Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Commerciële Economie voltijd - deeltijd Fontys Hogeschool
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding Commerciële Economie voltijd - deeltijd CROHO nr.34402 Fontys Hogeschool
Hobéon® Certificering BV Datum december 2007 Auditteam: W. Blomen Prof. dr. B. A. Bakker M. Le Roux M. den Broeder Drs. G. Broers Secretaris: Drs. G. Broers
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.5.1. 1.5.2. 1.5.3. 1.5.4.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Visitatierapport ‘Een veelbelovend product’ (december 2002) Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie 28 september 2007
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
8 8 8 11 13 16 16 19 21 23 25 27 28 30 33 33 35 37 40 40 42 44 44 46 48 50 50 53
3. 3.1. 3.2. 3.3.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding Commerciële economie, voltijd Oordeelschema HBO bachelor opleiding Commerciële economie, deeltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
55 55 56 57
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 28 september 2007
1 1 1 1 2 3 3 7 7 7
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. Fontys Hogescholen, in casu Fontys Hogeschool Marketing Management (FHMM), verzorgt de HBO bachelor opleidingen Commerciële Economie (CE), International Business and Management Studies (IBMS), Small Business and Retail Management (SB&RM). Het onderhavige rapport heeft betrekking op: Commerciële Economie, voltijd crohonummer: 34402 Commerciële Economie, deeltijd crohonummer: 34402 1.2.2. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de voltijd- en deeltijdvariant van de opleiding CE in één rapport samengevat omdat beide varianten gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de beide varianten zichtbaar gemaakt. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding CE, voltijd, deeltijd.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
De opleiding Commerciële Economie is, evenals de opleidingen Bedrijfseconomie en Management, Economie en Recht, ontstaan uit de voormalige HEAO. In de jaren tachtig is de vierjarige studierichting CE ontstaan. De opleiding CE is reeds twee keer eerder gevisiteerd en beoordeeld; in 1996 voor het eerst en in 2002 voor de tweede keer. De opleiding CE is verantwoordelijk voor de Major Marketing en leidt studenten op voor de titel Bachelor of Commerce. Het profiel van de CE opleiding van Fontys kenmerkt zich door: het streven naar een brede opleiding; extra aandacht voor ICT-toepassingen en managementinformatiesystemen binnen het gebied Marketing en Sales; bijzondere aandacht voor het vakgebied Sales & Export Management; het streven naar een resultaat- c.q. beroepsgerichte houding bij de student. De opleiding kent daarnaast twee afstudeerrichtingen: CE-Automotive en CE Leisure & Experience. FHMM voorziet primair in de leerbehoeften van de regionale studentenmarkt en van de regionale markt voor werkenden/werkzoekenden. De wijze waarop men hier invulling aan geeft staat beschreven in het vijfjarenplan FHMM. FHMM heeft haar internationale ambities in eerste instantie gerealiseerd door middel van de opleiding International Business and Management Studies. De opleiding geeft aan dat men ‘…. het internationale aspect binnen FHMM-CE geenszins uit het oog’ verliest.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 1
De Europese integratie, alsmede globalisering in de breedste zin van het woord vergen van de afgestudeerde CE’er ‘een open oog voor ontwikkelingen buiten onze landsgrenzen’ zoals de opleiding het uitdrukt. FHMM-CE streeft ernaar een ‘zo actueel mogelijk programma aan te bieden, rekening houdend met haar speerpunten en functie in de regio’. FHMM maakt het voor studenten mogelijk om na hun HBO opleiding zonder belemmeringen in te kunnen stromen in de universiteit. Sinds oktober 2003 is Fontys Hogescholen bezig met een ingrijpend proces van onderwijsvernieuwing: het Biloba-programma. Biloba beoogt een einde te maken aan het beeld van de student als passieve onderwijsconsument en een verbetering te bereiken van niveau en kennisinhoud van de bacheloropleidingen. Het doel is de invoering van het major/minorsysteem en een daarmee samenhangende onderwijstransformatie. Uitgangspunten hierbij zijn: ‘competentiegestuurd, vraaggericht en constructivistisch leren in combinatie met de creatie van krachtige leeromgevingen en optimale integratie van ICT’. Het Biloba-programma heeft drie hoofddoelen: het toegankelijk maken van het totale onderwijsaanbod van Fontys Hogescholen voor alle studenten; het creëren van mogelijkheden voor studenten om in verschillende leeromgevingen en in verschillende contexten te studeren, onder andere afhankelijk van hun persoonlijke leerstijlen of beroepsambities; het centraal stellen van het leerproces, de inspanningen van de student, in plaats van het onderwijsproces en de inspanningen van het onderwijzend personeel. In de visie van Fontys zijn transformatie van onderwijsprocessen en invoering van major/minor twee van elkaar afhankelijke en elkaar versterkende onderwijsinnovaties. Willen studenten verantwoorde keuzes kunnen maken in een major/minorstructuur, dan vraagt dat om concretisering van beroepsvereisten door competentiegestuurd leren en om een onderwijsstructuur waarin het maken van eigen keuzes is verankerd, wordt gestimuleerd en wordt begeleid. Anderzijds roept de onderwijstransformatie bij studenten behoeften op om, binnen hun opleidingsprofiel, eigen leerroutes uit te zetten en aan individuele beroepsperspectieven te werken. De deeltijdopleiding is in september 2007 met het Biloba programma gestart. De onderwijsvernieuwing in het hoger onderwijs is aangegrepen om voor de major marketing een gemeenschappelijk chassis te ontwikkelen, dat vervolgens door elk van de participerende instituten wordt afgebouwd. De opleiding CE bestaat uit een major van minimaal 180 ECTS en twee minoren van 30 ECTS (al dan niet, in voorkomende gevallen, verplicht voorgeschreven). De major Marketing en de minoren vormen samen een vierjarige Bacheloropleiding, die leidt tot een ‘bachelor of commerce’. Als uitgangspunt voor het ontwerp van een ‘Major Marketing’ wordt daarom allereerst gekozen voor het landelijke overeengekomen competentieprofiel dat behoort bij de Bachelor of Commerce.
1.4.
Visitatierapport ‘Een veelbelovend product’ (december 2002)
De opleidingen Commerciële Economie zijn in 2002 voor het laatst gevisiteerd. Uit het rapport blijkt dat de visitatiecommissie een ‘ongelijkmatig’ beeld kreeg van de opleiding. Aan de ene kant was de opleiding ‘beleidsmatig en visionair sterk, terwijl aan de andere kant de opleiding in de uitvoering op een aantal punten tekort schiet’. Zo liet de opleiding een ‘… duidelijk en adequaat beroepsbeeld’ zien, dat ‘goed is doorvertaald naar de beoogde eindkwalificaties en het curriculum. De praktijk- en beroepsgerichte elementen in het curriculum komen echter nog onvoldoende uit de verf’. Het auditteam heeft tijdens de audit aan dit aspect veel aandacht besteed. Ook heeft het auditteam de gerealiseerde kwalificaties van de deeltijdvariant bestudeerd omdat deze ten tijde van de visitatie niet voldoende bleken te zijn. Internationalisering verdiende volgens de visitatiecommissie eveneens meer aandacht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 2
‘De opleiding heeft goed over toetsing en beoordeling nagedacht en heeft op dit gebied goede ideeën ontwikkeld’, zo schrijft de visitatiecommissie. De toetsing moet zo goed mogelijk aansluiten bij de inhoud van de programmaonderdelen. Bij de thema’s zou er sprake moeten zijn van integrale kennistoetsing, maar de commissie constateert dat dit in de praktijk nog niet echt het geval is. Het auditteam heeft tijdens de audit ruime aandacht besteed aan de studie- en stagebegeleiding: studenten en docenten zijn nadrukkelijk op dit onderwerp bevraagd. In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding ten tijde van de visitatie in 2002 verbeteracties aangekondigd. De commissie ondersteunde deze en voegt vervolgens verschillende aanbevelingen bij. Zij adviseert de opleiding om in de lijst van voorgenomen verbeteracties en aanbevelingen een duidelijke prioriteitsstelling aan te brengen om het verbeteringsproces beheersbaar te houden. Behalve de hierboven genoemde verbeterpunten noemt de visitatiecommissie: het meer CE-specifiek invullen van de propedeuse waardoor de oriënterende en selecterende functie van de propedeuse meer tot zijn recht kan komen; een personeelsplan op te stellen waarin het personeelsbeleid wordt geëxpliciteerd. Als onderdeel van het personeelsbeleid moet in ieder geval het scholingsbeleid van de medewerkers systematisch worden aangepakt en moet de uitvoering van jaarlijkse functioneringsgesprekken worden gewaarborgd. In het visitatierapport (pag. 251) geeft de commissie aan dat de opleiding zich na de vorige visitatie ‘…op een flink aantal punten verbeterd’ heeft, waarover de commissie ‘positief’ is. De belangrijkste verbeteracties betreffen: de instelling van een beroepenveldcommissie, waardoor inmiddels de studielast is verhoogd; het strategische marketing planningsproces is centraal in het curriculum geplaatst; het aanbrengen van meer variatie in de werkvormen door projecten en pgo-modules in te voeren; het verbeteren van de confrontaties met de beroepspraktijk waardoor nu in elk jaar praktijkcomponenten zijn opgenomen; de duidelijker formulering van stagedoelen; verbetering van de studiebegeleiding; het verbeteren van de toetsing, hoewel daar nog steeds tekortkomingen zitten; betere bewaking van het niveau van de afgestudeerden, hoewel de commissie hier nog steeds punten voor verbetering ziet; het verbeteren van het personeelsbeleid; de invoering van een kwaliteitszorgsysteem. Het auditteam heeft nu al deze aspecten in de beoordeling betrokken; het resultaat is verwerkt in de voorliggende rapportage.
1.5.
Aanpak
1.5.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de beide betreffende opleidingsvarianten is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs’. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 3
Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleidingsvarianten geldt het volgende. De opleiding CE heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een CE-opleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding CE aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement. Op basis van de door opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van beide opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding CE op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 4
Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van CE, één student, één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’ tevens secretaris vanuit Hobéon Certificering, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding(-en) werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast.
1
Visitatie heeft op 28 september 2007 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 5
Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
2
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 6
1.5.2.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden: Student: Onderwijskundige/ secretaris:
W.L.M. Blomen Prof. dr. B.A. Bakker M. Le Roux M. den Broeder Drs. G. Broers
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding CE noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer Blomen heeft als lead auditor een groot aantal audits geleid in het kader van accreditatie binnen verschillende hoger onderwijsinstellingen. De externe deskundigen, de heren Bakker en Le Roux hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. De heren Bakker en Le Roux hebben op grond van hun ervaring en positie in het vakgebied respectievelijk het werkveld een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het vakgebied en werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van commerciële economie HBO-niveau. De heer Bakker heeft ervaring zowel in het werkveld (onderzoeks- en advieswerkzaamheden binnen het Instituut voor Commerciële Beleidsvorming) als het onderwijsveld (buitengewoon hoogleraar EUR 1986-2005). De heer Le Roux is gespecialiseerd op het terrein van marketing(communicatie) en promotionele activiteiten op de terreinen media en voedingsmiddelen en spirituozen. De deskundige ‘onderwijs’, de heer Broers, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. De heer Broers heeft in zijn vorige en huidige functie een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. De student, de heer Den Broeder, studeert Commerciële economie aan de Hogeschool Utrecht als derdejaars student. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.5.3.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleidingen: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.5.4.
Programma visitatie 28 september 2007
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 7
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen De eindkwalificaties van de opleiding Commerciële Economie (CE), voltijd- en deeltijdvariant, sluiten aan bij de landelijke eindkwalificaties die voldoen aan de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden. De set competenties en de kenmerkende beroepssituaties zijn vastgesteld in overleg met NIMA en staan in lijn met de beroepssituaties die zijn vastgesteld door de European Marketing Confederation. De opleiding CE van Fontys is betrokken geweest bij het opstellen van de landelijke domeincompetenties en de niveaubeschrijving en heeft deze integraal overgenomen. Deze vormen de basis van het curriculum van de opleiding CE. Validatie van deze competenties door het beroepenveld heeft inmiddels plaatsgevonden. Jaarlijks vindt op landelijk niveau een evaluatie van de domeincompetenties plaats. Bij de herijking van het CE-programma in 2002 is het curriculum van beide varianten vernieuwd en is gekozen voor een opbouw van operationeel (propedeuse), tactisch (leerjaar 2 en oriënterende stage) en strategisch (afstudeerfase) niveau. Hierbij volgde de opleiding de landelijke trend. De thema’s van de opeenvolgende projecten zijn ontleend aan het beroepenveld waarin afgestudeerde CE’ers werkzaam zijn. Als daartoe aanleiding is stelt de opleiding CE de competenties bij. De studie wordt zo aangeboden dat tijdens en na de opleiding de student keuzemogelijkheden heeft. Gedurende de studie maakt deze kennis met een breed beroepenveld en kan zich in meer of mindere mate specialiseren in een bepaald beroep. Dit gebeurt via meerdere leerarrangementen die aansluiten bij beroepen die kenmerkend zijn voor het overgrote deel van de posities waarbinnen de startende afgestudeerde marketing- en salesstudenten een plaats vindt. De opleiding biedt studenten de mogelijkheid om gedurende het lesprogramma te kiezen voor de leisure- of de automotivebranche. De opleiding heeft bij het ontwerp van haar voltijd- en deeltijdcurriculum de keuze gemaakt voor een ICT-lijn die als een rode draad door het programma loopt. Voor elk van de leerarrangementen doet de opleiding een inspanning om studenten kennis te laten maken met relevante ICT toepassingen en managementinformatiesystemen. De pré-bilobagroep volgt het curriculum dat in 1998 is ontworpen en in 2002 is bijgesteld na evaluatie. De bilobagroep volgt een voltijd- en deeltijdcurriculum dat is gebaseerd op het document ‘Major Marketing’. De domeincompetenties en de persoonlijk competenties heeft de opleiding apart uitgewerkt in een notitie, ‘major marketing’ en die door het auditteam als adequaat is beoordeeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 8
Op landelijk niveau vindt regelmatig discussie plaats over de domeincompetenties en de daarbij behorende niveaus. Voor de validatie door het werkveld heeft het landelijk overleg het NIMA en het VNO ingeschakeld. Interne controle door de opleiding heeft in januari 2007 geleid tot een aanscherping van de competentiestructuur. Het auditteam heeft de competenties bestudeerd zoals geformuleerd in het document ‘Major Marketing’. Hierna nemen wij ter adstructie een aantal competenties op: initiëren en creëren van producten en diensten, zelfstandig en ondernemend; uitvoeren, interpreteren, toetsen en evalueren van marktonderzoek; vaststellen voor een onderneming van enerzijds de sterktes en zwaktes op basis van een analyse van de interne bedrijfsprocessen en –cultuur, als onderdeel van de waardeketen, en anderzijds van de kansen en bedreigingen op de lokale, nationale en/of internationale markt op basis van relevante nationale en internationale trends; ontwikkelen van marketingbeleid voor een nationaal of internationaal opererende onderneming en het kunnen onderbouwen en beargumenteren van gemaakte keuzes; opstellen, uitvoeren en bijstellen van plannen vanuit het marketingbeleid; ontwikkelen en onderhouden van zakelijke relaties ten behoeve van inkoop, verkoop en dienstverlening; communiceren in meer talen en rekening houdend met culturele verschillen, intern en extern, nationaal en internationaal; leiding geven aan een bedrijf, een bedrijfsonderdeel, bedrijfsprocessen of een project. Daarnaast onderscheiden de CE-opleidingen meer algemene domeincompetenties die betrekking hebben op de volgende kenmerken: multidisciplinariteit en interdisciplinariteit, klantgerichtheid, samenwerken, leidinggeven (het sociale deel van de competentie). De CE-opleiding van Fontys hanteert verder een set opleidingsspecifieke competenties die een voldoende beeld geven van die aspecten (en de uitwerking ervan) waarop de opleiding de nadruk wil leggen. In de documentatie zijn deze competenties verder uitgewerkt. Bijvoorbeeld: commercieel handelen impliceert het kunnen denken en handelen vanuit kansen uit de markt, marktkansen zien én benutten, nieuwe ideeën en activiteiten introduceren en niet bang zijn daarbij ‘op zijn gezicht’ te gaan. De commerciële kanten herkennen van marktkansen in termen van mogelijke opbrengsten en kosten, klantgericht kunnen handelen, onderhandelen en relaties aangaan en ontwikkelen. De CE’er kan aangeven wat een klantrelatie voor de organisatie betekent; toont belangstelling voor de klant, kan zijn eisen en wensen verwoorden en vertalen naar productfuncties. De CE’er kan een meer complex verkoopgesprek voeren, inventariseert onderhandelingsruimte, stelt vragen en doet voorstellen. Op basis van signalen uit het werkveld heeft de opleiding besloten met ingang van het voorjaar een rechtendocent in het CE team op te nemen waardoor het vak Recht extra aandacht krijgt in het curriculum. Een nieuwe aanpak van het vak Engels (Cambridge Business English Certificate) laat nu al een verbetering zien van de beheersing van het Engels, zowel schriftelijk als mondeling. Op initiatief van het CE-team is de FHMM toegetreden tot Bussinet, een Europees netwerk van bijna honderd commercieel economische opleidingen. Daarnaast zijn er de laatste jaren diverse zgn. ‘bilateral agreements” afgesloten onder het Erasmusprogramma van de EU.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 9
