Hogeschool Rotterdam, Rotterdam Willem de Kooning Academie Opleiding: Croho: Opleiding: Croho:
Autonome Beeldende Kunst, bachelor; 39110, varianten: voltijd en deeltijd Vormgeving, bachelor; 39111, varianten: voltijd en deeltijd
Visitatiedatum: 3 en 4 oktober 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2007
2/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5
5 7 8 11 12
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 20 31 35 38 43
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke en opleidingsspecifieke competenties
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
47 48 56 60 63 68
3/69
4/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
5/69
6/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleidingen Autonome Beeldende Kunst en Vormgeving van de Willem de Kooning Academie te Rotterdam heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in augustus 2007, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 3 en 4 oktober 2007. Het panel bestond uit: De heer drs. R.A.M. Visschedijk (voorzitter, domeinpanellid); De heer L. Pennock (domeinpanellid); De heer drs. R.J. Guldemond (domeinpanellid); De heer B. van Elderen (domeinpanellid); De heer H. den Breejen (studentpanellid); De heer drs. L.S. van der Veen (NQA-auditor); Mevrouw M.J.E. Wegkamp (NQA-junior auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
7/69
1.2
Inleiding
De Hogeschool Rotterdam (HR) biedt ongeveer 80 bacheloropleidingen en 12 masteropleidingen aan. Bij de HR staan ruim 23.000 studenten ingeschreven; de afgelopen jaren is er sprake van een grote groei van het aantal studenten. Het aanbod van de HR is breed. De opleidingen van de HR zijn tot het studiejaar 2006/2007 ondergebracht bij in totaal 17 clusters. De opleidingen worden ondersteund door negen centrale diensten. Het college van bestuur fungeert als bevoegd gezag dat zich primair richt op de strategische positie en ontwikkeling van de hogeschool. De hogeschool ontwikkelt zich thans van een opleidingsinstituut naar een kennisinstituut. De missie van de HR luidt als volgt: De hogeschool Rotterdam is dé Rotterdamse hogeschool, waar mensen hun grenzen verleggen door leren en werken, denken en doen. De hogeschool biedt een breed pakket van hbo-opleidingen uit diverse sectoren aan voor ieder die daartoe de capaciteiten heeft en wil daarmee tegemoet komen aan de maatschappelijke behoefte aan hoger opgeleiden, in de eerste plaats in de regio. Bij de ontwikkeling van het aanbod van opleidingen, minoren, lectoraten en kenniskringen laat de HR zich leiden door de thema s die voor de stad en de regio van belang zijn. Er zijn in 2006 acht centrale thema s met een eigen programma geformuleerd die steden worden genoemd. Voorbeelden zijn de Gezonde stad, Bouwende stad, Creatieve stad en Lerende stad. Aan de steden zijn lectoraten, minoren gericht op centrale vragen uit de steden en projecten die een innovatieve bijdrage leveren aan de omgeving gekoppeld. Rond thema s die voor de regio belangrijk zijn, is er sprake van wederzijdse samenwerking. Hierbij levert het werkveld een actieve bijdrage aan de opleidingen en leveren de opleidingen bijdragen aan de ontwikkelingen van het werkveld (Outside in, Inside out). Centraal staat de ambitie van de HR zich te profileren als kennisinstituut voor de regio Rotterdam. De HR wil haar kracht ontlenen aan een stevige binding met de stad en de regio waarin zij geworteld is. Vooral het onderzoek van de lectoraten is gericht op concrete vraagstukken uit de omgeving van de HR. Hiermee wil zij als kennisinstituut een bijdrage leveren aan de innovatie en aan economische en sociale ontwikkeling van de omgeving. De opleidingen zijn tot en met het studiejaar 2006-2007 ondergebracht bij clusters. Met de ontwikkelingen rondom de steden en de snelle groei van het aantal studenten is de behoefte ontstaan de steden en de bijbehorende lectoraten, kenniskringen, masteropleidingen en contractactiviteiten organisatorisch een prominentere plaats te geven. Daarom worden vanaf september 2007 de opleidingen ondergebracht bij instituten. Er worden 11 instituten gevormd. De hogeschool hanteert bij de vorming van de instituten het uitgangspunt dat de twee-lagenstructuur wordt gehandhaafd en steden, clusters en (commercieel) maatwerk worden samengevoegd. De omvang van de nieuwe instituten is ongeveer 2500 studenten. De centrale taak van de instituten is het verzorgen van bacheloropleidingen. Daarnaast komt er meer ruimte voor maatwerktrajecten, kenniskringen en lectoraten. Ook de contractactiviteiten worden ondergebracht bij de instituten. Per instituut zal er een directie zijn met een voorzitter en een lid of adjunct-directeur.
8/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
Het beleid van de HR op het gebied van internationalisering is vastgelegd in de Beleidsnota Internationalisering hogeschool Rotterdam 2005. De nota biedt een kader waarbinnen clusters en opleidingen naar eigen inzicht en in relatie tot het eigen beroepsprofiel invulling kunnen geven aan het internationaliseren van het onderwijs. Waar zinvol en relevant worden opleidingen aangezet internationale en interculturele aspecten in de programma s te integreren, student- en docentmobiliteit te stimuleren, een internationaal netwerk op te bouwen, Engelstalig onderwijs aan te bieden, te participeren in partnerschappen met buitenlandse onderwijsinstellingen en te participeren in internationale projecten met het oog op kennisuitwisseling. Ook is in de beleidsnota een aantal ambities verwoord op het gebied van internationalisering. Ten eerste wil de hogeschool een leeromgeving bieden waarbinnen studenten competenties kunnen verwerven om in een geïnternationaliseerde en interculturele beroepssetting en leefomgeving te functioneren. Verder wil de hogeschool door een actueel en innovatief onderwijsaanbod de concurrentiepositie binnen en buiten Nederland versterken. Tenslotte wil de hogeschool deelnemen aan internationale (interdisciplinaire) projecten die aansluiten bij de speerpunten van de hogeschool en waarmee de hogeschool zich kan profileren als innovatief kennisinstituut dat bijdraagt aan de ontwikkeling van landen met een onderwijsachterstand. Met het oog op het intensiveren en professionaliseren van de contacten met het werkveld en de HR, de clusters en de opleidingen voert de hogeschool een tweesporenbeleid. Dit betekent concreet het inrichten in de nieuwe organisatiestructuur van een HR-centraal Centrum Externe Betrekkingen als aanvulling op bestaande contacten met op externe contacten gerichte media: website, telefooncentrale, drukwerk. Het Centrum Externe Betrekkingen ondersteunt en voedt de HR bij de marktbepaling en het onderzoeken van het assortiment. Daarnaast worden op clusterniveau de externe betrekkingen geprofessionaliseerd door het inrichten van Bureaus Externe Betrekkingen als coördinatiepunt voor alle praktijkgerelateerde onderwijsactiviteiten en de relaties met de omgeving. Aldus vervullen deze bureaus een fysieke loketfunctie voor externe relaties en studenten. De Willem de Kooning Academie (WdKA) is een onderdeel van hogeschool Rotterdam. De Academie biedt hbo-opleidingen in art, media and design. De Academie is vernoemd naar oud-student Willem de Kooning. Aan de academie studeren 1671 studenten. Het totaal aantal docenten is 189 (81 fte), waarvan 27 onderwijsondersteunend (18 fte). De academie heeft drie bacheloropleidingen: Autonome Beeldende Kunst, Vormgeving en Docent Beeldende Kunst en Vormgeving. Ze hecht aan een sterke interactie met de maatschappelijke omgeving. De visie van de Academie kent vijf kernbegrippen; artistiek hoogwaardig; toepassingsgericht; internationaal; maatschappelijk betrokken; interdisciplinair en mediagericht.
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
9/69
De opleiding Autonome Beeldende Kunst draagt bij aan het visuele bewustzijn, de visuele communicatie en de diversiteit van de privé- en publieke omgeving. Tijdens deze opleiding wordt de student opgeleid tot beeldend kunstenaar met een eigen handtekening. De student werkt volgens een persoonlijk artistiek plan. Idee-ontwikkeling staat tijdens deze studie centraal. De opleiding wordt in voltijd en in deeltijd (Grafiek en Tekenen) aangeboden. In 2006 stroomden er in totaal 38 studenten in bij deze opleiding. Onder de opleiding vormgeving vallen de volgende studierichtingen: Grafisch Ontwerpen, Illustratie, Advertising, Interieurarchitectuur, Mode, Lifestyle&Design, Animatie, Audiovisueel Ontwerpen en Interactieve Multimedia. De opleiding wordt in voltijd en in deeltijd (richtingen Grafisch Ontwerpen/Advertising en Ruimtelijke Vormgeving/Stijl) aangeboden. Bij de opleiding Vormgeving stroomden in 2006 in totaal 423 studenten in. Grafisch ontwerpen gaat over ordening en vormgeving van informatie tekst én beeld opdat die optimaal communiceert. De student werkt tijdens zijn studie aan ontwerpopdrachten voor print-producten en voor digitale media, bijvoorbeeld brochures, huisstijlen en beeld voor het web. Bij de richting Illustratie gaat het om beeldmaken. Illustratoren leveren een belangrijke bijdrage aan de sterke beeldgerichte communicatiecultuur. Tijdens de studie leert de student een beeld te bedenken, te tekenen en te schilderen en digitale technieken. Bij de richting advertising traint de student zijn beeldontwikkeling, de ontwerpmethodiek, de typografie, de creative marketing en basisvaardigheden in de relevante software. De student wordt opgeleid tot artdirector. Als artdirector ben je de link tussen de opdrachtgevers en alle creatieve . Tijdens de richting Interieurarchitectuur wordt de student opgeleid tot interieurarchitect. De studenten leren te werken aan de inrichting, aanpassing, indeling van binnenruimten: winkels en restaurants, soms wooninterieurs, of meer onpersoonlijke ruimten in kantoorgebouwen, beursstands of tentoonstellingen. Bij interieurarchitectuur gaat het erom dat de bezoekers en gebruikers zich comfortabel en geborgen voelen, en de juiste sfeer ondergaan. Bij de richting Mode wordt de student opgeleid tot één van de designers achter de labels . Ze leren hun creativiteit en marktinzicht in te zetten om binnen de identiteit van een opdrachtgever of doelgroep trends te definiëren. Toekomstvisies en de visualisering staan centraal binnen deze studierichting. De studierichting Lifestyle & Design leidt op voor allround stylisten. Zij werken vanuit hun visie op actuele ontwikkelingen in de mode en in de maatschappij, en zij passen die visie toe op vragen uit uiteenlopende branches. De allround stylist is in staat trends te signaleren, die om te zetten in concreet toegepast beeld en hij kan marktbehoeften onderkennen en voorzien. Tijdens de richting Animatie leren de studenten leven in iets levenloos te blazen. Ze leren eigen inhoudelijke concepten te ontwikkelen en een eigen handschrift te creëren. Tijdens de richting Audiovisueel ontwerpen leren de studenten zelfstandig hele AVproducties te ontwerpen en/of te functioneren als regisseur. Een audiovisueel ontwerper maakt zelfstandig AV- producties, met een eigen stempel op zowel de inhoud als de uiteindelijke vorm.
10/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
Bij de studierichting Interactieve media staan ideevorming en experiment met technische vernieuwing centraal: het gaat om innovatief beeld en visionaire toepassingen. De student ontwikkelt beeldende kwaliteiten in de wisselwerking tussen Autonome Beeldende Kunst en andere ontwerpdisciplines. De beide opleidingen, zowel voltijd als deeltijd, worden verzorgd door 159 onderwijsgevende en -ondersteunende medewerkers in een formatieomvang van 58,8 fte. Er worden vaak docenten uit het werkveld ingeschakeld. Bij de Willem de Kooning Academie draait het bij elke studie om Beeldende creativiteit gebaseerd op een concept. Zoals Willem de Kooning zelf zei: I have to change to stay the same . 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Voorafgaand aan de visitatie van de opleidingen is door twee auditoren van NQA een generieke agenderende audit uitgevoerd op instellingsniveau (15 maart 2005). Hierbij zijn de generieke, opleidingsoverstijgende aspecten geaudit. De resultaten zijn voorgelegd aan de hogeschool en ter beschikking gesteld aan het visitatiepanel, dat de resultaten heeft betrokken bij de beoordeling van de opleiding. Ter voorbereiding van de visitatie heeft de NQA-auditor het informatiedossier gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode september 2007 inhoudelijk voor op het bezoek in oktober 2007. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd.
