Hogeschool Utrecht Opleiding: Croho: Varianten: Locatie:
Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal, hbo-bachelor; 34104 voltijd, deeltijd Utrecht
Visitatiedatum: 20 september 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2007
2/59
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 9 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 30 32 35 39
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Opleidingsspecifieke competenties
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
43 44 51 55 56 58
3/59
4/59
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
5/59
6/59
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal van de Hogeschool Utrecht heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in juli 2007, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 20 september 2007. Het panel bestond uit: Mevrouw drs. T.J.A.G.M. Raedts-Thomassen psy./ped. (dagvoorzitter, domeinpanellid); Mevrouw dr. G.M. Schermer (domeinpanellid); De heer W. Bolier (studentpanellid); De heer drs. L. van der Veen (NQA-auditor); Mevrouw M. Snel B HRM (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool Utrecht (HU) is met ongeveer 30.000 studenten en 2.600 medewerkers een van de grootste hbo-instellingen in Nederland. De zes faculteiten bieden samen meer dan 70 bacheloropleidingen aan op het gebied van communicatie en journalistiek, economie en management, natuur en techniek, maatschappij en recht, gezondheidszorg, en onderwijs. Bovendien biedt de Hogeschool verschillende masteropleidingen aan. De HU heeft onderwijslocaties in de Utrechtse binnenstad, op de Uithof en in Amersfoort.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
7/59
In 2005 heeft de Hogeschool Utrecht haar onderwijsprofiel vastgesteld. Het onderwijsprofiel geeft het kader aan waarbinnen het onderwijs van de Hogeschool in de periode 2005-2007 wordt (door)ontwikkeld en uitgevoerd en geeft richting aan lopende en komende onderwijsinnovaties. Het uitgangspunt van het profiel luidt: de Hogeschool Utrecht geeft haar ambities vorm door opleidingen competentie- en vraaggericht in te richten en studenten te laten studeren binnen sterke leeromgevingen. Het onderwijs is erop gericht dat studenten op samenhangende wijze hun competenties verwerven zodat ze in staat zijn professioneel te handelen in kenmerkende beroepssituaties van toenemende complexiteit. Competentiegericht opleiden betekent ook dat de Hogeschool voor de studenten maatwerk levert. Er wordt aangesloten op eerder verworven competenties en studenten worden gestimuleerd om in toenemende mate regisseur te worden van hun eigen leerproces, keuzes te maken en deze te verantwoorden. De bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (verder Leraar/Tolk NGT) is in 1997 gestart binnen de Faculteit Educatie (FE). De FE biedt voornamelijk verschillende tweedegraads lerarenopleidingen aan binnen de alfa, beta en gamma vakgebieden. Het Instituut voor Gebaren, Taal & Dovenstudies (verder Instituut GTD) biedt de bacheloropleiding Leraar/Tolk NGT, master Dovenstudies en het Centre of Excellence aan en fungeert per mei 2006 als een zelfstandig functionerend instituut binnen de FE. Daarvoor was de opleiding om organisatorische redenen ondergebracht bij het Seminarium voor Orthopedagogiek (SvO). Naast genoemde bacheloropleidingen biedt de FE ook andere masteropleidingen en post-hbo-opleidingen. De verzelfstandiging tot het Instituut GTD en de veranderingen binnen FE hebben geleid tot een andere overlegstructuur. Deze nieuwe overlegstructuur wordt per 2007-2008 verder bijgesteld en geëvalueerd. De nieuwe huidige structuur houdt in dat de opleidingen binnen het FE werken met vier jaarlagen: propedeuse, tweede jaar, derde en vierde jaar en de associate degree. Een jaarlaag wordt geleid door de jaarlaagcoördinator die wordt aangestuurd door de manager onderwijs. Een jaarlaag draagt zorg voor inhoud, ontwikkeling, kwaliteit en organisatie van de opleiding. Daarnaast werkt de opleiding met vakgroepen. Deze werken jaaroverstijgend. De bacheloropleiding Leraar/Tolk NGT is enig in zijn soort. Binnen Nederland zijn er geen vergelijkbare opleidingen. In Europa zijn drie tolkopleidingen. De leraaropleiding NGT is de enige die op hbo-bachelorniveau leraren NGT opleidt. De opleiding kent twee uitstroomrichtingen: Leraar NGT en Tolk NGT. Beide uitstroomprofielen kennen zowel een voltijdse als een deeltijdse variant. De opleidingsplaats is Utrecht (Uithof). In september 2007 volgen 234 studenten de voltijd variant (164 tolk en 70 leraar) en volgen 81 studenten de deeltijd variant (alleen tolk).
8/59
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode augustus/september 2007 inhoudelijk voor op het bezoek (september 2007). Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in november 2007 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
9/59
wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in november 2007 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices . In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk is gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen.
10/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Opleiding Leraar/Tolk NGT Voltijd Deeltijd Voldoende Goed Voldoende Positief
Voldoende Goed Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Voldaan Voldoende Onvoldoende Positief
Voldoende Voldoende Goed Voldoende Goed Voldaan Voldoende Onvoldoende Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Voldoende Goed Positief
Voldoende Goed Positief
Goed Voldoende
Goed Voldoende
Voldoende Positief
Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Positief
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 11/59
Doelstellingen opleiding Aan het facet niveau bachelor is het oordeel goed toegekend. Aan de twee overige facetten is het oordeel voldoende toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma Aan de facetten samenhang in opleidingsprogramma en instroom is het oordeel goed toegekend. De facetten eisen hbo, relatie doelstellingen en inhoud programma, studielast en afstemming tussen vormgeving en inhoud zijn beoordeeld met het oordeel voldoende en aan het facet toetsing en beoordeling is het oordeel onvoldoende toegekend. Het facet duur is beoordeeld met het oordeel voldaan . Het panel beoordeelt het onderwerp Programma positief, ondanks de onvoldoende bij het facet toetsing en beoordeling. De positionering van de eindtoets (Tolk NGT) en de scriptie (Leraar NGT) en hoe dat wordt gecommuniceerd naar studenten, vindt het panel verwarrend. Het panel vindt deze verwarring naar studenten toe niet correct en dat weegt voor het panel zwaar. Deze signaalwerking mag aldus het panel echter niet doortellen naar het oordeel op onderwerpniveau. Het eindniveau wordt immers goed beoordeeld in de stages. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding positief. Inzet van personeel Aan de drie facetten is het oordeel goed toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Aan het facet materiële voorzieningen is het oordeel voldoende toegekend en aan het facet studiebegeleiding is het oordeel goed toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Aan het facet evaluatie resultaten is het oordeel goed toegekend en de facetten verbetermaatregelen en betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld zijn beoordeeld met voldoende . Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Aan de twee facetten is het oordeel voldoende toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 13/59
14/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding Leraar/Tolk NGT is de enige in haar soort in Nederland en kent twee uitstroomrichtingen: Leraar NGT en Tolk NGT. Dit is bij de start van de opleiding in 1997 bepleit door een commissie van OC&W, de Commissie Nederlandse Gebarentaal (Méér dan een Gebaar, 1997). Per richting heeft de opleiding een eigen beroeps- en opleidingsprofiel1 ontwikkeld. Deze profielen zijn opgenomen in de Studiegids HU Bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal 2007-2008. De gehanteerde eindkwalificaties van de opleiding zijn hierin opgenomen. Per 2007-2008 beschrijft de opleidingsrichting Leraar NGT in de studiegids 13 eindkwalificaties en 7 competenties. Voor de opleidingsrichting Tolk NGT beschrijft de studiegids 11 eindkwalificaties en 6 competenties. Het panel constateert dat de eindkwalificaties en de competenties in samenhang met elkaar zijn uitgewerkt. Dat blijkt uit het voorbeeld bij facet 1.2. Daarnaast komen de eindkwalificaties/competenties van beide richtingen grotendeels overeen. Eindkwalificaties die betrekking hebben op communicatieve aspecten zijn voor beide richtingen grotendeels hetzelfde en van de sets competenties zijn er vijf identiek. De Leraar NGT hanteert naast deze vijf competenties twee met betrekking tot didactische en pedagogische kwalificaties en de Tolk NGT hanteert daarnaast één competentie gericht op de kwalificatie van het tolken. Het panel vindt dat de sets van eindkwalificaties/competenties voor beide richtingen een juiste beschrijving geven van de beroepspraktijken waarvoor wordt opgeleid. Voor de ontwikkeling van de beroepsprofielen heeft de opleiding zich gericht op verschillende partners in het werkveld. De opleiding is voor de richting Tolk NGT uitgegaan van het bestaande landelijke beroepsprofiel van de Nederlandse Beroepsvereniging Tolken Gebarentaal (NBTG) uit mei 2002. Via vertegenwoordiging van de NBTG in de beroepenveldcommissie (BVC) van de opleiding zijn de competenties van de opleiding gevalideerd. Voor de richting Leraar NGT heeft de opleiding een eigen profiel opgesteld. Daarvoor heeft zij het algemene competentieprofiel van het Werkverband Opleidingen Speciaal Onderwijs (WOSO) uit 2004, dat de SBL-bekwaamheidseisen afdekt, als bron gebruikt. Ook de competenties van de richting Leraar NGT zijn voor validatie voorgelegd aan de
1
De competenties zijn opgenomen in bijlage 5.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 15/59
BVC. De validering van de competenties van deze richting via de BVC vindt het panel niet sterk, ook gezien de samenstelling ervan (zie 5.3). De opleiding maakt gebruik van het lectoraat Dovenstudies, dat per november 2006 aan het Instituut GTD is verbonden. Dit lectoraat zal de beroepsprofielen van de beide richtingen doorlichten. Daarbij geeft de opleiding aan dat het lectoraat voor de doorlichting van het leraarprofiel aansluiting zal zoeken bij het Bestuurscharter Lerarenopleiding, de Kennisbasis en de SBL-bekwaamheidseisen. Het panel heeft vernomen dat de activiteiten hiervoor in gang zijn gezet. De opleiding heeft veel internationale contacten, ontstaan uit verschillende projecten; zoals het Grundtvig-project (van 2005 tot 2007 onder de naam SLATE: Sign Language Teaching in Europa) en het Europese project DEDALOS dat vreemdetaalverwerving van dove mensen als onderwerp had. In dit kader zijn er contacten met verschillende instellingen/partners uit onder andere Engeland, Finland en Tsjechië met wie de opleiding de manier waarop gebarentaaldocenten in deze landen worden opgeleid in kaart heeft gebracht. Internationaal gezien heeft de opleiding vrijwel ook een unieke positie. Hoewel er overeenkomsten zijn met sommige programma s in Europa, is de beroepsgerichtheid van het Nederlandse programma uniek. De opleiding van de HU komt het meest overeen met de opleidingen Deaf Studies in Engeland (BA en MA). Een verschil is dat deze een meer theoretische benadering kennen. Een overeenkomst is dat veel vakken overeenkomen. Bijna alle opleidingen besteden veel aandacht aan linguïstiek, gebarentaal grammatica, didactiek of tolktechnieken en houdingsaspecten. Het onderdeel Dovencultuur is ook in veel programma s terug te vinden. De mogelijkheid op door te stromen naar een master is internationaal nog maar weinig voorhanden. Het opleiden van leraren of tolken gebarentaal gebeurt internationaal vooral verschillend. Tolken zijn bijvoorbeeld native signers met veel praktijkervaring en leraren zijn bijvoorbeeld mensen die gebarentaal gestudeerd hebben. Voor de ontwikkeling van opleidingen in het buitenland zijn er contacten en vindt samenwerking plaats met de Nederlandse opleiding, zoals met Tsjechië. Op grond van voorafgaande komt het panel tot het oordeel voldoende . De beroepsprofielen geven, aldus het panel, het juiste domein weer waarvoor de opleiding opleidt. De eindkwalificaties van de tolkopleiding sluiten goed aan op het werkveld. De wijze waarop het werkveld bij de totstandkoming en borging is betrokken, vindt het panel voor deze richting goed. Voor Leraar NGT stelt het panel vast dat het profiel is ontwikkeld met gebruikmaking van het algemene competentieprofiel van de WOSO. De validatie van deze competenties kan worden versterkt. Een aanzet hiervoor gaat plaatsvinden via het lectoraat.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor.
