MUZIEK BLAUWE ZAAL GROTE PODIA
deFilharmonie olv. Otto Tausk vr 27 jan 2012
2011-2012 Britten Symfonisch Jukebox Britten ma 7 nov 2011 deFilharmonie & City of Birmingham Symphony Chorus & Kinderkoor van de Vlaamse Opera olv. Martyn Brabbins do 10 nov 2011 deFilharmonie olv. Otto Tausk vr 27 jan 2012 Britten Happening zo 18 maart 2012
inleiding Piet Van Bockstal / 19.15 uur / blauwe foyer begin 20.00 uur pauze omstreeks 20.35 uur einde omstreeks 21.30 uur teksten programmaboekje Piet Van Bockstal coördinatie programmaboekje deSingel
deFilharmonie Otto Tausk muzikale leiding Alban Gerhardt cello
Claude Debussy (1862-1918) / Luc Brewaeys (°1959) uit ‘Préludes, Livre I’: La sérénade interrompue La cathédrale engloutie
2’ 4’
uit ‘Préludes, Livre II’: La terrasse des audiences du clair de lune Général Lavine - excentric
4’ 4’
Jonathan Harvey (°1939) Body Mandala
14’
pauze
gelieve uw GSM uit te schakelen
De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze.
reageer & win
Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets te winnen. Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 > www.tklavervier.be Grand café deSingel open alle dagen 9 > 24 uur informatie en reserveren +32 (0)3 237 71 00 www.grandcafedesingel.be drankjes / hapjes / snacks / uitgebreid tafelen
Benjamin Britten (1913-1976) Symfonie voor cello en orkest, opus 68 Allegro maestoso Presto inquieto Adagio - cadenza ad libitum Passacaglia: Andante allegro
35’
Claude Debussy/ Luc Brewaeys Préludes
Je kan het bezwaarlijk toeval noemen dat twee uitgesproken spectralisten in het eerste deel van het concert van vanavond de boventoon voeren. Het spectralisme is het levenswerk van de jammerlijk genoeg veel te vroeg overleden Fransman Gérard Grisey: onder het spectrale verstaan we onder meer een diepgaande timbre-analyse van de boventonen of harmonieken. Is Jonathan Harvey misschien de meest uitgesproken maar ook eigenzinnige adept van deze strekking in de hedendaagse muziek dan kan van Luc Brewaeys op een andere manier net hetzelfde beweerd worden. De tycoon van ons Vlaams componistenheir heeft in zijn machtige symfonische fresco’s steeds de spectrale sleutel gebruikt om zijn virulente klankmassa’s transparant te laten klinken. Het hoeft dan ook geen verwondering te wekken dat zo’n componist zich uitermate aangetrokken voelt tot de rijke klankwereld van Claude Debussy. Niet dat je deze laatste ervan kan beschuldigen tot de spectralisten te behoren - daarvoor waren de technische mogelijkheden in die tijd te beperkt - maar zeker wel tot die generatie van klankkunstenaars bij wie timbre en klank onafscheidelijk verbonden waren met de meer klassiekere parameters als melodie, harmonie of ritme. Claude Debussy’s Préludes behoorden al heel vroeg tot Brewaeys’ verplichte pianistieke vingeroefeningen en op de uitnodiging om deze allemaal te gaan orkestreren, ging hij dan ook gretig in. Claude Debussy schreef zijn Préludes voor piano tussen 1909 en 1912: het zijn er 24, netjes opgedeeld in 2 boeken. Illustere componisten hebben in de muziekgeschiedenis preludes geschreven, denk maar aan Bach, Chopin, Rachmaninov of Sjostakovitsj. Sommigen onder hen hielden zich strikt aan de definitie van een muzikaal voorspel, steeds vrij kort en improvisatorisch zonder een echt vastliggende vorm. Vooral Chopin legde de grondvorm vast met zijn cyclus van 24 preludes die elk één van de bestaande toonsoorten kregen toegewezen en daardoor een echte eenheid vormden. Zover ging Debussy niet: het is trouwens nooit een conditio sine qua non geweest om de 24 stukken allemaal op één recital te brengen (hoewel het regelmatig gebeurt). Wellicht is er een meer pragmatische reden: de beide boeken duren ongeveer 35 à 40 minuten en vormen in dat opzicht elk een perfecte lengte voor één concertdeel. Claude Debussy in Houlgate, 1911 © Archives du Seuil