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
11/69
Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in november 2007 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in december 2007 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices . In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de
12/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk zijn gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen. 1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Aut. BK Votijd Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen Goed 1.2 Niveau bachelor Goed 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo Goed 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud Goed programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Goed 2.4 Studielast Goed 2.5 Instroom Goed 2.6 Duur Voldaan 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed 2.8 Beoordeling en toetsing Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen hbo Goed 3.2 Kwantiteit personeel Goed 3.3 Kwaliteit personeel Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen Excellent 4.2 Studiebegeleiding Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten Goed 5.2 Maatregelen tot verbetering Goed 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Goed Totaaloordeel Positief Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau Goed 6.2 Onderwijsrendement Goed Totaaloordeel Positief
Aut. BK Deeltijd
Vormgeving Voltijd
Vormgeving Deeltijd
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed
Goed Goed
Goed Goed
Goed Goed Goed Voldaan
Goed Goed Goed Voldaan
Goed Goed Goed Voldaan
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Excellent Goed Positief
Excellent Goed Positief
Excellent Goed Positief
Goed Goed
Goed Goed
Goed Goed
Goed Positief
Goed Positief
Goed Positief
Goed Voldoende Positief
Goed Goed Positief
Goed Voldoende Positief
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
13/69
Doelstellingen opleiding Het panel beoordeelt voor beide opleidingen de facetten 1.1 Domeinspecifieke eisen, 1.2 Niveau Bachelor en 1.3 Oriëntatie hbo bachelor met een goed. Het oordeel over het onderwerp is voor beide opleidingen derhalve positief. Programma Het panel beoordeelt voor beide opleidingen het facet 2.6 Duur met voldaan. De overige facetten worden als goed beoordeeld. Het panel heeft veel waardering voor de wijze waarop het programma is vormgegeven. De programma s kenmerken zich door een goede structuur, waarbinnen veel ruimte is voor de eigen ontwikkeling van de studenten. Het oordeel over het onderwerp is voor beide opleidingen derhalve positief. Inzet van personeel Het panel beoordeelt voor beide opleidingen de facetten 3.1 Eisen hbo, facet 3.2 Kwantiteit personeel en Facet 3.3 Kwaliteit personeel met een goed. Het oordeel over het onderwerp is voor beide opleidingen derhalve positief. Voorzieningen Het panel beoordeelt voor beide opleidingen facet 4.1 Materiële voorzieningen met een excellent en facet 4.2 Studiebegeleiding met een goed. Het oordeel over het onderwerp is voor beide opleidingen derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Het panel beoordeelt voor beide opleidingen facet 5.1 Evaluatieresultaten, facet 5.2 maatregelen tot verbetering en facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld met een goed. Het oordeel over het onderwerp is voor beide opleidingen derhalve positief. Resultaten Het panel beoordeelt voor beide opleidingen facet 6.1 Gerealiseerd niveau met een goed. Facet 6.2 Onderwijsrendement wordt voor de voltijdopleidingen met een goed beoordeeld, voor de deeltijdopleidingen met een voldoende. Het oordeel over het onderwerp is voor beide opleidingen derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de beide opleidingen op de zes de onderwerpen positief scoren. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleidingen positief is.
14/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
Deel B: Facetten
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
15/69
16/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De HR stimuleert dat clusters en opleidingen stevige verbindingen leggen met de beroepspraktijk. De HR institutionaliseert en professionaliseert de relaties met de beroepspraktijk in de bureaus externe betrekkingen op centraal en instituutsniveau. Hierdoor zijn de clusters en opleidingen op de hoogte van actuele eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden. Het aanbod aan minoren (een samenhangend programma van 30 EC in het derde en vierde jaar van de opleiding) is voor elke opleiding een profilerend element. De HR bevordert dat de minoren aansluiten op actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk. De minor biedt de student een extra inhoudelijke startkwalificatie en de student ontwikkelt een innovatieve competentie. De eindkwalificaties (competenties) van beide opleidingen zijn ontleend aan de domeinspecifieke opleidingsprofielen die het Nederlandse kunstvakonderwijs gezamenlijk heeft opgesteld in het Overleg Beeldende Kunstonderwijs (Opleidingsprofiel Beeldende Kunst, oktober 2006; Opleidingsprofiel Vormgeving, oktober 2006). De Federatie van Kunstenaarsverenigingen trad bij de validatie ervan in 2002 op als coördinerende partij namens de kunstpraktijk. De beroepsprofielen zijn in 2002 vastgesteld door de HBO-raad. Deze competenties zijn: creërend vermogen; vermogen tot kritische reflectie; vermogen tot groei en vernieuwing; organiserend vermogen; communicatief vermogen; omgevingsgerichtheid; vermogen tot samenwerking. Deze zeven competenties zijn gekoppeld aan drie domeinen: het artistiek-vaktechnische; het professioneel-maatschappelijke; en het theoretische domein. In het zelfevaluatierapport wordt aangegeven dat de Willem de Kooning Academie binnen de eindkwalificaties eigen accenten legt, met name op samenwerken en op interdisciplinariteit, die in het hedendaagse beroepenveld een belangrijke rol spelen, onder andere onder invloed van de digitale media. De beroepenveldcommissies doen aanbevelingen om de eindkwalificaties of het programma bij te stellen. Dat heeft recent bijvoorbeeld geleid tot het ontwikkelen en invoeren van de nieuwe studierichting Lifestyle Design binnen de opleiding Vormgeving.
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
17/69
De opleidingen toetsen hun eindkwalificaties regelmatig aan die van nationale en internationale partners. Daartoe heeft zij regelmatig overleg in het Overleg Beeldende Kunst, het Network for International Cooperation (NICA), het Bristol/Berlijn netwerk, de European Leage of Institutes in the Arts (ELIA), het Network for European Design Education & Research (CUMULUS), en de International Council of Fine Arts Deans (ICFAD). De opleidingen hebben hun eindkwalificaties (competenties) afgezet tegen die van het Maryland Institute College of Art in Baltimore, de Karel de Grote hogeschool Sint Lucas in Antwerpen en de University of Central England in Birmingham. Daaruit blijkt dat de competentie organiserend vermogen bij deze drie instituten niet wordt genoemd. De competentie vermogen tot samenwerking is alleen bij de University of Central England onderdeel van de eindkwalificaties. De overige competenties worden ook door de drie genoemde buitenlandse instituten gehanteerd. Tijdens de gesprekken komt naar voren dat de opleidingen kiezen voor een breed profiel. Studenten worden niet opgeleid in een bepaalde school , maar worden gestimuleerd zichzelf en hun eigen handtekening te ontwikkelen. De ontwikkeling van de student staat centraal. In het onderwijs wordt het accent gelegd op crossovers en op de ontwikkeling van idee tot concept. Dit beeld van het profiel wordt blijkens de gevoerde gesprekken breed gedragen. Werkveldvertegenwoordigers spreken over de opleidingen als praktisch en conceptueel.
Facet 1.2
Niveau bachelor
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Ter ondersteuning van de invulling van de Dublin-descriptoren op opleidingsniveau heeft de HR een hogeschoolbrede concretisering van de Dublin-descriptoren geformuleerd voor zowel de bacheloropleidingen als de masteropleidingen. De landelijk vastgestelde competenties (Opleidingsprofiel Beeldende Kunst, oktober 2006; Opleidingsprofiel Vormgeving oktober 2006) zijn mede gebaseerd op de Dublin-descriptoren. In de profielen wordt het hbo-niveau gekenschetst en afgezet tegen het masterniveau. De zeven competenties vertegenwoordigen naar de mening van het panel het bachelorniveau, zoals omschreven in de Dublin-descriptoren. Zo komt de Dublin-descriptor toepassen van kennis en inzicht tot uitdrukking in de competentie creërend vermogen en is de Dublin-descriptor communicatie in de competenties vertegenwoordigd. De zeven competenties zijn vertaald naar zeven leerdoelen voor respectievelijk de semesters 1 en 2 en voor de leerjaren 2, 3 en 4. De competenties zijn gespecificeerd in vier niveaus die overeenkomen met de vier leerjaren.
18/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
Facet 1.3
Oriëntatie hbo bachelor
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De beroepsgerichte identiteit van het HR-onderwijs komt tot uiting in de contacten met het beroepenveld op het niveau van de hogeschool, de clusters en de opleidingen in de Bureaus Externe Betrekkingen. De eindkwalificaties (competenties) van de opleidingen zijn ontleend aan de domeinspecifieke opleidingsprofielen die het Nederlandse kunstvakonderwijs gezamenlijk heeft opgesteld in het Overleg Beeldende Kunstonderwijs (Opleidingsprofiel Beeldende Kunst, oktober 2006; Opleidingsprofiel Vormgeving, oktober 2006). Deze zijn in 2002 door het beroepenveld gevalideerd (vergelijk 1.1). De zeven competenties zijn gekoppeld aan drie domeinen: het artistiekvaktechnische; het professioneel-maatschappelijke; en het theoretische domein. De opleidingen maken binnen het professioneel-maatschappelijke domein een onderscheid in het domein concept/artistiek en het domein internationale beroepspraktijk/product. Daarmee wordt uitdrukking gegeven aan de keuze voor de conceptuele, ideematige kant van het onderwijs in een proces van experiment en research enerzijds en de internationale oriëntatie op de beroepspraktijk anderzijds. De opleidingen sluiten aan op de veranderingen in de beroepspraktijk van de beeldende kunst en vormgeving. De scheidslijnen zijn volgens de academie vervaagd tussen de kunsten en de vormgevingsdisciplines onderling, tussen high art en low culture , tussen kunst en technologie, informatie en entertainment. Het beroepenveld is nu interdisciplinair en maakt deel uit van een mondiale beeldcultuur. De opleidingen onderschrijven de beroepsvisie die is verwoord in de landelijke opleidingsprofielen. Volgens deze profielen geeft de autonoom beeldend kunstenaar zin en betekenis aan het leven door het maken van kunstwerken die een beroep doen op de gevoelens en de reflectieve vermogens van de beschouwer en op diens kennis van de geschiedenis van de kunsten. In de werken komt de persoonlijke beeldtaal en de artistieke visie van de kunstenaar tot uiting, alsook nieuwe inventies ten aanzien van het vakgebied van de beeldende kunst. Vormgever is een parapluterm voor vormgevende ontwerpers uit verschillende disciplines, die in het proces van het tot stand brengen van een product activiteiten verrichten die tot de vorm van dit product leiden. De producten die hij ontwerpt zijn (zakelijke, industriële of huishoudelijke) gebruiksvoorwerpen (Opleidingsprofiel Beeldende Kunst, oktober 2006; Opleidingsprofiel Vormgeving oktober 2006). Het panel onderschrijft de beroepsvisie van de opleidingen.
