Jaarverslag 2010 Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
Samenwerking... Ballast Nedam realiseert graag projecten waarbij we al onze kennis en kunde kunnen aanbieden aan de klant. Door samen te werken en onze kennis te delen kunnen we resultaten vermenigvuldigen. Integrale projecten realiseren we door samenwerking in onze horizontale en verticale waardeketen. Hier zijn we trots op. In dit jaarverslag vindt u aansprekende voorbeelden van integrale projecten.
Veelzijdigheid is een kenmerkende omschrijving voor de Nieuwbouw van het hoofdkantoor voor pensioenuitvoeringsorganisatie PGGM in Zeist.
Foto omslag: Nieuwbouw van het hoofdkantoor voor pensioenuitvoeringsorganisatie PGGM in Zeist. De zes verdiepingen tellende bovenbouw, met een totale oppervlakte van 26.000 m² bevat ruimte voor onder andere 1200 werkplekken, een restaurant met 600 plaatsen en een auditorium voor 200 personen. De 3-laagse parkeerkelder van totaal 28.500 m² biedt plek aan 1000 auto’s.
Inhoud Voorwoord 2 Kerncijfers 5 Profiel en doelstelling
6
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
6
Dagelijks Bestuur
6
Algemeen Bestuur / Intern Toezicht
6
Rol van het Bestuur
7
Rol Dagelijks Bestuur
7
Rol Algemeen Bestuur / Intern Toezicht
7
Rol Verantwoordingsorgaan
7
Beleggingscommissie 8 Compliance-Officer 8 Pensioenbureau 9 Uitbestede werkzaamheden
9
Externe ondersteuning
9
Verslag van het Bestuur
11
Hoofdlijnen 11 Goed Pensioenfondsbestuur
15
Pensioenen 16 Beleggingen 22 Financiën 26 Actuariële paragraaf
30
Risico- en beheersbeleid
31
Toekomstparagraaf 35
Bevindingen Intern Toezicht
37
Oordeel Verantwoordingsorgaan
40
Jaarrekening 42 Balans per 31 december 2010
42
Staat van baten en lasten over 2010
43
Kasstroomoverzicht over 2010
44
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2010
45
Overige gegevens
71
Korte omschrijving pensioenregeling
71
Algemene reserves
71
Actuariële verklaring
72
Accountantsverklaring 73
Begrippenlijst 75 1
Voorwoord Het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam biedt u hierbij het jaarverslag over 2010 aan. In dit verslag legt het Bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in het afgelopen jaar. Verder staan wij stil bij de belangrijkste ontwikkelingen in 2010. In het voorwoord wordt een samenvatting gegeven van het bestuursverslag en zal samen met de kerncijfers op de website worden geplaatst als een verkorte versie van het jaarverslag. Het jaar 2010 is voor het Pensioenfonds een buitengewoon bewogen jaar geweest. Voor het eerst in de geschiedenis van het fonds is het noodzakelijk gebleken om pensioenaanspraken te korten. Het is het Bestuur duidelijk dat dit geen van de deelnemers onbewogen heeft gelaten. Positief is het behaalde beleggingsrendement van 12,0%, iets beter dan onze benchmark. Dit heeft bijgedragen aan de stijging van de dekkingsgraad van 93,1% per 31 december 2009 naar 95,6% per 31 december 2010. Ook het korten van de pensioenaanspraken met 3% droeg bij aan deze verbetering. De verbetering van de dekkingsgraad is uiteindelijk beperkt gebleven doordat in 2010 nogmaals een aanpassing voor de gestegen levensverwachting is verwerkt en doordat de rentestand eind 2010 iets lager was dan die per eind 2009. De belangrijkste punten die in dit voorwoord besproken worden zijn: - Korten van de pensioenaanspraken; - Stijgende levensverwachtingen; - Evaluatie herstelplan; - Gesprekken met de werkgever over de financiële positie van het Pensioenfonds; - Vermogensbeheer; - Communicatie; - Bestuur.
Korten van de pensioenaanspraken Het Pensioenfonds is in 2010 genoodzaakt geweest de opgebouwde pensioenen en dus ook de pensioenuitkeringen te korten met 3%. Dit was nodig omdat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het verleende uitstel voor het mogelijk korten van pensioenaanspraken op 17 augustus 2010 heeft ingetrokken. Ook een extreem lage marktrente heeft hieraan bijgedragen. Pensioenfondsen die het korten van pensioenaanspraken hadden opgenomen in het herstelplan en achterliepen op het herstelplan waren genoodzaakt om een korting per 31 december 2010 door te voeren op basis van de cijfers van het tweede en/of derde kwartaal.
Stijgende levensverwachtingen De stijgende levensverwachtingen hebben grote invloed op de voorzieningen van het Pensioenfonds. Naar aanleiding van de stijgende levensverwachtingen heeft het Actuarieel Genootschap (AG) de prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Per 30 september 2010 is overgestapt op deze prognosetafel inclusief Towers Watson 2010 ervaringssterfte. Dit heeft als gevolg gehad dat er in 2010 21 miljoen aan de voorziening is toegevoegd. In 2009 en 2007 is er naar aanleiding van de stijgende levensverwachtingen 27,8 respectievelijk 27,5 miljoen aan de voorziening toegevoegd.
Evaluatie herstelplan Alle Pensioenfondsen in Nederland die een herstelplan hebben, waren verplicht om uiterlijk 11 februari 2011 een evaluatie van het herstelpan uit te voeren. Op basis van de voorlopige cijfers per 31 december 2010, na het doorvoeren van de korting, heeft het Bestuur vastgesteld dat het Pensioenfonds niet achterloopt op het herstelplan. Ook is vastgesteld dat er voldoende herstel kan plaatsvinden om op 31 december 2013 de minimale vereiste dekkingsgraad van 104,2% te behalen. Het Pensioenfonds hoeft daarom in april 2012 geen korting door te voeren. Begin 2012 zal wederom een evaluatie plaatsvinden, op basis van de cijfers eind 2011. Hieruit kan naar voren komen dat het nodig is om uiterlijk in april 2013 nogmaals een korting door te voeren.
Gesprekken met de werkgever over de financiële positie van het Pensioenfonds In 2010 hebben diverse gesprekken met de werkgever plaatsgevonden vanwege de financiële positie van het Pensioenfonds. Belangrijke grondslagen zoals rente- en levensverwachtingen die relevant zijn voor de vaststelling van de premie zijn sindsdien gewijzigd. De werkgever heeft aangegeven begrip te hebben voor de stijgende levensverwachtingen, maar heeft dit nog niet vertaald naar financiële inbreng.
2
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
Vermogensbeheer Het Bestuur heeft ook in 2010 veel aandacht besteed aan het vermogensbeheer, waarbij de governance en het risicomanagement een grote rol hebben gespeeld. De vastrentende portefeuille, ondergebracht bij ING, is in 2010 inzichtelijker ingericht om risico’s beheersbaar te houden. Dit heeft onder andere tot gevolg dat renteswaps, derivaten ten behoeve van het afdekken van het renterisico, zichtbaar in de portefeuille aanwezig zijn. Het inzichtelijker inrichten van de vastrentende portefeuille heeft geleid tot een nieuwe opzet van het vermogensbeheer voor de vastrentende portefeuille. In de inzichtelijkere structuur van het vermogensbeheer zijn de Beleggingscommissie en het Bestuur nauwer betrokken bij de aansturing van het risicoprofiel van het fonds. In het verleden was de aansturing van het risicoprofiel bij de vermogensbeheerder belegd. Om het risicomanagement beter te kunnen beheersen heeft het Bestuur besloten de organisatie op het terrein van risico- en vermogensbeheer te versterken. Deze versterking bestaat uit het aantrekken van een extern operationeel adviseur om het pensioenbureau te ondersteunen in het monitoren van de portefeuille en de Beleggingscommissie te ondersteunen in de selectie van fondsen. Daarnaast is in 2010 het besluit genomen om van een vastgoedfonds dat belegt in beursgenoteerde vastgoedondernemingen over te stappen naar een niet beursgenoteerd vastgoedfonds dat direct in woningen, winkels en kantoren belegt. Na een selectieprocedure is besloten de vastgoedportefeuille onder te brengen bij Altera Vastgoed N.V. De overstap is gebeurd in twee stappen. De eerste stap heeft plaatsgevonden per 30 juni en de tweede stap per 30 september.
Communicatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam is van en voor de deelnemers. Het Bestuur heeft altijd veel aandacht besteed aan de communicatie over de mogelijke risico’s binnen de pensioenregeling. De pensioenregeling die door het Pensioenfonds wordt uitgevoerd heeft het karakter van een collectieve beschikbare premieregeling en kent het risico dat pensioenaanspraken mogelijk gekort kunnen worden. Het uiteindelijk doorvoeren van een korting is een noodmaatregel en een ingrijpende maatregel. In 2010 heeft het Bestuur extra veel aandacht besteed aan het informeren van alle deelnemers via nieuwsbrieven, de website en deelnemersvergaderingen.
Bestuur Het Bestuur is voortdurend bezig met het verhogen dan wel op peil houden van de deskundigheid. Met name op het gebied van het uitvoeringsbeleid ten aanzien van de beleggingen, risicomanagement en beleggingsproducten. De heer Y. van Steeg heeft om persoonlijke reden zijn functie als vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden ter beschikking gesteld per 1 februari 2011. De heer A. Kok is de heer Y. van Steeg opgevolgd. Het Bestuur wil de heer Y. van Steeg hartelijk danken voor de vele jaren die hij zich heeft ingezet voor het Pensioenfonds. Ondanks het heftige jaar 2010 ziet het Bestuur de toekomst van het Pensioenfonds met vertrouwen tegemoet.
Richard Feenstra Voorzitter Bestuur Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
3
SAMENWERKING Herinrichting Van Beuningenplein Amsterdam In opdracht van Stadsdeel Westerpark is het Van Beuningenplein in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt opnieuw ingericht. Onderdeel is de realisatie van een ondergrondse parkeergarage, die plaats biedt aan 200 auto’s van bewoners uit de directe omgeving. Alleen de toeritten naar de garage zijn vanaf het plein zichtbaar. Bovengronds biedt het plein ruimte aan speeltoestellen, speelvelden, waterelementen en diverse paviljoens, afgewisseld met struiken en bomen. Het project is onder de regie van Ballast Nedam Infra Noordwest uitgevoerd en zeven andere Ballast Nedambedrijven leveren ook hun bijdrage.
Kerncijfers € x 1.000 2010 2009 2008 2007 2006 aantal rechthebbenden - deelnemers 2.236 2.205 2.223 2.077 1.922 - premievrijen 3.069 3.025 2.917 2.912 2.893 - vroegpensioengerechtigden 102 117 124 141 110 - pensioengerechtigden 1.793 1.727 1.659 1.535 1.468 - wezen 33 36 33 30 35 Totaal 7.233 7.110 6.956 6.695 6.428 Reglementvariabelen Franchise 12.674 12.466 12.209 11.872 11.566 Indexatie actieven per 01-07 in %
0,00
0,00
2,52
0,88
0,63
Indexatie inactieven per 01-07 in %
0,00
0,00
1,87
0,58
0,99
Korting actieven en inactieven per 31-12 in % 3,00 Pensioenuitvoering Feitelijke premie 24.572 23.958 22.482 21.050 19.443 Gedempte kostendekkende premie *
18.461
17.303
15.287
12.138
Zuivere kostendekkende premie 25.966 27.268 18.599 20.105 17.036 Pensioenuitvoeringskosten 1.194 1.289 1.153 948 1.023 Uitkeringen 26.253 24.962 23.667 21.315 20.381 *) Deze premie is voor het fonds de kostendekkende premie
Vermogenssituatie en solvabiliteit Pensioenvermogen 675.486 605.964 546.464 602.460 616.837 Pensioenverplichtingen 706.733 651.101 617.933 489.168 502.675 Aanwezige dekkingsgraad 95,6% 93,1% 88,4% 123,2% 122,7% Dekkingsgraad volgens herstelplan
94,1%
89,4%
Vereiste dekkingsgraad 112,4% 116,2% 114,6% 115,5% Minimum vereiste dekkingsgraad*
104,2%
104,2%
*) Deze is tot en met 2008 gesteld op ca. 105,0%
Beleggingsportefeuille Vastgoedbeleggingen 29.634 30.797 27.427 47.784 55.159 Aandelen 193.704 184.089 137.302 173.657 187.381 Vastrentende waarden 457.228 384.507 374.810 372.897 369.694 Derivaten (netto waarde)
-14.775
Totaal beleggingen 665.791 599.393 539.539 594.338 612.234 Beleggingsperformance Vastrentende portefeuille 9,3% 4,3% 11,8% -1,6% -0,8% Vastrentende benchmark 7,6% 1,3% 18,3% -1,8% -1,4% Aandelen portefeuille *)
21,1%
30,7%
-40,4%
-1,9%
9,2%
Aandelen benchmark 20,5% 28,7% -37,7% -1,3% 11,9% Vastgoed portefeuille 1,6% 12,3% -42,6% -13,4% 39,4% Vastgoed benchmark 0,2% 25,9% -47,7% -13,3% 36,0% *) De 200.000 aandelen Ballast Nedam zijn hier buiten beschouwing gelaten
Beleggingsperformance totaal Beleggingsrendement 12,0% 11,2% -9,3% -3,0% 5,1% Benchmark 10,6% 9,2% -6,3% -2,6% 6,5% Kerncijfers over het 82e boekjaar 5
Profiel en doelstelling Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam (hierna te noemen: “Het Pensioenfonds”), statutair gevestigd te Amsterdam is opgericht op 12 augustus 1929. 2010 is voor het Pensioenfonds het 82e boekjaar. De laatste statutenwijziging was op 3 december 2007. Deze statutenwijziging is op 1 januari 2008 ingegaan. Het Pensioenfonds is een Ondernemings Pensioenfonds en is aangesloten bij de koepelorganisatie Stichting voor Ondernemings Pensioenfondsen (OPF). Het Pensioenfonds heeft tot doel uitvoering te geven aan het pensioenreglement, zoals dat geldt voor de vennootschap en de groepsondernemingen. Het Pensioenfonds kent één pensioenregeling. Hierin wordt voor 7.233 deelnemers een vermogen belegd van ca. EUR 666 miljoen.
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Het Bestuur bestaat uit een Dagelijks Bestuur en een Algemeen Bestuur.
Dagelijks Bestuur 2010 Naam
Functie
Discipline
Werkmaatschappij
Einde zittingsduur
R.J. Feenstra *1)
Voorzitter
Financiën
Ballast Nedam N.V.
01-01-2014
Financiën
Ballast Nedam Infra B.V.
01-01-2012
H.P. van der Meer *2) Lid
Algemeen Bestuur / Intern toezicht 2010 Naam
Functie
Discipline
Werkmaatschappij
Einde zittingsduur
M.J.L. Heitman *1)
Lid
Juridisch
Ballast Nedam Bouw en Ontwikkeling B.V.
01-01-2014
A. Kok *1)
Lid
Financiën
Ballast Nedam International B.V.
01-01-2012
F.L. van Oorschot *2)
Lid
Personeel
Ballast Nedam Bouw en Ontwikkeling B.V.
01-01-2012
Y. van Steeg *3)
Lid
Techniek
Pensioengerechtigde
01-01-2014
*1) Benoemd door de werkgever *2) Gekozen door de werknemers *3) Gekozen door de pensioengerechtigden Het Bestuur heeft de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden uitbesteed aan het Pensioenbureau en externe vermogensbeheerders. Conform de eisen van de Pensioenwet blijft het Bestuur verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken.
6
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
Rol van het Bestuur Het Bestuur bestaat uit een Dagelijks Bestuur en een Algemeen Bestuur. Het Bestuur stelt het algemeen beleid vast van het Pensioenfonds. Door middel van een mandaat wordt een aantal taken en verantwoordelijkheden aan het Dagelijks Bestuur gedelegeerd. Het Bestuur legt verantwoording af aan het Verantwoordingsorgaan. Alle besluiten worden genomen door het voltallige Bestuur (Algemeen Bestuur plus Dagelijks Bestuur).
Rol Dagelijks Bestuur Het Dagelijks Bestuur is meer specifiek belast met het besturen van het Pensioenfonds. Daartoe behoren onder meer de volgende taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden: - het besturen van het Pensioenfonds en het bepalen van het dagelijks beleid binnen het Pensioenfonds, met inachtneming van het mandaat dat het Bestuur heeft vastgesteld; - het voorbereiden en uitvoeren van bestuursbesluiten; - het beheren van activiteiten van het Pensioenfonds; - het uitvoering geven aan het uitbestedingsbeleid binnen het Pensioenfonds, zoals dat door het Bestuur is vastgesteld, binnen het mandaat van het Bestuur en voor zover dit is toegestaan op grond van wet- en regelgeving; - erop toezien dat het pensioenreglement, de statuten en de overige juridische documenten van het Pensioenfonds, binnen de daartoe gestelde termijnen voldoen aan de geldende wet- en regelgeving; - het adviseren van het Bestuur; - het vertegenwoordigen van het Pensioenfonds met inachtneming van de statuten en het pensioenreglement en voor zover dit niet anders uit de wet voortvloeit.
Rol Algemeen Bestuur / Intern toezicht Het Algemeen Bestuur is meer specifiek belast met het intern toezicht. Het Algemeen Bestuur heeft bij het uitoefenen van het intern toezicht de volgende taken: - het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks en balances binnen het Pensioenfonds; - het beoordelen van de wijze waarop het Dagelijks Bestuur functioneert en uitvoering geeft aan de aan hem toegekende taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden; - het beoordelen van de wijze waarop door het Dagelijks Bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de korte en lange termijn. Het Algemeen Bestuur heeft bij het uitoefenen van het intern toezicht recht op: - alle informatie die het Algemeen Bestuur nodig acht om zijn taak goed te kunnen uitvoeren; - overleg met het Dagelijks Bestuur over al zijn bestuurstaken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden; - overleg met de externe accountant, de certificerend actuaris en de adviserend actuaris. Het Algemeen Bestuur rapporteert de bevindingen van het interne toezicht eenmaal per jaar aan het Bestuur. Het Bestuur bespreekt de rapportage en de eventueel daarop gebaseerde (voorgenomen) bestuursbesluiten met het Verantwoordingsorgaan. In het jaarverslag worden de bevindingen van het intern toezicht vermeld.
Rol Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden, te weten twee leden namens de werkgever, twee leden namens de werknemers en twee leden namens de gepensioneerden. Het Verantwoordingsorgaan is onafhankelijk en bespreekt met het Bestuur het gevoerde beleid en de resultaten van het beleid. Het Verantwoordingsorgaan geeft achteraf een oordeel over het handelen van het Bestuur en adviseert over voorgenomen beleidswijzigingen.
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
7
De samenstelling van het Verantwoordingsorgaan is vanaf 1 januari 2010 als volgt: Naam Discipline Werkmaatschappij Einde zittingsduur M.N.M. de Jong *1)
Personeel
Ballast Nedam Infra
01-01-2014
J.H. Hertsenberg *1)
Techniek
Ballast Nedam Bouwmaterieel
01-01-2012
G. Jansen *2)
ICT
Ballast Nedam ICT
01-01-2014
S.J.A. Bijpost *2)
Techniek
Ballast Nedam Speciale Projecten
01-01-2012
L. Philippen *3)
Techniek
Pensioengerechtigde
01-01-2012
P.A. Clemens *3)
Financiën
Pensioengerechtigde
01-01-2014
*1) Benoemd door de werkgever *2) Gekozen door de werknemers *3) Gekozen door de pensioengerechtigden Het Verantwoordingsorgaan is vanaf 1 januari 2008 actief. Het Verantwoordingsorgaan geeft ieder jaar achteraf een oordeel over het handelen van het Bestuur. Het Verantwoordingsorgaan verwoordt het oordeel in een verslag. Dit verslag wordt samen met een reactie van het Bestuur in het jaarverslag opgenomen. Om de leden van het Verantwoordingsorgaan hun rol zo efficiënt mogelijk te laten invullen worden er jaarlijks een drietal informatiebijeenkomsten met het Bestuur georganiseerd. Deze informatiebijeenkomsten hebben enerzijds als doel dat het Bestuur de leden van het Verantwoordingsorgaan op de hoogte houdt van de laatste ontwikkelingen en anderzijds om het Verantwoordingsorgaan de mogelijkheid te geven een oordeel over het door het Bestuur gevoerde beleid (achteraf) te vormen. In 2010 zijn er een vijftal informatiebijeenkomsten geweest. Er zijn twee extra informatiebijeenkomsten geweest vanwege de besluitvorming rond het doorvoeren van de noodmaatregel “korten van de opgebouwde pensioenaanspraken”.
Beleggingscommissie De Beleggingscommissie heeft een voorbereidende en adviserende rol inzake het strategisch beleggingsbeleid richting het Bestuur. Daarnaast is de Beleggingscommissie verantwoordelijk voor de nadere invulling en de uitvoering van het strategisch beleggingsbeleid. In de nieuwe structuur van het vermogensbeheer wordt de Beleggingscommissie nauwer betrokken bij de aansturing van het risicoprofiel van het fonds. De Beleggingscommissie bestaat in 2010 uit bestuursleden, adviseurs en medewerkers van het Pensioenbureau: Bestuursleden - A. Kok (voorzitter) - R.J. Feenstra - H.P. van der Meer Adviseurs - J. Molenaar, Strategisch adviseur (Towers Watson) - P. Bajema Operationeel adviseur (Blue Sky Group) - E.B.G. Velthuis, Directeur Ballast Nedam Bouw Midden Pensioenbureau - L.E.M. Duynstee - T.J.M. Meulemans
Compliance-officer Als compliance-officer is door het Pensioenfonds aangesteld de heer O.P. Padberg, de secretaris van Ballast Nedam N.V.
8
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
Pensioenbureau Het Bestuur wordt ondersteund door een Pensioenbureau onder leiding van een directeur. Het Pensioenbureau verzorgt de administratie en de communicatie rondom de pensioenregeling. Het Pensioenbureau bestaat in 2010 uit een zevental medewerkers (5,8 voltijds arbeidskrachten) waaronder de directeur en de administrateur. Het Pensioenbureau voert de administratie uit, voert het bestuurssecretariaat en verzorgt de communicatie rondom de pensioenregeling. Directeur Pensioenbureau
: L.E.M. Duynstee
Administrateur
: T.J.M. Meulemans
Beleidsmedewerker
: M.K. Mons
Pensioenadministratie
: J.W. van der Star
Pensioenadministratie
: W.J. Aalsters-van Greuningen
Financiële administratie : M.C.A. van Rossum-van Uden Secretaresse
: A. Endenburg-de Groot
Uitbestede werkzaamheden Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door de externe vermogensbeheerders AZL Vermogensbeheer B.V. voor de vastrentende portefeuille, BlackRock Institutional Trust Company N.A. voor de aandelenportefeuille en Altera Vastgoed N.V. voor de vastgoedportefeuille. De partijen voeren hun werkzaamheden uit op basis van een beleggingsplan. De overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s zijn gedeeltelijk middels een stop-loss verzekering herverzekerd bij Nationale-Nederlanden Levensverzekering Mij N.V.
Externe ondersteuning Het Bestuur heeft een externe accountant aangesteld, de heer drs. F.J.J. Glorie RA, verbonden aan KPMG Accountants N.V. De accountant controleert jaarlijks de jaarrekening en de verslagstaten van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) en vervolgens doet de accountant verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een Controleverklaring van de onafhankelijke accountant. Het Bestuur heeft een externe certificerend actuaris aangesteld in de persoon van drs. R. Westhoff AAG, verbonden aan Towers Watson. De certificerend actuaris beoordeelt de financiële positie van het Pensioenfonds volgens de eisen van DNB. De certificerend actuaris rapporteert eenmaal per jaar aan het Bestuur door middel van een actuarieel rapport en een actuariële verklaring. Daarnaast is een adviserend actuaris aangesteld in de persoon van P.L.J. Janssen AAG. Deze actuaris is verbonden aan Towers Watson. In 2010 is de heer P. Bajema aangesteld als operationeel adviseur ten behoeve van het vermogensbeheer. De operationeel adviseur is verbonden aan de Blue Sky Group. Ook is er een strategisch adviseur verbonden aan de Beleggingscommissie. Voor 2010 was dat de heer J. Molenaar, verbonden aan Towers Watson. Op ad-hoc basis kan het Bestuur ook gebruik maken van andere externe deskundigen.
Organisatie Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam
9
Artist Impression ‘De Groene Loper’
SAMENWERKING Avenue2, Maastricht Ballast Nedam realiseert (samen met partner Strukton) en haar specialistische bedrijven het project ‘De Groene Loper’ in Maastricht. Kern van het project is dat de snelweg A2 ondergronds gaat en men boven de grond een integraal gebiedsplan uitwerkt, met aandacht voor groen, huizen en commerciële activiteiten. Aan het plan werkte een team van specialisten op het gebied van infrastructuur, stedenbouw en (landschaps)architectuur samen onder de naam Avenue2. De bouw begint in 2011 en zal rond 2025 zijn afgerond.
