Hogeschool Rotterdam, Rotterdam Rotterdam Business School Opleidingen: Cluster hbo-masters; variant: voltijd Master in Consultancy and Entrepreneurship (MCE) Master in Finance and Accounting (MFA) Master in Logistics Management (MLM) Croho: MCE 70020 / MFA 70021 / MLM 70022 Visitatiedata:
9 en 10 juli 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, november 2008
2/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 8 9 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 20 32 37 41 46
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
51 52 61 67 68 69
3/69
4/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
5/69
6/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleidingen Master in Consultancy and Entrepreneurship (MCE), Master in Finance and Accounting (MFA), Master in Logistics Management (MLM) van Hogeschool Rotterdam heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in mei 2008 toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 9 en 10 juli 2008. Het panel bestond uit: De heer S. Molkenboer MBA (voorzitter); De heer drs. G.A.M. Gelsumino (domeinpanellid MCE); De heer drs. H.M.H. Reumkens MLD (domeinpanellid MFA); De heer M. van den Meerendonk (domeinpanellid Logistiek); De heer R.R.P. Stigter (studentpanellid); De heer drs. A. Horrevorts (NQA-auditor). De heer R. Koopmans (NQA- junior auditor) Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
7/69
1.2
Inleiding
Het Instituut Rotterdam Business School (RBS) van de Hogeschool Rotterdam biedt drie postinitiële masteropleidingen aan: Master in Finance and Accounting, Master in Consultancy and Entrepreneurship en Master in Logistics Management. De RBS is in 2003 gestart met deze opleidingen, die op 18 november 2003 door de toenmalige Dutch Validation Council (DVC) zijn gevalideerd. Voor deze opleidingen is gebruik gemaakt van de “overgangsregeling NAO voor kwaliteitsbeoordelingen door de Dutch Validation Council” en daarmee zijn de opleidingen NVAO geaccrediteerd. De drie masteropleidingen kennen een specialistisch deel en een deel met modules die gericht zijn op de persoonlijke ontwikkeling en het ontwikkelen van algemene kennis en vaardigheden. De opbouw van de masterprogramma's is als volgt: A. Algemeen deel (20%) o vier verplichte algemeen theoretische vakken, die een verdieping geven op organisatietheorieën (12 EC) B. Specialistische kennis en keuzevakken (30%) o zes verplichte theoretische vakken, die een verdieping geven binnen de gekozen specialisatie (12 EC) o drie keuzevakken, die aansluiten op de eigen specialisatie en passen bij de persoonlijke ontwikkelingsrichting (6 EC) C. Onderzoek (22%) o verplichte vakken onderzoeksmethodologie en statistiek (7 EC) o projectontwerp (drie modules Interactive Project Design), waar elk lid in een multidisciplinaire groep vanuit zijn eigen specialisatie een projectrol vervult (6 EC) D. Persoonlijke ontwikkeling (10%) o verplichte modules waarin een eigen persoonlijk ontwikkelingsplan gedurende de gehele looptijd van de studie wordt bijgehouden en besproken met een coach (4 EC) o een verplichte module met specifieke aandacht voor de ontwikkeling van kritisch denken en argumenteren (2 EC) E. Scriptie (18%) o een afsluitende scriptie op basis van bijbehorend onderzoek passend bij de gekozen specialisatie, uitgevoerd onder begeleiding van een supervisor (11 EC) Het specialistische deel van elke master bestaat uit de delen B, de drie modules projectontwerp van deel C en de afsluitende scriptie. Dit beslaat in totaal 35 EC (60%). De algemene vakken, zoals organisatietheorie, onderzoek en persoonlijke ontwikkeling worden – daar waar mogelijk qua planning en groepsgrootte, en voor zover het geen individuele delen betreft – gezamenlijk gevolgd. Dit deel van de opleiding bestaat in totaal uit 25 EC (40%). De masteropleidingen die de Hogeschool Rotterdam aanbiedt richten zich op complexe maatschappelijke vraagstukken waarvoor nog geen goede oplossingen voorhanden zijn, aldus de beleidsnotitie van de hogeschool Rotterdam.
8/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
De masteropleidingen zijn er op gericht dat: o Door mensen die ook in hun eigen werkpraktijk met die vraagstukken worstelen, innovatieve oplossingsrichtingen voor die vraagstukken worden onderzocht en ontwikkeld; o Daarbij die vraagstukken vanuit de verschillende relevante disciplines c.q. invalshoeken worden benaderd in de overtuiging dat alleen door samenwerking vanuit die verschillende benaderingen tot werkende oplossingen kan worden gekomen; o Nieuwe kennis wordt gegenereerd door diverse oplossingsrichtingen en praktijken te onderzoeken en door analyse daaruit algemene concepten te ontwikkelen o Die nieuwe kennis door de deelnemers in hun praktijk wordt toegepast en getoetst o Op die manier een bijdrage wordt geleverd aan concrete resultaten rond de aangepakte vraagstukken, ook in de eigen praktijk van de deelnemers. Rotterdamse masters kenmerken zich, aldus de hogeschool, door een directe betrokkenheid bij de maatschappelijke vraagstukken die spelen in Rotterdam en de nabije regio. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleidingen door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode mei-juni 2008 inhoudelijk voor op het bezoek van 9 en 10 juli 2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd.
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
9/69
Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in oktober 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in oktober 2008 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in november 2008. Het visitatierapport is uiteindelijk in november 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
10/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau master 1.3 Oriëntatie HBO master Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
MCE
MFA
MLM
Voldoende Goed Goed Positief
Voldoende Goed Goed Positief
Voldoende Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Positief
Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Positief
Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldaan Goed Voldoende Positief
Voldoende Goed Goed Positief
Voldoende Goed Goed Positief
Voldoende Voldoende Voldoende Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Voldoende Voldoende
Voldoende Voldoende
Voldoende Voldoende
Voldoende Positief
Voldoende Positief
Voldoende Positief
Voldoende Goed Positief
Voldoende Goed Positief
Voldoende Goed Positief
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
11/69
Doelstellingen opleiding Voor de drie opleidingen is het oordeel over de drie facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma Voor de drie opleidingen is het oordeel over de acht facetten van dit onderwerp voldoende of goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel Voor de drie opleidingen is het oordeel over de drie facetten van dit onderwerp voldoende of goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Voor de drie opleidingen is het oordeel over de twee facetten van dit onderwerp goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
Interne kwaliteitszorg Voor de drie opleidingen is het oordeel over de drie facetten van dit onderwerp voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Voor de drie opleidingen is het oordeel over de twee facetten van dit onderwerp voldoende of goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleidingen op de zes onderwerpen positief scoren. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleidingen positief is.
12/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
13/69
14/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
MFA MCE MLM
Voldoende Voldoende Voldoende
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • Hogeschool Rotterdam stimuleert haar instituten en opleidingen verbindingen te leggen met de beroepspraktijk. Via de bureaus externe betrekkingen op hogeschool- en instituutsniveau worden de relaties met de beroepspraktijk formeel onderhouden. Instituten en opleidingen worden op deze manier structureel op de hoogte gehouden van actuele eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden. • Het beleid van de Hogeschool Rotterdam op het gebied van internationalisering is vastgelegd in de beleidsnota Internationalisering HR (2005). Elk instituut dient het algemene internationaliseringbeleid voor het eigen domein uit te werken. Algemeen Cluster Masters • De profielen van de Master in Finance and Accounting (MFA), Master in Consultancy and Entrepreneurship (MCE) en Master in Logistics Management (MLM) zijn, aldus het zelfevaluatierapport, opgesteld vanuit de richtlijnen van de Association to Advance Collegiate Schools of Business (AACSB) en het European Quality Improvement System (EQUIS, international system of quality assessment, improvement, and accreditation of higher education institutions in management and business administration). • De profielen zijn in samenspraak met het werkveld ontwikkeld, waaronder de European Accounting Association (EAA), Vereniging van Logistiek Management (VLM), Eigen Vervoer Organisatie (EVO) en The Consultancy Group (onder andere Deloitte, Logica en Capgemini). • In het document Masters Beleidsrapport 2008 zijn het masterprofiel, het masterniveau en de master eindkwalificaties in algemene termen beschreven. • Voor elk van de drie opleidingen zijn de generieke beschrijving van de master uitgewerkt in specifieke beschrijvingen van het kennisdomein van Logistics, Finance & Accounting en Consulting en Entrepreneurship, de kenniscompetenties en de eindkwalificaties (beschreven in de terminologie van de Dublin descriptoren, zie bijlage 5). • Voor de masteropleiding zijn naast de domeinspecifieke kwalificaties nog generieke competenties geformuleerd: transformationele competenties. Deze competenties hebben te maken met vaardigheden en kennis (input) die een afgestudeerde masterstudent nodig heeft om processen te sturen en resultaten te behalen (output).
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
15/69
•
•
•
•
Deze competenties zijn: veranderingen kunnen sturen, plannen en uitvoeren, kennis kunnen verwerven en toepassen, reflecteren/evalueren, problemen oplossen en de vaardigheid tot samenwerking. Deze competenties zijn van belang voor het volgen en beoordelen van de persoonlijke ontwikkeling van de student (zie facet 2.8 en 4.2). De aansluiting van de masteropleidingen op de marktbehoeften en -belangen van het (inter)nationale beroepenveld en de (inter)nationale vakgebied zijn, aldus het panel, voldoende beschreven. Er is uitgegaan van de richtlijnen van de Association to Advance Collegiate Schools of Business (AACSB) en het European Quality Improvement System (EQUIS). Ook het werkveld is betrokken bij de ontwikkeling van de masters, zoals de European Accounting Association (EAA) en de Vereniging Logistiek Management (VLM) en de Consultancy Group (waaronder Deloitte, Logica en Capgemini). Internationalisering is één van de speerpunten van de Rotterdam Business School (RBS), binnen het internationaliseringproces spelen verschillende doelstellingen een rol, te weten: - Studenten opleiden ten behoeve van de (inter)nationale arbeids- en kennismarkt; - Studenten leren functioneren in een multiculturele en internationale omgeving; - Versterken van de nationale en internationale positie van de masteropleidingen van de RBS. Het internationaliseringsbeleid is voor de opleidingen uitgewerkt in het document Internationalisering van de RBS, Grenzen verleggen binnen kaders (discussienota, ongedateerd). Het beleid is aldus het panel niet toegespitst op de Master in Consultancy and Entrepreneurship (MCE), Master in Finance and Accounting (MFA) en Master in Logistics Management (MLM), maar een meer generieke notitie op het niveau van het instituut Rotterdam Business School (RBS). Het internationaliseringsbeleid van de RBS staat aldus het panel in de kinderschoenen. Wel zijn er formele samenwerkingsrelaties met een aantal universiteiten getekend in Azië en Oost Europa, zoals Indonesië, India, Maleisië, Litouwen en Tsjechië. Deze universiteiten maken gebruik van bij de RBS ontwikkelde modulen. De eindkwalificaties van de afzonderlijke opleidingen zijn niet vergeleken met internationale standaarden in het domein. Dit zou gezien het internationale karakter van de opleiding wel verwacht mogen worden. Het panel komt hier tot het oordeel voldoende.
Facet 1.2
Niveau master
MFA MCE MLM
Goed Goed Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master.
16/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • Ter ondersteuning van de invulling van de Dublin descriptoren op opleidingsniveau heeft de Hogeschool Rotterdam een hogeschoolbrede concretisering van de Dublin descriptoren geformuleerd voor zowel de bachelor- als de masteropleidingen. Algemeen Cluster Masters • In het document Masters Beleidsrapport 2008 is voor elk van de drie opleidingen een op de opleiding toegespitste beschrijving opgenomen van de Dublin descriptoren. Op deze wijze is het masterniveau in de beschrijving van de opleidingscompetenties / eindkwalificaties verankerd. • De RBS heeft de Dublin descriptoren geïntegreerd in de transformationele competenties (zie facet 1.1). Het masterniveau geldt generiek voor elk van de drie opleidingen. • In het beleidsdocument Transformational Competentcies (2007) zijn deze competenties nader uitgewerkt. Het document geeft een definitie van de competenties en beschrijft drie niveaus van beheersing van de competenties: onvoldoende (below standard), het drempelniveau (standard) en ‘above standard’. • Een voorbeeld hiervan is de Dublin descriptor ‘toepassen van kennis’. Deze bestaat, aldus de opleiding, uit twee elementen: informatie verzamelen en strategische oriëntatie. Op niveau één laat de student zien dat hij een onderzoekende houding heeft en in staat is goede informatie te verzamelen (via literatuur, via interviews of enquêtes). Op niveau twee wordt hier aan toegevoegd dat hij in staat is om informatie te verifiëren en via verschillende kanalen informatie kan ontsluiten. Ook wordt van hem verwacht dat hij systematisch te werk gaat en binnen een bepaald tijdsbestek de informatie weet e verzamelen. Hij ontwikkelt een werkwijze (systeem) om permanent op de hoogte te blijven van ontwikkelingen in het domein: netwerken, benaderen van experts. De strategische oriëntatie is de vaardigheid om lange termijn visies om te zetten in dagelijkse praktijk. Op niveau één betekent dit dat de student kennis en begrip moet hebben van strategieën. Op niveau twee betekent dit dat de student bewust moet zijn van de impact van externe factoren (markt, politiek) op de organisatie en wat dit betekent voor de keuzes die gemaakt moeten worden. • Het panel concludeert dat de opleidingen het masterniveau goed hebben gedefinieerd en geoperationaliseerd. Dit maakt het meten van het niveau en het volgen van de competentieontwikkeling van de student goed mogelijk.