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
19/69
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen hbo
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De HR wil de praktijk een centrale plaats gegeven in het curriculum door de beroepspraktijk in de school te halen (Outside in). Vanaf het begin van de studie wordt studenten geleerd om vraagstukken aan te pakken die ze in hun beroepspraktijk tegenkomen. Het betreft zoveel mogelijk échte vraagstukken met een échte opdrachtgever. Zoveel mogelijk samen met andere studenten, ook met studenten van andere opleidingen. Elke student van de HR wordt een aantal keuzemogelijkheden geboden. Daarmee wordt ingespeeld op de diversiteit van de beginsituaties en leervragen van de studenten. Ten eerste zijn 12 EC gereserveerd voor keuze- en bijspijkeronderwijs. Voorts omvat ieder curriculum een minor met een omvang van 30 EC. De opleiding heeft een overzicht van de minoren waaruit studenten kunnen kiezen. De minoren bieden de studenten een extra inhoudelijke startkwalificatie. Het werken aan concrete vraagstukken uit de beroepspraktijk staat centraal in het minorprogramma. Ook verdiept de student zich in nieuwe conceptuele kaders. Er worden drie typen minoren onderscheiden: verbredende minoren, verdiepende minoren, en doorstroomminoren. Het assortiment aan minoren sluit aan bij de strategische inzet van de hogeschool (speerpunten). Kenniskringen van de HR hebben een rechtstreekse verbinding met het onderwijs. Nieuw ontwikkelde inzichten worden vertaald in het onderwijsprogramma. Ook leveren de studenten bij aan het ontwikkelen van die kennis. Studenten leveren hun bijdrage door te participeren in onderwijsprojecten die gericht zijn op het aanpakken van reële vragen uit de praktijk. De Willem de Kooning Academie heeft vier jaar lang een lectoraat gehad. Op dit moment is sprake van een overgangsperiode naar een nieuwe invulling daarvan. De opleidingen sluiten aan bij het Rotterdamse Onderwijsmodel (ROM). Op basis daarvan zijn in de curricula drie samenhangende leerlijnen aan te wijzen: kennisgestuurd, praktijkgestuurd en studentgestuurd (zie verder 2.7). De opbouw van beide opleidingen loopt in het eerste semester parallel. Studenten volgen gezamenlijk onderwijs. Het is algemeen oriënterend en is de basis voor de 20/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
vervolgstudie. De kennisgestuurde leerlijn heeft de meeste nadruk. Daarnaast is er aandacht voor beroepsoriëntatie om studenten een eerste indruk van de studierichtingen te bieden. Aan het eind van dit semester is er een integrale beoordeling. Het tweede semester is gedeeltelijk gezamenlijk en is daarnaast ingevuld vanuit de studierichtingen. Het biedt de voorbereiding op de definitieve keuze voor de opleiding en studierichting. Het tweede studiejaar is er geen gezamenlijk programma meer, maar verdiepen studenten zich in de vakstudie. Deze heeft dan nog een breed karakter. In het derde studiejaar maakt de student een keuze voor een verdiepende of verbredende minor en ontwikkelt hij meer een eigen visie op het vak. In semester 7, in het vierde studiejaar, volgt de student Vormgeving een stage, in binnen- of buitenland. Hij kan ook kiezen voor een uitwisseling naar een buitenlandse academie. De student Autonome Beeldende Kunst werkt in dit semester zelfstandig in een gedeeld atelier. In het laatste semester schrijven de studenten van beide opleidingen een scriptie (theoretisch onderzoek) en voeren een of meer praktijkopdrachten uit. Hierin kan de student aantonen dat hij beschikt over de kwalificaties voor een beginnend beroepsbeoefenaar. Praktijkvaardigheden en kennis gaan samen in opdrachten. Het merendeel van de lesopdrachten is in de vorm van projecten, in het algemeen ontleend aan de beroepspraktijk van docenten of van externe opdrachtgevers. De opdrachten omvatten het gehele creërende proces met inbegrip van de conceptuele en theoretische ideeënwereld van kunsten en vormgeving. De student moet een permanente onderzoekende attitude ontwikkelen. Deze wordt enerzijds verworven in het vak ideeontwikkeling (de ontwikkeling van het individuele creatieve proces), anderzijds door opdrachten in het kader van theorievakken kunsten cultuurgeschiedenis. Daar leert de student tevens zijn werk te plaatsen in de traditie en in de huidige ontwikkelingen. De opleidingen beschouwen theorie als een belangrijk onderdeel van het onderwijs, het is het fundament om te kunnen reflecteren op de ideeën en het werk van zichzelf en van medestudenten. De vakken worden gegeven aan de hand van (beeld)materiaal en vakliteratuur. De inhoud van de theorievakken sluit waar mogelijk aan bij de praktijkopdrachten. Door de inzet van veel tijdelijke docenten en gastdocenten die direct in de beroepspraktijk staan komen de actuele ontwikkelingen in het curriculum aan de orde. Ook door deelname aan symposia, excursies, werkbezoeken en presentaties door alumni komen studenten in contact met actuele ontwikkelingen in de kunstpraktijk. Studenten kunnen tevens deelnemen aan prijsvragen en wedstrijden. De Willem de Kooning Academie beschikt over twee interdisciplinaire platforms, waarin de academie het traditionele strikte onderscheid tussen autonoom en vormgeving opheft. In het StadsLab werken studenten in interdisciplinaire teams aan praktijkcases uit de stad Rotterdam in samenwerking met externe partijen. Het is een regulier vak in Autonome Beeldende Kunst, over de context van kunst en over openbare ruimte. Het staat open voor studenten uit andere richtingen. In de AdCom studio werken studenten advertising en grafisch ontwerpen onder begeleiding van een creatief directeur aan externe opdrachten. Het CrossLab (recent gestart) © NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
21/69
ontwikkelt innovatief en technologisch hoogwaardig mediaonderwijs. Het fungeert als studierichting-overstijgend platform (Lab) en als vast onderdeel van het curriculum specifiek per studierichting. Studenten, alumni en externe deskundigen zijn volgens evaluaties positief over de praktijk in het onderwijs en over de onderwijsinhoud van beide opleidingen (Studenttevredenheidsonderzoek 2005, Kwaliteitszorgkringen 2006-2007, Alumnionderzoek 2000-2005, Kunstenmonitor 2005, Verslag externe deskundigen 20052006). Dit wordt bevestigd in de gesprekken van het panel. Uit de bestudering van het materiaal en de gesprekken blijkt dat de literatuurlijst alleen in het eerste jaar verplichte literatuur bevat (kunst- en cultuurgeschiedenis). Het eerste jaar is kennisgestuurd (in de vorm van hoorcolleges, opdrachten). Het tweede jaar is meer gericht op vaktheorie. Vanaf het derde jaar staat de eigen praktijk centraal en is de theorie ondersteunend. Dit sluit aan op het brede profiel waarin de eigen ontwikkeling van de student centraal staat (vergelijk 1.1). Na het eerste jaar bespreekt de studieloopbaancoach het traject met de student en wijst hem op literatuur (verplicht/keuze). De kennisgestuurde leerlijn is op die manier door de Willem de Kooning Academie gekoppeld aan de studentgestuurde leerlijn, in afwijking van het hogeschoolbeleid. Er worden veel uren besteed aan theorie (12 EC per jaar). Het panel heeft de literatuur en literatuurlijsten ingezien. De verplichte literatuur is basaal. De literatuurlijsten van het materiaal dat verder wordt gebruikt geeft een divers beeld en weerspiegelt naar de mening van het panel in voldoende mate de actuele stand van zaken. Studenten schrijven regelmatig papers. De scriptie is een theoretisch vooronderzoek voor het afstudeerwerk. In de deeltijdvarianten verwerft de student dezelfde competenties als in de voltijdvarianten, zij het in gecomprimeerde vorm en veelal in theorievorm. Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij situaties die worden ontleend aan de (eigen) praktijk. Projectonderwijs heeft een belangrijke plaats. Het panel is goed te spreken over de onderwijsprogramma s. De lesinhouden sluiten goed aan bij de ontwikkelingen in de kunst- en ontwerppraktijk en het proces en de attitudevorming komen goed aan bod. De interactie met de beroepspraktijk is sterk aanwezig. In de eerste studiejaren zijn er veel excursies en atelierbezoek, in het vierde jaar zijn er de stage respectievelijk werkperiode en het afstudeerproject. De actuele ontwikkelingen komen tot hun recht via de opzet met veel tijdelijke docenten en gastdocenten die direct in de beroepspraktijk staan. Uit de gesprekken van het panel blijkt dat veel studenten stages en lessen volgen in het buitenland en dat er veel buitenlandse studenten aan de Willem de Kooning Academie studeren. Studenten voelen zich gestimuleerd om naar het buitenland te gaan en worden er goed op voorbereid. Zij stellen daarvoor een studieplan op en houden in een portfolio hun ontwikkeling bij.
22/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De zeven competenties zijn vertaald naar zeven leerdoelen voor respectievelijk de semesters 1 en 2 en voor de leerjaren 2,3 en 4. In matrices per semester/leerjaar zijn aan deze leerdoelen indicatoren verbonden en toegedeeld naar de vier domeinen en de vijf fasen van het leerproces: idee-ontwikkeling, ontwerp, uitvoering, presentatie en reflectie. Bovendien is het niveau aangegeven (verg 1.2). Dit is eerst voor de opleiding Vormgeving op deze manier uitgewerkt. Inmiddels is dit vertaalproces van eindkwalificaties naar leerdoelen en lesaanbod ook bij de opleiding Autonome Beeldende Kunst gerealiseerd en is de matrix vastgesteld. Op deze wijze wordt de relatie tussen doelstellingen en leerdoelen naar de mening van het panel helder beschreven. Bij de leerdoelen zijn opdrachten en sub-opdrachten geformuleerd. In het zelfevaluatierapport worden daarvan goede voorbeelden gegeven. Bij de opzet van nieuwe studierichtingen wordt middels een vooronderzoek bepaald wat er in het beroepenveld wordt gevraagd. Daarvan worden doelen afgeleid en wordt een programma ontwikkeld. Het panel heeft daarvan een voorbeeld gezien, van de recent gestarte studierichting Lifestyle Design van de opleiding Vormgeving. Uit evaluaties onder studenten, alumni en stagebieders blijkt dat zij tevreden zijn over het inhoudelijk niveau van de opleidingen en dat zij van mening zijn dat het programma studenten zeer goed in staat stelt om hun competenties verder te ontwikkelen (Studenttevredenheidsonderzoek 2005, Kwaliteitszorgkringen 2006-2007, Alumnionderzoek 2000-2005, Kunstenmonitor 2005, Vragenlijsten stages 2005-2006, Stagejaarverslag 2006-2007). Het panel vindt dat de opleidingen aansluiten op het brede profiel waarin de eigen ontwikkeling van de student centraal staat (vergelijk 1.1). Het is een pragmatische maar conceptuele opleiding. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering vast dat de competenties en leerdoelen voor beide opleidingen expliciet zichtbaar zijn in het studiemateriaal.
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
23/69
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In de curricula van de opleidingen worden drie hoofdlijnen onderscheiden die in elke studiefase (in wisselende verhouding) aanwezig zijn en onderling inhoudelijk verbonden zijn: kennisgestuurd (beroepsrelevante conceptuele kaders en vaardigheden), praktijkgestuurd (leren in en van de beroepspraktijk) en studentgestuurd (studieloopbaancoaching, bijspijker- en keuzeonderwijs en minoren). De omvang van deze lijnen is in het Rotterdamse Onderwijsmodel (ROM) vastgelegd (zie facet 2.7). Voor deze leerlijnen zijn voor de clusters/opleidingen richtinggevende kadernotities ontwikkeld. Zo zijn er handreikingen beschikbaar voor de functie en organisatie van de minoren, de invulling van het onderwijs in de laatste twee jaar van de studie naast de minor en het ontwerpen van een curriculum van een deeltijd opleiding. Het didactisch concept zoals vastgelegd in het ROM bevordert dat het curriculum als een samenhangend geheel wordt ontworpen en ontwikkeld. In elke fase van de opleiding is er sprake van een wisselwerking tussen theorie en praktijk. De verticale samenhang krijgt vorm door middel van de drie leerlijnen (vergelijk 2.7). Binnen de verschillende leerlijnen is sprake van een goede opbouw, zo blijkt uit bestudering van het studiemateriaal en uit gesprekken. In horizontale zin wordt de samenhang per semester gerealiseerd doordat er wordt gewerkt aan thema s waaraan de verschillende onderdelen zijn opgehangen. Zo werken studenten Autonome Beeldende Kunst bijvoorbeeld in projecten en vraagstukken rond de grootstedelijke buitenruimte van Rotterdam en doen studenten Vormgeving, richting Animatie, een langlopend filmproject waarin onderdelen als tekenen, animatiesoftware, narratieve technieke en kennis van scenario en storyboard samenkomen. De drie leerlijnen ondersteunen elkaar. De kennis en vaardigheden uit de kennisgestuurde lijn ondersteunen het werken aan praktijkproblemen in de praktijkgestuurde leerlijn. Er is sprake van samenhangende programma s van inhoudelijk en technisch verwante onderwerpen en vakken met doorlopende leerlijnen. De inhoud van de kernvakken (artistieke, ontwerpende en vakinhoudelijke), vaardigheids- en theorievakken zijn op elkaar afgestemd. De praktijkcomponent (een groot deel van het programma) is verweven met de theoretische component. Beide worden met elkaar in verband gebracht. Dit begint in de propedeuse met algemene kunst- en cultuurgeschiedenis. Deze vakken zijn van belang voor vakken als idee- en conceptontwikkeling. In de vervolgstudie krijgt de theorie een accent dat in de lijn ligt van de studierichtingen. Daarnaast kent elk vakgebied zijn eigen specifieke vaktheorie. Deze heeft een plaats in de ontwerp- en vaardigheidsvakken. Dit jaar is een onderzoek gestart naar een vernieuwde opzet van het gehele theorieaanbod van de academie met aandacht voor de aansluiting 24/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
bachelor master onderzoek. De samenhang van theorie- en praktijkvakken krijgt naar de mening van het panel goed vorm. De vaktheorie wordt goed gekoppeld aan de praktijk. Evenals in de voltijdvarianten wordt ook in de deeltijdvarianten gewerkt volgens de leerlijnen van het ROM, die zorgen voor verticale samenhang. De horizontale samenhang wordt gerealiseerd in projecten, waarin wordt gewerkt aan de hand van thema s. Een voorbeeld daarvan is het project Small House in de opleiding Vormgeving (richting Ruimtelijke Vormgeving/Stijl). In het deeltijdonderwijs is minder ruimte voor keuzeonderwijs buiten het opleidingsprofiel. Op basis van assessments, waarin evc's worden vastgesteld, wordt een individueel leerplan uitgezet. Uit evaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de samenhang in de opleidingsprogramma s. Studenten Autonome Beeldende Kunst merken wel op dat er sprake is van overlap bij de vakken (Studenttevredenheidsonderzoek 2005, Kwaliteitszorgkringen 2006-2007, Kunstenmonitor 2005).
