voor een onderneming. Het panel heeft daarvan een aantal voorbeelden ingezien (zie facet 6.1). De opleiding heeft plannen om drie virtuele bedrijven op te richten waarmee studenten de theorie van hun specialisatie-minor in de praktijk kunnen trainen. Het gaat om een uitgeverij (minor sales en accountmanagement), een reclamebureau (minor marketingmanagement en communicatie) en een handelsonderneming (minor exportmanagement). Er zijn nog geen concrete plannen en doelstellingen voor de oprichting geformuleerd, maar het panel beschouwt ze als een goede mogelijkheid theorie en praktijk te combineren. Er is in het programma ruimte voor actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Modules als Trends in Marketing en Trends in Management zijn er op gericht studenten in contact te brengen met actuele ontwikkelingen in de desbetreffende gebieden. Deze modules zijn gepland in het derde leerjaar. In de nieuwe structuur is de eerste module opgenomen in de minor exportmanagement en de tweede in de vrije keuzeruimte. De beide algemene competenties (sociaal-communicatieve vaardigheden en zelfsturing) zijn gericht op het verwerven van bredere beroepsvaardigheden. Studenten werken vooral aan deze vaardigheden in de integrale leerlijn als ze projecten zoals Eigen Bedrijf , Marketingplan en Internationale Marketing . Bij de beoordeling van deze projecten wordt niet alleen de inhoud beoordeeld, maar ook de ontwikkeling op de algemene beroepsvaardigheden. Het panel komt tot het oordeel voldoende in plaats van goed, omdat het van mening is dat de literatuur niet uitdagend en breed genoeg is. In een aantal gevallen worden geen boeken voorgeschreven, maar wordt alleen met readers gewerkt, van een tamelijk oppervlakkig niveau.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
19/53
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het opleidingsprogramma is opgebouwd aan de hand van leerlijnen. Er zijn vijf leerlijnen: - In de integrale leerlijn passen studenten kennis en vaardigheden toe in projecten en opdrachten; - De vaardighedenleerlijn traint studenten in vaardigheden als samenwerken, taalgebruik, vergaderen, presenteren; - De conceptuele leerlijn vertegenwoordigt het kennisaspect van het programma; - De ervarings-reflectie leerlijn leert de studenten hoe ze kunnen leren van de ervaringen die ze in projecten opdoen; - Studieloopbaanbegeleiding is bedoeld om studenten te begeleiden bij het maken van keuzes in de studie met het oog op het beroep dat ze willen uitoefenen. De eerste drie leerlijnen hebben betrekking op de inhoud van de vakken en projecten die worden aangeboden. Van al deze vakken is een modulebeschrijving opgesteld die aan het panel ter beschikking is gesteld. In alle modulebeschrijvingen is aangegeven aan welke competenties en op welk niveau de student bij de desbetreffende module werkt. Tevens wordt bij de meeste beschrijvingen vermeld onder welke leerlijn het vak valt. Het panel stelt vast dat de modules die worden aangeboden de eindkwalificaties dekken wat domeinspecifieke eisen en oriëntatie betreft. Toenemende complexiteit komt echter niet goed uit de verf. Het panel constateert dat in bijvoorbeeld de onderwerpen marketingcommunicatie, managementaccounting en strategisch management in het 3e en 4e leerjaar de complexiteit van de opdracht en de uitwerking ervan door studenten zeer gering is. Eveneens zijn in alle modulebeschrijvingen leerdoelen opgenomen. Ook hier is het panel van oordeel dat de opleiding nog werk te doen heeft: het is niet in alle gevallen duidelijk hoe de leerdoelen zijn afgeleid van en samenhangen met de eindkwalificaties. Een voorbeeld is de module Eigen Bedrijf uit het eerste leerjaar. De student werkt daarin aan alle competenties op niveau 1. In de modulebeschrijving zijn echter slechts drie leerdoelen opgenomen die betrekking hebben op boekhouden en jaarverslaglegging. Ook in de talenmodules is niet duidelijk hoe de leerdoelen met de competenties samenhangen. In een groot aantal andere modules, met name die van de integrale leerlijn, is er wel een duidelijke samenhang tussen de leerdoelen van de module en de vermelde eindkwalificaties.
20/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Positief is het panel over de inhoud van het programma in relatie tot de eindkwalificaties. De invulling van het programma aan de hand van de leerlijnen borgt dat zowel theorie, vaardigheden als persoonlijke ontwikkeling voldoende aan bod komen. De leerlijnen leggen ook een relatie met de Dublin-descriptoren. In de programmaonderdelen van de conceptuele leerlijn vergroten studenten hun kennis, die ze in de onderdelen van de vaardigheden leerlijn toepassen. In de taalonderdelen wordt aandacht besteed aan communicatieve vaardigheden, die onder andere in de projecten en de stageperiode worden toegepast. De reflectielijn en studieloopbaanbegeleiding leren studenten hun leerproces te ontwikkelen en hun oordeelsvorming (ook op vakinhoudelijk gebied) te scherpen. De opleiding heeft, zoals eerder opgemerkt, nog niet voldoende inzichtelijk gemaakt hoe het niveau stijgt naarmate de student vordert in het programma. De tweedejaars studenten meldden dat de competentieverwijzing in de modules wordt genoemd en dat docenten er naar verwijzen in de lessen. In het gesprek met het panel vertelden studenten uit het eerste jaar dat docenten hen doelgericht stimuleren de competenties op te nemen in het portfolio dat ze moeten maken. Hun reflectie daarop wordt door de docent beoordeeld. Het panel ziet hierin een verbetering in de wijze waarop de medewerkers de eindkwalificaties gebruiken in het onderwijs. Het panel beoordeelt dit facet met voldoende en niet met goed, omdat de relatie tussen een aantal programma-onderdelen en de eindkwalificaties nog niet voldoende is uitgewerkt en omdat de ontwikkeling naar het eindniveau nog niet inzichtelijk is.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De bij facet 2.2 genoemde leerlijnen zijn gericht op het bevorderen van de samenhang in het programma. De leerlijnen worden in zowel de voltijdse als de deeltijdopleiding gebruikt. Alle onderdelen werken toe naar of reflecteren op de integrale leerlijn waarin het project centraal staat. Dat project is de bindende factor tussen de programmaonderdelen van iedere periode. Binnen een leerlijn zijn de programmaonderdelen inhoudelijk onafhankelijk van elkaar, maar doordat ze binnen een leerlijn vallen hebben ze overeenkomsten. Onderdelen van de conceptuele leerlijn zijn alle gericht op het ontwikkelen van kennis; onderdelen van de vaardighedenleerlijn zijn alle gericht op het trainen van vaardigheden. De projecten in de integrale leerlijn zijn gericht op het leren toepassen van kennis en vaardigheden in een situatie met elementen van de beroepspraktijk. Positief is het panel ook over de inhoud van het stagevoorbereidingstraject. In het traject wordt aandacht besteed aan persoonlijke eigenschappen in relatie tot wat er op een werkplek van een medewerker of stagiair verwacht wordt. Aan de hand van de kernkwadrantenmethodiek - gebaseerd op Ofman - leren studenten zichzelf te analyseren (wat zijn kernkwaliteiten, valkuilen, uitdagingen en allergieën) en op grond van de analyse leerdoelen voor hun persoonlijke ontwikkeling op stellen. Daarnaast
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
21/53
wordt in de stagevoorbereiding aandacht geschonken aan vakinhoudelijke zaken. Een vergelijkbaar voortraject is georganiseerd voor de afstudeerfase. Studenten zijn positief over de stage- en afstudeervoorbereiding. Het panel heeft uit de gesprekken met studenten en docenten de indruk gekregen dat de samenhang die in het programma is aangebracht voor studenten beter zichtbaar wordt door de activiteiten in het kader van studieloopbaanbegeleiding. Met name de eerstejaars ervaren dat door het gebruik van het portfolio. Ook in de hogere jaren wordt het portfolio de komende jaren geïntroduceerd. Voor deeltijdstudenten zijn de studieloopbaan- en reflectieleerlijnen nog belangrijker dan voor voltijdstudenten. De deeltijders gebruiken de ervaringen en werkzaamheden van hun werkplek in het opleidingsprogramma, waarbij reflectie op de kwaliteit van het werk in relatie tot de theorie erg belangrijk is. De zelfsturing van deeltijdstudenten is daarom ook groter dan die van voltijdstudenten. Gelet op het feit dat deeltijders in het algemeen wat ouder zijn dan voltijdstudenten en bovendien over enkele jaren werkervaring beschikken, is dat ook verklaarbaar en verdedigbaar.