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
17/69
Facet 1.3
Oriëntatie HBO master
MFA MCE MLM
Goed Goed Goed
Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarin een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • De beroepsgerichte identiteit van de eindkwalificaties komt tot uiting in de contacten met het beroepenveld op het niveau van de hogeschool, de instituten en de opleidingen in de Bureaus Externe Betrekkingen. • De minor biedt de student een extra inhoudelijke startkwalificatie als beginnend beroepsbeoefenaar en de student ontwikkelt daarin een innovatieve competentie. Masteropleidingen • Het beleid van de Hogeschool Rotterdam rond de masteropleiding is vastgelegd in de notitie Werkende Masters (2007). De Rotterdamse masteropleidingen worden daarin beschreven als ‘mid-career masters’. In de eindkwalificaties staat centraal dat een afgestudeerde in staat moet zijn om vanuit verschillende disciplines op een onderzoekende manier weerbarstige maatschappelijke vraagstukken aan te pakken. De mid-career master richt zich op professionals met werkervaring. Voor bestaande masteropleidingen (vóór 2007) geldt dat deze het karakter hebben van een vervolgopleiding die aansluit op een bacheloropleiding. • De opleiding onderhoudt contacten met het beroepenveld. De RBS heeft daarvoor een Adviesraad RBS (bestaande uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, de directeur en de onderwijsmanagers RBS). Deze adviesraad komt tweemaal per jaar bijeen, waarbij het curriculum van de opleidingen wordt doorgelicht en algemene opleidingsadviezen worden besproken. Algemeen Cluster Masters • De Master-opleidingen MLM, MFA en MCM zijn internationale voltijd opleidingen en gestart in 2002. De opleidingen richten zich op aankomende managers en leidinggevenden op hbo-niveau die een meer strategische positie binnen de overheid of het bedrijfsleven ambiëren. Een afgestudeerde Master heeft zich ontwikkeld tot specialist, beschikt over integrale kennis van bedrijfsprocessen en kan op strategisch managementniveau opereren in een internationale werkomgeving, aldus de opleidingen in het zelfevaluatierapport.
18/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
•
•
•
•
De eindkwalificatie zijn in overleg met het werkveld opgesteld. Daarbij heeft de RBS Adviesraad/Advisory Board (AB) een belangrijke rol gespeeld. De Adviesraad bestaat uit acht leden: vertegenwoordigers van diverse branchevereniging en bedrijven. De samenstelling ervan is aldus het panel evenwichtig en gezaghebbend voor de domeinen van de drie opleidingen. In het gesprek van het panel met enkele leden van de AB bleek dat de opleiding de inbreng van de AB met betrekking tot de formulering van de eindkwalificaties serieus neemt. In september 2008 zullen twee alumni deel uit gaan maken van de AB. Zo kan de AB gebruik maken van werkervaring van oud studenten. De taak van de AB is het adviseren ten aanzien van de doelen en het curriculum van de opleidingen. In facet 1.2 is beschreven dat er een directe koppeling is gelegd tussen de competenties en de Dublin descriptoren voor de master. Het eindniveau van de opleiding is daarmee vastgelegd en dus het startniveau van de beginnend beroepsbeoefenaar. In de Student Guides van de opleidingen is beschreven voor welke beroepen de masteropleidingen opleiden. Hieronder volgt een korte samenvatting.
Master in Finance and Accounting (MFA) • Een master in Finance and Accounting wordt opgeleid tot Financieel Manager, Financieel Analist en/ of tot Financieel Adviseur. Hij zet cijfers om in strategie en visie. Hij speelt daarbij in op veranderingen binnen zijn vakgebied en is op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen. Hij werkt uitstekend samenwerken met de managers binnen zijn organisatie. Communicatie hoort bij optimaal informeren. Hij stuurt daarbij de afdeling op een wijze die bij hem/haar en de organisatie past. De master maakt daarbij gebruik van de verschillende managementstijlen en past deze op adequate wijze toe. Master in Consultancy and Entrepreneurship (MCE) • Een master in Consultancy and Entrepeneurship wordt opgeleid tot Consultant, ondersteuner van het management, tussenpersoon (Intermediary) en/of ondernemer. De Master in Consultancy en Entrepreneurship ondersteunt de organisatie op het gebied van sales, marketing, communicatie, business development, management en organisatie verandering. De aanpak van de Master in Consultancy en Entrepreneurship is gestoeld op theorie en praktijk. Hij adviseert organisaties in beleid, management, verandering, intersectorale samenwerking en heeft een methodiek ontwikkeld die past bij de organisatie. Master in Logistics Management (MLM) • Een master in Logistics Management wordt opgeleid tot logistiek manager en/ of logistiek adviseur. De master analyseert en stelt logistieke strategieën op en ontwikkelt de logistieke planning zodanig dat samenhang ontstaat, zowel op korte als langere termijn, teneinde concurrentievoordeel te behalen. De master zorgt voor een goede balans tussen verlaging van kosten of kapitaal in relatie tot de te leveren logistieke prestatie naar de klant.
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
19/69
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
MFA MCE MLM
Goed Goed Voldoende
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • De opleidingen stellen de praktijk centraal in het curriculum door de beroepspraktijk in de school te halen. In het Rotterdams Onderwijsmodel (ROM) zijn daarvoor kaders vastgelegd, onder meer wat betreft de omvang. Vanaf het begin van de studie wordt studenten geleerd om vraagstukken aan te pakken die ze in hun beroepspraktijk tegenkomen. Daarbij wordt zo veel mogelijk samengewerkt met studenten van andere opleidingen. • In 2006 is op hogeschoolniveau de Taskforce Praktijksturing actief geworden, gericht op het versterken van het praktijkgestuurde onderwijs in de opleidingen. Zij kreeg de specifieke opdracht opleidingen te ondersteunen zodat deze actief aan de slag kunnen gaan met vragen/opdrachten die in de omgeving leven (‘authentieke leerervaringen’). De werkzaamheden van de Taskforce zijn eind 2007 afgerond. Het werk van de Taskforce heeft geresulteerd in een serie handreikingen voor de opleidingen voor het omgaan met praktijkopdrachten in het onderwijs. • De kenniskringen van lectoraten hebben een rechtstreekse verbinding met het onderwijs. Nieuw ontwikkelde inzichten dienen te worden vertaald in het onderwijsprogramma. Ook dragen de studenten bij aan het ontwikkelen van die kennis. Studenten leveren hun bijdrage door te participeren in onderwijsprojecten die gericht zijn op het aanpakken van vragen uit de praktijk. Masteropleiding • Onderzoek in het masteronderwijs verloopt via de ontwerpbenadering: voor een maatschappelijk vraagstuk worden criteria ontwikkeld waaraan oplossingen zouden moeten voldoen. Het onderzoek richt zich eerst op het opsporen en onderzoeken van de aanpak bij vergelijkbare vraagstukken en het in kaart brengen van succesvolle oplossingsmogelijkheden. Van die oplossingen wordt vanuit theoretische kaders de grondslag verkend en waar mogelijk vastgesteld. Uiteindelijk leidt dit tot een ontwerp van
20/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
(bijdragen aan) mogelijke oplossingen voor het concrete maatschappelijke vraagstuk dat als vertrekpunt diende. Algemeen Cluster Masters • Binnen de programma’s nemen de ontwikkelingen in het vakgebied een belangrijke rol in. De programma’s van de opleidingen worden in interactie met de beroepspraktijk ontwikkeld en uitgevoerd. Bijvoorbeeld: de keuze van onderwerpen, opgaven en toetsen zijn steeds actueel en worden ontleend aan de beroepspraktijk. Daarnaast zijn er een aantal docenten van het Graduate Department (GD) deels werkzaam in de beroepspraktijk. Tevens adviseert de adviesraad op basis van de behoefte van het werkveld met betrekking tot de competenties waaraan afgestudeerde masters moeten voldoen. • Onderzoek binnen het GD start met een vraag die ingegeven is door de praktijk. De vragen die in de onderzoeksprogramma’s centraal staan, zijn de vraagstukken die binnen dat thema (ook) voor de Rotterdamse regio een grote actualiteit hebben. • Het panel heeft de literatuur van de drie opleidingen bekeken en stelt vast dat de literatuur voldoet aan eisen die gesteld kunnen worden aan een masteropleiding. Literatuur komt sterk overeen met de literatuur die op de Erasmus Universiteit Rotterdam in vergelijkbare masteropleidingen wordt gebruikt voor de financiële en commerce opleidingen. Voor de opleiding MLM geldt dit in mindere mate. De opleiding put, aldus het panel, uit een smal aanbod van internationale literatuur. De opleiding motiveert dat met het feit dat de zij bewust heeft gekozen voor een interne logistieke benadering. Daarmee sluit de opleiding aan op het inhoudelijk aanbod van bacheloropleidingen in de sector Economie. De instromende studenten beschikken over voorkennis van interne logistieke processen. De opleiding stelt de interne organisatie centraal. Het panel stelt dat het karakter van de logistiek wereldwijd is en dat derhalve een bredere oriëntatie op de visie op logistiek gewenst is. Een interne benadering van de logistiek is een keuze van de opleiding. Een brede oriëntatie op de logistiek is ook bij die keuze relevant. • Het curriculum van de opleidingen wordt jaarlijks geactualiseerd door de inbreng vanuit de Curriculum Board, de RBS Adviesraad en de RBS Academic Council. Het panel heeft kunnen vaststellen dat in opdrachten uitgegaan wordt van vraagstukken uit de praktijk, zoals implementatie van change management, de invulling van de Code Tabaksblat en het begrip ‘corporate governance’. • Beroepsvaardigheden (waaronder onderzoeksvaardigheden) komen in de opleiding in algemene zin aan bod tijdens het onderdeel Personal Development Plan (PDP) en onderzoeksvaardigheden worden specifiek behandeld bij het studieonderdeel Research Methodology en Critical Thinking and Argument Analysis. • Volgens 70% van de studenten is de opleiding voldoende praktijkgericht en de opleiding sluit volgens 73% van hen voldoende aan op de ambities die zij in de beroepspraktijk hebben. Praktijkgericht onderzoek maakt volgens 60% van de studenten in voldoende mate deel uit van de opleiding en 64% geeft aan dat de opleiding aansluit bij de actuele ontwikkeling. Alle cijfers komen uit het STO 2008. Over het studiemateriaal zegt 48% van de studenten dat het van voldoende inhoudelijk kwaliteit is en 40% is hierop neutraal.
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
21/69
• •
Uit evaluaties onder de studenten van de afzonderlijke opleidingen blijkt dat studenten gemiddeld een 7 geven voor de inhoud en ook een 7 voor de beroepsoriëntatie. Het panel komt voor de opleidingen MFA en MCE tot het oordeel goed en vanwege de opmerking over de literatuurlijst voor de opleiding MLM tot het oordeel voldoende.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
MFA MCE MLM
Goed Goed Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken op master niveau. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Algemeen Cluster Masters • De opleiding bestaat uit vier blokken waarvan de eerste drie bestaan uit core modules en specialisation modules. De core modulen bestaan uit algemene business courses en aan onderzoek gerelateerde onderdelen Research Methdology, Critical Thinking, Advanced Statistic, sprojecten en het PDP (Personal Development Programme). Deze onderdelen zijn voor alle opleidingen gelijk. De specialisatie modules bestaan uit vakken specifiek gericht op de drie masters. Tenslotte komen in blok vier alleen het PDP-programma en de thesis aan bod. De drie programma’s zijn beschreven in het document ‘Master Programmes’. Per module zijn leerdoelen (doelstellingen) geformuleerd. • De opleiding bewaakt de relatie eindkwalificaties en het programma via verschillende procedures. Ten eerste zijn alle modules in samenwerking met de docenten getoetst aan de hand van de competenties zoals verwoord in de Competenties Dictionary. De eindkwalificaties zijn in het opleidingsprogramma verankerd doordat de te ontwikkelen competenties als uitgangspunt zijn genomen bij het ontwerp van de opleiding. In het document Masters Relation Dublin and RBS competencies is de relatie tussen de Dublin descriptoren en competenties per module aangegeven. Het overzicht geeft tevens per module weer welke competentie wordt getoetst. Op deze wijze is er (via het toetsplan) indirect een relatie gelegd tussen de competenties en het programma. • In de specifieke programmaonderdelen komen, aldus het panel, de essentiële onderdelen van Finance and Accounting, Consultancy and Entrepreneurship voldoende aan bod. • Bij Logistics Management maakt het panel een kanttekening. In een belangrijk deel van het programma ligt de nadruk op ICT. ICT is, aldus het panel, een hulpmiddel, hoe belangrijk ook. Daarnaast besteedt de opleiding aandacht aan Strategische oriëntatie en
22/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
•
•
Operationele oriëntatie. Deze oriëntaties komen in diverse vakken van het curriculum aan de orde. Deze vakken dragen bij aan het ontwikkelen van de volgende competenties: informatie zoeken, conceptueel denken, analytisch denken en strategische oriëntatie. Het panel mist in het curriculum de balans tussen vakken die gaan over goederenstroom, informatiestroom en de geldstroom van het logistieke proces. Studenten zijn tevreden over de mate waarin het programma voorziet in hun leervragen. Van de studenten geeft 84% aan dat hun leervragen voldoende tot goed aan bod komen tijdens de opleiding (score van vier of vijf op een vijfpuntsschaal). Het panel komt voor de opleidingen MFA en MCE tot het oordeel goed en voor de opleiding MLM tot het oordeel voldoende.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
MFA MCE MLM
Goed Goed Voldoende
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • In het curriculum van de opleiding worden drie leerlijnen onderscheiden die in elke studiefase aanwezig zijn: kennisgestuurd, praktijkgestuurd en studentgestuurd. Deze lijnen vormen de kern van het didactisch concept van de hogeschool, het Rotterdams Onderwijsmodel (ROM), en dienen de samenhang van het onderwijs te stimuleren. • Met betrekking tot de leerlijnen zijn voor de instituten/opleidingen richtinggevende kadernotities ontwikkeld. Algemeen Cluster Masters • Elk blok start met (vaste) kernvakken, gevolgd door specialisatievakken, gecombineerd met onderzoeksopdrachten. Daarnaast worden ondersteunende vakken gegeven, zoals onderzoeksmethodologie, Critical Thinking & Argument Analysis en persoonlijke ontwikkeling (Personal Development Programme). De samenhang bestaat hierdoor uit zes elementen: kernvakken (20%), specialisaties (20%), keuzevakken (10%), persoonlijke ontwikkeling (10%), onderzoek (22%) en de afsluitende scriptie (thesis, 18%). Het panel stelt vast dat met deze indeling samenhang ontstaat in het programma. • De masterstudenten genieten, naar eigen zeggen, een sterke groei in hun persoonlijkheid. Met deze zes elementen ontwikkelen de studenten hun kennis en besluitvormende competenties zoals ontwerp, modelleren, conceptualiseren, visie, beleid en strategie en reflecteren op het eigen handelen. • Uit de module evaluaties 2007-2008 bleek dat het vak Interactive Project Design een onevenredig groot beslag legde op het totale programma. Uit gesprekken bleek voorts dat er onvoldoende aandacht was voor onderzoeksmethodologie en dat studenten veel
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
23/69
• • • •
moeite hadden met het formuleren van een goed opgezet en onderbouwd onderzoeksvoorstel. Op basis van deze punten is het onderwerp IPD gewijzigd. Aandacht voor de onderzoeksfunctie is versterkt (zie ook facet 6.1). De adviesraad (beroepenveldcommissie) en de curriculumcommissie kunnen zich vinden in de wijze waarop de samenhang in het programma is gerealiseerd. Uit het STO 2008 blijkt dat 81% van de studenten tevreden is over de samenhang tussen de programmaonderdelen. Voor de opleidingen MFA en MCE is het programma, aldus het panel, evenwichtig samengesteld en het panel herkent de samenhang tussen de onderdelen. Bij de opleiding MLM is dit iets minder het geval. Het panel mist de balans in het programma van de verschillende stromen van het logistieke proces (zie facet 2.2). En komt om die reden hier tot een voldoende.