16/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding hanteert de Dublin-descriptoren om het hbo-niveau aan te tonen. In de Studiegids heeft de opleiding in een matrix de Dublin-descriptoren gerelateerd aan de eindkwalificaties en de eindkwalificaties aan de competenties. Per 2007-2008 zijn de descriptoren ook geëxpliciteerd in het programma (Studiegids 2007-2008). Aan de descriptoren kennis en inzicht , toepassen van kennis en inzicht en communicatie wordt in beide opleidingen nadrukkelijk gewerkt wanneer een taal eigen wordt gemaakt en wordt gebruikt in een relatie met een klant. Kennis van de taal (taalbeheersing) en de communicatie via deze taal over de taal met de klant speelt continue een belangrijke en vanzelfsprekende rol binnen de beide richtingen van de opleiding. Ter illustratie komt communicatie binnen Leraar NGT bijvoorbeeld aan de orde bij het verwerven van eindkwalificatie L : de student kan op een verantwoordelijke en oplossingsgerichte wijze communiceren met personen die (indirect) betrokken zijn bij het onderwijsproces. Deze eindkwalificatie is weer gerelateerd aan de competentie: de leraar is competent in het samenwerken met zijn omgeving en is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of nietspecialisten . De gehanteerde eindkwalificaties vertegenwoordigen naar mening van het panel het hbo-bachelorniveau.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Voldoende
Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding leidt op tot twee beroepen: leraar NGT of tolk NGT. Afgestudeerde tolken kunnen ingezet worden in alle denkbare tolksituaties en leraren NGT kunnen lesgeven aan alle mogelijke doelgroepen, zowel in NGT als in NmG (Studiegids 2007-2008). Het panel constateert dat de profielen een goede basis bieden om als tolk/docent te beginnen. Het beroep leraar NGT is ontstaan vanuit de vraag binnen de dovengemeenschap en het dovenonderwijs naar NGT-docenten. Het lesgeven in en over de NGT en NmG kan binnen verschillende settings gerealiseerd worden: in het dovenonderwijs, in het kader van gezinsbegeleiding (ook binnen de thuissituatie) en voor het algemene publiek. De leraar NGT wordt opgeleid tot vakdocent ten behoeve van het taalverwervingsproces (eerste- of tweedetaalverwerving) en speelt een belangrijke rol in het lesgeven in NGT of NmG. De leraar NGT heeft met verschillende doelgroepen te maken waarvoor hij als docent optreedt, zoals ouders van dove kinderen, familieleden, vrienden, dove en slechthorende volwassenen en plots-/laatdoven, maar ook groepsleiding binnen de zorg en leerkrachten uit het (primair en voortgezet) onderwijs of andere belangstellenden.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 17/59
Verder is er een grote groep hulp- en dienstverleners die zich beroepsmatig in de NGT en/of NmG willen bekwamen. Het beroep tolk NGT is gebaseerd op de erkenning dat communicatie de basis vormt voor menselijk gedrag en de erkenning dat ieder individu het recht heeft gebruik te maken van zijn of haar meest natuurlijke communicatievorm. Dove mensen vormen een minderheidsgroep binnen de samenleving. De onderscheidende factor tussen horende en dove, slechthorende, doofblinde en plots-/laatdove mensen is de communicatievorm. De communicatie van prelinguale mensen is visueel/manueel en van doofblinde mensen tactiel. Veel dove mensen geven de voorkeur aan het voeren van gesprekken in een gebarentaal. Anderen kiezen voor een gebarensysteem (zoals NmG). Het handalfabet (vingerspelling) kan onderdeel uitmaken van de gebarentaal. Tolken NGT zullen zich bewust moeten zijn van de diverse communicatiemodaliteiten binnen de dovengemeenschap en dragen zorg voor een juiste boodschapoverdracht in een cultureel correcte vorm. Het werkveld bestaat uit verschillende maatschappelijke organisaties en verbanden; grotendeels non-profit. Via de BVC richt de opleiding zich op een deel van het werkveld. Daarnaast heeft de opleiding verschillende contacten in het veld. Het panel concludeert dat bijeenkomsten die in dat kader plaatsvinden, meer betrekking hebben op het curriculum dan op de doelstellingen. Het panel beoordeelt de beroepsoriëntatie binnen de gehanteerde profielen positief. Op basis van notulen, achtergronden van BVC-leden en de gevoerde gesprekken vindt het panel dat de juiste beroepsoriëntatie voor Tolk NGT voldoende is geborgd. Ten aanzien van Leraar NGT constateert het panel dat er voor bijstelling van het programma of het opleidingsmateriaal gebruik wordt gemaakt van een goede relatie met het werkveld, waaruit relevante ontwikkelingen worden gedestilleerd (zie 2.1). Op het niveau van doelstellingen kan het werkveld voor deze richting meer benut worden. Op grond hiervan komt het panel tot het oordeel voldoende .
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Voldoende
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.
18/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het studiemateriaal dat de opleiding gebruikt, wordt grotendeels door docenten ontwikkeld op basis van relevante literatuur en actualiteiten. Het modulemateriaal wordt jaarlijks door docenten geactualiseerd; zichtbaar in modulecodes. Het panel beoordeelt het lesmateriaal positief en herkent dat docenten het materiaal actueel houden, mede in samenspraak met het werkveld. Er wordt gebruik gemaakt van NGT-lexicon en nieuw lexicon, hoewel een juiste inbedding van het standaard Lexicon niet altijd zichtbaar is. De opleiding maakt tevens gebruik van goede internationale bronnen. Hiervan vindt het panel dat er, omdat er nationaal relatief weinig bronnen op het gebied van gebarentaal voorhanden zijn, meer gebruik kan worden gemaakt van internationale literatuur. Het aanbod van internationale publicaties vindt het panel in dat kader te gering. Vanuit het lectoraat zal, al dan niet via het bestaande internationale netwerk (zie 1.1), de inbedding van internationale bronnen in het lesmateriaal en de producten van studenten (zie 6.1) verder worden ontwikkeld. Bij diverse programmaonderdelen, zoals algemene taalwetenschap, onderwijskunde, tweedetaalverwerving en tweedetaalonderwijs, worden studenten geconfronteerd met diverse uitvoerende aspecten van onderzoek, zoals bronnenonderzoek, houden van interviews, dossiers aanleggen en observaties doen. Methodieken ten aanzien van de opzet van een onderzoek komen niet zozeer aan bod. Een deel van het onderwijs wordt verzorgd door gastdocenten uit de relevante beroepspraktijk, zoals cursussen doofblindheid, tolkvaardigheden en didactiek. Ook wordt voorlichting gegeven door het bemiddelingsbureau voor tolken gebarentaal (Tolknet) en de NBTG en worden bijeenkomsten georganiseerd met vertegenwoordigers uit het werkveld (Dovencultuur in studiejaren 1 en 2). Sinds 2003 wordt elk jaar het Allerhandenfestival door de opleiding georganiseerd. Tijdens dit festival wordt een diverse populatie uit het beroepenveld uitgenodigd. Op deze wijze maken studenten op kennis met de grote diversiteit die er is binnen de populatie waarvoor wordt opgeleid. Daarnaast is er een jaarlijkse werkveldbijeenkomst met als doel informatie-uitwisseling over relevante ontwikkelingen in het veld bij de verschillende dienstverlenende instellingen en onderwijs- en zorginstellingen, zoals over de nieuwbouw, de master Dovenstudies of de aanvraag van het lectoraat Dovenstudies. De opleiding geeft aan dat de vraag naar vakinhoudelijke en wetenschappelijke ondersteuning in het buitenland groeiende is. Samenwerkingsovereenkomsten zijn bijvoorbeeld gestart met Portugal en Griekenland met als doel student- en docentuitwisseling en kennisoverdracht te verwezenlijken. De opleiding werkt sinds januari 2007 met zogenoemde jaarlaagcoördinatoren. Zij zijn verantwoordelijk voor de coördinatie van inhoud en didactische vormgeving. Zij maken daarvoor gebruik van deskundigen uit het werkveld (stagementoren, gastdocenten) en hun internationale netwerk. Tevens wordt gewerkt met clusters (verticaal, door jaarlagen heen) waarin het ontwikkelde materiaal wordt getoetst. Via de verdere opbouw van het Centre of Excellence en het nieuw ingestelde lectoraat Dovenstudies zal de opleiding verder investeren in kennisontwikkeling en een bijdrage leveren aan de innovatie van de beroepspraktijk. Het lectoraat Dovenstudies zal zich in eerste instantie bezighouden met het toetsen van de doelstellingen van de opleiding. Op grond van de aanbevelingen van het lectoraat zal het curriculum worden aangepast.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 19/59
Studenten worden vanaf het eerste jaar nadrukkelijk getraind in het verkrijgen van NGTvaardigheden. Daarnaast wordt vanaf het eerste jaar begonnen met de ontwikkeling van de beroepsvaardigheden van tolken en leraren. Tolkstudenten maken dan kennis met tolkvaardigheden (5 EC) en leraarstudenten met onderwijskunde/didactiek (5 EC). Naarmate het programma vordert, neemt het aantal EC voor deze specifieke onderdelen toe. Vanaf het tweede jaar wordt ook via de praktijkstages gewerkt aan het verwerven van deze beroepsvaardigheden: tolkvaardigheden, houding, onderwijskunde en vakdidactiek. Het panel herkent dit duidelijk in het programma. De stages spelen hierbij een belangrijke rol. Uit de stageopdrachten, van zowel leraar als tolk, blijkt daarbij een toename in niveau in de opdrachten die een vordering in beroepsvaardigheden met zich meebrengen. De toename van niveau, waaronder het toepassen en verwerven van de juiste kennis en de ontwikkeling van beroepsvaardigheden, wordt bepaald door de kwaliteit van de stageplekken. Voor Leraar NGT stelt het panel vast dat de stageplekken wisselend van kwaliteit zijn. Dat is te wijten aan een tekort aan geschikte stageplekken die de gewenste ontwikkeling mogelijk maken. Studenten Leraar NGT kunnen stagelopen in het speciaal onderwijs, bij welzijnsstichtingen en zorginstellingen. Ook biedt het Instituut GTD stagemogelijkheden, waarmee ook een eventueel tekort aan stageplaatsen wordt opgevangen. Stagiaires Leraar NGT geven dan onder begeleiding les aan jongerejaars studenten en personeel. De tolkstudenten voeren de praktijkstages uit binnen alle voorkomende tolksettings, veelal onderwijs, vergadersituaties en één-op-één-gesprekken. In eerste instantie wordt de tolkstudent gekoppeld aan een zelfstandige tolk, later in de studie tolkt de student zelfstandig. Interactie met de beroepspraktijk vindt plaats via werkveldbezoeken, praktijkopdrachten en stages. Op basis van geluiden die de opleiding verkrijgt uit deze contacten, wordt het programma bijgesteld of ontstaan modulen voor het keuzeonderwijs/minoren. Verder weerspiegelen casussen en rollenspellen, waarmee studenten binnenschools werken aan het verwerven van beroepsvaardigheden, de relevante beroepspraktijk. Studenten zijn tevreden over de beroepsgerichtheid van het curriculum: dat blijkt uit resultaten van studenttevredenheidsonderzoeken uit 2006 en 2007 en moduleevaluaties. Tevens vinden studenten dat relevante en actuele ontwikkelingen aan bod komen in het programma. Het panel onderschrijft dit en komt tot het oordeel voldoende , omdat het panel constateert dat de opleiding bepaalde aspecten nog verder kan ontwikkelen, zoals de inbedding van internationale literatuur. Het (internationale) netwerk dat de opleiding heeft, alsmede de installatie van het lectoraat, zijn in dat kader goede vertrekpunten.