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In de inrichting van het programma ligt de nadruk in het eerste leerjaar op kennisoverdracht en minder op projectmatig werken; een verhouding die in de loop van het programma omkeert. De studenten (van de voltijdse opleiding) vertelden het panel dat zij deze omkering in verhouding tussen kennisoverdracht en projecten niet als plezierig ervaren. Als voorbeeld noemen ze het tweede jaar: het eerste semester kregen ze alleen theorie, het tweede alleen projecten. In de evaluaties wordt de spreiding van de studielast lager gewaardeerd dan de streefnorm van 3,0, namelijk 2,77 in 2005. Ook in het gesprek met het panel verklaarden studenten dat er onregelmatigheden in de studielast zijn en dat er regelmatig sprake is van piekbelasting. Uit evaluaties blijkt ook dat 70% van de studenten maximaal 29 uur per week aan de studie besteedt. Dat is iets lager dan het landelijk gemiddelde. De opleiding wil de studielast per module verbeteren door na de evaluaties de nacalculatie te doen, die moet leiden tot een betere reële studielast. De opleiding heeft nog niet beschreven hoe ze die nacalculatie gaat uitvoeren. De opleiding past een studieadvies toe in de propedeutische fase dat bindend en niet bindend kan zijn. Een negatief studieadvies is niet bindend als de student naar het oordeel van de examencommissie niet geschikt is voor de opleiding en het beroep, maar wel aan de studiepunteneis voldoet. Het negatieve advies is bindend als de student na het eerste jaar van inschrijving niet voldoet aan de norm van 40 studiepunten. De norm wordt anders als er sprake is van nader omschreven persoonlijke omstandigheden of als
22/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
de student na 1 september met de opleiding is gestart. De exacte regeling is opgenomen in het Studentenstatuut Marketing Management 2006-2007, bijlage 4 Regeling studieadvies propedeutische fase. Om op stage te mogen gaan moet een student de propedeuse behaald hebben en bovendien minimaal 30 credits in de hoofdfase. Daaronder vallen 10 credits voor een van de twee projecten marketingplan of Internationale Marketing en 5 credits voor Marketing 2 of Marketingcases (bron: Het Stagevoorbereidingstraject 2006-2007). Ook om met het afstuderen te mogen beginnen dient de student aan een aantal voorwaarden te voldoen: Propedeuse behaald, 125 credits in de hoofdfase behaald, het voortraject gevolgd hebben, het intentieformulier ingevuld hebben (bron: afstudeeropdracht (AO)). Het panel is positief over drempels als het bindend studieadvies en voorwaarden voor stage en afstuderen. Naar het oordeel van het panel stimuleren deze drempels de studievoortgang van studenten. Daarnaast garanderen ze dat studenten die aan stage en afstuderen beginnen een bepaald niveau in kennis en vaardigheden hebben bereikt. De studenten zijn positief over de bereikbaarheid en toegankelijkheid van docenten. Enkele studenten noemen de persoonlijke benadering en de korte lijnen tussen studenten en docenten eigener beweging als sterk punt van de opleiding. Docenten zien het dan ook als een belangrijk aspect van hun werk om snel op vragen van studenten te reageren. Voor hen is het ook een manier om de student centraal te stellen. De termijn waarop studieresultaten bekend moeten zijn is beschreven in de onderwijs- en examenregeling van de opleiding. Deze termijn bedraagt 15 werkdagen nadat een toets is afgelegd (bron: Examenreglement Marketing Management, opgenomen in het Studentenstatuut). Deze termijn wordt volgens de studenten gehaald. Het panel komt tot het oordeel voldoende in plaats van goed, omdat de spreiding van de studielast en de zwaarte van het programma nog verbeterpunten zijn. De opleiding geeft dit zelf ook aan in het zelfevaluatierapport.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding volgt de wettelijke regelingen bij de toelating van studenten. De toelatingsvoorwaarden voor aspirant-studenten zijn beschreven in het Studentenstatuut Marketing Management 2006-2007 en in de voorlichtingsbrochure. Voor 21-plussers die niet aan de wettelijke eisen voldoen is er een toelatingsexamen. De opleiding heeft maatregelen genomen om de aansluiting mbo-hbo te verbeteren. Er is met het ROC Friesland afgesproken dat mbo ers een deel van het hbo-programma al volgen tijdens hun mbo-studie en deels als onderdeel van het mbo-programma.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
23/53
Als ze zich vervolgens inschrijven bij de CE-opleiding van de NHL, kunnen ze het CE-programma in 3½ jaar afronden. De opleiding doet mee met de zogeheten Instroommonitor: dit is een onderzoek dat een aantal hogescholen in het noorden en oosten van het land gezamenlijk uitvoeren naar de problematiek die studenten in het eerste jaar van inschrijving ervaren. Uit Instroommonitor 2004 bleek dat eerstejaars vooral moeten wennen aan de zelfstandigheid die van hen verwacht wordt. De invoering van studieloopbaanbegeleiding en een portfolio voor studenten moet er toe leiden dat studenten hun eigen studievoortgang beter gaan volgen. De geluiden die het panel van eerstejaars studenten hoorde, stemmen wat dat betreft positief. Geïnteresseerden voor de opleiding kunnen op diverse manieren informatie over het opleidingsprogramma en de onderwijsvormen verkrijgen. De website van de hogeschool biedt in eerste instantie informatie. Daarnaast is er een voorlichtingsbrochure die verschillende aspecten van de opleiding en het beroep beschrijft. Verder verzorgt de opleiding jaarlijks een aantal open dagen en doet ze mee aan voorlichtingsmarkten op scholen voor voortgezet onderwijs. Ten slotte organiseert de hogeschool maandelijks een NHL Walk in! waarin studenten voorlichting geven. Ook is er de mogelijkheid een dagje te Proefstuderen. Een belangrijk middel dat de opleiding inzet om aspirant studenten een beeld van de opleiding te geven zijn de Voorlichtingsactiviteiten Specifiek voor deeltijders is er momenteel de mogelijkheid via een EVC-procedure toegelaten te worden. Met de EVC-procedure kan worden vastgesteld of de student in aanmerking komt voor vrijstellingen op basis van werkervaring of op andere manieren verworven competenties. In de toekomst wil de NHL een geaccrediteerd EVC-centrum worden waarvan ook voltijdstudenten gebruik kunnen maken. Het panel is van mening dat een EVC-procedure een geschikt instrument is om te bepalen in welke fase van het studieprogramma studenten kunnen instromen, mits de procedure geijkt is. De opleiding loopt in de pas met de (landelijke) ontwikkelingen op dit gebied.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het programma van de opleiding bestaat uit een major van 170 credits en twee minoren van 30 credits elk. Daarnaast heeft de student een vrije ruimte van 10 credits. In het Studentenstatuut Marketing Management 2006-2007 van de opleiding, waarin ook het examenreglement is opgenomen, worden de programmaonderdelen beschreven en is per onderdeel het aantal credits vermeld.