Verslag van het Bestuur 2010 Hoofdlijnen Herstelplan Begin 2009 heeft het Pensioenfonds een herstelplan voor de korte termijn en de lange termijn ingediend bij De Nederlandsche Bank. Het herstelplan is op 3 november 2009 goedgekeurd door De Nederlandsche Bank. De belangrijkste punten uit het herstelplan zijn: - De aanspraken van deelnemers, premievrijen en pensioengerechtigden worden, zolang de dekkingsgraad onder de minimum vereiste dekkingsgraad (2009: 104,2%) ligt, niet verhoogd door het verlenen van toeslagen; - De aanspraken worden uiterlijk op 1 april 2012 gekort indien de herstelkracht onvoldoende blijkt te zijn. Begin 2010 is het herstelplan geëvalueerd op basis van de cijfers eind 2009. Uit de evaluatie kwam naar voren dat zonder het doorvoeren van een korting de minimaal vereiste dekkingsgraad gehaald kon worden binnen de hiervoor gestelde termijn. Op 31 december 2013 moet de dekkingsgraad minimaal 104,2% bedragen. Op 17 augustus 2010 heeft de Minister van SZW het verleende uitstel, om een korting door te voeren ingetrokken. Dit had tot gevolg dat Pensioenfondsen die in hun oorspronkelijk herstelplan een korting hadden opgenomen en op het einde van het tweede kwartaal en/ of het derde kwartaal achterliepen op het herstelplan alsnog een korting moesten doorvoeren. Ondanks bezwaren die kenbaar zijn gemaakt aan DNB, restte het Bestuur niets anders dan uitvoering te geven aan deze opgelegde regelgeving. Op 31 december 2010 zijn de opgebouwde pensioenaanspraken en dus ook de pensioenuitkeringen gekort. Alvorens de korting door te voeren is onderzocht of het wijzigen van het beleggingsbeleid of (deels) herverzekeren het doorvoeren van een korting zouden vermijden, dit bleek niet het geval te zijn. Ondanks een behaald rendement van 12,0% en het korten van de pensioenaanspraken en ook de uitkeringen met 3%, is de dekkingsgraad in 2010 maar beperkt gestegen. Dit is mede veroorzaakt doordat het Pensioenfonds de Voorziening Pensioenverplichtingen heeft moeten verhogen met extra voorzieningen voor stijgende levensverwachtingen. De dekkingsgraad per 31 december 2010 bedraagt 95,6%. Het Pensioenfonds had conform het herstelplan per 31 december 2010 een dekkingsgraad nodig van 94,1%.
Financieel resultaat In 2010 heeft het Pensioenfonds een rendement behaald van 12,0%. De norm beleggingsportefeuille bestaat uit 65% vastrentende waarden, 27,5% aandelen en 7,5% vastgoed. Daarnaast is het renterisico op de voorziening pensioenverplichtingen voor ca. 65% afgedekt.
Het resultaat bedroeg EUR 36,8 miljoen en is als volgt opgebouwd: EUR x 1.000.000 Resultaat op beleggingen 11,7 Resultaat op premie 2,2 Toevoeging voorziening i.v.m. stijgende levensverwachtingen
1,8
Resultaat op doorvoeren korting 19,6 Overige
1,5
36,8
Totaal
De totale premie-inkomsten voor 2010 bedroegen EUR 24,6 miljoen. Hiervan kwam EUR 7,2 miljoen voor rekening van deelnemers.
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
11
Ontwikkeling van de Pensioenverplichtingen De stijgende levensverwachtingen en de lage rente voor de vaststelling van de pensioenverplichtingen spelen een grote in rol in de ontwikkeling van de Pensioenverplichtingen. Naar aanleiding van de stijgende levensverwachtingen heeft het Actuarieel Genootschap (AG) de prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Per 30 september 2010 is overgestapt op deze prognosetafel inclusief Towers Watson 2010 ervaringssterfte. Vanaf 1 januari 2007 is gerekend met de AG prognosetafel 2005-2050 inclusief Towers Watson ervaringssterfte 2008. Per 31 december 2009 is er vanwege de stijgende levensverwachtingen vooruitlopend op de publicatie van het AG van een nieuwe prognosetafel gerekend met een opslag van 4,5% ten behoeve van de stijgende levensverwachtingen. De opslag van 4,5% was vastgesteld op basis van de generatietafel 2010 van het Centraal Bureau voor statistiek. Het AG publiceerde in het verleden eens in de 5 jaar een nieuwe prognosetafel. Dit zal dat nu iedere 2 jaar gaan gebeuren. De voorziening pensioenverplichtingen is, ondanks het doorvoeren van een korting op de pensioenaanspraken in 2010, met ca. 9% gestegen. Deze stijging is naast de reguliere zaken veroorzaakt door de daling van marktrente, die gebruikt wordt om de voorziening pensioenverplichtingen vast te stellen, van 3,8% naar 3,4% en de invoering van de nieuwe prognosetafel. Rentetermijnstructuur ultimo 2008, ultimo 2009 en ultimo 2010 (Bron: DNB)
Ontwikkeling van de dekkingsgraad De dekkingsgraad is gelijk aan het quotiënt van het pensioenvermogen en de pensioenverplichtingen. Ontwikkeling van de dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) over de afgelopen jaren Ultimo 2010 2009 2008 2007 2006 Dekkingsgraad 95,6% 93,1% 88,4% 123,2% 122,7% De vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet, bedraagt 112,4%. Volgens het herstelplan zou, na verwerking van de korting, de dekkingsgraad per 31 december 2010 94,1% moeten zijn geweest.
Toeslagverlening Op basis van de dekkingsgraad van 93,1% eind 2009 zijn in 2010 geen toeslagen verleend aan de deelnemers, premievrijen en pensioengerechtigden. In 2011 zullen ook geen toeslagen verleend worden op basis van de dekkingsgraad van 95,6% eind 2010. Zolang er sprake is van een dekking onder de minimaal vereiste dekkingsgraad (2010: 104,2%) zullen geen toeslagen worden verleend. Zodra er sprake is van een dekkingsgraad die hoger is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad maar lager dan de vereiste dekkingsgraad (2010 112,4%:) zal in eerste instantie de doorgevoerde korting van 3% worden hersteld. Zodra de doorgevoerde korting van 3%
12
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
is hersteld, zullen er eventueel weer (gedeeltelijke) toeslagen worden verstrekt. Het eventueel herstellen van de doorgevoerde korting en het verlenen van eventuele toeslagen nadat de uitgevoerde korting is hersteld, zal worden vastgesteld door het Bestuur op basis van de financiële positie van het Pensioenfonds, het pensioenreglement en het herstelplan. Vanaf 2009 is het Pensioenfonds verplicht een toeslagenlabel toe te passen. Het onderwerp toeslagenlabel wordt verder besproken onder het kopje communicatie.
Bestuursvergaderingen Het Bestuur bestaat uit het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur. Het gehele Bestuur houdt zich bezig met het vaststellen van het algemeen beleid en besluitvorming. Het Dagelijks Bestuur is meer specifiek belast met het besturen van het Pensioenfonds en het Algemeen Bestuur met het Intern Toezicht. Het gehele Bestuur heeft in 2010 tien keer vergaderd. Bij de bestuursvergaderingen zijn de adviserend actuaris, de directeur en de beleidsmedewerker van het Pensioenbureau aanwezig geweest. Op de bestuursvergadering waarin het jaarverslag door het Bestuur werd goedgekeurd, waren ook de certificerend actuaris en de accountant aanwezig. Het Dagelijks Bestuur heeft twaalf maal vergaderd met de directeur van het Pensioenbureau. Het Algemeen Bestuur heeft eenmaal apart vergaderd. De leden van het Verantwoordingsorgaan zijn vijf maal uitgenodigd voor een informatiebijeenkomst. In de vergaderingen zijn onder andere de volgende onderwerpen behandeld: - de ontwikkeling van de financiële positie van het Pensioenfonds en de communicatie hierover; - het herstelplan; - de stijgende levensverwachtingen; - de overstap naar een vastgoedfonds dat direct in woningen, winkels en kantoren belegt; - het uitvoeringsmodel model vermogensbeheer; - de uitbreiding van de organisatie op het terrein van risico- en vermogensbeheer; - transparantie vastrentende beleggingsportefeuille; - het risicomanagement; - zelfevaluatie; - de gedragscode en integriteit; - het wel of niet doorvoeren van een korting op de pensioenaanspraken; - de wijze waarop de korting op de pensioenaanspraken moest worden doorgevoerd; - het eventueel elders onderbrengen van de pensioenaanspraken; - gesprekken met de werkgever over eventuele aanvullende stortingen en/of premieverhogingen; - het Pensioenregister. De belangrijkste besluiten in 2010 ten aanzien van de beleggingen zijn: - de overgang naar een niet beursgenoteerd vastgoedfonds dat direct in winkels, woningen en kantoren belegt met een lage leverage; - uitbreiding van de organisatie met een externe operationeel adviseur ten behoeve van risicobeheer en vermogensbeheer; - het inzichtelijk maken van de vastrentende portefeuille; - de afdekking van het renterisico houden op ca. 65% van de pensioenverplichtingen. Een nadere toelichting treft u aan in de paragraaf over beleggingen. De belangrijkste besluiten met betrekking tot het herstelplan zijn geweest: - het vaststellen van een korting van de pensioenaanspraken; - vaststelling van de exacte wijze van het doorvoeren van de korting. In de financiële paragraaf gaan wij hier verder op in.
Beleggingscommissie De volledige beleggingscommissie, inclusief externe adviseurs, vergaderde in 2010 tien maal. Onderwerpen in dit overleg waren onder andere: - performance van de fondsen waarin wordt geparticipeerd; - de ontwikkeling van de rente en de inflatie; - de ontwikkeling van de conjunctuur; - de overgang naar vastgoedfonds met een lage leverage;
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
13
- de effectiviteit van de afdekking van het renterisico; - risicobeheersing; - transparantie vastrentende portefeuille; - de implementatie van het transparant maken van de vastrentende portefeuille.
Deskundigheidsbevordering In het deskundigheidsplan zijn de aandachtsgebieden voor de bestuursleden vastgesteld. Voor ieder bestuurslid geldt een opleidingsplan. Jaarlijks wordt geëvalueerd of het betreffende bestuurslid aan de opleidingseisen heeft voldaan en wordt aandacht besteed aan het opleidingsplan voor het komende jaar. Ook de leden van het Verantwoordingsorgaan worden in de gelegenheid gesteld om opleidingen te volgen, zodat hun niveau zodanig is dat zij eventueel kunnen doorstromen naar een bestuursfunctie. Door het volgen van cursussen, seminars en het bijhouden van de actuele ontwikkelingen, heeft het Bestuur de kennis, het inzicht en de oordeelvorming verder verhoogd. In aansluiting op de zelfevaluatie van het Bestuur in november 2009 heeft in 2010 een vervolgsessie plaatsgevonden. Daarnaast heeft het Bestuur in 2010 een kennistest uitgevoerd. Aan de hand van deze kennistest zijn de opleidingsplannen aangepast.
Communicatie In 2010 heeft er veel communicatie plaatsgevonden over de financiële positie van het Pensioenfonds, het herstelplan en de korting van de pensioenaanspraken. De communicatie heeft schriftelijk plaatsgevonden en via de website. Naast de jaarlijkse deelnemersvergadering heeft ook een buitengewone deelnemersvergadering plaatsgevonden. Beide vergaderingen hadden als hoofdonderwerp de financiële situatie van het Pensioenfonds en het doorvoeren van een korting op de pensioenaanspraken. In 2010 is de startbrief ieder kwartaal geactualiseerd. De startbrief is een brief die iedere nieuwe deelnemer, samen met de brochure “Pensioenreglement in het kort”, ontvangt. In deze brief staat een omschrijving van de pensioenregeling en wordt de actuele financiële situatie van het Pensioenfonds beschreven, zodat iedere deelnemer bij toetreding op de hoogte is van de pensioenregeling en financiële positie van het Pensioenfonds. Verder zijn in 2010 de jaarlijkse uniforme pensioenoverzichten voor de actieve deelnemers en de pensioengerechtigden verstuurd. In 2011 zullen ook de deelnemers met een premievrij pensioen een uniform pensioenoverzicht over de pensioenrechten per 31 december 2010 ontvangen waarin de doorgevoerde korting van de pensioenaanspraken is verwerkt. De uniforme pensioenoverzichten voor deelnemers met een premievrij pensioen worden minimaal één keer in de vijf jaar verstuurd. In 2010 heeft het Bestuur besloten om de toeslagen te communiceren door middel van de hiervoor door de wet verplicht gestelde toeslagenmatrix. In het Uniform Pensioen Overzicht 2010, op basis van de stand per 31 december 2009, en in de startbrieven verstrekt in 2010 waren het toeslagenlabel en de teksten op basis van de toeslagenmatrix opgenomen. Daarbij is overal uitdrukkelijk vermeld dat het toeslagenlabel uitsluitend van toepassing is op de toeslagverlening en dus niets zegt over het eventueel korten van opgebouwde pensioenen. Daarnaast is er ook in 2010 intensief met deelnemers gecommuniceerd over waardeoverdracht. Het is namelijk een verplichting om bij een individuele beëindiging van het dienstverband mee te werken aan waardeoverdracht. Indien de pensioenuitvoerder zich echter in een slechte financiële situatie bevindt, wordt op grond van de Pensioenwet deze verplichting tijdelijk opgeschort. Er geldt dan zelfs een verbod op waardeoverdracht. Doel van dit verbod is te voorkomen dat de financiële positie van het Pensioenfonds verder verslechtert door uitgaande waardeoverdrachten en om toetredende deelnemers te beschermen in geval van inkomende waardeoverdrachten. Van een slechte financiële positie is sprake indien de dekkingsgraad zich onder de 100% bevindt. Het Pensioenfonds is eind 2008 in de situatie geraakt dat waardeoverdracht niet mogelijk is. Eind 2010 was het Pensioenfonds nog steeds in de situatie dat waardeoverdracht niet mogelijk is. De financiële situatie is op het moment dat dit jaarverslag werd gemaakt nog onvoldoende hersteld. Hierdoor geldt nog steeds een verbod op waardeoverdrachten. Zodra de financiële positie is hersteld, herleeft het wettelijk recht op waardeoverdracht en zal dit met de deelnemers worden gecommuniceerd.
14
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
In 2010 is veel aandacht besteed aan het beschikbaar maken van de gegevens van het Pensioenfonds voor het Pensioenregister. Het Pensioenregister is per 1 januari 2011 operationeel. Bij het Pensioenregister kunnen alle deelnemers aan pensioenregelingen een overzicht krijgen van het totaal opgebouwde pensioen, zowel AOW als aanvullend pensioen.
Naleving wet- en regelgeving Het Bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving. In dit boekjaar is een herstelplan van toepassing omdat het aanwezige vermogen onder het minimaal vereist vermogen ligt. In 2007 en 2008 zijn alle kerndocumenten geactualiseerd. In 2010 is de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) geactualiseerd. In 2011 zal de ABTN opnieuw geactualiseerd worden en zullen alle andere kerndocumenten voor zover nodig geactualiseerd worden.
Gedragscode In 2010 is besloten de gedragscode aan te passen. De gedragscode zal door de bestuursleden en andere betrokkenen ondertekend worden. De gedragscode van het Pensioenfonds sluit aan op die van de Ballast Nedam N.V. Betrokkenen die niet in dienst zijn van Ballast Nedam zullen ook de gedragscode ondertekenen.
Uitbesteding In 2010 is het vermogensbeheercontract met ING Asset Management BV omgezet in een contract met AZL Vermogensbeheer B.V. AZL Vermogensbeheer B.V. is onderdeel van de ING Groep. Daarnaast is in 2010 voor het vastgoed een andere vermogensbeheerder aangesteld namelijk Altera Vastgoed N.V. Het Bestuur heeft diverse malen regulier overleg gevoerd met de vermogensbeheerders over de dienstverlening en het beheer van de portefeuille, zoals opgenomen in het beleggingsplan. Daarnaast heeft het Bestuur kennisgenomen van de SAS 70 rapportages type 2 en worden er kritische vragen aan de uitvoeringsorganisatie gesteld over de kwaliteit van de uitvoering en de beheersmaatregelen. Voorts is er aandacht voor de kosten en de beloningsstructuur van de vermogensbeheerder. Op het moment dat een beheerder geselecteerd moet worden zijn deze items onderwerp van het selectietraject.
Toezichthouder In het kader van het toezicht door De Nederlandsche Bank (DNB) is er een tweetal afspraken geweest met De Nederlandsche Bank. De afspraken hadden betrekking op het intrekken van het verleende uitstel op het doorvoeren van een korting. Naar aanleiding van het intrekken van het verleende uitstel en het feit dat het Pensioenfonds moest rekenen op basis van de cijfers eind juni 2010 dan wel eind september 2010 was het noodzakelijk een korting op de pensioenaanspraken door te voeren. De marktrente waarmee de pensioenverplichtingen worden vastgesteld was in juni en september extreem laag, hetgeen tot gevolg had dat de pensioenverplichtingen extreem hoog waren. Het pensioenvermogen was overigens ook hoger dan ooit te voren. Het Pensioenfonds heeft DNB om uitstel verzocht zodat een eventuele korting conform het reglement op basis van de cijfers eind 2010 zou kunnen worden vastgesteld en deze indien nodig op 1 juli 2011 zou worden doorgevoerd. Daarnaast was het motief om uitstel te vragen ook om zorgvuldig te kunnen handelen en onderzoek te doen naar alternatieven zoals herverzekering en buy out. Het doorvoeren van een korting op de pensioenaanspraken is een noodmaatregel en verdient alle zorgvuldigheid. Het verzochte uitstel is door DNB niet verleend. Het Bestuur heeft alles in werking gezet om in de korte tijd die gegeven werd, gecombineerd met de media hype die was ontstaan, op een zorgvuldige wijze een kortingspercentage vast te stellen en deze door te voeren. DNB is akkoord gegaan met het door het Bestuur vastgestelde kortingspercentage van 3%. Per 31 december 2010 zijn alle opgebouwde pensioenaanspraken en dus ook pensioenuitkeringen met 3% gekort.
Goed Pensioenfondsbestuur Integere bedrijfsvoering Wettelijk is geregeld dat een Pensioenfonds maatregelen dient te treffen die goed Pensioenfondsbestuur waarborgen. Met de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zijn de 32 principes van de Stichting van de Arbeid (STAR) voor goed Pensioenfondsbestuur verankerd in het wettelijk kader. Deze 32 principes betreffen onder meer zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht.
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
15
Het beleid van het Pensioenfonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. De basis hiervoor is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt onder meer in dat het Bestuur moet zorgen voor een adequate administratieve organisatie, interne controle en risicobeheersing, de analysering en beheersing van integriteitrisico’s, het voorkomen van belangenverstrengeling, de duurzame beheersing van (financiële) risico’s en de uitvoering van een continuïteitsanalyse, eenmaal per drie jaar.
Intern toezicht en Verantwoordingsorgaan Het Bestuur van het Pensioenfonds besteedt, conform de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen voor goed Pensioenfondsbestuur, veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing. Reglementair is bepaald hoe het Bestuur omgaat met zijn rol en hoe invulling wordt gegeven aan begrippen als goed bestuur, intern toezicht en verantwoording. Voor de invulling van het Intern Toezicht is gekozen voor een one tier board. In deze structuur beoordeelt het Algemeen Bestuur de beleids- en bestuursprocedures en processen, de checks en balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s van het Pensioenfonds op de langere termijn. Vanaf 1 januari 2008 is het Intern Toezicht actief. Een rapport van het Intern Toezicht met bevindingen inzake het functioneren van het Bestuur in 2010 is opgenomen in dit jaarverslag. Aangezien het Intern Toezicht iedere bestuursvergadering betrokken is bij het beleid, zijn er korte lijnen en kan goed toezicht worden gehouden. Om de onafhankelijkheid te waarborgen komt het rapport met bevindingen tot stand zonder tussenkomst van het Dagelijks Bestuur. Het rapport met bevindingen is besproken met het Bestuur. Op deze wijze meent het Bestuur op een zorgvuldige en directe wijze invulling te hebben gegeven aan het Intern Toezicht. Vanaf 1 januari 2008 is het Verantwoordingsorgaan actief. Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit een vertegenwoordiging van de deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever. De verantwoording die het Bestuur aflegt, is onderdeel van de jaarverslagcyclus. In dit jaarverslag wordt verslag gedaan van het oordeel van het Verantwoordingsorgaan ten aanzien van het gevoerde beleid in 2010 aan de hand van de bevindingen van het Intern Toezicht, de informatiebijeenkomsten met het Bestuur en de notulen van de bestuursvergaderingen. Voor de uitvoering van de medezeggenschap in de Pensioenwet had het Pensioenfonds de keuze tussen vertegenwoordiging in het Bestuur van pensioengerechtigden of voor de instelling van een deelnemersraad. Een deelnemersraad is een orgaan binnen een Pensioenfonds, dat adviserende bevoegdheden heeft ten opzichte van het Bestuur van dat Pensioenfonds. In 2007 heeft het Bestuur de pensioengerechtigden geraadpleegd. Er is toen gekozen voor een directe vertegenwoordiging door een pensioengerechtigde in het Bestuur. Hierdoor hebben de pensioengerechtigden direct invloed op het gevoerde beleid.
Zelfevaluatie Het Bestuur heeft op 16 maart 2010 zijn eigen functioneren geëvalueerd. Het Bestuur heeft tijdens deze sessie expliciet stilgestaan bij het functioneren van individuele bestuursleden. Naar aanleiding van de zelfevaluatie is afgesproken in 2010 wederom kennistesten uit te voeren. Het Bestuur geeft hiermee bovendien invulling aan Principe A13 van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur.
Pensioenen De pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst op basis van een collectieve beschikbare premieregeling. Dit betekent dat er geen gegarandeerd recht op een vast pensioen, dat afhankelijk is van het salaris, wordt opgebouwd, maar dat de totale premie (werkgeversdeel plus werknemersdeel) het uitgangspunt is. Ballast Nedam en de werknemers betalen ieder een deel van de premie die iedere periode in het Pensioenfonds wordt gestort. Het Pensioenfonds gebruikt deze premie voor de opbouw van het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen. De collectieve beschikbare premie wordt verdeeld op basis van een middelloonregeling. Een middelloonregeling is een pensioenregeling waarin de hoogte van het (behaalbare) ouderdomspensioen is gebaseerd op de gemiddelde pensioengrondslag die tijdens het deelnemerschap aan de pensioenregeling heeft gegolden. De eerder opgebouwde pensioenen worden dus niet automatisch verhoogd aan de hand van het laatstverdiende salaris. Vandaar de term ‘middelloon’. Het vaste jaarsalaris op 1 januari is het uitgangspunt voor de vaststelling van de (indicatieve) pensioenopbouw in dat jaar.
16
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
De financiële risico’s, waaronder het beleggingsrisico, komen voor rekening van de deelnemers in het Pensioenfonds. Dit betekent in de praktijk dat de hoogte van het pensioen weliswaar op basis van een middelloonregeling wordt vastgesteld, maar dat het kan voorkomen dat het Bestuur van het Pensioenfonds de opbouw van het pensioen moet korten wanneer de financiële positie van het Pensioenfonds in gevaar komt. Andersom kan het Bestuur besluiten de pensioenen (extra) te verhogen, wanneer de financiële positie van het Pensioenfonds toereikend is.
Toeslagbeleid Kort samengevat worden in de pensioenregeling de beschikbare middelen boven het vereiste eigen vermogen aan de deelnemers toegekend en kan bij een tekort sprake zijn van korting van de nominale (eerder toegekende) aanspraken. Hier zijn heldere spelregels voor opgesteld en met de deelnemers gecommuniceerd. Voor toekomstige toeslagen is geen opslag in de kostendekkende premie opgenomen en worden ook geen extra reserves aangehouden. Uitsluitend indien er middelen beschikbaar zijn boven het minimaal vereiste eigen vermogen, kunnen eventueel toeslagen verleend worden. Zoals gecommuniceerd bij de invoering van de pensioenregeling 2005, waarover in 2004 en daarna is gecommuniceerd, bestaat er geen ambitie met betrekking tot de hoogte van de toeslagverlening. Er bestaat dan ook geen minimale dan wel maximale toeslagverlening die deelnemers mogen verwachten. Uiteraard bestaat er wel een schatting van de toekomstige toeslagverlening. Uit de in 2009 uitgevoerde continuïteitsanalyse, rekening houdend met het FTK en de vermogenspositie van eind 2008, blijkt dat de geschatte gemiddelde toeslagen voor de komende vijftien jaar ongeveer 17% van de in de analyse veronderstelde loon- en prijsindexen bedragen. Dit is een schatting van het gemiddelde. De feitelijke toeslagverlening kan echter van deze schatting afwijken en in een negatief scenario kan er zelfs sprake zijn van een korting van de opgebouwde aanspraken zoals per 31 december 2010 ook daadwerkelijk is gebeurd. Het Pensioenfonds laat minimaal eens per drie jaar de schatting op basis van de continuïteitsanalyse voor de komende vijftien jaren maken en communiceert deze met de deelnemers. Als er meer middelen zijn dan benodigd voor de verplichtingen (inclusief de vereiste reserves) kunnen toeslagen worden verleend. Dit meerdere wordt in de onderstaande volgorde toegekend: 1. Eventuele eerdere kortingen op nominale aanspraken worden hersteld. Eind 2010 zijn de opgebouwde nominale pensioenaanspraken met 3% gekort. Deze korting zal dus eerst hersteld moeten worden alvorens er weer toeslagen verleend worden. Het herstel van de korting kan gaan starten zodra er een dekkingsgraad aanwezig is hoger dan de minimale vereiste dekkingsgraad. Aan de hand van de cijfers op het eind van het jaar zal het Bestuur bij voldoende middelen besluiten om de korting per 1 juli geheel of gedeeltelijk te herstellen. Het Bestuur heeft besloten geen nabetalingen op gedane pensioenuitkeringen te verrichten. Dus de korting wordt uitsluitend voor de toekomstige uitkeringen hersteld. De korting zal zodanig worden hersteld dat aan het eind van de herstelperiode het reservetekort naar verwachting niet meer bestaat. 2. Toeslagverlening in het jaar vindt plaats volgens de indexen. Deze indexen zijn de Consumenten Prijs Index (CPI) ‘alle huishoudens’ voor de inactieven en de loonontwikkeling op basis van de CAO voor de Bouwnijverheid voor de actieven. Zijn er voldoende middelen, dan wordt een toeslag verleend ter grootte van 100% van de eerder genoemde indexcijfers. Zijn de middelen gedeeltelijk toereikend dan zal de toeslag een deel van deze indexcijfers bedragen. 3. Zijn er na de 100% toeslagverlening nog meerdere middelen beschikbaar, dan zal eerst de eventueel nog uitstaande inhaaltoeslagverlening plaatsvinden. Deze inhaaltoeslagverlening vindt plaats om tot een meer gelijkmatige verdeling van toeslagverlening te komen over de deelnemers met verschillende looptijden van deelneming. Voor deze inhaaltoeslagverlening wordt maximaal vijf jaar teruggegaan tot en met 2005. 4. Zijn er na de inhaaltoeslagen nog meerdere middelen beschikbaar, dan worden deze toegevoegd aan een extra reserve van maximaal 10% van het vereiste eigen vermogen. De vorming van deze extra reserve vindt plaats om tot een meer gelijkmatige toeslagverlening in de tijd te komen. 5. Indien de beschikbare middelen na de inhaaltoeslagen hoger zijn dan 110% van het vereiste eigen vermogen, wordt het meerdere toegekend door een extra toeslag in de verhouding 3:2 (actieven:inactieven). Dit geeft duidelijk het karakter van de pensioenregeling aan. Alle positieve resultaten zonder een maximum zijn voor de deelnemer. Uiteraard zijn de negatieve resultaten met inachtneming van de onderstaande maatregelen ook voor de deelnemer. Als er minder middelen zijn dan benodigd voor de verplichtingen (inclusief de vereiste reserves) is er sprake van een reservetekort en/of dekkingstekort. Het Pensioenfonds moet dan een herstelplan opstellen. Het toeslagbeleid in het herstelplan is zodanig dat er geen toeslagen verleend worden totdat de minimaal vereiste dekkingsgraad is bereikt. Nadat de minimaal vereiste dekkingsgraad is bereikt,
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
17
worden, nadat de kortingen zijn hersteld, zodanig toeslagen verleend dat aan het eind van de herstelperiode het reservetekort naar verwachting niet meer bestaat. Dus dat naar verwachting de vereiste dekkingsgraad wordt bereikt. Dit beleid leidt tot een meer gelijkmatige verdeling van toeslagen in de tijd. Indien in een herstelplan blijkt dat binnen de gestelde termijnen het dekkingstekort en/of reservetekort door middel van matiging van de toeslagen niet kan worden opgeheven kan het Bestuur nog de volgende maatregelen inzetten: 1. De beleggingsmix wijzigen. 2. Overgaan tot herverzekering van de verplichtingen. Hiermee wordt voor de deelnemer zeker gesteld dat het tekort niet verder toeneemt. 3. Korting van de nominale aanspraken. Indien de beschikbare middelen het nadien weer toelaten, worden deze als eerste weer hersteld. Het Bestuur kan gemotiveerd de volgorde van deze maatregelen bepalen. De korting wordt evenredig over de verplichtingen van alle deelnemers toegepast. Mocht overigens in enig jaar de premie die nodig is voor de pensioenopbouw lager zijn dan de kostendekkende gedempte premie, dan wordt ook de in dat jaar op te bouwen pensioenaanspraak evenredig gekort.