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding hanteert opleidingskwalificaties die, waar ontwikkelingen in het beroepenveld dit noodzakelijk maken, regelmatig worden bijgesteld; de opleiding beschikt over goede contacten met het beroepenveld; de opleiding volgt aantoonbaar en nauwgezet de ontwikkelingen in het beroepenveld en heeft op basis hiervan haar visie beschreven op het beroep waarvoor wordt opgeleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 10
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen De landelijk vastgestelde competentieprofielen en domeincompetenties zijn mede gebaseerd op de Dublin descriptoren. Deze descriptoren zijn evenals de generieke HBO-kwalificaties opgenomen in de door de op landelijk niveau opgestelde set competenties. De opleiding CE heeft een additionele set competenties aan de landelijke set toegevoegd. Deze zijn vastgelegd in het document ‘Major Marketing’. Daarnaast heeft de opleiding uit het totaaloverzicht van opleidingscompetenties, domeincompetenties, generieke HBOkwalificaties en de Dublin Descriptoren algemene competenties geformuleerd op het gebied van persoonlijke ontwikkeling/ persoonlijke effectiviteit en op basis daarvan een leerplan opgesteld. In het document ‘Major Marketing’ geeft de opleiding de relatie weer tussen de Dublin descriptoren en de competenties (zie hierna). De competenties zijn per niveau uitgewerkt in prestatie-indicatoren, vastgelegd op zogenaamde competentiekaarten. Bij de niveaubepaling zijn de volgende uitgangspunten gekozen: niveau 1 (hoofdfasebekwaam) is het basisniveau en dient aan het einde van de propedeuse te zijn behaald; niveau 2 (afstudeerbekwaam) is een tussenniveau; niveau 3 (startbekwaam) is het eindniveau. De competenties van de opleiding CE zijn uitgewerkt in competentiekaarten waarop, met de Dublin descriptoren als referentie; de vereiste kennis, vaardigheden en houdingsaspecten per competentie zijn gespecificeerd. De competentiekaarten bevatten niet alleen de prestatie-indicatoren, maar tevens de van de student verwachte kennis, vaardigheden en attituden die voor de bewuste competentie op dat niveau vereist zijn De eisen zijn getoetst aan de hand van de Dublin descriptoren. In het door het auditteam bestudeerde ‘majordocument’ is een schema opgenomen waarin de relatie tussen de Dublin descriptoren en de domeincompetenties voor de opleiding CE op een heldere wijze is weergegeven. Ter adstructie van de wijze waarop de opleiding de competenties en de Dublin descriptoren gekoppeld heeft geven wij de volgende voorbeelden: Kennis en inzicht Kennis van en inzicht in de belangrijkste internationaal-economische vraagstukken tonen; Methodisch en inhoudelijk reflecteren op internationaal-economische vraagstukken en deze vraagstukken methodisch verantwoord analyseren; Internationaal-economische vraagstukken wetenschappelijk aanpakken. Toepassen Initiëren en creëren van producten en diensten; Ontwikkelen van marketingbeleid voor een nationaal of internationaal opererende onderneming en het kunnen onderbouwen en beargumenteren van gemaakte keuzes; Het initiëren, (laten) ontwikkelen, plannen, vermarkten, (laten) uitvoeren, evalueren en managen van evenementen,
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 11
Oordelen Vaststellen voor een onderneming van enerzijds de sterktes en zwaktes op basis van een analyse; van interne bedrijfsprocessen en –cultuur, als onderdeel van de waardeketen, en anderzijds van de kansen en bedreigingen op de lokale, nationale en/of internationale markt op basis van relevante nationale en internationale trends; In staat zijn om producten/diensten van (derde) partijen in te schatten en daarover te onderhandelen. Communiceren Kennis hebben van de procesgangen/werkwijzen binnen de branche In staat zijn om artistieke/creatieve processen naar tijd/inspanningen/financiën te plannen en te begeleiden; Communiceren in meerdere talen en daarbij rekening houdend met culturele verschillen; Ontwikkelen en onderhouden van zakelijke relaties ten behoeve van inkoop, verkoop en dienstverlening. Lerend vermogen Weten hoe kennis te actualiseren; Aansturen van de eigen ontwikkeling; Creëren en signaleren van kansen en het uit eigen beweging ondernemen van actie.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observatie: de opleiding heeft op inzichtelijke en daarmee goed toetsbare wijze de relatie uitgewerkt tussen de competenties en de eisen, geformuleerd in de vorm van de Dublin Descriptoren, die gesteld worden aan een bachelor CE-opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 12
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen De eindkwalificaties van CE zijn ontleend aan beroepsprofielen/competenties van het relevante beroepenveld van de afgestudeerde Bachelor of Commerce. De Bachelor of Commerce voldoet aan de kwalificaties voor het niveau van de beginnende marketeer. De volgende taken zijn het uitgangspunt geweest voor het pré-biloba curriculum CE. Wij merken op dat dit takenpakket aantoonbaar tot stand is gekomen na overleg tussen de opleidingen en het beroepenveld. Zo zijn er gespreksverslagen bestudeerd van de gesprekken met vertegenwoordigers uit het beroepenveld die geleid hebben tot het beroepsprofiel en de competenties van CE. Een overzicht van de zogenaamde beroepstaken daterend uit 2001: onderzoeken en analyseren; plannen opstellen, controleren en evalueren; relatiebeheer en marketinguitvoer; communiceren en adviseren; werken in een organisatie; professionaliseren; ondernemen en innoveren; ICT & Marketing/Sales; internationaliseren. De meer recentelijk (december 2005) vastgestelde set competenties van de Bachelor of Commerce laten zien dat aansluiting is gezocht bij het beroepenveld ‘marketing en sales’. Het beroepenveld wordt in het landelijk overleg vertegenwoordigd door de NIMA. Samen met deze beroepsvereniging is een set van competenties ontworpen. Er heeft tevens een validatie plaatsgevonden door de VNO en MKB Nederland. De competenties zijn ook gecontroleerd aan de hand van de competenties die door de European Marketing Association zijn vastgesteld. In de documentatie geeft de opleiding CE aan dat men streeft naar een brede aanpak. Een zo breed mogelijk aanbod van zogenaamde “leerarrangementen”, afgeleid van de beroepen waarin de CE’er werkzaam zal zijn en op het niveau van de startende beroepsbeoefenaar. De desbetreffende beroepssituaties worden via de leerarrangementen binnen de major Marketing aan de student aangeboden (zie facet 2.1). De domeincompetenties zijn door de opleiding op drie niveaus beschreven. Ieder niveau geeft de fase aan in de opleiding waar de student zich bevindt. In de eerste fase (de propedeutische fase) wordt niveau 1 aangeboden in de leerarrangementen. Iedere beroepssituatie is gekoppeld aan een specifiek CE-beroep en vertaald naar één of meerdere leerarrangementen behorende bij het desbetreffende beroep (en dus beroepssituatie).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 13
De adviezen van De Raad van Advies (zie hierna) van de opleiding CE en de alumnivereniging hebben een bijdrage geleverd aan de discussie die geleid heeft tot de vaststelling van de eindniveaus van de Bachelor of Commerce CE. Het advies werd overgenomen en heeft geleid tot de nu algemeen aanvaarde set van niveaus. De opleiding CE heeft gedurende de afgelopen jaren de via het FHMM kwaliteitssysteem verkregen verbeteradviezen in haar curriculum verwerkt. De Raad van Advies van de opleiding bestaat uit een voorzitter, de directeur van HK Management, vijf leden afkomstig uit het werkveld (waaronder de operations directeur van Atos Origin en de directeur van de Stichting City Dynamiek Eindhoven) alsmede de directeur en de adjunct directeur van FHMM. De Raad van Advies geeft de opleiding advies over ontwikkelingen in het werkveld die in de opleiding CE een plaats verdienen. De opleiding beschouwd de raad van Advies daarnaast als een sparringpartner ten behoeve van de actualiteit van het gehele onderwijsprogramma. In de documentatie heeft de opleiding verder de verschillende beroepsrollen van de CE’er beschreven. Dit is gebeurd na uitvoerig onderzoek bij alumni en een aanvullend eigen advertentieonderzoek. De opleiding heeft een tiental rollen benoemd welke dienen als gemeenschappelijk chassis voor alle major marketing opleidingen binnen Fontys. Ter adstructie van de wijze waarop de hogeschool dit gedaan heeft geven wij hierna twee voorbeelden: de marketingmanager (MM) herkent signalen of trends in nationale of internationale markten en handelt vanuit een visie. De MM weet daaruit het marketingbeleid te bepalen en vast te leggen in een (marketing)plan en/of afgeleide andere plannen. Binnen dit beleid moet hij belangrijke beslissingen nemen en de voortgang van de plannen bewaken. Hij is verantwoordelijk voor de realisatie van de marketingdoelstellingen, waardoor hij onder druk presteren moet, om opgestelde targets te halen. Hij kan een team (uit diverse disciplines) aansturen en relevante externe contacten onderhouden. de marktonderzoeker heeft een adviserende functie. Zijn adviezen geven richting aan het marketingbeleid van een organisatie en zijn daarom van strategisch belang. Hij is in staat om diverse methoden en technieken van onderzoek toe te passen en op hun waarde te schatten. De onderzoeken kunnen betrekking hebben op de markt, maar ook op de marketinginstrumenten. De marktonderzoeker moet in staat zijn de opdracht zelf uit te voeren of de opdracht te delegeren. Hij kan de vraag naar onderzoek correct verwoorden, beschikt over een analytisch vermogen en kan op basis van de gegevens de conclusies en aanbevelingen helder presenteren. De presentatie kan zowel in de vorm van een rapport als mondeling geschieden, waarbij gebruik wordt gemaakt van moderne presentatietechnieken. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties zijn mede ontleend aan het door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel van Commerciële Economie; uit de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke doelstellingen wordt het niveau van de beginnende CE’er helder en goed geformuleerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 14
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het onderwerp ”Doelstelling Opleiding” voor beide varianten van de opleiding Commerciële economie als voldoende op grond van de volgende observaties: de opleiding in voldoende mate zicht heeft op de ontwikkelingen in het werkveld en dit inzicht qua thematiek en diepgang in voldoende mate vertaald heeft naar opleidingsdoelstellingen waarbij het werkveld in landelijk en regionaal verband betrokken is; de opleiding voldoende relaties heeft met het (regionale) werkveld, waardoor studenten de gelegenheid wordt geboden in ruime mate al tijdens de opleiding met het CE-beroepenveld kennis te maken. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Acrreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel de drie facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.1 onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 15
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen Er is binnen de opleiding gekozen voor een geïntegreerd onderwijsprogramma waarbij sprake is van integratie tussen theorie en praktijk, tussen vakgebieden en tussen kennis, vaardigheden en attitudes. Per semester wordt het onderwijs gekoppeld aan een thema, waarbij een beroepsgeoriënteerd project de integratie tussen theorie en praktijk en tussen verschillende vakdisciplines realiseert. De onderwijsmodules sluiten zoveel mogelijk aan op het thema en op het project. Binnen het project passen studenten toe hetgeen ze bij andere modules hebben geleerd. Het projectonderwijs leent zich tevens goed voor de ontwikkeling en toetsing van beroepsvaardigheden en beroepsattitudes. Studenten hebben de gelegenheid om stage te lopen in het buitenland. Enkele studenten doen dit ook maar het zijn toch met name studenten IBMS die uiteindelijk kiezen voor een internationale stage. Wat betreft de actualiteit van het studieprogramma blijkt uit de documentatie het volgende: de opleiding streeft ernaar zoveel mogelijk actuele vakliteratuur t.b.v. de kennisontwikkeling van de student aan te bieden. Enkele docenten van de opleiding hebben op het gebied van consumentengedrag, marketing, e-business, statistiek, onderzoek en bedrijfseconomie eigen onderwijsliteratuur geschreven. Een deel van de vakliteratuur is Engelstalig, om aan te sluiten bij het internationale kennisniveau en om oriëntatie van studenten op het buitenland mogelijk te maken; kennisverwerving en de ontwikkeling van beroepsvaardigheden vinden plaats in interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek, inclusief de actuele ontwikkelingen in het vakdomein; de opleiding zorgt voor kennisontwikkeling die van passend niveau en actueel is. De studenten verwerven een samenhangende set kennis, vaardigheden en attitudes op hbo-niveau, die relevant is voor de beroepspraktijk; de opleiding kenmerkt zich door sterke oriëntatie op het bedrijfsleven o.a. via opdrachten voor externe opdrachtgevers. In vrijwel elk project voeren de studenten toegepast onderzoek uit. Per lesperiode staat een bepaalde beroepsrol centraal, waaraan het lesaanbod en de opdrachten gekoppeld zijn. Het niveau van de opdrachten is afhankelijk van het studiestadium; het thema de Exportmanager wordt geheel Engelstalig aangeboden en getoetst. Studenten krijgen verder de mogelijkheid in plaats van de oriënterende bedrijfsstage gedurende een semester aan een buitenlandse universiteit of hbo-instelling te studeren en daar de vereiste EC’s te verwerven; studenten voeren in het zesde semester onder leiding van een gespecialiseerd bureau een praktijksimulatie uit.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 16
Het auditteam heeft leerarrangementen bestudeerd waaronder het ‘Leerarrangement 1, de ondernemende manager. Recht’. Dit wordt gedoceerd door twee juristen. Bij dit Leerarrangement gaat om het uitvoeren van een marktonderzoek en het opzetten van een mini onderneming. In beide gevallen zijn er juridische aspecten in het geding waar studenten kennis van moeten hebben en mee moeten kunnen werken. In het Leerarrangement is een opsomming opgenomen van de lessen (de arbeidsovereenkomst, de rechtsvormen, de productwetgeving, intellectueel eigendomsrecht en bestuursrecht) en is de literatuur beschreven. De opleiding besteedt aandacht aan de Engelse taal. Dit gebeurt o.a. door middel van het onderdeel ‘Negotiations. Doing business abroad”. Hierin wordt onder andere ingegaan op ‘the language of meetings’ en krijgt de student de gelegenheid de Engelse taal te oefenen op de terreinen ‘meetings and negotiations’. In het studieprogramma is ook Engelstalige literatuur opgenomen, zo constateert het auditteam. De opleiding kent twee stages: de oriënterende stage in semester 5 en de afstudeerstage in semester 8. Deze stages zijn in de opleiding ingebouwd om de studenten optimaal te laten kennismaken met het beroepenveld. Na onderzoek bij alumni en werkgevers van alumni is het onderwijsaanbod op salesgebied geïntensiveerd en is hiervan een speerpunt binnen de opleiding gemaakt. Vraaggericht onderwijs maakt de opdrachtgevers mede eigenaar van de studie-inhoud. FHMM heeft onder andere met Konica Minolta, Philips en Rabobank Nederland samenwerkingsverbanden. Deze leiden tot het bieden van stageplaatsen, het opzetten van bedrijfsopdrachten, job offers en het verzorgen van gastlessen van de ene kant, en begeleiding van projecten en verzorging van in company trainingen aan de andere kant. De FHMM (waarvan CE deel uit maakt) heeft een actieve alumnivereniging opgestart: FAME. Leden van FAME treden op als gastspreker en assessor, en verzorgen p.r. activiteiten voor CE. Het accountmanagement van FHMM is verantwoordelijk voor de Fontys Student Consultancy Group. Studenten die de Leisure- of Automotive afstudeerrichtingen volgen krijgen de gelegenheid om deel te nemen aan excursies, krijgen les van gastsprekers die in de regel werkzaam zijn in het bedrijfsleven op posities die (op termijn) binnen het bereik liggen van de studenten. In het biloba-onderwijs wordt de student verplicht gebruik te maken van een literatuurlijst. In het bilobaonderwijs worden leerarrangementen aangeboden. Tijdens een dergelijk leerarrangement staat een kenmerkende beroepssituatie centraal. De studenten voeren opdrachten uit die bij de beroepssituatie horen en kunnen daarbij de competentie ontwikkelen die bij de beroepssituatie hoort. Studenten werven vaak zelf deze opdrachten. Voor de deeltijdvariant geldt dat de student een relevante werkplek dient te hebben. De deeltijdstudent wordt geacht dezelfde beroepscompetenties op te doen als de voltijd student. In de praktijk blijkt dat een student veelal werkzaam is in een omgeving waarin hij in staat is deze competenties ook te verwerven. De opleiding toetst of de werkplek van de student wat niveau en mogelijkheden voldoet aan de eisen die de opleiding stelt. Belangrijk in dit verband is de constatering dat het deeltijdprogramma de werkomgeving van de student als een van de uitgangspunten hanteert bij de programmering van het binnenschools curriculum. Studenten brengen hun eigen werkervaring in als professionele vraagstukken die vervolgens door de opleiding worden vertaald in studieopdrachten, leidend tot een realistisch beroepsproduct. Op deze wijze vindt er met betrekking tot de kennisontwikkeling en -toepassing door het hele programma heen en op concreet niveau een herkenbare en, naar het oordeel van het auditteam, voldoende interactie plaats tussen werkveld en opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 17