24/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In maart 2004 heeft de Faculteit ECMA haar onderwijsvisie vastgelegd in de Notitie Onderwijsvisie. De onderwijsvisie is toegeschreven naar de invoering van competentiegericht onderwijs. In enkele woorden samengevat behelst de onderwijsvisie van ECMA en van de opleiding CE daarbinnen, dat studenten competentiegericht leren, waarvoor krachtige leeromgevingen nodig zijn die studenten stimuleren tot actief leren. Volgens het Amsterdamse onderwijsmodel spelen vijf leerlijnen daarin een essentiële rol. In het curriculum behoort de beroepspraktijk een belangrijke plaats in te nemen. In de notitie worden de begrippen uitgewerkt in een vorm die het docenten mogelijk maakt ze toe te passen in het onderwijsprogramma. Het leerlijnenmodel past naar het oordeel van het panel bij het competentiegerichte onderwijs dat de opleiding wil verzorgen. De integrale leerlijn neemt een centrale positie in in het curriculum, zowel wat inhoud als wat studielast betreft. De projecten in de integrale leerlijn vertegenwoordigen de beroepspraktijk in het programma. Studenten vinden de projecten interessant en leerzaam, maar soms ook tijdrovend. Projectmatig werken in de integrale leerlijn wordt ondersteund door workshops, bedrijfspresentaties en begeleidingsgesprekken. Studenten in de deeltijdopleiding volgen niet de projecten, maar brengen hun werkzaamheden uit de beroepspraktijk in als project en voegen daar de conceptuele en vaardighedenleerlijn omheen. Het panel vindt dat een begrijpelijke en passende werkwijze waardoor de beroepspraktijk een goede rol in de opleiding speelt, meer nog dan in de voltijdse opleiding mogelijk is. De integrale leerlijn wordt ondersteund met zogeheten flankerend onderwijs van de conceptuele en vaardigheden leerlijnen. Naast instuctie- en hoorcolleges wordt in de programmaonderdelen van deze leerlijnen gebruik gemaakt van werkcolleges, trainingen, casusopdrachten en werkgroepen. Het panel vindt dat hiermee voldoende variatie in werkvormen is en studenten bevestigen dat in het gesprek met het panel. Individuele en groepsgesprekken zijn werkvormen die in de reflectieleerlijn veelvuldig worden toegepast. Reflectie is een belangrijke vaardigheid in deze leerlijn. Net als het portfolio is dit nog in ontwikkeling. De eerstejaars werken er al volop mee en zijn tevreden over de manier waarop reflectie en portfolio worden ingezet. Het gebruik ervan wordt cohortsgewijs uitgebreid. Hoewel het panel heeft vastgesteld dat reflectie en portfolio nog niet in alle studiejaren wordt gebruikt, beoordeelt het panel het facet toch met een goed, omdat de aanpak tot nu toe voldoende vertrouwen geeft dat de geplande invoering in hogere jaren succesvol zal verlopen.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
25/53
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het instituut ECMA heeft zijn doelstellingen voor toetsing beschreven in de Notitie Toetsbeleid ECMA (april 2005). De doelstellingen liggen op het terrein van de kwaliteit en competentiegerichtheid van de toetsen, de organisatie, verantwoordelijken en werkwijze rondom toetsing, en het per opleiding vastleggen van een toetsplan. Voor elk van de doelen zijn subdoelen geformuleerd. De opleiding is bezig met de invoering van assessments aan het einde van het eerste, tweede en laatste jaar. In de assessments wordt de beroepssituatie zo realistisch mogelijk nagebootst. Assessments voor de propedeuse zijn de voorgaande twee jaar getest. De resultaten hebben de opleiding voldoende vertrouwen gegeven assessments in de genoemde hogere jaren te ontwikkelen. Inmiddels zijn er docenten geschoold voor het ontwikkelen en afnemen van assessments. Het panel is positief over deze ontwikkeling. In juli 2006 heeft de opleiding in het kader van de kwaliteitsbewaking van de toetsing een nota geschreven: Analyse Toetsing Marketing Management. In deze notitie is de onderwijsvisie afgezet tegen de toetsmethodieken op dat moment. Geconstateerd werd dat de toetsing nog niet volledig past bij de onderwijsvisie. Hoewel de opleiding op een aantal punten positief scoort, zijn er ook verbeteringen mogelijk. Een aantal daarvan gelden naar het oordeel van het panel ook nu nog: de authenticiteit bij de toetsing, de betrokkenheid van het werkveld bij de beoordeling, de bewaking van de validiteit van toetsen, de ontwikkelingsgerichtheid van de toetsing. Ook de studenten noemden in het gesprek met het panel een verbeterpunt: schriftelijke toetsen zouden wat hen betreft minder moeten gaan over feitenkennis en meer over de toepassing van theorieën uit het vakgebied. Het panel constateert dat de beoordeling van afstudeerscripties zorgvuldig geschiedt. Desondanks heeft het panel aan de hand van de scripties en bijbehorende beoordelingen die het ter inzage ontvangen heeft, vastgesteld dat examinatoren in een aantal gevallen meer aandacht zouden kunnen besteden aan de gehanteerde methodologie, de analyse van de onderzoeksresultaten en aan de conclusie (zie ook facet 6.1). Studenten vertelden het panel dat zij in het algemeen tevreden zijn over de aansluiting tussen onderwijsinhouden en toetsen. Ze zijn vooraf op de hoogte van beoordelingscriteria van toetsen en opdrachten omdat die worden vermeld in de modulebeschrijvingen. De studenten vinden dat ze voldoende feedback krijgen op opdrachten en toetsen en ook dat ze daar niet al te lang op hoeven te wachten. Wel vinden ze dat de kwaliteit van de feedback van docent tot docent verschilt. Het panel herhaalt wat het eerder heeft vastgesteld (zie facet 2.2) namelijk, dat niet bij alle programmaonderdelen een toenemende complexiteit zichtbaar is.
26/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Bij het werken aan opdrachten zijn studenten zelf verantwoordelijk om meeliftgedrag van groepsgenoten tegen te gaan. Ze geven aan daartoe in de regel ook in staat te zijn. Het logboek dat tijdens opdrachten wordt bijgehouden biedt inzicht in de inzet van alle groepsleden. Indien daartoe aanleiding is, grijpt een begeleidende docent in. Het panel is positief over het toetsbeleid en de analyse die van de toetsing gemaakt is. Het toont naar het oordeel van het panel aan dat de opleiding het toetsproces als een belangrijk onderdeel van het onderwijsproces ziet. De toetspraktijk borgt in voldoende mate dat de leerdoelen van het programma getoetst worden, maar sluit nog niet geheel aan op de normen die de hogeschool stelt. Het panel beoordeelt dit facet daarom met voldoende en niet met goed.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het strategisch personeelsbeleid van de NHL is vastgelegd in de nota Meer Mogelijk maken (2001). Het beleid kent drie speerpunten: de bekwaamheden van medewerkers verder ontwikkelen; de flexibiliteit van de organisatie verhogen; en de efficiency verhogen. De speerpunten worden jaarlijks vertaald in concrete resultaatafspraken tussen het College van Bestuur en het instituut (RGM). Het beleid wordt uitgevoerd vanuit het Uitvoeringsprogramma Meer Mogelijk Maken, dat is opgebouwd uit drie onderdelen: verbetering van het planning- en controlproces; managementontwikkeling (MD-traject); en de introductie van nieuwe personeelsinstrumenten. Uit de vijfde, en laatste, Voortgangsrapportage Meer Mogelijk Maken (2005) blijkt dat vrijwel alle deelprojecen zijn afgerond: er is een personeelsmonitor opgezet; er is een centrum voor competentie-ontwikkeling ingericht; het MD-traject is afgerond; er zijn competentieprofielen gemaakt; en er is een beoordelingsregeling ontwikkeld. Teamontwikkelingsplannen zijn nog in ontwikkeling. De directeur van het instituut is eindverantwoordelijk voor het personeelsbeleid van het instituut. Coachend leiderschap en docentschap, loopbaanontwikkeling, verhoging van mobiliteit en flexibiliteit zijn leidende principes. Medewerkers behoren tot een team onder leiding van een (domein)manager. Docenten moeten volgens het NHL-beleid een aantal jaren relevante, liefst recente werkervaring hebben. Zes docenten beschikken volgens hun CV over relevante en recente (tot vijf jaar geleden) ervaring in de beroepspraktijk. De breedte van het werkveld dient weerspiegeld te zijn in het docententeam. Uit de CV s van docenten blijkt dat er voldoende spreiding in deskundigheden is op gebieden als marketing, bedrijfseconomie, algemene economie. Eén docent is gespecialiseerd in sales, wat het panel wel gering
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
27/53
vindt voor een opleiding die sales als speerpunt heeft. Verder wordt specialistische kennis vooral ingezet op basis van gastdocentschappen. Alle docenten met een vaste aanstelling moeten een didactische aantekening hebben. Voor alle functiegroepen zijn competentieprofielen ontwikkeld. Een van de competenties voor docenten is omgevingsbewustzijn/externe gerichtheid . De invulling daarvan komt aan de orde in de POP- (of plan-)gesprekken. Het panel heeft van docenten gehoord dat deze gesprekken worden gevoerd en heeft inzage gehad in de gespreksverslagen. Het personeelsbestand van ECMA bestaat uit een kern van vast aangestelde, breed inzetbare docenten en een schil van flexibel inzetbare veelal tijdelijk aangestelde specialisten uit de beroepspraktijk. Deze schil is bij de opleiding Commerciële Economie ongeveer 20% van de totale personeelsomvang. De NHL stimuleert de betrokkenheid van docenten in kennisdiensten en lectoraten. Een van de doelstellingen van de lectoraten is het bevorderen van de professionaliteit van de docenten. Iedere lector heeft een kenniskring, waarmee hij werkt aan curriculumontwikkeling, uitvoering van kennisdiensten en verrichten van toegepast onderzoek. Binnen de NHL zijn zeven lectoraten, die zijn ondergebracht bij de instituten. Binnen ECMA functioneren drie lectoraten: Organisatie van Innovatie, Integrale Veiligheid en Watermanagement (in samenwerking met het instituut Techniek). Bij de zeven kenniskringen zijn 30 docenten betrokken. Binnen het instituut ECMA zijn 10 docenten betrokken bij de lectoraten. Voor de opleiding Commerciële Economie is het lectoraat Sales van belang, omdat sales een speerpunt van de opleiding is. Het werkveld stimuleert de instelling van dit lectoraat, dat nog niet gerealiseerd is. Werkveldvertegenwoordigers beschouwen de instelling van dit lectoraat als een extra stimulans om kenniscirculatie tussen opleiding en beroepspraktijk te bevorderen. 90% van de docenten van ECMA heeft als docentbegeleider voor stages en afstuderen contact met het werkveld. Deze verhouding is ook van toepassing op het docententeam van de opleiding Commerciële Economie. Het in contact brengen en houden van docenten die al lang aan de opleiding verbonden zijn, heeft de aandacht van het management. In totaal is met ingang van het studiejaar 2007/2008 1659 uur (1 fte) niet ingeroosterd voor eventuele 'onverwachte' contractactiviteiten. ECMA heeft een kennisteam Externe Dienstverlening en een coördinator Externe Dienstverlening. Het team bestaat uit vertegenwoordigers van alle domeinen en vertegenwoordigers van grote projecten. Vanuit de opleiding Commerciële Economie dragen docenten aan deze dienstverlening bij, is het panel in het gesprek met de docenten gebleken. Uit studentenenquêtes is gebleken dat een meerderheid van de respondenten tevreden is over de manier waarop docenten de praktijk inbrengen in het onderwijs. In het gesprek met studenten werd dit beeld bevestigd. Deeltijdstudenten waarderen ook het omgekeerde: de docenten kunnen hen helpen een theoretische basis te zoeken voor hun praktijkervaringen.