Mutatieoverzicht deelnemers Gedurende het jaar hebben zich de volgende mutaties voorgedaan:
Actieve Premievrije
Pensioen
deelnemers deelnemers gerechtigden
Totaal
Aantal verzekerden ultimo 2009 2.205 3.025 1.880 7.110 Toetreding 207 -10 197 Uit dienst zonder waardeoverdracht
-142
142
0
Ingang pensioen -33 -59 92 0 Overlijden deelnemer -1 -9 -38 -48 Partners na overlijden 30 30 Overlijden partners -22 -22 Waardeoverdrachten -3 -3 Diverse mutaties
-17 -14 -31
Totaal mutaties 31 44 48 123 Aantal verzekerden ultimo 2010 2.236 3.069 1.928 7.233
Leeftijdsopbouw actieve deelnemers 2010 2009 Leeftijd aantal
% aantal
%
< - 34 jaar
643
29
644
29
35-54 jaar
1.176
52
1.150
53
55-59 jaar
250
11
253
11
60-64 jaar
167
8
158
7
Totaal 2.236 100 2.205 100
18
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
Premies Feitelijke premie (inclusief koopsommen) (EUR x 1.000.000)
Uitkeringen De hieronder genoemde bedragen zijn uitsluitend de uitkeringen van de pensioenen die opgebouwd zijn in het Pensioenfonds van Ballast Nedam. Uitbetaalde pensioenen Ballast Nedam regelingen (aantal pensioengerechtigden inclusief vroeggepensioneerden) (EUR x 1.000.000)
De aantallen zijn exclusief wezenpensioen. In 2010 kwamen 33 personen voor wezenpensioen in aanmerking (2009: 36). Dit aantal is niet verwerkt in bovenstaande grafiek.
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
19
Specificatie uitkeringen EUR x 1.000
2010
2009
Ouderdomspensioen 18.928 17.359 Nabestaandenpensioen (partnerpensioen) 4.694 4.627 Vroegpensioen 2.483 2.779 Wezenpensioen 98 103 Afkopen 50 58
Totaal 26.253 24.926
In 2009 zijn alle pensioenuitkeringen die het Pensioenfonds doet gespecificeerd. De totale uitkeringen zijn verminderd met het totale bedrag aan uitkeringen die elders zijn opgebouwd (de uitkeringen uit hoofde van aktes van cessie BPF Bouw inclusief herverzekeringen bedragen EUR 3.790). Het Pensioenfonds keert deze weliswaar uit, maar heeft hiervoor geen voorziening opgenomen. In 2010 worden uitsluitend de pensioenuitkeringen genoemd die binnen het Pensioenfonds worden opgebouwd en waarvoor het Pensioenfonds voorzieningen opneemt. De toeslagverlening van de uitkeringen per 1 juli 2010 zoals vastgesteld door het Bestuur bedraagt 0% (2009: 0%). De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan EUR 420,69 (-2009: EUR 417,74) per jaar (de afkoopgrens). De bedragen zijn op basis van de Pensioenwet vastgesteld.
20
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
SAMENWERKING Havenuitbreiding Sint Maarten In Philipsburg heeft Ballast Nedam in 2000 de bouw van een volledig nieuwe haven opgeleverd. De werkzaamheden omvatten een nieuwe kade van 270 meter voor zowel conventionele schepen als container- en roro-schepen. Tevens is een cruisesteiger aangelegd van circa 650 meter lengte, waar vier cruiseschepen tegelijk kunnen aanmeren. In 2007-2010 is de haven uitgebreid met een 250 meter lange additionele kade en een tweede cruisesteiger van 450 meter. Het haventerrein van 6 hectare biedt onder meer ruimte aan 40.000 m2 containeropslag en –afhandeling. In het project hebben verschillende Ballast Nedambedrijven samengewerkt. Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
21
Beleggingen Beleggingsklimaat Een groeiende wereldeconomie zorgde voor een goed resultaat op aandelen over heel 2010. Na een positief 2009 hebben de aandelenmarkten zich in 2010 verder hersteld. Het rendement op aandelen is in 2010 20,7% geweest. Ten aanzien van het vastgoed heeft het beleggingsresultaat in 2010 onder druk gestaan als gevolg van de langere duur van laag conjunctuur en het laat cyclische karakter van vastgoed omdat dit leidt tot lagere bezettingsgraden. Het rendement op vastgoed in 2010 is 1,6% geweest. De marktrente is met ca 0,4% punt gedaald. De daling van de rente is van invloed op het behaalde rendement binnen de vastrentende portefeuille. Per 31 december 2010 is beoogd het renterisico over de verplichtingen voor ca. 65% af te dekken. Mede door het afdekken van slechts een deel van het renterisico is een relatief hoog rendement op vastrentende waarden gehaald. Het rendement op de vastrentende waarden inclusief de renteafdekking is in 2010 9,3% geweest. Het totale rendement is in 2010 12,0% geweest. De dekkingsgraad is met 2,5% punt gestegen. De stijging van de dekkingsgraad is niet gelijk aan de stijging van het belegd vermogen. Dit is het gevolg van enerzijds het feit dat de verplichtingen eveneens worden gewaardeerd op basis van marktwaarde en anderzijds de invloed van de toename van de levensverwachtingen. Daarnaast zijn ook per 31 december 2010 de opgebouwde pensioenaanspraken met 3% gekort.
Besluiten Naar aanleiding van het onderzoek aan de hand van een Asset Liability Managementstudie (ALM-studie) dat in 2008 heeft plaatsgevonden naar de optimalisatie van de beleggingsportefeuille, beleggingsstrategie en het uitvoeringsmodel, zijn in 2010 wederom belangrijke besluiten genomen. Het gaat hier met name om de overstap naar een vastgoedfonds waarin direct in vastgoed wordt belegd, het aanstellen van een operationeel adviseur, het transparant maken van de vastrentende portefeuille en een nieuwe opzet van het vermogensbeheer. Overstap naar een direct vastgoedfonds Op 4 maart 2010 is het besluit genomen om over te stappen naar een vastgoedfonds dat direct in woningen, winkels en kantoren belegt. Er is al eerder in het Bestuur en de Beleggingscommissie gesproken over de omzetting van de huidige portefeuille, bestaande uit een beleggingsfonds dat belegt in beursgenoteerde vastgoedondernemingen, naar een portefeuille bestaande uit niet beursgenoteerde vastgoedbeleggingsfondsen. Niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen beleggen direct in vastgoed. Niet-beursgenoteerd vastgoed is met name geschikt voor de lange termijnbelegger. Een nadeel kan zijn dat niet-beursgenoteerd vastgoed illiquide is. Dit is voor het Pensioenfonds geen probleem omdat een relatief klein belang van het Pensioenfonds wordt belegd in vastgoed en de overige beleggingen liquide zijn. Op de lange termijn zijn de rendementsverwachtingen van niet-beursgenoteerd en beursgenoteerd vastgoed gelijk. De verwachte bewegelijkheid is echter verschillend, dit heeft tot gevolg dat tussentijds de rendementen sterk uiteen kunnen lopen. Omdat beleggen in niet-beursgenoteerd vastgoed minder risicovol en bewegelijk is, heeft het Bestuur besloten hierop over te stappen. Na een selectieprocedure heeft het Bestuur op 20 mei besloten de vastgoedportefeuille onder te brengen bij Altera Vastgoed N.V. Voor de verdeling van de portefeuille over sectoren is gekeken naar de samenstelling van de ROZ IPD Nederland index. Deze index heeft de volgende samenstelling: • 30% Winkels • 4% Overige • 46% Woningen • 20% Kantoren Er is gekozen voor de onderstaande verdeling: 1. 30% Winkels 2. 50% Woningen 3. 20% Kantoren De overgang heeft plaatsgevonden in twee stappen. De eerste stap vond plaats op 30 juni 2010. Er is op deze datum voor ca. EUR 20 miljoen aan participaties in winkels, woningen en kantoren aangekocht. De tweede stap vond plaats op 30 september 2010. Er is toen voor ca. EUR 10 miljoen aan participaties in woningen aangekocht. Aanstelling operationeel adviseur Het Bestuur heeft besloten om zijn organisatie op het terrein van risico- en vermogensbeheer te versterken. Deze versterking bestaat uit het aantrekken van een operationeel adviseur (“OA”) om het Pensioenbureau te ondersteunen in het monitoren van de portefeuille en om de Beleggingscommissie te ondersteunen in de selectie van fondsen. 22
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
De Commissie Beleggingsbeleid en Risicobeheer (ook wel bekend als de commissie Frijns) heeft het beleggingsbeleid van Pensioenfondsen, de uitvoering en governance onderzocht en vestigde speciale aandacht op de beheersing van risico‘s. Met de aanstelling van een operationeel adviseur is het Bestuur van oordeel dat zij de risico’s binnen de beleggingsportefeuille beter kan beheersen. De operationeel adviseur is een externe partij. Na een selectie procedure is gekozen voor de heer P. Bajema, verbonden aan de Blue Sky Group. Nieuwe opzet vastrentende portefeuille De vastrentende portefeuille, ondergebracht bij ING, is in 2010 inzichtelijker ingericht om risico’s beheersbaar te houden. Dit heeft onder andere tot gevolg dat renteswaps, derivaten ten behoeve van het afdekken van het renterisico, zichtbaar in de portefeuille aanwezig zijn. Daarnaast heeft de nieuwe opzet vastrentende portefeuille tot een nieuwe opzet van het vermogensbeheer geleid. Nieuwe opzet vermogensbeheer In de nieuwe structuur van het vermogensbeheer zullen de Beleggingscommissie en het Bestuur nauwer betrokken zijn bij de aansturing van het risicoprofiel van het fonds. In het verleden was de aansturing van het risicoprofiel bij de vermogensbeheerder gelegd. Deze had ook de vrijheid en de bevoegdheid om uit hoofde van bepaalde marktvisies het risicoprofiel van het fonds aan te passen. Dit heeft, achteraf gezien, in een aantal situaties geleid tot een risicopositionering die niet aansloot bij de doelstellingen van het fonds. In de nieuwe opzet zal het risicoprofiel van het fonds alleen nog wijzigen door Bestuursbesluiten en marktbewegingen en niet meer door actief beheer van de vermogensbeheerders. Wanneer het risicoprofiel door marktbewegingen buiten de gestelde bandbreedtes treedt, zal aan de Beleggingscommissie en het Bestuur gevraagd worden of en in welke mate het risicoprofiel van het fonds weer binnen de gestelde bandbreedtes gestuurd moet worden. Door deze werkwijze ligt de controle over het risicoprofiel weer volledig bij de Beggingscommissie en het Bestuur. De vastrentende portefeuille bestond tot 30 november 2010 uit een participatie in het ING Institutioneel Fixed Income All Grade Fonds, het ING Institutioneel Fixed Income All Grade Long Duration Fonds, een discretionaire portefeuille met staatsobligaties van Nederland, Frankrijk en Duitsland en een tweetal onderhandse leningen aan twee woonstichtingen. Het uitleveren van de onderdelen van de All Grade Fondsen heeft geleid tot een portefeuille die veel inzichtelijker is. De samenstelling van de huidige vastrentende portefeuille is voor een gedeelte het gevolg van beleggingsvisies van ING. In een volgende stap zal gekeken moeten worden of de huidige samenstelling van de vastrentende portefeuille nog steeds aansluit bij de doelstellingen van het Pensioenfonds. Tijdens de transitie zijn wel alvast de belangen in zogenaamde asset backed securities en Japanse staatsobligaties verkocht. Het oordeel over deze producten was dat ze in ieder geval niet in de vastrentende portefeuille passen. Vanaf 30 november is de vastrentende portefeuille onderverdeeld in een matching- en een returnportefeuille. De stukken binnen de matchingportefeuille zijn ondergebracht in de bewaarovereenkomst bij de KAS Bank.
Matchingportefeuille De matchingportefeuille bestaat uit euro staatsobligaties, covered bonds (niet-staatsobligaties), de twee leningen op schuldbekentenissen en rente swaps. De term covered bond is een aanduiding voor een bijzondere vorm van een obligatie, waarbij aan de houders van de obligatie enige vorm van extra zekerheid is verschaft. Tegenover de schuld die de uitgever van de obligaties heeft aan de houders ervan, staat een vordering die hij op één of meer derden heeft. Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een andere partij. De renteswap wordt in het algemeen gebruikt om renterisico’s te beheersen of af te dekken, of om een gewenste rentepositie in te nemen.
EUR x 1.000.000 Euro staatsobligaties 256,1 Niet staatsobligaties 75,4 Leningen op schuldbekentenissen
2,6
Derivaten (netto waarde)
-14,8
Totaal 319,3
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
23
Returnportefeuille De returnportefeuille bestaat uit fondsen die beleggen in bedrijfsobligaties, obligaties opkomende markten harde valuta, obligaties opkomende markten lokale valuta en hoogrentende obligaties. Het fonds met bedrijfsobligaties belegt voornamelijk in landen die lid zijn van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Verder wordt er in obligaties met een ‘AAA’ en ‘AA’ rating (hoge kredietwaardigheid) en ‘A’ en ‘BBB’ (medium kredietkwaliteit) belegd. Het fonds met obligaties opkomende markten harde valuta belegt hoofdzakelijk in obligaties, deposito‘s en geldmarktpapier die zijn uitgegeven door debiteuren die zijn gevestigd in landen die bekend staan als opkomende markten. Opkomende markten zijn landen met sociale of zakelijke activiteit in het proces van snelle groei en industrialisatie. Binnen de portefeuille wordt actief beleid gevoerd ten aanzien van kredietrisico en in mindere mate renterisico. Het valutabeleid is erop gericht risico’s op andere valuta dan de euro af te dekken naar de euro. De beleggingen luiden in harde valuta waaronder de euro, Amerikaanse dollar en de yen. Het fonds met obligaties in opkomende markten locale valuta ‘s belegt hoofdzakelijk in obligaties, deposito‘s en geldmarktpapier die zijn uitgegeven door debiteuren die zijn gevestigd in landen die bekend staan als opkomende markten. Opkomende markten zijn landen met sociale of zakelijke activiteit in het proces van snelle groei en industrialisatie. De beleggingen kunnen luiden in euro of elke andere valuta. De valutarisico’s worden binnen dit fonds bewust door de fondsbeheerder niet helemaal afgedekt omdat dat gezien wordt als bron voor rendement . Het fonds hoogrentende obligaties belegt in zogenaamde high yield obligaties: deze zijn uitgegeven door bedrijven en overheden met een lagere kredietwaardigheid, waarvan de couponrente beduidend hoger ligt dan die van de staatsobligaties. Het fonds heeft een gespreide portefeuille die actief beheerd wordt. EUR x 1.000.000 Bedrijfsobligaties 79,0 Obligaties opkomende markten harde valuta
9,7
Obligaties opkomende markten locale valuta
17,6
Hoogrentende obligaties 16,9 Totaal 123,2
Beleid Het beleid wordt gevoed aan de hand van vastgestelde strategische mixen. De strategische mixen worden verderop in het bestuursverslag besproken. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen Maatschappelijk verantwoord ondernemen is diverse malen aan de orde geweest in de bestuursvergaderingen. AZL Vermogensbeheer B.V., een onderdeel van ING en de vermogensbeheerder voor de vastrentende waarden, heeft aangegeven dat zij zich houden aan alle wet- en regelgeving en/of voorschriften. Daarnaast hebben zij de United Nations Principles for Responsible Investment (UNPRI) ondertekend. De Principles regelen enkele basisprincipes in verband met duurzaamheid. Daarnaast geldt er een Defence Policy. Dit houdt in dat voor eigen gelden en ING-fondsen investeringen worden verboden in bedrijven die betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens (zoals clusterbommen, landmijnen, biologische of chemische wapens, nucleaire wapens, etc.). De ING Defence Policy geldt dus ook voor de fondsen bij ING waarin Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam participeert. Aandelen Met betrekking tot het aandelenfonds bij BlackRock is gekozen voor een fonds dat de MSCI (AC) World (Net) Index volgt. Op basis van de index wordt belegd in de bedrijven die gekoppeld zijn aan deze index. Bij de selectie van het direct vastgoedfonds is maatschappelijk verantwoord beleggen een criteria geweest. Een van de redenen om voor Altera Vastgoed te kiezen was dat zij op een pragmatische wijze meetbaar het gebruik van water en energie minimaliseren en optimaal duurzaamheidsbevorderende maatregelen toepassen.
24
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
Kerncijfers Belegd vermogen (€ x 1.000.000)
Beleggingsmix De strategische beleggingsmix en resultaten kunnen als volgt worden samengevat: Beleggingsmix
Strategische
ex Ballast Nedam
allocatie
Bandbreedtes min.
Feitelijke
max.
allocatie
EUR
% % % % x 1.000 Aandelen 1) 27,5 22,5 32,5 28,8 190.824 Vastgoed 7,5 2,5 12,5 4,5 29.634 Vastrentende waarden 2) 65,0 57,5 72,5 66,7 442.454 Liquide middelen 3) 0,0 -5,0 5,0 0,0 160 Totaal
100,0
100,0
663.072
1) Het Pensioenfonds heeft 200.000 aandelen Ballast Nedam N.V. met een waarde van 2,88 miljoen. Deze zijn niet meegenomen in de strategische beleggingsmix. 2) De waarde van de vastrentende waarden is hier inclusief de renteswaps met een nettowaarde van min. EUR 14,78 miljoen. 3) Het negatieve percentage in liquide middelen van -5% is slechts bedoeld voor ruimte bij het doorvoeren van transacties. Het is niet bedoeld om te beleggen met geleend geld om meer rendement te behalen.
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
25
De totale portefeuille (inclusief aandelen Ballast Nedam) was per jaareinde als volgt belegd in procenten (tegen marktwaarde):
2010
2009
Vastgoed beleggingen 4,4% 5,1% Aandelen 29,1% 30,7% Vastrentende waarden 66,5% 64,2%
Totaal
100,0% 100,0%
Totaal 26.253 24.926 Rendement (performance) 2010 2009 %
Behaald Benchmark
Behaald Benchmark
Vastgoedbeleggingen 1,6% 0,2% 12,3% 25,9% Aandelen 20,7% 20,5% 30,3% 28,7% Vastrentende waarden 9,3% 7,6% 4,3% 1,3% Totaal 12,0% 10,6% 11,2% 9,2%
Financiën Samenvatting van de financiële positie van het Pensioenfonds en ontwikkelingen gedurende het jaar
EUR x 1.000 Stand per 31 december 2009
Pensioen
Technische
Algemene
vermogen voorzieningen 605.964
651.101
reserve -45.137
Dekkingsgraad 93,1%
Premiebijdragen 23.378 21.216 2.162 0,5% Beleggingsresultaten 71.998 60.287 11.711 2,1% Waardeoverdrachten 148 88 60 0,0% Uitkeringen -26.253 -26.247
-6 -0,2%
Korting -19.592 19.592 2,7% Wijziging overlevingsgrondslagen 21.039 -21.039 -2,9% Overige Stand per 31 december 2010
26
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
251 -1.159 1.410 0,2%
675.486
706.733
-31.247
95,6%
Analyse van het saldo van baten en lasten over de afgelopen jaren. EUR x 1.000 2010 2009 2008 2007 2006 Premieresultaat 2.162
89 6.255 3.474 2.407
Interestresultaat (beleggingen) 11.711 64.831 -177.585 Overig resultaat
227 31.748
17 -38.588 -13.431 2.516 -9.095
Totaal 13.890 26.332 -184.761 6.217 25.060
Het positieve premieresultaat duidt op een kostendekkende premie. De premie wordt vastgesteld op basis van de marktrente op het einde van het afgelopen jaar. Door de stijging van de marktrente in 2009 is het resultaat op de premie in 2010 aanzienlijk hoger dan in 2009. Ontwikkeling van de dekkingsgraad ultimo jaar (op basis van de jaarrekening) over de afgelopen jaren Ultimo 2010 2009 2008 2007 2006 Dekkingsgraad 95,6% 93,1% 88,4% 123,2% 122,7%
De vereiste dekkingsgraad zoals die voortvloeit uit de solvabiliteitsvoorschriften volgens de Pensioenwet, bedraagt 112,4%. De werkelijke dekkingsgraad bedraagt ultimo 2010 95,6%. Volgens het herstelplan zou, na verwerking van de korting, de dekkingsgraad per 31 december 2010 94,1% zijn geweest op basis van de cijfers per 30 juni 2010. Sinds eind 2008 is er sprake van een dekkingstekort. Hiervoor is op 1 april 2009 een herstelplan bij De Nederlandsche Bank ingediend. Eind 2010 zijn de aanspraken en pensioenuitkeringen met 3% gekort. Na het doorvoeren van de korting is er nog sprake van een dekkingstekort. In februari 2011 is een evaluatie van het herstelplan ingediend op basis van de cijfers eind 2010. Uit deze evaluatie blijkt dat op basis van de cijfers eind 2010 het minimum vereist vermogen wordt gehaald, zonder nogmaals een korting op de opgebouwde pensioenrechten door te voeren voor 31 december 2013. Begin 2012 zal op basis van de cijfers eind 2011 wederom een evaluatie plaatsvinden. Mocht hieruit blijken dat er onvoldoende herstel heeft plaatsgevonden, kan er wederom een korting worden doorgevoerd. Er is 31 december 2010 sprake van een dekkingstekort van EUR 60,8. miljoen. In totaal is er een reservetekort van EUR 119,1 miljoen.
Reservepositie In % van de
Pensioen-
EUR x 1.000
verplichting
Aanwezig vermogen 675.486 95,6% Af: Pensioenverplichting 706.733 100,0% Aanwezig eigen vermogen -31.247 -4,4% Af: Minimaal vereist eigen vermogen
29.511
4,2%
Dekkingspositie -60.758 -8,6% Af: Vereist eigen vermogen (exclusief minimaal vereist eigen vermogen)
-58.319
-8,3%
Reservepositie -119.077 -16,9%
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
27
Uitvoeringskosten Pensioenregeling De totale uitvoeringskosten van de pensioenregeling, inclusief vermogensbeheer, bedroegen in 2010 2.451 (in EUR x 1.000) of 0,36% van het totale pensioenvermogen (2009: 2.391 respectievelijk 0,39%). De relatieve daling ten opzichte van vorig jaar wordt voor het grootste deel veroorzaakt door een daling van de kosten ten behoeve van het pensioenbureau (inclusief advieskosten). Het totale pensioenvermogen bedroeg in 2010 EUR 675,5 miljoen. (2009: EUR 606,0 miljoen.).
Herstelplan Sinds eind 2008 heeft de Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam te maken met een dekkingstekort. Dit houdt in dat er een risico bestaat dat het Pensioenfonds op de lange termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het tekort is ontstaan door enerzijds de kredietcrisis, waardoor de waarde van de beleggingen van het Pensioenfonds is gedaald, en anderzijds een daling van de rente waarmee het Pensioenfonds zijn verplichtingen moet berekenen. Het Pensioenfonds heeft in april 2009 een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank. Hierin staat welke maatregelen worden genomen om de dekkingsgraad weer op peil te krijgen. De belangrijkste punten uit het herstelplan zijn: - Zolang de dekkingsgraad lager is dan 100%, mag het Pensioenfonds geen waardeoverdrachten uitvoeren. - Zolang de dekkingsgraad lager is dan 104,2% worden geen toeslagen verleend op opgebouwde pensioenen. - Wanneer de dekkingsgraad hoger is dan 104,2%, maar lager dan het vereiste vermogen (per 31 december 2010 ca. 112,4%), kunnen gedeeltelijke toeslagen worden verleend. - Als de dekkingsgraad niet snel genoeg herstelde, zouden uiterlijk op 1 april 2012 de opgebouwde pensioenen worden gekort.