Voor de deeltijdvariant geldt verder dat NIMA cursussen een belangrijk integraal onderdeel vormen van de studie CE: deze zijn vaak bekend bij de groep potentiële instromers en hun werkgevers. In de documentatie beschrijft de opleiding het vierjarige deeltijdcurriculum. Uit de beschrijving in de documentatie van deze ‘beroepssituaties’ blijkt dat deze gekoppeld zijn aan een praktijkopdracht. Het auditteam constateert dat de deeltijdvariant sterk gerelateerd is aan de praktijk. Zo staat het eerste studiejaar in het teken van de beroepssituaties rond de marketingassistent en de marktonderzoeker, het tweede staat de salesmanager en de informatiemanager centraal, het derde jaar de marketingmanager, de marketingcommunicatiemanager en exportmanager. Tenslotte, in het vierde jaar staan de beroepssituaties rond de accountmanager, de productmanager en consultant centraal. In dit laatste jaar maken de deeltijdstudenten op basis van het marketingplan uit het derde studiejaar een accountplan voor een grote klant. Zij houden een verkooppresentatie voor hun medestudenten en voeren een onderhandelingsgesprek met de docent. Bij het vak recht in het vierde jaar dienen studenten de juridische implicaties aan te geven van de door hen gekozen marketingstrategie en marketinginstrumenten. Alumnionderzoek heeft uitgewezen dat zij thans vooral gebruik maken van hun kennis van marketing, sales, marktonderzoek en communicatie. Wat betreft persoonlijke vaardigheden zien alumni graag meer aandacht voor het omgaan met collega’s, ondernemingszin en onderhandelingskracht, zaken die in het bilobaonderwijs meer aandacht krijgen dan voorheen. Wat betreft de lectoren is het auditteam het volgende gebleken. Lectoren dienen met name nieuwe terreinen van het vakgebied te traceren en te implementeren in het onderwijsprogramma en tevens het toegepaste onderzoek op een hoger kwaliteitsniveau te brengen. De aanwezige (part time) lector en de associate-lector rekenen dit inderdaad tot hun taak, maar staan pas aan het begin van hun werkzaamheden. Daarbij is de inbedding van de lector in het onderwijs naar de mening van het auditteam voor het management een belangrijk aandachtspunt. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het programma van de voltijd- en deeltijdopleiding biedt via de praktijkonderdelen en via de stages en de afstudeerfase aan de student zeer ruime mogelijkheden om zijn kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de gebruikte vakliteratuur en het studiemateriaal zijn exemplarisch voor het CE-domein. De opleiding besteedt aantoonbaar en in voldoende mate aandacht aan de Engelse taal; de programma’s voor de deeltijdvariant staan aantoonbaar en rechtstreeks in verband met de praktijkervaring van de deeltijd student.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 18
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen Uit de documentatie blijkt dat de opleiding drie uitgangspunten heeft geformuleerd die als volgt zijn samen te vatten: de inhoud van het programma is afgestemd op door het landelijk CE-overleg vastgelegde eindkwalificaties (domeincompetenties). De eindkwalificaties omvatten de kenmerkende beroepssituaties en liggen op het niveau van de startende beroepsbeoefenaar. per competentie zijn prestatie-indicatoren geformuleerd. De prestatie-indicatoren vormen de basis voor de leerdoelen van de leerarrangementen. de leerarrangementen zijn gebaseerd op de kenmerkende beroepssituaties/rollen. De thans geldende eindkwalificaties van het landelijk opleidingsprofiel CE en de HBO-kwalificaties zijn leidend geweest voor de bepaling van de leerdoelen van de onderwijsprogramma’s. Ze dienden als uitgangspunt voor inhoudelijke sturing. De segmentering van de eindkwalificaties in het landelijk opleidingsprofiel CE was daarbij een hulpmiddel om het curriculum vorm te geven, ervoor zorg te dragen dat alle kwalificaties in alle segmenten met voldoende nadruk aan bod kwamen in de opeenvolgende studiejaren. De doelen van de onderwijsprogramma’s zijn beschreven in de projecthandleidingen. Het accent in de profilering van de CE-opleiding (Sales en ICT) is niet duidelijk herkenbaar in het programma. Vraag is overigens of op deze onderwerpen een echte profilering van een opleiding op Hbo-niveau mogelijk is. Ieder programmaonderdeel is gericht op het verwerven van een of meer deelkwalificaties waaraan individueel of in groepsverband wordt gewerkt. Een deel van de programmaonderdelen per studiejaar levert een product op dat direct gerelateerd is aan en relevant is voor de beroepspraktijk. Op basis daarvan is het auditteam van mening dat de eisen waaraan deze beroepsproducten voldoen, anticiperen op de eisen die in het beroepenveld worden gesteld. Daarmee wordt in het curriculum een direct en voldoende zichtbaar verband gelegd tussen de inhoud, het niveau en de oriëntatie van de te onderscheiden programma’s enerzijds en de CE-eindkwalificaties anderzijds. Analyse van het deeltijdprogramma laat zien dat het hierboven gestelde ook op deze variant van toepassing is. Het belangrijkste verschil tussen de voltijdopleiding enerzijds en de deeltijdopleiding anderzijds ligt in het feit dat de voltijdopleiding in het binnenschools curriculum praktijkgerelateerde opdrachten kent, terwijl in de deeltijdopleiding studenten de praktijkgerelateerde opdrachten voor een belangrijk deel binnen de eigen werkplek moeten uitvoeren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 19
Om competenties op een voldoende niveau te bereiken, dienen studenten bij verschillende studieonderdelen (‘The chocolate factory’, ‘Sponsorship’, ‘Changing names’) een bepaalde functie te vervullen (bijvoorbeeld: chief executive, marketing manager, plant manager, etc). Op deze wijze integreert de student de vakinhoudelijke kennis. Voor het pré-biloba curriculum geldt dat de inhoud en de werkvormen gericht zijn op het verwerven van eindkwalificaties. In de documentatie geeft de opleiding een overzicht van de relatie tussen (eind)kwalificaties, leerdoelen en onderwijsinhouden. De leerdoelen zijn gegroepeerd en worden in thema’s aangeboden. Het totale curriculum telt acht semesters. Het propedeusejaar was een FHMM algemeen jaar. Daarna begon de hoofdfase. De binnenschoolse semesters zijn verdeeld in twee thema’s. Per thema is voor studenten een themaboek voorhanden, ook voor de oriënterende stage (semester 5) en de afstudeerstage (semester 8). In de beschrijvingen zijn leerdoelen, onderwijsvormen en wijze van toetsing in detail uitgewerkt. De relatie tussen doelstellingen en inhoud van de major marketing staan voor het nieuwe biloba curriculum beschreven in het document ‘Major marketing’. In elke periode van 10 weken staat een leerarrangement (bijvoorbeeld ‘De ondernemende manager’) centraal met duidelijk herkenbare vakinhoudelijke en persoonlijke kwalificaties rond een beroepsrol. Tijdens drie competentie-examens wordt gemeten of studenten de vereiste competenties van het desbetreffende niveau hebben behaald. De bewijsstukken van de competenties zijn te verwerven via de major en twee minoren, maar kunnen ook extern verworven zijn. Handleidingen voor elk van de drie competentie-examens bevatten de prestatie-indicatoren per competentie, geven aan wat aanbevolen bewijsstukken zijn en binnen welk leerarrangement deze te behalen zijn. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft de verschillende studieonderdelen zo concreet beschreven dat de relatie tussen de landelijk geldende competenties en de specifieke kernformuleringen en doelstellingen goed zichtbaar is; vaststelbaar is dat de opleiding zich richt op de landelijk overeengekomen competenties; analyse van het studieprogramma laat zien dat de opleiding CE deze gerichtheid ook op het niveau van het programma op een geïntegreerde en consistente wijze heeft uitgewerkt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 20
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen De voor de opleiding CE geldende algemene HBO-competenties en specifieke beroepscompetenties op het terrein van CE zijn ontleend aan het landelijk vastgestelde competentieprofiel. De eisen die aan een afgestudeerde HBO’er op het terrein van CE worden gesteld, heeft de opleiding beschreven in een onderling samenhangende set competenties. De opleiding geeft in de door het auditteam bestudeerde beschrijving van de verschillende studieonderdelen aan, welke relatie het betreffende studieonderdeel heeft met andere studieonderdelen van de opleiding. De samenhang wordt gerealiseerd door structurele afstemming van de inhoud van de lesprogramma’s op de eindkwalificaties. De inhoud ontwikkelt zich van breed en inleidend naar specifiek en verdiepend; en van beperkt vraaggericht met groepsopdrachten naar vraaggericht met individuele uitvoering. Omdat het studieprogramma vanuit beroepsvaardigheden is ontwikkeld, sluiten de theorie- en de praktijkcomponent van de CE-opleiding voldoende op elkaar aan. Het auditteam constateert verder dat de opleiding de verschillende studieonderdelen zo concreet beschreven heeft, dat de relatie tussen de landelijk vastgestelde competenties en de specifieke doelstellingen inzichtelijk is gemaakt.
De meer vakinhoudelijke samenhang heeft zowel betrekking op de horizontale samenhang als op de verticale samenhang, waarbij sprake is van een over de jaren toenemende complexiteit. Bestudering van de kerncompetenties en de hiervan afgeleide onderwijsinhoud laat zien dat de deelkwalificaties of doelstellingen op verschillende niveaus geformuleerd zijn, van een meer oriënterend niveau via het reproductieniveau naar het productieniveau. Uit de bestudering van de documentatie door het auditteam is gebleken dat de vormgeving van de modules uitgaat van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij deze de verworven kennis dient te activeren (verticale samenhang van eenvoudig naar complex). De samenhang binnen het voltijd- en deeltijdprogramma wordt zowel inhoudelijk als didactische bereikt via de afstemming van de diverse werkvormen. De werkvormen zijn voldoende helder beschreven in de documentatie, i.c. de programmabeschrijving. In de studiewijzer vindt de student onder ‘aansluiting bij andere modules’ informatie over de relatie tussen de verschillende studieonderdelen. Er is sprake van een trapsgewijze opbouw van het CE-programma die aansluiting biedt bij het ontwikkelingsproces van de student. Dit wordt, zo blijkt uit de documentatie, op de volgende wijze uitgewerkt: de propedeutische fase van de opleiding CE is vooral oriënterend. De student werkt alleen of in een groep aan een opdracht. De student doet voldoende vakinhoudelijke kennis op om tot de tweede fase van de studie toegelaten te worden. in de volgende fase is er sprake van verdieping. Tijdens deze periode is er sprake van een interactie tussen theorie en praktijk waarbij, zo blijkt uit de documentatie, de handelingsbekwaamheid in een commerciële omgeving steeds centraler staat. uiteindelijk functioneert de student steeds vaker op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. De ontwikkeling van de student is daarbij gericht op het voldoen aan de eisen die vanuit de
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 21
beroepspraktijk aan hem worden gesteld. Met dit niveau is de student voorbereid op de uitoefening van een startersfunctie. Zo begint de student de propedeuse als marketingassistent. Op afstudeerniveau bereikt men het niveau van de marketingmanager. Daarmee is tevens een voorbeeld gegeven van een meerjarige leerlijn. Voor de salesmanager en de marktonderzoeker bestaat dezelfde opbouwsystematiek. Het programma loopt van breed en inleidend met vooral groepsopdrachten naar complexe vraagstukken tot op individueel niveau op te lossen bedrijfsvragen. De meer op het individu gerichte leerlijn, met colleges en tentamens, sluit aan bij de projecten en de beroepsrollen die in een CE-leerarrangement centraal staan en loopt daarmee automatische eveneens van inleidend naar complex. Voor het curriculum geldt dat de inhoudelijke samenhang in het studieprogramma geborgd is door de geleidelijke opbouw in de moeilijkheidsgraad en de toepassing van samenhangende leerlijnen per thema. In het eerste jaar worden de basisconcepten van het vakgebied CE behandeld. In de tweede fase (semesters 3, 4 en 5) is er meer aandacht aan de tactisch/operationele aspecten, terwijl in de laatste fase de strategische elementen aan bod komen met persoonlijke vaardigheden als leidinggeven en draagvlak creëren. Uit de documentatie is duidelijk afleidbaar dat de propedeuse een verkennende fase is. De tweede fase van de studie wordt afgesloten met een oriënterende stage met overwegend operationeel/tactische opdrachten en de studie (afstudeerfase) wordt afgesloten met een ‘meesterproef’ waarin strategische elementen een hoofdrol vertolken. De inhoud van de thema’s volgt ook deze lijn. De samenhang in het programma komt mede tot stand door de projecten, waarbinnen de theorie en de vaardigheden worden toegepast. Volgens 88% van de pré-biloba studenten vormen de thema’s een samenhangend geheel. De samenhang tussen studie en de opdracht voor de oriënterende stage wordt gewaardeerd. De student zegt bij het bedrijf het geleerde in praktijk te kunnen brengen en de theorie goed naar de concrete praktijksituatie te kunnen vertalen. Evaluaties laten zien dat de samenhang van het biloba curriculum door studenten als voldoende wordt gewaardeerd: studenten zijn over de aansluiting tussen theorie en praktijk in grote lijnen positief. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de relatie tussen de leerdoelen van het programma en de beroepspraktijk is in het studieprogramma terug te vinden; de horizontale samenhang binnen het programma is duidelijk aanwezig waarbij programmaonderdelen er op gericht zijn student de gewenste beroepsvaardigheden te laten ontwikkelen; de verticale opbouw van het curriculum wordt door de opleiding geborgd doordat leerdoelen en opdrachten telkens terugkomen en daarbij toenemen in complexiteit.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 22
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen De opleiding past diverse meetinstrumenten toe om na te gaan in hoeverre het studieprogramma studeerbaar is. Klankbordbijeenkomsten bieden over de studeerbaarheid en de organisatie een overwegend positief beeld. Uit evaluaties is gebleken dat de studielast in de propedeuse omhoog kan: met ingang van het huidige studiejaar, 2007/2008, is er sprake van een ‘aanzienlijk hogere’ studielast. Studenten moeten aan het einde van het eerste jaar 60 ECTS hebben gehaald. Dat betekent voor de propedeusestudenten een hogere werkdruk dan voorheen. In algemene zin constateert het auditteam dat het studieprogramma voor hbo-studenten goed te doen is. Voor ieder studieonderdeel van de opleiding CE beschikt de student over voldoende informatie, onder andere terug te vinden in de programmabeschrijving in de studiegids. De wijze waarop de opleiding is opgezet komt uitgebreid aan bod waarbij de curricula inhoudelijk beschreven worden. Ook de praktijkcomponent wordt beschreven. Uit de bestudering van de documentatie blijkt verder, dat tijdens de opleiding aandacht besteed wordt aan een zelfstandige studiehouding, aan studiebegeleiding en aan studieadvisering. In dit verband heeft het auditteam ook sheetpresentaties bestudeerd die docenten gebruiken tijdens hun lessen. Hieruit is gebleken dat studenten expliciet gewezen wordt op aspecten die gerelateerd zijn aan de studielast zoals het moeten voorbereiden van de lessen, actieve participatie tijdens de lessen, de wijze waarop de docent de colleges heeft gestructureerd en de consequenties hiervan voor het studiegedrag van de student. De verantwoordelijkheid voor de studie en het leren komt naarmate de student vordert in zijn studie steeds meer bij de student zelf te liggen. Deze stuurt zijn eigen studie (competentieontwikkeling) en loopbaan, aansluitend bij zijn behoeftes, vermogens en interesses. Deze zelfsturendheid is een belangrijke vereiste voor het goed functioneren in de vaak complexe beroepspraktijk waar de CE’er al vroeg tijdens zijn studie mee geconfronteerd wordt. In de documentatie is beschreven wat de opleiding van de student verwacht op het gebied van kennis, vaardigheden en houding. Per studieonderdeel is een korte beschrijving gegeven van de inhoud, de toetsing, de literatuur, de werkvorm, de wijze van begeleiding (indien van toepassing) en de beoordeling. Het auditteam constateert op basis van de bestudeerde documentatie dat de student bij aanvang van de verschillende studieonderdelen beschikt over voldoende gestructureerde informatie. De opleiding heeft het curriculum dusdanig ingericht dat het programma studeerbaar is. Het beleid voor de studeerbaarheid kent de volgende uitgangspunten: de studielast bedraagt gemiddeld 40 uur per week; de studieduur bedraagt vier jaar voor normstudenten. Voor instromers, reeds in het bezit van bepaalde competenties, is een versneld traject mogelijk (VWO/MBO); het curriculum is zo opgebouwd dat de studielast evenwichtig wordt verdeeld. Evaluatiegegevens van de opleiding laten zien, en gesprekken met studenten door het auditteam bevestigen dit, dat de studeerbaarheid van de opleiding door studenten als voldoende wordt ervaren. Wel geven studenten aan dat er sprake is van duidelijke pieken in de studielast.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 23
Het auditteam heeft een overzicht bestudeerd waarop het gemiddeld aantal contacturen per week vermeld is. Hieruit blijkt dat het aantal contacturen de eerste beide semesters 17-18 uur bedraagt. In het derde en vierde semester ligt het aantal contacturen tussen 23 en 29 uur. In het zesde semester (in het vijfde semester lopen studenten stage) bedraagt het aantal contacturen 15-19 uren en in het zevende semester 18 tot 22 uur. Uit evaluaties blijkt verder dat de studielast fluctueert over de verschillende studieperioden van 30-40 uren studie per week. De opleiding geeft aan dat de propedeusefase in termen van studiebelasting zwaarder zou kunnen. De norm voor de nominale studielast bedraagt 60 ECTS per studiejaar. Een studiejaar is verdeeld in twee semesters, een (binnenschools) semester is verdeeld in twee perioden. Iedere periode wordt een thema aangeboden van 15 ECTS. Tentamens worden afgenomen in weken zonder lesverplichtingen. Er zijn vier toetsperioden per jaar. Informatiebrochures van thema’s bevatten een studie- en activiteitenplanning. Daarin staat aangegeven op welke momenten welke (project) producten moeten worden opgeleverd, wat de ondersteunende lessen en trainingen zijn, en op welke vormen van studiebegeleiding men mag rekenen. Op basis hiervan wordt de student geacht in toenemende mate zijn eigen studieplanning te kunnen maken, waarbij hij wordt ondersteund door de studieloopbaanbegeleider. Het auditteam constateert na bestudering van de documentatie, in het bijzonder de competentiekaarten, dat de student in voldoende mate op de hoogte is van de verschillende prestatie-indicatoren of beoordelingscriteria per studieonderdeel. Hier is bijvoorbeeld aangegeven dat de student zelfstandig een businessplan moet opstellen, een strategie moet bepalen voor de waarborging van de continuïteit van een onderneming door middel van innovatie en zelfstandig een marktanalyseplan moet opstellen. Informatiebrochures van leerarrangementen stellen studenten in staat hun eigen planning te maken. Digitale rooster- en tentamenplanning zijn via intranet beschikbaar. Studenten kunnen een beroep doen op Fontys-brede voorzieningen voor gehandicapten en dyslectici. Daarnaast zijn er een vertrouwenspersoon, een psycholoog en het decanaat. Ook beschikt de hogeschool over een regeling, de FOS-regeling, voor studenten die recht hebben op een financiële ondersteuning bijvoorbeeld omdat de studie is uitgelopen, en zij daardoor in problemen dreigen te komen. Wat betreft de deeltijdvariant geldt het volgende. Door de combinatie van werken en leren hebben de deeltijdstudenten minder contacturen dan de voltijdstudenten. Naast de contacturen op de opleiding verrichten de deeltijdstudenten veel zelfstudie, ook op het werk. De opleiding wijst er in de documentatie op dat deeltijdstudenten in de praktijk meestal minder tijd nodig hebben om zich de vereiste kennis, vaardigheden en houding eigen te maken dan de gemiddelde voltijdstudent.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de studiebelasting wordt consequent en systematisch geëvalueerd. Indien de studielast te hoog of te laag is, dan besteedt de opleiding hier aantoonbaar aandacht aan en worden maatregelen genomen; studenten worden in voldoende mate geïnformeerd over de studielast, zowel mondeling als schriftelijk, waarbij de opleiding hecht aan zelfstandige planningsvaardigheden van de student (zie ook facet 2.5).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 24