28/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Op NHL-niveau is een meerjarenformatieplan opgesteld, dat jaarlijks wordt geëvalueerd en bijgesteld. Op basis van werkelijke studentenaantallen worden docenten toegewezen naar domeinen en opleidingen. Jaarlijks wordt een voortgangsrapportage van het personeelsbeleid opgesteld en een sociaal jaarverslag. Het instituut ECMA hanteert bij de verdeling in aanstellingen voor onbepaalde tijd en bepaalde tijd een ratio van 85:15. Voor flexibele inzet wordt 20% van de personele begroting gereserveerd. In totaal zijn 21 docenten betrokken bij het onderwijs van de opleiding met een omvang van ongeveer 16,5 fte. De student/personeelsratio van de NHL is 12 (het gemiddelde voor het HBO is 13,5). De student/personeelsratio van ECMA is 17,5. De ratio student/onderwijzend personeel van ECMA is in 2006 22,5. Dit getal is voor de opleiding niet verder te specificeren, omdat een aantal docenten voor meerdere opleidingen werkt. Het panel vindt dit een zeer acceptabele ratio. Uit het Medewerkerstevredenheidsonderzoek 2006 komt naar voren dat de meerderheid van de medewerkers de werkdruk acceptabel vindt of daarover neutraal is. Ook vindt het merendeel van de medewerkers het werk zinvol, interessant, uitdagend en afwisselend. Studenten zijn tevreden over de snelheid waarmee docenten buiten de lessen om reageren op vragen. E-mail blijkt hierbij een veelgebruikt en goed gewaardeerd middel te zijn.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De rol van de docent bij de NHL verandert. Het accent komt meer te liggen bij de rol van coach en begeleider, coördinator, organisator, toegepast onderzoeker en ondernemer. Naast de primaire, lesgevende taak wordt het takenpakket verbreed met andere kennisdiensten. Een en ander is het gevolg van de verandering naar competentiegericht onderwijs. De NHL kent competentieprofielen. Bij het instituut ECMA worden de rollen van de docenten gerelateerd aan de leerlijnen. De visie hierop is beschreven in Handleiding Onderwijsrollen 2007. De docentrollen die in dit document beschreven worden zijn: tutor, trainer, expert, studieloopbaanbegeleider, assessor.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
29/53
Het instituut ECMA wil investeren in de ontwikkeling van de docenten in deze rollen. Hiertoe zijn studiedagen georganiseerd. Docenten van de opleiding hebben hiervan ook gebruik gemaakt. De versterking van het onderwijskundig profiel, specifiek de nieuwe rol van de docent in de onderwijsvernieuwing, is een van de prioriteiten in het Beleidsplan Scholing en Ontwikkeling (ECMA, 2006). Daarnaast is het scholingsbeleid gericht op onder meer de versterking van de externe gerichtheid, waaronder internationalisering en de beroepspraktijk, op interne en externe mobiliteit, op de ontwikkeling van de nieuwe rol van het management en op de ontwikkeling van deskundige kenniskringen binnen de lectoraten. Het scholingsbudget wordt binnen ECMA jaarlijks vastgesteld. Voor deskundigheidsbevordering is jaarlijks 10% van de taakbelasting van docenten beschikbaar en 5% van de instituutsbegroting. De NHL hanteert een systematiek van beoordelings- en pop-gesprekken in een jaarlijkse cyclus. Uit het Sociaal Jaarverslag 2005 blijkt dat het instituut ECMA in voldoende mate functioneringsgesprekken (nu beoordelingsgesprekken) heeft gevoerd. Dat geldt eveneens voor de realisering van opleidings- en ontwikkelingsactiviteiten. Ten opzichte van andere instituten scoort het instituut in dit opzicht hoog. Na een succesvolle pilot in 2005 met 360-gradenfeedback heeft de NHL het instrument in 2006 algemeen beschikbaar gesteld. Er is besloten het instrument binnen vier jaar bij alle medewerkers af te nemen. Het Tevredenheidsonderzoek medewerkers NHL 2004 en 2006 geeft een redelijke tevredenheid over de opleidings- en ontwikkelmogelijkheden te zien. Medewerkers zijn met name tevreden over de mogelijkheden op het gebied van deskundigheidsbevordering, opleidingen, cursussen en trainingen. De bestedingen van ECMA aan opleiding en ontwikkeling zijn van 2001 tot 2005 meer dan vervijfvoudigd. Op NHL-niveau is sprake van een toename met 250% (Sociaal Jaarverslag 2005). ECMA heeft een leerplancommissie die het MT adviseert over onderwijsvernieuwing. Ten behoeve van onderwijsontwikkeling is onderwijskundige ondersteuning beschikbaar, die bijvoorbeeld reeds bij het toetsbeleid is ingezet. Uit de CV s blijkt dat een groot deel van de docenten een academische opleiding heeft afgerond in een van de kennisgebieden van de opleiding. Anderen hebben minimaal een hbo-opleiding. Veel docenten hebben daarnaast vakinhoudelijke en didactische cursussen gevolgd.
30/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De Gemeente Leeuwarden, de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, de Christelijke Hogeschool Nederland en de Hogeschool Van Hall Larenstein ontwikkelen samen een Kenniscampus voor hoger onderwijs en onderzoek en voor versterking van de kenniseconomie in de regio. Vanaf 2008 is er dan een concentratie van het onderwijs op één locatie, een uitbreiding van de huidige locatie Bouhof. De nieuwbouw van de NHL sluit aan op de nieuwe visie op onderwijs (competentieleren). In de huidige situatie beschikt de NHL over acht uitvoeringslocaties voor het onderwijs. Er is sprake van een overgangssituatie. Na 2008 zullen alle vestigingen van de NHL in Leeuwarden geconcentreerd zijn op één locatie. De hogeschool beschikt over enkele mediatheken die als standaardpakket worden aangeboden aan alle onderwijsinstituten. De instituutsdirectie ECMA geeft aan dat er in het algemeen geen knelpunten bestaan ten aanzien van de voorzieningen. Het panel heeft een rondleiding gehad in de mediatheek die voor ECMA-studenten bestemd is en stelt vast dat het assortiment in studieboeken en tijdschriften qua breedte en diepte beperkt, maar toereikend is. Wel zijn er voldoende mogelijkheden om digitale informatiebronnen te raadplegen. Op het gebied van ict-voorzieningen beschikt de NHL over computers voor studenten in een ratio PC-student van 1:8. Dat komt overeen met het landelijk gemiddelde. De hogeschool heeft haar ict-beleid vastgelegd in het Beleidsplan 2006-2008 (2005). Daaruit voortvloeiend zijn er 15 ict-projecten, die worden aangestuurd door een Stuurgroep Informatisering. Deze stuurgroep heeft voorts tot taak het informatiseringsbeleid voor de hogeschool te ontwikkelen en voorstellen te doen voor de organisatie en inrichting van de informatiefunctie binnen de hogeschool. Alle communicatie binnen de hogeschool wordt gebundeld via het intranet. Dat biedt algemene en opleidingsspecifieke informatie. Ook de catalogus van de mediatheek kan via intranet worden geraadpleegd. Binnen ECMA is als pilot een nieuwe flexibele werkomgeving ingericht. De ervaringen daarmee worden meegenomen in de inrichting van de nieuwe unilocatie. Verder zijn er binnen de hogeschool diverse studielandschappen. ECMA heeft in 2005 een studielandschap ingericht. In de aanloop naar de nieuwbouw is bij wijze van pilot een nieuwe flexibele werkomgeving ingericht. Het panel heeft het studielandschap en de werkomgeving bezocht en is van oordeel dat ook de huidige voorzieningen voldoende mogelijkheden bieden om competentiegericht onderwijs te verzorgen. Het instituut bepaalt jaarlijks welke faciliteiten nodig zijn en sluit daarvoor contracten met het Facilitair Bedrijf.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
31/53