Facet 2.4
Studielast
MFA MCE MLM
Goed Goed Goed
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • De opleidingen doen regelmatig onderzoek onder studenten naar factoren die zij als belemmerend voor hun studie ervaren en voeren waar nodig verbeteringen uit. Ook wordt regelmatig in kaart gebracht of de feitelijke studielast overeenkomt met de geplande studielast. Algemeen Cluster Masters • Hoewel de masters een studieduur hebben van één jaar (60 EC) is de gemiddelde doorlooptijd 15 maanden en een maximum van 22 maanden. • Elk kwartaal vinden gesprekken plaats tussen programmamanager en de studenten waarin de studeerbaarheid besproken wordt. Er wordt ook getoetst hoe de studenten de studiebelasting ervaren. Na elk blok wordt met de studenten het programma geëvalueerd, inclusief ervaren studielast en moeilijkheidsgraad. Tijdens individuele gesprekken met de studieloopbaanbegeleider (in het PDP) wordt de individuele voortgang en de prestaties van de student besproken. • De opleiding wil beter zicht krijgen op aspecten die vertragend werken op de nominale studieduur. Er wordt een enquête ontworpen om een gedetailleerd zicht te krijgen op de tijdsbesteding van studenten. Hierin worden de onderdelen contacttijd, examenvoorbereiding, opdrachten, aantekeningen, literatuuronderzoek en onderzoeksvoorbereiding opgenomen. Ook wordt nauwkeuriger dan voorheen bewaakt
24/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
• •
•
of studenten studieachterstand oplopen. Uit het gesprek met de PDP docent bleek dat zij op dit punt een pro-actief beleid voert: bij studieachterstand wordt extra begeleiding ingesteld en vakdocenten informeren de PDP docent over gesignaleerde studieproblemen van studenten. Uit het STO 2008 geeft 61% aan dat de studielast evenredig over het jaar is verdeeld. In gesprekken die het panel had met alumni kwam naar voren dat de werkdruk hoog is. Studenten besteden 40 tot 50 uur per week aan hun studie gedurende het jaar. Voor de masters wordt drie weken vakantie ingeroosterd. Uit gesprekken met de studenten blijkt dat een aantal vakken als moeilijk worden ervaren: management technology, strategic and financial decisions en risk management. Het is aldus de studenten een pittige opleiding die veel van de student vraagt. Wil je in een jaar afstuderen dan is er geen tijd voor een bijbaan, aldus de studenten. De opleiding is zwaar, maar studenten zijn gemotiveerd om veel tijd aan de studie te besteden, zo blijkt uit gesprekken met studenten.
Facet 2.5
Instroom
MFA MCE MLM
Goed Goed Voldoende
Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bacheloropleiding en eventueel (inhoudelijke) selectie. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • De hogeschool wil inspelen op de diversiteit die kenmerkend is voor Rotterdam. Er is sprake van een grote en groeiende diversiteit in de populatie van aspirant-studenten met betrekking tot vooropleiding, leeftijd, moedertaal en sociale en culturele achtergrond. De hogeschool streeft ernaar dat haar studentenpopulatie een afspiegeling is van de omgeving. Aspirant-studenten met een allochtone achtergrond krijgen daarom extra aandacht. • De Hogeschool Rotterdam wil de komende periode op twee vlakken extra inspanningen leveren. Voor de poort door de werving van studenten expliciet te richten op nieuwe doelgroepen. De hogeschool spoort ‘verborgen talenten’ op en daagt hen uit de stap richting hoger onderwijs te wagen. Studenten van de hogeschool spelen hierbij een centrale rol. In dit verband hanteert de hogeschool de term ‘outreach’. Na de poort spant de hogeschool zich in de begeleiding en ondersteuning van studenten goed vorm te geven, met als doel studenten te helpen ‘zichzelf te overtreffen’ en de studie succesvol af te ronden. • Voor studenten buiten de EU heeft de hogeschool de Code of Conduct ondertekend. De Code of Conduct geldt voor alle opleidingen van de Hogeschool Rotterdam. • Met elke instromende student vindt een gestructureerde intake plaats. Daarbij worden de aanwezige kennis en vaardigheden in kaart gebracht. Voorts bieden de opleidingen
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
25/69
studenten die daarvoor in aanmerking komen ondersteuningsprogramma’s dan wel vrijstellingen aan. Algemeen Cluster Masters • De toelatingseisen voor de masteropleidingen zijn vastgelegd in het Handbook Graduate Department. De afdeling Global Recruitment and Student Support (GRSS) is verantwoordelijk voor de instroom van de studenten inclusief de administratieve taken die daarbij horen. • Voor directe toelating tot een van de master opleidingen dient de student over een afgeronde bachelor opleiding te beschikken binnen een verwant domein, zoals business of management (Nederlandse studenten IBL of IBMS). • Daarnaast moet de student een IELTS-score van 6,5 (International English Language Testing System) en GMAT 500 (Graduate Management Admission Test) hebben. Bij twijfel over de mogelijkheid van toelating wordt de toelatingscommissie ingeschakeld. • De vaardigheid in het beheersen van de Engelse taal is een belangrijke voorwaarde voor het goed kunnen volgen van de opleiding. In de praktijk blijkt dat er jaarlijks een zeer klein aantal studenten is dat (ondanks een voldoende IELTS-score) onvoldoende in staat is om in het Engels te communiceren. Met extra Engelse les remedieert de opleiding dit. • Met kandidaten worden regelmatig informatieve gesprekken gevoerd (persoonlijke of groepsgewijze voorlichting), waarbij potentiële studenten op de hoogte worden gesteld van de context en de inhoud van de opleiding. Kandidaten kunnen zich ook aanmelden voor het bijwonen van één of meer lessen als gaststudent. • Vooralsnog zijn de masteropleidingen alleen toegankelijk voor studenten met een bachelor degree in business. Studenten die onvoldoende aansluiting hebben bij de instroomeisen kunnen door middel van een pre-master het startniveau verwerven. Voor studenten buiten dit domein is een eenjarig pre-master programma in ontwikkeling die per 1 september 2008 operationeel moet zijn. Hiermee zijn de opleidingen toegankelijk voor meer studenten met een bachelor diploma. • Sinds september 2007 beschikt de opleiding over een volledig uitgewerkt toelatingsbeleid De opleiding beschikt over een vrijstellingsprocedure. De procedure staat beschreven in Handbook Graduate Department RBS. • Uit evaluaties (STO 2008) blijkt dat 48% van de ondervraagde studenten tevreden is over de aansluiting (score van vier of vijf op een vijfpuntsschaal) en nog eens 27% is neutraal over dit onderwerp (score van drie op een vijfpuntsschaal). • Naast de hier genoemde instroomeisen heeft de opleiding een deficiëntie programma om de studeerbaarheid te vergroten voor bepaalde studenten. Dit deficiëntie programma bestaat uit coaching studievaardigheden, Engels, Statistiek en samenwerken in projecten. Coachen van studievaardigheden, Engels en projecten zijn onderdeel van de pre-masterprogramma’s. Statistiek is een deficiëntie programma voor de masterprogramma’s. • De instroomeis van bachelorniveau in het domein Business voor MFA en MCE is aldus het panel te rechtvaardigen. De studenten hebben voldoende basiskennis op bachelorniveau om de verdieping naar een masterniveau te kunnen maken. De MLM opleiding vraagt geen bachelor logistiek als instapeis. Er is wel voorkennis nodig van
26/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
•
logistiek. De opleiding sluit aan op het inhoudelijk aanbod van bacheloropleidingen in de sector Economie (zie ook facet 2.1.) Voor studenten buiten dit domein is een eenjarig pre-master programma in ontwikkeling. Alle studenten die deel willen nemen aan het logistieke programma moeten een aantoonbare voorkennis hebben van de logistiek. Studenten die niet aan deze kwalificaties voldoen worden niet toegelaten in het programma. De RBS geeft deze studenten de gelegenheid om de halfjaarlijkse pre-master of jaar pre-master te volgen. Een formele toets op logistieke voorkennis heeft het panel niet aangetroffen. Het panel komt hier voor MLM tot een voldoende.
Facet 2.6
Duur
MFA MCE MLM
Voldaan Voldaan Voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-master: minimaal 60 studiepunten/european credit points. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Algemeen Cluster Masters • De opleidingen voldoen allen aan de minimum eis van 60 studiepunten. De masters hebben elk een omvang van 60 EC. • In de studiegidsen van de drie opleidingen is voor elk programmaonderdeel gespecificeerd hoeveel uren / EC deze bijdragen aan het totale programma van 60 EC.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
MFA MCE MLM
Goed Goed Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • De hogeschool heeft het Rotterdamse Onderwijsmodel (ROM) ontwikkeld dat richtinggevend is voor alle opleidingen. Inzet van het ROM is om alle opleidingen een eenduidige en herkenbare opbouw van het curriculum te geven. Belangrijke uitgangspunten van het model zijn: een centrale plaats van de beroepspraktijk in de opleiding en een resultaatgerichte probleemaanpak, een stevige basis voor kennisontwikkeling, inspelen op de diversiteit in de populatie van studenten en de
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
27/69
•
•
•
•
mogelijkheid tot opleidingsoverstijgende samenwerking van studenten, met name in projecten en minoren. Deze benadering komt samen onder de noemer ‘Denken en Doen’. Uitgangspunt is dat in het curriculum van de opleiding drie samenhangende leerlijnen zijn aan te wijzen: 1. kennisgestuurd: deze lijn legt een fundament van kennis en vaardigheden. 2. praktijkgestuurd: in deze lijn leren studenten vraagstukken uit hun toekomstige beroepspraktijk aan te pakken. 3. studentgestuurd: in deze lijn staat de individuele student centraal, waarbij de studenten begeleid wordt middels de studieloopbaancoaching (SLC). Iedere student krijgt in het keuzeonderwijs en de minor de ruimte om accenten in het eigen programma aan te brengen. In de masterprogramma’s zijn dit de ‘electives’. De omvang van deze lijnen is in het ROM vastgelegd. De opleiding kiest daarbij voor een pragmatische mix van werkvormen. Ieder van de drie leerlijnen omvat directe betrokkenheid van docenten. In de loop van de studie is er sprake van een toenemende zelfsturing van het leerproces door de studenten. Daarmee kiest de hogeschool voor een zowel kennisgeoriënteerde als studentgeoriënteerde werkwijze gebaseerd op een open uitwisseling met de praktijk. Signalen uit het interne kwaliteitszorgsysteem hebben de Hogeschool Rotterdam ertoe gebracht in 2007 een discussie te starten die erop gericht is de uitvoering van het ROM op enkele punten te verbeteren en aan te scherpen. De discussie is uitgemond in de notitie Werken aan attractief en intensief Onderwijs (2008. In de notitie staan onder meer voorstellen om het onderwijs te intensiveren (meer contacturen) en aanbevelingen voor de aanpak van kennisgestuurd en praktijkgestuurd onderwijs en de consequenties voor de onderwijsorganisatie. De opleiding maakt gebruik van ICT om het onderwijs vorm te geven en om bijvoorbeeld plaats- en tijdonafhankelijk leren mogelijk te maken. De HR beschikt over een eigen elektronische leeromgeving N@tschool.
Masteropleidingen • In de masteropleiding is de praktijkgestuurde lijn verweven met de onderzoeksgestuurde lijn. De praktijkvragen worden gaande het masterprogramma steeds meer onderzoeksvragen. Wat betreft de kennisgestuurde leerlijn wordt kennis aangeboden op het niveau van wetenschappelijke literatuur. Daarbij wordt er op toegezien dat de literatuur actueel is (doorgaans niet ouder dan vijf jaar). De studentgestuurde leerlijn krijgt met name individueel gestalte in de keuze van het thema van het onderzoek en de wijze waarop het onderzoek wordt ingericht en uitgevoerd. • De drie lijnen van het ROM komen terug in de curricula van de opleidingen. Ze zijn vertaald naar de thema’s Science, Research en Personal Development (Mission and Philosophy master Programmes).
28/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
•
•
•
•
De opleidingen gaan er van uit dat studenten in staat moeten zijn kennis te construeren. De opleiding werkt hier aan door modulen en opdrachten te ontwerpen aan de hand van onder andere de volgende criteria: - theorie en praktijk zijn geïntegreerd: vakspecifieke en vakoverstijgende kwalificaties komen aan de orde. - de student moet de mogelijkheid hebben naar eigen idee en goeddunken informatie te verzamelen en oplossingsstrategieën te ontwikkelen; - onderzoeksopdrachten moeten voldoende complex zijn. Werkvormen die hier bij passen zijn colleges, zelfstudie, workshops, en het maken van assignments (het behandelen van een case als afsluiting van elke module). De opleiding beschikt over diverse cases als studiemateriaal die binnen de programma’s en voor zelfstudie toegepast worden. Het betreft hier beschikbare cases van Internationale Universiteiten, waaronder Harvard University. Via de cases wordt, aldus de opleiding, gewerkt aan het ontwikkelen van besluitvormende competenties zoals ontwerp, modelleren, conceptualiseren, visie, beleid en strategie. De case-study methode is, aldus het panel, een beproefde methode voor het ontwikkelen van de transformationele competenties. Driekwart van de masterstudenten is, aldus evaluaties (STO 2008), tevreden over de gebruikte werkvormen. Er is voldoende variatie in werkvormen.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
MFA MCE MLM
Voldoende Voldoende Voldoende
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • De bewaking van de kwaliteit van de toetsen vindt primair plaats op het niveau van de opleiding. De opleiding formuleert daartoe een eigen beleid. Centraal staat dat aangetoond kan worden dat elke eindkwalificatie wordt beoordeeld. Ook wordt de rol van de examencommissie vastgelegd. • In de notitie Attractief en Intensief Onderwijs (2008) is er een aantal nieuwe kaders voor de toetsing afgesproken. Binnen een hogeschoolbreed project wordt beoogd de kwaliteit en efficiency van de toetsing op een hoger plan te brengen. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de signalen vanuit de interne kwaliteitszorg dat binnen enkele opleidingen de aansluiting tussen doelen, programma en toetsing verbeterd kan worden. In 2008 zullen enkele pilots gestart worden. Hierbij zal ook geëxperimenteerd worden met het digitaal afnemen van kennistoetsen.