3% verlaging per 31 december 2010 Tijdens de buitengewone vergadering van deelnemers op 22 november 2010 is meegedeeld dat alle opgebouwde pensioenaanspraken per 31 december 2010 met 3% werden verlaagd. Zolang deze korting nog niet is hersteld, worden geen toeslagen verleend. In februari 2011 is het herstelplan geëvalueerd, na verwerking van de eerder genoemde korting van 3%, is vastgesteld dat het Pensioenfonds niet achterloopt op het herstelplan. Ook is vastgesteld dat er voldoende herstel kan plaatsvinden om op 31 december 2013 de minimale vereiste dekkingsgraad van 104,2% te behalen. Het Pensioenfonds hoeft daarom in april 2012 geen korting door te voeren. Begin 2012 zal wederom een evaluatie plaatsvinden, op basis van de cijfers eind 2011. Hieruit kan naar voren komen dat het nodig is om uiterlijk in april 2013 nogmaals een korting door te voeren. Ontwikkeling dekkingsgraad volgens de evaluatie van het herstelplan (situatie eind 2010)
*) De vereiste dekkingsgraad bedroeg bij vaststelling van het herstelplan ca. 115%. Eind 2010 bedraagt deze 112,4%.
28
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
SAMENWERKING Vleuterweide, Utrecht In Vleuterweide zijn gemeente en marktpartijen gezamenlijk verantwoordelijk voor de inrichting van het gebied. Gezamenlijk bepalen we de keuzes in het spanningsveld tussen ontwikkelwinst, grondopbrengsten en gebiedsinvesteringen. In de wijk Vleuterweide worden circa 6.000 woningen en diverse cultuurmaatschappelijke functies zoals scholen, kantoren, een kinderdagverblijf, een bibliotheek, een activiteitencentrum, een winkelcentrum en een gezondheidscentrum gerealiseerd. De wijk is onderverdeeld in zes deelgebieden met ieder een eigen identiteit, waarbij het dorpse karakter een belangrijke rol speelt. Ballast Nedam ontwikkelt en realiseert hiervan samen met zusterbedrijven en andere partners ca. 900 woningen. Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
29
Actuariële paragraaf Actuariële analyse EUR x 1.000 2010 2009 Premieresultaat Premiebijdragen 24.572 23.958 Pensioenopbouw -21.216 -22.580 Pensioenuitvoeringskosten -1.194 -1.289 2.162 89 Interestresultaat Beleggingsresultaten 71.998 61.088 Rentetoevoeging voorziening pensioenverplichtingen
-8.292
-15.951
Wijziging marktrente -51.995 19.694 11.711 64.831 Toeslagen Verleende toeslag op pensioenen actieven en inactieven
0
0
Overig resultaat Korting 3% ultimo 2010
19.592
-
Wijziging sterftetafels en ervaringssterfte
-21.039
-27.845
Wijziging kostenvoorziening - -10.805 Sterfte, arbeidsongeschiktheid en overige technische grondslagen
1.915
1.826
Overige -451 -1.764 17 -38.588 Totaal saldo van baten en lasten
13.890
26.332
Kostendekkende premie EUR x 1.000 2010 2009 Zuivere kostendekkende premie 25.966 27.268 Feitelijke premie 24.572 23.958 Gedempte premie (kostendekkende premie fonds)
18.461
17.303
De feitelijke premie is hoger dan de gedempte kostendekkende premie, dus er is sprake van een kostendekkende premie. De verschillen tussen de kostendekkende premie, feitelijke premie en de gedempte premie is het gevolg van de wijze waarop deze worden vastgesteld. De zuivere kostendekkende premie is de premie vastgesteld op basis van de beleidsregels van DNB en bestaat uit een koopsom voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging, een solvabiliteitsopslag en een opslag voor uitvoeringskosten. De gehanteerde rekenrente is gelijk aan de rentermijnstructuur op 31 december van het voorgaande jaar. Ultimo 2009 bedraagt de rente 3,8% en ultimo 2008 3,6%. De feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van een doorsneepremie. Deze doorsneepremie is in 2006 reglementair vastgesteld op 24% van de pensioengrondslag.
30
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
De gedempte premie wordt op dezelfde wijze vastgesteld als de zuivere kostendekkende premie met als enig verschil de rekenrente. De rekenrente is het gemiddelde van de rentetermijnstructuren van de voorafgaande 120 maanden aan het betreffende boekjaar. Deze gemiddelde rentetermijnstructuur wordt vermeerderd met 1% punt. Deze 1% punt is de verwachte meeropbrengst op aandelen (3%) en onroerend goed (2%) ten opzichte van de vastrentende waarden, gebaseerd op de huidige beleggingsmix.
Uitkomsten van de solvabiliteitstoets De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam is onvoldoende. De dekkingsgraad ultimo 2010 van 95,6% is lager dan de vereiste dekkingsgraad van 112,4% en de minimum dekkingsgraad van 104,2%. Er is dus sprake van een dekkingstekort. Dit tekort bedraagt ultimo 2010 EUR 60,8 miljoen. In totaal is er een reservetekort van EUR 119,1 miljoen.
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het Pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande is de certificerend actuaris ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131 tot en met 133 en 137. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam is naar de mening van de certificerend actuaris slecht, vanwege een dekkingstekort.
Risico- en beheersbeleid Het Bestuur heeft het beleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). De algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheerstaken is risicobeheersend operationeel management. Het Pensioenfonds wil op basis van een bedrijfsbrede, uniforme en integrale risicomanagementmethodiek zijn doelstellingen realiseren. Deze methodiek stelt het Pensioenfonds in staat om weloverwogen keuzes te maken ten aanzien van het gewenste geheel van beheersmaatregelen. Deze maatregelen dienen een bijdrage te leveren aan het ‘in control’ zijn van de organisatie en om het Pensioenfonds op een effectieve wijze in staat te stellen verantwoording af te leggen aan zijn belanghebbenden. Door het op structurele wijze en uniform in kaart brengen van de risico’s en van de effectiviteit van de met het oog daarop getroffen beheersmaatregelen, heeft het Pensioenfonds inzicht in de mate waarin het zijn organisatie beheerst. Om zijn risicomanagementvisie te bewerkstelligen heeft het Pensioenfonds een Enterprise Risk Management raamwerk (ERM raamwerk) geïmplementeerd. Hierna volgt een beschrijving van de belangrijkste risico’s en van de wijze waarop deze risico’s worden beheerst. Risicomanagement zal iedere bestuursvergadering een agendapunt zijn. De analyse van ieder risico zal ieder jaar met de daarbij behorende beheersmaatregelen minimaal één keer worden besproken. Bij ieder besluit dat genomen wordt zullen de (eventuele) risico’s en de daarbij behorende beheersmaatregelen worden vastgesteld.
Beleggingsrisico’s Het Bestuur heeft in 2009 een onderzoek laten doen naar de optimalisatie van de beleggingsportefeuille, beleggingsstrategie en uitvoeringsmodel. Het onderzoek is gedaan aan de hand van een Asset Liability Managementstudie (ALM-studie). Er is in eerste instantie een studie gemaakt op basis van een aantal scenario’s. Het ging hier om scenario’s zoals een deflatoire crisis, inflatoir herstel, stagflatie en herstel aandelen. Op deze wijze heeft het Bestuur beter zicht gekregen op de huidige risico’s. De Beleggingscommissie heeft een grote rol gespeeld in de advisering rond deze risico’s. Aan de hand van de ALM-studie is de beleggingsmix van het fonds getoetst. Verder heeft het Bestuur in mandaten vastgelegd dat het uitlenen van financiële instrumenten (security lending) niet is toegestaan. Echter binnen een aantal beleggingsfondsen waarin het Pensioenfonds participeert is het binnen de fondsvoorwaarden mogelijk om gebruik te maken van het uitlenen van financiële instrumenten. Aan de hand van de jaarverslagen van de betreffende de fondsen en de voorwaarden worden het uitlenen van financiële instrumenten gemonitord.
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
31
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente en dat hierdoor de dekkingsgraad verder daalt. Overwogen is om meer renterisico af te dekken dan gebeurt op basis van het bestaande beleid. Het bestaande beleid is gericht op het afdekken van de rente voor ca. 65%. Het Bestuur heeft deze beoogde afdekking gehandhaafd na de omzetting van de vastrentende portefeuille. Na de omzetting van de portefeuille is de afdekking strategisch als volgt geregeld:
norm
min.
max.
Strategische rente-afdekking coëfficiënt 65% 60% 70%
Aan de hand van de kasstromen van de uitkeringen en de kasstromen van de beleggingen wordt maandelijks de renteafdekking vastgesteld. Aan de hand van de rapportages wordt maandelijks bekeken of het renteafdekking moet worden bijgesteld. Daarnaast worden ook de kasstromen beheerst door maandelijkse overzichten ten aanzien van de kasstromen te vervaardigen.
Valutarisico Het strategische beleid van het fonds is om valutaposities af te dekken. Het uitgangspunt is dat dit wordt geregeld binnen de fondsen waarin het Pensioenfonds participeert. Momenteel zijn er alleen beleggingen in vreemde valuta ’s binnen de beleggingsfondsen. In het aandelenbeleggingsfonds is het valutarisico niet afgedekt. Het Bestuur neemt in 2011 een beslissing om het valutarisico buiten het fonds af te dekken. Binnen de vastrentende beleggingsfondsen is het valutarisico grotendeels afgedekt.
Liquiditeitsrisico Er wordt een liquiditeitsrisico ingeschat omdat de beleggingsportefeuille voor een aanzienlijk deel bestaat uit belegd vermogen en vanwege het feit dat de pensioenpremies en de directe beleggingsopbrengsten de pensioenuitkeringen de komende jaren niet zullen overtreffen. Dit wordt beheerst met maandelijkse overzichten en een heel strak debiteurenbeleid. Op deze wijze kunnen op tijd stappen worden ondernomen indien het de verwachting is dat er onvoldoende liquide middelen zijn om de uitkeringen te betalen.
Marktrisico Onder marktrisico wordt hier verstaan het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in de marktprijzen van beleggingen in zakelijke waarden. Het marktrisico ten aanzien van beleggingen in vastrentende waarden betreft met name het renterisico en het kredietrisico, welke elders zijn beoordeeld als onderdeel van het renterisico. Het Pensioenfonds verwacht voor het hier bedoelde marktrisico te worden beloond in de vorm van een risicopremie. Het marktrisico vormt daarmee voor het Pensioenfonds een belangrijke bron om zijn toeslagenambities te kunnen realiseren. Het Pensioenfonds beheerst de mate waarin het marktrisico loopt door middel van de maatregelen die zijn beschreven bij het renterisico en valutarisico.
Kredietrisico Onder kredietrisico wordt verstaan het risico dat een tegenpartij verplichtingen niet nakomt. Voor het Pensioenfonds kunnen de belangrijkste kredietrisico’s zijn de risico’s, verbonden aan beleggingen in vastrentende waarden en intrest rate swaps, aan het afwikkelen van effectentransacties, aan het uitlenen van effecten en aan het innen van de pensioenpremies bij de aangesloten organisaties. Het kredietrisico bij beleggingen in vastrentende waarden wordt beheerst door controle op de naleving van de vastgestelde normen ten aanzien van de spreiding van de portefeuille naar geografische gebieden. Op basis van informatie van de vermogensbeheerder over de Intrest Rate Swaps wordt dit eventuele kredietrisico beheersbaar en inzichtelijk gemaakt. Het kredietrisico verbonden aan het innen van pensioenpremies bij de werkgever wordt beheerst door het vastleggen en bewaken van procedures voor het bewaken en incasseren van openstaande vorderingen en door afspraken omtrent het voldoen van de pensioenpremies vast te leggen in de pensioenovereenkomsten. Maandelijks wordt een cashflow overzicht gemaakt en besproken in het Dagelijks Bestuur.
32
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
Strategische Risico’s Strategische risico’s worden gemanaged door het hanteren van een strategische mix. Beleggingsmix ex Ballast Nedam
Strategische Bandbreedtes allocatie
min.
max.
% % % Aandelen 27,5 22,5 32,5 Vastgoed 7,5 2,5 12,5 Vastrentende waarden 65,0 57,5 72,5 Liquide middelen *)
0,0
-5,0
5,0
Totaal 100,0
*) Het negatieve percentage in liquide middelen van -5,0% is slechts voor ruimte bij het doorvoeren van transacties maar het is niet bedoeld om te beleggen met geleend geld om meer rendement te behalen. De samenstelling van het vermogen dient binnen de bovenstaande minima en maxima te blijven. De mogelijkheid tot voorbeleggen (door middel van het accepteren van een tijdelijk tekort op liquide middelen) is toegestaan.
Actuariële risico’s Onder actuariële risico’s wordt hier verstaan het risico dat uitkeringen niet gefinancierd kunnen worden vanuit de premie-inkomsten en de beleggingsresultaten als gevolg van onjuiste of onvolledige aannames bij de premiestelling. Het Pensioenfonds beheerst dit risico door de hieronder genoemde maatregelen. Vanaf 31 september 2010 wordt gebruikt gemaakt van de AG Prognosetafel 2010-2060 inclusief ervaringssterfte Watson Wyatt 2010. Binnen deze prognosetafel wordt gerekend met sterfteprognoses met verwachte verbeteringen in levenskansen van 2010 tot en met het jaar 2060. De sterfte binnen Nederlandse Pensioenfondsen is lager dan in de gehele Nederlandse bevolking, zodat de “prognosetafel” gecorrigeerd wordt met ervaringssterfte. Het kortlevenrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico zijn afgedekt middels een stop-loss verzekering. De prioriteit van deze risicoverzekering is gesteld op 125% van de fictieve risicopremie. Per 1 januari 2009 heeft Stichting Pensioenfonds Ballast het herverzekeringscontract bij Nationale Nederlanden dat per 31 december 2008 beëindigd is, in dezelfde vorm voortgezet voor een contractsduur 6 jaar. Dit is besloten naar aanleiding van een onderzoek waarin is nagegaan op welke wijze het kortlevenrisico het best kon worden afgedekt. Verder wordt het actuariële risico gemanaged door het hanteren van prudente aannames ten aanzien van beleggingsrendementen en inflatie en daarnaar door het betrekken van het advies van de adviserend actuaris en de beleggingsadviescommissie ten aanzien van de aannames bij het vaststellen daarvan. Daarnaast beoordeelt het Bestuur de verschillen tussen de werkelijke uitkomsten en de vooraf gemaakte aannames, mede aan de hand van een analyse van de adviserend actuaris.
Omgevingsrisico Onder omgevingsrisico wordt verstaan het risico van buiten het Pensioenfonds komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie alsmede het algemene klimaat waarin (bedrijfstak)Pensioenfondsen opereren. Dit risico is voor het Pensioenfonds slechts in beperkte mate beheersbaar. De belangrijkste beheersmaatregelen op dit vlak zijn de vertegenwoordiging van belanghebbenden in het Bestuur van het Pensioenfonds, het lidmaatschap van brancheverenigingen, alsmede het door het Pensioenfonds vastgestelde communicatiebeleid en het deskundigheidsplan.
Operationeel risico Onder operationeel risico wordt verstaan het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering. Het Pensioenfonds beheerst het operationele risico door: - het documenteren van de processen, het identificeren van de bij de uitvoering van die processen optredende risico’s alsmede met het oog daarop getroffen beheersmaatregelen in een handboek Administratieve organisatie en interne controle;
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
33
- het vastleggen van functiescheidingen, bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden; - het uitvoeren van zogeheten control self assessments; - het beoordelen van operationele indicatoren; - het beoordelen van de werking van de beheersmaatregelen, mede aan de hand van de bevindingen van de externe accountant.
Uitbestedingsrisico Vermogen Onder “uitbestedingsrisico vermogen” wordt verstaan het risico dat de continuïteit, de integriteit en/of de kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden worden geschaad. Voor het Pensioenfonds houdt het “uitbestedingsrisico vermogen” met name het risico in dat externe vermogensbeheerders niet handelen in overeenstemming met het aan hen verstrekte mandaat. Om dit uitbestedingsrisico te beheersen hanteert het Pensioenfonds een procedure voor het selecteren, monitoren en ontslaan van externe vermogensbeheerders.
Uitbestedingsrisico Pensioenbureau Het Pensioenbureau voert de administratie uit, voert het bestuurssecretariaat en verzorgt de communicatie rondom de pensioenregeling. In 2010 is het Pensioenbureau verder geprofessionaliseerd. In 2010 is aandacht geweest voor de verdere uitbouw van het nieuwe pensioenadministratiepakket. Mede dankzij dit pakket is de administratieve organisatie verbeterd en hebben er verschillende controles plaatsgevonden. Met name een controle met betrekking tot de uitkeringen en de N.A.W.-gegevens. Daarnaast is er aandacht geweest voor functiescheiding enerzijds binnen het Pensioenbureau en anderzijds met betrekking tot diensten die zijn uitbesteed. Verder wordt ieder jaar door het Pensioenbureau een budget opgesteld waarin de kosten van het Pensioenbureau en adviseurs zijn opgenomen. Dit budget wordt jaarlijks goedgekeurd door het Bestuur. Daarnaast wordt periodiek aan het Dagelijks Bestuur gerapporteerd over de kosten die werkelijk worden gemaakt in relatie met het budget.
IT-risico Onder IT-risico wordt verstaan het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet continu of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT. Ter beheersing van dit risico beschikt het Pensioenfonds over een meerjaren ICT-beleid, een informatiebeveiligingsbeleid en een calamiteitenplan.
Integriteitsrisico Het integriteitsrisico betreft het risico dat de integriteit van het Pensioenfonds wordt beïnvloed als gevolg van niet integere of onethische gedragingen van de organisatie, de medewerkers of de leiding van het Pensioenfonds. Met het oog op dit risico heeft het Pensioenfonds adequate functiescheidingen aangebracht en wordt het vier-ogenprincipe toegepast. Voorts kent het Pensioenfonds een gedragscode die van toepassing is op alle leden van het Bestuur, de directeur van het Pensioenbureau en alle medewerkers. Het Pensioenfonds heeft een compliance-officer aangesteld die toezicht houdt op de naleving van de gedragscode en daarover aan het Bestuur verslag uitbrengt.
Juridisch risico Onder juridisch risico wordt verstaan het risico samenhangend met veranderingen in, en naleving van wet- en regelgeving en het mogelijk bedreigd worden van de rechtspositie van het Pensioenfonds, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Ter beheersing van het juridische risico heeft het Pensioenfonds alle relevante juridische risico’s en ontwikkelingen geïdentificeerd die samenhangen met zijn activiteiten, producten en contracten. Het Pensioenfonds huurt indien nodig juridische expertise in en betrekt deze standaard bij het opstellen van contracten, reglementen en bij omvangrijke transacties. Voor complexe zaken wordt tevens advies ingewonnen bij gespecialiseerde externe juristen. Binnen het pensioenbureau is een medewerker aangewezen die toezicht houdt op de naleving van de voor het Pensioenfonds relevante wetten regelgeving.
34
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
Toekomstparagraaf Het begin van 2011 heeft in eerste instantie in het teken gestaan van het noodgedwongen doorvoeren van het korten van de pensioenaanspraken en dus ook de pensioenuitkeringen. Verder is er veel aandacht voor de nieuwe structuur van de beleggingsportefeuille. Enerzijds de operationele invulling en anderzijds het aanpassen van het strategische beleggingsbeleid aan de nieuwe structuur. Begin 2011 is er een nieuwe strategisch adviseur aangesteld, de heer M. Euverman van Sprenkels & Verschuren. Het Bestuur heeft in 2011 besloten dat het valutarisico, dat met name aanwezig is binnen het aandelenfonds bij BlackRock, grotendeels wordt afgedekt. Binnen de vastrentende portefeuille kan sprake zijn van valutarisico binnen de fondsen. Dit risico is grotendeels binnen de fondsen afgedekt. Het besluit is genomen na een analyse van het vereist vermogen. Vanaf 1 januari 2011 kunnen nog niet pensioengerechtigde deelnemers de pensioenaanspraken ondergebracht bij het Pensioenfonds in combinatie met pensioenen die elders zijn opgebouwd inzien in het Pensioenregister. De pensioenaanspraken die vermeld zijn op de laatst verstrekte uniform pensioenoverzicht zijn vermeld in het Pensioenregister. In 2011 heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aangegeven dat Pensioenfondsen zelf mogen besluiten of het toeslagenlabel gehanteerd wordt. Het Pensioenfonds heeft besloten om het toeslagenlabel niet toe te passen omdat dit verwarring oplevert aangezien er bij het Pensioenfonds sprake is van een onderdekking. Het Bestuur heeft besloten om op alle communicatie met betrekking tot toeslagen geen toeslagenlabel meer te gebruiken. In 2011 worden, conform het herstelplan, geen toeslagen verleend. Amsterdam, 14 juni 2011 Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Namens het Bestuur:
R.J. Feenstra H.P. van der Meer Voorzitter Plaatsvervangend Voorzitter
L.E.M. Duynstee Directeur Pensioenbureau
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
35
SAMENWERKING Gebiedsontwikkeling Berckelbosch, Eindhoven Aan de zuidoostkant van Eindhoven realiseert Ballast Nedam een nieuw tuindorp. Het is een duurzame woonwijk met circa 900 woningen in de stijl van de jaren dertig. Aan het project werkten diverse Ballast Nedambedrijven mee. Naast de ontwikkeling van het vastgoed, de openbare ruimte, sportaccommodaties en de infrastructuur heeft Ballast Nedam een aantal innovaties toegepast zoals het eerste duurzame energieconcept van energie-exploitatiemaatschappij Climate Green. Ook de eerste vijf IQ-woningen zijn in Berckelbosch geplaatst.
Bevindingen Intern Toezicht over het verslagjaar 2010 Het Algemeen Bestuur is krachtens artikel 9 lid 2 van de Statuten van de Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam belast met het Intern Toezicht.
Daartoe behoort het beoordelen van: • beleidsprocedures en –processen / bestuursprocedures en –processen en de checks and balances binnen de stichting; • de wijze waarop het Dagelijks Bestuur functioneert en de wijze waarop dat bestuur de haar toegekende taken uitvoert, haar verantwoordelijkheden draagt en bevoegdheden uitoefent; • de wijze waarop het Dagelijks Bestuur omgaat met de risico’s op lange termijn.
Bij haar oordeelvorming heeft het Algemeen Bestuur o.a. gebruik gemaakt van: • de verslagen van de bijeenkomsten van zowel het Dagelijks Bestuur als het (voltallige) Bestuur; • de informatie verkregen tijdens en naar aanleiding van de bestuursvergaderingen, waaronder de adviezen van de Beleggingscommissie; • de Besluitenlijst van de Bestuursvergaderingen 2010; • informatie verkregen uit overleg met de directeur van het Pensioenbureau. Het Intern Toezicht heeft -indachtig het gegeven dat de toezichtstaak een permanent bewustzijn inhoudt- haar oordeel zoals in dit verslag is verwoord o.a. in een separate bijeenkomst, waarbij het Dagelijks Bestuur niet aanwezig was, samengevat en afgerond.
Deze rapportage Intern Toezicht betreft het jaar 2010 en heeft betrekking op de volgende deelgebieden: A. Besluitvorming / procedures - het belangrijkste besluit dat in 2010 is genomen betreft het toepassen van een korting van 3% op zowel opgebouwde aanspraken, als ook op de ingegane pensioenen; aan deze “noodmaatregel” zijn langdurige en intensieve beraadslagingen vooraf gegaan, waarbij diverse externe deskundigen zijn geraadpleegd en zelfs aan DNB het verzoek is gericht tot uitstel van het voorgenomen besluit; dit uitstel werd niet verleend en is aan het voltallige bestuur tijdens een bijeenkomst met DNB door hen uitgebreid toegelicht; het Intern Toezicht stelt vast dat het Dagelijks Bestuur, met ondersteuning van de directeur van het Pensioenbureau, en gelet op het kader waarin het besluit diende te worden genomen, evenals de beperkte “bewegingsruimte”, de besluitvorming rond de korting op een nauwgezette en weloverwogen wijze heeft voorbereid en uitgevoerd, rekening houdende met de belangen van alle direct betrokkenen; - de (overige) besluiten die in de loop van 2010 door het Bestuur werden genomen, zijn consequent en adequaat door / namens het Dagelijks Bestuur uitgevoerd.
B. Administratie / automatisering - de aandachtspunten als genoemd in het verslag van de accountant zijn opgevolgd; - de controle procedures zijn in 2010 verbeterd, en uit de audit die is gehouden bleek dat de administratie op orde is; - de controle van het budget van het Pensioenfonds door het Dagelijks Bestuur heeft geen aanleiding gegeven tot het stellen van nadere vragen; het Pensioenfonds heeft binnen het budget gefunctioneerd.
C. Regelgeving / statuten / reglementen - in de loop van 2010 is de ABTN aangepast voor wat de financiële opzet van het fonds betreft, o.a. door het toevoegen van een apart hoofdstuk Risicomanagement; - In 2010 is begonnen met de aanpassing van de bestaande Gedragscode.
D. Uitbesteding / eigen deskundigheid - halverwege 2010 is unaniem door het Bestuur besloten om Blue Sky Group als operationeel adviseur aan te stellen; het Intern Toezicht constateert dat aan deze benoeming een zorgvuldige en intensieve selectieprocedure is voorafgegaan, en dat het Bestuur, voorafgaand aan het uiteindelijke bestuursbesluit, op de juiste momenten is geïnformeerd; Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
37
-
medio maart 2010 heeft het Bestuur besloten dat alle bestuursleden aan de Pensioenreflector (Deskundigheids- en kennistoets op niveau 1) dienden deel te nemen; er heeft nog geen opvolging van de resultaten van de toets per bestuurslid plaatsgevonden.