Facet 2.4
Studielast
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In het OER van iedere opleiding zijn normen vastgesteld met betrekking tot de studeerbaarheid van het programma. Het aantal contacturen (van 40 minuten) loopt van het eerste naar het vierde studiejaar af van 28 naar 16. Het aantal zelfstudie-uren (van 60 minuten) loopt op van ongeveer 21 tot 29 uur. De roosters zijn zo ingericht dat de maandag beschikbaar is voor keuzeonderwijs. Elk semester is opgebouwd uit kern-, vaardigheids- en theorievakken, keuzeonderwijs en studieloopbaancoaching. Op die manier wordt de studielast zoveel mogelijk gespreid. Extra studiebelasting als gevolg van herkansingen wordt zoveel mogelijk voorkomen door die in de vorm van (aangepaste) specifieke taken in het vervolg van de studie op te nemen. Uit gesprekken blijkt dat er in voorkomende gevallen passende oplossingen worden gezocht, zowel voor voltijd- als deeltijdstudenten. Van struikelvakken blijkt geen sprake te zijn. De studieloopbaancoach bewaakt de studielast van de individuele student. De opleidingen doen regelmatig onderzoek onder studenten naar factoren die zij als belemmerend voor hun studie ervaren en voeren waar nodig verbeteringen uit. Ook wordt regelmatig in kaart gebracht of de feitelijke studielast overeenkomt met de geplande studielast. Evaluaties wijzen uit dat studenten Autonome Beeldende Kunst tevreden zijn over de studielast (Studenttevredenheidsonderzoek 2005, Kwaliteitszorgkringen 2006-2007,
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
25/69
Keuzegids 2005-2006). Klassenvertegenwoordigers van beide opleidingen geven, aldus het zelfevaluatierapport, aan dat de studielast per student sterk verschilt. Uit gesprekken van het panel blijkt dat studenten het druk hebben, maar niet overbelast zijn. Ze zijn gedreven. Het panel constateert dat er sprake is van een flexibel onderwijsaanbod dat goed functioneert en niet ten koste gaat van de kwaliteit. De programma s kenmerken zich door structuur, waarbinnen veel ruimte is (vrijheid).
Facet 2.5
Instroom
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De HR wil adequaat inspelen op de diversiteit die kenmerkend is voor Rotterdam. Er is sprake van een grote en groeiende diversiteit in de populatie van aspirantstudenten met betrekking tot vooropleiding, leeftijd, moedertaal en sociale en culturele achtergrond. Van de grote steden heeft Rotterdam het laagste gemiddelde opleidingsniveau van de bevolking. De hogeschool streeft ernaar dat haar studentenpopulatie een afspiegeling is van de omgeving. Aspirant-studenten met een allochtone achtergrond krijgen daarom extra aandacht. De afgelopen jaren is er sprake geweest van een sterke stijging van het aantal instromende studenten. Desondanks blijkt uit gegevens van de hogeschool dat de doorstroming vanuit mbo-4 naar het hbo in belangrijke mate achterblijft bij de landelijke cijfers. Vooral voor allochtone deelnemers aan het mbo in Rotterdam blijkt de overstap naar het hbo niet vanzelfsprekend. Om meer studenten onder nietreguliere doelgroepen te werven, wordt de marketingstrategie van de hogeschool aangepast en verfijnd. De HR wil op twee vlakken extra inspanningen leveren. Voor de poort door de werving van studenten expliciet te richten op nieuwe doelgroepen. De HR spoort verborgen talenten op en daagt hen uit de stap richting hoger onderwijs te wagen. Studenten van de hogeschool spelen hierbij een centrale rol. In dit verband hanteert de HR de term outreach . Na de poort spant de hogeschool zich in de begeleiding en ondersteuning van studenten goed vorm te geven, met als doel studenten te helpen zichzelf te overtreffen en de studie succesvol af te ronden. De keuze voor diversiteit brengt met zich mee dat de diversiteit onder studenten van een opleiding toeneemt. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop studenten worden benaderd; de hogeschool antwoordt hierop met een flexibel aanbod van keuzemogelijkheden in het onderwijs. Voorts is het in alle opleidingen ontwikkelen van maatwerktrajecten voor studenten met eerder verworven competenties (EVC s)
26/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
een aandachtspunt. De hogeschool streeft naar een gestandaardiseerde EVCprocedure voor alle opleidingen. Voor studenten buiten de EU heeft de hogeschool de Code of Conduct ondertekend. Voor de beide opleidingen zijn de formele toelatingseisen voor de hbo-bachelor van toepassing. Er zijn geen nadere vooropleidingseisen, wel aanvullende eisen. Die worden getoetst in een toelatingsexamen op een aantal vastgestelde criteria, die betrekking hebben op beeldende en conceptuele vermogens en een onderzoekende houding. Het panel heeft voorbeelden gezien van toelatingsexamens. Studenten moeten opdrachten maken en een showcase tonen en hebben een individueel gesprek daarover. Het panel is hier positief over. De Willem de Kooning Academie heeft een Head of Admission aangesteld voor het studiejaar 2006-07 om te onderzoeken hoe de beste studenten kunnen worden geworven. Het onderzoek betreft de toelatingssystematiek, de samenwerking met vooropleidingen in de vorm van magnetschools , best practices op het gebied van vooropleidingen en het Kunstlyceum en de mogelijkheden en wenselijkheden van een English stream. Ook de aansluiting bachelor- master (- PhD) maakt onderdeel uit van het onderzoek. De Willem de Kooning Academie biedt cursussen en voortrajecten aan voor aspirantstudenten om zich op het kunstonderwijs te oriënteren. De cursussen zijn een afspiegeling van de opleidingen en bereiden voor op het toelatingsexamen. Er is samenwerking met het Grafisch Lyceum in het kader van de aansluiting mbohbo. Er is een gezamenlijk aanvullend programma ontwikkeld voor studenten die willen doorstromen naar de Willem de Kooning Academie, het zogenaamde 'pluspakket'. Samen met enkele vo-scholen in Rotterdam verzorgt de Willem de Kooning Academie het Kunstlyceum. Dat bestaat uit een additioneel programma in thematische blokken waarin theorie en praktijk zijn geïntegreerd. Gemotiveerde leerlingen van de samenwerkende vo-scholen volgen dit programma naast het reguliere onderwijs. Sinds 2004 is er samenwerking met het Thorbecke Lyceum, waarbij leerlingen havo en vwo met een cultureel profiel vanaf de brugklas een additioneel programma volgen in de vorm van workshops. Docenten van beide instituten werken hierin samen. De workshops worden ondersteund door stagiairs van de opleiding DBKV van de Willem de Kooning Academie. Mbo-studenten volgen in de propedeuse het vak Atelierpracticum, waarin conceptueel denken centraal staat. Dit vak komt in de plaats van vaardigheidsvakken als software-instructie, die ze al hebben gehad in de vooropleiding. Aan het eind van de propedeuse is er een formeel beoordelingsmoment. De student krijgt een bindend studieadvies. In geval hij minder dan 37 EC heeft behaald, moet hij de opleiding staken. Bij 45 EC of meer kan de student de studie voortzetten. Behaalt hij tussen de 37 en de 45 EC, dan bepalen kwalitatieve criteria of er een negatief advies wordt gegeven. Deze zijn opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling. De propedeuse moet binnen twee jaar behaald zijn. Na het eerste semester krijgt de student een voorlopig advies.
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
27/69
Bij de opleiding Vormgeving is in 2006-2007 een pilot gestart om te onderzoeken of verkorte trajecten mogelijk zijn op basis van evc's (eerder verworven competenties). Uit evaluaties blijkt dat studenten en alumni van beide opleidingen tevreden zijn over de aansluiting op de vooropleiding. Onderzoek onder alumni Autonome Beeldende Kunst laat op dit punt lage scores zien (Studenttevredenheidsonderzoek 2005, Alumni-onderzoek 2000-2005).
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Beide opleidingsprogramma s vertegenwoordigen 240 EC en voldoen daarmee aan de formele eisen voor een hbo-bachelor. De totale studieduur van 240 EC is gelijkmatig verdeeld over de verschillende onderwijsperiodes. De studiepunten zijn voor elke opleiding en variant per studiejaar en semester in curriculumoverzichten verantwoord.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De hogeschool heeft het Rotterdamse Onderwijsmodel (ROM) ontwikkeld dat richtinggevend is voor alle opleidingen. Belangrijke uitgangspunten van het model zijn: een centrale plaats van de beroepspraktijk in de opleiding en een resultaatgerichte probleemaanpak, een stevige basis voor kennisontwikkeling, inspelen op de diversiteit in de populatie van studenten en de mogelijkheid tot opleidingsoverstijgende samenwerking van studenten, met name in projecten en minoren. Deze benadering komt samen onder de noemer Denken en Doen . De hogeschool kiest met het ROM voor een pragmatische mix van werkvormen. Uitgangspunt is dat in de curricula drie samenhangende leerlijnen zijn aan te wijzen: kennisgestuurd, praktijkgestuurd en studentgestuurd. Ieder van de drie leerlijnen omvat directe betrokkenheid van docenten. In de loop van de studie is er sprake van een toenemende zelfsturing van het leerproces door de studenten. Daarmee kiest de hogeschool voor een zowel kennisgeoriënteerde als studentgeoriënteerde werkwijze gebaseerd op een open uitwisseling met de praktijk.