Soms wordt deze muziek wel eens als programmamuziek betiteld: niks is minder waar! Debussy zelf gaf misschien een beetje aanleiding tot de verwarring door elke prelude een titel te geven die weliswaar aan het einde van elk stuk staat en daardoor elke uitvoerder de kans geeft om met een fris en onbevlekt gemoed de prelude aan te vangen zonder al in het keurslijf geduwd te worden van de beschrijvende titel. De titels zijn trouwens suggestief en creëren meer een sfeer of beschrijving dan concrete informatie vrij te geven over hoe het betreffende stuk eventueel zou moeten geïnterpreteerd worden. De 24 preludes van Debussy zijn een ware schatkamer van emotionele parels, variërend tussen wild onstuimig (‘Feux d’artifice’) en mysterieus (‘Brouillard’) of breed en kalm (‘La cathédrale engloutie’) tegenover tumultueus (‘Ce qu’a vu le vent d’ouest’). Ettelijke componisten (Colin Matthews, Hans Henkemans, Sean Osborn, Niels Rosing-Schow….) gingen Luc Brewaeys reeds voor in de orkestraties van de preludes van Debussy maar zijn aanpak resulteerde zeker in één van de meest inventieve die ook een blijvende invloed uitoefende op zijn eigen werk. Brewaeys zelf schrijft hierover: “Ik heb heel wat ervaring in het schrijven voor orkest, maar toch heb ik voor mijn toekomstige werken uitermate veel geleerd door te werken aan , beter nog: door te leven met deze Préludes en dat gedurende een lange en bijzonder intensieve periode.” Tijdens dit concert zal de Filharmonie vier Préludes vertolken: over ‘La sérénade interrompue’ zei de Spaanse componist Manuel De Falla: “Een meesterwerk…vol Andalusische betovering.” De korte staccato-figuren in de fagot symboliseren meesterlijk het ‘quasi guitarra’ effect en openen de weg naar het nachtelijk Spaans thema van deze drie minuten durende parel. ‘La cathédrale engloutie’ is ook al in de pianoversie één van de meest impressionante preludes uit de 2 boeken. Het stuk evoceert een oude Bretoense mythe waarbij een reusachtige kathedraal vanuit de zee oprijst bij heldere morgen aan de kust van het eiland Ys: de mythe vertelt verder over zingende priesters, klokkengelui en het orgel van de kathedraal dat op het hoogtepunt van het verhaal zinderend de boventoon voert. Harmonisch refereert Debussy naar middeleeuwse gezangen met sonore parallelle kwinten maar eveneens gebruikt hij vijftoonstoonladders die hij dan weer ontdekte bij het beluisteren van originele gamelanmuziek uit Java tijdens de Wereldtentoonstelling in Parijs. In deze ware geluidsorgie voelt de meester orkestrator Brewaeys zich duidelijk in zijn nopjes en de volledige orkestregisters worden hier tot aan de pijngrens opengegooid. Waar de meeste preludes wel een of andere duidelijke verwijzing bevatten
naar de natuur of legendes en mythes of ook nog de moderne tijden is het derde uittreksel ‘La terrasse des audiences du claire de lune’ inhoudelijk nog veel omvattender: de prelude zou ofwel geïnspireerd zijn op Pierre Loti’s ‘l’Inde sous les Anglais’ of meer waarschijnlijk op een artikel van René Puaux uit de krant ‘Le Temps’ van december 1912: daarin beschrijft Puaux de pompeuze feesten in Durbar naar aanleiding van de kroning van Georges V tot keizer van het Groot-Indisch rijk. Het artikel beschrijft de overwinningszaal, de zaal van de geneugten, de tuin van de Sultanes en ‘het terras van het publiek bij maanlicht’. Deze prelude is een ware synthese van de pianistieke stijl van de componist en hoewel de etherische stijl ervan meerdere keren onderbroken wordt door kleine erupties is de algemene teneur eerder somber en zelfs naargeestig. De laatste prelude op de playlist is ‘Général Lavine – excentric’: een soort music-hall jongleur-sketch. Het korte stukje is gebaseerd op een van de bekendste vaudeville figuren uit die tijd; de Amerikaan Ed Lavine die zijn voorstelling meerder keren geprogrammeerd zag in het Parijse Marignytheater waar ook Debussy diverse malen toeschouwer was. Debussy werd benaderd om revue muziek te componeren met Ed Lavine als centrale figuur maar het project kwam nooit van de grond en dit korte, bijtende maar o zo frisse stukje is er het enige residu van.