E. Governance / compliance - kernbegrippen zijn volledige transparantie en permanente bewustzijn voor de risico’s en hier formeel en informeel constant aan werken; - het governance- en compliancebeleid vindt zijn weerslag o.a. in de vorm van helder beleid op het vlak van belangenverstrengeling, relationele en persoonlijke integriteit en heldere risico analyses; - de aanzet voor een nieuwe versie van de Gedragscode voor het Fonds is in het verslagjaar gegeven (de code is in 2011 ingevoerd); het Intern Toezicht beschouwt deze actie als een goede stap bij het invullen van het governance beleid en zal er op toezien dat het Dagelijks Bestuur haar taken in deze consequent invult; - het Intern Toezicht constateert dat het one tier board systeem voldoet aan de eisen die daaraan gesteld kunnen worden en bovendien naar behoren functioneert; dit systeem biedt het Intern Toezicht een direct betrokken rol die zij als positief beschouwt; daarnaast betekent deze wijze van toezicht dat er sprake is van continuïteit in zowel de “bemensing” van het toezicht alsook in het werk, argumenten die het Intern Toezicht steunen in haar standpunt; - het Intern Toezicht is zich bewust van de mogelijke risico’s die verbonden zijn aan het feit dat de Voorzitter van het Fonds door de werkgever is benoemd, en tevens lid is van het Dagelijks Bestuur; deze opzet heeft in de ogen van het Intern Toezicht overigens wel naar behoren gefunctioneerd; - het Intern Toezicht ervaart het feit dat het Verantwoordingsorgaan de focus op haar kerntaken richt als een positieve ontwikkeling; - het Bestuur heeft 3 x regulier overleg gepleegd met het Verantwoordingsorgaan; - mede op advies van het Verantwoordingsorgaan is in de loop van het verslagjaar een audit bij het Pensioenbureau doorgevoerd; de resultaten gaven een overwegend positief beeld van het bureau en de door het bureau uitgevoerde / uit te voeren werkzaamheden.
F. Communicatie - de communicatie gedurende 2010 had met name betrekking op de financiële positie van het Fonds, het herstelplan en de korting op de pensioenaanspraken / pensioenuitkeringen; in het kader van heldere en transparante communicatie heeft het Fonds in 2010 haar medewerking verleend aan het Pensioenregister; - de vaste communicatie onderwerpen, zoals Uniform Pensioen Overzichten en startbrieven, zijn voortvarend en tijdig in 2010 ingevuld.
G. Vermogensbeheer / beleggingen - naast de kortingsmaatregel, is aan de inrichting van het vermogensbeheer in 2010 veel tijd en aandacht besteed; er is voor gekozen om de operationele ondersteuning (het risicobeheer) bij de vermogensbeheerder weg te halen en onder te brengen bij de Beleggingscommissie, die op haar beurt -in het kader van checks and balances / countervailing power- wordt ondersteund door een operationeel adviseur; - gedurende het verslagjaar is door het Dagelijks Bestuur veel energie geïnvesteerd in de besluitvorming en uitvoering van de volgende wijzigingen in het vermogensbeheer, geadviseerd door de Beleggingscommissie: 1e overgang naar een niet beursgenoteerd vastgoed fonds; 2e het realiseren van de gewenste transparantie van de vastrentende portefeuille; 3e de verdere aanpassing van de gewenste 65% renterisico afdekking van de pensioenverplichtingen; - een consistent beleid is gevoerd met betrekking tot bovenstaande besluiten en de overige wijzigingen binnen het vermogensbeheer, waarbij het Dagelijks Bestuur steeds een actieve rol heeft vervuld en heeft gehandeld in lijn met de besluitvorming in het Algemeen Bestuur; - als onderdeel van het streven om op een maatschappelijk verantwoorde wijze te beleggen is in nauwe samenwerking met de vermogensbeheerders meer transparantie gecreëerd in de diverse fondsen van het belegd vermogen.
H. Risicomanagement - het bewust zijn van risicomanagement is altijd aanwezig geweest; op basis van FIRM is een matrix opgezet, waarin de risico’s zijn opgenomen; hiermee is de aanzet gegeven om tot gestructureerde beheersing van die risico’s te komen; een en ander is vastgelegd in het bestuursbesluit om het onderwerp risicomanagement op de agenda van de bestuursvergaderingen te handhaven tot dat alle risico’s in kaart zijn gebracht en doorgesproken; voor wat de risico’s op de lange(re) termijn betreft gaat het vooral om de (ontwikkeling van de) rente en de zakelijke waarden, de kostendekkendheid van de premie en (de inrichting van) het vermogensbeheer; binnen het voltallige bestuur dienen deze onderwerpen met regelmaat te worden besproken en beoordeeld.
38
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
- bij de invulling van het Risicomanagement is een cruciale rol weggelegd voor de in 2010 aangetrokken operationeel adviseur, naast diens even zo belangrijke rol bij het vermogensbeheer / beleggingen
Samenvattend / algemeen Samenvattend komt het Algemeen Bestuur tot het oordeel dat het Dagelijks Bestuur en met hen de directeur van het Pensioenbureau gedurende het verslagjaar 2010 naar behoren en transparant hebben gefunctioneerd, waarbij de professionalisering van de dienstverlening en organisatie voorop hebben gestaan. Tot slot hecht het Algemeen Bestuur er aan om voor alle duidelijkheid op te merken dat het risicomanagement op lange termijn een zaak is waarbij het voltallige bestuur steeds nauw betrokken is en dient te blijven. Binnen de mogelijkheden die het fonds ter beschikking staan heeft het Dagelijks Bestuur constant alert en goed geïnformeerd. Het Algemeen Bestuur zal in 2011 de structuur / organisatie (waaronder het one tier board systeem) van het Fonds, haar eigen functioneren en het functioneren als Intern Toezicht evalueren.
Nieuwegein, 1 juni 2011. F.L. van Oorschot, A. Kok, J.P.G. Leenders, M.J.L. Heitman.
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
39
Oordeel Verantwoordingsorgaan Ballast Nedam Pensioenfonds 2010 Algemeen Het verantwoordingsorgaan van het Pensioenfonds Ballast Nedam (VO) is met ingang van 1 januari 2008 ingesteld. Het bestuur van het Pensioenfonds legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het Bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het Intern Toezicht, over het door het Bestuur gevoerde beleid en over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan verwacht met zijn toetsende en adviserende rol een positieve bijdrage te kunnen leveren aan de optimalisering van de beleidsvorming en uitvoering van de Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam. Het verantwoordingsorgaan heeft naast het recht op een algemeen oordeel, het recht advies uit te brengen over de volgende punten: • Het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsstructuur van de bestuursleden • Het wijzigen van het beleid t.a.v. het verantwoordingsorgaan • De vorm, de inrichting en samenstelling van het interne toezicht • Het vaststellen en wijzigen van de interne klachten- en geschillenprocedures • Het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid In 2010 is op geen van bovenstaande punten advies aan het VO gevraagd, omdat ze in 2010 niet aan de orde waren. In dit verslag heeft het VO zijn oordeel gebaseerd op een drietal hoofdonderwerpen: de financiële positie, het vermogensbeheer en de governance.
Bevindingen Het VO heeft kennis genomen van de bestuursverslagen, concept jaarverslag en concept actuarieel rapport. De door het Bestuur verstrekte informatie was voldoende voor het VO om zich een oordeel te kunnen vormen over het handelen van het Bestuur in 2010.
Financiële positie van het Pensioenfonds Het Pensioenfonds heeft in 2010 in een situatie van een herstelplan gezeten. De zorg van het fonds of de ontwikkeling van de verplichtingen en opbrengsten wel voldoende tred hield met de verwachtingen die in het herstelplan stonden, heeft gedurende het jaar 2010 de volle aandacht gehad van het Bestuur. Uiteindelijk is besloten tot een korting van 3% op ingegane en opgebouwde pensioenen. Het bestuur heeft nog pogingen gedaan de korting van 3% uit te stellen, maar DNB stond dit niet toe. De lage marktrente is hierbij helaas wel zeer bepalend geweest voor het niveau van de verplichtingen van het fonds, evenals de sterftetafels die door de aanpassingen in 2010 zo’n 20 miljoen extra aan verplichtingen heeft gekost. Het verantwoordingsorgaan is tevens van mening dat het Bestuur adequaat heeft gehandeld om de financiële positie van het fonds in 2010 transparant te laten zijn; het Bestuur heeft hierin goede stappen gezet: ze hebben het beursgenoteerd vastgoed omgezet in niet-beursgenoteerd vastgoed, waardoor beter inzichtelijk is geworden, in welk onroerend goed het geld belegd is. Gezien de hogere kosten die de huidige levensverwachting heeft meegebracht voor het fonds, is het Bestuur een discussie gestart met de werkgever over de hoogte van de huidige premie. Destijds is met de werkgever een premie voor onbepaalde tijd vastgesteld die op andere grondslagen zijn gebaseerd dan die op dit moment relevant zijn. Het bestuur heeft dit opgepakt en een redelijk krachtig standpunt ingenomen en is er actief mee naar de werkgever gegaan. De werkgever heeft weliswaar begrip getoond, maar heeft het nog niet vertaald naar een financiële inbreng; het Bestuur heeft zich daar nog niet bij neergelegd. Kortom het Bestuur heeft dit adequaat aangepakt, en het VO verwacht dat het Bestuur dit vasthoudt, omdat dit een belangrijk onderdeel is van de financiering van het fonds en omdat er goede argumenten zijn waarom de premie omhoog moet. Het VO steunt het Bestuur in de gedachte dat de premie niet voor onbepaalde tijd moet worden vastgelegd. Het nadeel van een premie voor onbepaalde tijd is nu zichtbaar omdat we nu allemaal ouder worden waardoor de grondslagen die in het verleden de premie bepaald hebben, niet meer van toepassing kunnen zijn. Hoewel een hogere premie slechts beperkt bijdraagt aan de financiële positie van het fonds pleit het VO er nadrukkelijk voor dat de bijdrage van de werkgever door middel van een premieaanpassing werkelijk doorgaat. Daarnaast is er bij het VO wel een algemene zorg dat door de korting van 3% en de niet-indexatie van ingegane pensioenen en de opgebouwde rechten van de actieven, de deelnemers inmiddels tegen een forse achterstand aankijken ten opzichte van wat idealiter de vermogensopbouw zou zijn. Andere Pensioenfondsen overwegen inmiddels weer een beetje te gaan indexeren, bij BNPF zijn we
40
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
intussen wel op koers van het herstelplan, maar we moeten maar afwachten of het fonds dit niveau einde dit jaar werkelijk haalt . En zelfs dan zal indexatie nog geruime tijd achterwege kunnen blijven.
Vermogensbeheer Het effect dat de marktrente - met een daling van 3,8% naar 3,4% - heeft op de verplichtingen van het Pensioenfonds is EUR 52 miljoen. Een aanpassing van de levensverwachtingen heeft een effect van meer dan EUR 20 miljoen op de verplichtingen. Een goed rendement van 12% aan de kant van de opbrengsten kan dit uiteindelijk niet compenseren. Het rendement heeft in 2010 wel duidelijk boven de benchmark gescoord. Conform het beleggingsbeleid is 65% van het vermogen belegd in vastrentende waarden om op deze wijze het renterisico van het fonds voor een groot deel af te dekken. In 2010 is deze natuurlijke rentehedge verfijnd waardoor de risico’s beter afgedekt zijn. Het VO kan deze keuze ondersteunen. Het VO betreurt wel dat deze verfijning in de renteafdekking niet eerder toegepast is, omdat in dat geval de nu opgetreden verslechterende dekkingsgraad in 2009 en 2010 als gevolg van de dalende rente voor een groot deel voorkomen had kunnen worden. Naar de mening van het verantwoordingsorgaan heeft risicomanagement in operationele zin in 2010 door het Bestuur voldoende aandacht gekregen; er wordt nu systematisch naar gekeken; o.a. door het transparant maken van de vastrentende portefeuille.
Governance Bij het onderdeel governance ziet het VO een belangrijke rol voor zichzelf, maar zeker ook voor het Intern Toezicht. De structuur van het Pensioenfonds via een one tier model heeft in de ogen van het VO een duidelijk nadeel. Het Pensioenfonds dat in 2010 in zo lastig vaarwater zit, dat zo heftige besluiten moest nemen, zou een Intern Toezicht moeten hebben dat een absoluut onafhankelijk orgaan kan zijn en niet zo nu het geval is, dat de eigen processen en procedures die door het Bestuur zijn vastgesteld beoordeeld moeten worden door een Intern Toezicht dat uit de zelfde mensen bestaat. Bestuursverantwoordelijkheid en toezichthoudende taken lopen op deze wijze in elkaar over. Daarnaast heeft het Verantwoordingsorgaan ook naar zijn eigen rol gekeken en wil ervoor kiezen om in een strakkere rol (conform het wettelijk kader)te gaan zitten om het handelen van het Bestuur te beoordelen. Zij hoopt dat met dit verslag duidelijk tot uitdrukking te brengen.
Beoordeling Het bestuur heeft in alle openheid verantwoording afgelegd aan het VO over 2010. In een moeilijk jaar waarin het achterblijven van het herstel volgens het herstelplan heeft geleid tot een algemene korting van 3%, is het VO van mening dat het Bestuur adequaat heeft gehandeld. Ook het pensioenbureau heeft veel zaken opgepakt in 2010 en verdient een compliment. Het Verantwoordingsorgaan Mei 2011 S.J.A. Bijpost, G. Jansen, P.A. Clemens, L. Philippen, M. Klinkhamer, M.N.M. de Jong
Reactie Bestuur Het Bestuur van het Pensioenfonds stelt de betrokkenheid van het Verantwoordingsorgaan op prijs. De governance van het Pensioenfonds is voor het Bestuur een belangrijk thema. In 2011 zal het Bestuur, zoals ieder jaar, de governance van het Pensioenfonds evalueren. In het jaar 2010 waarin het Bestuur van het Pensioenfonds heftige besluiten heeft genomen, is aangetoond dat de huidige governance efficiënt werkt. Het Intern Toezicht wordt uitgevoerd door het Algemeen Bestuur. Zoals het Verantwoordingsorgaan aangeeft heeft het Algemeen Bestuur zowel een bestuurlijke rol als een toezichthoudende rol. Het Bestuur zal dit aspect bespreken in de jaarlijkse evaluatie van de organisatiestructuur van het Pensioenfonds.
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar
41
Jaarrekening Balans per 31 december 2010 Activa
EUR x 1.000
Toelichting *
2010
2009
Vastgoedbeleggingen 29.634 30.797 Aandelen 193.704 184.089 Vastrentende waarden 457.228 384.507 Derivaten 1.085 Beleggingen voor risico pensioenfonds
5, 14
681.651
599.393
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
6
3.860
3.608
Immateriële vaste activa
7
180
240
Vorderingen en overlopende activa
8
2.368
1.571
Liquide middelen
9 4.731 2.890
Totaal 692.790 607.702
Passiva
EUR x 1.000
Toelichting
2010
2009
Stichtingskapitaal en reserves
10
-31.247
-45.137
Technische voorzieningen
11, 14
706.733
651.101
Derivaten 12, 14 15.860 Overige schulden en overlopende passiva
Totaal
13
1.444
1.738
692.790 607.702
Dekkingsgraad (in %) 95,6 93,1
* De nummers verwijzen naar de desbetreffende nummers in de toelichting behoren tot de jaarrekening
42
Jaarrekening over het 82e boekjaar
Staat van baten en lasten over 2010
EUR x 1.000
Toelichting
2010
2009
Premiebijdragen (van werkgever en werknemers)
15
24.572
23.958
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
16
71.998
61.088
Baten
Overige baten 81 7
Totaal 96.651 85.053 Lasten Pensioenuitkeringen
17 26.253 24.926
Pensioenuitvoeringskosten
18 1.194 1.289
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor rekening pensioenfonds - Pensioenopbouw
19 21.216 22.464
- Toeslagverlening 20 - - Kortingen 21 -19.592 - Rentetoevoeging
22
8.292
15.951
- Onttrekking pensioen¬uitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
23 -26.247 -24.952
- Wijziging marktrente
24
- Wijziging actuariële uitgangspunten
25
-
-
- Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
88
454
21.039
27.845
- Aanpassing sterftekansen
26
51.995
-19.694
- Overige wijzigingen in de voorziening deelnemerspensioenverplichtingen
27 -1.159 11.100
Saldo herverzekering 28 -170 45 Saldo overdrachten van rechten
Totaal
29
-148
-707
82.761 58.721
Saldo van baten en lasten
13.890
26.332
De bestemming van het saldo van baten en lasten is als volgt: Het saldo wordt toegevoegd aan de algemene reserve EUR x 1.000 2010 2009 Wettelijke en statutaire reserves
-
-
Algemene reserves 13.890 26.332 Totaal
13.890 26.332
Jaarrekening over het 82e boekjaar
43
Kasstroomoverzicht over 2010
EUR x 1.000
Toelichting
2010
2009
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies 23.709 26.802 Ontvangen waardeoverdrachten 341 676 Betaalde pensioenuitkeringen -27.002 -25.516 Betaalde waardeoverdrachten -165 31 Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars
492
515
Ontvangen vroegpensioenuitkeringen bpf bouw
30
3.217
3.131
Betaalde vroegpensioenuitkeringen bpf bouw
30
-3.217
-3.131
Betaalde premies herverzekering - -145 Betaalde pensioenuitvoeringskosten -1.137 -1.503
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
-3.762
860
31
116.104
126.575
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten
15.728
15.940
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Aankopen beleggingen
31 -126.259 -141.365
Betaalde kosten van vermogensbeheer
30
-141
5.603
1.009
1.841
1.869
2.890
1.021
4.731
2.890
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutatie liquide middelen
Stand per 1 januari Stand per 31 december
44
Jaarrekening over het 82e boekjaar
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2010
1. Inleiding Het doel van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna “het Pensioenfonds”), kantoorhoudende aan de Ringwade 71 te Nieuwegein, is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden.
2. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het Bestuur heeft op 14 juni 2011 de jaarrekening vastgesteld.
3. Algemene grondslagen Tenzij anders is aangegeven luiden alle bedragen in duizenden euro’s.
(a) Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het Pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
(b) Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
(c) Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
(d) Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het Bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
Jaarrekening over het 82e boekjaar
45
(e) Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waarde¬veranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
(f) Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten.
4. Specifieke grondslagen (g) Beleggingen (g.1) Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Alle beleggingen zijn gewaardeerd op de actuele waarde. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen.
(g.2) Vastgoedbeleggingen De onderliggende beleggingen in niet-beursgenoteerde participaties worden gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde, gebaseerd op de marktwaarde van het onderliggende vastgoed De marktwaarde van het onderliggende vastgoed is de geschatte waarde bij onderhandse verkoop in verhuurde staat. Directe vastgoedbeleggingen van vastgoedbeleggingen van vastgoedfondsen waarin rechtstreeks wordt geparticipeerd, worden op dezelfde wijze gewaardeerd.
(g.3) Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde, zijnde de per balansdatum geldende marktwaarde,
(g.4) Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de marktwaarde.
(g.5) Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme waarderingsmodellen.
(g.6) Overige beleggingen Per ultimo 31 december 2010 is er geen sprake van overige beleggingen. Er is geen saldo beschikbaar voor beleggingen naast eventuele saldo ’s binnen de beleggingsfondsen.
(g.7) Securities lending Het fonds neemt niet direct deel aan een security lending programma. Binnen een aantal beleggingsfondsen waarin het Pensioenfonds participeert is het binnen de fondsvoorwaarden mogelijk om gebruik te maken van security lending. Het Pensioenfonds heeft aan de hand van de jaarverslagen van de betreffende fondsen onderzocht of er voldoende zekerheden tegenover een security lending zijn gesteld. Uit het onderzoek blijkt dat dit het geval is.
(h) Herverzekeringen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing
46
Jaarrekening over het 82e boekjaar
van de actuariële grondslagen van het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds heeft geen vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in de herverzekeringscontracten.
(i) Immateriële vaste activa De kosten inzake software-uitgaven zijn verantwoord tegen de verkrijgingsprijs minus cumulatieve afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen. De afschrijving op de kosten inzake software-uitgaven is gebaseerd op verwachte levensduur. De afschrijving geschiedt lineair en worden ten laste van de winst- en verliesrekening gebracht.
(j) Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid.
(k) Technische voorzieningen (k.1) Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het Bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. De voorziening voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt vastgesteld op basis van de actuariële contante waarde van de verzekerde pensioenen, waarbij revalidering buiten beschouwing wordt gelaten. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: - Marktrente: gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB. - Sterftekansen: Het Pensioenfonds gebruikt als uitgangspunt voor de vaststelling van de geraamde voorziening de recentst gepubliceerde prognosetafels van het Actuarieel Genootschap (AG), thans de AG prognosetafel 2010 – 2060. Voorts wordt rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door middel van de ervaringssterfte Towers Watson.(2009: AG prognosetafel 2005 – 2050 inclusief ervaringssterfte Watson Wyatt 2008. Daarnaast is een extra voorziening opgenomen ter grootte van 4,5% van de pensioenverplichtingen) . - Partnerpensioen is verzekerd: Op basis van het onbepaalde partnersysteem. - Voor partnerpensioen is aangenomen dat de vrouwelijke partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en de mannelijke partner 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. - Er is een kostenvoorziening opgenomen. Deze kostenvoorziening is ten behoeve van toekomstige kosten voor uitvoering van de pensioenregeling. De kostenvoorziening is 31 december 2008 vastgesteld op 2,8%. De kostenvoorziening wordt minimaal eenmaal in de drie jaar opnieuw vastgesteld. - Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers in uitgegaan van de contante waarde van de toegekende pensioenrechten.
(l) Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten).
(m) Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
Jaarrekening over het 82e boekjaar
47
5 Verloop Beleggingen Het mutatieoverzicht beleggingen luidt als volgt: Vastgoed Vastrentende -beleggingen
Aandelen
waarden
Derivaten
Totaal
Stand per 1 januari 2009
27.427
137.302
374.810
-
Aankopen/verstrekkingen 22.453 131.300 376.819
539.539
- 530.572
Verkopen/aflossingen -22.453 -125.759 -369.280
- -517.492
Herwaardering 3.370 41.246 2.158
- 46.774
Stand per 31 december 2009
30.797
184.089
Aankopen/verstrekkingen 30.450
384.507
-
17 527.088
Verkopen/aflossingen -31.180 -26.011 -489.598 Overige mutaties Herwaardering
-
599.393
28 557.583 -638 -547.427
- 820 324 1.144
-433 35.609 34.411 1.371 70.958
Stand per 31 december 2010
29.634
193.704
457.228
1.085
681.651
Actuele waarde plus toelichting
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals de vastgoedbeleggingen zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Markt Modellen Waarderings modellen en Directe Afgeleide technieken niet
markt-
Per 31 december 2010
noteringen
Vastgoedbeleggingen Aandelen
markt- gebaseerd op noteringen
-
marktdata
Totaal
- 29.634 29.634
2.880 190.824
- 193.704
Vastrentende waarden 331.498 123.177
2.553 457.228
Derivaten
- 1.085
- 1.085
Totaal 334.378 315.086 32.187 681.651
48
Jaarrekening over het 82e boekjaar
Markt Modellen Waarderings modellen en Directe Afgeleide technieken niet
markt-
Per 31 december 2009
noteringen
markt- gebaseerd op noteringen
Vastgoedbeleggingen 30.797
marktdata
-
Totaal
- 30.797
Aandelen
3.040 181.049
- 184.089
Vastrentende waarden
- 381.887
2.620 384.507
Derivaten - - -
Totaal 33.837 562.936 2.620 599.393
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. Directe marktnotering: Actuele waarde wordt afgeleid aan de hand van marktnoteringen van identieke beleggingen in een actieve markt. Afgeleide marktnotering: Actuele waarde wordt afgeleid aan de hand van directe/indirecte marktdata anders dan die gebruikt bij directe marktnotering. Waarderingsmodellen en technieken niet gebaseerd op marktdata: Actuele waarde wordt afgeleid aan de hand van waarderingsmodellen zonder waarneembare marktdata.
Vastgoedbeleggingen 2010 2009
Vastgoedfonds, niet beursgenoteerd
29.634
-
Vastgoedfonds, beursgenoteerd - 30.797
Totaal 29.634 30.797
100% van het direct vastgoed binnen het vastgoedfonds waarin Pensioenfonds participeert is getaxeerd door onafhankelijke, beëdigde taxateurs. In 2010 zijn in twee fases de participaties in het beursgenoteerd vastgoedfonds verkocht. Van deze opbrengst zijn participaties aangekocht in een niet-beursgenoteerd vastgoedfonds. Dit fonds belegt in direct vastgoed. De meeropbrengst door aan- en verkopen van vastgoed is toegevoegd aan de liquide middelen.
Aandelen 2010 2009
Aandelen Ballast Nedam 2.880 3.040 Aandelenfonds (index fonds) 190.824 181.049
Totaal 193.704 184.089
Jaarrekening over het 82e boekjaar
49
In 2010 zijn de aandelen op naam van Ballast Nedam N.V. omgezet in beursgecertificeerde certificaten op aandelen. Het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam heeft de mogelijkheid om deze certificaten vrij te verhandelen. Het index fonds volgt de MSCI (AC) World (net) index. Vastrentende waarden 2010 Matchingportefeuille: Euro Staatsobligaties 256.107 Niet-staatsobligaties 75.391 Lening op schuldbekentenissen
2.553
Subtotaal 334.051 Returnportefeuille: Participaties in beleggingsfondsen: Bedrijfsobligaties 79.033 Hoogrentende obligaties 16.855 Obligaties opkomende markten harde valuta
9.718
Obligaties opkomende markten lokale valuta
17.571
Subtotaal 123.177 Totaal 457.228
In 2010 heeft een transitie in beleggingen in de vastrentende waarden plaatsgevonden. Hierbij zijn participaties in beleggingsfondsen ingewisseld/geruild voor directe beleggingen in staatsobligaties en niet-staatsobligaties en participaties in een aantal beleggingsfondsen. De totale omvang van deze transitie bedroeg EUR 431,067 miljoen. Het grootste deel betrof een ruil in stukken; een bedrag van EUR 47.000 is in geld afgerekend. Matchingportefeuille
Euro Staatsobligaties Het Bestuur heeft in 2011 besloten om voor nieuwe aankopen de EGBI AAA 10+ benchmark te hanteren. Het gaat hier om een benchmark waarin euro staatsobligaties met AAA rating met een duur van langer dan 10 jaar zitten uit Oostenrijk, Duitsland, Finland, Frankrijk en Nederland. Er is gekozen voor een langere duur omdat hiermee renterisico wordt afgedekt en op deze wijze op termijn minder derivaten nodig zijn.