Volgens de NHL-studentenenquête en het Medewerkertevredenheidsonderzoek 2005 is het algemene oordeel over gebouwen en voorzieningen positief. Studenten zijn niet tevreden over de beschikbaarheid van computers. De hogeschool geeft aan dat het computergebruik van studenten piekuren kent. Aan de randen van de dag is het grootste gedeelte van de computers niet in gebruik. In het gesprek dat het panel met studenten heeft gevoerd werd dit beeld bevestigd. De opleiding en het Instituut ECMA hebben nog geen maatregelen genomen om studenten te stimuleren de ict-faciliteiten gespreid over de dag en curriculumperiodes te gebruiken, waardoor het verschijnsel van piekuren verdwijnt. Ook is het panel van oordeel dat de opleiding beleid dient te ontwikkelen en uit te voeren voor het op peil houden van het boeken- en tijdschriftenassortiment in de mediatheek. Het panel beoordeelt dit facet daarom met een voldoende en niet met goed.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De informatievoorziening aan studenten vindt het panel adequaat. Het intranet van de hogeschool is de belangrijkste nieuws- en informatiebron. Via Blackboard, de digitale leeromgeving, kunnen studenten en docenten de studievoortgang volgen. In de studiegids is algemene informatie opgenomen over de opleiding, competenties, onderwijsvisie, studiebegeleiding, jaarrooster en dergelijke. Uit studenttevredenheidsonderzoeken blijkt dat studenten de informatie in de studiegids gemiddeld positief waarderen (3.13 in 2003). De evaluatie in 2005 geeft voor dit item geen betrouwbare respons. De studiebegeleiding wordt in eerste instantie verzorgd door een studieloopbaanbegeleider (SLB). Deze functionaris heeft drie tot vier groepsgesprekken en twee tot drie individuele gesprekken met de studenten die hij begeleidt. Studenten hebben aan het panel bevestigd dat dit in de regel ook gebeurt. Waar nodig schakelt de SLB de algemene studieadviseur of de decaan in als er zich persoonlijke problemen voordoen. De SLB blijft verantwoordelijk voor de begeleiding van de student en rapporteert in de examenvergadering over omstandigheden die het studieadvies kunnen beïnvloeden. De SLB is begeleidt de studenten bij het maken van hun persoonlijkontwikkelingsplan. Hoewel studenten aangeven tevreden te zijn over de begeleiding door de SLB heeft de opleiding een verandering aangebracht in de begeleiding: docenten kunnen niet meer tegelijkertijd SLB en projectbegeleider zijn. Daarmee worden begeleiden en beoordelen gescheiden processen. Het panel vindt dat een positieve ontwikkeling, die past bij
32/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
competentieleren. Studenten waarderen de studiebegeleiding (in de oude vorm) met een 3.23 in het tevredenheidsonderzoek van 2003. De studenten zijn zeer tevreden over de begeleiding bij de voorbereiding van de stage en het afstuderen. In het zogeheten Stagevoorbereidingstraject leren studenten hun eigen sterktes en zwaktes te beoordelen en hoe ze kunnen werken aan de verbetering van hun zwakke kanten. De begeleidingsprocedure tijdens de stage- en de afstudeerperiode is beschreven in de handleidingen voor beide periodes. De rollen van de begeleidende docent en die van de bedrijfsmentor zijn beschreven. Ook zijn bijlagen opgenomen met formulieren waarmee de begeleiding, de voortgang van de student en het oordeel van de bedrijfsmentor worden geregistreerd. Volgens de studenten die het panel gesproken heeft wordt de begeleiding adequaat uitgevoerd. Ook vertegenwoordigers van het werkveld toonden zich tevreden over wijze waarop docenten stagiairs en afstudeerders begeleiden. De voorbereiding en begeleiding van deeltijdstudenten is vergelijkbaar met die van de voltijdstudenten, maar wat intensiteit en inhoud betreft aangepast aan het feit dat de deeltijders voortdurend in de praktijk werken.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het Kwaliteitszorgsysteem NHL is gebaseerd op het EFQM-model, het accreditatiekader en op hogeschoolspecifieke aspecten (zoals het onderwijsconcept). Uitgangspunt is de PDCA-cyclus. Er wordt gewerkt met een strategisch plan voor de hogeschool, met instituutsbeleid en met een jaarplan per domein. Op deze niveaus worden tevens jaarverslagen opgesteld. Met de instituten worden resultaatafspraken gemaakt (Resultaat Gericht Management, RGM). Voor ECMA betreffen deze in 2005-2007 vooral het uitvoeren van audits, het ontwikkelen van toetsplannen, het opstellen van verbeterplannen, het verwerven van accreditaties en het verbeteren van de studenttevredenheid. De resultaatafspraken worden besproken tussen het College van Bestuur en de instituutsdirecteur. Daarna bespreekt de instituutsdirecteur de resultaatafspraken in het managementteam en in bilaterale overlegsituaties met de domeinmanagers. Het NHL kwaliteitszorgsysteem bevat een duidelijk overzicht van de verantwoordelijkheden, streefdoelen (afgeleid van het accreditatiekader), instrumenten en overlegvormen. De hogeschool maakt gebruik van relevante instrumenten van goede kwaliteit, gebaseerd op een vijfpuntsschaal. De opleidingen stellen zelf de norm vast. Op basis van deze norm wordt besloten om wel of geen verbeteracties aan de uitkomsten te
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
33/53
verbinden. Het instituut EMCA hanteert daarbij de norm 3. Voor de overlegvormen zijn de onderwerpen benoemd. Deze houden verband met het accreditatiekader. Besloten is dat elke opleiding ongeveer halverwege de zesjarige accreditatieperiode een midterm audit organiseert. Daartoe wordt de dienst Midterm Audit door het Facilitair Bedrijf aangeboden. Een midterm audit kan ook door een extern bedrijf worden uitgevoerd. Interne auditoren zijn opgeleid. In verband met de keuze voor competentiegericht onderwijs is het kwaliteitssysteem op het gebied van onderwijsvernieuwing aangevuld. Dat heeft geleid tot de nota Kwaliteitszorg onderwijsvernieuwing (2006). Deze bevat met name aanwijzingen en bronnen om de NHL-doelen te betrekken bij de zelfevaluaties volgens het accreditatiekader. De NHL heeft haar toetsbeleid vastgelegd in de notitie Toetsbeleid NHL, waarin onder meer het programma van toetsing, de kwaliteit van de toetsen en de organisatie ervan zijn beschreven. De NHL heeft aanvullende regelingen voor de examencommissie en de opleidingscommissie en houdt een register bij van de samenstelling van deze commissies. De hogeschool organiseert (scholings)bijeenkomsten voor leden van de examencommissies. De verantwoordelijkheid voor het functioneren en de verslaglegging van de examencommissie ligt op domeinniveau. Het kwaliteitszorgbeleid van ECMA is vastgelegd in de notitie Interne Kwaliteitszorg, in 2006 geactualiseerd in het Handboek Kwaliteitszorg. Uitgangspunten daarvoor zijn het accreditatiekader, het NHL-systeem voor interne kwaliteitszorg en het EFQM-model. Ook op instituutsniveau is het beleid gebaseerd de PDCA-cyclus. Er wordt een beleidscyclus van 6 jaar gehanteerd, gebaseerd op de accreditaties, met daarbinnen jaarcycli. De zesjaarcyclus bestaat uit: positiebepaling (integrale zelfdiagnose); verbeterplan; midterm audit; uitvoeren van het verbeterplan naar aanleiding van de midterm audit; zelfevaluatie en visitatie; accreditatiebesluit en verbeterplan naar aanleiding van de accreditatie. Het Handboek Kwaliteitszorg is gericht op de primaire onderwijsprocessen en bevat de uitwerking van instrumenten, de frequentie en het proces en de betrokkenen. Het instituut hecht groot belang aan overlegvormen, zoals het docentenoverleg en de opleidingscommissie. De evaluaties zijn voor ECMA signalerend van aard. Bij afwijkingen van de norm wordt nader onderzoek gedaan en worden verbeteracties gepland en uitgevoerd. Ten behoeve van evaluaties worden diverse instrumenten ingezet. Het panel heeft stelt vast dat er evaluatieformulieren zijn voor onderwijseenheden, projecten, curriculum, semester, stage, afstuderen en studie-uitval. Van een aantal van deze instrumenten heeft het panel resultaten gezien. ECMA heeft een eigen staffunctionaris integrale kwaliteitszorg. De portefeuillehouder kwaliteitszorg vanuit het MT is voorzitter van het kennisteam kwaliteit, waarin alle domeinen zijn vertegenwoordigd. Binnen de jaarcyclus maakt ieder domein een jaarplan en een jaarverslag. De jaarcyclus is uitgewerkt in de planning & control-kalender. Voor zover het panel heeft kunnen nagaan evalueert de opleiding Commerciële Economie conform de planning & control-kalender. Aan het panel zijn jaarplannen van diverse jaren ter beschikking gesteld. In het Jaarplan 2007 zijn bijvoorbeeld als speerpunten genoemd coaching en de verdere ontwikkeling van competentietoetsen, het gebruik van Blackboard en ontwikkeling van het lectoraat Sales.