Jonathan Harvey Body Mandala
Jonathan Harvey is één van de weinige hedendaagse componisten wiens oeuvre nu reeds gebeiteld staat in het pantheon van de twintigste en eenentwintigste eeuw. Als koorknaap in het St-Michaels College in Tenbury onderging hij de invloed van de Engelse koortraditie maar evengoed bleef hij zijn ganse leven een adept van Karl-Heinz Stockhausen en diens serialisme. Harvey zou echter ook een zware fan worden van het Ircam te Parijs waar hij de elektronische basis legde van heel veel partituren die in zoveel van zijn composities de elementaire basis vormen. Wellicht het allerbelangrijkste in ’s mans leven en oeuvre is de invloed die hij onderging van het boeddhisme: Harvey benadrukt de spirituele verlichting die alle schijnbare tegenstellingen overstijgt: het gaat hierbij over de tegenstelling tussen subject en object: Het denkende ik, het subject, wordt onderscheiden van het niet-ik ofwel het object. Dit object is een voorwerp, ding, zaak, entiteit of wezen, en kan van materiële of onstoffelijke aard zijn. Volgens Harvey wordt de tegenstelling tussen dat subject en object opgeheven zodra men tot het inzicht komt dat beide uitersten eenzelfde kosmische oorsprong hebben: dit inzicht is wat voor de meeste boeddhisten het hoogst bereikbare ideaal is en dat we kennen onder de gemeenzame naam: het Nirvana. Bovendien: en nu keren we terug naar de muziek, worden in de door Harvey beleden Mahayana-variant de concepten tijd, ruimte en kennis gerelativeerd. Met andere woorden: de componist in Harvey’s opvatting is een medium tussen de tijdloze wijsheid van de allesomvattende kosmos en de wereld zoals wij, u en ik, die klinkend waarnemen. Tussen 2005 en 2007 was hij componist in residence bij het BBC Scottish Symphony Orchestra en kreeg hij de kans om 3 werken te componeren voor dit orkest en hun charismatische dirigent Ilan Volkov. Deze drie composities zijn met elkaar verbonden door een verschillende benadering van het boeddhistisch begrip ‘zuivering’. ‘…towards a Pure Land’, het derde werk uit de reeks (hoewel eerst gecomponeerd) beschrijft de zuivering van de geest terwijl het eerste werk ‘Speakings’ op een verbluffende elektronische manier de zuivering van het woord weergeeft. ‘Body Mandala’, het werk van vanavond, heeft het dan logischerwijze over de zuivering van het lichaam. Waar een Mandala traditioneel in het boeddhisme een plan of een geometrisch patroon is dat metafysisch of symbolisch de kosmos uitbeeldt, bedoelt Harvey hier een Jonathan Harvey
echte ‘plek’ waar de zuivering plaatsvindt. Een verklarende nota vinden we bovenaan de partituur van het werk :”…reside in the mandala, the celestial mansion, which is the nature of the purified gross body.” Harvey bezocht tijdens het componeren verschillende Tibetaanse kloosters in het Noorden van Indië en de weerslag daarvan is duidelijk te horen in ‘Body Mandala’: het lijkt bij wijlen op een ritueel. Zo zijn er quasi-imitaties (door het laag koper) van de typische Tibetaanse hoorns, hobo’s in pregnante vierklanken of slagwerk (de enige niet-westerse instrumenten in het orkest die Harvey aanwendt!) waar met Tibetaanse klokken en cimbalen de boeddhistische religieuze ceremonies worden weergegeven. Bizar genoeg contrasteert Harvey dit semi religieus geweld met elementen uit de jazz door aan verschillende instrumenten (trompet, klarinet…) jazz geïnspireerde soli te geven. Dit alles samen met een koortsachtig ritme maakt dit werk tot een van de spectaculaire buitenbeentjes en terzelfdertijd een instant-klassieker in het oeuvre van de Engelse grootmeester.