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen De opleiding heeft in de Onderwijs en Examenreglement de instroomeisen vermeld. De inhoud van het programma sluit voor de startende student aan bij minimaal het havo-niveau en wat didactiek betreft aan bij het voortgezet onderwijs. Met iedere student die een afwijkend voortraject heeft doorlopen worden speciale afspraken gemaakt. Voor potentiële studenten zijn instroomeisen geformuleerd. Voor VWO’ers en MBO’ers bestaat de mogelijkheid een verkort propedeuseprogramma te volgen. Voor studenten die niet binnen de kaders van de formele instroomeisen vallen wordt aan de hand van intakegesprekken en bewijsstukken bepaald of zij een aangepast traject kunnen volgen en hoe hun traject eruit zal zien. Om toelaatbaar te zijn tot het hbo met een mbo-achtergrond, dienen studenten een middenkaderopleiding of specialistenopleiding (kwalificatieniveau 4) gevolgd hebben. Hoewel elk diploma op niveau 4 recht geeft op toelating, sluiten bepaalde vooropleidingen beter aan op de gekozen hbo-bacheloropleiding dan andere, zo laat de opleiding potentiële instromers weten. Er worden geen vrijstellingen verleend. Wel kunnen studenten competenties die zij eerder of ergens anders hebben verworven als bewijs kunnen inbrengen in het portfolio. Tijdens een competentie-examen kun ze vervolgens aantonen of en op welk niveau zij over de te beoordelen competenties beschikken. Voor een competentie-examen dient de student contact op te nemen met de instroomcoördinator van de CEopleiding. Dit competentie-examen is uitgebreid beschreven in de documentatie: hoe verloopt het competentie-examen, wat toetst het competentie-examen en de data wanneer het mogelijk is voor studenten een competentie-examen af te leggen. Het examen zelf ziet er als volgt uit: de domeincompetenties worden via een portfoliocheck door de assessoren beoordeeld. Voor niet behaalde onderdelen wordt het aantal studiebelastingsuren bij elkaar opgeteld. De persoonlijke competenties worden getoetst via een performance assessment, dat een combinatie is van een oordeel over de presentatie, een criteriumgericht interview, een portfoliocheck en een ontwikkelingsgericht interview. De assessoren bekijken het portfolio en overleggen met elkaar van welke competenties het bewijs goed is onderbouwd en van welke competenties het bewijsmateriaal toelichting behoeft. De assessoren ondervragen de student over de competenties die naar hun inzicht toelichting behoeven. De assessoren ondervragen de student over de persoonlijke competentie ‘leren leren’. Het assessmentcenter is verantwoordelijk voor een goed verloop van de competentie-examens. Dit betekent o.a. zorgen voor goede procedures en richtlijnen, inzetten van assessoren en data plannen. Tevens moet dit center het externe bewijsmateriaal beoordelen. De studievoorlichting wordt op alle open dagen geëvalueerd en teruggekoppeld. De hogeschool houdt jaarlijks zogenaamde exitinterviews onder studenten die met hun studie zijn gestopt. In het exitonderzoek sept. 2006/feb. 2007 geven studenten aan vooral te zijn gestopt omdat de lessen niet bevielen of omdat de opleiding te moeilijk was of teveel tijd kostte. Veel afvallers hebben moeite met aanpassing aan de HBOorganisatie en de zelfstandigheid die van hen verwacht wordt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 25
De opleiding merkt op dat men bij de keuze van de werkvormen rekening houdt met instromende studenten die in kennis en vaardigheden van verschillend ingangsniveau kunnen zijn en niet zijn voorbereid op zelfstandig handelen binnen het leerproces. In het kader van kwaliteitszorg is onlangs een rendementsanalyse gehouden om de noodzaak van aansluitingverbetering te onderzoeken. In april is er met het ROC Eindhoven een overleg geweest waarin de aansluitingsproblematiek besproken is. In het kader van continue verbetering heeft de FHMMopleidingscommissie aangekondigd onderzoek te gaan doen naar verwachtingen van propedeusestudenten. Dit kan leiden tot aanpassing van het beleid. Twee CE-studenten werken aan afstudeerscriptie met keuzecriteria CE-opleidingen in Noord Brabant als onderwerp. De resultaten kunnen aanleiding zijn voor eventueel nieuw beleid. Voor de deeltijdopleiding geldt dat de aansluiting met de werksituatie essentieel is. Het curriculum is daarop gebaseerd. Zo dienen studenten, als ze aan de opleiding willen starten, te beschikken over een baan. In de documentatie en tijdens de audit is uitgebreid aandacht besteed aan de deeltijdvariant, in het bijzonder aan de wijze waarop de opleiding de instroom geregeld heeft. Hieruit blijkt dat deeltijdstudenten uitgenodigd worden voor een intakegesprek waarbij de opleidingscoördinator de inhoud van de opleiding en de te verwachten studiebelasting bespreekt. Ook bespreekt de coördinator het beroepsbeeld dat de potentiële student heeft en in welke mate deze voldoende gemotiveerd is. Uit de door het auditteam bestudeerde inhoud van het intakegesprek blijkt dat de opleiding dit op een zorgvuldige wijze vorm heeft gegeven, Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft een goed beeld van de herkomst van de groep instromers voor alle varianten; waar mogelijk houdt de opleiding rekening met het niveau/de capaciteiten van de instromers; de opleiding werkt op een adequate wijze met assessments, heeft de procedure goed uitgewerkt en is streng daar waar het de toekenning van EVC’s betreft.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 26
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen De pré-biloba CE opleiding omvat in totaal 240 ECTS die zijn gerelateerd aan programmaonderdelen. Het programma is onderverdeeld in acht semesters. De studielast en de toetsing zijn gerelateerd aan de studiepunten. Voor de biloba studenten geldt dat de major Marketing de student een programma biedt van 180 EC. De overige 60 ECTS behaalt de student bij zijn/haar minoren (2 x). Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd dat de beide opleidingsvarianten elk een omvang hebben van 240 ECTS, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 27
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen Voor de pré-biloba studenten geldt dat de opleiding CE er naar streeft de werkvorm zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de toekomstige praktijksituatie van de startende marketeer. Voor de biloba student geldt dat de visie op leren en de doelstellingen voor de te behalen niveaus van kennis, vaardigheden en attitudes sturend zijn voor de keuze van werkvormen. Uitgangspunten voor de didactische werkvorm zijn: competentiegestuurd onderwijs; vraaggerichtheid. In de documentatie is verder een onderscheid gemaakt tussen beide hierboven genoemde groepen studenten: voor de pré-biloba groep geldt dat FHMM in 1998 als didactisch principe gekozen heeft voor projectonderwijs. Het onderwijspakket is zo samengesteld dat de CE-speerpunten: praktijkgerichtheid, het werken met moderne ICT-toepassingen, en nadruk op het gebied van sales en persoonlijke ontwikkeling, ruim aandacht krijgen. In de propedeutische fase raakt de student vertrouwd met de commercieel-economische omgeving. Via projectonderwijs en ondersteunende colleges wordt gewerkt aan het verdiepen van de kennis en het verbeteren van de vaardigheden. In projectgroepen, met functie- en taakverdelingen zoals die in het bedrijfsleven gewoon zijn, worden in de hoofdfase binnen ruimere kaders dan in de propedeuse aangeboden. De contacten met het bedrijfsleven, individualisering, zelfstandigheid, specialisatie, specifieke kennis en vaardigheden nemen bij elke student toe. Nog wel met de nodige interne en externe begeleiding (externe mentoren, interne tutoren en docenten) en voor een groot deel in samenspraak met de groepsleden. De lesprogramma’s en bijbehorende werkvormen zijn afgeleid van de beroepstaken/rollen die in de thema’s centraal staan. De theorie sluit zoveel mogelijk aan bij de uit te voeren praktijkopdrachten. Wel wordt soms meer theorie aangeboden dan strikt noodzakelijk voor de projecten. binnen het nieuwe biloba-onderwijs heeft de student via een gefaseerde toepassing van competentiesturing en vraaggerichtheid de mogelijkheid om zich geleidelijk te ontwikkelen en een samenhangend cluster van kennis, vaardigheden en attitudes in een commercieel-economische context te verwerven. In elk thema/leerarrangement worden colleges in meerdere vakken gegeven daarbij ondersteund door literatuur en gevolgd door een toets. Het CE-team geeft aan dat een positieve werksfeer de leerprestaties bevordert. Werkvormen moeten daarom boeiend en motiverend zijn, waarbij een goede onderlinge werksfeer zeer gewenst is. De CE-opleiding houdt dit aspect dan ook via haar evaluatiesysteem nauwlettend in de gaten. Het onderwijsaanbod kenmerkt zich in de propedeusefase vooral als gestandaardiseerd onderwijs, met mogelijkheden voor individuele verdieping naar een meer open vorm waarbij, naarmate de student vordert in zijn studie, de zelfstandigheid van de student toeneemt. Door deze opbouw kan elke student zelf bepalen hoe en wanneer hij werkt aan de competenties die zijn beschreven door de opleiding. Uit de documentatie blijkt dan ook dat met name in de eerste fase van de studie er sprake is van veel hoor- en werkcolleges. Het auditteam vindt dit adequaat: op deze wijze krijgen studenten een goede kennisbasis aangereikt. De opleiding geeft in de studiewijzer een overzicht van de studieonderdelen en vervolgens een opsomming van de gehanteerde werkvormen, de leerdoelen en de leermiddelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 28
Kennis wordt verder aangeboden op momenten dat studenten er behoefte aan hebben (vraaggericht). De vraaggerichtheid en competentiesturing krijgen verder vorm door een combinatie van aanbod- en vraaggerichte onderdelen, zoals colleges, intervisie, workshops, coaching en consultancy. Het auditteam heeft tijdens en na de audit onderdelen van het studieprogramma ingezien. Gebleken is dat de opleiding bij de beschrijving van de verschillende studieonderdelen gebruik maakt van een format waarin de doelstellingen, de inhoud en opbouw van het curriculum, de studietaken, de beoordeling en de samenhang met andere studieonderdelen beschreven zijn. De globale doelstellingen zijn hier uitgewerkt naar kennis, vaardigheden en/of houding. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de didactische werkvorm: college, practicum of werkcollege. Uit de analyse van het studieprogramma is af te leiden dat de inhoud van een studieonderdeel en de didactische werkvorm goed op elkaar zijn afgestemd. Dat wil zeggen studieonderdelen zich bij uitstek lenen om praktisch te worden behandeld, worden dan ook in de vorm van een activerende opdracht aangeboden waarbij de student terug moet vallen op zijn inhoudelijke vakkennis. De student kan zelf bepalen of deze aan een leerarrangement deelneemt en conformeert zich bij deelname aan de regels die voor het arrangement gelden. Hij werkt in een projectgroep, moet onderlinge afspraken nakomen en aanwezig zijn tijdens coachbijeenkomsten. Om goed te kunnen functioneren is het volgen van colleges en workshops een voorwaarde. De student kan in een projectgroep kiezen voor een rol als voorzitter, presentator, kwaliteitscontroleur, notulist, planner of analist. Voor de deeltijdvariant geldt dat de opleiding aansluit op de werksituatie. Dat wil zeggen: bij de behandeling van de theorie wordt een relatie gelegd met de werksituatie waarin de student zich bevindt. Tijdens lessen is er dan ook sprake van een tweerichtingen verkeer: de docent biedt lesstof aan, maar de student die vanuit zijn werkervaring casussen inbrengt. Uit de klankbordevaluaties komt naar voren dat de studenten positief zijn over de gebruikte werkvormen in relatie tot de doelstellingen van de opleiding. Oordeel: goed Voor de beide opleidingsvarianten kwalificeert het auditteam dit facet als goed op basis van de volgende observaties: het didactisch concept is goed uitgewerkt en herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat het verwerven van (algemene en beroepsspecifieke) competenties centraal en in het didactisch concept staat het professioneel handelen centraal; de werkvormen zijn in overeenstemming met het didactisch concept.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 29
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen De opleiding besteedt in de documentatie uitgebreid aandacht aan dit facet. Er is een toetscommissie actief geweest, bestaande uit vertegenwoordigers van de verschillende opleidingen en deskundigen van de Fontys-afdeling Onderwijs. Dit heeft geresulteerd in de notitie ‘Toetsbeleid 2006-2010’ van FHMM die ook voor de CE-afdeling het uitgangspunt vormt van de toetsing van zowel de biloba-groepen als de pre-bilobagroepen. Als praktische uitvoering van de notitie ‘Toetsbeleid FHMM 2006-2010’ heeft de hogeschool de volgende toetsorganisatie opgezet: de examencommissie borgt, bewaakt en evalueert de toetsing. Studenten kunnen zich met klachten tot deze commissie wenden; de Opleidingscommissie adviseert over en hebben instemmingsrecht met het Onderwijs- en Examenreglement dat elke docent, student en anderszins betrokkene ter beschikking staat; er is voorts een toetscommissie die vanuit inhoudelijke en toetstechnische deskundigheid adviseert over het toetsbeleid. De examencommissie borgt, bewaakt en evalueert de toetsing. Uit de beschikbaar gestelde stukken bleek het auditteam nergens inzicht te krijgen in de werkzaamheden van de examencommissie. Er is geen (jaar)verslag van werkzaamheden en er is voor het management dan ook geen beleidsinformatie beschikbaar. Relevante informatie is op schrift gesteld maar tijdens de audit is gebleken dat alleen de secretaris van de examencommissie over de parate kennis beschikt over deze informatie. Het betreft informatie over onder meer instroomeisen, toetsen, assessments, vrijstellingen en klachten. Studiepunten worden toegekend op basis van de resultaten van toetsen in diverse vormen. De toetsen zijn gebaseerd op de lesstof die wordt aangeboden door vakdocenten. Daarnaast voeren de studenten in groepsverband een exportproject uit voor een bedrijf. De begeleiders van dit bedrijf zijn betrokken bij de beoordeling van het eindresultaat. Het afstudeerproject wordt beoordeeld op basis van de uitvoering en de verdediging van de scriptie. De afstudeerbegeleider en de tweede examinator stellen tijdens de examenzitting het eindcijfer vast en worden daarbij geadviseerd door de extern deskundige. Voor de groep biloba studenten staat de toetsing in het teken van beoordeling van de competenties. Binnen FHMM is ervoor gekozen om de assessments leidend te laten zijn voor de vaststelling of een student vorderingen maakt met betrekking tot de ontwikkeling van de vereiste competenties. Bij de toetsing van de persoonlijke competenties kan de student met zelf geselecteerd bewijsmateriaal aantonen dat hij aan de competentiecriteria voldoet. Door de opleiding aanbevolen bewijsstukken zijn onder andere beoordelingen van docenten en coaches, peerbeoordelingen, reflectieverslagen, toetsuitslagen, certificaten (trainingen) en dergelijke Alle bewijsstukken worden verzameld in een digitaal portfolio. Studiepunten zullen worden toegekend op basis van behaalde competenties per niveau. Per competentie en niveau worden prestatie-indicatoren benoemd. De toetsing vindt plaats op het niveau van de prestatieindicatoren. Studiepunten worden toegekend tijdens een competentie-examen. Het aantal te behalen studiepunten per competentie is vastgelegd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 30
Voor de biloba-groep is het assessmentcenter verantwoordelijk voor het opstellen en afnemen van de competentie-examens. Competentie-examens worden alleen afgenomen door daarvoor opgeleide assessoren. Tezamen vormen zij het assessmentcenter van FHMM. De verdeling van assessoren over de assessments wordt in onderling overleg vastgesteld. Eventuele externen kunnen bij een assessment aanwezig zijn en mogen advies uitbrengen aan de assessoren maar kunnen geen studiepunten toekennen. Andere vormen van toetsing (formatief en summatief) die de opleiding hanteert zijn: Kennistoetsen; Vaardigheidstoetsen; Groepsproducten; Peerevaluaties; Reflectieverslag; Observatiemethoden; Managementgame; Beoordelingsgesprekken; Functioneringsgesprekken. Voor alle toetsen is er de toetsvaststellingscommissie die bestaat uit vakinhoudelijke deskundigen en deskundigen op het gebied van toetsorganisatie en toetsopstelling. Ieder schriftelijk tentamen dient door deze commissie gescreend te worden op vakinhoud, relevantie, validiteit, taal en lay-out. Ook andere producten die studenten dienen te leveren zoals rapporten dienen aan een van te voren bekendgemaakt format te voldoen. Zo dienen studenten bij het opstellen van een rapport o.a. aandacht te besteden aan een analyse van de verkoop, de markt, de randvoorwaarden, de verkoopdoelstellingen en strategie, de verkoopactiviteiten en het accountplan. Deze aspecten worden vervolgens successievelijk beoordeeld. Het auditteam heeft een aantal toetsen bestudeerd en constateert dat deze aan basisvereisten voldoen. Wel merkt het auditteam op dat dit basisniveau verhoogd kan worden door een complexere vraagstelling te hanteren en het aantal vragen te vergroten. Kennis wordt vaak getoetst in gesloten Overall Toetsen. Daarnaast worden domeincompetenties getoetst in de projecten en opdrachten die in kleine groepen worden uitgevoerd en waarbij op basis van o.a. coachbeoordelingen, peerbeoordelingen, presentaties en plannen van aanpak naar de individuele bijdrage wordt gekeken. In de beschrijving van de leerarrangementen staan de beoordelingscriteria op het gewenste niveau. De opleiding hanteert bij de beoordeling van de leerarrangementen een aantal aspecten die betrekking hebben op de inhoud, de werkwijze, de coaching en de organisatie. De studenten voeren gedurende hun opleiding opdrachten uit in het beroepenveld. De resultaten van hun werk worden regelmatig door externe beroepsbeoefenaars beoordeeld. Toetsing van competenties vindt plaats tijdens competentie-examens. Tijdens dat examen wordt een portfoliocheck uitgevoerd. Daarnaast vindt er een assessment plaats. Tijdens het eerste assessment moet de student aantonen dat hij geschikt is voor de hoofdfase CE. Twee daartoe getrainde assessoren beoordelen of het bewijsmateriaal dat de student voor zijn competenties aandraagt voldoet aan de competentiecriteria en aan voorwaarden van authenticiteit, validiteit en diversiteit. Deze beoordeling vindt per competentie plaats. Studiepunten worden toegekend aan het behalen van competenties. Onvoldoende onderdelen worden met de student besproken en vervolgens vastgelegd in een reparatieadvies. Wat betreft de beoordeling van het afstudeerwerkstuk (zie ook 6.1) is het auditteam het volgende gebleken. Uit de beoordeling van met name het afstuderen wordt afgeleid of de student het Bachelorniveau heeft bereikt. Bij de beoordeling zijn vier partijen betrokken: de bedrijfsmentor, de afstudeerbegeleider en tevens 1e examinator, de 2e examinator (docent FHMM) en de externe deskundige. Gedurende het afstudeerproces vindt er tweemaal een beoordeling door de bedrijfsmentor plaats.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 31