20/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De doelstellingen die de opleiding nastreeft, zijn in termen van eindkwalificaties en competenties in de Studiegids beschreven. Daarbij zijn de opgestelde eindkwalificaties en competenties inhoudelijk consistent. In de Studiegids is de relatie tussen de competenties en het curriculum per richting beschreven. Bijvoorbeeld: - De leraar draagt zorg voor het realiseren van een krachtige leeromgeving voor leerlingen. Daartoe moet hij vakdidactisch competent zijn. Hier wordt aan gewerkt binnen de modulen Vakdidactiek, Dovencultuur, Onderwijskunde, Eerste- en Tweedetaalverwerving en Tweedetaalonderwijs. - De tolk draagt zorg voor het tot stand brengen en onderhouden van de relatie tussen zichzelf en de cliënten. Daartoe moet hij inter-persoonlijk competent zijn. Hieraan wordt aandacht besteed in de modulen Ethiek, Interactievaardigheden, Intervisie, Psychologie en Stages. In de Studiegids zijn de modulen beschreven. Deze beschrijvingen vindt het panel duidelijk en informatief. In deze beschrijvingen wordt een legitimatie gegeven van de te realiseren eindkwalificaties via leerdoelen. Het programma laat een toename zien in de mate waarin specifieke leraar- of tolkvaardigheden aan bod komen. In de eerste jaren ligt de nadruk op het verwerven van de gebarentaalvaardigheid en wordt een voorzichtige start gemaakt met het verwerven van specifieke beroepsvaardigheden. In de latere jaren vindt integratie plaats van de verschillende vaardigheden. Het ligt voor de hand dat de student zich eerst de vreemde taal (NGT) eigen maakt voor dat hij deze kan overdragen in een specifieke beroepssituatie. Deze vaardigheden worden grotendeels in de stages verworven. De opleiding heeft voor beide richtingen de eindkwalificaties/competenties in 2005-2006 in competentiematrices vastgesteld. Het verband tussen competenties, eindkwalificaties en het curriculum blijkt hieruit. De matrices zijn in 2006-2007 voorgelegd aan de opleidingscommissie en begin 2007 binnen de jaarlagen besproken. Het panel heeft van studenten vernomen dat op- en aanmerkingen van de opleidingscommissie in 2007-2008 worden verwerkt en dat zij tevreden zijn over de competenties. De uitkomsten van het STO geven dat ook weer. De opleiding biedt haar studenten per 2005-2006 de mogelijkheid om zich te profileren via keuzeonderwijs (30 EC). De opleiding biedt voor elke richting één minor. Voor Leraar NGT: Lesgeven NGT/NmG aan specifieke doelgroepen . Voor Tolk NGT: Specifieke tolksituaties . Daarnaast kan de student kiezen uit het aanbod van minoren van andere
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 21/59
opleidingen van de HU. Een keuze voor een minor van buiten de opleiding dient beargumenteerd te worden aangevraagd bij de examencommissie die deze vervolgens moet goedkeuren. Studenten van Leraar NGT geven aan niet tevreden te zijn over de keuzemogelijkheden in hun programma. Per 2007-2008 verschaffen de studieloopbaanbegeleiders hierover informatie aan de tweedejaars, zodat de keuzemogelijkheden duidelijk worden gemaakt. Het panel herkent een toename in niveau en complexiteit in de programma s van de richtingen. Ten aanzien van de stages beschrijven de stageboeken per stage onder andere stagedoelen en -inhoud. Hieruit blijkt toename in niveau van zelfstandigheid. Het panel merkt op dat de variatie ten aanzien van doelgroep, setting en opdracht explicieter in de stage-eisen aan bod zou moeten komen, omdat deze beoogd worden in het beroepsprofiel. Wel komen deze aspecten in de minoren (één voor elke richting) expliciet aan bod als specialisatiemogelijkheid. Hetzelfde geldt voor het onderdeel NmG. Hieraan wordt in de major aandacht besteed via het NGT-lexicon, maar de toepassing van NmG komt alleen in de specialisatieminoren expliciet aan bod. Dat vindt het panel weinig in relatie tot het beoogde bekwaamheidsniveau zoals in de profielen staat. De praktijk wijst uit dat studenten van Leraar NGT bijna allemaal de aangeboden minor van hun richting volgen en zo in aanraking komen met NmG. Daarnaast komen tolken en leraren via de stages vanzelfsprekend in aanraking met verschillende doelgroepen en settings. Dit is echter geen garantie vanuit de stagecriteria en dat zou het, conform de doelstellingen, wel zo moeten zijn. Omdat deze aspecten voor het panel niet voldoende in het majorprogramma aan bod komen, beoordeelt het panel dit facet met een voldoende in plaats van een goed .
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het vierjarige programma is opgebouwd uit een oriëntatiejaar (propedeuse) en beroepsvoorbereidende jaren (hoofdfase). Het programma is uitgewerkt in de studiegids. Modulen zijn in de studiegids inhoudelijk beschreven en volledig uitgewerkt in moduleboeken. Uit de studiegids en de moduleboeken blijkt een inhoudelijke samenhang tussen modulen. Deze is ook via (sub)leerdoelen voor studenten inzichtelijk gemaakt. Zij geven aan een heldere samenhang in het programma te ervaren. De opzet van het programma draagt bij aan een heldere samenhang. Het curriculum volgt één lijn waarlangs de studieonderdelen in volgtijdelijk verband zijn gerangschikt, zoals de modulen NGT en de stages. Verder wordt samenhang in het programma bereikt doordat verschillende programmaonderdelen bestaan uit: - het verwerven van de Nederlandse Gebarentaal; - beroepsvoorbereiding; - praktijkopdrachten/stage; - algemeen en theoretisch vormende vakken; - studieloopbaanbegeleiding (per 2006-2007).
22/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
Per 2006-2007 werken studenten vanaf het tweede studiejaar met een persoonlijke leerwegagenda (PLA). Deze fungeert als rode draad in het persoonlijke leerproces van studenten en biedt in die zin samenhang voor de student. Samenhang tussen de theorie en praktijk vindt plaats doordat studenten werken aan opdrachten in de beroepspraktijk (propedeuse) en stages uitvoeren waarin verschillende leerstof aan bod komt. Op zogeheten terugkomdagen (vanaf jaar 2) wisselen studenten stage-ervaringen uit. Via de jaarlaagcoördinatoren wordt de inhoudelijke samenhang geborgd (zie 2.1), welke ook binnen de vakgroepen wordt besproken. De manager onderwijs is verantwoordelijk voor een samenhangend programma en de juiste volgtijdelijke verbanden tussen de verschillende programmaonderdelen.
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In het Ondernemingsplan 2007 heeft de opleiding een visie op studeerbaarheid geformuleerd. Enerzijds wordt (per 2006) gewerkt met een PLA dat zelfsturing bij studenten stimuleert. Anderzijds is een streven dat een gelijkmatige verdeling van de studielast wordt aangeboden. Hiervoor hanteert de opleiding een aantal uitgangspunten bij de constructie van het curriculum per studiejaar en bij de rooster- en toetsplanning. De studiegids laat per richting een evenwichtige verdeling zien van de studiepunten over de studiejaren. Per programmaonderdeel, inclusief het buitenschoolse deel, is de studielast vastgesteld. Er is voor de studenten een gemiddelde studielast van 40 uur per week gepland. Uitgangspunt bij de jaarplanning is dat de voltijdvariant vier lesdagen per week kent en de deeltijdvariant een maximum van drie dagdelen (bij voorkeur in de avonduren). Het gemiddelde aantal contacturen (voltijd en deeltijd) verschilt per studiejaar en loopt van 12,6 uur per week in jaar 1 af naar gemiddeld 7,5 uur per week in jaar 4. Per variant: voltijd Leraar 10,8 uur, voltijd Tolk 10,5 uur, deeltijd Tolk 9,9 uur. Deeltijd Leraar is niet van toepassing. De contacturen bevatten niet de individuele momenten die studenten met docenten hebben bijvoorbeeld in het kader van feedbackspreekuren, stagebezoeken en gesprekken met de studieloopbaanbegeleider. De gemiddelden laten ook zien dat voltijd en deeltijd overeenkomen. Voor elke onderwijseenheid zijn, ten behoeve van de studieplanning van de student, ten minste de volgende aspecten beschreven: leerdoel(en), leerinhoud, werkvormen, wijze van toetsing en vereiste literatuur. Voor de invulling van het PLA dient de studiegids als uitgangspunt. Daarbij krijgt de student begeleiding bij het formuleren van persoonlijke leerpunten waar de student in de
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 23/59
hoofdfase van de opleiding aan zal werken. Deze begeleiding vindt plaats in het kader van de studieloopbaanbegeleiding (zie 4.2). Naast begeleiding bij het PLA vervult de studieloopbaanbegeleider (voorheen de mentor) een belangrijke rol bij het bewaken van de studievoortgang bij studenten. Op basis van onvoldoende studieresultaten wordt het gesprek met de student aangegaan om de studievoortgang te bevorderen. Tevens wordt studenten de mogelijkheid geboden om individuele afspraken te maken met docenten voor bijvoorbeeld feedback op gemaakt tentamenwerk. Vanaf september 2003 kent de opleiding geen numerus fixus (zie 2.5), waarna er studiedrempels in het curriculum zijn ingebracht. Hiervoor zijn modulen herschikt, is het aantal verplicht te behalen studiepunten in de propedeuse verhoogt naar 43 EC en is de eis gesteld dat studenten kernvakken uit de propedeuse in ieder geval met een positief resultaat moeten hebben afgerond om voor een positief studieadvies in aanmerking te komen. De opleiding geeft aan dat uitkomsten van het STO 2006 laten zien dat studenten tevreden zijn over de studeerbaarheid van het programma, een kritische noot wordt enkel geuit ten opzichte van de roostering. Daarom wordt per 2007-2008 met een ander roosterprogramma (gelijk aan FE) gewerkt. Komende evaluatie moet uitwijzen of dit een verbetering is ten opzichte van oude situatie. Uit het STO blijkt tevens dat de meeste voltijd studenten de moeilijkheidsgraad van de opleiding als goed ervaren en dat een derde van de deeltijd tolkstudenten de opleiding als moeilijk ervaart. Dit is te wijten aan de combinatie werk-privé die zwaar is bij deeltijdstudenten. Deeltijd studenten volgen, qua studielast, namelijk hetzelfde programma als voltijdstudenten. Het feit dat een geheel nieuwe taal moet worden verworven in beide varianten, zorgt voor eenzelfde genormeerde studielast. Alleen doelgroep en lesmomenten verschillen. De opleiding heeft geconstateerd dat het Basisgrammatica Nederlands voor voltijdstudenten een struikelvak vormt. Deze module wordt door veel voltijdstudenten behaald in een tweede herkansingsmoment (halverwege het tweede studiejaar). De opleiding speelt hier goed op in door vanaf oktober 2006 studenten de mogelijkheid te bieden om individuele vragen te stellen aan docenten Nederlands via spreekuren waar studenten op in kunnen tekenen. Het panel concludeert dat met betrekking tot roostering verbeteringen nog geëffectueerd dienen te worden. Voorts vindt het panel dat de opleiding haar deeltijdstudenten beter kan informeren over de studiezwaarte als gevolg van het verwerven van een nieuwe taal. Op grond van voorgaande komt het panel tot het oordeel voldoende .
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.