34/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Het Kwaliteitssysteem ECMA wordt via een blackboardcourse beschikbaar gesteld aan medewerkers, onder meer de standaard evaluatieformulieren en procesbeschrijvingen. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt bij de domeinmanagers. Het panel dat de opleiding Commerciële Economie heeft bezocht heeft vastgesteld dat de opleiding de kwaliteitszorg als hierboven beschreven naar behoren uitvoert. In de zelfevaluatie worden de resultaten van evaluaties regelmatig aangehaald om aan te tonen dat de opleiding aan de norm voldoet. Het panel heeft inzage gehad in de evaluaties.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria - De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In de resultaatgerichte afspraken (RGM's) tussen het College van Bestuur en de instituutsdirectie worden resultaatsverplichtingen afgesproken en wordt verslag gedaan van de resultaten. Binnen ECMA komen de evaluatieresultaten aan de orde in het domeinoverleg (teamoverleg), de opleidingscommissie, de examencommissie en de beoordelingsgesprekken. Verbeterafspraken worden opgenomen in jaarplannen, in notulen en als ontwikkelpunten in de persoonlijke ontwikkelingsplannen van de docenten. Het panel heeft inzage gehad in verslagen en notulen van de opleidingscommissie, de examencommissie en het teamoverleg. Al deze overleggen worden regelmatig gevoerd en verbetermaatregelen zijn inderdaad agendapunten. In het zelfevaluatierapport is een lijst opgenomen met verbeteringen die de opleiding naar aanleiding van de visitatie in 2002 heeft doorgevoerd. Enkele voorbeelden: de expliciete keuze voor competentieleren, de ontwikkeling van een EVC-procedure, de invoering van een elektronische leeromgeving, verbetering van het eerstelijns personeelsmanagement en de scheiding tussen studieloopbaanbegeleiding en projectbegeleiding. Naar aanleiding van een aantal evaluaties heeft de opleiding in 2006 een verbeterplan opgesteld (Verbeterplan Domein Marketing, augustus 2006). Zo wil de opleiding de studielast beter in kaart brengen, met studenten beter communiceren over de majorminorstructuur en de individuele toetsing versterken.Voor zover het panel dat kan overzien, heeft het verbeterplan geen relatie met het Jaarplan 2007. Bovendien geven noch het verbeterplan noch het jaarplan inzicht in de benodigde faciliteiten (financieel en personeel) om de verbeterdoelen te realiseren. Ook zijn de verbeterdoelen in veel gevallen niet meetbaar geformuleerd. Het panel is positief over de verbeterbereidheid bij de medewerkers van de opleiding. Dit blijkt niet alleen uit de documentatie, maar is het panel ook gebleken in de gesprekken die het met managers en docenten heeft gevoerd. Ook het beroepenveld heeft zich in het
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
35/53
gesprek met het panel positief uitgelaten over de manier waarop de opleiding omgaat met vernieuwing en verbetering. Het panel beoordeelt dit facet met voldoende en niet met goed, omdat de verbeterplannen niet inzichtelijk maken hoe aan het einde van de verbeterperiode vastgesteld kan worden of de verbeterdoelen zijn gerealiseerd. Ook is niet inzichtelijk of de verbeterplannen haalbaar zijn gelet op de personele en financiële mogelijkheden.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: NHL onderhoudt contacten met aanleverende scholen, collega-instellingen, buitenlandse instellingen en in toenemende mate met universiteiten (Rijks Universiteit Groningen, Universiteit Twente, Open Universiteit) met het oog op doorstroommogelijkheden. In Kwaliteitssysteem NHL zijn de overlegsituaties opgenomen met studenten, docenten, beroepenveld en landelijke overlegsituaties. In het Handboek Kwaliteit van ECMA zijn de stakeholders, de overlegvormen en de instrumenten beschreven waarover een domein moet beschikken. Per overlegvorm is het doel, de activiteit, de procedure, de verantwoordelijke, de planning/frequentie, de voorzieningen en de evaluatie aangegeven. Het functioneren van de domeinspecifieke overlegvormen is de verantwoordelijkheid van de domeinmanager. De studenten worden bij de kwaliteitszorg betrokken via de opleidingscommissie, de hogeschoolraad, een instituutsdeelraad, de NHL studentenenquête, module-evaluaties, exit-interviews en stage- en afstudeerevaluaties. De docenten worden bij de kwaliteitszorg betrokken via de docententeamvergaderingen, studiedagen, de examencommissie, opleidingscommissie en leerplancommissie (instituut). Ook zijn docenten vertegenwoordigd in het Kennisteam Internationalisering (instituut), Kennisteam Kwaliteitszorg (instituut), Kennisteam Externe Dienstverlening (instituut) die bijdragen aan de kwaliteit van de opleiding. Ten slotte dragen de medewerkers bij aan de NHL medewerkerstevredenheidsenquête, plan- en beoordelingsgesprekken, module-evaluaties en de stage- en afstudeerevaluaties. De afgestudeerden worden bij de kwaliteitszorg betrokken via de HBO-Monitor, de Evaluatie Afgestudeerden, de alumnivereniging en gastcolleges. Het werkveld wordt bij de kwaliteitszorg betrokken via de evaluatie van de stage, door de Evaluatie Afstuderen, via de werkveldcommissie en gastcolleges. Volgens leden van de werkveldcommissie die het panel gesproken heeft, worden adviezen van de commissie daadwerkelijk gebruikt voor verbetering van de opleiding. Als voorbeeld noemt men de aanvraag van het lectoraat Sales.
36/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Uit de gesprekken die het panel met management, studenten, werkveld en alumni gevoerd heeft, is gebleken dat de genoemde methoden om deze stakeholders bij kwaliteitszorg te betrekken inderdaad worden gehanteerd. De gesprekspartners van het panel voelen zich betrokken bij de kwaliteit van de opleiding.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het panel heeft voorafgaand aan het visitatiebezoek een tiental afstudeerwerkstukken inclusief de beoordelingen ontvangen. De beoordelingen worden volgens een vast stramien gegeven aan de hand van formulieren die vooraf bij beoordelaars en studenten bekend zijn. Deze formulieren zijn in het studiejaar 2006-2007 opgenomen in Stage & Afstuderen open (en) de deur naar de toekomst?! Deel 4 AfstudeerOpdracht (AO). Het panel vindt dat de beoordelingen adequaat zijn uitgevoerd. Het werkveld is echter niet bij de beoordeling betrokken. Het panel vindt het van groot belang dit in de toekomst wel te doen. Het panel vindt het niveau van de scripties voldoende. De complexiteit van de opdrachten die studenten uitvoeren past bij beginnende beroepsbeoefenaren, evenals de invulling van hun adviseursrol. Tevens gebruiken ze bronnen van voldoende niveau. Maar het panel is van mening dat een aantal verbeteringen mogelijk is. Op het gebied van de vorm zijn is meer aandacht nodig voor het bijvoegen van bijlagen (bijvoorbeeld een afgenomen vragenlijst), het taalgebruik en de literatuurverantwoording. Wat inhoudelijke aspecten betreft vindt het panel dat er meer aandacht moet zijn voor het goed toepassen van de methodologie, de theoretische onderbouwing en het afleiden van conclusies en aanbevelingen. De opleiding heeft concrete plannen om de criteria voor het afstuderen te concretiseren. Tevens werkt ze aan de invoering van een afstudeerassessment waarmee in 2008 proeven genomen zullen worden. De afstudeeropdrachten die het panel heeft ingezien zijn door individuele studenten uitgevoerd. De kern van de opdracht is dat de student zich opstelt als adviseur van een onderneming die als doel heeft een marketingplan te maken. Tevens blijkt hieruit dat de student werkt vanuit de oriëntatie van een beroepsbeoefenaar. De beoordeling van de studenten geschiedt dus ook op individuele basis. De opleiding werkt aan het invoeren van een assessment in de afstudeerperiode om de beoordeling meer te kunnen toespitsen op het beoordelen van competenties. Het panel vindt dit een goede ontwikkeling.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
37/53