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
29/69
•
In de notitie van de werkgroep Toetsing getiteld Projectplan Versterking Toetskwaliteit en Efficiency (2007) worden de volgende ontwikkel- en implementatieactiviteiten beschreven: 1. Op HR niveau wordt een toetskader ontwikkeld, waarin voorschriften en aanbevelingen voor het toetsbeleid op instituutsniveau worden beschreven. 2. Ontwikkeling en implementatie van toetsbeleid op instituutsniveau. Het creëren van voorzieningen op instellingsniveau die effectief en efficiënt toetsen ondersteunen. 3. Op docentniveau gaat het om ondersteuning en deskundigheidsbevordering.
Algemeen Cluster Masters • De opleidingen volgen de toetsprincipes zoals die zijn omschreven in het toetsbeleid van het Graduate Department. Het toetsbeleid is opgenomen in het document Assessment Policy Masters Programmes. Dit document gebruiken docenten om de toetsen en opdrachten te ontwerpen. Het panel heeft dit document ingezien en stelt vast dat het waardevolle handvatten biedt voor het toetsen en beoordelen van kennis en vaardigheden. Terecht wordt hierin vermeld, aldus het panel, dat de eerste verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het toetsen ligt bij de docent (is hij voldoende geschoold en getraind). Daarnaast wordt ook genoemd dat docenten voldoende ondersteuning moeten krijgen vanuit het management om assessment strategieën te kunnen uitvoeren. • De opleidingen hanteren verschillende toetsvormen die aansluiten bij de onderwijsvorm. Enkele vormen zijn meerkeuze, mondeling, presentatie, analytische opdrachten, portfolio, et cetera. Bij het ontwikkelen van de modulen wordt uitgegaan van de Dublin descriptoren en voor het formuleren van opdrachten wordt de taxonomie van Bloom gebruikt. Beide instrumenten worden gebruikt bij het ontwerpen van toetsen en examens. Het toetsen van het masterniveau is, aldus het panel hiermee goed beschreven. • Het panel heeft in het gesprek met docenten en management het toetsbeleid besproken. Daaruit komt naar voren dat docenten ervaringen met toetsen uitwisselen. De niveauindicaties (Dublin descriptoren en Bloom) spelen in die discussies een belangrijke rol. Het is standaardprocedure dat bij twijfel een ‘second marking’ wordt uitgevoerd door een mededocent. De thesis wordt door een onafhankelijk docent van de Erasmus Universiteit Rotterdam achteraf bekeken. • Bij toetsontwikkeling vindt zowel vooraf als achteraf een controle plaats op de kwaliteit van de toets en de kwaliteit van de beoordeling. De kwaliteitszorgprocedure rond het toetsen en beoordelen heeft het panel echter niet aangetroffen in het Kwaliteitshandboek (zie facet 5.1). • De examination board bewaakt de validiteit, betrouwbaarheid, redelijkheid, transparantie en de uitvoerbaarheid van de toetsen (Handboek Graduate Department). • De opleiding maakt gebruikt van verschillende vormen van beoordeling. Deze verscheidenheid binnen de beoordeling zorgt dat meerdere soorten onderwijsvormen en -resultaten beoordeeld kunnen worden. De verscheidenheid zorgt er ook voor dat een groep of individu niet wordt benadeeld door de wijze van toetsing. • Studenten krijgen altijd inzage in de beoordeelde toets. Daarbij is de betreffende docent aanwezig voor de nodige feedback.
30/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
•
•
•
•
•
•
•
•
•
In de moduleomschrijvingen (Master Module Descriptions) worden de beoordelingscriteria en de wijze van toetsing gespecificeerd. Procedures omtrent toetsing worden vermeld in de studiegids. De thesis vormt de kern van het officiële examen waarin de student zijn thesis en conclusies moet verdedigen tegenover twee begeleiders. De presentatie moet voldoen aan de normen zoals die zijn geformuleerd in de thesis guidelines. In dit document staan onder meer ook afspraken en de wijze van beoordelen met betrekking tot de thesis. Tijdens het officiële examen moet de student ook vragen beantwoorden over literatuur die gebruikt is in de thesis. Uit gesprekken van het panel met het management en de docenten blijkt dat de opleiding streng is bij de beoordeling. Bij een herkansing kan de student niet hoger scoren dan een 5,5 (ook als de toets goed gemaakt is). Het panel heeft haar twijfels over dit systeem, hoewel het wel duidelijk voor de student is. Uitstelgedrag wordt zo tegengegaan. Uit gesprekken van het panel met het management komt naar voren dat bij beoordeling van de thesis een extra docent ingeschakeld wordt mocht de beoordeling lager dan een 5,5 of hoger dan een 8,0 worden. De opleiding geeft maar mondjesmaat hogere cijfers omdat het management vindt dat er dan ook een zeer goed product tegenover moet staan. Uit het STO 2008 blijkt dat 76% van de studenten van de drie opleidingen vindt dat de toetsing aansluit op het onderwijs en dat vooraf duidelijk wordt aangegeven waarop de student beoordeeld wordt. Studenten geven in de gesprekken met het panel aan dat ze af en toe geen (goede) feedback krijgen op hun toetsen/assignments. Dit is docentafhankelijk. Het panel is van mening dat goede feedback op assignments het leereffect voor de student verhoogd. Het panel heeft toetsen en assignments ingezien en stelt vast dat de opdrachten relevant zijn en van voldoende niveau. De kwaliteit van de feedback op de assignments laat een wisselend beeld zien (in overeenstemming met wat studenten melden). De beoordeling van het onderdeel PDP is zeer systematisch en grondig. Het panel heeft daarvan beoordelingsformulieren ingezien. De relatie tussen competenties en de criteria van het masterniveau (facet 1.2) is daarin goed vastgelegd. Het panel stelt vast dat het toetsbeleid en de uitvoering ervan in ontwikkeling zijn (zie ook facet 6.1) en dat borging van de toetskwaliteit nog aandacht behoeft. Het panel komt tot het oordeel voldoende.
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
31/69
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
MFA MCE MLM
Voldoende Voldoende Voldoende
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • De uitgangspunten van het personeelsbeleid van de Hogeschool Rotterdam zijn vastgelegd in het Beleidsplan afdeling P&O 2003-2006. Het beleid is in 2006 geactualiseerd. Centraal staat dat werknemers zich kunnen ontwikkelen om een optimale bijdrage te leveren aan de strategische doelstellingen van de hogeschool. De hogeschool stelt zich ten doel dat de docenten beschikken over voor de opleiding relevante en actuele praktijkkennis. De kenniskringen die geworteld zijn in de beroepspraktijk vervullen een structurele rol bij de professionalisering van de docenten. • De opleiding stelt op basis van het hogeschoolbeleid een meerjaren personeelsbeleidsplan op, waarbinnen specifiek aandacht wordt besteed aan scholing. De instituten dan wel opleidingen voeren een beleid gericht op actuele praktijkervaring van docenten en op het actief betrekken van docenten bij onderzoek en beroepsontwikkeling. Algemeen Cluster Masters • De opleidingen kennen Interne en externe docenten. Interne docenten zijn docenten die niet in dienst zijn van de opleidingen, maar wel werkzaam zijn binnen de Hogeschool Rotterdam. De opleidingen beschikken dus zelf niet over een eigen docententeam. Er wordt met de interne docenten gestreefd naar een langdurige samenwerking, zoals staat beschreven in het Personeelsplan Graduate Department. Externe docenten zijn gastdocenten. • De verhouding tussen interne en externe docenten is ongeveer 40/ 60 procent. Hiermee wordt invulling gegeven aan de praktijkgerichtheid van het instituut. Uit gesprekken met het management blijkt dat de opleidingen de verhoudingen graag zouden willen omdraaien. Er is als doel gesteld dat het aantal interne en externe docenten 60/40 procent moet worden. • De opleiding voert momenteel met verschillende externe kandidaten gesprekken over een (deeltijd)aanstelling als docent binnen het instituut. Ook worden er intern besprekingen gevoerd om docenten van andere opleidingsafdelingen te betrekken bij de verschillende master opleidingen. Dit is in lijn met de doelstelling om een (intern) docententeam van 60% te realiseren.
32/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
•
• •
•
• •
Binnen het aannamebeleid worden nieuwe docenten onder andere op hun wetenschappelijke kennis en aantoonbare grondige praktijkkennis geselecteerd. Hier is een competentiemodel voor ontwikkeld welke als bijlage is opgenomen is in het Handbook Graduate Department. Het is een uitgebreide criterialijst die verschillende terreinen bestrijkt: kennis en ervaring van het domein (inclusief thorough knowledge of his field of study and is familiar with the current state of affairs of scientific research and development in that field), kennis en ervaring in het onderwijs, onderwijskundige kennis en kennis van onderwijsorganisatie. Het panel heeft de cv’s van docenten bekeken en is positief over de actuele kennis van de praktijk van docenten. Om de deskundigheid van docenten te bevorderen is er binnen het instituut ruimte voor het bezoeken van symposia en het verzorgen van gastcolleges in het buitenland. Tevens wordt de mogelijkheid geboden om betrokken te zijn bij gemeenschappelijke buitenlandse projecten. Voorbeelden hiervan zijn: het project Lobbyen in de EU, samenwerkingsverband met de Universiteiten van Bielefeld - Duitsland, Vic - Spanje, Valencienne - Frankrijk en Teeside - Engeland. Interne docenten worden beoordeeld tijdens de jaarlijkse functionerings- en beoordelingsgesprekken bij het resultaatgebied ‘werken in het onderwijs, praktijkgestuurd’. Externe docenten worden beoordeeld tijdens de nabespreking van evaluaties met de onderwijsmanager. Zo nodig worden er vervolgens afspraken gemaakt over verbeteringen of wordt het contract beëindig. Op basis van de gehouden evaluaties is besloten de samenwerking met één docent niet voort te zetten. Uit het STO 2008 blijkt dat 76% van de studenten vinden dat de docenten goed op de hoogte zijn van de beroepspraktijk (score van 4 of hoger op vijfpuntsschaal). Het panel is van mening dat het aantal (externe) docenten met een consultancy achtergrond relatief hoog is. De vertegenwoordiging van docenten uit de sector bedrijven (in de specifieke domeinen) is beperkt. Het panel komt tot het oordeel voldoende.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
MFA MCE MLM
Goed Goed Voldoende
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • De hogeschool heeft als norm dat de staf/student-ratio tussen 1:25 en 1:30 moet liggen. • Bij de toewijzing van onderwijstaken aan docenten wordt het taaktoedelingsinstrument (TTI) gebruikt. In het licht van het streven naar intensievere begeleiding van studenten wordt in het door het CvB voorgestelde model voor een nieuwe TTI de begeleidende docenttaken centraal gesteld. Dat leidt tot een nieuw uitgangspunt, namelijk dat van de
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
33/69
•
tijd die docenten voor onderwijstaken inzetten gemiddeld over het gehele opleidingsteam ten minste de helft wordt besteed aan rechtstreeks contact met studenten (individueel of in groepen). De hogeschool heeft als streefdoel gesteld dat de opleidingen minimaal 65% van het budget besteden aan onderwijsactiviteiten.
Algemeen Cluster Masters • De opleiding beschikt over 41 docenten die ingezet worden in de diverse vakdisciplines. Veertien van de docenten hebben een vast dienstverband bij de RBS met een aanstellingsomvang van groter dan 0,8 fte. • Tijdens de laatste zes jaar is het docententeam met 30% toegenomen. Voor vrijwel elke module zijn nu ten minste twee docenten beschikbaar, zo vermeldt de opleiding in het zelfevaluatierapport. • In het zelfevaluatierapport is te lezen dat de inzet van interne docenten in 2008-2009 zal worden vergroot. • Docenten worden ingezet op module basis, waarbij het lesprogramma leidend is voor de contractering van docenten. • Studenten zijn aldus het STO van 2008 tevreden over de bereikbaarheid van de docenten (score 4 of hoger op vijfpuntsschaal 60% en 81% scoort 3 of hoger). • Het panel is positief over de personele inzet. Met de kanttekening dat de inzet bij MLM op het vakgebied logistiek beperkt is (vier docenten).
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
MFA MCE MLM
Goed Goed Voldoende
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • In 2008 ligt het accent op het ontwikkelen van de vaardigheden van docenten die nodig zijn bij de intensivering van het onderwijs en van de begeleiding van studenten via studieloopbaancoaching (SLC). Ook ligt het accent op de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden. Gemiddeld wordt 10% van de arbeidstijd ingezet voor scholing. • Er vinden jaarlijkse plannings- en beoordelingsgesprekken plaats, zowel voor het zittend als voor het nieuwe personeel. Aan het begin van de cyclus worden resultaatafspraken gemaakt met iedere medewerker ten aanzien van het verzorgen van onderwijs), werk in de organisatie en professionalisering. Aan het eind van de cyclus wordt de medewerker beoordeeld op realisatie van de afspraken. Docenten die in hun aanstelling een onderzoekstaak hebben, behorende bij het lectoraat zullen ook beoordeeld worden op
34/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
•
•
•
hun uitgevoerde taak die zij binnen het lectoraat hebben volbracht. Er wordt gebruik gemaakt van een 360 graden feedback methode. Ter ondersteuning van het personeelsbeleid is in 2005 het HR-project Professionalisering en Implementatie in het leven geroepen. Doelstelling van het project is het opzetten en uitvoeren van deskundigheidsbevorderingstrajecten voor onderwijzend en ondersteunend personeel ter ondersteuning van de strategie van de hogeschool. Het project ondersteunt noodzakelijke veranderingen op het terrein van onderwijs, personeel en organisatie. Voor docenten gaat het om kennis en vaardigheden op het gebied van onderwijskunde, didactiek, ICT en het ROM (studieloopbaancoaching, actualiseren van vakkennis, praktijksturing, internationalisering en nieuwe taken zoals toegepast onderzoek). De opleidingen dan wel instituten verwoorden in een eigen scholingsplan dat past binnen het HR-beleid de plannen met betrekking tot professionalisering van hun personeel voor de komende vier jaar. Professionalisering is gekoppeld aan de gesprekscyclus die HRbreed wordt toegepast. Nieuwe docenten nemen deel aan een inwerkprogramma.