24/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Studenten met een afgeronde havo-, vwo- of mbo- (niveau-4) diploma kunnen instromen in de opleiding. Daarnaast kunnen studenten die 21 jaar of ouder zijn en niet voldoen aan de vooropleidingseisen, via een toelatingsonderzoek instromen. Sinds 2003 kent de opleiding geen numerus fixus meer. Dit heeft geleid tot een toename van de instroom van studenten. Als gevolg van de afschaffing van de numerus fixus heeft de opleiding studiedrempels ingebracht (zie 2.4). In relatie tot de uitval van studenten in het eerste jaar, vindt het panel dit goede aanpassingen. De opleiding plaatst altijd studenten met diverse vooropleidingen gemengd in een groep. Bijzonder voor de opleiding is de aanwezigheid van zowel horende als slechthorende en dove studenten binnen de opleiding. Het is de wens van de opleiding om te komen tot een verhoogde instroom van slechthorende en dove studenten. Hiervoor onderneemt de opleiding verschillende activiteiten, zoals het plaatsen van advertenties en aankondigingen in diverse vakbladen en op internetsites, zoals Van Horen Zeggen, Woord en Gebaar en doof.nl. De opleiding kent geen verwante mbo-opleiding. Wel is het voor tolken NGT met een oud diploma (tot 1996 bestond er een driejarige mbo-opleiding tot doventolk) mogelijk binnen de opleiding in een verkort traject af te studeren als bachelortolk NGT. De opleiding hanteert in deze gevallen een EVC-procedure en maakt daarbij gebruik van curriculaire toetsen. Verder kent de opleiding een verkort traject voor studenten die hun bachelordiploma Taalwetenschap/NGT aan de Universiteit van Amsterdam hebben afgerond. Deze studenten kunnen in ongeveer twee-en-een-half jaar afstuderen als Tolk NGT of Leraar NGT. De opleiding beschrijft haar vrijstellingsbeleid in de studiegids. Dit komt overeen met de regeling voor vrijstellingen uit de Onderwijs- en examenregeling 2006-2007 van de FE. Vrijstellingen worden gegeven op basis van gelijkwaardige diploma s en/of certificaten. Denk bijvoorbeeld aan didactische vaardigheden. Voor NGT-modulen worden vrijwel nooit vrijstellingen verleend. De opleiding is in het studiejaar 2006-2007 aangesloten bij een facultaire werkgroep EVC. Zij sluit daarmee aan bij het facultair beleid rondom vaststellen van EVC en zal haar eigen EVC-procedure omvormen naar facultair beleid. Dit beleidsvoornemen is verder uitgewerkt in het uitvoeringsplan strategisch beleid FEO/HvU 2005-2006 en heeft zijn beslag gekregen in een concept nota Facultair kader toetsen en beoordelen, 8 juni 2006. Uit de STO s (2006 en 2007) blijkt tevredenheid van studenten over de aansluiting van het niveau van de opleiding op de vooropleiding. Studenten bevestigen dit in de gesprekken met het panel.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 25/59
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het curriculum heeft een omvang van 240 EC (Studiegids 2007-2008; Curriculumoverzicht). Het majorprogramma telt 210 EC en het minorprogramma 30 EC.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Voldoende
Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het onderwijs binnen de opleiding is competentiegericht en vraaggestuurd vormgegeven en vindt plaats binnen een sterke leeromgeving. Daarmee sluit de opleiding aan bij de uitgangspunten van de HU. Dit betekent onder andere dat geleerd wordt vanuit de context van de beroepspraktijk en via interactie; dat gewerkt wordt op basis van een PLA waarmee zelfsturing bij de student wordt gestimuleerd en waarbij eigen regie en verantwoordelijkheid wordt verwacht. Studenten leren om vanuit meerdere perspectieven te kijken en het handelingsrepertoire in de beroepssituatie te vergroten. Overeenkomstig de genoemde didactische uitgangspunten wordt aansluiting bij de belangstelling en kennis van de student via het PLA waarin met persoonlijke leerdoelen wordt gewerkt. Verder doet de opleiding recht aan eerder verworven competenties (zie 2.5). De opleiding hanteert verschillende werkvormen die aansluiten bij de uitgangspunten. Theorieonderwijs: hoorcolleges, werkcolleges, zelfstudieopdrachten en werkgroepbijeenkomsten (trainingen in kleine groepen, die erop gericht zijn dat de student zich methodische kennis eigen maakt en specifieke beroepsvaardigheden oefent). Verder gebruikt men stages, stagebegeleiding, intervisie en studieloopbaanbegeleiding. Uit de STO s is gebleken dat studenten tevreden waren over de verscheidenheid aan werkvormen. Binnen de opleiding is het verwerven van de NGT belangrijk. Het uitgangspunt is dat studenten de opleiding betreden op niveau nul qua gebarentaalvaardigheden en de opleiding verlaten met een near native-niveau . Dit vraagt om tijd en ruimte in het curriculum dat vooral uit kennisaspecten bestaat en in beginsel modulair is vormgegeven. Dit is passend bij de aard van de leerstof. Competenties worden verder zowel binnenschools (casussen en rollenspellen) als buitenschools (praktijkopdrachten en
26/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
stage) verworven. Ook hierbij wordt aan de juiste taalvaardigheid gewerkt. Docenten zoeken hiervoor in de praktijk naar de geschikte opdrachten. Aan het verwerven van competenties liggen de juiste kennis en inzicht ten grondslag waar in het begin van de opleiding aandacht aan wordt besteed. Het zelfreflectieinstrument PLA dient voor de student als leidraad bij het verwerven van de competenties. Deze wordt bij de start van het tweede studiejaar ingevuld. Studenten passen kennis en vaardigheden toe in de stages en reflecteren daarop in groepsverband in intervisiebijeenkomsten. Ook hierin komt de persoonlijke ontwikkeling van de student aan de orde. Het panel constateert dat het NGT-onderwijs grotendeels plaatsvindt in gebarentaal, tijdens deze lessen wordt voor een deel ook Nederlands gesproken. In de andere lessen wordt soms ook Nederlands en NGT gesproken. Uiteraard om de taalontwikkeling te stimuleren, maar ook omdat het vanzelfsprekend is om voor iedereen verstaanbaar te zijn. De populatie docenten en studenten bestaat uit zowel horende als uit doven en/of slechthorenden. Daarom is openheid in communicatie een belangrijk aandachtspunt voor de opleiding en wordt er aandacht aan besteedt. Discussie over het didactische concept wordt in de jaarlagen en vakoverstijgend gevoerd. Dit met als doel dat docenten de theoretische kaders niet alleen in de praktijk brengen, maar ook onderkennen. Docenten geven aan meer vakoverstijgend te werken dan voorheen. Dit geeft, aldus het panel, de omslag aan waar de opleiding in zit. Het panel vindt de wijze waarop het programma is vormgegeven helder en vindt dat het aansluit op de eindkwalificaties/competenties die worden nagestreefd. Daarbij zijn de werkvormen goed en gevarieerd. Omdat de uitgangspunten nog maar recent operationeel zijn, komt het panel hier tot het oordeel voldoende .
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Onvoldoende
Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het toetsbeleid zoals dat door de opleiding gehanteerd wordt, staat beschreven in Kader voor toetsbeleid 2001. De algemeen bindende regels van het toetsbeleid zijn geformuleerd in het Onderwijs- en examenreglement (OER). In de studiegids is het toetsbeleid op moduleniveau verder uitgewerkt. In de notitie Kader voor toetsbeleid 2001 wordt ingegaan op: - de koppeling tussen toetsen en leerdoelen, - de explicaties van het doel van de toetsen, - de methodologische vereisten (validiteit, betrouwbaarheid, nauwkeurigheid, expliciteit).
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 27/59
De toetsorganisatie en de rol van de examencommissie zijn beschreven in het OER. De examencommissie fungeert onder andere in geval van bezwaar en beroep bij toetsprocedure/toetsuitslagen en keurt minoraanvragen goed. In de studiegids staat beschreven op welke wijze getoetst wordt: via theorietentamens, vaardighedententamens die op video worden vastgelegd, rollenspellen (simulaties), presentaties/workshops, papers en reflectieverslagen naar aanleiding van eigen videopresentaties of gelezen literatuur, zelfevaluaties, schriftelijke rapportage naar aanleiding van praktijkonderzoek, PLA bij de stages en uitwerken van casussen. Videotentamens worden afgenomen in het talenpracticum of in een lokaal met opnamemogelijkheden. Videomateriaal wordt gebruikt ter beoordeling of, in het geval van live-beoordeling, voor nabespreking en eventueel second opinion. De praktijktentamens (live of in talenpractica afgenomen) worden beoordeeld aan de hand van vooraf opgestelde beoordelingscriteria/vinklijsten. In de modulebeschrijvingen wordt steeds aangegeven op welke wijze de leerdoelen van het specifieke curriculumonderdeel worden getoetst. De normering van de toetsen worden op de toets vermeld. Studenten kunnen op inkijkmomenten hun toetsresultaten inzien en naar behoefte individuele afspraken maken om toetsen na te bespreken. Volgens studenten gebeurt dit goed en sluit dit aan op de behoefte. Resultaten zijn doorgaans binnen twee weken bekend, voor de beoordeling van videoproducten geldt een termijn van zes weken. Momenteel vindt er discussie plaats over het verkorten van de beoordelingstermijn van videotentamens. Gedacht wordt aan meer live-beoordelingen. Het panel heeft verschillende toetsen en beoordelingen van producten van studenten ingezien en beoordeelt deze positief voor wat betreft het niveau en relevantie. Toetsen sluiten aan op de leerdoelen en de beoordelingen zijn adequaat. Ook een aspect als attitude is opgenomen in de toetsing. Sommige aspecten worden door meerdere docenten beoordeeld en ook kijken docenten bij sommige onderdelen elkaars tentamens na. Uitkomsten daarvan worden in betreffende vakgroepen en de jaarlagen besproken. Studenten zijn tevreden over de wijze waarop zij worden getoetst en beoordeeld. De beoordelingscriteria voor de stages staan in de stagegidsen. Bij de beoordeling van de praktijkstages hebben de mentoren uit het werkveld een adviserende rol. Centraal staat het verwerven van de beroepsvaardigheden. Dit herkent het panel in de verschillende beoordelingsformulieren die op verschillende vaardigheden zijn toegespitst. Voor het panel is de relatie tussen de criteria en het niveau niet zichtbaar. De criteria zijn bij beide richtingen niet uitgewerkt naar niveaus, bijvoorbeeld met betrekking tot type setting of doelgroep of het wel of niet moeten ontwikkelen van eigen lesmateriaal. Binnen de opleiding Leraar NGT behoren volgens de management review de volgende onderdelen tot het afsluiten van de opleiding: - Studenten voltooien hun laatste stage door het schrijven van een stageverslag, en het voeren van een eindgesprek binnen de stage-instelling en met de stagebegeleider; de beoordeling vindt plaats door de docent Vakdidactiek en de docent NGT.
28/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
-
Studenten schrijven een scriptie (5 EC) binnen het domein van de NGT of de Dovencultuur; de beoordeling vindt plaats door een docent Onderwijskunde of de docent Tweedetaalonderwijs. - Studenten volgen een jaar lang Intervisie, waarin hun (stage)praktijkervaringen met medestudenten en docent besproken kunnen worden; studenten schrijven een reflectieverslag. Binnen de opleiding Tolk NGT behoren volgens de management review de volgende onderdelen tot het afsluiten van de opleiding: - Studenten voltooien hun laatste stage door het voltooien van een PLA en het voeren van een eindgesprek met de stagebegeleider en de stagementor (werkvelddeskundige). In samenspraak met de stagementor ligt de uiteindelijke beoordeling van de stage bij de stagebegeleider. - Studenten volgen de laatste module Tolkvaardigheden en dienen deze met een voldoende af te sluiten door: een rollenspel van een (G)GZ gesprek te tolken. De beoordeling van het rollenspel vindt plaats door een docent Tolkvaardigheden en een docent Interactievaardigheden; een verslag in te leveren van een bezoek aan een Rechtbank (in het kader van tolken in justitiële settings). - Studenten volgen een jaar lang Intervisie waarin hun (stage)praktijkervaringen met medestudenten en docent besproken kunnen worden; studenten schrijven een reflectieverslag. Over de toetsing en beoordeling van bovengenoemde onderdelen constateert het panel dat bij de stage de wijze van beoordelen teveel afhankelijk is van de individuele docent. Dat heeft, aldus het panel, te maken met het eerder genoemde aspect over de criteria. Voor wat betreft de scriptie bij de richting Leraar NGT geldt dat, in tegenstelling tot wat de opleiding heeft gemeld, de scriptie niet als onderdeel van het afstuderen kan worden gezien, maar als een paper . Dit blijkt uit het gesprek met het management. Het panel vindt dat de kwaliteit van de scripties wisselend is en in een aantal gevallen niet passend bij de omvang (5 EC) en dat de beoordelingen niet adequaat zijn. De eindtoetsen van de laatste module Tolkvaardigheden, die het panel voor Tolk NGT heeft gezien, acht het panel niet van het juiste niveau getuigen. In acht genomen dat het eindniveau elders in het curriculum wordt beoordeeld, vindt het panel dat het niveau van de eindtoets kan worden opgekrikt of dat een dergelijke toets elders in het programma wordt ondergebracht en dus geen eindtoets is. Op grond van voorgaande aspecten concludeert het panel dat de scriptie (Leraar NGT) en eindtoets (Tolk NGT) kunnen worden beschouwd als tussentoetsen in plaats van eindtoetsen. Het eindniveau wordt overtuigend in de stages beoordeeld. Hierover is het panel positief. De spraakverwarring met betrekking tot de naamgeving en daarmee onbedoeld gesuggereerd civiel effect van scripties en eindtoetsen en de wijze waarop deze onderdelen worden uitgevoerd, wegen echter zwaar voor het panel en leiden dan ook tot het oordeel onvoldoende .