Deze beoordeling wordt besproken met de afstudeerbegeleider van FHMM. Een voldoende voor de bedrijfsbeoordeling is een eis voor deelname aan de afstudeerzitting. De opleiding heeft er voor gekozen om bij het afstuderen externe deskundigen uit het afnemende beroepenveld te betrekken. Ook kan bij het examen een docent van de Universiteit van Tilburg aanwezig zijn als externe deskundige. Van iedere afstudeerzitting wordt een protocol opgemaakt. De externe deskundige evalueert de afstudeerzitting waar hij aan heeft deelgenomen en rapporteert aan de directie. Naar de mening van het auditteam dient de opleiding expliciet aandacht te besteden aan de cesuur voldoende of onvoldoende van de scripties. Onduidelijk was voor het auditteam waarom scripties met een cijfer 5 of 6 waren beoordeeld. Uit de documentatie met betrekking tot de deeltijdvariant blijkt dat 24% van de studiepunten gerelateerd zijn aan (kennis)tentamens, 24% aan groepswerkstukken, 32% aan individuele werkstukken en 20% aan persoonlijke competenties. Een deel van de competenties verwerft de deeltijder op zijn werkplek. De leidinggevende van de deeltijdstudent op de werkplek heeft een belangrijke adviserende rol in de beoordeling van de student tijdens de functionerings- en beoordelingsgesprekken. Daartoe is de leidinggevende geïnstrueerd door de opleiding: deze weet op welke aspecten hij dient te letten en is op de hoogte van de wegingsfactoren bij de beoordeling van de student. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding maakt gebruik van verschillende toetsvormen, aangepast aan het studieonderdeel en het doel van toetsing; de assessments die de opleiding hanteert, worden door studenten als ‘functioneel’ beschouwd. Het auditteam is onder de indruk van de daadwerkelijk geïntegreerde assessmentsystematiek. studenten hebben voldoende zicht op de verschillende toetsvormen; de op kennis gerichte toetsen zijn van een voldoende niveau en diepgang.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor de beide opleidingsvarianten het Onderwerp “Programma” als voldoende. Naar het oordeel van het auditteam kennen de beide CE-varianten een programma dat in termen van kennis-, houding- en vaardighedenontwikkeling zeker van HBO-niveau is. Tevens is het programma wat oriëntatie en organisatie betreft duidelijk gericht op het werkveld van de CE’er. De opbouw van het CE-programma, de inrichting ervan en de gerichtheid op beroepstaken bieden voldoende waarborg voor de interne samenhang van het programma en bieden voorts ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot CE’er te realiseren via interactie met het werkveld. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Acrreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel zes van de acht facetten van het onderwerp “Programma” als goed en twee als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.1. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 32
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen Vrijwel alle leden van het CE-team onderhouden structureel contacten met de beroepspraktijk via projecten, stage- en afstudeerbegeleiding en door zakelijke dienstverlening. Daarenboven hebben enkele CE docenten een aanstellingsomvang tussen 0,6 en 0,8 fte. Zij combineren veelal het werken bij FHMM met een functie in de beroepspraktijk. Voorbeelden hiervan zijn de oprichter van een communicatieadviesbureau, een voormalig werknemer bij Getronics en een statutair directeur van een commercieel bedrijf. Voorts heeft het overgrote deel van het docentencorps een professioneel netwerk via de stagebegeleiding, de afstudeerplaatsen en de werkplekken van de deeltijdpopulatie. Docenten blijven daardoor goed op de hoogte van de (jongste) ontwikkelingen in het CE-werkveld. Uit studentonderzoek blijkt dat studenten over de werkveldkennis van hun docenten tevreden zijn. Een beeld dat in de gesprekken met studenten tijdens de audit werd bevestigd (zie hierna). Docenten hebben ook een goed beeld van ontwikkelingen in het vakgebied. Hiernaar gevraagd tijdens de audit geven zij aan dat de komende jaren met name ingezet moet worden op de digitalisering van de marketing, de beleveniseconomie, internetmarketing en maatschappelijk verantwoord ondernemen. De opleiding CE onderhoudt nauwe banden met de beroepspraktijk. Dit contact wordt op verschillende manieren vormgegeven. CE is lid van: NIMA-zuid, de Brabantse Exportsociëteit (BES), MOA (MarktOnderzoek Associatie) en Fenedex (Federatie Nederlandse Export). Bij laatstgenoemde organisatie kunnen CE-studenten het certificaat Export Manager halen. Deze organisaties verzorgen met regelmaat lezingen en trainingen die door CE-docenten worden bezocht. Hierdoor blijven de docenten van de actuele ontwikkelingen op hun vakgebied op de hoogte. Het personeelsbeleid van CE is erop gericht personeel met relevante werkervaring aan te nemen. Het auditteam constateert dat de opleiding hierin is geslaagd. In de documentatie geeft FHMM verder aan dat men streeft naar een optimale wisselwerking tussen medewerkers en beroepspraktijk door: workshops door gastdocenten uit de beroepspraktijk; het aanstellen van lectoren met beroepsrelevante netwerken en deskundigheid; Het betrekken van docenten bij het lectorenoverleg en –netwerk; het betrekken van een substantieel aantal docenten bij projecten, stage- en afstudeerbegeleiding; het inzetten van docenten bij zakelijke dienstverlening, toegepast onderzoek en internationale projecten; lidmaatschap beroepsverenigingen. FHMM heeft een kenniskring die onder leiding staat van bijzonder hoogleraar C. Molenaar. De onderzoeksgroep ondersteunt docenten die bezig zijn met hun promotie en begeleidt toegepast onderzoek. Een aantal docenten van FHMM, waaronder van CE, volgen een individueel ontwikkelingstraject dat moet leiden tot promotie binnen de kenniskring. De actuele kennisontwikkeling krijgt een extra impuls door de aanstelling in 2007 van twee associate lectors, één voor marketing en één voor management.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 33
Wat de promotietrajecten betreft merkt het auditteam op dat het jammer is dat in Nederland het traject naar een professional doctorate niet mogelijk is. Docenten van CE zijn bij de zakelijke dienstverlening betrokken, waarbij het uitvoeren van opdrachten voor het bedrijfsleven centraal staat. Regelmatig vinden studiedagen van het CE-team of alle FHMM docenten gezamenlijk plaats, waarbij ook sprekers van buiten worden uitgenodigd om actuele ontwikkelingen te bespreken en/of er wordt een excursie georganiseerd. Deze contacten hebben weerslag op de leerprogramma’s. Uit evaluaties onder studenten blijkt dat zij de deskundigheid op hun vakgebied van docenten waarderen met een 3.6 (op een vijfpuntsschaal). De kennis van nieuwste ontwikkelingen beoordelen zij met een 3.0. De opleiding zet verder in op een aantal verbeteracties waaronder het vergroten van het aantal docenten CE dat betrokken is bij de zakelijke dienstverlening, toegepast onderzoek en relatiebeheer om het inzicht in de beroepspraktijk te verdiepen. Ook zet de opleiding met ingang van het opleidingsjaar 2007-2008 meer medewerkers in die veel in de praktijk werkzaam zijn geweest. Ook zullen docenten met ingang van dit studiejaar meer ruimte krijgen voor deskundigheidsbevordering. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: docenten onderhouden voldoende contact met het werkveld en door middel van deze contacten een concrete verbinding leggen tussen werkveld en programma; een deel van het docentenkorps tevens werkzaam is in het CE-werkveld; de opleiding heeft met ingang van het studiejaar 2007-2008 een aantal verbeteracties in gang gezet waarvan de effecten vanaf dit studiejaar merkbaar moeten worden; evaluaties onder studenten laten een waardering voor docenten zien op het niveau: voldoende tot ruim voldoende; de opleiding biedt docenten de gelegenheid te promoveren hetgeen het niveau van het totale docententeam verhoogt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 34
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Binnen de FHMM streeft men er naar, zo blijkt uit de documentatie, om verder in te zetten op een uitbreiding van het aantal medewerkers. De uitgangspunten die de opleiding hierbij hanteert zijn: beperken van de werkdruk; flexibele personeelsinzet realiseren; inzet inzichtelijk houden; evenwichtige samenstelling personeelsbestand op drie criteria realiseren. per stagiair/afstudeerder wordt een begeleider uit het CE-team aangewezen. De beide varianten, voltijd en deeltijd, van de opleiding lenen docenten vanuit de andere FHMM teams: resp. 20% en 80%. De opleidingen maken naast de flexibele schil incidenteel gebruik van gastdocenten. Naast de inzet van de medewerkers van het eigen team lenen de opleidingen voor bepaalde expertise zeer regelmatig personeel in bij de andere opleidingen binnen FHMM. Daarbij kan een flexibele schil worden ingezet van collega-docenten uit andere Fontys hogescholen, externe docenten en gastdocenten. Twee procent van de docenturen van FHMM wordt ingezet bij andere opleidingen. Vaak gebeurt dit op verzoek van de andere teams, c.q. hogescholen en externe partijen die FHMM benaderen met inzetwensen. Deze verzoeken worden door de teamleiders van FHMM besproken en al dan niet gehonoreerd naarmate de situatie binnen FHMM dit toelaat. Binnen CE werken regelmatig student-assistenten en onderwijsassistenten. Het betreft een totaalomvang van ongeveer 2,46 fte per jaar. De inzet is vooral ter ondersteuning van organisatorische en administratieve werkzaamheden geweest en heeft merkbare effecten op de door docenten ervaren ruimte voor deskundigheidsbevordering en onderzoek. Enerzijds wordt het aantal docenten van CE dat substantieel betrokken is bij zakelijke dienstverlening, toegepast onderzoek en relatiebeheer vergroot, met als voornaamste doel het inzicht in de beroepspraktijk te verdiepen. Anderzijds zullen medewerkers die substantieel in de praktijk actief zijn geweest meer ingezet worden in het onderwijsproces. Het verloop onder de docerende medewerkers bij de teams van FHMM is beperkt (5 á 6% per jaar), maar door de groei van de hogeschool is steeds sprake van nieuw bloed in de teams. Zo bestaat het team van CE (excl. studentassistenten en flexibele medewerkers) voor een groot deel (40 %) uit medewerkers met een “Fontys-arbeidsverleden“ van 3 jaar of minder. De afgelopen jaren stonden voor de FHMM in het teken van (snel) groeiende studentenaantallen. De ontstane vacatures konden meestal pas ingevuld worden nadat de groei feitelijk gerealiseerd was. De werkdruk binnen FHMM was dan ook lang hoog. Dat blijkt uit metingen en student/docent ratio’s . Deze ratio is: in 2006: CE-VT 36 : 1 en CE-DT 41 : 1 in 2007: CE-VT 37 : 1 en CE-DT 30 : 1 Het auditteam vindt deze student/docent ratio hoog, zeker voor de voltijdvariant. De student/docent ratio voor de deeltijdvariant is acceptabel: bij veel deeltijdstudies is deze ratio gebruikelijk, voor de voltijdvariant daarentegen niet.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 35
Omdat de groei afvlakt en de opleiding nieuwe medewerkers werft en aanneemt, verwacht de opleiding binnen afzienbare tijd, dat wil zeggen één tot twee jaar de student/docent ratio voor de voltijdvariant tot een acceptabel niveau, dat wil zeggen beneden 30 te hebben teruggebracht. Onderwijstaken worden per half jaar (semester) genormeerd en vastgelegd in een inzetnotitie om de belasting van de docenten inzichtelijk te maken. Deze inzet is voor iedereen inzichtelijk en wordt op het intranet gepubliceerd. In contracteringsgesprekken worden o.a. de inzet en de werkdruk besproken en wordt eventueel te nemen actie vastgelegd. Er is maandelijkse overleg tussen de directeur van de hogeschool en het Sociaal Medisch Team (personeelsconsulent, bedrijfsarts). In de jaren 2002-2006 werd een laag ziekteverzuim geconstateerd bij de medewerkers van FHMM, dat aanzienlijk lager lag (2,47 % in 2005) dan het generieke ziekteverzuim van Fontys Hogescholen (4,96% in 2005). De verzuimfrequentie ligt rond de 1 (in 2005: 0,98), ook lager dan het Fontys gemiddelde (1,19 in 2005). In dit verband merkt de opleiding op dat de werkdruk als hoog wordt ervaren: tevredenheid over de werkdruk scoort 5.5 (op 10-puntsschaal). De opleiding heeft deze problematiek geanalyseerd en geeft aan dat het aantal rollen dat docenten vervullen teruggebracht is waardoor docenten zich beter op hun docenttaak (waaronder ook de begeleiding van studenten) kunnen richten. Ook zal stabilisatie van de studenteninstroom ertoe leiden, zo verwacht de opleiding, dat de werkdruk beter beheersbaar wordt. De werksfeer thans wordt door docenten met een 4.0 beoordeeld (op een vijfpuntsschaal), hetgeen door de docenten tijdens de audit werd gekwalificeerd als ‘goed’. Uit de generieke personeelsoverzichten en het personeelsplan van de Fontys Hogescholen blijkt dat: de samenstelling van het personeel wat leeftijd betreft evenwichtig is; de aanstelling van onderwijs- en studentassistenten oefent hier een verjongende invloed uit. De gemiddelde leeftijd van het CE-team in 2007 is 41 jaar. De studenten die het auditteam gesproken heeft tijdens de audit zijn tevreden over de opleiding; in de Fontys Studentenenquête 2006 geven ze hiervoor 3,8 (op een vijfpuntsschaal). Zij gaven aan dat docenten in de regel fysiek beschikbaar zijn, anders bieden e-mail of de telefoon een uitkomst. Door versnippering van taken tegen te gaan krijgen de docenten meer ruimte voor deskundigheidsbevordering en participatie in activiteiten rond zakelijke dienstverlening. In 2007 wordt daarmee een begin gemaakt conform het beleid beschreven in de organisatienotitie FHMM.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding ziet zich geconfronteerd met een fors gestegen aantal studenten en moet vervolgens nieuwe docenten aantrekken op een steeds krapper wordende arbeidsmarkt. Op dit moment slaagt de opleiding er in om nieuwe medewerkers te werven om zo de werkdruk op een acceptabel niveau te houden; de werkdruk is verder teruggebracht door het aantal docentrollen te beperken; gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten is de opleiding in staat de gewenste kwaliteit te blijven leveren maar zal een extra inspanning moeten leveren om in de nabije toekomst de student/docent ratio op een gangbaar niveau te krijgen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 36
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen Gelet op de CV’s van de docenten en op het professioneel relatienetwerk dat zij onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het management en docenten verkreeg, is het auditteam van oordeel dat de docenten inhoudelijk goed gekwalificeerd zijn om hun taken binnen het programma uit te voeren. Voorts heeft het auditteam kunnen constateren, dat door de opleiding in het aannamebeleid kwaliteitseisen worden gesteld aan het personeel en dan niet alleen in termen van opleiding maar ook in termen van competenties en werkervaring. Deze eisen hebben betrekking op vakinhoudelijke, onderwijskundige en/of organisatorische expertise, maar ook en uitdrukkelijk op de beroepservaring. Deze eisen zijn rechtstreeks ontleend aan de doelstellingen en de vormgeving van het CE- opleidingsprogramma. De opleiding heeft een goed overzicht gemaakt in het document van de competenties/kwaliteiten waarover haar medewerkers beschikken. In dit overzicht zijn behalve de kwalificaties (Economische psychologie, doctoraal Bedrijfseconomie) en competenties (samenwerken, coachen, ondernemen) ook opgenomen: de te ontwikkelen competenties, de interactie met de beroepspraktijk per docent, activiteiten op onderzoeksgebied, publicaties, de interactie met universitaire instellingen en de relevante werkkringen de afgelopen tien jaren. Het scholingsbeleid wordt direct en inhoudelijk verbonden met de uitkomsten van het competentiemanagement, zoals vastgelegd in ‘Inventarisatie deskundigheid FHMM’. Scholingsplannen worden opgesteld door de teamleiders en door de directie. De managementassistenten verstrekken vanaf januari 2007 per vier maanden overzichten aan de teams over hun prestaties per attentiegebied. Op instituuts- en teamniveau streeft het managementteam naar een evenwichtige opbouw van de teams door de (vak)inhoudelijke competenties zo goed mogelijk te spreiden over de teams. De organisatorische en onderwijskundige competenties zijn deels centraal belegd, met name in het managementteam. Maar ook op teamniveau zijn steeds medewerkers aanwezig met specifieke organisatorische taken, zoals de coördinatie van een onderwijsprogramma of leerarrangement, of het organiseren van de afstudeer - en stagebegeleiding. Onderwijsinhoudelijke activiteiten, zoals onderwijsontwikkeling en kwaliteitszorg, vinden in de teams plaats op operationeel niveau. De invoering van competentiemanagement is ter hand genomen door het voeren van competentieontwikkelingsgesprekken met alle zittende medewerkers in 2004-2005. Naar aanleiding van deze gesprekken zijn verslagen gemaakt welke in het dossier van de teamleider zijn opgeborgen. Daarnaast zijn de curricula vitae van medewerkers opgenomen in het profiel CE. In dit overzicht kan de competentieontwikkeling op individueel, maar ook op team- en instituutsniveau worden geraadpleegd. Ook de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens van het personeelsbestand van CE staan vermeld. Scholingsbeleid en deskundigheidsbevordering van de docenten zijn in de afgelopen jaren binnen FHMM ten dele generiek ingevuld door het vrij opneembaar beschikbaar stellen van uren voor scholingsactiviteiten in de inzetplanning. Ook zijn groepsgewijze trainingen georganiseerd door Fontys en op het niveau van de FHMM, bijvoorbeeld ten behoeve van het leren van de rollen van assessor en studieloopbaanbegeleider, maar ook om de competentie (team)coaching verder te ontwikkelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 37