Generiek Masteropleidingen • Van de docenten die masteronderwijs verzorgen, verwacht de hogeschool dat zij actuele praktijkervaring kunnen koppelen aan een goed onderzoeksinzicht. De docenten hebben ten minste een opleiding op hbo-masterniveau en zijn betrokken bij het onderzoeksprogramma van het instituut. Waar nodig wordt voor docenten een professionaliseringstraject ingezet gericht op onderzoeksvaardigheden en op het begeleiden van onderzoek. • Het in 2007 ontwikkeld promotiebeleid van de hogeschool stimuleert dat er meer personeel met actuele praktische en relevante onderzoekservaring ingezet kan worden in de Rotterdamse masteropleidingen. Personeel dat een onderzoeksvraag wil indienen komt in aanmerking voor toekenning van een zogenoemde promotievoucher. Door deze voucher worden docenten in staat gesteld om gedurende vier jaar, één dag in de week aan hun promotieonderzoek te werken. Door het instituut waar zij hun onderzoek uitvoeren, wordt daar nog een dag aan toegevoegd. Algemeen Cluster Masters • Het Graduate Department heeft geen eigen docenten, maar maakt gebruik van andere (bachelors)opleidingsafdelingen en externe docenten. De meeste docenten die betrokken zijn bij de MBA- en masterprogramma’s zijn al geruime tijd werkzaam binnen de RBS, zodat zij een grote betrokkenheid hebben bij het programma. Het panel merkt op dat de docenten met betrokkenheid en enthousiasme de programma’s verzorgen. • Algemene scholingsactiviteiten en uitvoering van de gesprekscyclus voor interne docenten gebeurt onder verantwoording van de betreffende onderwijsmanagers. Verder worden interne en externe docenten tijdens het reguliere docentenoverleg geïnformeerd over recente ontwikkelingen op onderwijsgebied. Daarnaast worden waar nodig specifieke activiteiten ontwikkeld op scholingsgebied: zo worden er workshops ontworpen om de docenten de gelegenheid te geven hun kennis en vaardigheden te actualiseren en onderhouden op het gebied van onderzoek en het begeleiden van studenten bij hun afstudeerthesis en het daarvoor te verrichten onderzoek.
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
35/69
•
•
• •
•
•
In het Personeelsplan Graduate Department staat voor 2008-2009 een aantal workshops op het programma voor docenten, zoals research methodology, critical thinking, n@tschool en didactiek. Deze workshops zijn voor zowel interne als externe docenten. De workshop research methodology bijvoorbeeld is ontwikkeld en wordt verzorgd in samenwerking met docenten van de Erasmus Universiteit Rotterdam en duurt vijf dagen. Het panel heeft op basis van gesprekken en inzage in CV’s kunnen vaststellen dat de opleidingen MFA en MCE personeel inzet dat voldoende gekwalificeerd is op onderwijskundig en wetenschappelijk gebied en dit combineert met voldoende praktijkervaring. Voor MLM geldt dat het panel overtuigd is van de onderwijskundige kennis en gedegen praktijkkennis en ervaring van het personeel. Dit blijkt uit jarenlange ervaring in het bedrijfsleven (transport en logistics) en gevolgde cursussen en behaalde (internationale) certificaten op het gebied van de logistiek. Er is, aldus het panel, sprake van veel ervaringskennis en deskundigheid op het gebied van logistiek. De opleiding heeft geen gepromoveerde docenten. Het panel heeft geen gerichte programma’s voor scholing en ontwikkeling gezien op het punt van vakinhoudelijke (logistiek) bijscholing. De opleiding meldt, dat met betrekking tot de professionalisering prioriteiten heeft gesteld bij de onderwerpen research en didactische bekwaamheden. Docenten kunnen in het kader van het personeelsbeleid bijscholing krijgen in het vakgebied. Dit wordt per docent besproken en daar waar nodig, door het management bepaald. De lector logistics van de Hogeschool Rotterdam (Kenniskring Logistics – www.kenniskringlogistics.nl) is als adviseur betrokken bij de opleiding MLM. Van de 41 docenten die betrokken zijn bij de masteropleidingen zijn er negen gepromoveerd, hebben er 27 een (meervoudige) academische opleiding en vijf een hboopleiding. Uit het STO 2008 blijkt dat 71% van de studenten de docenten met een 7 of hoger beoordelen. De didactische kwaliteiten worden gemiddeld met een 6,5 beoordeeld. Uit de gesprekken die het panel had met de studenten, bleek eveneens dat zij over het algemeen tevreden zijn over de docenten. Omdat de didactische kwaliteiten een halve punt onder de streefnorm (van zeven) zit, zal in samenwerking met de docenten onderzocht worden welke verbetermogelijkheden hiervoor mogelijk zijn. Eén mogelijkheid is de hierboven genoemde didactische workshop. Het panel komt voor de opleidingen MFA en MCE tot het oordeel goed. Het panel stelt vast dat er bij de docenten MLM veel ervaringskennis en praktische kennis aanwezig is op het gebied van logistiek. De kennis vanuit het brede (wetenschappelijke) vakgebied van de logistiek kan naar het oordeel van het panel worden versterkt. Het panel komt om die reden tot het oordeel voldoende voor MLM.
36/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
MFA MCE MLM
Goed Goed Goed
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • De Hogeschool Rotterdam streeft op het gebied van huisvesting en voorzieningen naar een hoge kwaliteit. Dit betekent dat er voor studenten en medewerkers sprake is van een plezierige studeer- en werkomgeving. De voorgenomen intensivering van het onderwijs en de (verwachte) groei van de studentenpopulatie zetten de huisvesting van de hogeschool onder druk. Om goede huisvesting te realiseren wordt geïnvesteerd in de bestaande bouw en wordt nieuwbouw gerealiseerd. • Een onderdeel van het ROM is gericht op de onderwijsorganisatie. In de notitie Onderwijsorganisatie Heroverwogen is beleid geformuleerd gericht op verbetering van de ‘kleine kwaliteit’. Dit betekent concreet dat vanaf 2004 een hogeschoolbrede roosterorganisatie is ingevoerd, roosterprocessen zijn herzien en bedrijfstijden en de docentbelasting zijn aangepast. De directeuren zijn verantwoordelijk voor de implementatie van het beleid. Algemeen Cluster Masters • De opleidingen bevinden zich in het gebouw van de Hogeschool Rotterdam op het Brainpark naast de Erasmus Universiteit. • Het handboek Graduate Department beschrijft hoe de faciliteiten van het GD zijn geregeld. Zo zijn er voldoende lesruimtes, geschikt voor de verschillende onderwijsmethodes die worden gehanteerd (projecten, lezingen, praktijk, instructie en zelfstudie). De masteropleidingen krijgen per september 2008 een eigen (opgeknapte) vleugel waarin zich lokalen en projectruimers bevinden. Ook de werkkamers van de docenten bevinden zich in deze vleugel. Het panel heeft dit tijdens de rondleiding kunnen vaststellen. • Medewerkers hebben voldoende werkplekken tot hun beschikking die zijn uitgerust voor de werkzaamheden die zij uitvoeren. Een aantal werkplekken zijn ingericht als flexplekken. • Sinds de renovatie in 2007 is het aantal computers met internet uitgebreid. Ook is er draadloos internet beschikbaar in het gebouw. Daarnaast hebben de studenten de mogelijkheid om in lokalen gebruik te maken van computers met internet, beamer, videoapparatuur en aansluiting van externe informatiedragers. Daarnaast kunnen zij bij de drukkerij terecht voor het vermenigvuldigen van verslagen en presentaties.
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
37/69
•
•
•
•
Alle locaties van de HR hebben een mediatheek, met daarin boeken, vakbladen, handboeken en naslagwerken. Ook dia’s, video’s en dvd’s zijn beschikbaar. De bibliotheekcommissie van de opleiding bepaalt welke boeken en tijdschriften worden aangeschaft. Docenten en onderwijsmanagers houden de medewerkers op de hoogte over wat aangeschaft dient te worden. Uit de rondleiding bleek dat de mediatheek van de HR beschikt over de boeken die voor de opleidingen van belang zijn (literatuurlijst) en over aanvullende boeken / literatuur die op verzoek van docenten zijn aangeschaft. De catalogus van de mediatheek van de HR en enkele databanken zijn vanuit huis doorzoekbaar. De studenten hebben de mogelijkheid om bij de Erasmus Universiteit gebruik te maken van de bibliotheek. Zij hebben daar dezelfde mogelijkheden als studenten van de Erasmus Universiteit. Een aantal HR-studenten was hiervan niet op de hoogte. Uit het STO 2008 blijkt dat 75% van de studenten tevreden is over de beschikbare faciliteiten (zoals bibliotheek/ mediatheek en de onderwijsruimten). Uit gesprekken met zowel de studenten als de docenten kwam naar voren dat men graag de collectie boeken in de mediatheek zou willen uitbreiden. Het gaat hier dan om de mediatheek van de HR zelf. Het panel komt tot het oordeel goed. Daarbij betrekt het panel het feit dat studenten gebruik kunnen maken van de bibliothecaire voorzieningen van de EU, die op loopafstand van de RBS is gevestigd.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
MFA MCE MLM
Goed Goed Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • Studieloopbaancoaching (SLC) is een belangrijk onderdeel van het ROM. Daarom heeft de opleiding in elke studiefase SLC als programma-onderdeel opgenomen. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de kadernotitie Studieloopbaancoaching aan de HR (2006). SLC maakt deel uit van het studentgestuurde onderwijs en omvat onderdelen als oriëntatie op de studie en beroep, selectie, bewaken en bevorderen van de studievoortgang, planning van studie en loopbaan, bevorderen van de eigen verantwoordelijkheid en het opbouwen van een netwerk. De professionele ontwikkeling van de student staat in de SLC centraal. De student leert onder begeleiding van een, zo mogelijk door de Hogeschool Rotterdam gecertificeerde, studieloopbaancoach de individuele ontwikkeling van de studieloopbaancompetenties en de eigen
38/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
•
•
•
studievoortgang te bewaken en te sturen, gericht op de door de opleiding beoogde eindkwalificaties. Ook bij de invulling van de keuzemogelijkheden binnen het programma vervult SLC een belangrijke functie. De opleidingen worden in de gelegenheid gesteld studenten in te zetten voor Peercoaching, dat wil zeggen ouderejaars studenten die als mentor of tutor ondersteuning bieden aan andere studenten. Peercoaching wordt ingezet met het oog op begeleiding en ondersteuning en dient uitgevoerd te worden conform de notitie Peercoaching (2007). In deze notitie zijn de doelen, de aanpak en de kwaliteitsborging van deze vorm van begeleiding vastgelegd. De inzet van de circa 350 peercoaches heeft een structurele plek binnen de Hogeschool Rotterdam. De instituten krijgen uit hogeschoolmiddelen extra budget om studenten als studentassistent aan te stellen. Ieder instituut ontwikkelt of gebruikt een matchingsysteem om ondersteuningsvraag en –aanbod op elkaar te kunnen afstemmen, bijvoorbeeld in de vorm van een leerbedrijf. Er wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid een negatief bindend studieadvies (BSA) uit te brengen met een drempel zoals is vastgelegd in de OER. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van inhoudelijke selectiecriteria. Het beleid met betrekking tot de informatievoorziening is gericht op bevordering van de studievoortgang en op de behoeften van de studenten. Ten aanzien van de informatievoorziening zijn door de hogeschool een aantal concrete streefdoelen geformuleerd. In 2007 is een nieuw studentvolgsysteem (Osiris) geïntroduceerd dat ook voor de SLC van belang is, met name om de studievoortgang te volgen en daarover afspraken met studenten vast te leggen.
Generiek Masteropleidingen • De SLC in de masteropleiding richt zich aan het begin met name op de overgang van bachelor- naar masteronderwijs en de ontwikkeling van onderzoekscompetenties. Tevens wordt in de SLC aandacht besteed aan de relatie tussen de masteropleiding en het werkperspectief. Algemeen Cluster Masters • De studiebegeleiding bestaat uit de volgende elementen: - Het Personal Development Programme (PDP); - Het portfolio voor het volgen, bewaken en stimuleren van de ontwikkeling; - Een leerstijlentest aan het begin van het academisch jaar; - Een decaan/ counsellor voor studenten die problemen hebben met de studie; - Frequent contact tussen docenten en studenten; - Thesisbegeleiding Het algemene doel van PDP is dat studenten een grotere zelfkennis krijgen van eigen competenties, studie en gedrag, alsmede hierop te kunnen reflecteren. Dit staat onder meer beschreven in de modulebeschrijving PDP. • In de eerste twee blokken participeren studenten in wekelijkse lezingen, die het theoretisch beginpunt zijn van de zelfbeoordeling en het maken van doelen. Studenten maken tevens werkboekopdrachten en verrichten zelfevaluaties. Individuele gesprekken met de PDP-coach zijn optioneel, afhankelijk van de wensen van de student.