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 29/59
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Uit bestudering van de CV s van de 28 docenten van de opleiding blijkt dat bijna 50% van de docenten tevens werkzaam is in de beroepspraktijk voor tolk en/of leraar NGT en dat 80% van de docenten NGT ervaring heeft als docent NGT binnen een andere organisatie. Verder heeft de helft een algemene achtergrond, zoals docenten Nederlands, algemene taalwetenschap, psychologie of logopedie. Voor de uitvoering van het onderwijs maken docenten, naast hun eigen achtergronden, gebruik van inbreng uit nationale en internationale netwerken. Deze lopen via werkkringen van docenten, gastdocenten, stagebegeleiding, (inter)nationale projecten, scholingsactiviteiten en alumni. De opleiding maakt ook gebruik van Personeel Niet in Loondienst (PNIL). PNIL ers worden als extern expert ingezet in het onderwijs, vooral bij de modulen VBoardvaardigheid. Uit evaluaties en gevoerde gesprekken met studenten en alumni blijkt dat zij tevreden zijn over de beroepspraktijk die docenten inbrengen. Binnen het lectoraat Dovenstudies krijgen docenten en extern deskundigen de mogelijkheid praktijkgericht onderzoek te doen. Resultaten van deze onderzoeken worden vervolgens verwerkt in de opleiding en/of gebruikt voor publicaties. Evaluatie van de beroepsgerichtheid vanuit personeelsperspectief vindt plaats via functionerings- en beoordelingsgesprekken (zie 3.3), waarin ook resultaten van moduleevaluaties van studenten aan de orde komen.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In september 2006 kent het Instituut GTD een kwantitatieve omvang van 32 fte verdeeld over 28 fte onderwijzend personeel en 4 fte ondersteunend personeel. De opleiding telt 45 medewerkers met een gemiddelde taakomvang van 0,7 fte. Onderwijs wordt verzorgd aan 432 studenten en daarnaast volgen 25 studenten van buiten de FE de minor Taal en Cultuur. Dit leidt tot een student-fte ratio van 16 op 1 (457/28).
30/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
Studenten ervaren goede beschikbaarheid en bereikbaarheid van docenten en begeleiders. De personeelsplanning vindt plaats op instituutsniveau en op basis van studentenaantallen. Op basis van een verwachte studenteninstroom wordt de formatie jaarlijks vastgesteld. De opleiding heeft in haar docentenboek geformuleerd op welke wijze zij haar docenten in het onderwijs inzet. Het uitgangspunt is een flexibele en brede inzetbaarheid binnen de twee uitstroomprofielen. De beschikbare formatie is hiervoor percentueel verdeeld: 40% wordt besteed aan voorbereidende taken die betrekking hebben op het curriculum; 40% wordt besteed aan direct lesgebonden taken; 10% wordt besteed aan taakuren (nakijkwerk, het bespreken van tentamens en het geven van feedback en coachingsgesprekken); 10% wordt besteed aan professionalisering. Het panel constateert dat de formatieomvang toereikend is voor uitvoering van het onderwijs. Docenten geven wel aan soms een werkdruk te ervaren. Het enthousiasme van docenten maakt dat deze aanvaardbaar is. Daarbij is het ziekteverzuim van ongeveer 5% ook stabiel gebleven.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Docenten zijn wetenschappelijk geschoold op het gebied van algemene taalwetenschap, psychologie, orthopedagogiek, onderwijskunde, Nederlands en geschiedenis. Van de 28 docenten hebben 13 een tolk- en 10 een docentachtergrond. Uit de gegevens van de STO en de cursusevaluaties 2005-2006 en 2006-2007 blijkt dat studenten positief waren over de kwaliteit van de docenten. In gesprek met het panel geven studenten aan een gedrevenheid bij docenten te ervaren, die het panel herkent. Tevens wordt de integratie tussen verschillende achtergronden (horend, niet/slechthorend) door een groot deel van de studenten gewaardeerd. Het ontstaan van de opleiding in 1997 komt voort uit de behoefte van de praktijk naar tolken en leraren NGT. Het aannamebeleid binnen de opleiding was destijds dan ook gericht op het aanstellen van praktijkdeskundigen. Met de uitstroom van studenten werd ook het potentieel (gekwalificeerde aanbod) op de arbeidsmarkt vergroot. De opleiding streeft nu naar een personeelsbestand met een hbo- of academische achtergrond waarvan een juist aantal praktijkdeskundig is. Daarmee is de samenstelling van het team gekanteld van primair ervaringsdeskundigen naar gekwalificeerde vakdocenten én ervaringsdeskundigen. Op het moment van visitatie is 23% (hbo-)master, 47% bachelor en 30% anders geschoold. Van de docenten die geen master achtergrond hebben zijn er 11 ingeschreven bij HU voor de hbo-master Dovenstudies. Zij zullen in 2009 hun diploma
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 31/59
hebben. Dat betekent een samenstelling die bestaat uit 58% (hbo-)master, 21% bachelor en 21% anders geschoolde teamleden. De opleiding gaat uit van het personeelsbeleid zoals dat geformuleerd is voor het Instituut GTD en is opgenomen in het Ondernemingsplan 2007. Dit is verwant aan de uitgangspunten die de FE hanteert en die zijn opgenomen in het Strategisch Beleidsplan FEO 2005-2006 (januari 2005). Speerpunten hebben betrekking op: Resultaat Gericht Werken (RGW), Investors in People (IiP), participatie in kennisontwikkeling en studieloopbaanbegeleiding. Het beleid laat zien dat het Instituut GTD vraagt om een actieve houding van de docenten tegenover hun scholing. Het initiatief voor individuele deskundigheidsbevordering ligt bij de docent zelf: vanuit functioneringsgesprekken of vanuit persoonlijke wensen. Basis is de RGW-systematiek. Opleidingsvragen worden geformuleerd door docenten in een persoonlijk ontwikkelplan (POP) dat in een POPgesprek wordt vastgesteld. Realisatie wordt besproken in functionerings- en beoordelingsgesprekken die opeenvolgend deel uitmaken van de RGW-gesprekscyclus. Individuele scholingsplannen worden in overleg met de nascholingscoördinator opgesteld. Voor deze scholing is voor iedere docent 10% taakomvang beschikbaar (160 uur bij 1 fte). Verder wordt van docenten verwacht dat zij zichzelf op hoogte houden van actuele ontwikkelingen op hun vakgebied. Dit kan onder andere via het bezoeken van congressen en deelname aan landelijke werkverbanden. Daarnaast worden docenten uitgedaagd om op nationaal en internationaal niveau een bijdrage te leveren aan congressen en symposia en te publiceren in diverse vaktijdschriften. Er vindt terugkoppeling van internationale ervaringen van docenten plaats naar hun collega s. Naast individuele scholing wordt geïnvesteerd in opleidingsbrede scholing, zoals het certificeren van docenten als studieloopbaanbegeleider. Gelijktijdig met de invoering van SLB in het programma van Leraar/Tolk NGT volgen elf docenten een training van een scholingsbureau van de HU om gecertificeerd SLB er te worden (Scholingsplan 2007). In 2010-2011 zullen alle studenten begeleid worden door gecertificeerde SLB ers. Het panel constateert dat het Scholingsplan 2007 in werking is gezet.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De huisvesting in het gebouw aan de Archimedeslaan en de facilitaire diensten zijn voor de opleidingen centraal georganiseerd. Het faculteitsgebouw aan de Archimedeslaan is verouderd. Nieuwbouw voor de Faculteit Educatie is gestart in 2005 in de Uithof, nabij andere HU faculteitsgebouwen. De verhuizing naar de nieuwbouw is gepland op 21
32/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
december 2007 en ingebruikname van de nieuwbouw is gepland op 7 januari 2008. Uitgangspunt is dat studenten wat betreft de huisvesting en de materiële voorzieningen volop worden ondersteund bij het studeren. In de nieuwbouw zal het aantal studentwerkplekken onder andere worden uitgebreid. Het onderwijs binnen de opleiding is volledig toegankelijk voor horende, slechthorende en dove studenten, omdat er tolken tijdens de lessen aanwezig zijn. Daarnaast zijn er speciale technische aanpassingen in de reguliere lokalen en talen practica aangebracht, zoals het gebruik van geluidabsorberend materiaal. Verder kunnen studenten gebruik maken van soloapparatuur (dat zorgt ervoor dat geluid rechtstreeks binnenkomt in het gehoorapparaat) en is er een visueel alarmsysteem. Alle lokalen zijn voorzien van een standaard-AV-uitrusting (TV, video). Een kleiner aantal lokalen is voorzien van een pc en een beamer. Ondersteunende (AV-)materialen die niet standaard aanwezig zijn in een lesruimte kunnen gehaald worden bij de AV-balie. Eén lokaal is voorzien van een smartboard. Dit wordt de standaarduitrusting in de lokalen in de nieuwbouw. Lesruimtes kunnen ook door studenten van andere studierichtingen binnen de FE gebruikt worden. De opleiding Leraar/Tolk NGT maakt gebruik van de mediatheekvoorzieningen van de FE. De mediatheek heeft een gespecialiseerde collectie en digitale abonnementen en bestanden en faciliteert zowel studenten als docenten. Ook de bibliotheek van de Universiteit Utrecht is virtueel te raadplegen. Het Instituut heeft een eigen opnamestudio en eigen studiopersoneel. Ook in de nieuwe situatie beschikt de opleiding over twee talenpractica. De opleiding maakt voor haar Tolkvaardigheids- en NGT-modulen veelvuldig gebruik van video s. De digitalisering van deze modulen is vanaf 2006 ter hand genomen. De digitalisering heeft voor de studenten het voordeel dat ze sneller de benodigde stof kunnen raadplegen. Studenten hebben toegang tot het intranet First Class Client (FCC). FCC fungeert als belangrijke informatiebron voor de studenten en de medewerkers. Zij communiceren via dit systeem. In de nabije toekomst zal overgegaan worden naar het HU-brede intranet Sharepoint. Voor het onderdeel ict is er in de nieuwbouw een nieuw digitaal talenpracticum voorzien dat de mogelijkheid in zich heeft om voor internet contact te maken met het talenpracticum. Studenten oordelen positief over FCC. Voor de medewerkers van het Instituut zijn tien werkplekken ingericht. Daarnaast voorziet de opleiding in een thuiswerkvergoeding voor mensen die een aanstelling hebben groter dan 0,6 fte. Uit de verschillende STO s 2005-2007 blijkt dat studenten in voldoende mate tevreden zijn over de voorzieningen. De waardering van de deeltijdstudenten bij een aantal vragen is onder de norm en studenten ervaren (soms) een tekort aan pc s. Deeltijdstudenten vinden dat de voorzieningen in de avond niet voldoende aanwezig zijn. Het panel constateert dat in de huidige situatie alle nodige voorzieningen aanwezig zijn, hoewel soms wat verouderd. De verwachting is dat het voorzieningenniveau in de nieuwbouw aan dit probleem een einde maakt. Vernieuwing, uitbreiding en up-daten van voorzieningen zal daartoe bijdragen. Op grond van het voorgaande komt het panel tot het oordeel voldoende .