28/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
De opleidingen van de HR maken gebruik van ict om het onderwijs optimaal vorm te geven en om bijvoorbeeld plaats- en tijdonafhankelijk leren mogelijk te maken. De HR beschikt over een eigen elektronische leeromgeving N@tschool. De opleidingen van de Willem de Kooning Academie maken daar gebruik van (vergelijk 4.1) In de HR-notitie ROM in deeltijd en duaal (2005) wordt een handreiking geboden voor het ontwerpen van deeltijd en duale opleidingen. Het wezenlijke voor een deeltijd en duale opleiding is dat het leren voor een deel plaatsvindt op en met behulp van de werkplek. De beide opleidingen sluiten aan bij het Rotterdams Onderwijs Model en hanteren de drie leerlijnen daarvan. Voor de beide opleidingen en voor de studierichtingen is het aandeel van elk van de leerlijnen per studiejaar in beeld gebracht. Daarbij zijn per leerlijn voorbeelden gegeven van leerstofonderdelen. Naast de drie leerlijnen loopt de studieloopbaan-lijn (studieloopbaancoaching). De studieloopbaancoach begeleidt de persoonlijke ontwikkeling van de student, ondersteunt en adviseert bij keuzemomenten en kan helpen obstakels te overwinnen (vergelijk 4.2). Gedurende de studie verschuift de nadruk van de kennisgestuurde leerlijn naar praktijkgestuurde en de studentgestuurde leerlijn. Deze laatste krijgt vorm door keuzevakken, door minoren en door de persoonlijke invulling in het vierde jaar. Binnen de kennisgestuurde leerlijn hanteren de opleidingen als didactische werkvormen werkplaatsinstructie en colleges en gastlezingen. Werkplaatsinstructie is toegespitst op de eigen beroepspraktijk van de studierichtingen, bijvoorbeeld naai- en breitechnieken in de modewerkplaats. In de colleges en gastlezingen staat kennisoverdracht centraal. Voorbeelden zijn kunst- en cultuurgeschiedenis, vakgeschiedenis en ontwerptheorie. De werkvormen binnen de praktijkgestuurde leerlijn zijn drieledig. In interdisciplinair, projectmatig werken werken studenten tijdens projectweken in interdisciplinaire teams aan de opdracht van hun keuze. In de tweede plaats worden gedurende de gehele studie worden excursies en tentoonstellingsbezoeken geprogrammeerd. Tot slot behoren de stage en internationale uitwisseling tot de praktijkgestuurde leerlijn. In de studentgestuurde leerlijn staat de keuze van student centraal, op basis van zijn eigen leerdoelen en competenties. Dit wordt ingevuld door keuzevakken, hogeschoolbreed of academiespecifiek, en minoren. De werkvormen zijn afhankelijk van de keuze. Studieloopbaancoaching heeft een vaste plek naast de drie leerlijnen. Ook hierin worden gevarieerde werkvormen gebruikt. De Willem de Kooning Academie beschikt over een digitaal landschap waar studenten en docenten gebruik van kunnen maken. Daarop is onder meer het lesaanbod beschikbaar en de competenties en leerdoelen. Aan het lesaanbod zijn blogs (een gecontroleerd forum) met daarbij behorende vakkennis gekoppeld. Via het digitaal landschap kunnen studenten en docenten met elkaar communiceren en kunnen portfolio s worden bijgehouden. Er worden drie soorten portfolio s gebruikt: gespreksportfolio s, ontwikkelingsportfolio s en showcases (zie 4.2 voor een beschrijving van de drie soorten portfolio s).
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
29/69
Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2005 zijn studenten Vormgeving tevreden over de afwisseling in werkvormen, studenten Autonome Beeldende Kunst niet. Volgens de eerste ronde kwaliteitszorgkringen 2006-2007 zijn de huidige studenten Autonome Beeldende Kunst wel tevreden. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat het didactisch concept goed en consequent is vormgegeven. De drie leerlijnen zijn goed herkenbaar. Er wordt gebruik gemaakt van goede en gevarieerde werkvormen, die passen bij het concept. Bovendien wordt er op een goede manier met de drie soorten portfolio s gewerkt. Studenten zijn hier tevreden over. Er wordt in toenemende mate gewerkt met het studielandschap via intranet. Het panel heeft daar een presentatie over gehad en is er positief over.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Beoordelingen maken deel uit van het onderwijsproces. Studenten oefenen hun vermogen om hun werk toe te lichten en te presenteren zoals dat relevant is voor hun latere beroep. De beoordelingen en de inhoud van de werkbesprekingen leiden tot reflectie op het eigen werk en zijn een training om zich te verhouden met commentaar en kritiek. De individuele beoordeling van de vakken vindt plaats door de docenten en op basis van de criteria die in de lesbrief (beschrijving van de les) zijn geformuleerd. Op belangrijke keuzemomenten in de studie (na semester 1, 2, 4 en 6) is er een integrale beoordeling door het docententeam van de studierichting. Deze beoordelingen overstijgen de prestaties bij de afzonderlijke vakken en toetsen op samenhang. De integrale beoordelingen gebeuren aan de hand van de leerdoelen en de indicatoren (vergelijk 2.2) en worden voorzien van commentaar van de docenten. Bij integrale beoordelingen kunnen externe deskundigen uit de beroepspraktijk worden betrokken. Het streven is dat altijd te gaan doen. Bij het eindexamen gebeurt dat altijd. Aan het eind van de propedeuse is er een formeel beoordelingsmoment in de vorm van een bindend studieadvies (vergelijk 2.5). Het panel heeft toetsmateriaal bestudeerd en heeft tijdens presentaties van beeldend werk gesproken met studenten en docenten over de beoordeling ervan. Op grond daarvan stelt het panel vast dat de toetsing en beoordeling zorgvuldig worden gedaan. Studenten worden intensief gevolgd en krijgen goede feedback op hun werk en hun ontwikkeling. In het directe contact met de docent wordt de voortgang van de ontwikkeling van de student tussentijds regelmatig beoordeeld. Portfolio s vervullen een belangrijke rol en worden goed gebruikt (vergelijk 4.2).
30/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
De toetsen over de theorie, in de vorm van theorietentamens en papers, zijn van goede kwaliteit. Ze sluiten goed aan op de leerstof en zijn van goed niveau. Aan het theorieniveau van mbo-studenten wordt middels bijspijkeruren extra aandacht besteed, gezien het niveau van de theorie bij instroom. De eindbeoordeling van het theorieniveau vindt plaats in de vorm van een scriptie. Het panel is van mening dat de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de scripties passend is en op inzichtelijke wijze gebeurt. De projectopdrachten en de stages zijn van goed niveau en worden concreet beoordeeld. Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2005 en Kwaliteitszorgkringen 20062007 zijn studenten van beide opleidingen tevreden over de wijze van toetsen. Alumni oordelen volgens de enquête negatief over de wijze van beoordelen (Alumnionderzoek 2000-2005). In het bijzonder vonden zij de beoordelingscriteria niet duidelijk. Vanwege deze kritiek van de alumni wordt vanaf september 2007 gebruik gemaakt van een format om de beoordelingen transparant te maken. Tijdens het gesprek met het panel geven studenten aan dat de beoordelingscriteria beschikbaar zijn op intranet. Het panel stelt vast dat de toetsing en beoordeling goed is vormgegeven en zorgvuldig gebeurt. Het heeft waardering voor de keuze voor de combinatie van de beoordeling van afzonderlijke onderdelen (vakken) en van integrale beoordelingen.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen hbo
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De uitgangspunten van het personeelsbeleid van de HR zijn vastgelegd in het Beleidsplan afdeling P&O 2003-2006. Het beleid is in 2006 geactualiseerd. Centraal staat het uitgangspunt dat werknemers zich kunnen ontwikkelen om een optimale bijdrage te leveren aan de strategische doelstellingen van de hogeschool. De HR stelt zich ten doel dat de docenten beschikken over voor de opleiding relevante en actuele praktijkkennis. De kenniskringen die geworteld zijn in de beroepspraktijk vervullen een structurele rol bij de professionalisering van de docenten. De clusters/opleidingen stellen op basis van het hogeschoolbeleid een meerjaren personeelsbeleidsplan op, waarbinnen specifiek aandacht wordt besteed aan scholing. De clusters/opleidingen voeren een beleid gericht op actuele
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
31/69
praktijkervaring van docenten en op het actief betrekken van docenten bij onderzoek en beroepsontwikkeling. Het personeelsbeleid zal in 2007 verder worden ontwikkeld ten aanzien van het formatie- en vacaturebeleid, professionalisering en arbeidsvoorwaarden. Ook is een pilot ontwikkeld om de docentstages een meer centrale plaats te geven. De academie volgt het hogeschoolbeleid ten aanzien van het personeelsbeleid. Blijkens de CV s hebben de meeste docenten van de opleidingen een beroepspraktijk naast hun docentschap. Er wordt veel gebruik gemaakt van tijdelijke docenten met specialistische en actuele kennis. Voor de aanname van personeel maakt de Willem de Kooning Academie gebruik van het netwerk van collega's. Vereiste is dat de potentiële docent minimaal vijf jaar werkzaam moet zijn in de praktijk. Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2005 zijn studenten zeer tevreden over de docenten. Uit een telefonische ondervraging door de academie en uit de Kunstenmonitor 2005 blijken ook alumni tevreden te zijn. Externe deskundigen in 2004-2005 vinden de betrokkenheid van docenten groot en de didactische begeleiding goed. Tijdens gesprekken met het panel uiten studenten, alumni en werkveldvertegenwoordigers hun waardering voor de kwaliteit en betrokkenheid van de docenten.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De HR heeft als streefdoel gesteld dat de opleidingen minimaal 65% van het budget besteden aan onderwijsactiviteiten. In 2007 wil de afdeling P&O van de HR de werving- en selectieactiviteiten professionaliseren om het grote aantal vacatures efficiënter en effectiever te kunnen vervullen. De functiebeschrijving is leidend bij het opstellen van de vacature voor wat betreft de taakinhoud. Naast aandacht voor werving wordt in 2007 door de afdeling P&O beleid ontwikkeld voor de verhouding vast en flexibel personeel en voor een adequate verdeling van de docentfuncties over de salarisschalen. Bij de toewijzing van onderwijstaken aan docenten wordt het taaktoedelingsinstrument (TTI) gebruikt. Het TTI wordt in 2007 geëvalueerd met als belangrijkste onderwerpen deskundigheidsbevordering en ervaren werkdruk. Er zijn afspraken gemaakt over het terugdringen van het ziekteverzuim; met name de preventie van ziekteverzuim krijgt aandacht.
32/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
De Willem de Kooning Academie heeft een hoog percentage tijdelijke aanstellingen (51%, vooral onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel), zoals gebruikelijk in het kunstonderwijs. Achtergrond daarvan is de specialistische en actuele kennis. Om de continuïteit te bevorderen heeft ongeveer de helft van de docenten een vaste aanstelling. Die geven de opleidingen hun profiel en zijn het vaste aanspreekpunt voor de studenten. Een aantal docenten houdt zich naast het lesgeven bezig met curriculumontwikkeling, het aansturen van een studierichting of met andere nietlesgebonden taken. Recent zijn vaste aanstellingen toegekend aan docenten die de didactische cursus voor hbo-docenten hebben gevolgd. Naast personeel in loondienst is er personeel niet in loondienst (PNIL): freelancers en gastdocenten die bijvoorbeeld een enkele les of een projectweek begeleiden. Voor de taakbeschrijving van de docenten wordt een taaktoedelings-instrument toegepast. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van een formulier, waarop eventuele speciale taken en extra uren worden opgenomen. Het aantal fte van beide opleidingen samen, voltijd en deeltijd, is 58,8, verdeeld over 159 onderwijsgevende en onderwijsondersteunende medewerkers (uitsplitsing naar opleiding is voor de academie ondoenlijk). De student/fte ratio is 19,5 (gegevens 2006). Hierin zijn docenten en onderwijsondersteunend personeel meegenomen, zoals praktijkbegeleiders en instructeurs. Deze vervullen een belangrijk rol in de contacten met de studenten. Freelancers en gastdocenten (PNIL) zijn niet meegenomen. Het aantal onderwijsondersteunende medewerkers is in recente jaren gestegen ten opzichte van het onderwijsgevend personeel. Docenten begeleiden de inhoud van de opdrachten en de praktische uitvoering. Dat laatste wordt steeds meer overgenomen door instructeurs in werkplaatsen. Docenten geven in het gesprek met het panel aan over voldoende tijd te beschikken voor de uitvoering van het onderwijs en de begeleiding van studenten. Studenten vertellen het panel dat docenten goed bereikbaar zijn.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Om de kwaliteit van het personeel van de HR te waarborgen hanteert de HR sinds 2007 een jaarlijkse gesprekscyclus tussen leidinggevende en medewerker (evaluatiegesprekken, planningsgesprekken en beoordelingsgesprekken). Aan het begin van de cyclus worden resultaatafspraken gemaakt met iedere medewerker ten aanzien van het verzorgen van onderwijs, werk in de organisatie en professionalisering. Aan het eind van de cyclus wordt de medewerker beoordeeld op realisatie van de afspraken.