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
39/69
•
•
•
• • •
•
•
•
In het tweede deel (blok 3 en 4), schrijven studenten het persoonlijk ontwikkelplan (POP) en worden zij begeleid door een individuele coach om de eigen gestelde doelen te bereiken. Gesprekken met de coach zijn in blok 3 en 4 onderdeel van het reguliere programma. Al het werk houdt de student bij in een (digitaal)portfolio. Het panel is onder de indruk van het PDP programma en de beoordeling daarvan (zie facet 2.8). Uit gesprekken van het panel met de studenten blijkt dat zij het PDP programma als positief ervaren. Het bedrijfsbureau is belast met de logistieke en administratieve ondersteuning aan het onderwijs. Informatie over het jaar-, les- en toetsroosters, roosterwijzigingen, ziek- en betermeldingen van docenten en andere relevante informatie krijgen studenten via intranet. Met Osiris kunnen studenten hun cijfers en voorgang raadplegen. Aan het begin van het jaar krijgen de studenten in hard-copy de studiegids, moduleomschrijvingen, handleiding voor de thesis en het lesprogramma. Verdere informatie wordt verstrekt via Profielen (het hogeschooltijdschrift), publicatieborden en monitoren. Alle studenten hebben een HR e-mailadres en toegang tot N@tschool, de digitale onderwijsomgeving, waarop onder andere lesmateriaal gepubliceerd wordt. De opleiding streeft naar een tevredenheidspercentage van 80% (voldoende of hoger) voor zowel de studiebegeleiding als de informatievoorziening. Volgens 84% van de studenten is de SLC van voldoende kwaliteit. 82% van de studenten geeft aan dat de docenten voldoende deskundig zijn om hen te begeleiden tijdens hun onderzoek. Uit het STO 2008 blijkt dat 73% van de studenten vindt dat zij voldoende geïnformeerd worden over de inhoud van de opleiding en 67% van hen geeft aan dat zij voldoende geïnformeerd worden over regels en procedures en dat de les- en toetsroosters tijdig bekend worden gemaakt. Tevens geven studenten (51%) aan dat de roosterwijziging tijdig bekend worden gemaakt. 75% geeft aan dat zij voldoende geïnformeerd worden over de studievoortgang. 39% van de studenten geeft aan dat de informatie over de onderzoeksopdracht voldoende is. Op het punt begeleiding scoort de opleiding goed en wat informatieverstrekking betreft minder goed (voldoet niet aan de eigen streefnorm). Het panel vindt dat de opleiding een hoge streefnorm hanteert en beoordeelt dat positief. Uit STO blijkt dat 60% een 7 of hoger geeft voor de informatievoorziening (eindoordeel). Het panel stelt vast dat studenten minder tevreden zijn dan de RBS zou wensen. Maar de studenten zijn ook niet zeer ontevreden. Het panel komt daarom tot een oordeel goed
40/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
MFA MCE MLM
Voldoende Voldoende Voldoende
Criterium - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • Het kwaliteitsbeleid van de Hogeschool Rotterdam staat beschreven in het document Kwaliteitszorgbeleid bij de Hogeschool Rotterdam (2006). Het motto is: ‘Kwaliteit is doelbereiking’. Het kwaliteitszorgkader is ontleend aan het strategisch beleid van de hogeschool en aan het accreditatiekader van de NVAO. • Het kwaliteitsbeleid van hogeschool berust op drie pijlers: 1. De beleids- en jaarplancyclus van planning en control (P&C-cyclus). Basis voor het management en sturing is de planvorming van het cluster zoals dat is vastgelegd in het meerjarig strategisch beleidsplan van het instituut. Binnen de P&C-cyclus worden de beleidsterreinen financiën, onderwijs en kwaliteit van management en sturing onderscheiden. Het jaarlijkse managementcontract met prestatiedoelen vervult hierbij een centrale rol. Elk instituut dient over een gesystematiseerd geheel van procedures en documenten te beschikken, waaruit de stand van zaken met betrekking tot de kwaliteitscriteria kan worden vastgesteld. 2. De interne kwaliteitszorgsystematiek van opleidingen. De kwaliteitszorg heeft betrekking op drie door de Hogeschool Rotterdam vastgestelde domeinen: Onderwijskwaliteit, Kwaliteit van management en sturing, en Operationele kwaliteit. In het HR-kwaliteitskader zijn onder de genoemde domeinen de NVAO-criteria opgenomen. De hogeschool heeft de NVAO-criteria en de HR-doelen uitgewerkt in toetsbare streefdoelen. Binnen dit kader ontwikkelt de opleiding een eigen kwaliteitsbeleid. 3. Het bureau Auditing, Monitoring en Control (AMC). Het bureau AMC is relatief zelfstandig en biedt het College van Bestuur onafhankelijke informatie. Ook heeft het AMC een adviestaak. Als onderdeel van het kwaliteitsbeleid voert het AMC periodiek audits uit bij de opleidingen. Dit gebeurt halverwege de accreditatiecyclus. De interne audits hebben zowel een verantwoordingsfunctie als een spiegelfunctie. • Het kwaliteitszorgkader is verder uitgewerkt in toetsbare streefdoelen die zijn beschreven in het document Toetsbare streefdoelen van de Hogeschool Rotterdam (2006). Dit document dient als handvat bij de bepaling van een instituut dan wel opleiding welke toetsbare streefdoelen als basis fungeren voor het systeem van interne kwaliteitszorg. Het instituut kan op basis van eigen beleid de toetsbare streefdoelen aanpassen of additionele doelen formuleren.
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
41/69
•
•
De opleiding heeft verschillende evaluatie-instrumenten tot de beschikking om periodiek te meten in welke mate de streefdoelen zijn gerealiseerd. Bij deze metingen wordt in ieder geval de mening van de studenten over de inhoud en vorm van het onderwijs bevraagd. De hogeschool verricht op instellingsniveau eens per twee jaar een studententevredenheidsonderzoek (STO). Eind 2007 heeft een nieuw STO plaatsgevonden waarvan de resultaten eind februari 2008 zijn gepubliceerd. De hogeschool beschikt over het DocumentatieKwaliteitsbeheerSysteem (DKS) van Infoland om kwaliteitszorg digitaal te ondersteunen. Het systeem biedt applicaties waarmee een intern kwaliteitszorgsysteem kan worden opgebouwd en onderhouden. Zowel bij externe als bij interne audits wordt door de opleidingen het DKS en de Compliance Manager uit dat systeem standaard ingezet.
Algemeen Cluster Masters • Het instituut Rotterdam Business School (RBS) heeft zijn kwaliteitsbeleid beschreven in het Kwaliteitshandboek van RBS 2008. Het kwaliteitsbeleid van RBS is afgeleid van het kwaliteitsbeleid van de Hogeschool Rotterdam. • In 2003 – 2004 heeft een RBS werkgroep kwaliteitszorg gewerkt aan het kwaliteitshandboek en diverse kwaliteitskaarten, met als resultaat een vastgesteld kwaliteitshandboek “Zijn wie we willen zijn”. De nadruk lag daarbij op de didactische processen. • Medio 2007 zijn de volgende kwaliteitsaspecten geïnventariseerd en herschreven: Leiderschap, Strategie & Beleid, Organisatie, Personeel (medewerkers), Internationalisering (nieuw toegevoegd), Didactische processen (de overige processen, waaronder roostering), Hulpmiddelen, Resultaten. • Het kwaliteitshandboek is geheel vernieuwd en vastgesteld in het MT. Het RBS kwaliteitshandboek en de procesbeschrijvingen van de didactische processen zijn aangepast aan de huidige werkvormen en -processen. De opleiding schrijft in het zelfevaluatierapport dat met de nieuwe aanpak van evaluaties en de verschillende commissies nu op structurele wijze maatregelen ter verbetering worden geïdentificeerd en geïnitieerd. • Elke module wordt door middel van evaluatieformulieren geëvalueerd. • Per blok heeft de studentenvertegenwoordiger van elke groep tweemaal een gesprek met de programmamanager over de aspecten van het programma. Notulen worden opgesteld en besproken met de onderwijsmanager. Daarna wordt een actieplan opgesteld en vervolgens drie weken later de voortgang geëvalueerd. • Het panel heeft tijdens de visitatie vastgesteld dat de opleidingen worden geëvalueerd. Dit heeft echter meer een ad-hoc en informeel karakter dan dat er systematisch evaluaties worden gepland. Een streefnorm voor de tevredenheid van de studenten van de opleidingen heeft het panel niet aangetroffen. • Het panel heeft vastgesteld dat het digitale systeem van Infoland slechts zeer matig gevuld is en op sommige onderdelen ontbreekt de documentatie geheel. Er is een begin gemaakt met het systematisch uitvoeren van het kwaliteitszorgsysteem. Kwaliteitszorg is duidelijk nog in ontwikkeling.
42/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
MFA MCE MLM
Voldoende Voldoende Voldoende
Criterium - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • De Hogeschool Rotterdam heeft een aantal instrumenten voor handen om de werking van de pdca-cyclus van de instituten dan wel de opleidingen te monitoren. Deze instrumenten worden ingezet om de sturing van deelprocessen te borgen en om het gewenste kwaliteitsniveau van de eindproducten of diensten te realiseren. Deze instrumenten zijn onder meer kwaliteitsbewaking in de vorm van interne audits, reviews en onderzoeken, toepassen branchecode, beoordelingsgesprekken met het opleidingsmanagement en het managementcontract. • De afspraken die in het kader van de P&C-cyclus tussen het CvB en de instituutsdirecteur worden gemaakt, worden jaarlijks vastgelegd in een managementcontract. In het managementcontract zijn de beleidsdoelen en verbeterplannen van het instituut geformuleerd. Deze zijn ontleend aan: - Het meerjarig Strategisch Beleidsplan van het instituut. - Resultaten van een gehouden externe visitatie, dan wel de voorbereiding hierop, of andere externe onderzoeken (HBO-Monitor). - Resultaten vanuit het interne kwaliteitszorgsysteem. - Door het CvB te stellen minimumeisen met betrekking tot onderwerpen en streefdoelen, zoals financieel beheer, stand van zaken ROM en kwaliteitszorg. • De centrale diensten van de Hogeschool Rotterdam verschaffen de instituten in redelijke mate de ruimte om de beheersprocessen omtrent onderwijskwaliteit zelf vorm te geven. Dit vanuit de gedachte dat de kwaliteit intern gedreven moet zijn. De Hogeschool Rotterdam stimuleert dat de instituten/opleidingen onderzoek doen naar de oorzaken van het eventueel niet bereiken van de streefdoelen. Voorts wordt van elk instituut/opleiding een kwaliteitszorgplan verwacht waarin de interne kwaliteitszorg is uitgewerkt aan de hand van de PDCA-cyclus en waarin is vastgelegd hoe is geborgd dat voor elk kwaliteitsaspect het proces van kwaliteitsverbetering middels verbeterplannen plaatsvindt. Een en ander kan ook worden vastgelegd in een voortgangsrapportage. In de verbeterplannen worden de verbeteracties, doelen, termijnen, middelen en verantwoordelijkheden omschreven. • Enkele voorbeelden van verbetermaatregelen op hogeschoolniveau die vanuit het systeem van interne kwaliteitzorg zijn ingezet: - Een herprogrammering die gericht is op het onderwijs binnen de kaders van het ROM nog intensiever en attractiever vorm te geven. De effecten van deze herprogrammering zullen met name zichtbaar zijn door een betere aansluiting
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
43/69
-
-
tussen geprogrammeerde en feitelijke studielast, een verbetering van de studiebegeleiding en een verbetering van het opleidingsrendement. Binnen diverse opleidingen kan de aansluiting tussen doelen, programma en toetsing nog beter. In dit kader is een aantal nieuwe kaders voor de toetsing vastgesteld ten einde de kwaliteit en efficiency van de toetsing te verhogen. In het Risicoregister (2007) zijn de belangrijkste risico’s benoemd en de verantwoordelijken voor het beheersen van het betreffende risico. Het risicoregister is opgesteld in het kader van de branche-code.
Algemeen Cluster Masters • De uitvoering van de evaluaties staat uitvoerig beschreven in het handboek Graduate Department. Daarin zijn de verschillende commissies benoemd die periodiek de programma’s en de bijkomende randvoorwaarden beoordelen en adviezen uitbrengen over verbeteringen. • De nieuwe opzet van kwaliteitszorg (zie facet 5.1) heeft geleid tot een aantal verbetermaatregelen, zoals: herzien van het evaluatiebeleid, verstevigen van de diverse (opleidings)commissies, beter uitwerken van het vrijstellingen- en het toetsbeleid, reviseren van alle moduleomschrijvingen met duidelijke verbindingen naar de Dublin descriptoren en transformationele competenties. • Resultaten van module-evaluaties worden geanalyseerd door de onderwijsmanager en de programmamanager en verzonden naar de docent voor commentaar. De docent stelt zo nodig een actieplan op. Vanaf maart 2008 is dit proces digitaal. Het panel heeft de module-evaluaties bekeken, zonder bijhorende actieplannen. Bij enkele minder goed beoordeelde modulen is een gesprek met de betreffende docent gevoerd. Hiervan zijn geen gespreksverslagen of notulen toegevoegd. • De opleiding heeft naar aanleiding van de vorige visitatie een integraal kwaliteitszorgsysteem ingevoerd. • De opleiding heeft als verbeterpunt opgesteld dat het alumni beleid meer vorm moet krijgen. Het panel onderschrijft dit. Momenteel is er zeer weinig terugkoppeling van alumni. De reden hiervoor is dat veel studenten terugkeren naar hun eigen land. Het panel is er echter wel van overtuigd dat die op een adequate wijze opgelost kan worden. • Het continu aanpassen van de curricula aan veranderende omstandigheden vraagt om een meer coördinerende aanpak binnen de verschillende masterspecialisaties, waarbij de diepgang en samenhang tussen de verschillende modules wordt bekeken en beoordeeld. De algemene coördinatietaak wordt nu (gedeeltelijk) vervuld door de onderwijsmanager, die met individuele docenten overleg voert over gewenste aanpassingen. De opleiding schrijft in het zelfevaluatierapport dat hieraan binnen de huidige structuur in de praktijk onvoldoende aandacht kan worden gegeven. Daardoor kunnen structurele verbeteringen niet of nauwelijks in gang worden gezet en gecoördineerd. Als oplossing hiervoor is gekozen voor het aanstellen van coördinatoren voor de drie masterspecialisaties, die als taak krijgen de relevantie, samenhang en diepgang van de specialistische modules te bewaken en waar nodig aanpassingen te initiëren en te coördineren. • Het panel heeft in gesprekken met diverse gespreksgroepen voorbeelden vernomen van een aantal verbetermaatregelen, zoals het toetsbeleid, aanpassingen aan modulen en
44/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
uitwerken van beoordelingsmatrixen voor modulen. Het panel is ervan overtuigd dat verbeteringen worden doorgevoerd, maar een transparante verantwoording daarvan heeft het panel niet aangetroffen tijdens het bestuderen van het materiaal, waardoor de werking van de PDCA-cyclus enigszins onzichtbaar blijft.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
MFA MCE MLM
voldoende voldoende voldoende
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • De Hogeschool Rotterdam verwacht van instituten en opleidingen dat zij kunnen aantonen op welke wijze medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld zijn betrokken bij evaluatieonderzoek en het formuleren van verbeterplannen. De door de opleiding gehanteerde evaluatie-instrumenten zijn vastgelegd in het kwaliteitszorg handboek van de opleiding. • De Hogeschool Rotterdam verwacht in ieder geval dat de opleidingsdirecteur de resultaten van de kwaliteitsmetingen en de eventuele dooruit voortvloeiende verbeteracties bespreekt met de opleidingscommissie. Algemeen Cluster Masters • Docenten worden betrokken bij de kwaliteitszorg door collectief eenmaal per kwartaal te overleggen (docentenoverleg). Daarnaast participeren docenten in de curriculum-, de opleidings- en de examencommissie. • Studenten worden betrokken bij de kwaliteitszorg door het invullen van evaluaties en participatie in de curriculum- en de opleidingscommissie. Het panel heeft de verschillende evaluaties gezien. Studenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij weinig tot geen terugkoppeling ontvangen over verbeterpunten. Ze geven daarbij ook aan dat hun interesse vooral ligt bij lopende zaken die verbetering behoeven. Het feit dat de opleiding één jaar beslaat, maakt het volgen van structurele verbeteringen moeilijk. Ze voegen er in het gesprek wel aan toe dat zij tevreden zijn over de wijze waarop zij feedback aan docenten kunnen geven. Uit evaluaties blijkt dat studenten matig tevreden zijn over de informatievoorziening rond evaluaties en de wijze waarop de opleiding reageert op klachten en problemen. 55% van de studenten geeft op het punt betrokkenheid bij de opleiding een 7 of hoger en 70% een 6 of hoger. • Docenten en studenten participeren in de Academic Council met als doel de academische standaard van de master opleidingen te waarborgen. De AC kijkt daarbij naar de te gebruiken literatuur, de didactische concepten en de uit te werken opdrachten.