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 33/59
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Studiebegeleiding en informatievoorziening ondersteunen de student bij het verwerven van zijn competenties en zijn erop gericht dat de student de verantwoordelijkheid neemt over zijn leerproces. Met de invoering van de studieloopbaanbegeleiding (SLB) per 2006 in plaats van het mentoraatsysteem sluit de opleiding aan bij de kaders van de HU en de faculteit (Facultair Kader Studieloopbaanbegeleiding, maart 2006). Binnen SLB hebben studenten een persoonlijke studieloopbaanbegeleider. Er is voor het eerste jaar voltijd en deeltijd een apart SLB-programma ontwikkeld, dat deel uitmaakt van het curriculum en zich richt op oriëntatie, verwijzing en selectie. De SLB-lijn is per 2006 ingevoerd en zal gefaseerd doorgevoerd worden. De SLB-lijn bedraagt per studiejaar 1 EC. Het aantal te besteden uren per docent (SLB er) is 80 uur per jaar, bij een groep van 20 studenten. De SLB er organiseert per periode meerdere groepsbijeenkomsten, voert individuele gesprekken en begeleidt studenten bij het maken van zijn (digitale) portfolio. De SLB er speelt ook een belangrijke rol bij het bindend studieadvies. Tegelijkertijd met de invoering van SLB zijn docenten van de opleiding geschoold tot gecertificeerd SLB er (zie 3.3). Na certificering van de eerste groep SLB ers is de tevredenheid onder studenten over SLB in 2007 toegenomen ten opzichte van 2006. Studenten worden tijdens hun stage begeleid door een stagebegeleider vanuit het Instituut GTD en een stagementor vanuit de stageverlenende instantie. Per 2006 zijn er, naast SLB, ook twee stagecoördinatoren aangesteld en worden de stagementoren in het werkveld geschoold om de studenten tijdens hun stage optimaal te kunnen begeleiden. De opleiding is van plan om deze interne cursussen voor de stagementoren ieder jaar aan te bieden aan nieuwe stagementoren. Alumni en studenten van Leraar NGT zijn kritisch over de studiebegeleiding. Middels het aanstellen van de stagecoördinatoren en het opleiden van stagementoren beoogt de opleiding dit te verbeteren. Voor de persoonlijke problematiek maakt het Instituut GTD gebruik van faculteitsdecanen en psychologen, die verbonden zijn aan de Hogeschool. Met betrekking tot informatievoorziening kunnen studenten digitaal alle relevante informatie vinden. Studenten hebben toegang tot diverse middelen (intranet, roostersite, e-mail, prikborden, lichtbakken, enzovoort) van waar zij informatie verkrijgen. Bij de start van een studiejaar worden studenten geïnformeerd over de manier waarop informatievoorziening plaatsvindt. Studenten krijgen een studiegids, wegwijzers en studiewijzers waarbij wordt verteld hoe studenten deze moeten gebruiken. Studenten kunnen naast digitale informatievoorziening ook fysiek terecht bij het onderwijssecretariaat als zij vragen hebben. Dit secretariaat is ook telefonisch en via de
34/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
teksttelefoon bereikbaar. Uit de STO s blijkt dat de waardering van de studenten voor de voorzieningen in relatie met de studievoortgang duidelijk positief zijn. Op het niveau van het Instituut het is uitgangspunt dat de logistieke organisatie vanuit één centraal punt wordt geregeld. Hierin vervult het Team Onderwijssecretariaat een centrale rol. Dit team verzorgt onder meer de informatievoorziening van organisatorische aard aan studenten. Via het systeem OSIRIS wordt de studievoortgang van de student geregistreerd; zowel studenten als docenten hebben toegang tot dit systeem. De opleiding is bezig om een intensiever gebruik te maken van de interne webomgeving Sharepoint, zodat er ook aansluiting tot stand wordt gebracht met de informatie die hogeschoolbreed wordt uitgebracht. Er is een collectief abonnement afgesloten voor het maandblad Woord en Gebaar, waarin de studenten de benodigde informatie kunnen vinden over een deel van de doelgroepen (doof en vroegdoof). Het Instituut GTD heeft ook een collectief abonnement afgesloten met het blad Van Horen Zeggen, voor de studenten van de richting Leraar NGT.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium: - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding maakt gebruikt van verschillende schriftelijk en mondelinge evaluaties. Als uitgangspunt hiervoor dient het kwaliteitszorgbeleid van de HU (Uitgangspunten Kwaliteitszorg HU, EValuatieINstrumentACcreditatie (EVINAC), Accreditatieprotocol HU, Auditprotocol HU). Dit is uitgewerkt in een kwaliteitszorgbeleidsplan voor het Instituut waar de opleiding van uit gaat (NGT Kwaliteitszorgbeleidsplan 2005-2007, 6 april 2006). Hieruit blijkt dat uit wordt gegaan van prestatiegebieden en facetten die overeenkomen met de criteria die gelden voor accreditatie. Voor het verzamelen van gegevens over de gerealiseerde kwaliteit op de verschillende prestatiegebieden en facetten, maakt het Instituut gebruik van de onderstaande schriftelijke evaluaties (Kwaliteitsbeleidsplan NGT 2005-2007): - Studenttevredenheidsonderzoek: een jaarlijks onderzoek van de HU onder alle studenten. In dit onderzoek komen aspecten van het NVAO-toetsingskader aan de orde. - Cursusevaluaties: schriftelijke evaluatie van cursussen na afloop van de toets bij iedere periode (vier keer per jaar). Onderzochte aspecten zijn: informatie, inhoud, werkvorm, toetsen, docenten en studie-inzet.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 35/59
-
Docentevaluaties: gekoppeld aan de bovenstaande cursusevaluaties. Onderzochte aspecten zijn de deskundigheid van docenten, de omgang met studenten en de verbinding met de beroepspraktijk. Er is een protocol docentevaluaties geformuleerd (Protocol Evaluatiecyclus Modulen, 13 februari 2007). - Minorevaluatie: schriftelijke evaluatie aan het eind van de minor. Er wordt geëvalueerd onder de studenten op de categorieën doelstelling van de opleiding, inhoud, lessen en leermiddelen, studielast, toetsing en docent. In het studiejaar 20062007 is de evaluatievorm aangepast aan het hogeschoolevaluatieformulier. - Werkbelevingsonderzoek: een tweejaarlijks onderzoek onder alle medewerkers van de HU. Het onderzoek gaat in op werkbeleving, werkdruk, ziekteverzuim en veranderingen binnen het werk. Het laatste onderzoek heeft in 2005 plaatsgevonden. - HBO-Monitor: jaarlijks onderzoek onder afgestudeerden van hbo-opleidingen. Het Instituut heeft in 2005-2006 voor het eerst meegedaan met dit landelijk onderzoek. - Alumni-enquête: vanaf 2002-2003 houdt de opleiding ook een evaluatie onder de alumni. Deze evaluatie wordt afgenomen tijdens de jaarlijks te houden alumnidag. Bij de genoemde schriftelijke evaluaties worden streefnormen gehanteerd. Bij een 5puntsschaal geldt: - een gemiddelde van 3,0 tot en met 3,5 wordt beschouwd als een voldoende resultaat, - een gemiddelde waarde van 3,5 of hoger wordt als duidelijk positief beschouwd: kwalificatie pluspunt , - een gemiddelde waarde lager dan 3,0 wordt aangeduid als verbeterpunt . Bij een 10-puntsschaal geldt: - een gemiddelde score tussen 6 en 7 wordt beschouwd als een voldoende resultaat, - een gemiddelde score van 7,0 of hoger wordt als goed beschouwd: kwalificatie pluspunt , - een gemiddelde waarde lager dan 6,0 wordt beschouwd als een negatief resultaat en moet leiden tot verbetermaatregelen. Naast de schriftelijke evaluaties wordt de opleiding op andere wijzen geëvalueerd, namelijk via: - Periodiek overleg: maandelijks wordt in clusterverband (vakgroepen) gesproken over ontwikkelingen op het gebied van de cursusinhouden, de procedures, de studievoorgang en de studentbegeleiding. Er is een vergelijkbaar proces voor de stages. Naar aanleiding van deze besprekingen worden concrete stappen gezet ter verbetering van de kwaliteit van de opleiding. - Opleidingscommissie (OC): studenten van de opleiding hebben zitting in een opleidingscommissie, die advies geeft over zaken die studenten binnen de opleiding aangaan. Deze OC wordt jaarlijks in september ingesteld. In de OC hebben studenten uit verschillende studiefasen zitting. De OC wordt ondersteund door een onderwijsmanager. Het Instituut kent al jaren een actieve OC. In deze commissie worden ook de resultaten van de verschillende evaluaties besproken. De directie van de opleiding is de (formele) gesprekspartner voor de OC. - Feedback docenten, studenten en medewerkers: in het kwaliteitsbeleidsplan wordt aangegeven hoe docenten, docententeams en diverse commissies betrokken zijn bij de dagelijkse gang van zaken, waaronder de kwaliteitszorg.
36/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
-
Klachtenrapportage: op faculteitsniveau wordt jaarlijks het Jaarverslag uitgebracht. Hierin zijn klachten van studenten verzameld en geanalyseerd. - Exit-enquête: een vragenlijst die hogeschoolbreed wordt gebruikt om te inventariseren wat de reden is van studenten om de opleiding voortijdig te verlaten. - Heidagen: een tweedaagse die jaarlijks wordt georganiseerd, waar uitdrukkelijk de bevordering van de kwaliteit van de gehele opleiding aan de orde is. Aan deze heidagen nemen alle docenten en het management van de opleiding deel. De opleiding beschrijft in haar studiegids waar studenten met klachten terecht kunnen en op welke wijze deze worden afgehandeld. Een belangrijke rol in de klachtafhandeling speelt de examencommissie. Medewerkers en studenten kunnen met klachten terecht bij de vertrouwenspersoon en de ombudsman. Vertegenwoordigers vanuit het beroepenveld kunnen via stagedocenten, het praktijkbureau of de stagecoördinator vragen, opmerkingen en klachten neerleggen bij de opleiding. De docentevaluaties worden opgenomen in het personeelsdossier van het desbetreffende personeelslid.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criterium: - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Kwaliteitszorg binnen het Instituut is gebaseerd op het kwaliteitszorgbeleid van de Hogeschool dat is uitgewerkt in een kwaliteitszorgbeleidsplan (zie 5.1). De operationalisering van dit beleidsplan wordt aangegeven in het kwaliteitszorgjaarplan. Hierin worden concrete activiteiten per studiejaar benoemd (NGT Kwaliteitszorgjaarplan 2005-2006, 17 mei 2006 en NGT Kwaliteitszorgjaarplan 2006-2007, 12 september 2006). Een zesjaarlijkse interne audit, georganiseerd vanuit de Hogeschool, is onderdeel van de kwaliteitscyclus op opleidingsniveau. Het kwaliteitsjaarplan wordt door het managementteam van het Instituut opgesteld. In het kwaliteitsjaarplan wordt aangegeven welke evaluaties er in het desbetreffende studiejaar van de opleiding worden verricht en worden de verschillende verbeteractiviteiten geformuleerd. Concrete plannen en activiteiten zijn voor de opleiding Leraar/Tolk NGT verder uitgewerkt in een ondernemingsplan dat jaarlijks wordt opgesteld tussen de opleiding en het Instituut GTD (Ondernemingsplannen 2005, 2006 van het Seminarium voor Orthopedagogiek en het Ondernemingsplan 2007 Instituut GTD ). Het panel beoordeelt het ondernemingsplan positief. Het panel constateert dat aan de hand van managementsrapportages drie keer per jaar de voortgang van de verschillende activiteiten en plannen wordt gemonitord. Ook zijn aanbevelingen van de laatste interne audit bij de opleiding (juni 2005) verwerkt in verbeteractiviteiten die zijn opgenomen in de jaarplannen 2005-2006 en 2006-2007.