Niet-Staatsobligaties Dit zijn obligaties van met name financiële instellingen met onderpand. Het gaat hier over obligaties met een minimale rating AA+ en grotendeels met een AAA rating. De niet-Staatsobligaties waren onderdeel van de vastrentende portefeuille voor de transitie. Het Bestuur heeft in 2011 besloten om deze obligaties te verkopen. Uit de opbrengst zijn Eurostaatsobligaties aangekocht op basis van de benchmark EGBI AAA 10+ Derivaten 2010 2009
Rentederivaten 1.085
Stand per 31 december
1.085
-
Voor een nadere toelichting op de derivaten wordt verwezen naar de paragraaf Risicomanagement en derivaten. Het Bestuur is zich momenteel verder aan het beraden op welke wijze de vastrentende portefeuille verder kan worden ingericht.
50
Jaarrekening over het 82e boekjaar
Returnportefeuille De returnportefeuille bestaat uit fondsen die beleggen bedrijfsobligaties, obligaties opkomende markten harde valuta, obligaties opkomende markten lokale valuta en hoogrentende obligaties. Het fonds met bedrijfsobligaties belegt voornamelijk in landen die lid zijn van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Verder wordt er in obligaties met een ‘AAA’ en ‘AA’ rating (hoge kredietwaardigheid) en ‘A’ en ‘BBB’ (medium kredietkwaliteit) belegd. Het fonds hoogrentende obligaties belegt in zogenaamde high yield obligaties: deze zijn uitgegeven door bedrijven en overheden met een lagere kredietwaardigheid. Het fonds met obligaties opkomende markten harde valuta belegt hoofdzakelijk in obligaties, deposito‘s en geldmarktpapier van opkomende landen. De beleggingen luiden in harde valuta waaronder de euro, Amerikaanse Dollar en de Yen. Het fonds met obligaties in opkomende markten locale valuta ‘s belegt hoofdzakelijk in obligaties, deposito‘s en geldmarktpapier die zijn uitgegeven door debiteuren die zijn gevestigd in landen die bekend staan als opkomende markten. De beleggingen kunnen luiden in euro of elke andere valuta.
6. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 2010 2009
Stand op 1 januari
3.608
3.549
Mutaties in het jaar
252
59
3.860
3.608
Stand op 31 december
De uitgestelde herverzekerde uitkeringen hebben betrekking op gecedeerde pensioenvoorzieningen.
7. Immateriële vaste activa 2010 2009
Stand op 1 januari
240
300
Afschrijvingen -60 -60
Stand op 31 december
180
240
120
60
Cumulatieve afschrijvingen en overige waardeverminderingen op 31 december
De immateriële activa betreffen de geactiveerde kosten inzake het pensioenadministratiepakket. De verkrijgingsprijs bedraagt EUR 300. Deze kosten zullen in een termijn van 5 jaren worden afgeschreven. Deze kosten worden ten laste gebracht van het resultaat van het fonds.
Jaarrekening over het 82e boekjaar
51
8. Vorderingen en overlopende activa 2010 2009
Vordering op sponsor 2.275 1.412 Overige 93 159
Totaal 2.368 1.571
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
9. Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn, voor zover die niet worden toegerekend aan de beleggingen.
10. Stichtingskapitaal en reserves 2010 2009
Stand per 1 januari
-45.137
-71.469
Uit bestemming saldo baten en lasten
13.890
26.332
-31.247
-45.137
Saldo per 31 december
Solvabiliteit 2010 2009
Minimaal vereist eigen vermogen
29.511
27.158
Vereist eigen vermogen 87.830 104.606
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een onderdekking. Het Bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds en maakt derhalve voor de berekening van het vereist eigen vermogen gebruik van het standaard model.
Herstelplan Het herstel van het vermogen van het Pensioenfonds is gebaseerd op het op 1 april 2009 bij DNB ingediende herstelplan. Op 3 november 2009 is dit herstelplan door DNB ongewijzigd goedgekeurd. In dit herstelplan is gebruik gemaakt van de door de toenmalige Minister van SZW aangeboden mogelijkheid om de korting niet binnen 1 jaar door te voeren, maar uiterlijk per 1 april 2012. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: - De aanspraken van deelnemers, premievrijen en pensioengerechtigden worden, zolang de dekkingsgraad onder de minimum vereiste dekkingsgraad ligt niet verhoogd door het verlenen van toeslagen. - De aanspraken worden uiterlijk op 1 april 2012 gekort indien de herstelkracht onvoldoende blijkt te zijn. Op basis van de gegevens eind 2008 is sprake van een eventuele door te voeren korting per 1 april 2012 van 6,7%.
52
Jaarrekening over het 82e boekjaar
Evaluatie herstelplan op basis van cijfers ultimo 2009 Op grond van de evaluatie van het herstelplan was het niet nodig om uiterlijk 1 april 2012 een korting door te voeren.
Intrekken van het verleende uitstel van het doorvoeren van een korting binnen een jaar In augustus 2010 is het verleende uitstel om een korting binnen een jaar door te voeren ingetrokken. Dit had tot gevolg dat indien er op dat moment een achterstand was op het herstelplan op basis van de cijfers van het 2de kwartaal dan wel 3de kwartaal een korting per 31 december 2010 moet worden doorgevoerd. Naar aanleiding hiervan is per 31 december 2010 een korting doorgevoerd. De dekkingsgraad moest eind 2010 minimaal 94,1% bedragen. Hier is aan voldaan.
Kortingen Op 31 december 2010 is een korting doorgevoerd van 3%. Deze korting is vastgesteld op basis van het herstelplan en de cijfers van het tweede kwartaal 2010, zodanig dat de achterstand op het herstelplan werd ingelopen.
11. Technische voorzieningen Zoals vermeld in de toelichting zijn de pensioenverplichtingen van het fonds gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum. Deze actuele waarde wordt vastgesteld met behulp van schattingen en aannames. De belangrijkste schattingen betreffen de bepaling van de rente en de levensverwachting. Het mutatieoverzicht voor de voorziening voor pensioenverplichtingen is als volgt: 2010 20091
Stand per 1 januari
651.101
617.933
Pensioenopbouw 21.216 22.464 Toeslagverlening actieven - Toeslagverlening inactieven - Kortingen -19.592 Rentetoevoeging 8.292 15.951 Onttrekking voor pensioenuitkeringen en -uitvoeringskosten
-26.247
-24.952
Wijziging marktrente 51.995 -19.694 Wijziging actuariele uitgangspunten
-
-
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten
88
454
Aanpassing sterftekansen 21.039 27.845 Overige wijzigingen in de voorziening deelnemerspensioenverplichtingen
Stand per 31 december 1
-1.159
11.100
706.733
651.101
-31.247
-45.137
Saldo ) 2009 per is aangepast 31 december voor vergelijkingsdoeleinden
Jaarrekening over het 82e boekjaar
53
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddeld gewogen discontovoet 3,4% (2009: 3,8%). Voor een toelichting op de verschillende posten wordt verwezen naar de toelichting op de verschillende posten uit de staat van baten en lasten. De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: De specificatie van het saldo per 31 december is als volgt: 2010 2009 Deelnemers 210.610 187.717 Premievrijen (gewezen deelnemers)
119.781
110.674
Pensioengerechtigden 354.850 332.872 Netto pensioenverplichtingen 685.241 631.263 Kostenvoorziening 19.140 17.612 Voorziening zieke deelnemers 2.352 2.226
Totaal 706.733 651.101
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. Het fonds hanteert een voorziening inzake toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling van 2,8% van de netto technische voorzieningen. Dit percentage wordt telkens voor en periode van 3 jaren vastgesteld. Het genoemde percentage van 2,8% is geldig voor de boekjaren 2009, 2010 en 2011. Het fonds heeft een voorziening opgenomen voor zieke deelnemers op de balansdatum, welke naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. Deze voorziening is gelijk gesteld aan de actuariële contante waarde van het verschil tussen de opgebouwde en de haalbare aanspraken van deze deelnemers. Hierbij wordt rekening gehouden met een eventuele herstelkans, welke afhankelijk is van de duur van de ziekte periode.
Korte beschrijving van de pensioenregeling(en) De pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst op basis van een collectieve beschikbare premieregeling. Dit betekent dat er geen gegarandeerd recht op een vast pensioen, dat afhankelijk is van uw salaris, wordt opgebouwd, maar dat de totale premie (werkgeversdeel plus werknemersdeel) het uitgangspunt is. Ballast Nedam en werknemer betalen ieder een deel van de premie die iedere periode in het Pensioenfonds wordt gestort. Het Pensioenfonds gebruikt deze premie voor de opbouw van uw ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. De collectieve beschikbare premie wordt verdeeld op basis van een middelloonregeling. Een middelloonregeling is een pensioenregeling waarin de hoogte van het (behaalbare) ouderdomspensioen is gebaseerd op de gemiddelde pensioengrondslag die tijdens het deelnemerschap aan de pensioenregeling heeft gegolden. De eerder opgebouwde pensioenen worden dus niet automatisch verhoogd naar het laatstverdiende salaris. Vandaar de term „middelloon”. Het vaste jaarsalaris op 1 januari is het uitgangspunt voor de vaststelling van de (indicatieve) pensioenopbouw in dat jaar. De financiële risico’s, waaronder het beleggingsrisico, zijn voor de deelnemers in het Pensioenfonds. Dit betekent in de praktijk dat de hoogte van het pensioen weliswaar op basis van een middelloonregeling wordt vastgesteld, maar dat het kan voorkomen dat het Bestuur de opbouw van het pensioen moet korten wanneer de financiële positie van het fonds in gevaar komt. Andersom kan het Bestuur besluiten toeslagen te verlenen, wanneer de financiële positie van het Pensioenfonds toereikend is.
Toeslagverlening In de pensioenregeling worden kort samengevat de beschikbare middelen boven het vereiste vermogen aan de deelnemers toegekend. Bij een tekort kan sprake zijn van korting van de nominale (eerder toegekende) aanspraken. Hier zijn heldere spelregels voor opgesteld en met de deelnemers gecommuniceerd. Voor toekomstige toeslagen is geen opslag in de kostendekkende premie opgenomen en worden geen extra reserves aangehouden. De toeslagverlening is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag verleend zal worden. Het Pensioenfonds vormt geen reserve voor de toeslagverlening.
54
Jaarrekening over het 82e boekjaar
Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het bestuur van het fonds heeft toegezegd om elk jaar een specificatie te geven van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen. Echter in alle omstandigheden dient het Bestuur een besluit te nemen over het toekennen van inhaaltoeslagen.
Actieven
Volledig
Toegekend
In te halen
Ingehaald
1 juli 2006 1,26% 0,63% 0,63% 0,00% 1 juli 2007 1,76% 0,88% 0,88% 0,00% 1 juli 2008 2,52% 2,52% 0,00% 0,00% 1 juli 2009 3,28% 0,00% 3,28% 0,00% 1 juli 2010 1,51% 0,00% 1,51% 0,00%
Pensioengerechtigden en premievrijen
Volledig
Toegekend
In te halen
Ingehaald
1 juli 2006 1,98% 0,99% 0,99% 0,00% 1 juli 2007 1,15% 0,58% 0,58% 0,00% 1 juli 2008 1,87% 1,87% 0,00% 0,00% 1 juli 2009 1,94% 0,00% 1,94% 0,00% 1 juli 2010 1,11% 0,00% 1,11% 0,00%
12. Derivaten Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de duration van de vastrentende beleggingen te verlengen. Een van de belangrijkste risico’s van derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Ultimo 2010 maakt het fonds alleen gebruik van rentederivaten. Dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van rentederivaten verkleint het fonds de mismatch tussen de rentegevoeligheid van de vastrentende waarden en die van de verplichtingen.
Jaarrekening over het 82e boekjaar
55
Type contract
Expiratie jaar Contract omvang Positieve waarde Negatieve waarde
(derivaten debet) (derivaten credit)
Rentederivaten 2012 -100.000 47
2015 -90.000 1.038
2030 80.400 2.440
2040 85.000 4.843
2050 69.000 4.893
2060 44.000 3.684
Totaal 88.400 1.085 15.860 Rentederivaten worden afgesloten met twee verschillende tegenpartijen. Per saldo is voor beide partijen sprake van negatieve waarden. Hiervoor zijn door de tegenpartij geen zekerheden opgevraagd. De nettowaarde van de derivaten bedraagt -/-14.775
13. Overige schulden en overlopende passiva 2010 2009
Premies sociale verzekering en loonheffing
622
650
Crediteuren 121 126 Premies stop-loss verzekering 167 73 Overigen 534 889
Totaal 1.444 1.738 Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
14. Risicomanagement en derivaten Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2010 2009
Dekkingsgraad per 1 januari
93,1
88,4
Premie 0,5 0,5 Wijzigingen in de rentetermijnstructuur
-6,7
2,8
Overig resultaat beleggingen 8,8 7,3 Wijziging sterftegrondslagen -2,9 -4,2 Korting 3% 2,7 0 Overige oorzaken 0,1 -1,7
Dekkingsgraad per 31 december
95,6
Per 31 december 2010 is een korting op de opgebouwde aanspraken doorgevoerd.
56
Jaarrekening over het 82e boekjaar
93,1
Het surplus/tekort op FTK grondslagen is als volgt: 2010 2009
Technische voorzieningen volgens jaarrekening
706.733
651.101
Buffers: S1 Renterisico 14.813 35.124 S2 Risico zakelijke waarden
61.978
66.220
S3 Valutarisico 47.283 51.534 S4 Grondstoffenrisico - S5 Kredietrisico 9.597 2.726 S6 Verzekeringstechnisch risico 20.188 18.290 S7 Liquiditeitsrisico - S8 Concentratierisico - S9 Operationeel risico - Diversificatie-effect -66.029 -69.288
Totaal S (vereiste buffers)
87.830
104.606
Vereist eigen vermogen 794.563 755.707 Aanwezig vermogen 675.486 605.964
Tekort 119.077 149.743
Het Pensioenfonds heeft ter afdekking van het renterisico’s bepaalde derivatencontracten afgesloten. Bij de berekening van de buffers past het Pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische asset mix in de evenwichtssituatie. De verschillen in de vereiste buffers op 31 december 2010 ten opzichte van 31 december 2009 ontstaan met name bij de buffer ten behoeve van het renterisico en de buffer ten behoeve het kredietrisico. Het verschil in de buffer voor het renterisico is met name ontstaan door het gebruik van de exacte methode die vanaf 1 januari 2010 verplicht gehanteerd moet worden. De buffer voor het renterisico is in 2009 nog vastgesteld op basis van een benaderingsmethode. Het verschil in de buffer voor het kredietrisico is met name ontstaan doordat alle vastrentende waarden (met uitzondering van de renteswaps) onder bedrijfsobligaties meegenomen omdat vrijwel geen enkele vastrentende waarde helemaal zonder risico is.
Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: - beleggingsbeleid - premiebeleid - herverzekeringsbeleid - toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruik gemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het Bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
Jaarrekening over het 82e boekjaar
57
Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst via de mandaten met de vermogensbeheerder en door het pensioenbureau in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het Bestuur.
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. De in het beleggingsbeleid opgenomen strategische en tactische normen en limieten zijn naast een adequate bewaking van de uitvoering van het beleggingsbeleid belangrijk voor de beheersing van het prijsrisico. Dit heeft het Pensioenfonds vastgelegd in de actuarieel bedrijfstechnische nota..
Valutarisico Het totaalbedrag dat niet in euro’s is belegd bedraagt ultimo jaar circa 28% (2009: 38%) van de beleggingsportefeuille. Het strategische beleid van het fonds is om valutaposities af te dekken. Het uitgangspunt in dat dit wordt geregeld binnen de fondsen waarin het Pensioenfonds participeert. Momenteel zijn er alleen beleggingen in vreemde valuta ’s binnen de beleggingsfondsen. In het aandelenbeleggingsfonds is het valutarisico niet afgedekt. Het Bestuur neemt in 2011 een beslissing om het valutarisico buiten het fonds af te dekken. Binnen de vastrentende beleggingsfondsen is het valutarisico grotendeels afgedekt. De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd: 2010 2009 Vastgoedbeleggingen - 26.018 Aandelen 169.007 181.049 Vastrentende waarden 21.851 25.340 Overige 759
Totaal 191.617 232.407 Vastgoed Regio 2010 2009 Europa 1 100% 20% Japan - 14% Azie excl. Japan - 23% Noord-Amerika - 43%
Totaal 100% 100% 1) In het vastgoedfonds waarin het Pensioenfonds in 2010 is toegetreden wordt uitsluitend direct in Nederlands vastgoed belegd. Aandelen Regio 2010 2009
Noord Amerika 47% 46% Europa 17% 19% Groot-Brittannie 8% 9% Japan 9% 7% Azië excl. Japan 8% 5% Emerging Markets 11% 14%
Totaal 100% 100%
58
Jaarrekening over het 82e boekjaar
Vastrentende waarden De matchingportefeuille bestaat uit obligaties in euro’s en komen uit lidstaten van de Europese Unie. Als benchmark wordt de Barclay’s Euro Aggregate Treasury all maturities gebruikt. De returnportefeuille bestaat uit vier fondsen. De vreemde valuta binnen deze vier fondsen worden grotendeels afgedekt naar de euro.
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente en dat hierdoor de dekkingsgraad verder daalt. Overwogen is om meer renterisico af te dekken dan gebeurt op basis van het bestaande beleid. Het bestaande beleid is gericht op het afdekken van de rente voor 65%. Het Bestuur heeft deze beoogde afdekking gehandhaafd na de omzetting van vastrentende portefeuille. Na de omzetting van de portefeuille is de afdekking strategisch als volgt geregeld:
Norm Min. Max. Strategische rente-afdekking coëfficiënt 65% 60% 70%
Kasstromen euro staatsobligaties
Kasstromen verplichtingen
2061
2059
2057
2055
2053
2051
2049
2047
2045
2043
2041
2039
2037
2035
2033
2031
2029
2027
2025
2023
2021
2019
2017
2015
2013
2011
Overzicht van kasstromen plus derivaten (renteswaps):
Swaps
Met vastrentende waarden en de derivaten (rente swaps) wordt beoogd 65% van het renterisico van de verplichtingen af te dekken. 2010 2009 Duration van de vastrentende waarden (vóór derivaten)
5,3
5,4
Duration van de vastrentende waarden (na derivaten)
14,9
13,8
Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
15,4
14,1
Jaarrekening over het 82e boekjaar
59
De samenstelling van de vastrentende waarde naar looptijd is als volgt: 2010 2009
Resterende looptijd < 1 jaar
30.770
7%
28.027
8%
Resterende looptijd 1 < > 5 jaar
248.836
56%
174.942
47%
Resterende looptijd >= 5 jaar
165.241
37%
166.711
45%
444.847 100% 369.680 100% Bovengenoemde bedragen zijn exclusief derivaten en, voor beleggingen beschikbare, liquide middelen. De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het fonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals hieronder weergegeven. De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: 2010 2009
Resterende looptijd < 5 jaar
142.150
20%
145.928
22%
Resterende looptijd > 5 en < 10 jaar
134.502
19%
134.415
21%
Resterende looptijd > 10 en < 20 jaar
202.346
29%
190.180
29%
Resterende looptijd > 20 jaar
227.735
32%
180.578
28%
706.733 100% 651.101 100%
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geldleningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de totale vastrentende waarden kan het volgende overzicht worden gegeven: Credit Rating klasse 2010 2009
AAA 210.104
46% 192.466
AA
15%
69.854
30.825
50% 8%
A 104.946 23% 90.275 24% BBB 30.521
7% 24.029
Lager dan BBB
5%
21.349
Geen rating 20.454
20.338
4% 26.574
6% 5% 7%
Totaal vastrentende waarden
60
Jaarrekening over het 82e boekjaar
457.228
100%
384.507
100%
Herverzekeringsovereenkomsten worden alleen aangegaan met onder toezicht staande Nederlandse verzekeraars.
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Inzake het liquiditeitsrisico kan het volgende worden gemeld: - Het bedrag aan premies dat jaarlijks binnenkomt is lager dan het bedrag dat jaarlijks wordt uitgekeerd; - Ultimo 2010 zijn er voldoende beleggingen, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren. Het Pensioenfonds beheerst het mogelijk tekort aan liquiditeit omdat de premies die jaarlijks worden ontvangen lager zijn dan de uitkeringen door gebruik te maken van de kasstromen (couponopbrengsten) die voortkomen uit de eurostaatsobligaties.
Concentratierisico Concentratierisico is het risico dat ontstaat wanneer er geen voldoende spreiding aanwezig is in de beleggingsportefeuille. Er is momenteel geen aanleiding om hiervoor een extra voorziening te treffen. Wel is vastgesteld dat binnen de vastrentende portefeuille een concentratie aanwezig is met een hoger risico dan wenselijk. Deze situatie is een gevolg van het transparant maken van de vastrentende portefeuille De transitie heeft op 30 november 2010 plaatsgevonden en het Bestuur is zich aan het beraden op welke wijze de vastrentende portefeuille verder gevormd wordt.
Tegenpartijrisico Het tegenpartijrisico is het risico dat een tegenpartij niet aan de aangegane verplichtingen kan voldoen. Bij de afdekking van het renterisico wordt gebruik gemaakt van niet beursgenoteerde derivaten met banken als tegenpartij. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Ultimo 2010 maakt het fonds alleen gebruik van rentederivaten. Dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van rentederivaten verkleint het fonds de mismatch tussen de rentegevoeligheid van de vastrentende waarden en die van de verplichtingen.
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het fonds heeft het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico, middels een stop-loss verzekering herverzekerd bij Nationale-Nederlanden Levensverzekering Mij. N.V., een externe, onder toezicht van DNB staande verzekeringsmaatschappij. De herverzekeringsovereenkomst expireert in 31 december 2014. Met de herverzekeraar is een resultatendeling overeengekomen.
Toeslagrisico (actuariële risico’s) Het bestuur van het fonds kent op basis van het pensioenreglement toeslagen op pensioen toe, indien er voldoende middelen aanwezig zijn. Het een en ander is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggingsen actuariële resultaten) echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is. Jaarrekening over het 82e boekjaar
61
Overige niet-financiële risico’s
Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het Bestuur.
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
Verbonden partijen Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen: het Pensioenfonds en de werkgever.
Transacties met bestuurders De werkzaamheden van de bestuursleden zijn onbezoldigd; pensioengerechtigde bestuursleden krijgen een onkostenvergoeding. Er zijn geen leningen verstrekt aan (voormalige) bestuurders. Er is geen sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders.
Overige transacties met verbonden partijen De afspraken over de uitvoering van de pensioenovereenkomst tussen het Pensioenfonds en de aangesloten werkgever(s) zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 25 van de Pensioenwet. In de uitvoeringsovereenkomst is vastgelegd dat de werkgever jaarlijks een vaste premie van 24% (inclusief de bijdragen van de deelnemers) van de totale pensioengrondslag betaalt. Deze vaste premie is vastgesteld voor onbepaalde tijd. Verder zijn in de uitvoeringsovereenkomst afspraken gemaakt over tijdige premiebetaling en gegevensaanlevering.
15. Premiebijdragen van werkgever en werknemers 2010 2009
Werkgeversgedeelte 17.141 16.938 Werknemersgedeelte 7.058 6.975 Koopsommen ineens 373 45
Totaal 24.572 23.958 De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 24% (2009: 24%) van de pensioengrondslag. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: 2010 2009
Zuivere kostendekkende premie
25.966
27.268
Feitelijke premie 24.572 23.958 Gedempte premie (kostendekkende premie fonds)
62
Jaarrekening over het 82e boekjaar
18.461
17.303
De verschillen tussen de kostendekkende premie, feitelijke premie en de gedempt premie is het gevolg van de wijze waarop deze worden vastgesteld. De zuivere kostendekkende premie is de premie vastgesteld op basis van de beleidsregels van DNB en bestaat uit een koopsom voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging, een solvabiliteitsopslag en een opslag voor uitvoeringskosten. De gehanteerde rekenrente is gelijk aan de rentermijnstructuur op 31 december van het voorgaande jaar. Ultimo 2009 bedraagt de rente 3,8% en ultimo 2008 3,6%. De feitelijke premie wordt vastgesteld op basis van een doorsneepremie. Deze doorsneepremie is in 2006 reglementair vastgesteld op 24% van de pensioengrondslag. De gedempte premie wordt op dezelfde wijze vastgesteld als de zuivere kostendekkende premie met als enig verschil de rekenrente. De rekenrente is het gemiddelde van de rentetermijnstructuren van de voorafgaande 120 maanden aan het betreffende boekjaar. Deze gemiddelde rentetermijnstructuur wordt vermeerderd met 1% punt. Deze 1% punt is de verwachte meeropbrengst op aandelen (3%) en onroerend goed (2%) ten opzichte van de vastrentende waarden, gebaseerd op de huidige beleggingsmix. Het Pensioenfonds zal, gehoord de Beleggingscommissie, periodiek besluiten over de voor de premievaststelling te hanteren disconteringsvoet. Bijstelling kan onder meer aan de orde zijn indien: a. sprake is van een aanpassing van de strategische beleggingsportefeuille, die van invloed is op de voor de toekomst te verwachten beleggingsrendementen; b. sprake is van veranderde vooruitzichten ten aanzien van relevante grootheden (met name ontwikkeling van de marktrente), die van invloed zijn op de voor de toekomst te verwachten beleggingsrendementen; c. de toezichthouder de richtlijnen, met betrekking tot de continuïteitsanalyse aanpast met gevolgen voor de benodigde premie; d. het gerealiseerde beleggingsrendement over een lange periode sterk negatief afwijkt van de gehanteerde disconteringsvoet. Een besluit in enig jaar tot aanpassing van de disconteringsvoet voor de premievaststelling houdt geen beperking in van de beleidsvrijheid die het Bestuur ter zake heeft.