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
45/69
•
•
Het beroepenveld wordt betrokken bij de kwaliteitszorg in de adviesraad. Deze Advisory Board komt tweemaal per jaar bijeen. Uit het gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld blijkt dat het werkveld tevreden is over de inbreng die zij heeft op de opleidingen. Alumni werden in het verleden betrokken bij de interne kwaliteitszorg door de alumnivereniging. Deze vereniging organiseert echter geen activiteiten meer. De opleidingen zijn bezig een nieuw alumnibeleid te ontwikkelen dat in 2008-2009 operationeel zal moeten zijn. Uit gesprekken die het panel met de alumni had bleek dat zij niet op de hoogte waren van het bestaan van een alumnivereniging. Ook gaven zij aan dat het lastig is omdat veel afgestudeerden terug gaan naar het land van herkomst. In gesprekken met het management kwam naar voren dat er plannen zijn om op Linked In en Hyves (sociale netwerken op Internet) alumni te verenigen. Dit staat echter nog in de kinderschoenen. Alumni waren op de hoogte van de plannen maar meldden dat deze nog vorm moet krijgen.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
MFA MCE MLM
Voldoende Voldoende Voldoende
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • De Hogeschool Rotterdam verwacht van de instituten en de opleidingen dat periodiek onderzoek wordt gedaan onder afgestudeerden naar hoe de opleiding achteraf wordt gewaardeerd. De aandacht gaat in het bijzonder uit naar het bereikte niveau en de aansluiting op de beroepspraktijk. Algemeen Cluster Masters • In het document Masters Relation Dublin descriptors and competencies is een overzicht opgenomen van alle via opdrachten en examens getoetste Dublin descriptoren in relatie tot de opleidingscompetenties. Het overzicht geeft per module weer welke competenties worden getoetst. Het toetsplan laat zien dat de toetsen zijn gekoppeld aan de vereiste eindkwalificaties. Het plan voorziet in het systematisch beoordelen van de opleidingscompetenties van studenten en het gerealiseerde eindniveau.
46/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
De competenties worden getoetst via opdrachten, examens, het PDP (zie facet 4.2 en 2.8) en de thesis. Met de thesis sluit de student de opleiding af. De thesis is een belangrijke graadmeter voor het behalen van het eindniveau, maar niet de enige. Studenten moeten zelfstandig een onderzoek uitvoeren in een van de volgende onderzoeksdomeinen: inland shipping, sustainability, knowledge centre logistics, internationalisation of small and medium enterprises (SME), growth strategies for SME, business continuity factors for SME. Deze domeinen komen overeen met de expertisegebieden die RBS ontwikkelt in het kader van het kennisinstituut voor de regio Rotterdam. Studenten kiezen een onderzoeksobject binnen een organisatie in de regio Rotterdam, nemen deel aan action research van het lectoraat International Business of doen een onderzoek in een bedrijf in het land van herkomst. Het onderzoeksontwerp moet worden goedgekeurd door de opleiding voor aanvang van het onderzoek. De procedure voor het onderzoeksvoorstel is uitgewerkt in de Thesis Guidelines. In het document Master Programmes Thesis Guidelines (April 2008) is het afstudeerproces beschreven: de activiteiten van de student en supervisor, beslismomenten en criteria voor de beoordeling. Het document geeft, aldus het panel, een goed overzicht van het proces en de wijze van beoordeling. Het panel heeft dertig afstudeerwerkstukken ingezien (tien van elke opleiding). Daaruit blijkt, aldus het panel, dat studenten een praktijkprobleem van complexe omvang kunnen analyseren en daarbij gebruik maken van theoretische concepten. Het panel heeft een aantal eindwerkstukken ingezien die met een 5,5 zijn beoordeeld. In een extra gesprek met docenten is de beoordeling daarvan besproken. Het blijkt dat de opleiding werkstukken met een 5,5 waardeert als de inhoud net aan de maat is. Maar ook als de inhoud (ruim) voldoende is en de inleverdatum niet gehaald werd. Een deel van de lage beoordelingen wordt veroorzaakt door te laat inleveren van de thesis. Het panel heeft enkele theses gezien (van elke opleiding één of twee), waarvan het panel vindt dat deze voor een masterthesis te beschrijvend van aard zijn en waarvan de theoretische diepgang beperkt is. Met docenten is besproken hoe de opleidingen omgaan met het beoordelen van laag scorende studenten. Uit het gesprek met docenten blijkt dat het eindoordeel altijd een oordeel is van meer docenten. Ook wordt in die gevallen de prestaties van opdrachten en examens die in de loop van de studie zijn gemaakt en de resultaten van het PDP meegewogen. Indien er sprake is van een score lager of gelijk aan 5,5 dan wel hoger dan 8,0 wordt de opleidingsmanager betrokken bij het besluitvormingsproces. De opleidingsmanager raadpleegt in dergelijke gevallen meerdere docenten en de programma manager (eerder behaalde resultaten) om een zo breed mogelijk beeld te kunnen krijgen van de geleverde prestaties van de student. Het panel is er van overtuigd dat de opleiding het masterniveau serieus bewaakt. Wel vindt het panel dat bij het studieonderdeel ‘thesis’ nog winst valt te behalen. Het onderzoek en de verantwoording van de gebruikte methodieken mogen zwaarder worden aangezet en onderbouwd. De opleiding onderneemt actie op dit punt (zie facet 2.8). Het panel stelt vast dat de opleiding bezig is met het versterken van de onderzoekscomponent en de beoordeling daarvan. Dat blijkt uit de volgende acties.
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
47/69
•
• •
• •
Ten eerste is de begeleiding tijdens de thesis geïntensiveerd door individuele voortgangsgesprekken en feedback en het versterken van de rol van de begeleiders (coach en beoordelaar op afstand). Ten tweede gebeurt dit door het betrekken van het lectoraat bij RBS (per 1 januari 2008). Ten derde kent de RBS een hechte samenwerking met de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). Docenten van de EUR en RBS zijn over en weer betrokken bij onderwijs en onderzoek van de RBS en EUR. Tevens zijn docenten van de EU betrokken bij het beoordelen van RBS studenten. Daarmee houdt de EUR informeel toezicht op de kwaliteit van de hbomaster van de RBS. Ten vierde is de RBS bezig met het aanscherpen van de beoordelingscriteria voor examens/opdrachten. In de beoordeling wordt systematisch een link gelegd naar de competenties en de beheersingsniveaus. Hetzelfde geldt voor het beoordelen van de onderzoeksopzet en de beoordeling van de thesis (zie ook facet 2.8). Ten vijfde, zo heeft het panel kunnen constateren, evolueert het programmaonderdeel PDP tot een gedegen coachingstraject van studenten waarin mede aandacht wordt besteed aan het ontwikkelen en beoordelen van researchvaardigheden. Het panel is onder de indruk van de wijze waarop de RBS dit studieonderdeel heeft ontwikkeld en uitvoert. Tot slot, nemen docenten deel aan een workshop Research Methodology. Het panel is er van overtuigd dat de opleiding met de maatregelen die zijn genomen het eindniveau verder kan en zal ontwikkelen. Terugkoppeling over de gerealiseerde eindkwalificaties door alumni is, aldus de opleiding, lastig gebleken. Tussen de 80-90% van de masterstudenten is internationaal en keert na beëindiging van de masterstudie terug naar het buitenland. De respons op evaluaties is gering en het blijkt moeilijk om werkgevers te benaderen voor evaluaties. De opleiding meldt dat veel studenten in de afstudeerfase een baan krijgen aangeboden. Dit geeft aan dat de het bedrijfsleven tevreden is over het niveau van de studenten. In het gesprek van het panel met vertegenwoordigers van bedrijven (in Nederland) blijkt dat ook zij tevreden zijn over de prestaties van de studenten. Ook de Nederlandse alumni, met wie het panel sprak, melden dat zij tevreden zijn over het eindniveau van de opleiding. Het panel maakte in facet 2.5 een opmerking over de instapeis voor MLM. Het panel stelt vast dat de opleiding leidt tot het masterniveau. Maar studenten moeten een extra inspanning leveren om zich de basiskennis op het gebied van logistiek (bachelorniveau) eigen te maken. Een student met wie het panel sprak bevestigde dit.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
MFA MCE MLM
Goed Goed Goed
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
48/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Generiek Hogeschool Rotterdam • Het College van Bestuur heeft in 2005 het onderwijsrendement tot een van de speerpunten van het beleid verheven. Het rendement is een vast onderdeel van het managementcontract. De Hogeschool Rotterdam verwacht van de instituten en de opleidingen dat streefcijfers worden geformuleerd voor het propedeuserendement, het afstudeerrendement, de studieduur van studiestakers en de studieduur van afstudeerders. • Het streven tot verhoging van studiesucces en tot voorkoming van onnodige uitval van studenten heeft de aanzet gegeven tot de intensivering van het onderwijs en de begeleiding (meer contacturen). • De studentenpopulatie van de hogeschool bestaat voor een groot deel – althans meer dan het landelijk gemiddelde – uit studenten met een niet-Nederlandse culturele achtergrond en studenten die als eerste uit hun gezin of omgeving de stap naar het hoger onderwijs maken. Dit leidt volgens de hogeschool tot extra opgaven, juist met het oog op rendement en studiesucces. Algemeen Cluster Masters • De opleidingen werken met een norm van ten minste 80% afgestudeerden binnen de maximale studieduur van 24 maanden. • Het percentage gediplomeerden van de drie opleidingen tezamen ligt in de afgelopen jaren (cohorten 2003-2006) tussen de 77% - 92% (gemiddeld over deze cohorten 85%). • Uit rendementsgegevens blijkt dat de cohorten van de afzonderlijke opleidingen in de periode 2003-2006 (twee cohorten per jaar) voldoen aan de streefnorm van 80% met een enkele afwijking naar beneden. • De norm van 80% binnen 24 maanden zal in september 2008 worden aangescherpt naar 80% binnen 15 maanden en 85% binnen 24 maanden. Hiervoor zijn de volgende verbetermaatregelen geformuleerd en gedeeltelijk reeds uitgevoerd: - Nauwkeurige bewaking van de studievoortgang van alle masterstudenten; - Bij studieachterstand oorzaken achterhalen en zo nodig extra begeleiding instellen; - Houden van exit gesprekken met studiestakers met als doel het opsporen van oorzaken en het identificeren van mogelijke verbetermaatregelen.
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
49/69
50/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
51/69
Bijlage 1:
52/69
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
53/69
54/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
55/69
56/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
57/69
58/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
59/69
60/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
Panellid: De heer drs. G.A.M. Gelsumino
Panellid: De heer drs. H.M.H. Reumkens MLD
Panellid: De heer M. van den Meerendonk
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer J.R. Koopmans
Panellid: De heer ing. S. Molkenboer MBA
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; oktober 2007
Panellid NQA: De heer drs. A. Horrevorts
Deskundigheden panelleden
Panellid student: De heer R.R.P. Stigter
Bijlage 2:
X
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer ing. S. Molkenboer MBA De heer Molkenboer is ingezet als domeindeskundige. Hij heeft ervaring als voorzitter in meerdere complexe geclusterde visitatietrajecten, waaronder “Management, economie en recht” en heeft daarnaast visitatie-ervaring in het buitenland. Hij heeft de NQA auditortraining Hoger Onderwijs gevolgd en hij heeft vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek. De heer Molkenboer heeft 35 jaar werkervaring in algemeen management in diverse industrieën: Textiel, Intensieve Veehouderij, Verven en Lakken, Verpakkingen, Industriële Mineralen, Onroerend Goed en Technische Handelsbedrijven, waarvan 15 jaar in het buitenland. Daarnaast heeft hij een uitgebreide handelservaring in vele landen van de wereld. Voor deze visitatie is de heer Molkenboer aanvullend individueel geïnstrueerd.
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
61/69
Opleiding: 1960 – 1967 1973 – 1976 1985 – 1999
Hogere Textielschool Enschede; Spin- en weeftechnologie Western Carolina University, Cullowhee, N.C. USA, MBA degree Verschillende Managementopleidingen georganiseerd door Akzo Nobel, KNP BT en WMC en verzorgd door Insead, IMD en de Universiteit van Melbourne, Australia.