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 37/59
Het panel heeft vernomen dat terugkoppeling van evaluatie uitkomsten plaatsvindt van het Instituut naar het management van de opleiding en vervolgens van de opleiding naar docenten via teambijeenkomsten en naar studenten via de OC. Terugkoppeling van evaluatie-uitkomsten vindt volgens studenten sinds de recente installering van de OC goed plaats. Naast de formele contacten over de stand van zaken met betrekking tot de kwaliteitsverbetering van de opleiding geven docenten en studenten aan dat ook via informele contacten verbeteringen tot stand komen. Naar aanleiding van de vorige visitatie (maart 2002) heeft de opleiding verschillende verbeteractiviteiten geformuleerd per visitatieonderwerp. De realisatie van de beschreven activiteiten blijkt uit de evaluatie in maart 2005. Het panel heeft geconstateerd dat deze punten voldoende zijn uitgewerkt en doorgevoerd. Voor het studiejaar 2005-2006 zijn er, mede naar aanleiding van de interne audit, twintig verbeteractiviteiten benoemd. Het panel heeft kunnen constateren dat hiervan achttien zijn gerealiseerd in het studiejaar 2005-2006 en twee zijn doorgeschoven naar het kwaliteitsjaarplan 2006-2007. In dit laatste plan zijn in totaal dertien verbeteractiviteiten benoemd. Het panel constateert dat de opleiding verbeterpunten heeft opgepakt, maar vindt dat de opleiding aan enkele punten, zoals de opbouw van de moeilijkheid van de leraarstage (vergelijk 2.2) eerder prioriteit had kunnen geven. Hetzelfde geldt voor onderwerpen die het lectoraat gaat oppakken (vergelijk 1.1). Hierom komt het panel tot een voldoende in plaats van een goed .
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Bij facet 5.1 is uiteengezet hoe verschillende geledingen zijn betrokken bij de kwaliteitsbewaking van de opleiding. Medewerkers hebben via jaaroverleggen invloed op het beleid en het programma. Daarnaast vinden er docentenevaluaties per team en per individu plaats. Uitkomsten van individuele evaluaties kunnen ook input zijn voor de gesprekken binnen de RGW-cyclus (zie 3.3). Vanuit de Hogeschool vindt ook onderzoek naar de tevredenheid van medewerkers plaats waarvan de uikomst invloed heeft op het opleidingsbeleid. De inbreng van studenten wordt naast de geformaliseerde weg via evaluaties en de OC (zie 5.1), verkregen vanuit de dagelijkse praktijk. Jaarlijks organiseert de opleiding een alumnidag. Op deze dag staan recente vakinhoudelijke ontwikkelingen in het werkveld centraal. De opleiding geeft aan dat gesprekken met alumni in het verleden hebben geleid tot aanpassingen in het curriculum In de huidige praktijk vindt het panel de wijze waarop alumni betrokken worden bij
38/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
kwaliteitsverbetering van de opleiding, bijvoorbeeld via enquêtes, een punt voor verbetering. Het beroepenveld wordt op verschillende manieren betrokken bij de opleiding. Het panel concludeert dat dit op het niveau van het programma met verschillende partijen in het veld goed gebeurt (zie 2.1 en 3.1), maar dat dit op het niveau van doelstellingen beter kan. Specifiek vindt het panel dat de opleiding te weinig doet met de signalen van cliëntorganisaties die zij binnen krijgt. Voorts vindt het panel dat de BVC niet de breedte van de opleiding vertegenwoordigt. Het panel mist een externe sparringpartner voor het leraardomein. Het panel oordeelt om deze reden voldoende .
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criterium: - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Volgens het zelfevaluatierapport bestaat het afstuderen bij beide richtingen uit drie onderdelen (zie 2.8): 1) stage, 2) scriptie bij Leraar NGT en eindtoets tolken bij Tolk NGT en 3) intervisie. De wijze waarop het afstuderen in de opleiding is vormgegeven is procedureel goed. Tijdens de visitatie is echter gebleken dat de scriptie en de eindtoets als tussentoetsen gelden. Het panel heeft deze dan ook niet meegenomen in haar oordeel van het eindresultaat. Daarvoor heeft het panel voor beide richtingen gekeken naar de producten van voltijd- en deeltijdstudenten uit de stages, waarin de beoogde competenties op het gewenste eindniveau worden beoordeeld. De kwaliteit van de bestudeerde stageproducten vindt het panel voor Leraar en Tolk NGT voldoende en van hbo-niveau getuigen. Positief vindt het panel het niveau van (gebaren)taalvaardigheid. Situaties waarin stage wordt gelopen zijn voldoende complex en passend bij het eindniveau. De opleiding geeft aan dat buiten deze afrondende activiteiten een reëel beeld van het bereikte eindniveau van studenten wordt verkregen op de volgende wijze: - Tussentijdse contacten tussen de mentoren binnen de stage-instellingen en de stagebegeleiders van de opleiding; - Voor de tolkenopleiding is een mentorcursus ontwikkeld. Daarmee worden (aankomende) mentoren geschoold in het geven van feedback aan de tolkstudenten. De cursus wordt afgesloten met een praktijktoets, waarbij de mentor in opleiding het geleerde moet laten zien. Mentoren die de mentorcursus succesvol hebben afgesloten, kunnen de behaalde resultaten inbrengen in het Register Tolken Gebarentaal; - Op de jaarlijkse Alumnidag (zie 5.3).
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 39/59
De opleiding Leraar/Tolk NGT is voor het eerst meegenomen in HBO-Monitor 2005 als HBO Leraar in Nederlandse gebarentaal . De respons was dusdanig laag dat er resultaten bekend zijn. Het panel constateert dat de opleiding verschillende contacten heeft in het werkveld die zij informeel gebruik om het behaalde niveau aan te toetsen.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria: - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Met betrekking tot het afstudeerrendement werkt de opleiding met streefnormen die jaarlijks in het managementcontract met de FE worden vastgelegd. Naar aanleiding van resultaten worden streefnormen jaarlijks opnieuw vastgesteld. Het panel constateert dat de vastgestelde streefnormen voor afstudeerrendementen sinds 2005 telkens hoger zijn bijgesteld. Dat beoordeelt het panel positief. Voor 2007 gelden de volgende normen: - Verblijfsduur propedeuse: 1,35 jaar; - Verblijfsduur hoofdfase: 3,5 jaar; - Verblijfsduur opleiding 4,5 jaar; - Studiepuntenrendement: 60 EC. Omdat de opleiding de enige in Nederland is, zijn de normen met de faculteit overeengekomen. Opleidingsrendementen met betrekking tot de verblijfsduur van studiestakers en geslaagden (propedeuse en diploma) en het aantal studiepunten zijn in het Ondernemingsplan 2007 geanalyseerd. De totale verblijfsduur van propedeusestudenten uit de voltijd voldoet niet aan de norm van 1,35 jaar. In 2003-2004 en 2004-2005 lag de verblijfsduur iets boven de 1,5 jaar. De totale verblijfsduur van propedeusestudenten uit de deeltijdopleiding laat sinds 2002 een daling zien van 2,2 jaar in 2002-2003 naar 1,35 jaar in 2004-2005 en voldoet daarmee aan de gestelde norm. Door extra ondersteuning te bieden bij het vak basisgrammatica Nederlands (zie 2.4) beoogt de opleiding de verblijfsduur van voltijdstudenten in de propedeuse terug te dringen. Gemiddeld daalde de verblijfsduur van studiestakers bij zowel voltijd- als deeltijdstudenten. Het panel vindt de huidige verblijfsduur van studiestakers voor beide varianten acceptabel. Over de periode van 2001-2005 is een stijging van de gemiddelde verblijfsduur van geslaagden (voltijd) waar te nemen van 4,07 jaar in 2001 naar 4,67 jaar in 2005. Het panel vindt de verblijfsduur van geslaagden acceptabel. De stijging vraagt wel om alertheid van de opleiding. De studiebegeleiding zal hier aldus de opleiding op worden ingezet.
40/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
De deeltijdvariant laat dezelfde trend zien. Een stijging is waar te nemen van een gemiddelde verblijfsduur in de hoofdfase van 4,35 jaar in 2001 oplopend naar 5,07 jaar in 2005. De opleiding heeft twee studieloopbaanbegeleiders aangewezen om drempels weg te nemen voor studenten die langer dan 4,5 jaar over hun studie doen. Per 2006 wordt in een centraal studieloopbaangesprek bij de start van het vierde jaar extra stil gestaan bij factoren die tot studievertraging kunnen leiden. Op basis van uitkomsten hiervan zullen de begeleiders maatwerkgericht te werk gaan. Uit de analyse blijkt dat de opleiding voldoet aan het gestelde studiepuntenrendement. De opleiding houdt exitinterviews met studenten die de opleiding verlaten. Redenen die genoemd worden, zijn meestal van persoonlijke aard dan wel gebaseerd op een andere beeldvorming (rapportages exit-evaluaties 2005-2006 en 2006-2007). Op grond van voorgaande argumenten komt het panel tot het oordeel voldoende .
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 41/59
42/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 43/59
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
44/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 45/59
46/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 47/59
48/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 49/59
50/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
Panellid: Mevrouw dr. G.M. Schermer
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw M. Snel B HRM
Panellid: Mevrouw drs. T.J.A.G.M. Raedt-Thomassen
Deskundigheid cf. Protocol VBI s; 22 augustus 2005
Panellid NQA: De heer drs. L.S. van der Veen
Deskundigheden panelleden
Panellid student: De heer W. Bolier
Bijlage 2:
X
X
X
X
X X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid mevrouw drs. T.J.A.G.M. Raedts-Thomassen Mevrouw Raedts-Thomassen is ingezet als panellid vanwege haar werkvelddeskundigheid. Door haar werkervaring als Algemeen Directeur van een centrum voor mensen met communicatieve beperkingen is zij op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in het domein. Uit opleiding en werkervaring heeft mevrouw Raedts-Thomassen kennis van de accreditatiesystematiek, daarnaast is zij voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1962 1966 1973 1973 1980 1980 1984
HBS PA Montessori Doctoraal examen Orthopedagogiek en Psychologische Diagnostiek Inhoudelijke cursussen gevolgd Post doctorale opleiding psychotherapeut
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 51/59
1984 1994
1985 2000
2000 2000 2001
2002
Opleiding gezinstherapeut Verschillende cursussen in de gezondheidszorg zowel op inhouds- als managementniveau BIG registratie Psychotherapeut BIG registratie GZ Gezondheidszorgpsycholoog Stolte Advanced Course
Werkervaring: 1974 1979 1979 1984 1979 1994 1994 2002 1980 1983 1983 1993 2002 2005
2005
psycholoog/orthopedagoog in speciaal onderwijs in Druten en Nijmegen Psycholoog geestelijke gezondheidszorg Arnhem Docent orthopedagogiek Hogeschool Gelderland en Universiteit Directeur Zorg St Marie Freelance medewerker St Marie 1 dag per week Voorzitter Staf/psychotherapeut /orthopedagoog St Marie Eindhoven Algemeen Directeur van St Marie, centrum voor kinderen en jeugdigen en volwassenen met communicatieve beperkingen Eindhoven Utrecht Venlo Goes Tilburg Hoensbroek heden Werkzaam als psychotherapeut en waarnemend directeur Zorg te Daelzicht, instelling voor verstandelijk beperkten te Heel
Panellid mevrouw dr. G.M. Schermer Mevrouw Schermer is ingezet als panellid vanwege haar onderwijsdeskundigheid en haar domeindeskundigheid. Zij heeft een eerstegraads bevoegdheid Nederlands en doet (lexicografisch) onderzoek naar de Nederlandse Gebarentaal en ontwikkelt en produceert gebarenwoordenboeken. Zij is taalkundige en werkt al ruim 25 jaar op het gebied van Nederlandse Gebarentaal en Doofheid. Mevrouw Schermer beschikt door haar studie in de Verenigde Staten en haar huidige functie als directeur Nederlands Gebarencentrum tevens over internationale deskundigheid. Voor deze visitatie is zij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1973 1973 1979 1979 1990
1981
Gymnasium , Stedelijk Gymnasium Breda Studie Nederlands, moderne letterkunde en algemene taalwetenschap, doctoraal ATW, Universiteit van Amsterdam Mbv Fullbright beurs, Ph D programma Experimentele Psychologie, Northeastern University, Boston, MA,USA afgerond met een MA sc. Doctoraat Universiteit van Amsterdam op het proefschrift In search of a Language: infuences from spoken Dutch on Sign Language of the Netherlands
Werkervaring: (alleen meest relevante weergegeven) 1978 1979 Docent Nederlands, Rijnlands Lyceum Oegstgeest 1979 1981 Teaching assistent undergraduates Northeastern University, Boston MA. 1981 1982 Wetenschappelijk onderzoeker met beurs van Niels Stensen Stichting, Universiteit van Amsterdam 1982 2000 Werkzaam in diverse functies bij de Nederlandse Stichting voor het Dove en Slechthorende Kind (NSDSK), waaronder projectleider KOMVA-project (1981-1999) en hoofd onderzoeksafdeling Onderzoek en Ontwikkeling Gebarentaal sinds 1992.