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
33/69
Ter ondersteuning van het personeelsbeleid is in 2005 het HR-project Professionalisering en Implementatie in het leven geroepen. Doelstelling van het project is het opzetten en uitvoeren van deskundigheidsbevorderingstrajecten voor onderwijzend en ondersteunend personeel ter ondersteuning van de strategie van de HR. Het project ondersteunt noodzakelijke veranderingen op het terrein van onderwijs, personeel en organisatie. Voor docenten gaat het om kennis en vaardigheden op het gebied van onderwijskunde, didactiek, ict en het ROM (studieloopbaancoaching, actualiseren van vakkennis, praktijksturing, internationalisering en nieuwe taken zoals toegepast onderzoek). De opleidingen/clusters verwoorden in een eigen scholingsplan dat past binnen het HR-beleid de plannen met betrekking tot professionalisering van hun personeel voor de komende 4 jaar. Professionalisering is gekoppeld aan de gesprekscyclus die HRbreed wordt toegepast. In 2007 wordt veel aandacht besteed aan de implementatie van de gesprekscyclus (planningsgesprekken, evaluatiegesprekken, beoordelingsgesprekken en POP-gesprekken). Nieuwe docenten nemen deel aan een inwerkprogramma. Van het reguliere budget wordt 10% ingezet voor deskundigheidsbevordering. Het merendeel van de docenten heeft een opleiding op hbo-niveau. Ongeveer 15 docenten zijn universitair geschoold. Het onderwijsondersteunend personeel bestaat overwegend uit vakspecialisten met een hbo- of mbo-opleiding. Volgens het hogeschoolbeleid moeten alle docenten didactisch geschoold zijn. De Willem de Kooning Academie deelt deze visie. Sinds 1999-2002 is een bijscholingstraject didactiek ingezet. Ongeveer 70 docenten hebben sinds 2002 deze scholing met succes afgerond. Daarnaast hebben docenten vakinhoudelijke scholing gevolgd. Momenteel lopen er diverse scholingstrajecten of zijn recent afgerond. Het betreft trajecten op het gebied van studieloopbaancoaching, middenmanagement, het voeren van gesprekken in het kader van de gesprekscyclus, en het studievoortgangssysteem. Docenten vertellen het panel dat zij zich op de hoogte houden van de ontwikkelingen in het beroepenveld door vakliteratuur en congresbezoek. In de gesprekken in het kader van de gesprekscyclus worden afspraken gemaakt over individuele scholing. De academie heeft een structuur van regelmatig overleg: intercollegiaal in het docentenoverleg, bilateraal tussen medewerkers en hun leidinggevende en via de recent door de hogeschool ingevoerde gesprekscyclus van evaluatie-planningbeoordeling. Voor deze gesprekscyclus wordt een aan de taken van het kunstvakonderwijs aangepast formulier gebruikt. Het panel stelt vast dat deze gesprekken regelmatig worden gevoerd. Uit Aumni-onderzoek 2000-05 blijkt dat alumni van beide opleidingen positief zijn over de kwaliteit van de docenten, zowel over hun vakinhoudelijke als hun didactische kwaliteiten. Externe deskundigen die aanwezig zijn bij eindexamens zijn positief over de didactische begeleiding van de docenten. Dit wordt bevestigd in het gesprek met werkveldvertegenwoordigers en alumni. Ook studenten laten tegenover het panel hun tevredenheid blijken over de docenten.
34/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
ABK: Excellent VG: Excellent
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De HR streeft op het gebied van huisvesting en voorzieningen naar een hoge kwaliteit. Dit betekent dat er voor studenten en medewerkers sprake is van een plezierige studeer- en werkomgeving. Om goede huisvesting te realiseren wordt geïnvesteerd in de bestaande bouw en wordt nieuwbouw gerealiseerd. Een onderdeel van het ROM is gericht op de onderwijsorganisatie. In de notitie Onderwijsorganisatie Heroverwogen is beleid geformuleerd gericht op verbetering van de kleine kwaliteit . Dit betekent concreet dat vanaf 2004 een hogeschoolbrede roosterorganisatie wordt ingevoerd, roosterprocessen worden herzien en bedrijfstijden en de docentbelasting worden aangepast. De directeuren zijn verantwoordelijk voor de implementatie van het beleid. De opleidingen zijn gehuisvest in de centrale vestiging van de Willem de Kooning Academie aan de Blaak in Rotterdam. De Academie beschikt over professioneel uitgeruste werkplaatsen voor de uiteenlopende technieken, te weten fotowerkplaats/-studio s, grafiekwerkplaats, zeefdrukwerkplaats, loodzetterij, mediastudio s, animatiestudio, modewerkplaats, houtwerkplaats, metaalwerkplaats, kunststof- en keramiekwerkplaats, en een experimentele werkplaats textiel- weef- en breivoorzieningen. In de werkplaatsen werken studenten aan opdrachten van docenten en aan hun vrije opdrachten. Voor een aantal werkplaatsen gelden strikte veiligheidsvoorschriften. Daar mogen studenten pas zelfstandig werken nadat zij het vak Werkplaatsinstructie hebben afgerond of aantoonbaar beschikken over de vereiste competenties en vaardigheden. De studenten worden er begeleid door werkplaatsassistenten. De academie heeft het Portal_Door to the River ingericht, het bureau externe betrekkingen dat het administratieve deel van de stage regelt, binnenkomende projecten behandelt, contacten onderhoudt met alumni, de administratie rond internationalisering voor haar rekening neemt en de galerie Blaak 10 aanstuurt. De studenten kunnen apparatuur ten behoeve van hun studie lenen via DEKOONINGRental. In het Centraal Magazijn kunnen zij courante materialen kopen tegen concurrerende prijzen. De mediastudio s zijn voorzien van de gangbare computerapparatuur en -programmatuur. Een aantal lokalen is speciaal ingericht voor lessen en instructie, andere zijn ingericht als open werkplaatsen. In de afgelopen twee jaar zijn alle werkplekken voor studenten zowel voor wat betreft software als hardware geoptimaliseerd en up-to-date gemaakt. Verspreid
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
35/69
door de gehele Academie staat digitale apparatuur met courante programmatuur ten dienste aan de studenten: pc s en mac s, en er is specialistische apparatuur voor beeld- en geluidsmontage voor de studierichtingen Audiovisueel ontwerpen en Animatie. De Academie beschikt over een Mediatheek, waar de gespecialiseerde bibliotheek De Kunstkelder onderdeel van is. De collectie omvat boeken, tijdschriften en uiteenlopende beelddragers, inclusief een bescheiden collectie speelfilms, op het gebied van beeldende kunst en vormgeving in de breedste zin van het woord. De Academie maakt ook gebruik van de Openbare Bibliotheek Rotterdam, met haar centrale vestiging tegenover het Academiegebouw. Het panel heeft de voorzieningen bezichtigd tijdens een rondleiding door het gebouw. Het is onder de indruk van de inrichting van het gebouw en van de kwaliteit van de voorzieningen. De werkplaatsen en mediastudio s zijn ruim opgezet, beschikken over alle benodigde apparatuur en worden goed onderhouden. De faciliteiten dragen bij aan de uitdagende werksfeer van de academie. Tijdens het bezoek werd duidelijk dat de academie een levendig platform is voor kunst en dat de locatie en de middelen (en de verbouwing) daar zeer aan bijdragen. De voorzieningen sluiten bijzonder goed aan bij het onderwijs en zijn zodanig gelokaliseerd dat ze studenten van de verschillende opleidingen en richtingen, bachelors en masters, de gelegenheid bieden elkaar te ontmoeten en met elkaar samen te werken. Studenten leren zo van andere disciplines en kunnen meedoen aan en gebruik maken van kennis, ervaring en middelen die voor de disciplines beschikbaar zijn. De faciliteiten dragen op deze wijze uitstekend bij aan de kwaliteit en de verdieping van het onderwijs. Het panel is van mening dat de huisvesting en materiële voorzieningen in vergelijking met andere kunstopleidingen, die bij het panel bekend zijn, het oordeel excellent verdienen.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Studieloopbaancoaching (SLC) is een belangrijk onderdeel van het ROM. Daarom hebben de opleidingen in elke studiefase SLC in het programma opgenomen. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de kadernotitie Studieloopbaancoaching aan de HR (2006). SLC maakt deel uit van het studentgestuurde onderwijs en omvat onderdelen als oriëntatie op de studie en beroep, selectie, bewaken en bevorderen van de studievoortgang, planning van studie en loopbaan, bevorderen van de eigen verantwoordelijkheid en het opbouwen van een netwerk. De professionele ontwikkeling van de student staat in de SLC centraal. De student leert onder begeleiding van een (zo mogelijk door de HR gecertificeerde) studieloopbaancoach de individuele ontwikkeling van de studieloopbaancompetenties en de eigen
36/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
studievoortgang te bewaken en te sturen, gericht op de door de opleiding beoogde eindkwalificaties. Ook bij de invulling van de keuzemogelijkheden binnen het programma vervult SLC een belangrijke functie. De HR werkt thans in het kader van SLC aan de invoering van een digitaal portfolio. Het digitaal portfolio is een ruimte binnen het programma N@tschool waarin studenten hun materialen kunnen verzamelen. Aan de hand hiervan kunnen studenten laten zien welke competenties zijn gerealiseerd en welke nog moeten worden aangeleerd. Vooral van deeltijd studenten wordt verwacht dat zij vanaf de start voor een deel van hun opleiding zelf richting en invulling geven aan het (standaard)programma. SLC is daarom minstens even noodzakelijk als bij de voltijdstudenten. Een goede implementatie van de SLC wordt bevorderd door de taskforce Diversiteit en Studieloopbaancoaching. De opleidingen worden in de gelegenheid gesteld studenten in te zetten voor peer-coaching, dat wil zeggen ouderejaars studenten die als mentor of tutor ondersteuning bieden aan andere studenten. Deze extra begeleiding heeft als oogmerk de studievoortgang te bevorderen, uitval te voorkomen, en het studierendement te verbeteren. Het beleid met betrekking tot de informatievoorziening is gericht op bevordering van de studievoortgang en op de behoeften van de studenten. Ten aanzien van de informatievoorziening zijn door de hogeschool een aantal concrete streefdoelen geformuleerd. In 2007 wordt een nieuw studentvolgsysteem (Osiris) geïntroduceerd dat ook voor de SLC van belang is. De studieloopbaancoach begeleidt gedurende de gehele studie de persoonlijke competentieontwikkeling van de student en ondersteunt en adviseert hem bij keuzemomenten en kan hem helpen obstakels te overwinnen. Elke klas heeft een studieloopbaancoach. Studieloopbaancoaching wordt uitgevoerd door docenten. Daarvoor is 2 uur per week ingeroosterd. Daarnaast heeft de studieloopbaancoach 2 uur per week beschikbaar voor individuele gesprekken en administratieve afhandeling. In de loop van de studie evolueert de taak van de studieloopbaancoach naar jobcoaching in het vierde jaar. De Academie heeft protocollen opgesteld voor studieloopbaancoaches, in overeenstemming met die van de hogeschool. Er zijn verschillende tools en applicaties ontwikkeld die via het intranet beschikbaar zijn. Er wordt gebruik gemaakt van drie portfoliosystemen: - het gespreksportfolio, dat gegevens bevat over de studievoortgang. Het wordt bijgehouden door de studieloopbaancoach die de inhoudelijke afspraken en de verslagen van de halfjaarlijkse beoordelingen erin vastlegt. Er is een link met het studievolgsysteem van de hogeschool, waarin de behaalde resultaten worden vastgelegd. - het ontwikkelingsportfolio, waarin de student zijn ontwikkeling in woord en beeld digitaal vastlegt. Het bevat een CV, pop, pap en producten van alle vakken en projecten per semester. Verder bevat het vak- en inspiratiebronnen, theoretische teksten, reflecties, ervaringen en feedback.