Naast scholing op teamniveau (zogenaamde teamstudiedagen) worden er jaarlijks ten minste twee Hogeschool studiedagen georganiseerd. Deze staan in het teken van voor het onderwijs relevante/actuele onderwerpen, zoals het Biloba-project, de ontwikkelingen op het gebied van management (2005), ondernemerschap of marketing (2006). Vanaf 2007 worden in het kader van het Personeelsplan 2005-2009 scholingsbeleid en deskundigheidsbevordering gerichter ingevuld, waarbij persoonlijke ontwikkeling van de docenten en de strategische doelen van de hogeschool nadrukkelijker met elkaar verbonden worden. Het managementteam bespreekt tenminste 2 x per jaar de complete formatie van FHMM in het licht van de activiteiten vereist om de opleidingen te bemensen met voldoende kwalitatief sterk personeel. De teams signaleren welke competenties ze in de nabije toekomst in meer of mindere mate denken nodig te hebben. FHMM werkt met een zogenaamde “flexibele schil”. Daaronder wordt bij FHMM verstaan docenten die geen vaste aanstelling hebben bij FHMM, maar waar met regelmaat een beroep op wordt gedaan voor onderwijstaken. De deeltijdopleiding maakt veel gebruik van deze docenten. Studenten geven aan dat zij het waarderen dat hun docenten in de regel direct afkomstig zijn uit het werkveld. De praktijkkennis van deze populatie docenten is groot, hun kennis en vaardigheden sluiten aan bij de ervaringen van de groep deeltijdstudenten. Kernbegrip hierbij is ‘herkenbaarheid’. Bij de selectie van docenten in de flexibele schil, inclusief de gastdocenten voor workshops, is steeds nadrukkelijk rekening gehouden met de beroepservaring van deze medewerkers. Uit de studentenenquêtes blijkt dat de studenten de docenten van FHMM deskundig achten op hun vakgebied; de docenten weten de studenten in toenemende mate te boeien en op de vraag of de docenten de nieuwste ontwikkelingen tonen, geven de studenten in 2006 de score 3.0 tegen een score van 2.9 in 2004 (gemeten op 5-puntsschaal). De CE-docenten begeleiden de studenten naar mening van de studenten duidelijk in een proces van onafhankelijk leren en het stimuleren van een kritische instelling, blijkend uit een score 3.2 in Fontys Studentenenquête 2006 tegen 3.0 in 2004. CE-docenten geven bovendien in voldoende mate begeleiding en ondersteuning bij de studie. Uit de Fontys personeelsenquête 2004 blijkt dat de docenten de mogelijkheden tot het volgen van congressen/seminars positief waarderen met een score van 3.8 (op 5-puntsschaal). Ook blijkt dat FHMM een groot beroep doet op de kwaliteiten en capaciteiten van de medewerkers en dat het werk als uitdagend en boeiend wordt ervaren. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: wat vakdeskundigheid en inzicht in de respectieve werkveldontwikkelingen zijn de docenten goed toegerust om de opleiding te verzorgen; zowel de bevordering van de vakinhoudelijke deskundigheid als van de onderwijskundige deskundigheid wordt gestructureerd aangepakt. de opleiding heeft een goed overzicht van de kwaliteiten en te ontwikkelen kwaliteiten binnen haar docentenkorps en werkt daar ook op een adequate wijze aan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 38
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor beide opleidingsvarianten het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende. Kwalitatief is de inzet van personeel op een dusdanig niveau dat dit het verzorgen van de opleiding met de gewenste kwaliteit goed mogelijk maakt; het auditteam vindt het wel van belang dat het management alert is op het verder terugbrengen van de docent/studentratio. Om de opleiding op het huidige niveau te blijven verzorgen is het van belang voor de opleiding i.c. het management dat men op dit punt verder een forse inspanning blijft leveren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 39
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen FHMM streeft naar gevarieerd samengestelde ruimtelijke voorzieningen, zowel qua grootte als qua voorzieningniveau. De huisvestingsituatie wordt jaarlijks beoordeeld en dan worden kleine verbouwingsplannen vastgesteld. Het auditteam stelt verder vast dat de groei van de hogeschool en de opleiding CE in het bijzonder zich manifesteert in de vestiging in Eindhoven: er is sprake van meerdere aan elkaar geschakelde gebouwen, stammend uit verschillende bouwperioden. De groei in beschikbare ruimten heeft de groei in studentenaantallen en de groei van het aantal medewerkers niet bijgehouden. In de jaren 2001 tot 2005 is dat opgelost door verhoging van de efficiency in het gebruik van ruimten, maar vanaf 2005/2006 wordt hier en daar zichtbaar dat de ruimte schaars is. Door de groei van de opleidingen wordt de huisvestingsituatie moeilijker. Om het ruimtegebrek op korte termijn te verminderen is, vooruitlopend op een structurele oplossing - een nieuw noodgebouw geplaatst. Tijdens de audit werd aangegeven dat (opnieuw) nieuwbouw gepland is. De computerfaciliteiten worden over het algemeen als voldoende beschouwd maar de studenten blijken het aantal computers in de ‘spits’ ontoereikend te vinden. He auditteam constateert dat dit een algemeen voorkomend probleem is binnen hogescholen: op piekuren zijn er te weinig ICT faciliteiten door de grote toestroom aan studenten. Voor de hogeschool geldt dat gezocht moet worden naar een evenwicht waarbij ingezet wordt op een maximaal aantal computers die buiten de ‘spits’ ongebruikt staan of dienen studenten hun activiteiten, waarbij een pc noodzakelijk is, beter te spreiden. Studenten zijn tevreden over intranet en de huisvesting van de opleiding. De studenten beschikken over een Fontys e-mailadres en hebben vanaf iedere werkplek toegang tot een aantal basisapplicaties, opleidingsspecifieke software en Internet. Studiemateriaal wordt verspreid via intranet. De mogelijkheid wordt onderzocht om als verplicht leermiddel en tegen sterk gereduceerde prijs een notebook op te nemen op de boekenlijst. Zo wordt het capaciteitsprobleem dat studenten signaleren wat betreft het aantal beschikbare computers verminderd. Veel studenten beschikken al over een notebook, waarmee draadloos toegang tot Internet verkregen kan worden. Er is een mediatheekcommissie, die vanuit de hogeschool jaarlijks een budget krijgt ten behoeve van nieuwe aanschaffen en die de collectie evalueert. Is het budget uitgeput, dan kan de commissie bij de directie een gemotiveerd verzoek voor aanvulling indienen. De mediatheek voert een actief beleid om voor studenten en medewerkers informatie digitaal toegankelijk maken. De voorzieningen worden regelmatig en systematisch geëvalueerd en indien nodig aangepast. Een en ander loopt parallel met de jaarlijkse indicering van de investeringsbegroting. De fysiek aanwezige tijdschriften alsmede de online te raadplegen tijdschriften zijn in voldoende mate actueel en relevant. Door middel van de informatiezuilen kunnen de studenten het intranet raadplegen. FHMM beschikt over diverse soorten docentenruimtes. FHMM heeft twee grote teamkamers waar zes tot acht docenten van het CE-team overleg kunnen voeren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 40
Iedere werkkamer beschikt over computers, telefoons en meubilair. De instituutsstaf is op één grote kamer en drie kantoorruimten naast elkaar gehuisvest. In de grote kamer zit de administratieve ondersteuning van de voltijdse FHMM- opleidingen, in de andere kamers de managementassistenten, het stagebureau, het International Office, de administratie van de deeltijdopleidingen en het directiesecretariaat. De medewerkers van FHMM zijn over het algemeen tevreden over de uitstraling en functionaliteit van ruimten. FHMM heeft voldoende lesruimtes voor grote groepen en voor groepen studenten tot 32 personen. Medewerkers en management van FHMM vinden dat het gebouw verder gemoderniseerd moet worden om aan te sluiten bij de actuele onderwijsactiviteiten. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observatie: huisvesting en materiële voorzieningen toereikend zijn om de opleiding te realiseren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 41
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen De opleiding i.c. de hogeschool Marketing Management heeft een handleiding opgesteld rond de studieloopbaanbegeleiding (SLB). Hierin staat beschreven wat het doel is van SLB en wat de taken zijn van de studieloopbaanbegeleider (SLB’er). Binnen FHMM is met ingang van februari 2005 besloten dat iedere student een SLB’er krijgt toegewezen. Binnen het studieloopbaanbegeleidingstraject is er individuele aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling van de student. Binnen de propedeuse wordt de student onder begeleiding van de SLB’er binnen werkcolleges wegwijs gemaakt binnen het systeem van competentiegericht onderwijs. Naarmate de student vordert in de studie is er sprake van afnemende sturing in de begeleiding; hierbij kunnen ook ouderejaarsstudenten als mentor een rol spelen. Tot de taken van de SLB’er behoren: • ondersteuning van studenten bij het maken van keuzes voor onderwijsactiviteiten in het algemeen; • ondersteuning van studenten bij het maken van keuzes voor de minor in het bijzonder; • advisering bij voorbereiding en planning op het competentie-examen; • deelnemen aan de overleggen die door de Coördinator SLB worden uitgeschreven; • deelnemen aan de scholing voor de taakuitoefening van SLB’er; • het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van het SLB-traject binnen FHMM. Tijdens de eerste fase van de studie heeft de SLB’er daarnaast nog een aantal additionele taken die er op gericht zijn de startende student te begeleiden. Meer specifiek gaat het hierbij om: • het laten kennismaken met de opleiding en haar organisatie en het competentiegestuurde onderwijs, inclusief het persoonlijk ontwikkelingsplan, het persoonlijk activiteitenplan en het reflectieverslag; • begeleiding in de oriëntatie, de selectie en de verwijzing; • begeleiding bij de Persoonlijke competentie “Leren Leren”; • coaching van de student om zelfsturend te zijn/worden in zijn leer- en studieloopbaanvragen. Het maximaal aantal studenten per SLB’er bedraagt 18 studenten. Binnen de propedeuse is de inzet van de SLB’er 6 uur per semester per student. In de hoofdfase is dit teruggebracht tot 2 uur per student. De studieloopbaanbegeleider organiseert regelmatig groepsbijeenkomsten waarin instructies worden gegeven en ook intervisie van persoonlijke competenties plaatsvindt. De student houdt zijn eigen studieloopbaan/ voortgang bij in een portfolio. Het portfolio bevat op een gestructureerde wijze alle bewijsstukken die je nodig hebt voor het competentie-examen Bij de competentieontwikkeling van de studenten spelen ook coaches en docenten een rol. De coach begeleidt projectgroepen op inhoud en proces en geeft feedback op het teamwerk, de beroepshouding, het projectwerk en de individuele taakvervulling. De docent begeleidt de studenten inhoudelijk en specialistisch en geeft feedback op de domeinspecifieke kennis- en vaardigheidsontwikkeling. De behaalde studieresultaten worden geregistreerd in een studievoortgangsysteem. Studenten kunnen op elk moment hun studievoortgang bekijken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 42
De beoordeling van de competenties gebeurt via competentie-examens die een integraal onderdeel vormen van het leerproces van de student. De SLB’er adviseert de student al dan niet deel te nemen aan dit examen. De assessmentprocedure vindt plaats onder mandaat van de examencommissie en is op een heldere wijze beschreven in de voor studenten toegankelijke documentatie. In de propedeuse geeft de SLB’er na een half jaar een préadvies. Aan het einde van het eerste inschrijvingsjaar wordt op basis van het competentie-examen een bindend advies uitgebracht. De informatie over deze normen is opgenomen in het Onderwijs- en Examenreglement. De informatievoorziening verloopt via de docenten, de e-mail, de monitors, de nieuwsbrief, het secretariaat, intranet en de Studenten servicebalie. Studenten gaven tijdens de audit aan dat zij tevreden zijn over de informatievoorziening. Roosters zijn twee weken voor aanvang van de periode bij de studenten bekend via intranet. Tentamenroosters worden in week 4 van de desbetreffende periode bekendgemaakt. Alle studieonderdelen beschikken over een handleiding met informatie over inhoud en organisatie, literatuur en leertaken/competenties. FHMM stelt het OER en overige studie-informatie digitaal beschikbaar via intranet. De stage- en afstudeerbegeleiding van de docenten wordt door de studenten van CE als net voldoende beoordeeld: in de Fontys studentenenquête 2006 werd een score van 2,9 op een vijfpuntsschaal behaald. FHMM is van mening dat dit beter moet kunnen en heeft inmiddels initiatieven ontwikkeld om de begeleiding verder te intensiveren en daardoor te verbeteren. Tijdens de audit laten studenten, hier op bevraagd, weten dat zij de begeleiding als voldoende ervaren. Deeltijdstudenten kunnen voor studieproblemen, studievertraging e.d. terecht bij de deeltijdcoördinator die ook als hun SLB’er functioneert. In de deeltijdopleiding worden behalve kennis en vaardigheden ook persoonlijke competenties getoetst. Uit een nulmeting uitgevoerd tijdens het eerste jaar controleert de deeltijdcoördinator welke onderdelen van de persoonlijke competenties de student beheerst. De leidinggevende op de werkplek van de deeltijdstudent heeft hierbij een belangrijke rol: deze ondersteunt de student bij het verwerven van de persoonlijke competenties. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding spant zich duidelijk in om de studiebegeleiding zo effectief mogelijk te laten verlopen; de deeltijdstudenten zijn tevreden over de begeleiding: in de regel gaan zij hun eigen weg. Indien zij een begeleider nodig hebben, dan is deze in voldoende mate bereikbaar via persoonlijk contact of via de e-mail.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor beide varianten als voldoende. De ruimtelijke en materiële voorzieningen zijn voldoende; de studiebegeleiding en de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten is in voldoende mate geregeld maar verdient daar waar het de intensiteit betreft aandacht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 43
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen De opleiding geeft expliciet aan dat het primaire proces bij FHMM te allen tijde voorgang heeft: de student staat centraal en is dan ook nauw betrokken bij het op peil houden van de kwaliteitszorg. Naast het primaire proces zijn een aantal secundaire processen ondergebracht bij het ondersteuningsteam van FHMM. Daarnaast zijn er verbeterprojecten die ieder jaar worden geïnitieerd via het activiteitenplan van FHMM. Uitvoering vindt plaats op projectbasis met een projectleider als eindverantwoordelijke. Het kwaliteitshandboek van FHMM beschrijft welke evaluaties er met welke frequentie worden gehouden. De evaluatiesystematiek kent langlopende en kortlopende cycli van meten en verantwoording afleggen. FHMM volgt het kwaliteitsbeleid dat door de dienst kwaliteitszorg van de afdeling Onderwijs van Fontys is vastgesteld. FHMM heeft in haar vijfjarenplan, nu voor de tweede keer vastgesteld, een aantal streefdoelen ten aanzien van kwaliteit geformuleerd. Ieder jaar wordt er een activiteitenplan op hogeschoolniveau en op opleidingsniveau gemaakt. In deze plannen staan expliciete streefdoelen beschreven. Uit het door het auditteam bestudeerde ‘Activiteitenplan FHMM-CE 2007/2008 blijkt dat de opleiding daadwerkelijk deze cyclus volgt: zo wordt hier een (te verbeteren) situatie beschreven (‘CE kent bijna 50 onbekostigde studenten. Zij studeren langer dan vijf jaar’) waarna het ‘gewenste resultaat’ beschreven is en de te ondernemen acties. De opleiding legt tegenover de Raad van Bestuur van Fontys Hogescholen verantwoording af van de kwaliteit van de opleiding ten aanzien van de volgende resultaatgebieden: kwaliteit financiën personeel marketing samenwerking ontwikkeling studie- en onderwijs De studenten wordt gevraagd naar hun mening over de geleverde kwaliteit ten aanzien van de volgende aandachtsgebieden: inhoud niveau werkvormen toetsing begeleiding voorzieningen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 44
Over het algemeen geldt dat de mening van de student wordt gevraagd bij de onderwijsevaluaties die na iedere periode van 10 weken worden uitgevoerd. Daarnaast vindt er een tweejaarlijks onderzoek plaats dat Fontys-breed wordt uitgevoerd onder de naam: studentenenquête. Externe onderzoeken worden uitgevoerd door Elsevier-magazine en Choice (Keuzegids). Via klankbordgroepen en commissies houdt de hogeschool de ‘kwaliteitsvinger’ aan de eigen pols. Het managementteam van FHMM heeft een vaste cyclus waarbinnen evaluaties, analyse en bespreking in het MT plaatsvinden. De laatste aanpassing van het systeem heeft plaatsgevonden bij invoering van het competentiegestuurde onderwijs. Uit een overzicht van de verschillende evaluaties, de doelgroep(en) en de frequentie waarmee de evaluatie wordt uitgevoerd blijkt dat de hogeschool de vinger aan de pols houdt wat betreft de kwaliteitszorg. Op hogeschoolniveau is er sprake van een Fontys interne audit, een Fontys studentenenquête en een Fontys Personeelsenquete. De personeelsenquête wordt door de personeelsdienst van Fontys digitaal uitgevoerd. Er is voor gekozen ieder jaar een element uit het totale personeelspalet te bevragen. Daarvan wordt verslag gedaan in een Fontys-breed rapport. FHMM voert een benchmark uit op basis van dit verslag. Zij doet dit samen met een aantal verwante economieopleidingen. Deze benchmark wordt in het kwaliteitsoverleg voorbereidt en in het managementteam besproken. Vervolgens vindt terugkoppeling plaats naar de medewerkers van FHMM. Hier worden ook de verbeterpunten en verbeteracties aangekondigd. Onder alumni en werkgevers wordt een ‘Startbekwaamhedenonderzoek’ gehouden. Stagestudenten in het tweede en derde studiejaar vullen een stage-evaluatie in. Een keer per twee jaar wordt het kwaliteitszorgsysteem geëvalueerd door docenten, studenten en externen. De schriftelijke evaluatie van de leerarrangementen vindt plaats na afloop van het leerarrangement. De schriftelijke evaluatie van de studieloopbaanbegeleiding en beoordeling vindt plaats nadat een assessment heeft plaatsgevonden. De leerarrangementcoördinator is ervoor verantwoordelijk dat de evaluaties worden gehouden. Deze maakt van de evaluatie een verslag. De verslagen van de leerarrangementcoördinator worden in het teamoverleg besproken waarbij normen worden gehanteerd waaraan de resultaten van de evaluaties moeten voldoen. De teamleider maakt een overall overzicht van de verslagen. Deze laatste overzichten worden in het management van de opleiding besproken. Klankbordbijeenkomsten vinden minimaal eenmaal plaats binnen een leerarrangement. Deze worden door de coördinator van het leerarrangement georganiseerd, en door de teamleider (of diens vertegenwoordiger) bijgewoond. De studentenvertegenwoordiging doet van deze bijeenkomst verslag bij haar achterban. Er wordt door een van de deelnemers een verslag gemaakt. Dit verslag wordt door de teamleider met de leerarrangementcoördinator besproken.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het door de hogeschool/ de opleiding gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is goed gedocumenteerd; de implementatie van het systeem vindt controleerbaar plaats; de kwaliteitsbewaking maakt een verzorgde indruk; de opleiding hanteert scores als streefdoel. Wordt deze score niet behaald, dan worden aantoonbaar verbetermaatregelen in gang gezet (zie 5.2); de opleiding verbetert haar kwaliteitszorgsysteem waar dit gewenst is: het kwaliteitszorgsysteem is daarmee geen statisch systeem maar evolueert met de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 45