16. Beleggingsresultaten risico Pensioenfonds
Directe
Indirecte
Kosten van
beleggings- beleggings- vermogens2010 opbrengsten opbrengsten
beheer
Totaal
Vastgoedbeleggingen 951 -433 -29 489 Aandelen
79 35.609
-166 35.522
Vastrentende waarden 15.373 34.411
282 50.066
Derivaten
324 -14.489
Rente en overige kosten
163
- -14.165
-
-77
86
Totaal 16.890 55.098
Directe
Indirecte
10 71.998
Kosten van
beleggings- beleggings- vermogens2009 opbrengsten opbrengsten Vastgoedbeleggingen Aandelen
beheer
- 3.370
Totaal
33 3.403
248 41.246
- 41.494
Vastrentende waarden 13.941 2.158
103 16.202
Derivaten - - - Rente en overige kosten
40
-
-51
-11
Totaal 14.229 46.774
85 61.088
Jaarrekening over het 82e boekjaar
63
17. Pensioenuitkeringen 2010 2009 Ouderdomspensioen 18.928 17.359 Nabestaandenpensioen (partnerpensioen) 4.694 4.627 Vroegpensioen 2.483 2.779 Wezenpensioen 98 103 Afkopen 50 58
Totaal 26.253 24.926
In 2009 zijn alle pensioenuitkeringen die het Pensioenfonds doet gespecificeerd. De totale uitkeringen zijn verminderd met het totale bedrag aan uitkeringen die elders zijn opgebouwd. Het Pensioenfonds keert deze weliswaar uit, maar heeft hiervoor geen voorziening opgenomen. In 2010 worden uitsluitend de pensioenuitkeringen genoemd die binnen het Pensioenfonds worden opgebouwd en waarvoor het Pensioenfonds voorzieningen opneemt. De toeslagverlening van de uitkeringen per 1 juli 2010 zoals vastgesteld door het Bestuur bedraagt 0% (2009: 0%). De post Afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan EUR 420,69 (-2009: EUR 417,74) per jaar (de afkoopgrens). De bedragen zijn op basis van de Pensioenwet vastgesteld.
64
Jaarrekening over het 82e boekjaar
18. Pensioenuitvoeringskosten 2010 2009 Personeelskosten - Salariskosten 374 348 - Sociale lasten 26 27 - Pensioenpremies 70 63 - Externe inhuur en overige personeelskosten
40
91
subtotaal personeelskosten 510 529 Accountantskosten - Onderzoek van de jaarrekening
67
77
- Overige controleopdrachten 11 - Andere niet controlediensten subtotaal accountantskosten 67 88 Actuaris certificerend 53 102 Actuaris adviserend 98 82 Overige advisering 89 45 Huisvesting -2 87 Automatisering 169 190 Kantoorkosten 109 123 Bestuurskosten (excl. externe adviseurs)
38
20
Verantwoordingsorgaan: adviseur, cursus, declaraties
12
-
Toezichthouders en OPF 51 23 Boetes en dwangsommen - Subtotaal 617 672 1.194 1.289 Kosten pensioenbureau uitgedrukt in percentage totale pensioenvermogen
0,18%
0,21%
Kosten vermogensbeheer Kosten vermogensbeheer -10 -85 Kosten vermogensbeheer verwerkt in de koersen
1.267
1.187
Totaal 1.257 1.102 Kosten vermogensbeheer uitgedrukt in percentage totale pensioenvermogen
0,19%
0,18%
Totaal kosten vermogensbeheer en pensioenuitvoeringskosten 2.451 2.391 Uitgedrukt in percentage 0,36% 0,39% Pensioenvermogen 675.486 605.964 Overeenkomstig artikel 96 van de Pensioenwet wordt vermeld dat het Pensioenfonds in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd.
Jaarrekening over het 82e boekjaar
65
Aantal personeelsleden Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden van het pensioenbureau worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. De hieraan verbonden kosten bedragen EUR 510 (2009: EUR 529) en zijn voor rekening van het fonds.
Bezoldiging bestuurders De bestuursleden en leden van het Verantwoordingsorgaan, die een dienstverband met de werkgever hebben, ontvangen geen bezoldiging. Pensioengerechtigde bestuursleden en pensioengerechtigde leden van het Verantwoordingsorgaan ontvangen een onkostenvergoeding van € 100,- per vergadering en een reiskostenvergoeding.
19. Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
20. Toeslagverlening Kort samengevat worden in de pensioenregeling de beschikbare middelen boven het vereiste eigen vermogen aan de deelnemers toegekend en kan bij een tekort sprake zijn van korting van de nominale (eerder toegekende) aanspraken. Hier zijn heldere spelregels voor opgesteld en met de deelnemers gecommuniceerd. Voor toekomstige toeslagen is geen opslag in de kostendekkende premie opgenomen en worden ook geen extra reserves aangehouden. Uitsluitend indien er middelen beschikbaar zijn boven het minimaal vereiste eigen vermogen, kunnen eventueel toeslagen verleend worden. Zoals bij de invoering van de pensioenregeling 2005 waarover in 2004 en daarna is gecommuniceerd, bestaat er geen ambitie met betrekking tot de hoogte van de toeslagverlening. Er bestaat dan ook geen minimale dan wel maximale toeslagverlening die deelnemers mogen verwachten. Uiteraard bestaat er wel een schatting van de toekomstige toeslagverlening. Als er meer middelen zijn dan benodigd voor de verplichtingen (inclusief de vereiste reserves) kunnen toeslagen worden verleend. Dit meerdere wordt in de onderstaande volgorde toegekend: 1. Eventuele eerdere kortingen op nominale aanspraken worden hersteld. Eind 2009 waren er overigens geen kortingen die zouden moeten worden hersteld. 2. Toeslagverlening in het jaar vindt plaats volgens de indexen. Deze indexen zijn de Consumenten Prijs Index (CPI) ‘alle huishoudens’ voor de inactieven en de loonontwikkeling op basis van de CAO voor de Bouwnijverheid voor de actieven. Zijn er voldoende middelen, dan wordt een toeslag verleend ter grootte van 100% van de eerder genoemde indexcijfers. Zijn de middelen gedeeltelijk toereikend dan zal de toeslag een deel van deze indexcijfers bedragen. 3. Zijn er na de 100% toeslagverlening nog meerdere middelen beschikbaar, dan zal eerst de eventueel nog uitstaande inhaaltoeslagverlening plaatsvinden. Deze inhaaltoeslagverlening vindt plaats om tot een meer gelijkmatige verdeling van toeslagverlening te komen over de deelnemers met verschillende looptijden van deelneming. Voor deze inhaaltoeslagverlening wordt maximaal vijf jaar teruggegaan tot en met 2005. 4. Zijn er na de inhaaltoeslagen nog meerdere middelen beschikbaar, dan worden deze toegevoegd aan een extra reserve van maximaal 10% van het vereiste eigen vermogen. De vorming van deze extra reserve vindt plaats om tot een meer gelijkmatige toeslagverlening in de tijd te komen. 5. Indien de beschikbare middelen na de inhaaltoeslagen hoger zijn dan 110% van het vereiste eigen vermogen, wordt het meerdere toegekend door een extra toeslag in de verhouding 3:2 (actieven:inactieven).
21. Kortingen Indien er sprake is van een dekkingstekort kan het Bestuur gebruikmaken van de noodmaatregel: het korten van opgebouwde pensioenaanspraken. In 2010 heeft het Bestuur besloten de aanspraken te korten met 3%, per 31 december 2010. De korting wordt evenredig over de verplichtingen van alle deelnemers toegepast. Mocht overigens in enig jaar de premie die nodig is voor de pensioenopbouw lager zijn dan de kostendekkende gedempte premie, dan wordt ook de in dat jaar op te bouwen pensioenaanspraak evenredig gekort.
22. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 1,303% (2009: 2,544%), zijnde de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar.
66
Jaarrekening over het 82e boekjaar
23. Onttrekking pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode.
24. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
%
2010 3.4% 2009 3,8% 2008 3,6%
25. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het Bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
26. Aanpassing sterftekansen In augustus 2010 is door het AG de Prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Hieruit bleek dat de overlevingskansen voor de Nederlandse bevolking, voor zover die deelnamen aan een pensioenregeling, nog verder gestegen waren dan ultimo 2009 aangenomen. Vanaf 30 september 2010 hanteert het Pensioenfonds de AG prognosetafel 2010-2060 inclusief Towers Watson 2010 ervaringssterfte. Op 31 december 2009 tot 30 september 2010 is gerekend met de AG prognosetafel 2005-2050 inclusief ervaringssterfte 2008 met een opslag van 4,5%.
27. Overige wijzigingen in de voorziening deelnemerspensioenverplichtingen 2010 2009 Sterfte -1.595 -889 Arbeidsongeschiktheid -456 -733 Overige technische grondslagen 136 -204 Andere oorzaken 756 2.121 Wijziging kostenvoorziening 1 - 10.805 Totaal -1.159 11.100
1) De wijziging van de kostenvoorziening in 2009 betreft de stijging van de kostenopslag op de Technische Voorziening van 1,0% naar 2,8%
Jaarrekening over het 82e boekjaar
67
28. Saldo herverzekering 2010 2009
Premie stop-loss verzekering 82 104 Mutatie saldo herverzekeringsdeel technische voorziening
-252
-59
Saldo herverzekering -170 45
29. Saldo overdracht van rechten 2010 2009 Inkomende waardeoverdrachten 300 677 Uitgaande waardeoverdrachten -152 -30 Saldo overdracht van rechten
148
647
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan Pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken. Als gevolg van onderdekking bij Pensioenfondsen is de onderlinge afrekening van waardeoverdrachten tot stilstand gekomen. Zodra de financiële positie van het Pensioenfonds dit toelaat zullen de onderlinge waardeoverdrachten weer worden hervat. Uiteraard zal dan ook de dekkingsgraad van de tegenpartij voldoende moeten zijn.
30. Kasstroomoverzicht Inzake het vroegpensioen fungeert het fonds als kassier voor de Stichting BedrijfstakPensioenfonds Bouw. Het fonds ontvangt van de stichting de gelden inzake het vroegpensioen en betaalt deze uit aan de rechthebbende deelnemer. Het fonds loopt hierover geen risico. Derhalve wordt er geen specifieke technische voorziening aangehouden.
31. Aan- en verkoop beleggingen In 2010 heeft een transitie in de beleggingen in vastrentende waarden plaatsgevonden. Hierbij zijn participaties in beleggingsfondsen ingewisseld / geruild voor directe beleggingen in staatsobligaties en niet-staatsobligaties en participaties in een aantal beleggingsfondsen. De totale omvang van deze transitie bedroeg EUR 431.067 in stukken en een bedrag van EUR 47.043 in geld. Daarnaast is er een bedrag in geld overgegaan ad EUR 69.061. Dit bedrag heeft betrekking op de overstap van een beursgenoteerd vastgoedfonds naar een niet-beursgenoteerd vastgoedfonds en herbeleggingen van aandelen naar de vastrentende portefeuille en overige mutaties in de vastrentende portefeuille. In het totaal is er voor een bedrag ad. EUR 116.104 in geld overgegaan voor aankoop van stukken.
68
Jaarrekening over het 82e boekjaar
In 2009 is het pensioenfonds juridisch eigenaar geworden van het belegd vermogen. Het gevolg daarvan was dat het vermogen ondergebracht moest worden in fondsen bij een vermogensbeheerder voor institutionele beleggers. Naar aanleiding hiervan zijn de participaties in het vastgoedfonds en de vastrentende fondsen voor (her)verzekerde pensioencontracten ingewisseld/ingeruild voor participaties in fondsen voor institutionele beleggers. De totale omvang van deze transitie bedroeg EUR 391.683. Daarnaast is er een bedrag ad EUR 126.575 in geld overgegaan. In het jaarverslag van 2009 stond een bedrag vermeld van EUR 518.258 voor verkopen en aflossingen van beleggingen. Dit is het bedrag inclusief de ingewisselde / ingeruilde participaties.
Amsterdam, 14 juni 2011 Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Namens het Bestuur:
R.J. Feenstra H.P. van der Meer Voorzitter Plaatsvervangend Voorzitter
L.E.M. Duynstee Directeur Pensioenbureau
Jaarrekening over het 82e boekjaar
69
SAMENWERKING Nieuwbouw Universiteit van Amsterdam, (FNWI), Amsterdam De Faculteit Natuurkunde, Wiskunde en Informatica (FNWI) van de Universiteit van Amsterdam is een multifunctioneel onderwijsgebouw op het Science Park in Amsterdam. Deze grootschalige nieuwbouw biedt ruimte aan diverse onderwijszalen, laboratoria, magazijnen, werkplaatsen met montagehal, expeditiecentrum, bibliotheek, studiecentrum, restauratieve voorzieningen en kantoren. De totale bruto vloeroppervlakte beslaat 70.000 vierkante meter waarvan 10.000 vierkante meter gevormd wordt door verschillende laboratoriumruimtes voor wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Ballast Nedam Bouw & Ontwikkeling Speciale Projecten was als bouwteampartner verantwoordelijk voor de ontwerpuitwerking en realisatie.
Overige gegevens Korte omschrijving pensioenregeling Karakter Uitkeringsovereenkomst. Type regeling Een collectieve beschikbare premieregeling waarbij de verdeling van de premies plaatsvindt op basis van een middelloonregeling. Pensioendatum Eerste dag van de maand waarop de deelnemer 65 jaar wordt. Pensioengevend salaris (S)
13 maal het vaste salaris in de eerste periode vermeerderd met 8% vakantietoeslag.
Franchise (F) € 12.674,- (2010). Pensioengrondslag S-F. Collectieve beschikbare premie
24% van de pensioengrondslag.
Opbouwpercentage 2,25%. Nabestaandenpensioen Voor nabestaanden kunnen de volgende pensioenen verzekerd zijn bij overlijden voor de pensioendatum: - Levenslang partnerpensioen - Tijdelijk partnerpensioen - Wezenpensioen Voor nabestaanden kunnen de volgende pensioenen verzekerd zijn bij overlijden na de pensioendatum: - Levenslang partnerpensioen - Wezenpensioen Levenslang partnerpensioen
70% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Tijdelijk partnerpensioen
10% van het salaris; dit partnerpensioen wordt.
na overlijden van de deelnemer uitgekeerd tot leeftijd 65 van de partner of het eerder overlijden van de partner. Wezenpensioen
14% van het te bereiken ouderdomspensioen.
Bijdrage deelnemer
7% van de pensioengrondslag.
Algemene Reserves Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen. Het Bestuur stelt voor het resultaat over het boekjaar ten gunste te brengen van de algemene reserve.
Belastingen De resultaten van het Pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
Overige gegevens
71
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioensfonds Ballast Nedam is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2010. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het Bestuur van het Pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het Pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het Pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: - heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en - heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het Pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het Pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het Pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het Pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van de artikelen 131 tot en met 133 en 137. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Amstelveen, 14 juni 2011 drs. R. Westhoff AAG Verbonden aan Towers Watson B.V.
72
Overige gegevens
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Opdracht Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2010 van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2010 en de staat van baten en lasten over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het Bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van het Bestuur beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het Bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam per 31 december 2010 en van het resultaat over 2010 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van het Bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het Bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 14 juni 2011 KPMG ACCOUNTANTS N.V. drs. F.J.J. Glorie RA
Overige gegevens
73
SAMENWERKING Nuon Magnum Eemshaven, Groningen (Reeschaven) Ballast Nedam heeft in de Groningse Reeschaven een multi-fuel energiecentrale gebouwd met een capaciteit van 1.300 MW. Het is een van de modernste kolencentrales ter wereld, gebaseerd op kolenvergassingstechnologie. De werkzaamheden omvatten onder meer de bouw van de tijdelijke voorzieningen, de uitvoering van de betonnen fundering (inclusief de turbinetafels) en de gebouwen (inclusief de staalconstructies) op basis van ‘construct only’. Voor het complete koelwatercircuit verzorgt Ballast Nedam zowel het detailontwerp als de uitvoering op basis van ‘design en construct’. In het project werkten diverse Ballast Nedambedrijven samen.
Begrippenlijst A-factor De A-factor is de jaarlijkse pensioenaangroei die door het Pensioenfonds aan de deelnemer wordt doorgegeven. Deze factor wordt gebruikt in de berekening van de fiscale jaarruimte die beschikbaar is voor aftrek van lijfrentepremies vanwege een tekort aan pensioenopbouw. ABTN Afkorting van Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Pensioenfondsen dienen te werken volgens een Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Hierin zijn de financiële opzet van een Pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd omschreven. Actuarieel benodigde premie Actuariële waarde van de in te kopen pensioenaanspraken. Deze premie wordt vastgesteld rekening houdend met hetgeen hierover is afgesproken in de uitvoeringsovereenkomst. Actuarieel Genootschap (AG) Het Actuarieel Genootschap is een vereniging, welke kantoor houdt in Woerden, die zich de bestudering en ontwikkeling van de actuariële wetenschappen ten doel stelt, alsmede de verbreding van de wetenschappelijke basis van de werkzaamheden van de actuaris en het geven van voorlichting over de taak en de bevoegdheid van de actuaris. Voorts heeft het Actuarieel Genootschap gedragsregels opgesteld, waaraan de leden zich dienen te houden, om het aanzien en de waardigheid van het beroep actuaris hoog te houden. Actuariële waarde De contante waarde van een reeks toekomstige uitkeringen of bijdragen berekend op basis van Actuariële grondslagen. Actuaris AG Een actuaris die lid is van het Actuarieel Genootschap. AFM Afkorting van Autoriteit Financiële Markten. De AFM is toezichthouder op het gedrag van en de informatieverstrekking door alle partijen op de financiële markten in Nederland. APP Afkorting van Actuariële Principes Pensioenfondsen. Pensioenfondsen moeten voldoende voorzichtigheid (prudentie) in acht nemen bij de financiële opzet van het fonds en bij de invulling die hier in de praktijk aan wordt gegeven. De Nederlandsche bank heeft in de actuariële principe Pensioenfondsen aangegeven wanneer hieraan volgens haar is voldaan. De Actuariële Principes Pensioenfondsen zijn per 1 januari 2007 vervangen door het Financieel Toetsingskader (FTK), waarin de te hanteren waarderingsmethoden zijn aangegeven. ALM Afkorting van Asset Liability Management. Het afstemmen van de beleggingsmix op verplichtingen. Het uitvoeren van een ALM-studie kan een Pensioenfonds helpen bij het kiezen van een juiste beleggingsmix. Een ALM-studie kent de volgende aspecten: - overzicht van de financiële stromen in het Pensioenfonds - inzicht in de toekomstige verplichtingen t.o.v. de beleggingen - beoordelen van de financiële positie versus economische omstandigheden - doorrekenen van mogelijke beleidsalternatieven om daaruit te kunnen kiezen. Arbeidsongeschiktheid Wanneer een deelnemer na 2 jaar ziekte, arbeidsongeschikt blijft, wordt de premiebetaling door werknemer en werkgever gestopt. De pensioenopbouw gaat in bepaalde situaties geheel of gedeeltelijk welvaartsvast door, nu voor rekening van het Pensioenfonds. Benchmark Een objectieve vergelijkingsmaatstaf voor het beoordelen van beleggingen, zowel in de termen van gerealiseerd rendement als wat de samenstelling van de beleggingen betreft.
Begrippenlijst
75
Bijzonder partnerpensioen Premievrije aanspraak van de huwelijkspartner met wie de (gewezen) deelnemer gehuwd is geweest. De dienstjaren gelegen voor de ontbinding van het huwelijk tellen mee. Bij volgende huwelijken telt diensttijd vanaf de ontbinding van het vorige huwelijk. BPF 2000 De regeling van de bedrijfstak Bouw die in 2000 is ingevoerd. Deze regeling is in 2006 vervangen door een nieuwe pensioenregeling. Compliance officer Een onafhankelijke (interne) toezichthouder die (actief) toetst of de gedragscode en/of wettelijke regelingen met betrekking tot de koersgevoelige informatie en privé effectentransacties worden nageleefd. De compliance officer heeft een signalerende en corrigerende functie. Collectieve beschikbare premieregeling Een pensioensysteem waarbij de werkgever zich er uitsluitend toe verplicht een vaste premie te betalen. Bij een collectief beschikbare premieregeling wordt het risico van een tekort door de pensioendeelnemers gezamenlijk gedragen. Het verschil met een individuele beschikbare premieregeling is dat het collectieve element bewaard blijft. Contante waarde De waarde op dit moment van een toekomstige kasstroom, rekening houdend met een bepaalde rentevoet. Continuïteitsanalyse Analyse in het kader van het FTK waarbij de financiële opzet en positie van het Pensioenfonds voor de lange termijn wordt beoordeeld. Verschil met de solvabiliteitstoets is dat bij de continuïteitstoets onder andere rekening wordt gehouden met toekomstige pensioenopbouw en premie-inkomsten. De analyse heeft hiermee een lange termijn karakter. Ook andere variabelen zoals het beleggingsbeleid en het bijbehorende risicomanagement, het toeslagen- en winstdelingsbeleid, het wijzigen van de beleggingsportefeuille, het achterwege laten van toeslagverlening, etc. wordt hierin betrokken. Er kan worden geanalyseerd of er inconsistentie is tussen de financiering, het toeslag- en het beleggingsbeleid. CSO Afkorting voor Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties. In dit orgaan zijn de georganiseerde gepensioneerden verenigd. CPI alle huishoudens Afkorting voor Consumentenprijsindex. De CPI wordt maandelijks berekend en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Deze meet de gemiddelde prijsverandering in de loop der tijd van goederen en diensten die huishoudens voor hun levensonderhoud aanschaffen. Naast de CPI wordt tevens de CPI Afgeleid berekend. Dit is de consumentenprijsindex waarin het prijseffect van indirecte belastingen en subsidies is geëlimineerd. Deelnemer De Pensioenwet definieert een deelnemer als een werknemer of een gewezen werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens de pensioenuitvoerder. Deelnemersraad De deelnemersraad is een orgaan binnen een Pensioenfonds, dat adviserende bevoegdheden heeft ten opzichte van het Bestuur van dat Pensioenfonds. In een deelnemersraad van een ondernemingsPensioenfonds zijn deelnemers en gepensioneerden vertegenwoordigd naar evenredigheid van hun vertegenwoordiging binnen het Pensioenfonds. Wanneer 5% van het totale verzekerdenbestand van het ondernemingsPensioenfonds daarom verzoekt, moet een deelnemersraad verplicht worden ingesteld. Het bestuur van het Pensioenfonds kan ook vrijwillig een deelnemersraad instellen. Dekkingsgraad Het pensioenvermogen gedeeld door de Voorziening Pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. De dekkingsgraad is een maat voor de financiële positie van Pensioenfondsen en een graadmeter voor de mate van de zekerstelling van de (toekomstige) betalingen van de toegezegde pensioenen. In de financieringsopzet wordt gestreefd naar een dekkingsgraad van 100%, vermeerderd met het op enig moment op grond van de regelgeving vereist vermogen.
76
Begrippenlijst
Dekkingstekort Zie: onderdekking. DNB Afkorting van De Nederlandsche Bank. Orgaan dat (prudentieel en materieel) toezicht houdt op financiële instellingen. Na de fusie in 2004 van De Nederlandsche Bank met de Pensioen- & Verzekeringskamer vallen hier ook Pensioenfondsen en verzekeraars onder. Het gedragstoezicht wordt uitgevoerd door de Autoriteit Financiële Markten. Het toezicht op verzekeraars is geregeld in de Wet financieel toezicht, terwijl in de Pensioenwet ook het toezicht op Pensioenfondsen is geregeld. Tevens zijn bepalingen betreffende het toezicht terug te vinden in de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfstakPensioenfonds 2000 en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De Nederlandsche Bank houdt ook toezicht op pensioenregelingen die door een werkgever rechtstreeks bij een verzekeraar worden ondergebracht. Duration Het gewogen gemiddelde van de lengte van de perioden waarover alle kasstromen van een obligatie plaatsvinden, waarbij de weging plaatsvindt op basis van de contante waarde van iedere kasstroom. Duration is een maatstaf voor de rentegevoeligheid van een obligatie. In de regel: hoe langer de looptijd van een obligatie, hoe gevoeliger de koers van die obligatie voor renteveranderingen. Indien men een daling van de rente verwacht, is het profijtelijk een obligatie met een zo lang mogelijke duration te kopen, aangezien de koers hiervan het meest zal oplopen. Effectentypisch gedragstoezicht Toezicht door de AFM op integer gedrag op de effectenmarkten (zie ook gedragstoezicht). Een goede werking van de markt en het vertrouwen in de financiële markt staan hierbij voorop. De effectentypische gedragsregels zijn direct afgeleid van het bestaande gedragstoezicht op effecteninstellingen en zijn opgenomen in wet- en regelgeving. Vanaf 1 december 2003 geldt dit effectentypisch gedragstoezicht niet alleen voor effecteninstellingen, maar ook voor verzekeraars, beleggingsinstellingen, pensioen- en spaarfondsen, kredietinstellingen die niet het effectenbedrijf uitoefenen en overige financiële instellingen in de zin van de Wet op het financieel toezicht. Ervaringssterfte Uit onderzoeken blijkt dat sterfte onder collectief verzekerden bij Pensioenfondsen en levensverzekeraars lager ligt dan de bevolkingssterfte. Dit effect is sterker naar mate het verzekerde pensioenbedrag hoger is. Om hiermee rekening te houden bij het maken van berekeningen kan een Pensioenfonds de “ervaringssterfte” vaststellen: de in pensioenbedragen gemeten verhouding tussen bevolkingssterfte en waargenomen sterfte in het Pensioenfonds. Financieel Toetsingskader Afkorting FTK. Benaming van het nieuwe toezichtregime dat per 1 januari 2007 van toepassing is op de financiële positie en het financiële beleid van Pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen. De nieuwe waarderingsmethoden vervangen de Actuariële Principes Pensioenfondsen (APP). Het nieuwe toezichtregime is ook verankerd in de Pensioenwet. Franchise Het deel van het pensioengevend salaris dat in verband met AOW-aanspraken bij de pensioenberekening buiten beschouwing blijft. FVP-regeling Deze regeling stelt onvrijwillig werkloze werknemers in staat om hun pensioenregeling tijdens de werkloosheidsperiode voort te zetten. Tot 1 januari 1999 werd de FVP-regeling gefinancierd met rentebaten uit het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering. Vanaf deze datum zet de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering de activiteiten van het FVP voort. In het zogenoemde bijdragereglement 1999 zijn de regels met betrekking tot het verkrijgen van de pensioenpremiebijdragen vastgelegd. Werknemers, die met ingang van 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, komen niet meer in aanmerking voor een bijdrage uit de FVP-regeling. Stichting FVP heeft echter de intentie om het recht op de FVP-bijdrage van werknemers die voor 1 januari 2011 werkloos zijn geworden zoveel mogelijk ongemoeid te laten. De betalingen van de FVP-bijdrage van werknemers die in 2010 werkloos werden, zijn echter al opgeschort tot uiterlijk 1 januari 2014 en worden tevens mogelijk gekort. Voor deze groep werknemers geeft Stichting FVP dus geen harde garanties af.