Benjamin Britten
Symfonie voor cello en orkest, opus 68 Wat is dat toch met die andere grote Engelse meester, Benjamin Britten? Vraag aan in- of outsiders wat de man voor hen betekent en in het beste geval krijg je ‘A Young Person’s Guide to the Orchestra’, de opera ‘Peter Grimes’ en misschien ook nog het ‘War Requiem’ opgedist. Maar een Cellosymfonie, ho maar! Voor een componist die een zo markante stempel drukte op de muziek van de twintigste eeuw in het algemeen en de Britse muziek in het bijzonder, die zoveel grote muzikale persoonlijkheden beïnvloedde en meer nog, tot zijn vriendenkring mocht rekenen, blijft het bevreemdend te moeten constateren dat het gros van zijn composities nog steeds niet tot de canon van de westerse muziektraditie behoren. Niet in het minst geldt dit voor zijn Cellosymfonie uit 1963, een werk dat zeker op het vasteland eerder spaarzaam geprogrammeerd wordt. Benjamin Britten had nochtans heel wat ervaring met het instrument cello: hij was de geprefereerde muziekpartner van een ander icoon van de voorbije eeuw, de Russische cellist Mstislav Rostropovitsj (luister bvb. maar eens naar hun onvolprezen opname van Schuberts ‘Arpeggione’ sonate) en het was dan ook geen toeval dat Britten zijn Cellosonate en drie solosuites opdroeg aan zijn goeie vriend. Dat de Cellosymfonie buitengewoon virtuoze eisen stelde aan de solist was natuurlijk een kolfje naar de hand van de exuberante ‘Slava’. Zonder te willen overinterpreteren dienen we te wijzen op een groot verwantschap met het grootse ‘War Requiem’ dat één jaar daarvoor geschreven werd en in iets mindere mate ook aan de ‘Sinfonia da Requiem’, niet voor niks hoekstenen uit Brittens repertorium. Britten schreef bvb. zijn solistenrollen in zijn requiem voor Galina Vishnevskaja (de echtgenote van Rostropovitsj), Dietrich Fischer-Diskau en Peter Pears. Hun nationaliteiten (prominente opposanten in de tweede wereldoorlog!) en artistieke samenwerking lieten hem toe, als overtuigd pacifist, een statement te maken naar een wereld die naar vrede snakte. In analogie met het ‘War Requiem’ kreeg ook zijn Cellosymfonie aan het einde een muzikaal visioen van vrede. Dat Britten een Cellosymfonie schreef en het bewust niet als een concerto behandelde, dient benadrukt te worden. Britten opteerde voor een solist die zonder twijfel de hoofdrol vertolkt in dit opus maar wel moet optornen tegen een behoorlijk ruim orkest dat thematisch gezien een even
essentiële bijdrage levert aan de compositie. De Cellosymfonie is een ruim bemeten werk (35' à 40’) netjes opgedeeld in een viertal delen die, zoals reeds eerder aangegeven, evolueren van donker naar licht. Het eerste en zeer duistere deel is nog in klassieke sonatevorm geconcipieerd maar het scherzo is dan weer van een quasi klassieke lichtvoetigheid. Na een innig Adagio, gevolgd door een briljante cadens volgt dan al even onverwacht een Passacaglia waarbij de trompetsolo het voornaamste thema uit het Adagio herneemt, op zijn beurt gevolgd door 6 variaties op de baslijn waarna Britten het tutti orkest doet galmen met een briljante en positief klinkende coda.