Werkervaring: 1967 – 1983 Verschillende posities in Nederland, Duitsland en USA, Akzo Nobel, Textiel- en Coatings divisie. 1983 – 1991 Algemeen Directeur, Akzo Nobel, Coatings bedrijven in Ternat en Vilvoorde, België 1991 – 1994 Algemeen Directeur, Van der Windt Groep, Honselersdijk, Verpakkingsdivisie van KNP BT 1994 – 1999 Divisie President, Talc Divisie, Amsterdam, WMC Ltd., Melbourne Australia 1999 – 2003 Voorzitter Raad van Bestuur, Koninklijke ”N.V. Nationaal Grondbezit”, Den Haag (op de Amsterdamse beurs bekend onder de naam NAGRON) 2003 – heden Directeur-eigenaar KUNISO bv, Management Consultants. Nevenactiviteiten: Voorzitter Stichting Nagron Pensioenfonds Consultant TEC, Top Executive Coaching, Maarsbergen Inkomend Voorzitter Rotary International Club Amsterdam Oost.
Panellid de heer drs. G.A.M. Gelsumino De heer Gelsumino is ingezet als panellid vanwege zijn domeindeskundigheid, zijn ervaring en zijn internationale deskundigheid. De heer Gelsumino heeft een ruime ervaring in Strategy, Marketing en Sales zowel vanuit het leiden van diverse operaties alsmede als adviseur van internationale bedrijven. Daarnaast is hij betrokken geweest bij de due dilegence en acquisitie van verschillende banken. Ook was hij verantwoordelijk voor de set up van een Fortis Greenfield operatie in Polen en de integratie van een aangekochte Poolse bank met deze Fortis bedrijfsonderdelen Hiervoor was hij 2 jaar woonachtig in Warschau. De heer Gelsumino heeft artikelen gepubliceerd over crm w.o. in het Financieel dagblad. Voor deze visitatie is hij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1976 – 1982 1982 – 1985 1985
VWO Bedrijfskunde, Erasmus Universiteit Rotterdam Postdoctorale opleiding bedrijfskunde IBO te Zeist Diverse bank-, management- en marketingopleidingen
Werkervaring: 1985 – 1991 ABNAMRO, middenmanagement, verkoop, administratie, filiaalmanager, manager detailhandel 1991 – 2000 Fortis bank, districtmanager, marketing, verkoop, beleid en personeelszaken, programmamanager van verschillende projecten Fortis/Amev verzekeringen; commercieel directeur, lid management team 2000 – 2001 Ernst and Young consulting, senior manager financiële industrie 2001 – 2003 Capgemini Ernst&Young, praktijkmanager ondernemings- en afzetstrategie 2003 – 2004 Capgemini consultancy, vice president
62/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
2005 – 2007 Fortis Polen, Algemeen directeur Consumenten financiën 2007 – heden Ernst & Young – partner en lid managementteam
Panellid de heer drs. H.M.H. Reumkens MLD De heer Reumkens is ingezet als panellid vanwege zijn onderwijsdeskundigheid, onder meer door zijn grote ervaring op het gebied van in-company managementopleidingen en zijn domeindeskundigheid en ervaring in het hoger onderwijs op het gebied van financiële en zakelijke dienstverlening. Ook is de heer Reumkens vakdeskundig, vertrouwd met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven, beoordeling en toetsing (minstens op niveau van de te beoordelen opleiding) en domeindeskundig op het gebied van International Business and Management Studies en Management, Economie en Recht. Daarnaast is de heer Reumkens deskundig op het gebied van Maatschappijleer en Personeel en Arbeid. Hij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining voor accreditatie in het hoger onderwijs en is voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd. Opleiding: 1967 – 1974 1974 – 1981 1982 – 1983 1987 – 1988 1993
Gymnasium A, diploma 1974, Bisschoppelijk College Roermond Sociale Pedagogiek en Andragogiek, KU Nijmegen, doctoraalexamen november 1981 Eerste-graadsopleiding Docent Maatschappijleer, Katholieke Hogeschool Tilburg, diploma 1984 Postdoctorale opleiding “Opleidingsadvisering en -management”, Tilburgs Instituut Academische Studies (TIAS), certificaat Aanvulling postdoctorale opleiding TIAS. Mastertitel: “Master of Learning and Development” (MLD)
Werkervaring: 1981 – 1983 Invalbanen Sociale Academies Arnhem, Eindhoven (docent) en HAVO Eindhoven (maatschappijleer). 1983 – 1990 N.V. Interpolis te Tilburg, Opleidingsfunctionaris 1990 – 1993 Coördinator managementopleidingen: opzetten en (laten) uitvoeren van managementopleidingen 1994 N.V. Interpolis te Tilburg, manager facilitair bedrijf kantoor Roermond, tevens controlefunctionaris en rechterhand locatie-directeur 1995 – 1997 N.V. Interpolis te Tilburg, manager Opleidingen, verantwoordelijk voor opleidingsafdeling: ontwikkeling en uitvoering verzekeringsopleidingen voor medewerkers van lokale Rabobanken. 1997 – 2000 N.V. Interpolis te Tilburg, manager Opleiding en detachering 2000 – heden Rabobank Nederland: Programmamanager van diverse managementopleidingsprogramma’s voor de Rabo-gelabelde bedrijfsonderdelen Chairman Governing board European Training Programme UNICO Banking Group
De heer M. van den Meerendonk De heer Van den Meerdendonk heeft vanuit diverse functies en uiteenlopende werksettings en ruime kennis van en ervaring met Logistiek en Bedrijfseconomische en managementvraagstukken opgedaan. Ook is hij door zijn functie als gastdocent aan het Scheepvaart & Transport College te Rotterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam bekend met het beroepsonderwijs en beschikt hij over onderwijsdeskundigheid. Hij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining Hoger Onderwijs en heeft vanuit eerdere visitaties (onder meer door lidmaatschap van de visitatiecommissie van de
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
63/69
HBO raad voor de Opleidingen Logistiek (2004) kennis van de accreditatiesystematiek. De heer Van den Meerendonk heeft vanuit opleiding en werkervaring tevens internationale kennis van het domein. Voor deze visitatie is hij aanvullend individueel geïnstrueerd. Opleiding: 1973 – 1978 1979 – 1981
Werkervaring: 1973 – 1977 1977 – 1981 1981 – 1985 1985 – 2006
Scheepstransportcollege Rotterdam Fenex Krauthammer, Management
Dammers & Van der Heide BV, rederij Kersten, Huni & Co, cargadoor EastMed Shipping Line, Directeur Van den Meerendonk 4 PL BV, Rotterdam/Antwerpen, Directeur
Panellid student de heer R.R.P. Stigter De heer Stigter is ingezet als student panellid. Hij is tweerdejaarsstudent Master Accounting & Finance aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, na de Bacheloropleiding Accounting & Finance met goed gevolg te hebben voltooid. De heer Stigter beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen Accounting & Finance. Hij is qua leeftijd en vooropleiding representatief voor de primaire doelgroep van deze opleiding. De heer Stigter is individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1988 – 1996 1996 – 2002 2004 – 2005 2002 – 2006 2006 – heden
Basisschool, Open Vensters te Vlaardingen (afgerond) Havo, N&T + Economie 1 & Biologie, Spieringshoek te Schiedam (afgerond) Half jaar, Modules, University of Luton in London Luton, England (afgerond) Bachelor, Bedrijfseconomie, HES te Rotterdam (afgerond) Master, Accounting & Finance, Erasmus Universiteit te Rotterdam (heden)
Werkervaring: 2001 – 2003 2002 – heden 2003 – heden 2005 2006
TNT Post V&W (Catering uitzendbureau) Rent a Butler (Catering uitzendbureau) PriceWaterhouseCoopers (Accountants) CSR Academy (Adviesbureau op gebied van MVO)
De heer drs. ing. A.G.M Horrevorts: De heer Horrevorts is ingezet als panellid NQA. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij INK en Lloyd’s Register. Door zijn ervaring heeft de heer Horrevorts tevens deskundigheid in de beoordeling van afstandsonderwijs. In 2000 volgde hij de postgraduate course ‘Institutional Management and Change in Higher Education’ aan het Centre for Higher Education Policy Studies (CHEPS), Universiteit Twente en Open University, Engeland.
64/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
Opleiding: De heer Horrevorts studeerde Metaalkunde aan de HTS te Utrecht en Sociale Geografie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Werkervaring: Na de studie HTS werkzaam als ontwikkelingswerker / leraar in het technisch beroepsonderwijs op de Filippijnen. Van 1985 tot 1992 werkzaam als projectleider ‘ontwikkelingseducatie’ in een project van de stichting Tool, HBO-raad en Nuffic. Ontwikkelen van educatief materiaal in samenwerking met HTS-en. Thema: Techniek en samenleving / internationalisering / ontwikkelingssamenwerking. Van 1993 tot 2000 was de heer Horrevorts werkzaam bij de Nuffic als programmamedewerker hoger (beroeps)onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Hij beheerde onderwijsprojecten aan universiteiten in de Filippijnen, India en Bangladesh. Van 2000 – 2003 was hij werkzaam bij de HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg. Hij was secretaris van diverse visitatiecommissies: CMV, SJD, Technische Natuurkunde, Voortgezette opleiding Theater, Tuinbouw en Akkerbouw en de visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep. De heer Horrevorts is sinds januari 2004 auditor bij de Netherlands Quality Agency (de verzelfstandigde afdeling Kwaliteitszorg van de HBO-raad).
Panellid NQA de heer J.R. Koopmans Panellid de heer Koopmans heeft in 2008 de opleiding Facility Management aan de Hanzehogeschool Groningen afgerond. Met zijn Bachelor Degree of Business Administration is hij begin 2008 als junior auditor bij NQA begonnen. Hij is bekend met het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en is ingewerkt in de werkwijze van NQA. Opleiding: 1992 – 1996 1996 – 1998 1998 – 2002 2004 – 2008
Mavo Mbo Levenmiddelentechnologie (nu Mbo Voeding) Mbo Informatie en Communicatie Technologie Hbo Facility Management
Werkervaring: 2002 – 2004 2007 2007 2008 – heden
Restaurant Lyf's, zelfstandig werkend kelner Novon Schoonmaak, Managementstage bedrijfsbureau (assistant to the manager) Alysis Zorggroep, Afstudeerstage facilitair bedrijf (advies m.b.t. klanttevredenheid) NQA, junior auditor
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
65/69
66/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
Bijlage 3:
Tijdstip
Bezoekprogramma
9 juli 2008
Deelnemers
12.30 – 13.15
Programmaonderdeel Ontvangst Materiaalbestudering Lunchpauze
13.15 – 14.00
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement
14.00 – 15.00
Gesprek met studenten
15.15 – 16.15
Gesprek met docenten
Representatieve groep studenten, verspreid over opleidingen (in geval van cluster), studiejaren, varianten, vooropleiding Representatieve groep docenten: verspreid over opleidingen (in geval van cluster), vakken, specifieke taken (bijv. begeleiding/coachen, varianten etc.)
16.15 – 17.30
Paneloverleg / Materiaal bestuderen
Tijdstip
Programma onderdeel
09.00 – 10.00
11.15 – 12.15
Gesprek met werkveld Leden werkveldcommissie. Eventueel werkgevers afgestudeerden Gesprek met afgestudeerden - Recent afgestudeerden (max. 3 jaar) Rondleiding en paneloverleg
12.15
Lunchpauze
13.00 – 14.30
Extra gesprek over begeleiding en beoordeling van studenten
14.30 – 15.00
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
15.15
Vertrek panel
09.00 – 12.30
10.00 – 11.15
(Visitatiepanel)
10 juli 2008
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
67/69
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Ter inzage gelegd materiaal: 1. Beleidsdocumenten op opleidings- en hogeschoolniveau waaruit in kwalitatieve en kwantitatieve zin blijkt hoe in de afgelopen jaren aan de opleiding gestalte is gegeven en welk beleid de opleiding de komende jaren voor ogen heeft. 2. Onderwijsbeleid en toetsbeleid. 3. Een representatieve selectie uit het studiemateriaal, zoals: • Readers/syllabi (selectie) • Moduleboeken en handleidingen of studiewijzers (compleet overzicht), • (Stage- en afstudeer)handleidingen • Literatuurlijst en boekenlijst + selectie van boeken (onderscheiden in verplicht en aanbevolen) • Projectopdrachten (selectie). 4. Een representatieve set van gemaakte toetsen (inclusief beoordelingen): • Toetsen • Opdrachten • Portfolio’s en assessments • Stageverslagen • Projectverslagen. 5. Personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren, scholingsplan). 6. Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem: • Beleid, overzicht van evaluatie-instrumenten, streefcijfers • Recente evaluatierapporten (zowel intern als extern, inclusief de meetinstrumenten) van aspecten van het onderwijs, zoals verslagen van gecommitteerden, evaluaties door studenten en docenten, module-evaluaties, studenten tevredenheidsonderzoek, uitkomsten en analyses van evaluaties en verbeteractiviteiten. 7. Samenstelling van relevante overlegorganen (opleidingscommissie, werkveldadviescommissie, examencommissie, stafoverleg, e.a.) statuten/reglementen en /notulen van de overlegorganen. 8. Overzicht van externe contacten en aard van die contacten. 9. Afstudeerproducten inclusief beoordelingen voor zo ver aanvullend op de reeds toegestuurde documenten. In het geval niet alle eindkwalificaties (facet 1.1) in de eindwerkstukken worden beoordeeld, wil het panel van enkele van de studenten ook de producten inzien, waaruit blijkt dat de overige eindkwalificaties zijn bereikt (facet 6.1). Dit kunnen bijvoorbeeld portfolio’s, stagewerk-stukken/-verslagen of andere producten zijn. Deze informatie ligt tijdens de visitatie ter inzage. 10. De meest recente voorlichtingsbrochure en overig relevant voorlichtingsmateriaal. 11. Alle overige documenten waar de opleiding in het zelfevaluatierapport naar verwijst.
68/69
© NQA - visitatie Hs. Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl Opleidingscompetenties: Masters Beleidsrapport 2008. Geeft per specialisatie een uitgebreide beschrijving van het kennisdomein, de daarbij behorende kenniscompetenties en de daaruit herleide eindkwalificaties.
© NQA - visitatie Hs Rotterdam: cluster hbo-masters MFC/MFA/MLM, Rotterdam Business School (vt)
69/69