Begrippenlijst
77
Gedempte premie Het Pensioenfonds hanteert een kostendekkende premie die is gedempt. De gedempte premie wordt op grond van de voorschriften geacht kostendekkend te zijn. De gedempte premie wordt berekend als de som van de volgende componenten: De actuariële benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke pensioenen, waarbij het gaat om de volgende elementen: - coming service koopsom voor in het jaar te verwerven pensioenaanspraken; - risicokoopsommen voor overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico; - een solvabiliteitsopslag; - een opslag voor uitvoeringskosten. Naast de excasso-opslag wordt rekening gehouden met een additionele opslag van 1% van de pensioengrondslagsom. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privé-belangen van betrokkenen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Pensioenfondsen dienen verplicht – rekeninghoudend met het bepaalde in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde wetgeving – een gedragscode voor de bestuursleden en overige medewerkers van het fonds op te stellen en deze aan De Nederlandsche Bank te overleggen. Gedragstoezicht Toezicht gericht op het bevorderen van een ordelijk en transparant marktproces, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en in dat verband bescherming van de consument (transparantie, voorlichting). Kernonderdelen zijn aspecten als het toezicht op de organisatie van effectenmarkten, het effectentypisch gedragstoezicht en het toezicht informatievoorziening aan en advisering van de consument. De Autoriteit Financiële Markten voert in hoofdzaak het gedragstoezicht uit. Herstelplan Plan van aanpak gericht op het herstel van het onderdekking (dekkingstekort) of het reservetekort bij een Pensioenfonds. Binnen drie maanden na het ontstaan van de situatie van onderdekking dient het Bestuur van het Pensioenfonds een herstelplan bij De Nederlandsche Bank te hebben ingediend. Het herstelplan dient zodanige maatregelen te omvatten, dat de situatie op grond waarvan een herstelplan moet worden opgesteld binnen drie jaar is beëindigd. Dit heet een kortetermijnherstelplan. Ook in geval van een reservetekort dient een Pensioenfonds binnen drie maanden na het ontstaan hiervan een herstelplan bij De Nederlandsche Bank in te dienen, indien de actuariële- en bedrijfstechnische nota van het Pensioenfonds niet voorziet in toereikende maatregelen bij een reservetekort. De termijn die in het herstelplan mag worden aangehouden voor herstel van het reservetekort bedroeg op grond van de Actuariële Principes Pensioenfondsen twee tot acht jaar, afhankelijk van de aard en omvang van de opgetreden reservetekorten. Deze termijn is op grond van het FTK 15 jaar geworden. Dit wordt een langetermijnherstelplan genoemd. Herverzekering Pensioenfondsen en levensverzekeraars kunnen bepaalde risico’s (zoals het risico van overlijden of invaliditeit) of verplichtingen die zij verzekeren, geheel of gedeeltelijk onderbrengen bij een (andere) verzekeringsmaatschappij. Dit wordt herverzekering genoemd. Hoog-Laag Constructie van variabele uitkeringshoogtes van het pensioen, waarbij het pensioen dat een deelnemer vanaf de pensioendatum ontvangt wordt omgezet in een pensioen dat eerst hoger en daarna lager is dan het reglementaire pensioen . Op grond van fiscale wetgeving is een variatie tussen de hoogste en de laagste uitkering van maximaal 100:75 toegestaan. Huwelijks-/partnerfrequenties Schattingen per leeftijd of leeftijdsgroep van de aantallen deelnemers aan een pensioenregeling, die gehuwd zijn of een partner hebben. Deze schattingen op basis van statistische gegevens zijn nodig bij gebruik van het onbepaalde man/ vrouw/ partner systeem. Intern Toezicht Het kritisch beoordelen van het functioneren van het (Bestuur van het) Pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. Het Intern Toezicht maakt deel uit van de principes voor goed Pensioenfondsbestuur. Het doel van het Intern Toezicht is het beter functioneren van het Pensioenfonds(bestuur). Kortlevenrisico Het gegeven dat een verzekerde persoon korter kan leven dan op basis van de gehanteerde sterftekansen wordt verwacht. Dit risico is van belang voor o.a. overlijdensverzekeringen en nabestaandenpensioenen.
78
Begrippenlijst
Kostendekkende pensioenpremie In het FTK gehanteerde term. Hiermee wordt bedoeld de premie die nodig is om de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling in dat jaar en voor de lange termijn na te komen. Kredietrisico Het risico dat de belegger bij de crediteur loopt ten tijde van het uitlenen van geld. Langlevenrisico Het gegeven dat een verzekerde persoon langer kan leven dan op basis van de gehanteerde sterftekansen wordt verwacht. Dit risico is van belang voor onder andere het ouderdomspensioen. Liability Matchingportefeuille Deel van de beleggingsportefeuille van het Pensioenfonds, voornamelijk bestaande uit obligaties waarvan de looptijden zijn afgestemd op de looptijden van de verwachte pensioenuitkeringen. De Liability Matchingportefeuille heeft het doel het Pensioenfonds zoveel mogelijk te beschermen tegen het risico van rentewijzigingen. De verplichtingen van het Pensioenfonds dalen in dat geval ook. Indien de rente daalt, nemen de verplichtingen van het Pensioenfonds weliswaar toe, maar stijgen de obligaties eveneens in waarde. De Liability Matchingportefeuille bestaat in dit Pensioenfonds uit units ING F.I. All Grade Long Duration Fonds en units ING F.I. Grade Basis Fonds. Loontrend Algemene ontwikkeling van de lonen van werknemers binnen een bepaalde onderneming, bedrijfstak of land, zonder rekening te houden met individuele loonsverhogingen als gevolg van de carrière van de werknemers binnen de gekozen groep. Mandaat vermogensbeheer Het mandaat vermogensbeheer, ook wel beleggingsrichtlijnen of beleggingsinstructie genoemd, bevat de beleggingstechnische afspraken over het beheer van het vermogen. Het mandaat wordt vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het Bestuur en bevat alle restricties waarbinnen een vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen. Marktrente De rente zoals deze op een bepaald moment op de financiële markt geldt. Marktwaarde Waarde van een beleggingsobject als het op dit moment zou worden verkocht. Matching Het optimaal afstemmen van de rentegevoeligheid van de activa met de rentegevoeligheid van de passiva van een Pensioenfonds. Wanneer een Pensioenfonds aan zijn verplichtingen moet voldoen (pensioenen uitbetalen), dienen daarvoor op tijd de beschikbare middelen vrij te komen. Een Pensioenfonds kan zowel het nominale als het reële renterisico trachten af te dekken. Asset Liability Management (ALM) is een instrument dat kan worden gebruikt om de optimale soort en/of mate van matching te bepalen. Medezeggenschapsconvenant De op 25 juni 1998 tussen de STAR en het CSO gemaakte afspraak, inhoudende een krachtige aanbeveling aan alle bij de collectieve pensioenregeling betrokken partijen om de medezeggenschap van gepensioneerden bij de uitvoering van pensioenregelingen substantieel te verbeteren. Dit convenant is op 1 juli 2001 afgelopen. In vervolg hierop hebben de onderhandelingsdelegaties van de STAR en het CSO overeenstemming bereikt over een vernieuwd convenant per 1 januari 2003, waarin onder meer een continuering van de in 1998 gemaakte convenant afspraken is vastgelegd, alsmede een inspanningsplicht tot verbetering van de medezeggenschapspositie van gepensioneerden bij de uitvoering van pensioenregelingen bij Ondernemings- en BedrijfstakPensioenfondsen. Het vernieuwde medezeggenschapsconvenant liep tot 1 januari 2007. Per deze datum is het medezeggenschapsconvenant verankerd in de Pensioenwet. Middelloonsysteem Pensioenregeling waarin de hoogte van het pensioen gebaseerd is op het gemiddelde salaris dat men gedurende de gehele diensttijd heeft verdiend.
Begrippenlijst
79
Minimaal vereist eigen vermogen Het minimumbedrag van het bij wijze van buffer aangehouden eigen vermogen. In het Besluit van 18 december 2006 (algemene maatregel van bestuur inzake FTK) zijn nadere regels gesteld voor de bepaling van het minimaal vereist eigen vermogen. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt in de regel ca. 5% van de technische voorziening (dus een dekkingsgraad van ca. 105%). Het één en ander niet te verwarren met het vereist eigen vermogen. Minimumtoets Toets in het kader van het FTK. In deze toets moet het vermogen minimaal gelijk zijn aan de verplichtingen. Bij de vaststelling van de verplichtingen dient het toeslagbeleid in aanmerking te worden genomen. Als uitgangspunt voor de toetsing geldt de aanname dat op balansdatum de verplichtingen aan een andere pensioenuitvoerder worden overgedragen op marktconforme condities. Nominale pensioenverplichting Pensioenverplichting zonder rekening te houden met mogelijk in de toekomst te verlenen indexatie. Onderdekking Situatie dat de middelen van het Pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de Voorziening Pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. Op 30 september 2002 heeft De Nederlandsche Bank een brief aan de besturen van Pensioenfondsen gestuurd met de titel “Uitgangspunten voor de financiële opzet en positie van Pensioenfondsen”. Uit deze brief blijkt dat De Nederlandsche Bank een dekkingsgraad verlangt van minimaal 105%. Bij een lagere dekkingsgraad is sprake van onderdekking. In het Besluit van 27 januari 2006 (algemene maatregel van bestuur) worden nadere regels gesteld met betrekking tot het minimumbedrag van het eigen vermogen van Pensioenfondsen en BeroepsPensioenfondsen. One tier board Een monistische bestuursvorm waarbij binnen het bestuursorgaan onderscheid wordt gemaakt tussen bestuurders die zijn belast met de uitvoerende werkzaamheden en bestuurders die zijn belast met het toezicht op die werkzaamheden. Het toezicht wordt in dit – uit het Angelsaksische recht afkomstige – stelsel derhalve vormgegeven binnen één bestuursorgaan. De systematiek van een one tier board kan volgens de ‘Principes voor goed Pensioenfondsenbestuur’ bij een Pensioenfonds worden ingevuld door de verschillende taken en bevoegdheden van het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur in de statuten vast te leggen. Vervolgens kan het Algemeen Bestuur toezicht houden op het Dagelijks Bestuur. OPF Afkorting van Stichting voor OndernemingsPensioenfondsen. Ouderdomspensioen Aanspraak bij het bereiken van de pensioenleeftijd welke jaarlijks wordt opgebouwd met 2,25% van de pensioengrondslag met ingang van 1 januari 2006. Overreserve Het deel van de reserves van een Pensioenfonds waar geen pensioenverplichtingen tegenover staan (ook wel vrije of algemene reserve genoemd). Veelal is een deel van de overreserve bestemd als buffer om eventuele koersfluctuaties van de beleggingen op te kunnen vangen. Dit wordt weerstandsvermogen genoemd. Partnerpensioen Aanspraak van de partner bij overlijden van de deelnemer, ter grootte van 70% van het bereikbare ouderdomspensioen op pensioenleeftijd, vanaf datum overlijden. Pensioen Pensioen is een periodieke uitkering die verkregen wordt in verband met ouderdom, of na overlijden van de werknemer. Historisch gezien is het pensioenbegrip dan ook nauw verbonden met de arbeidsovereenkomst. Juridisch is het te beschouwen als een secundaire arbeidsvoorwaarde. Periodieke uitkeringen in de privé-sfeer worden niet met de term pensioen, maar met lijfrente aangeduid. Ook de fiscale regels zijn op deze tweedeling afgestemd. Voor pensioenen is de loonbelasting van toepassing en voor lijfrente is de inkomstenbelasting van toepassing.
80
Begrippenlijst
Pensioenfederatie De pensioenkoepels VB (vereniging BedrijfstakPensioenfondsen) OPF (OndernemingsPensioenfondsen) en UvB (BeroepsPensioenfondsen hebben in 2010 samen een federatie gevormd om de reeds bestaande samenwerking te formaliseren. Pensioengevend salaris 13 maal het periodesalaris (in de eerste periode van het jaar) vermeerderd met 8% vakantietoeslag (14,04 x periodesalaris). Pensioengrondslag Het deel van het pensioengevende salaris dat overblijft na aftrek van de franchise, dus pensioengevend salaris minus franchise. Pensioenovereenkomst De arbeidsvoorwaardelijke afspraken tussen de werkgever(organisaties) en de werknemers(organisatie) die betrekking hebben op pensioen. De pensioenovereenkomst kan het karakter van een uitkeringsovereenkomst, een kapitaalovereenkomst of een premieovereenkomst hebben. Het begrip pensioenovereenkomst heeft in de Pensioenwet het begrip pensioentoezegging vervangen. Pensioenregister Een register dat is opgezet door de pensioenuitvoerders gezamenlijk. Het pensioenregister vormt één ingang voor het overzicht van alle opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en gewezen partners. Het pensioenregister is op 1 januari 2011 operationeel geworden. Pensioenvermogen Het pensioenvermogen is het belegd vermogen, verminderd/vermeerderd met de kortlopende schulden/vorderingen van het Pensioenfonds. Pensioenverplichtingen De verplichtingen om vanaf de afgesproken pensioendatum een pensioen uit te keren. Deze verplichtingen moeten sinds de invoering van het FTK op marktwaarde worden gewaardeerd. Pensioenwet Nieuwe wet die de Pensioen- en spaarfondsenwet vervangt. De Pensioenwet is 1 januari 2007 van kracht geworden. Sommige onderdelen gaan op een latere datum in. Pension Fund Governance De manier waarop het Pensioenfonds is georganiseerd (structuur) en de verantwoordelijkheden worden uitgevoerd (processen). De Stichting voor OndernemingsPensioenfondsen, Vereniging van BedrijfstakPensioenfondsen en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben in 2004 aandacht geschonken aan het onderwerp Pension Fund Governance. Er werd daarbij gedacht aan het instellen van een ‘Code Tabaksblat’ voor Pensioenfondsen. De OPF heeft aanbevelingen gedaan voor goed Pensioenfondsbestuur. Deze waarborging voor goed bestuur is verankerd in de Pensioenwet die per 1 januari 2007 in werking is getreden. Premiedemping Een methode om fluctuaties bij de vaststelling van de premie te voorkomen. Bij het toepassen van het FTK zal voor de vaststelling van de premie uitgegaan moeten worden van de marktrente. Omdat deze rente van jaar tot jaar anders kan zijn, zal ook de premie jaarlijks kunnen verschillen. Om nu te voorkomen dat de jaarlijkse premie (grote) fluctuaties vertoont, is het toegestaan om deze premie te ‘dempen’. Hierbij is het toegestaan om voor de vaststelling van de premie uit te gaan van: • het voortschrijdende gemiddelde met een maximum periode van 10 jaar; of • de vastgestelde verwachte waarde van de actuariële premie. Premies Door (en voor) deelnemers periodiek te betalen vaste bijdragen. Werkgeversbijdrage: 17 % van de pensioengrondslag. Werknemersbijdrage: 7% van de pensioengrondslag.
Begrippenlijst
81
Premievrije pensioenen Deze uitdrukking wordt in twee betekenissen gebruikt, te weten: pensioenen die verkregen worden bij beëindiging van het dienstverband; pensioenen krachtens een pensioenregeling waarvoor de deelnemers zelf geen bijdrage hoeven te betalen. Principes voor goed Pensioenfondsbestuur Op verzoek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door de STAR opgestelde rapportage waarin de uitgangspunten en principes voor goed Pensioenfondsbestuur zijn vastgelegd. De rapportage heeft zowel betrekking op het Bestuur van Pensioenfondsen als op de ‘governance’ van direct verzekerde regelingen. De principes zijn op 16 december 2005 vastgesteld en in latere instantie verankerd in de Pensioenwet. Prioriteit Een Pensioenfonds kan de schade herverzekeren, die kan ontstaan door overlijden. Veel Pensioenfondsen sluiten slechts een herverzekeringscontract af voor een deel van deze schade. De prioriteit is gelijk aan de grens tussen de schade die het Pensioenfonds bereid is zelf te lijden en de schade die het fonds herverzekert door middel van een stop-lossverzekering. Rentetermijnstructuur Een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop ontvangen marktrente anderzijds. Reservetekort De Nederlandsche Bank spreekt van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de Voorziening Pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Solvabiliteit Het vermogen van de pensioenuitvoerder om op langere termijn aan verzekerings- of pensioenverplichtingen te kunnen voldoen. Solvabiliteitseisen In de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 worden aan verzekeringsmaatschappijen eisen gesteld met betrekking tot de solvabiliteit. De aanwezige solvabiliteitsmarge moet ten minste even groot zijn als de wettelijk vereiste solvabiliteitsmarge. De wettelijk vereiste solvabiliteitsmarge wordt bepaald op basis van wettelijk vastgestelde formules, die voor schadeverzekeraars en levensverzekeraars verschillen. Zie ook: Wet op het financieel toezicht. Solvabiliteitstoets Toets in het kader van het FTK. Naast het benodigde vermogen uit de minimumtoets dient in deze toets ook een buffer te worden aangehouden om bij tegenvallende beleggingsresultaten aan het einde van een jaar voldoende vermogen te hebben om op dat moment weer aan de minimumtoets te kunnen voldoen. Als uitgangspunt voor de toets geldt de aanname dat zich gedurende het jaar na balansdatum een ongunstig scenario voltrekt en dat één jaar na balansdatum de aanwezige verplichtingen aan een andere pensioenuitvoerder moeten kunnen worden overdragen op marktconforme condities. STAR Afkorting voor Stichting van de Arbeid. In dit adviesorgaan van de overheid zijn de centrale organisaties van werkgevers en werknemers vertegenwoordigd. Startbrief Een informatiebrief die binnen drie maanden na de start van de verwerving van pensioenaanspraken aan de deelnemer moet worden verstrekt. In deze brief wordt de deelnemer geïnformeerd over een aantal onderwerpen waaronder de inhoud van de pensioenregeling en de toeslagverlening. Sterfteresultaat Het resultaat (winst of verlies) dat ontstaat als er door overlijden een groter of kleiner bedrag aan Voorziening Pensioenverplichtingen vrijvalt dan waarop werd gerekend op grond van de gekozen kanstabellen (bijv. de sterftetafels). Soms wordt in het resultaat op sterfte tevens begrepen het saldo van enerzijds de aan de herverzekeraar betaalde premie en anderzijds de van de herverzekeraar ontvangen uitkeringen ter zake van overlijden. De betaalde premies dienen daarbij ter dekking van het niet in eigen beheer gehouden overlijdensrisico.
82
Begrippenlijst
Sterfterisico Het risico voor een Pensioenfonds of een verzekeraar, dat er schade optreedt als gevolg van sterfte die gemiddeld hoger of lager is dan werd verwacht. Het Pensioenfonds of de verzekeraar ontleent de sterfteverwachting aan de gehanteerde sterftetafels. Zie ook: kortlevenrisico, langlevenrisico. Sterftetafel Statistisch overzicht met betrekking tot onder meer sterftekans per leeftijd van een groep personen, zoals bijvoorbeeld alle mannen in de bevolking van Nederland. De meest recente Nederlandse sterftetafel is de tafel Gehele Bevolking Mannen (GBM), respectievelijk Gehele bevolking Vrouwen (GBV) in Nederland over de waarnemingsperiode 2000-2005. Deze sterftetafel is vastgesteld door het Actuarieel Genootschap; GBM en GBV 2000-2005 worden dan ook aangeduid als de AG-tafels. Stichting voor OndernemingsPensioenfondsen (OPF) Organisatie van Nederlandse OndernemingsPensioenfondsen. Doelstelling van de organisatie is het adviseren en voorlichten van de leden en het behartigen van de gemeenschappelijke belangen, met name bij de overheid. Het secretariaat van Opf is gevestigd in Den Haag. Stop-lossverzekering Verzekering die ertoe dient om de totale schade in enig jaar als gevolg van overlijden te beperken. Deze bovengrens wordt ook wel prioriteit genoemd. Strategische beleggingsmix De lange termijn verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën (aandelen, vastrentende waarden, onroerend goed). Deze verdeling wordt veelal gebaseerd op een ALM-studie. Swap Een swap is een overeenkomst tussen twee partijen tot het uitwisselen van betalingen gedurende de looptijd van de swap. Deze betalingen worden verricht over een afgesproken onderliggende waarde. De onderliggende waarde zelf wordt niet verhandeld. Bij een standaard renteswap wordt een vaste rente (de swaprente) vastgesteld bij aanvang van de overeenkomst, terwijl de variabele rente periodiek gekoppeld is aan een specifieke marktrente. Informatie uit de renteswapmarkt kan worden gebruikt voor het bepalen van een rentetermijnstructuur. Technisch resultaat Als mensen met aanspraken op ouderdomspensioen minder oud worden dan verwacht, levert dat een winst op voor de Pensioenfondsen en verzekeraars die de pensioenuitkeringen moeten betalen. Zo’n winst heet een technisch resultaat. Technische voorzieningen Bedrag benodigd om aan reeds verworven pensioenverplichtingen jegens de verzekerden te voldoen, rekening houdend met gemiddelde levensduur en de marktrente. Tijdelijk partnerpensioen Extra aanspraak tot 65 jaar voor de partner bij overlijden van de deelnemer. Jaarlijks 10% van het laatste jaarsalaris. Uitruil Het met toestemming van de eventuele partner inruilen van partnerpensioen voor extra ouderdomspensioen. Uitkeringsovereenkomst Op grond van de Pensioenwet is dit een van de drie toegelaten pensioensystemen. Een uitkeringsovereenkomst is een overeenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering. Uitlooprisico Het risico dat een uitkering moet worden verstrekt aan een of meer werknemers uit hoofde van een ziekte of aandoening die reeds gedurende de looptijd van de (collectieve) verzekering bestond, maar op grond waarvan een eventueel recht op een uitkering ontstond ná afloop van de looptijd van de (collectieve) verzekering. Dit risico wordt veelal (maar niet altijd) in het verzekeringscontract meegenomen.
Begrippenlijst
83
Uniform Pensioenoverzicht (UPO) Het Uniform Pensioenoverzicht waarin de uitkeringen bij pensionering, overlijden en arbeidsongeschiktheid eenduidig worden gepresenteerd. De bedoeling is dat alle pensioenuitvoerders hetzelfde overzicht hanteren, waardoor de pensioenoverzichten eenvoudig naast elkaar te leggen zijn en de (gewezen) deelnemers de bedragen uit de verschillende pensioenoverzichten bij elkaar op kunnen tellen en een duidelijk beeld van de financiële situatie bij pensionering krijgen. Vanaf 1 januari 2008 is het hanteren van het UPO voor alle pensioenuitvoerders verplicht. Vastgoed Direct: beleggingen in onroerende goederen. Indirect: Participaties in Beleggingsfondsen die beleggen in onroerend goed. Indirect kan weer uit beursgenoteerde of niet-beursgenoteerde fondsen bestaan. Vastrentende waarden Verzamelnaam voor beleggingen waarop in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Deze beleggingen worden ook wel als risicomijdend aangeduid. VB Afkorting van Vereniging van BedrijfstakPensioenfondsen. Vereist Eigen Vermogen In de nota Hoofdlijnen FTK wordt voor Pensioenfondsen een vereist vermogen voorgeschreven. In de Pensioenwet wordt de omvang van het vereist eigen vermogen nader ingevuld. In deze wet is opgenomen dat het vereist eigen vermogen zodanig moet worden vastgesteld dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het binnen een jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen. Vereniging van BedrijfstakPensioenfondsen Organisatie van BedrijfstakPensioenfondsen, die als doelstelling heeft het bevorderen van de samenwerking tussen alle Bedrijfstak Pensioenfondsen in Nederland op alle daarvoor in aanmerking komende terreinen, zonder de autonomie van de leden aan te tasten. Het secretariaat van de vereniging is gevestigd in Den Haag. Voorziening voor (of waarde van) pensioenverplichtingen=Passiva De waarde van de pensioenverplichtingen is de actuariële contante waarde van de opgebouwde, premievrije en ingegane pensioenaanspraken, op basis van een gegeven actuariële methode en gegeven financieel- economische en demografische veronderstellingen. De voorziening voor pensioenverplichtingen is gelijk aan de waarde van de pensioenverplichtingen. De voorziening voor pensioenverplichtingen is de passiva van het fonds. Waarde-overdracht Het overdragen van de contante waarde van pensioenaanspraken om pensioenverlies te voorkomen wanneer een werknemer van pensioenregeling wisselt. Pensioenaanspraken worden daartoe afgekocht door de instelling die de pensioenregeling van de oude werkgever uitvoert en het afkoopbedrag wordt vervolgens rechtstreeks overgedragen aan de instelling die de pensioenregeling van de nieuwe werkgever uitvoert. De werknemer koopt daarmee bij die instelling pensioenaanspraken in. Waardevastheid Een pensioenuitkering is waardevast indien deze gekoppeld is aan een prijsindex. Gewoonlijk kiest men hiervoor een van de bekende reeksen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Welvaartsvastheid Een pensioenuitkering is welvaartsvast indien deze gekoppeld is aan de loonindex. Wezenpensioen Aanspraak van één of meer kinderen bij overlijden van de deelnemer. Over maximaal 5 kinderen: tot 18 jaar 14% per kind van het bereikbare ouderdomspensioen bij overlijden van de deelnemer; 28% per kind van het bereikbare ouderdomspensioen bij overlijden van beide ouders (studerende kinderen tot 27 jaar).
84
Begrippenlijst
Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam Ringwade 71, toren E 3439 LM Nieuwegein Postbus 1339 3430 BH Nieuwegein Telefoon Fax Internet E-mail
(030) 285 41 20 (030) 285 49 06 www.bnpf.nl
[email protected]
Colofon Productie Printcentrum Ballast Nedam
86
Verslag van het Bestuur over het 82e boekjaar