52/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
2000 2001 2002
2001
Wetenschappelijk medewerker/projectleider Standaardisatie project NGT, Nederlands Gebarencentrum 2005 Wetenschappelijk medewerker faculteit Geesteswetenschappen, opleiding NGT, Universiteit van Amterdam (0,2 fte). heden Directeur Nederlands Gebarencentrum
Panellid de heer W. Bolier De heer Bolier is ingezet als student panellid. Hij is voltijd student Taalwetenschap traject Nederlandse Gebarentaal aan de Universiteit van Amsterdam. Naast zijn studie is hij bestuurslid van Stichting Plotsdoven, waar hij zich bezighoudt met beleid aangaande tolkvoorzieningen. De heer Bolier is ervaringsdeskundige doordat hij zelf een auditieve beperking heeft waarvoor hij tolkvoorzieningen gebruikt. De heer Bolier beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein, daarnaast is hij qua leeftijd en vooropleiding representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Voor deze visitatie is de heer Bolier individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2004 VWO OSG De Hogeberg in Den Burg Werkervaring: Bestuurslid Stichting Plotsdoven Verder geen relevante werkervaring
Panellid NQA de heer drs. L.S. van der Veen De heer Van der Veen is ingezet als NQA-auditor. De heer Van der Veen heeft vijf jaar ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo en heeft auditdeskundigheid op grond van deze werkervaring en op grond van auditcursussen gevolgd bij Lloyd s. Opleiding: 1971 1980 Cursussen: 1988 2003
Sociale Wetenschappen (Andragogie) Rijksuniversiteit Groningen
Diverse opleidingen en cursussen op het gebied van onderwijs, auditing, management en organisatie, informatica en filosofie.
Werkervaring: 1976 1977 1978 1979 1979 1980 1980 1983 1983 1986 1991 1995 2000 2004
RUG: studentassistent Pedagogische en Andragogische Wetenschappen RUG: studentassistent Interdisciplinaire Onderwijskunde Gemeente Hoevelaken: beleidsmedewerker Provincie Zeeland: projectleider AKU-project (kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening) 1985 Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming: projectmedewerker PABO 1990 Zeeuws Steunpunt Volwasseneneducatie: adviseur educatie en organisatie 1994 Regionaal Educatief Centrum Zeeuwsch-Vlaanderen: adviseur educatie en organisatie 1997 Regionaal Opleidingencentrum Westerschelde: stafmedewerker 2003 HBO-raad: beleidsmedewerker kwaliteitszorg heden NQA: auditor, accountmanager
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 53/59
Mevrouw M. Snel B HRM (NQA-auditor) Mevrouw Snel is in 2004 begonnen als student panellid bij NQA en heeft sinds 2005 als NQA-auditor ervaring met visiteren van bestaande en nieuwe opleidingen in verschillende sectoren binnen het hbo. Zij heeft als junior personeelsadviseur gewerkt bij een grote zorginstelling voor verstandelijk gehandicapte mensen waar zij de personele zaken behartigde van ongeveer 200 medewerkers. Zij is getraind als auditor hoger onderwijs NQA in samenwerking met Lloyd s Register. Door haar ervaring heeft zij tevens deskundigheid in het beoordelen van afstandsonderwijs. Opleiding: 2004
bachelor HRM, Personeel & Arbeid, Saxion Hogeschool Enschede
Werkervaring: 2004 2005 Junior personeelsadviseur, de Twentse zorgcentra 2005 heden NQA-auditor, Netherlands Quality Agency Cursus: Maart 2004
Training Auditor hoger onderwijs, NQA i.s.m. Lloyd s Register
54/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Visitatie Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal op 20 september 2007 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
08.30
11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
Visitatiepanel
11.00
12.00 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement: de heer R. van Dijk
12.00
13.00 uur
Gesprek alumni en vertegenwoordigers beroepenveld
13.00
13.45 uur
Lunchpauze
13.45
14.45
Gesprek met docenten
14.45
15.00 uur
Schakelmoment panel
15.00
16.00 uur
Gesprek met studenten
16.00
18.00 uur
Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
16.15
17.00 uur
Gesprek met drie docenten over afstuderen
18.00 uur
Tweede gesprek opleidingsmanagement
Visitatiepanel
Visitatiepanel
Visitatiepanel
Opleidingsmanagement
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 55/59
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Nota Koersdocument, Faculteit Educatie. Utrecht, 2006 Ondernemingsplan Instituut GTD. Utrecht, 2007 Scherp op Koers. Strategisch Beleidsplan HvUtrecht 2002-2006. Utrecht 2002 Over strategisch denken en doen in het belang van de leerling. FE, 2005 Studiegids bacheloropleiding Leraar/Tolk NGT 2006-2007 Studiegids bacheloropleiding Leraar/Tolk NGT 2007-2008 Bekwaam & Speciaal. Antwerpen/Apeldoorn: WOSO 2004 Onderwijsprofiel Hogeschool Utrecht, kader voor innovaties 2005-2006. Utrecht, 2005 Slate evaluation report, 08 01 07 Slate DVD, 2007 Dedalos, projectinformatie Nufficproject Suriname, projectinformatie Notulen Beroepenveldcommisie (6 juni 2007, 14 maart 2007) Bestuurscharter Lerarenopleidingen Kennisbasis SBL-bekwaamheidseisen NGT Kwaliteitszorgjaarplan 2005-2006 Onderzoeksaspecten in de bacheloropleidingen: een inventarisatie. Utrecht GTD, 2007 Facultair Kader Studieloopbaanbegeleiding. FE, 2006 Functiegebouw HU Ordner Kwaliteit onder tabblad Exit . Rapportages exit-evaluaties 05-06 en 06-07 Conceptnota facultair kader toetsen en beoordelen. FE 2006 Uitvoeringsplan strategisch beleid FEO/HvU 2005-2006 Onderwijs- en examenregeling, Faculteit Educatie, 2006 2007 Kader voor toetsbeleid 2001. FEO, 2001 Stagegids tolken NGT 2007-2008. GTD Stagegids leraren NGT 2007-2008. GTD Werkboek Scriptie 2006-2007. GTD Kwalificatieprofielen team Nederlandse Gebarentaal Docentenboekje opleiding Leraar/Tolk NGT, studiejaar 2004-2005 Werkbelevingsonderzoek Hogeschool van Utrecht. Overall rapport. 2005 Werkbelevingsonderzoek Hogeschool van Utrecht, Faculteit Educatieve Opleidingen. 05 Professionalisering en kwaliteitsverbetering van het docententeam NGT, 2003-2004 Mediatheekvisie. FE 2007 Informatie Beheer Plan 2005-2007. FE, 2005 IBP-voortgangsrapportage 2005-2007. FE 2007 Plan van Eisen voor de nieuwbouw. Ruimten GTD Kwaliteitszorg HU EValuatieINstrumentACcreditatie (EVINAC) Accreditatieprotocol HU Auditprotocol HU
56/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
NGT Kwaliteitszorgbeleidsplan 2005-2007. NGT, april 2006 NGT Kwaliteitszorgjaarplan 2006-2007. NGT (GT&D), september 2006 Ondernemingsplan 2005, Seminarium voor Orthopedagogiek, FE Ondernemingsplannen 2006, Seminarium voor Orthopedagogiek, FE Protocol Evaluatiecyclus Modulen. 13 februari 2007 Map Alumni-enquête van de bacheloropleiding Tolk/Leraar NGT Managementcontract 2006 Managementcontract 2007 Scholingsplan 2007
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 57/59
Bijlage 5:
Opleidingscompetenties
Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal 2007-2008 (Studiegids 2007-2008) Eindkwalificaties Leraar NGT A. de student heeft kennis van groepsprocessen binnen het vakgebied leraar NGT en in het bijzonder van de communicatie van en met leerlingen/studenten met een auditieve beperking. B. de student heeft op bachelorniveau kennis en vaardigheden van het Nederlands, NGT en NmG en inzicht in pedagogiek en de eerste- en tweede taalverwerving van de NGT. C. de student heeft op niveau kennis van en inzicht in onderwijskundige en vakdidactische processen. D. de student heeft organisatorische kennis en vaardigheden om het beroep als leraar NGT goed uit te voeren. E. de student bezit voldoende kennis en vaardigheden om op een professionele wijze samen te werken met collega s binnen de onderwijssituatie. F. de student bezit voldoende kennis over de doelgroepen waarvoor en de organisaties waarbinnen hij werkt. G. de student past de opgedane pedagogische kennis en inzicht toe in cultureel perspectief binnen zijn beroep en zorgt voor een krachtige leeromgeving, afgestemd op zijn doelgroep. H. de student past de opgedane onderwijskundige en didactische kennis en inzicht toe in cultureel perspectief binnen zijn beroep. I. de student past organisatorische kennis en vaardigheden toe in de onderwijssituatie op een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte wijze. J. de student kan gegevens verzamelen en interpreteren op basis waarvan hij zijn oordeel in een professionele context vormt; hij reflecteert hierbij op zijn eigen houding en gedrag binnen de professionele context. K. de student kan op een verantwoordelijke, collegiale en oplossingsgerichte wijze communiceren met zijn collega leraren NGT die als specialist aangemerkt kunnen worden. L. de student kan op een verantwoordelijke en oplossingsgerichte wijze communiceren met personen die (indirect) betrokken zijn bij het onderwijsproces. M. de student neemt zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling en hij is voordurend bezig zijn opvattingen over het lesgeven in zijn vak en zijn bekwaamheid als leraar NGT te actualiseren, zodat hij een vervolgtraject op masterniveau aan kan gaan. Opleidingscompetenties Leraar NGT 1. interpersoonlijk competent 2. pedagogisch competent 3. vakinhoudelijk en didactisch competent 4. organisatorisch competent 5. competent in het samenwerken met collega s 6. competent in het samenwerken met de omgeving 7. competent in reflectie en ontwikkeling Eindkwalificaties Tolk NGT A. de student heeft kennis van het vakgebied tolk NGT en inzicht in groepsprocessen en communicatie. B. de student heeft op bachelorniveau kennis en vaardigheden van het Nederlands, NGT en NmG en van het tolkproces. C. de student heeft organisatorische kennis en vaardigheden om de tolkopdracht goed uit te voeren.
58/59 © NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt)
D. de student bezit voldoende kennis en vaardigheden om op een professionele wijze samen te werken met collega s en zo een substantiële bijdrage te leveren aan een goede tolksituatie. E. de student bezit voldoende kennis over de doelgroepen waarvoor en de organisaties waarbinnen hij werkt. F. de student past de opgedane kennis en inzicht toe in cultureel perspectief binnen zijn beroep. G. de student past organisatorische kennis en vaardigheden toe in zijn tolkopdracht op een overzichtelijke, ordelijke en taakgerichte wijze. H. de student kan gegevens verzamelen en interpreteren op basis waarvan hij zijn oordeel in een professionele context vormt; hij reflecteert hierbij op zijn eigen houding en gedrag binnen de professionele context. I. de student kan op een verantwoordelijke, collegiale en oplossingsgerichte wijze communiceren met zijn collega tolken NGT die als specialist aangemerkt kunnen worden. J. de student kan op een verantwoordelijke en oplossingsgerichte wijze communiceren met personen die (indirect) betrokken zijn bij het tolkproces. K. de student neemt zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling en hij is voordurend bezig zijn opvattingen over het tolken en zijn bekwaamheid als tolk NGT te actualiseren, zodat hij een vervolgtraject op masterniveau aan kan gaan. Opleidingscompetenties Tolk NGT 1. interpersoonlijk competent 2. vakinhoudelijk en tolktechnisch competent 3. organisatorisch competent 4. competent in het samenwerken met collega s 5. competent in het samenwerken met de omgeving 6. competent in reflectie en ontwikkeling
© NQA - visitatie Hogeschool Utrecht, hbo-bacheloropleiding Leraar/Tolk Nederlandse Gebarentaal (vt, dt) 59/59