Benjamin Britten (rechts) met Mstislav Rostropovitsj (midden) en Dmitri Kabalevski na een concert in Moskau, 1964 © dpa Frankfurt am Main
deFilharmonie Als stilistisch flexibel symfonieorkest bezit deFilharmonie (Royal Flemish Philharmonic) een artistieke souplesse die toelaat om meerdere stijlen op een historisch verantwoorde wijze te vertolken. De Nederlandse dirigent Edo de Waart, die voorheen aan het hoofd stond van het San Francisco Symphony, het Rotterdams Philharmonisch Orkest, het Radio Filharmonisch Orkest, de Nederlandse Opera en het Hong Kong Philharmonic Orchestra, staat als chef-dirigent in voor het grote orkestrepertoire. Met zijn ruime orkestervaring draagt hij bij tot de vorming van het unieke karakter van deFilharmonie. Hij werkt daarvoor nauw samen met hoofddirigent Philippe Herreweghe, die zich vanuit zijn specifieke achtergrond toespitst op de (pre)romantische muziek. Martyn Brabbins is eerste gastdirigent. Dankzij eigen concertreeksen in grote zalen bekleedt deFilharmonie een unieke positie in Vlaanderen. In het buitenland werd deFilharmonie uitgenodigd door de belangrijkste huizen, waaronder de Musikverein en het Konzerthaus in Wenen, het Festspielhaus in Salzburg, het Amsterdamse Concertgebouw, de Suntory Hall en de Bunka Kaikan Hall in Tokio en het National Grand Theatre van Peking. Internationale concertreizen door diverse Europese landen en Japan vormen een constante in de kalender. Naast haar reguliere concerten werkte deFilharmonie opMaat uit, een geheel van educatieve projecten en sociale projecten, waarmee het orkest kinderen, jongeren en mensen met verschillende achtergronden doorheen de symfonische klankenwereld gidst. Samen met uitgeverij Lannoo ontwikkelt het orkest een reeks luisterboekjes voor kinderen. Verschillende cd's van het orkest werden bekroond door de vakpers, zoals de recente opnamen van Beethoven, Mendelssohn, Schubert en Stravinsky met hoofddirigent Philippe Herreweghe (PentaTone). Recent verschenen opnames met muziek van Sjostakovitsj onder leiding van chef-dirigent Jaap van Zweden (Naïve), en van Mortelmans en Vieuxtemps onder leiding van Martyn Brabbins (Hyperion). Het orkest maakt ook opnames voor zijn eigen label, waarin het focust op het grote orkestrepertoire, Belgische muziek en hedendaags klassiek. www.defilharmonie.be Otto Tausk In een periode van nog geen twee jaar ontwikkelde Otto Tausk (°1970, Utrecht) zich van assistent van Valery Gergiev tot chef-dirigent bij Holland Symfonia. Vanaf het seizoen 12/13 wordt hij de nieuwe muziekdirecteur van het Orkest en de Opera van Sankt Gallen, waar hij naast de symfonische programma’s ook elk seizoen twee grote operaproducties zal leiden. Otto Tausk heeft een uitstekende reputatie bij de Nederlandse orkesten met engagementen bij oa. het Radio Filharmonisch Orkest, het Residentie Orkest, Rotterdam Philharmonisch en de Radio Kamer