De werkveldvertegenwoordigers met wie het panel gesproken heeft zijn positief over het gerealiseerde niveau. Zij zien dat studenten in de afgelopen tien jaar een steeds beter zijn geworden in het toepassen van kennis en inzichten in praktijksituaties. Zij beschouwen dit als een betere voorbereiding van de studenten op de beroepspraktijk. Ook de afgestudeerden die het panel gesproken heeft, vinden dat ze voldoende voorbereid zijn om op startniveau te kunnen werken. Gegevens uit de HBO-Monitor 2006 ondersteunen deze opvatting. Op vijfpuntsschalen scoren de respondenten voor vrijwel alle items hoger dan 3. Op tienpuntsschalen ligt de score in het algemeen tussen de 6.5 en de 7.0. Voormalig deeltijdstudenten scoren iets hoger dan voltijdstudenten. De opleiding heeft aan het panel een overzicht van afstudeerwerkstukken ter beschikking gesteld uit het studiejaar 2005-2006. Daaruit blijkt dat het merendeel van de studenten een marketingplan maakt. Tevens zijn er studenten die een marketingcommunicatieplan opstellen of een plan voor sportmarketing. De onderwerpen komen uit diverse branches: organisaties uit de sfeer van de overheden, industrie, handelsondernemingen en (commerciële) dienstverlening komen in de lijst voor. Het panel vindt dat daaruit blijkt dat de opleiding het beroepsdomein voor marketeers goed gebruikt. De afstudeerwerkstukken die het panel heeft ingezien en de afgestudeerden die het panel gesproken heeft komen voort uit een oud programma. Op basis van een programmavergelijking die de opleiding aan het panel heeft overlegd, constateert het panel dat de verschillen zodanig zijn dat eenzelfde of hoger niveau ook op basis van het nieuwe programma verwacht kan worden. Vanwege de opmerkingen die het panel hierboven heeft gemaakt over de afstudeerwerken, beoordeelt het dit facet met een voldoende in plaats van goed.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Op verzoek van het panel heeft de opleiding een analyse gemaakt van de rendementsresultaten en op grond daarvan per september 2007 een aantal verbetermaatregelen ingevoerd, waarvan de gevolgen in onderstaande tabel zijn weergegeven. De opleiding heeft de volgende streefdoelen geformuleerd (deeltijd en voltijd worden hier niet onderscheiden):
38/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
type rendement propedeuse rendement hoofdfaserendement opleidingsrendement gemiddelde verblijfsduur uitvallers gemiddelde verblijfsduur geslaagden voortgangsrendement marktaandeel
voor september 2007 na 1 jaar: 50% na 2 jaar: 70% 95% 66% 1,35 jaar 4,25 jaar 40 EC 3%
vanaf september 2007 na 1 jaar: 30% na 2 jaar: 50% 95% 50% 1,35 jaar 4,25 jaar 40 EC 3%
Het panel heeft de analyse en de daaruit voortvloeiende veranderingen in zijn oordeel meegenomen. De opleiding signaleert zelf dat ze op twee na geen van de genoemde streefcijfers haalt. De gemiddelde verblijfsduur van afgestudeerden wordt wel gehaald en die is in 2004 lager dan 4,25 jaar. Van de studenten die tot de hoofdfase worden toegelaten valt tussen de 5% en 6% uit, waarmee de opleiding een hoofdfaserendement van ongeveer 95% realiseert. Het propedeuserendement van de opleiding ligt volgens de gegevens die de opleiding verstrekt heeft over de jaren 1996 tot 2004 beduidend lager dan de beoogde - oude streefcijfers. De trend laat zelfs een daling van de rendementen na 1 en 2 jaar zien tot 16% en respectievelijk 22% van het cohort 2004. Van het propedeuserendement zijn geen landelijke gegevens bekend, waardoor een vergelijking met andere CE-opleidingen niet mogelijk is. Binnen het landelijk overleg circuleren wel cijfers over propedeuserendementen en die liggen rond de 45% na 2 jaar. Op grond een analyse van de situatie heeft het College van Bestuur besloten dat de streefcijfers voor de propedeuse per september 2007 worden verlaagd naar 30% en 50% voor respectievelijk 1 en 2 jaar. Het panel is van mening dat deze streefcijfers realistisch zijn en voor de opleiding haalbaar zijn om te realiseren. Bovendien heeft het instituut een aantal maatregelen genomen op het gebied van begeleiding, het bindend studieadvies en de inhoud van het propedeuseprogramma. Dat laatste zal vanaf het studiejaar 2008-2009 ingevoerd worden. Sinds het cohort 2002 is de gemiddelde verblijfsduur van de uitvallers altijd gelijk aan of hoger dan 1,95 jaar. Na een stijging tot 2,63 jaar in 2003 is de verblijfsduur in 2006 gedaald tot 2,26 jaar. Het panel vindt dat een behoorlijke afwijking van het streefcijfer (oud en nieuw). Uit een analyse van het instituut en exitinterviews met uitvallers blijkt de oorzaak van de lange verblijfsduur te zijn: - instroom van afgewezen studenten van andere opleidingen - keuze voor CE omdat andere opleidingen te juridisch of te cijfermatig zijn. De maatregelen in het kader van studiebegeleiding hebben nog geen effect gehad. Het management verwacht dat dat in het studiejaar 2007-2008 wel zo zal zijn, omdat de afspraken dan beter ingebed zijn in de studieloopbaanbegeleiding. Tevens hebben zich geen afgewezen studenten van andere opleidingen meer ingeschreven sinds 2005.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
39/53
Hoewel de opleiding in haar zelfevaluatierapport spreekt van hoofdfaserendement, hebben de verstrekte cijfers betrekking op het afstudeerrendement (een cijfer gebaseerd op het cohort). Deze rendementen liggen volgens de door de opleiding verstrekte cijfers voor de cohorten 1993 tot 2002 na 4 jaar op gemiddeld ongeveer 41% en na 5 jaar op ongeveer 54%. Rendementscijfers op www.hbo-raad.nl tonen dat de CE-opleiding van de NHL een gemiddeld opleidingsrendement na 5 jaar heeft van rond de 50%. Landelijk bedraagt het rendement na 5 jaar bij de CE-opleidingen ongeveer 40%. De NHL heeft na 5 jaar dus een veel beter rendement dan de collega-opleidingen, maar de eigen doelstelling voor het afstudeerrendement van 66,5% (70% rendement propedeuse maal 95% hoofdfaserendement) wordt niet gehaald. Op basis van een vergelijkbare eigen analyse heeft de hogeschool besloten het streefcijfer voor het opleidingsrendement met ingang van september 2007 terug te brengen naar 50%. In dat licht voldoet de opleiding wel aan het streefcijfer. Het voortgangsrendement van de opleiding laat zien dat er goede en slechte jaren zijn. In enkele jaren ligt het voortgangsrendement boven de norm (tot bijna 50 credits per jaar) en in andere beneden de norm (tot 33 credits per jaar). Juist de laatste jaren is het voortgangsrendement gedaald naar ongeveer 34 credits. Omdat de opleiding een aantal van de eigen de streefcijfers niet haalt, maar op basis van een analyse een aantal maatregelen heeft genomen en haar streefcijfers realistisch heeft bijgesteld, is de verwachting dat binnen enkele jaren de rendementsdoelstellingen wel gehaald zullen worden. Bovendien presteert de opleiding op sommige gebieden beter dan het landelijk gemiddelde. Het panel beoordeelt dit facet daarom met een voldoende.
40/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
41/53
Bijlage 1:
42/53
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
43/53
44/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
45/53
46/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer W. van Uden
Panellid De heer C.T. Bouman
Relevante werkvelddeskundigheid
Student panellid Mevrouw S. van Schaik
Panellid De heer drs. R.B.P. de Brouwer
Deskundigheid cf. Protocol VBI s; 22 augustus 2005
X X
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer drs.R.P.B. de Brouwer De heer De Brouwer is ingezet als panellid vanwege zijn grote domeindeskundigheid op het gebied van economie door zijn werkervaring in het bedrijfsleven en voor de overheid, almede vanwege zijn onderwijsdeskundigheid door zijn ervaring als gastdocent en extern examinator aan de Fontys Hogeschool voor Marketing Management. Tevens heeft hij zitting in een commissie curriculumverbereting voor de drie opleidingen van deze hogeschool. De heer De Brouwer heeft internationale deskundigheid door zijn lidmaatschappen, actueel en in het verleden, van tal van internationale organisaties. Hij heeft uit werkervaring kennis van de accreditatiesytematiek. Daarnaast is de heer De Brouwer aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1958 1964 1968 1972 1973 1977
HBS-B MO-Economie Doctoraal Economie
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
47/53
Werkervaring: 1967 1969 Philips Eindhoven, logistiek en productieplanning desk equipment 1969 1971 Internationale Bouw Compagnie Best, inkoper 1971 1984 Ministerie van Economische Zaken, diverse functies in industriebeleid en beleidsplanning. Vertegenwoordiger van Nederland in talloze internationale organisaties, o.m. in de EGKS en de VN. Van 1978-1979 voorzitter Steel Committee Verenigde Naties. 1984 1987 Directeur Economische Zaken Provincie Noord-Brabant. 1987 2005 Hoogovens/Corus, diverse functies op directieniveau, zoals Directeur Externe Betrekkingen, Directeur Marketing en Sales, Managing Director Tubes, Managing Director Corus Consulting & Technical Services en Managing Director Corus Special Strip. 2005 heden Pre-pensioen. Start eigen bedrijf Leijdal Consultancy BV. Actief als interim manager, consultant en gastdocent.