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
37/69
-
het showcaseportfolio, waarin de student zijn beste en interessantste werk verzamelt. Dit kan de student gebruiken voor het vinden van een stageplaats of een baan. De hogeschool beschikt over een decanaat. Studieloopbaancoaches kunnen studenten in voorkomende gevallen daar naartoe verwijzen. Studenten van de opleiding DBKV zijn geselecteerd om op te treden als studentmentor en tutor voor de hele Willem de Kooning Academie. Als tutors verzorgen ze bijspijkerlessen, begeleiden bij studiebelemmeringen op het gebied van theorie. Informatievoorziening aan studenten geschiedt via de volgende middelen: - intranet: bevat onderwijskundige informatie, zoals leerplannen, roosters, onderwijsaanbod, lesaanbod, gespreksportfolio, stagevacatures, actuele mededelingen - gedrukte studiegids - lichtkranten - email - studievoortgangsoverzichten, die worden twee keer per jaar worden toegestuurd - internetsite voor algemeen publiek Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2005 is 57% van de studenten tevreden over de studieloopbaancoaching. Het management verklaart deze score uit het feit dat het begrip studieloopbaancoaching ten tijde van de evaluaties nog niet een bekend begrip was. Uit de Kwalilteitszorgkring 2006-2007 komt naar voren dat propedeusestudenten de geboden begeleidingsstructuur prettig vinden. In gesprekken met studenten en docenten blijkt tevredenheid over het systeem van studieloopbaancoaching en over de uitvoering daarvan. Ook over de informatievoorziening zijn zij tevreden. Het panel is goed te spreken over de studiebegeleiding van beide opleidingen. Het systeem is goed vormgegeven en doet recht aan de onderwijsbenadering waarin de persoonlijke competentieontwikkeling van de student centraal staat. Uit de gesprekken en de materiaalbestudering blijkt dat het systeem bovendien goed wordt uitgevoerd. De drie typen portfolio s hebben een zinvolle functie. Ook de informatievoorziening is goed ingericht en komt tegemoet aan de informatiebehoefte van de betrokkenen.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
38/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het kwaliteitsbeleid van de HR staat beschreven in het document Kwaliteitszorgbeleid bij de hogeschool Rotterdam (2006). Het motto is: Kwaliteit is doelbereiking . Het kwaliteitszorgkader is ontleend aan het strategisch beleid van de HR en aan het accreditatiekader van de NVAO. Het kader is verder uitgewerkt in concrete streefdoelen voor de HR. Het kwaliteitsbeleid van HR berust op drie pijlers. Ten eerste de beleids- en jaarplancyclus van planning en control. Basis voor het management en sturing is de planvorming van het cluster zoals dat is vastgelegd in het strategisch beleidsplan van het cluster. Binnen de P&C-cyclus worden de beleidsterreinen financiën, onderwijs en kwaliteit van management en sturing onderscheiden. Het jaarlijkse managementcontract met prestatiedoelen vervult hierbij een centrale rol. Een tweede pijler is de interne kwaliteitszorgsystematiek van opleidingen waarin cyclisch en methodisch wordt gewerkt aan kwaliteitsverbetering. De kwaliteitszorg heeft betrekking op de domeinen onderwijskwaliteit, kwaliteit van management en sturing, operationele kwaliteit. In het HR-kwaliteitskader zijn onder genoemde domeinen de NVAO-criteria opgenomen. De HR heeft de NVAO-criteria en de HR-doelen uitgewerkt in toetsbare streefdoelen. Binnen dit kader ontwikkelen de opleidingen hun eigen kwaliteitsbeleid. Een derde en laatste pijler is Auditing, Monitoring en Control (AMC). Het bureau AMC is relatief zelfstandig en biedt het college van bestuur onafhankelijke informatie. Ook heeft het AMC een adviestaak. Als onderdeel van het kwaliteitsbeleid voert het AMC periodiek audits uit bij de opleidingen. Dit gebeurt halverwege de accreditatiecyclus. De interne audits hebben zowel een verantwoordingsfunctie als een spiegelfunctie. De opleidingen meten periodiek in welke mate de streefdoelen zijn gerealiseerd. Bij deze metingen wordt in ieder geval de mening van de studenten over de inhoud en vorm van het onderwijs bevraagd. De HR verricht eens per twee jaar een studenttevredenheidsonderzoek (STO). Het laatste is in 2005 gehouden. Eind 2007 vindt een nieuw STO plaats waarvan de resultaten in het voorjaar van 2008 worden gepubliceerd. De hogeschool beschikt over het DocumentatieKwaliteitsbeheerSysteem (DKS) van Infoland om kwaliteitszorg digitaal te ondersteunen. Het systeem biedt applicaties waarmee een intern kwaliteitszorgsysteem kan worden opgebouwd en onderhouden. Documenten kunnen voor externen (visitatiepanels) beschikbaar gesteld worden via de Compliance Manager. Academiebrede beleidsdoelen zijn opgenomen in het Strategisch beleidsplan 20042007. Specifieke streefdoelen van de opleidingen staan in de jaarplannen van de opleidingen. Daarbij wordt een checklist gehanteerd van toetsbare streefdoelen op basis van het NVAO-kader en doelen van de hogeschool Rotterdam en de Willem de Kooning Academie. De Academie heeft in een addendum op het zelfevaluatierapport haar streefdoelen weergegeven. Deze hebben betrekking op tevredenheid over de relatie tussen doelstellingen en programma (75-85% tevredenheid), beoordeling en toetsing (8085% tevredenheid), de student/fte ratio (25), de kwaliteit van het personeel (75-85% tevredenheid), informatievoorziening (75% tevredenheid), communicatie over © NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
39/69
kwaliteitszorg (80% tevredenheid), propedeuserendement (70-75%) en opleidingsrendement (65% in 2009). De opleidingen geven in het zelfevaluatierapport een overzicht van de evaluatieinstrumenten die worden ingezet en geven daarbij aan of ze betrekking hebben op onderwijszaken, operationele zaken of management en sturing en op welke onderwerpen van het accreditatiekader. De gehanteerde instrumenten zijn: modulemeter, kwaliteitszorgcommissies, studenttevredenheidsonderzoek, kunstenmonitor, enquête alumni, gesprekscyclus, enquête extern deskundigen, opleidingscommissie, beroepenveldcommissies, en de cluster- en de centrale medezeggenschapsraad. De kwaliteitszorgmedewerker overlegt vier keer per jaar met de klassenvertegenwoordigers in de studentenkwaliteitszorgcommissies. Hierin worden het onderwijs en de organisatie daarvan geëvalueerd aan de hand van een vragenlijst, die is afgeleid van het accreditatiekader, aangevuld met open vragen. De klassenvertegenwoordigers bespreken deze vragenlijst vooraf in hun klas. De kwaliteitszorgmedewerker geeft de resultaten door aan de leidinggevenden van de opleidingen. Informatie uit de evaluaties wordt als input gebruikt voor de gehanteerde pdca-cycli: de jaarlijkse planning en control, de twee- of driejaarlijkse interne audits en de zesjaarlijkse cyclus van strategische planvorming via de zelfevaluatie en visitatie in het kader van de accreditatie. De Academie heeft drie officiële organen die betrokken zijn bij het onderwijs en de organisatie daarvan: de opleidingscommissie, die het opleidingsprogramma bespreekt; de beroepenveldcommissie, die de aansluiting op de beroepspraktijk bespreekt; en de clustermedezeggenschapsraad. Het panel is van mening dat de opleidingen op zorgvuldige wijze omgaan met de evaluatie van het onderwijs. Het systeem is op passende wijze vormgegeven en wordt goed uitgevoerd. Het panel heeft in het bijzonder waardering voor de manier waarop er wordt gewerkt met de kwaliteitszorgcommissies.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De HR stimuleert dat clusters/opleidingen onderzoek doen naar de oorzaken van het niet bereiken van de streefdoelen. Voorts wordt van elk cluster/opleiding een kwaliteitszorgplan verwacht waarin de interne kwaliteitszorg is uitgewerkt aan de hand van de Plan Do Check Act-cyclus en waarin is vastgelegd hoe is geborgd dat voor elk kwaliteitsaspect het proces van kwaliteitsverbetering plaatsvindt. De Willem
40/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
de Kooning Academie heeft een Handboek Kwaliteitszorg opgesteld waarin een en ander is vastgelegd. Naar aanleiding van evaluaties en nader onderzoek stellen clusters/opleidingen verbeterplannen op, waarin verbeteracties, doelen, termijnen en verantwoordelijkheden worden beschreven. De verbeterplannen kunnen worden opgenomen in de managementcontracten. Uit de evaluaties (vergelijk 5.1) komen bespreekpunten voort. Op basis daarvan wordt zo nodig actie ondernomen. Zo worden de resultaten van de modulemeter besproken met de desbetreffende leidinggevende die verantwoordelijk is voor implementatie van eventuele verbeteringen. Het verbetertraject wordt opgenomen in het jaarverslag. De resultaten van de kwaliteitszorgcommissie worden verwerkt in de jaarverslagen en jaarplannen van de verschillende opleidingen en afstudeerrichtingen. Het jaarplan van de richting Animatie (van de opleiding Vormgeving) bijvoorbeeld vermeldt aan de hand van de opmerkingen van de extern deskundigen dat zij voldoen aan de gestelde competenties en dit niveau minimaal willen handhaven. De opmerking, die werd gemaakt aangaande de theoretische kennis van filmtaal, is ter harte genomen door de theorielessen te koppelen aan die van Audiovisueel Ontwerpen en los te koppelen van Illustratie. Uit meerdere instrumenten kunnen signalen voortkomen die in eenzelfde richting wijzen. Deze kunnen leiden tot aanpassingen binnen programma s. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek naar de mogelijkheden en wenselijkheden van een afstudeerrichting binnen Vormgeving: Lifestyle Design. Een ander voorbeeld is dat studenten binnen een bepaalde afstudeerrichting aangeven dat zij het moeilijk vinden om omwille van de aanwezigheid van niet-Nederlands sprekende studenten zich uit te moeten drukken in het Engels als het gaat over ontwerpproblemen die vaak om genuanceerd geformuleerde antwoorden vragen. Mede naar aanleiding hiervan heeft het managementteam opdracht gegeven aan de Head of Admission in samenwerking met de Heads of School een onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden voor de ontwikkeling en implementatie van een English stream. Sinds de vorige visitatie (2002) zijn meerdere verbeterpunten in ontwikkeling of in uitvoering genomen. Deze zijn beschreven in 'Nog Beter!'. Een belangrijk resultaat daarvan is de ontwikkeling en implementatie van een cyclisch kwaliteitszorgsysteem. Zo zijn er studentenkwaliteitszorgcommissies ingesteld die elk kwartaal bijeenkomen. Ten aanzien van de beroepenveldcommissies is een besluit genomen over de samenstelling van de commissie met een eerste en tweede kamer, zijn doelen vastgesteld en zijn commissieleden geïnstalleerd. Hetzelfde geldt voor de opleidingscommissie. Ter ondersteuning van de opleidingscoördinatoren/managers van de verschillende afstudeerrichtingen zijn onderwijsassistenten benoemd. De studenten hebben een eigen ontmoetingsruimte annex werkplaats gekregen. Er heeft een pilot plaatsgevonden waarbij theoriedocenten gekoppeld zijn aan studierichtingen op basis van de inhoud van de theorie. Aangezien deze nog niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, is er een nader onderzoek gestart. Het ontwikkeltraject voor de vakomschrijvingen in relatie tot eindtermen/leerdoelen is voor beide opleidingen inmiddels afgerond.