Filharmonie. Daarbuiten werd hij uitgenodigd door de Los Angeles Philharmonic, om er in 2011 hun Green Umbrella reeks te openen met een wereldcreatie van Georg Friedrich Haas. Hij werkt tevens regelmatig met de symfonische orkesten van Tasmania, Perth, Adelaide, Auckland, Bremen, Dortmund, Halle, Rheinland Pfalz, BBC Scottish, Moskou en deFilharmonie in Antwerpen. Hij werkte met solisten als Renaud Capuçon, James Ehnes, Daniel Hope, Alban Gerhardt, Lilli Paasikivi, Tanja Tetzlaff, Albrecht Mayer en Sol Gabetta. Zijn affiniteit met de vocale muziek blijkt uit de programma's die hij dirigeerde met Verdi's Requiem oa. in Moskou en in een uitverkochte Doelen, Beethovens Negende en Brittens 'War Requiem' met oa. solist Ian Bostridge in het Concertgebouw Amsterdam. In september 2009 keerde Otto Tausk terug bij De Nederlandse Opera in Michel van der Aa's opera 'After Life' die hij samen met het AskoSchönberg ensemble tijdens het Holland Festival 2006 in première had gebracht. Oorspronkelijk opgeleid als violist, heeft Tausk meerdere belangrijke prijzen in de wacht weten te slepen, zoals de prijs van de Monte dei Paschi di Siena met de hoogste waardering tijdens de legendarische dirigentencursus te Siena. Ook is hem in Besançon de operaprijs toegekend voor zijn interpretatie van Mozarts 'Cosi fan tutte'. Hij studeerde oa. bij professor Jonas Aleksa aan het Conservatorium van Vilnius, een periode die een grote impact op hem heeft gehad. Otto Tausk is nu zelf docent orkestdirectie aan het Conservatorium van Utrecht. In 2011 verscheen de opname van Hans Pfitzners ‘Orchesterlieder’ olv. Otto Tausk met de Nordwestdeutsche Philharmonie. www.ottotausk.nl Alban Gerhardt Alban Gerhardts belangrijkste leraars waren Boris Pergamensjikov, Markus Nyikos en Frans Helmerson. Op jonge leeftijd won hij al verschillende wedstrijden en op zijn eenentwintigste debuteerde hij met de Berliner Philharmoniker, waarop zijn internationale carrière al snel een hoge vlucht nam. Ondertussen speelde hij met meer dan 180 verschillende orkesten samen over de hele wereld, waaronder de meest gerennomeerde Europese en Amerikaanse orkesten (zoals het Cleveland en het Philadelphia Orchestra, San Francisco Symphony en Los Angeles Philharmonic), onder leiding van dirigenten zoals Kurt Masur, Christoph von Dohnányi, Michael Tilson-Thomas, Christoph Eschenbach, Christian Thielemann, Sir Neville Marriner, Marek Janowski, Leonard Slatkin, Sakari Oramo, Paavo Järvi en Miguel Hardt-Bedoya. Hoogtepunten van de afgelopen jaren zijn onder meer zijn solopartij in de ‘Sinfonia Concertante’ van Prokofjev en de wereldcreatie van het Celloconcerto van Unsuk Chin op de BBC Proms in de Royal Albert Hall in Londen, telkens met de BBC Scottish Symphony olv. Ilan Volkov, en zijn debuten bij de de Oslo Philharmonic, Sidney en Melbourne Symphony en
de radio-orkesten van Saarbrücken en Helsinki. Het repertoire van Alban Gerhardt is zeer omvangrijk. Hij speelde al meer dan zestig verschillende celloconcerti. Ook de samenwerking met nog levende componisten ligt hem nauw aan het hart. Hij creëerde onder meer werken van Peteris Vasks, Brett Dean, Jörg Widmann, Osvaldo Golijov, Matthias Pintscher, Mathias Hinke en Unsuk Chin. Alban Gerhardt speelt regelmatig ook in kamermuziekverband. Hij gaf concerten op het Edinburgh Festival, in de Wigmore Hall in Londen, de Philharmonie in Berlijn met collega's als Steven