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen De hogeschool geeft aan veel waarde te hechten aan de effectmeting van ingezette verbetertrajecten. Indien de inspanningen niet het gewenste effect hebben gehad, wordt getracht een andere weg in te slaan. Dit leidt dan vervolgens tot nieuwe verbeterplannen. Het managementteam heeft bij dit onderdeel van de PDCA-cyclus een zeer belangrijke rol. De inzetbespreking, waarbij voor ieder semester de inzet van alle collega’s in het onderwijsproject en hun inzet bij diverse projecten wordt vastgesteld, vormt daarvoor de geschikte aanleiding. Na iedere evaluatie maakt de teamleider van de opleiding een verslag volgens een vast format. Dit verslag wordt in het team van de opleiding besproken. In dit format wordt aangeven welk verbeterpunten er zijn, wat de gewenste acties zijn en hoe de PDCA- cyclus gestalte wordt gegeven. De kwaliteitscoördinator bespreekt de verslagen in het managementteam waar tevens de opleidingsoverstijgende verbeterpunten worden vastgesteld. Op basis van de Elsevier enquête en Choice stelt de kwaliteitscoördinator een verslag op bespreekt deze met de directie. De verslagen van deze besprekingen worden in de activiteitenplanning meegenomen. Deze besprekingen leiden tot verbeteracties op de korte en lange termijn. In ieder opleidingsteam wordt na iedere onderwijsperiode volgens een format door de themacoördinatoren een verslag gemaakt van de evaluaties. Het verslag is inclusief verbetervoorstellen voor de volgende periode. Deze verslagen worden door de teamleider verwerkt tot een algemeen overzicht en in het managementteam besproken. De verbeteracties leiden tot een opleidings- of hogeschoolbrede aanpak. De korte termijn verbeteracties worden direct aangepakt; de lange termijnacties maken deel uit van het activiteitenplan per opleiding. Via klankbordbijeenkomsten vindt terugkoppeling plaats van de genomen acties naar de studenten. Eens per jaar wordt door de kwaliteitscoördinator FHMM een analyse gemaakt van de overige evaluaties. Deze worden met de directie doorgenomen en in het managementteam besproken. Uit het hele pakket documentatie dat de opleiding aan Hobéon heeft overhandigd blijkt dat de hogeschool en de opleiding regelmatig verbetermaatregelen doorvoert. Uit de documentatie zijn een groot aantal voorbeelden afleidbaar. Zo is uit de wijze waarop de Management Review is opgebouwd (volgens de PDCAcyclus) goed afleidbaar op welke terreinen de opleiding verbetermaatregelen heeft genomen en nog zal nemen. Uit de Management Review voor de deeltijdopleiding blijkt bijvoorbeeld dat de waardering voor de vakken ‘niet zo vaak’ onder het cijfer 3 op een vijfpuntsschaal komt. Gebeurt dit wel, dan is dit voor de coördinator een signaal de oorzaak te achterhalen en actie te ondernemen. Wat de inzet van docenten binnen de deeltijdvariant betreft geeft de opleiding aan dat deze in de regel ‘goed’ functioneren. Wie een slechte beoordeling krijgt wordt in principe niet meer ingezet. De opleiding beschikt over voldoende gekwalificeerde externe docenten. Evaluaties binnen de deeltijdopleiding worden met de deeltijdcoördinator besproken. Indien nodig wordt actie ondernomen. Het auditteam constateert dat de opleiding apart aandacht besteedt aan ‘Verbeteringen sinds de vorige visitatie’ en deze heeft opgenomen in de managementreview.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 46
Hieruit blijkt dat de opleiding verbetermaatregelen genomen heeft met betrekking tot de vakkenintegratie, het projectmatig werken, de banden met de beroepspraktijk, de tweede vreemde taal, training van commerciële vaardigheden, het staken van de opleiding CE-Rabobank en de samenhang van het curriculum. Naar het oordeel van het auditteam is de opleiding er in geslaagd deze verbetermaatregelen te nemen. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding maakt serieus werk van het nemen van verbetermaatregelen, zoals onder andere blijkt uit de inhoud van de Management Review die opgezet is volgens de PDCA-cyclus; uit de documentatie blijkt dat de opleiding goed zicht heeft op de resultaten van de verschillende verbetermaatregelen; de opleiding heeft de opmerkingen naar aanleiding van de laatste visitatie ter harte genomen en aantoonbaar de noodzakelijke veranderingen geïmplementeerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 47
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen In overeenstemming met haar visie betrekt de opleiding CE verschillende partijen bij vast- en bijstelling van de kwaliteit van de opleiding. Hieronder is aangegeven bij welke evaluaties de verschillende stakeholders van de opleiding CE betrokken zijn. Hiertoe behoren de Raad van Advies van FHMM, het College van gecommitteerden, de stagebegeleiders, medewerkers, studenten en alumni. De Raad van Advies is met name betrokken bij het strategisch beleid, de opleidingsvisie, het beroepsprofiel/-competenties en de aansluiting van de opleiding op startfuncties. Het College van gecommitteerden richt zich op het bewaken van de kwaliteit van de afstudeerscripties en het toetsen van het hbo-niveau van studenten. De stagebegeleiders zijn betrokken bij de evaluatie van stagiaires en de alumni nemen deel aan onderzoek naar de startkwalificaties van CE’ers. Naast de enquêtes vinden er ook gesprekken plaats met de studenten in de vorm van klankbordbijeenkomsten. Halverwege het leerarrangement spreekt de teamleiding met een studentenafvaardiging. Deze bijeenkomsten worden verslagen en aan de achterban teruggerapporteerd. De verbeteracties die voortvloeien uit de onderwijsevaluaties worden zoveel mogelijk bij aanvang van een nieuw leerarrangement bekend gemaakt. De Fontys studentenquête vindt volgens afspraak om de twee jaar plaats. De uitslag van deze enquête wordt geanalyseerd. Het verslag hiervan wordt verspreid onder de studenten en de hogeschool dient aan te geven hoe zij de geconstateerde aandachtspunten denkt aan te pakken. Studenten beoordelen de verschillende leerarrangementen. Het auditteam heeft inzage gehad in de antwoordformulieren die studenten dienen in te vullen na afloop van een leerarrangement. Hieruit blijkt dat er op relevante onderwerpen wordt geëvalueerd. Voorbeelden hiervan zijn: • het project en het theoretisch deel van het leerarrangement sloten goed op elkaar aan; • de competenties die ik in het leerarrangement moest behalen waren mij bij aanvang bekend; • de competenties die ik in het leerarrangement moest behalen zijn (wat mij betreft) behaald; • het leerarrangement biedt voldoende mogelijkheden om de competenties te behalen. Het primaire proces wordt periodiek door de medewerkers geëvalueerd. In het tweewekelijkse niveauoverleg per opleiding zijn de collega’s medeverantwoordelijk voor de formulering van de verbetervoorstellen. Zij vormen de belangrijkste schakel bij de verbetering van de kwaliteit van het primaire proces. De analyse wordt op instituutsniveau uitgevoerd. Alle medewerkers worden betrokken bij het tot stand komen van de activiteitenplannen per team. FHMM beschikt over een alumnivereniging: het Fame netwerk. Over beleidsbeslissingen (niveaubepaling van domeincompetenties) wordt advies gevraagd aan deze vereniging. Voor het uitzetten van alumni onderzoeken wordt gebruik gemaakt van het ledenbestand van deze vereniging. Bij de vergaderingen van Fame netwerk wordt de opleiding CE vertegenwoordigd door de teamleider en een lid uit het CE team. Vertegenwoordigers uit het werkveld zijn betrokken bij de examinering. Tijdens de evaluatiegesprekken wordt het proces van examinering en het kwaliteitsniveau van de geëxamineerde besproken. De verslagen van deze bijeenkomsten worden in het managementteam besproken. De opleiding vraagt aan de bedrijfsbegeleider een mening te geven over de inhoudelijke en organisatorische aspecten van de stage en het afstuderen bij FHMM/CE.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 48
De Raad van Advies van de opleiding is eveneens betrokken bij de bewaking van de kwaliteit van de opleiding. Meer specifiek betreft het de inhoudelijke kwaliteit van de opleiding, bijvoorbeeld de inbreng van nieuwe ontwikkelingen in de opleiding en het regelmatig beoordelen van het door de opleiding gehanteerde curriculum. Zij komt vier keer per jaar bijeen. Leden van de Raad van Advies nemen in een aantal gevallen ook deel aan afstudeerzittingen. Voor de deeltijdvariant geldt dat aan het eind van het studiejaar er een totaalevaluatie gehouden wordt over het onderwijs, de organisatie en de voorzieningen. Het ene jaar gebeurt dit binnen de kaders van de studentenenquête, het ander jaar doet de deeltijdvariant CE dit zelf. De resultaten worden besproken met de studenten. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observatie: • medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld worden aantoonbaar en actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als voldoende gelet op de volgende observaties: de opleiding wordt mede aan de hand van toetsbare streefdoelen structureel en periodiek geëvalueerd; de evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die goed worden gemonitord; het kwaliteitszorgsysteem is goed uitgewerkt en wordt uitgevoerd in samenwerking met medewerkers, studenten, alumni en het werkveld. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel drie facetten van het onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.5.1. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 49
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Afhankelijk van de keuze van de student biedt de opleiding de mogelijkheid strategisch, operationeel of theoretisch af te studeren. Studenten die strategisch of operationeel afstuderen voeren op HBO-niveau binnen een organisatie een project uit gebaseerd op een concreet strategisch of operationeel probleem. Zowel aan de aard van de opdracht als aan het bedrijf zelf worden eisen gesteld in de zin dat de opdracht moet passen in het beroepsprofiel. De afstudeercoördinator ziet erop toe dat de opdracht aansluit bij het gewenste niveau en dat het bedrijf in voldoende mate afstudeerbegeleiding kan bieden. Van belang is wel, zo merkt het auditteam op, dat de goedkeuring van het scriptieonderwerp en het plan van aanpak van onderzoek door de begeleider strikt kwalitatief wordt beoordeeld en vastgelegd. Van de afstudeersessies wordt een protocol opgesteld waarin de beoordelingen van de commissieleden is vastgelegd. Tijdens de audit bleek wel dat van verschillende afstudeerprojecten de protocollen niet of onvolledig beschikbaar waren. Een theoretische afstudeerscriptie bij FHMM kan in sommige gevallen worden gecombineerd met een Bachelorthesis uit het schakelprogramma tussen HBO en WO. Voor de theoretische afstudeerroute moet de student een voor de praktijk van commerciële economie relevant probleem kunnen analyseren en onderzoeken, met gebruikmaking van theorie, om zo te komen tot aanbevelingen voor de oplossing van het probleem en/of een vervolgonderzoek. Verder moet de student zelfstandig onderzoek kunnen doen op een niveau dat aansluit bij de instroomeisen voor “master” opleidingen. Bij het toewijzen van een begeleider wordt er rekening gehouden met de vraagstelling en of het een theoretisch, strategisch of operationeel afstuderen betreft. In de periode juni 2005 t/m januari 2007 hebben 248 afstudeerzittingen plaatsgevonden. Ruim 90% van de afstudeerders scoort een voldoende tijdens de afstudeerzitting. Het werkgeversonderzoek 2007 laat zien dat het merendeel van de pas afgestudeerde CE’ers terechtkomt op uitvoerende posities. Een aantal afgestudeerden heeft een adviserende of leidinggevende taak. De functies liggen op het terrein van marketing en sales (75%), een enkeling financiën, communicatie of inkoop. Het merendeel van de afgestudeerden heeft volgens de werkgevers een functie op HBO-niveau. 25 % heeft zelfs een functie die het HBO-niveau ontstijgt. Een meerderheid van de alumni geeft aan, indien men opnieuw de keuze moest maken, zij wederom Commerciële Economie bij Fontys Hogescholen zou gaan studeren. Uit evaluaties onder alumni is gebleken dat zij ‘kritisch’ zijn als het gaat om diepgang in de opleiding (zie hierna). Als verbetermaatregel geeft de opleiding aan dat men ter bevordering van het theoretische aspect er een body of knowledge zal worden opgesteld. Opvallend is, zo constateert het auditteam tijdens de audit, dat een aanzienlijk deel van de studenten na de Hbo-CE opleiding bij Fontys kiest voor een WO-masteropleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 50
Uit actuele cijfers van de Hogeschool blijkt dat 25% van de uitstroom van studenten met een bachelordiploma CE - via een schakelprogramma - gaat studeren in een masterprogramma aan een universiteit. Van de populatie studenten die het auditteam heeft gesproken was de helft van het aantal studenten van plan alsnog naar de universiteit door te stromen. Als motivering gaven zij aan dat de hboopleiding hen voldoende praktische kennis en vaardigheden meegaf om zich vervolgens op theoretisch terrein verder te ontwikkelen. Zij zien het als een ideale voorbereiding op een startfunctie op de arbeidsmarkt om een hbo- en een wo-opleiding te combineren. Het auditteam vraagt zich af of dit feit voldoende door het management van de CE-opleiding wordt herkend en of de Hogeschool op deze ontwikkeling verder zou moeten inspelen. Uit de verslagen van de bijeenkomsten van de Raad van Advies blijkt dat men positief is over de kwalificaties van de opleiding en de aansluiting op de beroepspraktijk. Sommige leden van de Raad van Advies nemen deel aan afstudeerzittingen als externe deskundigen. Hun evaluaties in dat kader geven eveneens een positief beeld. De bedrijfsmentoren beoordelen de studenten als zelfstandig en onafhankelijk. Zij zijn positief over het persoonlijk functioneren van de student. Het HBO-niveau van de uitvoering van de opdracht en de kritische houding van de student in de richting van het bedrijf worden als ruim voldoende beoordeeld. In de periode juni 2005 t/m januari 2007 zijn er geen onvolkomenheden opgetreden in de relaties tussen opdrachtgevers en studenten. Er zijn dan ook geen onvoldoendes in de beoordelingen van bedrijfsmentoren. De mening van de externe deskundigen over het CE-gehalte, de kwaliteit van de aanbevelingen, de mate van inzicht en beheersing, en de persoonlijke presentatie wordt getoetst met een evaluatieformulier na iedere zitting. De resultaten van dit oordeel zijn positief. Met name de kwaliteit van de aanbevelingen wordt als ‘ruim voldoende’ beoordeeld. De Nationale Studentenenquête geeft op de vraag of de CE VT-Fontys Eindhoven haar studenten voldoende voorbereidt op een loopbaan een score van 6,7 op een 10-puntsschaal (2006/2007). Dit cijfer is gelijk aan het landelijk gemiddelde voor alle CE VT-opleidingen. De waardering voor de theoretische afstudeerroute ligt boven het landelijk gemiddelde. De afstudeerscriptie wordt beoordeeld op domeinspecifieke criteria (het gebruik van kennis op het desbetreffende vakgebied), onderzoeksvaardigheden en de mate waarin de aanbevelingen realistisch zijn en een aantoonbare bijdrage leveren aan de oplossing van het probleem. Uit de afstudeerscripties die het auditteam voorafgaand en tijdens de audit steekproefsgewijs heeft bestudeerd, blijkt dat er sprake is van een wisselend beeld. Er zijn scripties die naar de mening van het auditteam lof verdienen. Andere scripties zijn net aan de maat vanwege een beperkte theoretische en methodologische onderbouwing. Een enkele keer is het gebruikte theoretische model niet geheel relevant en in een ander geval wordt het toegepaste onderzoek niet in voldoende mate verantwoord. Het auditteam onderstreept in dit kader de mogelijke rol van de lector betreffende verdere kwaliteitsverhoging van het toegepast onderzoek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 51
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende gelet op de volgende observaties: de CE-opleiding beschikt over voldoende informatie vanuit het beroepenveld om op basis hiervan te toetsen in welke mate de door de studenten bereikte competenties aansluiten bij de kwalificaties die het beroepenveld eist; het beroepenveld is tevreden over het niveau van afgestudeerden van de opleiding CE; de door het auditteam bestudeerde scripties zijn van een zeer goed tot een matig niveau; bij de matige scripties verdient de theoretische en methodologische onderbouwing specifieke aandacht.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 52
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen De opleiding streeft naar een snelle en correcte selectie van voor de opleiding geschikte studenten en vervolgens naar een zo hoog mogelijk aantal geslaagden. De opleiding formuleert streefcijfers voor instroom, doorstroom en uitval, de opleiding evalueert regelmatig en systematisch of de streefcijfers zijn gehaald. Indien de bevindingen van de evaluaties daartoe aanleiding geven, wordt het beleid en/of de praktijk van de uitvoering bijgesteld. Deze uitgangspunten leiden voor de voltijd opleiding CE tot de volgende kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen (streefcijfers) voor het onderwijsrendement: uitval moet zich zoveel mogelijk concentreren in het 1e studiejaar; uitval na het tweede studiejaar moet een uitzondering zijn, in totaal hoogstens 5%; de gemiddelde studieduur van de studiestakers mag maximaal 1,5 jaar zijn; de gemiddelde studieduur van geslaagden mag maximaal gelijk zijn aan 4,5 jaar. Uitval moet zich zoveel mogelijk concentreren in het 1e studiejaar. Het aantal studiestakers gedurende het tweede jaar is echter nog hoog. Dit was mogelijk een gevolg van de lage studiedrempel van 30 ECTS (prebiloba) aan het einde van het eerste jaar. Het aandeel uitval gedurende het tweede jaar is normaliter rond de 10%. Daarmee valt ruim 35% uit in de propedeuse fase. Dit is de consequentie van het beleid dat de propedeuse in maximaal twee jaar behaald moet zijn. De opleiding heeft bepaald dat studenten tijdens de propedeuse 60 ECTS behaald dienen te hebben om hun studie te kunnen vervolgen. Op deze wijze wordt voorkomen dat vervolgens een deel van de studentenpopulatie in het tweede studiejaar de opleiding verlaat. Uitvalpercentage van instroom (cumulatief).