Panellid de heer C.T. Bouman De heer Bouman is ingezet als panellid vanwege zijn vakdeskundigheid en zijn onderwijsdeskundigheid op het gebied van techniek en commercie. Daarnaast heeft de heer Bouman als zelfstandig ondernemer domeindeskundigheid. Sinds 2000 voert de hij voor KPN een opgezet jaarplan activiteiten MBO Techniek voor technische studenten van MBO scholen in het rayon NoordWest uit. De heer Bouman is individueel geïnstrueerd over het accreditatieproces in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1956 1978 1975
1995
Mulo-a Mbo en Hbo opleiding arbeidsmarktpolitiek/personeelsbeleid Stichting Haarlem te Haarlem Diverse managementtrainingen bij Werkgever KPN
Werkervaring: 1980 1985 Opleidingsmanager technisch/administratief/commerciële richtingen lbo/mbo niveau 1985 1992 Coördinator project onderwijscontacten (mede-ontwikkelen managementtrainingen op hbo niveau, lid management-board; mede-beoordelen functioneren nieuw in dienst getreden hbo en academisch personeel) en coördinator project Internationale personeelsuitwisseling van Telecom medewerkers. Stagevoorziening Mbo/Hbo 1992 2000 Project zelfstandig ondernemerschap; 1993 2000 Activiteiten en acties op en met HBO scholen ontwikkeld en uitgevoerd om voor HEAO-CE/BE en HTS/E/I studenten kansen te bieden een zelfstandige onderneming in de ict-branche te ontwikkelen.
Panellid student mevrouw S. van Schaik Mevrouw Van Schaik is ingezet als student panellid. Zij is derdejaars student Commerciële Economie aan de Avans Hogeschool te Breda. Daarvoor heeft zij Management, Economie en Recht gestudeerd. Mevrouw Van Schaik beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen Commerciële Economie. Zij is qua leeftijd en vooropleiding representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Mevrouw Van Schaik is individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
48/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Opleiding: 2004 heden Commerciële economie, Avans Hogeschool te Breda 2002 2004 Management, economie en recht, Avans Hogeschool te Breda (niet voltooid) 1998 2002 HAVO, Cambreur college te Dongen Werkervaring: 2003 heden The Gant Store te Breda, Verkoopmedewerker; verkoop van luxe herenkleding 2003 Xelling, Callcentermedewerker. Verkoop van Pensioenfondsen en Hotelbon 2001 2003 HCN Het Callcenter Netwerk te Tilburg, Callcentermedewerker, in- en outbound projecten Diversen: 2006 heden 2006 heden 2005 heden 2005 heden 2006 2006 2004
Voorzitter Damesdispuut Chique Voorzitter Commissie Studentzaken Avans Medezeggenschapsraad Student-lid Avans Medezeggenschapsraad Student-lid academieraad van Avans Hogeschool Vice-voorzitter Damesdispuut Chique Penningmeester introductiecommissie BSF Maurits Secretaris Damesdispuut Chique
Panellid NQA de heer W.A.J. van Uden De heer Van Uden is ingezet als NQA-auditor. Hij heeft een ruime ervaring met visitaties en audits. Hij heeft kennis van het hoger onderwijs via zijn werkzaamheden op de Hogeschool Zeeland en zijn werkzaamheden voor HBO-raad/NQA. Opleiding: 1969 1975 1975 1976 1976 1981 1981 1983 1987 1987 1996
Atheneum A Propedeuse Psychologie Lerarenopleiding Nederlands en geschiedenis Kandidaatsexamen Nederlands Nederlands MO B NIMA PR A Postdoctorale opleiding Corporate communication in bedrijfskundig perspectief, Erasmus Universiteit
Werkervaring: 1982 1983 1983 1989 1989 1991 1991 2005 1993 2004 2004 heden 2001 heden 2001
Militaire dienstplicht Docent Nederlands MTS Docent Communicatie MEAO Docent Communicatie Hogeschool Zeeland Manager opleiding Communicatie Hogeschool Zeeland (onderbreking 00- 02) Beleidsadviseur kwaliteitszorg Hogeschool Zeeland Beleidsmedewerker Kwaliteitszorg HBO-raad, secretaris visitatiecommissies/Auditor NQA heden Eigenaar communicatieadviesbureau
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
49/53
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Commerciële Economie op 4 juli 2007 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
9.00
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
11.00 uur
11.00
11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Erik Prins, domeinmanager Gerrit Baan, coördinator CE voltijd Oege Reitsma, coördinator CE deeltijd
11.45
12.30 uur
Gesprek met studenten
Niels Helbig, CE 1, vooropleiding MBO Esther Oomens, CE 1, vooropleiding MBO Sharon Gajadin, CE 2, vooropleiding MBO Tim Zantvoort, CE 2, vooropleiding HAVO Michiel van der Net, CE 3, vooropleiding MBO Cindy Breedenbach, CE 3, vooropleiding MBO Michiel Rietman, deeltijd CE 2, vooropleiding Verklaring Propedeuse Lisette Folkertsma, deeltijd CE 1, vooropleiding HAVO
12.30
13.15 uur
Lunchpauze
13.15
14.00
Gesprek met docenten
50/53
Elma Hafkamp, afstudeercoordinator CE, projectleider minor exportmanagement, docent marketing Jan Geertsma, projectleider minor sales- en accountmanagement, senior-docent marketing Geert Jan van Dam, projectleider minor marketing management en communicatie, docent marketing en management Rob Dingemans, projectleider Internationale Marketing, docent marketing en management accounting Jacob de Vries, coördinator project eigen bedrijf, projectleider wereldhandelsspel en docent marketing Oege Reitsma, docent communicatie en trainer managementvaardigheden Evie Walsma, projectleider marketingplan, docent Engels,studieloopbaanbegeleider Paul van der Linden, docent marketing en management, studieloopbaanbegeleider deeltijd CE
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Tijdstip
Programmaonderdeel
14.00
14.45 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
14.45
17.00 uur
Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
17.00
17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
17.30
18.00
Afsluitend paneloverleg
Deelnemers Rutger Van Houttum, directeur VHB Beheer, stagebegeleider en lid beroepenveldcommissie CE Bart van der Vliet, directeur YKK Sneek, lid beroepenveldcommissie CE André Tolsma, directeur Installatiebedrijf Tolsma en Van der Laan, lid beroepenveldcommissie CE Edwin Bouma, bedrijfsleider Schilderbedrijf Epema, lid beroepenveldcommissie CE Suzanne Smeding, afgestudeerd in 2006, thans werkzaam als marketing manager bij Smeding Groente en Fruit Klaas Salverda, afgestudeerd in 2005, Master Economie aan de Rijksuniversiteit Groningen voltooid in 2006, thans managementtrainee bij Rabobank Sneek Rogier Schipper, teamleider customer care bij Nuon, werkgever (Visitatiepanel)
Erik Prins, domeinmanager Gerrit Baan, coördinator CE voltijd Oege Reitsma, coördinator CE deeltijd (Visitatiepanel)
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
51/53
52/53
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
Bijlage 4:
1.
2. 3.
4.
5. 6.
7.
8. 9. 10. 11.
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Beleidsdocumenten op opleidings- en hogeschoolniveau waaruit in kwalitatieve en kwantitatieve zin blijkt hoe in de afgelopen jaren aan de opleiding gestalte is gegeven en welk beleid de opleiding de komende jaren voor ogen heeft; Onderwijsbeleid en toetsbeleid; Een representatieve selectie uit het studiemateriaal, zoals: Cursusboeken, Readers, Studieboeken, Moduleboeken en handleidingen of studiewijzers, Studiehandleidingen, stage en afstudeerhandleidingen Literatuurlijst en boekenlijst Projectopdrachten Een representatieve set van beoordeeld materiaal (inclusief beoordelingen): Toetsen Opdrachten Stageverslagen Projectverslagen Personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren, scholingsplan); Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem: Beleid, overzicht van evaluatie-instrumenten, streefcijfers; Recente evaluatierapporten (zowel intern als extern, inclusief de meetinstrumenten) van aspecten van het onderwijs, zoals verslagen van gecommitteerden, evaluaties door studenten en docenten, module-evaluaties, studenten tevredenheidonderzoek, uitkomsten en analyses van evaluaties en verbeteractiviteiten; Samenstelling van relevante overlegorganen (opleidingscommissie, werkveldadviescommissie, examencommissie, stafoverleg, e.a.) en notulen van de overlegorganen; Overzicht van externe contacten en aard van die contacten; Afstudeerproducten, inclusief beoordelingen voor zo ver aanvullend op de reeds toegestuurde documenten; Rendementsbeleid en kengetallen (streefcijfers en gerealiseerde cijfers); Alle overige documenten waar de opleiding in het zelfevaluatierapport naar verwijst.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Commerciële Economie hbo bachelor (vt/dt)
53/53