Osborne, Lars Vogt, Christian Tetzlaff, Lisa Batiashvili, Arabella Steinbacher, Tabea Zimmermann, Emmanuel Pahud en het Artemis Quartett. Verschillende cd-opnamen van Gerhardt zijn met prijzen bekroond, waaronder drie Echo Klassik Prijzen. Sinds enkele jaren neemt Gerhardt exclusief voor het Britse label Hyperion op. Hier verschenen onder meer twee cd's in de reeks van romantische celloconcerti met concerti van d'Albert, Dohanyi, Enescu, Schumann, Gernsheim, Volkmann en Dietrich, en het concerto en de Sinfonia Concertanto van Prokofjev (Bergen Philharmonic olv. Andrew Litton, september 2009). Alban Gerhardt bespeelt een instrument van Matteo Goffrillers. www.albangerhardt.co
deFiharmonie muzikale leiding Otto Tausk
1ste viool Bart Vandenbogaerde Eric Baeten Peter Manouilov Eva Zylka Nana Hiraide Yuko Kimura Claire Lechien Sihong Liang Miel Pieters Christophe Pochet Natalia Tessak Guido Van Dooren Bart Lemmens Vania Batchvarova Floris Uytterhoeven Kai Chong 2de viool Miki Tsunoda Tamas Sandor Krystyna Bohacz Xu Han David Perry Lydia Seymortier Marjolijn Van der Jeught Maartje Van Eggelen Ann Lafaille Rousalina Arnaoudova Laie Lee Cristina Scripcariu Marie Lancien Marie De Bry
altviool Ayako Ochi Rajmund Glowczynski Ingrid Ceuppens Wieslaw Chorosinski Marija Krumes Krzysztof Kubala Peter Swaan Bart Vanistendael Natalie Glas Romain Montfort Neil Leiter cello Raphael Bell Olivier Robe Dieter Schützhoff Birgit Barrea Diego Liberati Maria Mudrova Ilya Ryabokon Mieczyslaw Szynal Claire Bleumer Mathieu Jocqué contrabas Ioan Baranga Jaroslaw Mroz Tadeusz Bohuszewicz Julita Fasseva Jeremiusz Trzaska Tom Fiorini Sanne Deprettere Hekuran Bruci
fluit Edith Van Dyck Charlène Deschamps Peter Verhoyen Beatriz Macias
trombone Bart Van Nieuwenhuyze Roel Avonds Bernard Versavel Maarten Lowel
hobo Eric Speller Piet Van Bockstal Sébastien Vanlerberghe Dimitri Mestdag
tuba Bernd Van Echelpoel
klarinet Benjamin Dieltjens Ria Moortgat Benoît Viratelle
percussie Jaume-Blai Santonja Espinos Alexander Ponet Mieke Buekers Tom Pipeleers
fagot Graziano Moretto Bruno Verrept Tobias Knobloch hoorn Michaela Buzkova Koen Cools Morris Powell Koen Thijs trompet Markus Mester Luc Van Gorp Steven Verhaert Serge Rigaumont
pauken Pieterjan Vranckx
harp Samia Bousbaïne piano/celesta Yutaka Oya
Binnenkort in deSingel Pierre-Laurent Aimard piano lecture recital Instantanés musicaux Aimard licht zijn programma van 2 februari toe.
wo 1 feb 2012 20 uur / podium blauwe zaal ongenummerd € 10 basis € 8 -25/65+ en tickethouders concert do 2 feb 2012 spreektaal Frans
recital
R Schumann Selectie uit ‘Bunte Blätter’, opus 99 G Kurtág Selectie uit ‘Játékok Szálkák F Liszt Unstern - Sinistre Jeux d’eau de la Villa D’Este C Debussy Selectie uit ‘Préludes, Deuxième Livre’ do 2 feb 2012 20 uur / blauwe zaal € 22, € 18 basis / € 18, € 14 -25/65+ / € 8 -19 jaar inleiding Mark Delaere 19.15 uur / blauwe foyer
architectuur theater dans muziek
WWW.DESINGEL.BE
T +32 (0)3 248 28 28 DESGUINLEI 25 / B-2018 ANTWERPEN
WORD FAN VAN DESINGEL OP FACEBOOK
deSingel is een kunstinstelling van de Vlaamse Gemeenschap en geniet de steun van hoofdsponsor
mediasponsors