% uitval gemeten na 1 jaar % uitval gemeten na 2 jaar % uitval gemeten na 3 jaar % uitval gemeten na 4 jaar % uitval gemeten na 5 jaar
Instroomcohort 2002 2003 28% 24% 38% 36% 40% 39% 41%
2004 16% 37%
2005 27%
Uit gegevens van de opleiding blijkt dat het aantal studiestakers groot is: in 2002/03: 139. In 2003/04: 143. In 2004/05: 85 en in het studiejaar 2005/06 137. Hoewel studenten formeel voldoen aan de instroomeisen, geeft de opleiding tijdens de audit aan dat lang niet alle studenten beschikken over het vereiste ingangsniveau. Ook is de motivatie van studenten (met name geldt dit voor de voltijdstudenten) niet altijd voldoende hoog. Beide aspecten, niveau en motivatie, zijn de belangrijkste oorzaak voor het hoge uitvalpercentage tijdens de eerste fase van de studie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 53
De opleiding geeft aan in haar activiteitenplan dat men een studentvolgsysteem en een verbeterd management informatiesysteem wil introduceren. Op deze wijze hoopt de opleiding eerder greep te krijgen op studenten die een (mogelijke) studievertraging oplopen. Zij zullen intensiever begeleid worden. Daarnaast kent de opleiding een bindend negatief studieadvies. Het bindend negatief advies wordt met ingang van september 2007 strenger, teneinde de selectie- en verwijzingsfunctie van de propedeuse beter te kunnen verrichten. CE gaat uit van een bindend negatief advies bij minder dan 60 EC’s . Studenten mogen dus niet langer meer door naar de hoofdfase als zij niet eerst de propedeuse hebben gehaald. De opleiding merkt op dat er thans nog studenten zijn voor wie de ‘oude’ normering geldt, dit zijn de ‘verlengde propedeuse studenten’. Wanneer het september 2007 cohort in het tweede jaar zit, dan zal zo verwacht de opleiding de uitval in dat studiejaar erg laag zijn. De gemiddelde studieduur van geslaagden mag maximaal gelijk zijn aan 4,5 jaar. Uit cijfers blijkt dat de gemiddelde studieduur sinds het uitstroomcohort 2002/’03 lager is dan 4,5 jaar: in het studiejaar 2002/03 was de gemiddelde studieduur van geslaagden 3,8 jaar. In 2005/06 was deze gemiddelde studieduur toegenomen tot 4,3 jaar. Voor deeltijders geldt dat zij vaak gemotiveerder aan de studie beginnen: zij hebben een specifiek doel voor ogen om deze opleiding te volgen. Zij studeren in de regel ook af binnen 4,5 jaar.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de gemiddelde studieduur van studenten is lager dan de streefwaarde hoewel waakzaamheid geboden gelet op de toenemende gemiddelde studieduur; het propedeuserendement is voor verbetering vatbaar. Verbeterbeleid op dit punt is ingezet; het auditteam heeft voldoende vertrouwen in de door de opleiding te nemen maatregelen.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor beide opleidingsvarianten als voldoende. Afgestudeerden komen in een werkveld terecht dat hun eindniveau als goed beschouwd; de scripties zijn van een zeer goed tot een matig, en soms onvoldoende niveau dat in de toekomst omhoog kan door meer theoretische diepgang te eisen in de scripties; het rendement van de opleiding CE is laag. Een aantal maatregelen (zie boven) zou moeten leiden tot een verbeterd rendement.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 54
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Commerciële economie, voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Commerciële economie voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V4
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V5
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
V V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G
4. Voorzieningen
V
4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
V V6
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
4
Extra aantekening: goed.
5
Extra aantekening: goed.
6
Extra aantekening: goed.
V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 55
3.2.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding Commerciële economie, deeltijd HBO BACHELOR OPLEIDING Commerciële economie deeltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V7
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G V8
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
G
2.5. Instroom
G
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
G
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel
V
3.1. Eisen HBO
V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G
4. Voorzieningen
V
4.1. Materiële Voorzieningen
V
4.2. Studiebegeleiding
V V9
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
G
6. Resultaten
V
6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
7
Extra aantekening: goed.
8
Extra aantekening: goed.
9
Extra aantekening: goed.
V
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 56
3.3.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-‘Accreditatiekader’ vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door Fontys Hogeschool, in casu Fontys Hogeschool Marketing Management, verzorgde HBO Bachelor Opleiding: Commerciële Economie in de varianten voltijd en deeltijd in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel
alle facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen Opleiding”) als goed en één als voldoende, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; 10 zes van de acht facetten van onderwerp 2 (“Programma”) als goed en twee als voldoende, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; 11 alle facetten van onderwerp 5 (“Interne kwaliteitszorg”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. 12
10
Zie §1.5.2. onder E.
11
Zie §1.5.2. onder E.
12
Zie §1.5.2. onder E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 57
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
W.L.M Blomen De heer Blomen is sinds 1976 actief in het hoger (beroep) onderwijs op het gebied van bestuur, strategie en organisatie. Van 1976 tot 1992 in diverse functies bij de HBO-Raad, waaronder die van hoofd van een van de adviesgroepen en plaatsvervangend secretarisdirecteur, en sinds 1992 als senioradviseur en later directeur en mede-eigenaar van de Hobéon Groep BV. Sinds 1996 is hij tevens werkzaam in de certificering van bedrijven in de monumentenzorg, in het hoger onderwijs en in de sector kunst en cultuur. M. le Roux De heer Le Roux heeft gestudeerd aan het Institut dÉtudes Politiques Paris met als specialisatie management en marketing. Vervolgens heeft hij gewerkt als manager product/markt ontwikkeling bij Groupe Expansion in Parijs, de marktleider in Frankrijk op het terrein van financieel-economische media. In de periode vanaf 1995 heeft hij in Nederland gewerkt en zich met name beziggehouden met de marketing en promotie van Franse landbouwproducten en levensmiddelen. Het accent van zijn werkzaamheden lag en ligt op de vermarkting van wijnen en gedestilleerd. De laatste jaren, sinds 2002, heeft hij een eigen marketingscommunicatiebureau gespecialiseerd op de terreinen ‘wine, food & culture’. B. Bakker De heer Bakker was tot en met 2005 buitengewoon hoogleraar Commerciële Beleidsvorming aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. In de laatste jaren is hij vooral actief geweest in het bestuur van de Economische Faculteit. Het laatste jaar als directeur van de capaciteitsgroep Bedrijfseconomie, de grootste groep binnen de faculteit en was hij mede belast met de realisatie van de grote reorganisatie. Zijn specialisme ligt met name op het terrein van (internationale) marketing getuige de boeken die hij als (mede)auteur geschreven heeft op dit terrein. Naast zijn onderwijstaken was de heer Bakker oprichter van het Instituut voor Commerciële Beleidsvorming. Bijna 20 jaar was hij managing partner en senior adviseur van ICB management consultants, een adviesbureau voor ondernemingsstrategie en commercieel beleid. G. W.M.C. Broers De heer Broers werkt sinds 1998 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) als onderwijskundige aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt heer Broers zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders. M. den Broeder De heer Den Broeder is derdejaars student aan de Hogeschool Utrecht op het terrein van commerciële economie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 58
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 59
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 60
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 61
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 62
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 63
BIJLAGE II: Programma Visitatie 28 september 2007: Commerciële Economie voltijd, deeltijd
Lokaal
Tijd
R4 3.06
08.30 – 08.45
Gesprekspartners
R4 3.06
08.45 – 09.00
Managementteam opleiding CE
Auditoren
Onderwerpen
Auditteam*
Voorbespreking
Auditteam:
Kennismaking Definitieve vaststelling programma
T. van den Heuvel, M. Spee, E. van Wijk, R. Vastert, A. Vermeulen
Blomen Bakker Le Roux Student Broers
R4 3.06
09.00 – 10.00
Managementteam opleiding CE
Auditteam
Wijk, R. Vastert, A. Vermeulen
Doelstellingen opleiding Strategisch beleid, visie, missie
T. van den Heuvel, M. Spee, E. van Blomen
Marktpositie en instroom
Bakker
Internationalisering / Lectoraten / Innovatie /
Le Roux
minoren
Student
Kwaliteitszorg
Broers
Relatie beroepenveld Personeel / Deskundigheidsbevordering Resultaten / rendementen Alumnibeleid
R4 3.12
10.00 – 11.00
Coördinatoren vol- en deeltijd
Auditteam
Relatie beroepenveld
opleiding CE
(deels)
Praktijkcomponent / stages
E.van Wijk (coördinator voltijd)
Le Roux
Innovatie / minoren
R. Vastert (coördinator deeltijd)
Broers
Internationalisering
Onderwijsontwikkeling / curriculum
lectoraat
A. Vermeulen
Instroom / propedeuse Aansluiting instroom en programma Samenhang programma Eindkwalificaties / afstuderen Studie(loopbaan)begeleiding R4 3.14
10.00 – 11.00
Domeindeskundigen CE
Auditteam
Ontwikkelingen in het werkveld en
(deels)
vakinhoudelijk.
M.Hummelink, docent (marketing)
Blomen
Lectoraat
G.Timmers, docent (export & sales)
Bakker
J. de Schouwer (associate lector)
Student
C. Molenaar (lector) R4 3.06
11.00 – 11.15
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 64
R4 3.14
11.15 – 12.15
Docenten CE
Blomen
Onderwijsinhoudelijke aspecten:
G. Timmers
Bakker
Relatie beroepenveld
R. Memelink
Student
Onderwijsontwikkeling / curriculum
I. Jacobs
Innovatie / minoren
G. de Laat
Instroom / propedeuse
R. Langeler
Aansluiting instroom en programma
C. van Kammen
Samenhang programma Toetsen en beoordelen Eindkwalificaties / afstuderen Praktijkcomponent / stages Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studie(loopbaan)begeleiding
R4 3.12
11.15 – 12.15
Docenten CE
Broers
Borgingsaspecten:
B. Raessens
Le Roux
Relatie beroepenveld
C. van Rijen
Onderwijsontwikkeling / curriculum
G. van Seeters
Innovatie / minoren
M. Hummelink
Samenhang programma
M. Spee
Toetsen en beoordelen Eindkwalificaties / afstuderen Praktijkcomponent / stages / Deskundigheidsbevordering Studie(loopbaan)begeleiding
R4 3.06
12.15 – 13.00
Media-
13.00 – 13.30
Auditteam Rondleiding voorzieningen
(Deel) Auditteam Verificatie algemene en opleidingsspecifieke
theek R4 3.12
Lunch, interne terugkoppeling, verificatie voorzieningen
13.30 – 14.15
Examencommissie
Broers
Toetsen en beoordelen
M.Hummelink
Bakker
Bezwaar en beroep
E van Wijk
Vrijstellingen
M.Klinge
Kwaliteitsborging van praktijkcomponent
R. Vastert
Resultaten / rendementen Instroom Aansluiting instroom en programma Studeerbaarheid, Studielast
R4 3.14
13.30 – 14.15
Kwaliteitszorg
Blomen
Evaluatie van resultaten
A. Vermeulen
Le Roux
Maatregelen tot verbetering
R. Memelink
Student
Betrekken van medewerkers, studenten,alumni, werkveld
R4 3.14
14.15 – 14.45
Personeelszaken
Blomen
T. van den Heuvel
Le Roux
E. van Wijk R. Vastert R4 3.06
14.15 – 14.45
Verificatie documenten
Bakker
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en
Broers
gesprekken
Student R4 3.06
14.45 – 15.00
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 65
R4 3.12
R4 3.14
15.00 – 15.45
15.00 – 15.45
Studenten opleiding CE (voltijd)
Broers
Informatievoorziening
Gijs van Roij, Lieke Janssen, Jesse
Bakker
Aansluiting vooropleiding / instroom
Rombout, Anouk Bounin, Martine
Student
Toetsen en beoordelen
Luijten, Saskia Toonen, Iris van Hest,
Studiebegeleiding (incl. stages)
Marion Plasmans, Anneke
Studeerbaarheid, studielast
Roestenberg, Gallid Goullet, Martijn
Materiële voorzieningen
de Goei
Praktijkcomponent
Studenten opleiding CE (deeltijd)
Blomen
Informatievoorziening
Jean Louis van Aerle, Wessel
Le Roux
Aansluiting vooropleiding / instroom
Castricum, Wilco Vlemmix, Carola
Toetsen en beoordelen
Kelder-Vlietstra, Rob Wilkes, Robert
Studiebegeleiding (incl. stages)
Hulsman
Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent
R4 3.06
15.45 – 16.00
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen
R4 3.12
16.00 – 16.30
Nader te bepalen
(Deel) Auditteam Pending issues
gesprekspartners (iedereen beschikbaar) R4 3.06
16.00 – 16.30
Verificatie documenten
(Deel) Auditteam Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken
R4 3.06
16.30 – 17.30
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
R4 3.21
17.30 – 18.00
Alle gesprekspartners & genodigden
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling Commerciële Economie
Samenstelling van het auditteam: W. Blomen (Wienke) Lead auditor
Prof. dr. B. Bakker (Ben) Vakdeskundige
M. Le Roux (Michel) Werkvelddeskundige
Den Broeder (Mark) Student.
Drs. G. Broers (Ger) Onderwijskundige/secretaris
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding CE. Fontys Hogescholen 66