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
41/69
Studenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij tevreden zijn over de kwaliteitszorgcommissies. Zij bevestigen dat deze vier keer per jaar bijeenkomen om het onderwijs met de kwaliteitszorgmedewerker te bespreken. Zij melden bovendien dat zij merken dat er naar aanleiding van de evaluaties verbeteringen worden doorgevoerd. Zo zijn bijvoorbeeld de werkplekken verbeterd en wordt de beoordeling aangepast. De beoordeling met A-B-C wordt veranderd in een beoordeling met cijfers van 1 tot 10.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De HR verwacht van clusters/opleidingen dat zij kunnen aantonen op welke wijze medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld zijn betrokken bij evaluatieonderzoek en het formuleren van verbeterplannen. Studenten worden bij de kwaliteitszorg betrokken via evaluaties en overlegorganen. Ze worden schriftelijk bevraagd door middel van de modulemeter (academie) en het studenttevredenheidsonderzoek (hogeschool). Mondeling worden ze geconsulteerd in vijftien studentenkwaliteitszorgcommissies,per opleiding,per studierichting en per leerjaar. De deeltijdstudenten hebben een eigen studentenkwaliteitszorgcommissie. Elke klas vaardigt een klassevertegenwoordiger af in deze commissie. In de opleidingscommissie heeft een representatieve vertegenwoordiging van studenten van de drie bacheloropleidingen zitting. Verder zijn studenten vertegenwoordigd in de centrale en clustermedezeggenschapsraad. Een en ander is helder verwoord in het Handboek Kwaliteitszorg. Medewerkers nemen deel aan verschillende overlegorganen, zoals de beoordelingsvergaderingen, de afdelingsvergaderingen en de lesaanbodvergaderingen. Verder zijn medewerkers betrokken via de gesprekscyclus en zijn ze vertegenwoordigd in de opleidingscommissie en in de centrale en clustermedezeggenschapsraad. Alumni worden schriftelijk bevraagd via de Kunstenmonitor. In de loop van 2006-2007 hebben de opleidingen voor het eerst alumni via een enquête bevraagd. Deze schrifelijke enquête is gevolgd door een telefonisch onderzoek. De academie onderhoudt voorts informele contacten met alumni. Deze bestaan uit ontmoetingen tussen docenten en alumni bij exposities, individuele contacten en publicaties. Ongeveer eenderde van de docenten is alumnus van de Willem de Kooning Academie. De academie onderneemt concrete activiteiten om haar alumnibeleid uitdrukkelijker gestalte te geven.
42/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
De academie heeft beroepenveldcommissies, die sinds 2007 zijn georganiseerd in twee kamers, onder een externe voorzitter. De commissies vergaderen drie keer per jaar. Eén bijeenkomst hiervan is gereserveerd voor de eindexamententoonstelling. Er is een kamer voor de academie als geheel, de eerste kamer , en een kamer per opleiding, de tweede kamer . Daarnaast is het beroepenveld betrokken als stagebieder en als extern deskundige bij het eindexamen. Tijdens de gesprekken van het panel blijkt dat studenten, docenten, alumni en werkveldvertegenwoordigers zich gehoord voelen. Studenten geven aan dat de resultaten van evaluaties goed worden teruggekoppeld, via de kwaliteitszorgcommissies, de e-mail en via schermen in het gebouw. Het panel is van oordeel dat de opleidingen de betrokkenheid van de verschillende geledingen goed organiseren.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
ABK: Goed VG: Goed
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De HR verwacht van de clusters/opleidingen dat periodiek onderzoek wordt gedaan onder afgestudeerden naar hoe de opleiding achteraf wordt gewaardeerd. De aandacht gaat in het bijzonder uit naar het bereikte niveau en de aansluiting op de beroepspraktijk. Het afsluitend jaar van de opleidingen bestaat uit drie onderdelen waarin de eindkwalificaties worden getoetst: de stage (Vormgeving) respectievelijk werkperiode (Autonome Beeldende Kunst), de scriptie en het praktische gedeelte. De stagebegeleider van de academie beoordeelt of de student voldoet aan de eindcriteria op basis van zijn eigen waarneming, het stageverslag van de student en het oordeel van de stagebieder. De scriptie is een onderzoek naar een zelf gekozen onderwerp uit het vakgebied, waarmee de student aantoont dat de eindkwalificaties ten aanzien van de theoretische kennis behaald zijn. Het praktisch gedeelte van het eindexamen bestaat uit een aantal afgeronde werken die horen bij de beroepspraktijk van de studierichting: kunstwerken, uitgewerkte ontwerpen of collectie. De werkstukken geven een beeld van de maker als beginnend kunstenaar of ontwerper. Het eindexamenwerk wordt beoordeeld door een team van docenten. Bij het beoordelen of de beoogde eindkwalificaties gerealiseerd zijn, betrekken zij het advies van ten minste één extern deskundige.
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
43/69
De opleidingen geven in het zelfevaluatierapport enkele voorbeelden van succesvolle oud-studenten, in de vorm van exposities, gerealiseerde producten, nationale en internationale prijzen en hun rol in de beroepspraktijk. Uit de schriftelijke enquête onder alumni 2000-2005 blijkt dat de opleidingen hen voldoende mogelijkheden hebben geboden voor artistieke ontplooiing. Dit wordt bevestigd in het gesprek met het panel. Werkveldvertegenwoordigers uiten hun tevredenheid over het afstudeerniveau. Dat is naar hun gevoel de laatste jaren gestegen. Afgestudeerden zijn in het bijzonder goed in staat concepten om te zetten in de praktijk. Ze hebben bovendien potentie om verder door te groeien. Het panel heeft zich een beeld gevormd van het afstudeerniveau van de studenten van de opleidingen. De kwaliteit van de stages en de scripties vindt het panel goed. Ze getuigen van het niveau dat mag worden verwacht van afgestudeerde bachelorstudenten. De scripties zijn goed opgebouwd en laten zien dat studenten in voldoende mate inzicht hebben in de theoretische context en achtergronden en in de actualiteit in het beroepenveld. De beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de scripties is naar de mening van het panel passend. Het panel heeft, op CDrom en via presentaties, een ruime selectie van praktische eindwerkstukken bekeken. Hieronder heeft het panel eigenzinnige en originele werken gezien. Hoewel de kwaliteit van het geziene werk uiteenlopend is, is het panel positief over de algehele kwaliteit. Er is zonder meer sprake van bachelor-niveau.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
ABK vt: Goed ABK dt: Voldoende VG vt: Goed VG dt: Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het college van bestuur heeft in 2005 het onderwijsrendement tot een van de speerpunten van het beleid verheven. Het rendement is een vast onderdeel van het managementcontract. De HR verwacht van de clusters/opleidingen dat streefcijfers worden geformuleerd voor het propedeuserendement, het afstudeerrendement, de studieduur van studiestakers en de studieduur van afstudeerders. Als de resultaten niet in overeenstemming zijn met de streefcijfers volgt een verklaring/analyse. De eigen rendementsgegevens van de opleidingen worden vergeleken met die van andere soortgelijke opleidingen in Nederland of elders; indien er sprake is van afwijkingen worden deze geanalyseerd. Indien nodig wordt verbeterbeleid uitgevoerd.
44/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
De door de opleidingen gepresenteerde rendementscijfers hebben voor een deel betrekking op de beide opleidingen gezamenlijk. Dat is het gevolg van de landelijke splitsing per september 2003 (conversie) van de voormalige opleiding Beeldende Kunst en Vormgeving in twee afzonderlijke opleidingen. In de afgelopen jaren is in het managementcontract tussen de directeur van de Willem de Kooning Academie en het college van bestuur hogeschool Rotterdam steeds een streefcijfer opgenomen voor de opleidingsrendementen. De laatste twee jaar wordt uitgegaan van een rendement van 47-55%. De gerealiseerde rendementen zijn voor de voltijdopleidingen, cohorten 2001/2002 en 2002/2003, respectievelijk 44, 9% en 53, 8%. Voor de deeltijdopleidingen waren de rendementen voor de overeenkomstige cohorten 42,0% en 29,4%. De opleidingsrendementen voor de voltijd voldoen aan de streefnorm, die voor de deeltijd niet. De academie merkt hierbij op dat het bij de deeltijd gaat om kleine aantallen, zodat één student meer of minder gediplomeerd een groot verschil veroorzaakt in het percentage. Voor de gemiddelde studieduur van gediplomeerden zijn geen streefcijfers geformuleerd. De gerealiseerde studieduur (beide opleidingen gezamenlijk) is voor de cohorten 2001/2002 en 2002/2003 voor de voltijd 4,5 en 4,2 jaar, voor de deeltijd 4,5 en 3,6 jaar. Uitgaande van de norm voor de bekostiging (4,5 jaar) zijn dit positieve gemiddelden. De uitvalpercentages zijn alleen beschikbaar voor de cohorten van na 2003 en kunnen dus voor de afzonderlijke opleidingen worden vermeld. Voor Autonome Beeldende Kunst voltijd varieert het uitvalpercentage na één jaar voor de instroomcohorten 2003, 2004 en 2005 tussen 20,6% en 26,5%. Na twee jaar lopen de percentages op met 5,9% en 8,8%,na drie jaar is er geen uitval meer. Voor Vormgeving voltijd variëren de cijfers na één jaar van 21,5% tot 29,8%,na twee jaar oplopend met 7,9% en 10,4%. Na drie jaar komt er nog een uitval van 3% bij. De grootste uitval vindt dus plaats in het eerste jaar. De aantallen voor de deeltijdopleidingen zijn zo klein dat de cijfers weinig of niets zeggen. De Willem de Kooning Academie stelt het streefcijfer voor het propedeuserendement op 70% à 75% voor 2009,uitgaande van een vijfjaarsrendement van 65% (Addendum op het zelfevaluatierapport). Bij een streefrendement na vijf jaar van 47-55%, zoals de laatste twee jaar wordt gehanteerd, moet volgens de opleidingen worden uitgegaan van een propedeuserendement van 55% à 60%. De uitvalpercentages na twee jaar voor de voltijdopleiding Autonome Beeldende Kunst variëren van ongeveer 26% tot 35%, die voor de voltijdopleiding Vormgeving van ongeveer 29% tot 40%. Dat wijst erop dat het bijgestelde streven voor het propedeuserendement ongeveer wordt gehaald. Het propedeuserendement na één jaar van de cohort 2006 is 63%. De opleidingen realiseren naar de mening van het panel in voldoende mate het streven. Aangezien de rendementen van de deeltijdopleidingen niet in alle opzichten voldoen, beoordeelt het panel deze met een voldoende in plaats van goed.
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
45/69
46/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
47/69
Bijlage 1:
48/69
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
49/69
50/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
51/69
52/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
53/69
54/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
55/69
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Panellid: De heer drs. R.A.M. Visschedijk
Panellid: De heer B. van Elderen
X
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer drs. L.S. van der Veen Mevrouw M. Wegkamp
Panellid: De heer L. Pennock
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: De heer H. den Breejen
Panellid: De heer drs. R.J. Guldemond
Deskundigheid cf. Protocol VBI s; 22 augustus 2005
X X
X
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden: Panellid de heer drs. R.J. Guldemond: De heer Guldemond is ingezet vanwege zijn expertise op het gebied van Vormgeving en Beeldende Kunst. Door zijn ervaring als conservator in verschillende musea is de heer Guldemond goed op de hoogte van de hedendaagse moderne kunst in Nederland en internationaal. Hij was hoofdcurator Moderne & Hedendaagse Kunst van het Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam en daarvoor tien jaar werkzaam als conservator bij het Stedelijk Van Abbemuseum in Eindhoven, eerst vijf jaar voor collectiebeheer, daarna als conservator tentoonstellingen. Vervolgens was hij korte tijd werkzaam bij het Kröller Müller Museum in Otterlo en in 2001 stelde hij de Nederlandse bijdrage voor de Biënnale in Venetië samen. De heer Guldemond heeft verschillende publicaties op zijn naam staan en aan workshops en interdisciplinaire manifestaties en tentoonstellingen meegewerkt. Opleiding: 1980 1988
Kunstgeschiedenis & Archeologie aan de Universiteit van Amsterdam
Werkervaring: 1991 1995 Conservator collectie Van Abbemuseum, Eindhoven 1996 2001 Conservator tentoonstellingen Van Abbemuseum, Eindhoven
56/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
2001 2001 2002
Curator Biënnale Venetië/Nederlandse inzending 2002 Hoofd presentaties Kröller-Müller Museum heden Senior curator moderne & hedendaagse kunst Museum Boijmans Van Beuningen
De heer L. Pennock De heer Pennock is ingezet als panellid vanwege zijn werkveldexpertise. Hij heeft een lange staat van dienst en maakt al sinds eind jaren zestig constructies van zink of staal. De heer Pennock had diverse tentoonstellingen in binnen- en buitenland, onder andere in Amsterdam, Basel, Frankfurt, Madrid, Moskou en Den Haag. Ook heeft hij kunstopdrachten uitgevoerd voor onder meer de Rijksgebouwendienst, de Gemeente Amsterdam, Kaiserslautern, Den Haag en Rotterdam. Het werk van Pennock bevindt zich in musea, particulier bezit en overheidscollecties in Nederland, Frankrijk, België, Duitsland, Italië, Zweden, Portugal, Tsjecho-Slowakije en de Verenigde Staten. Voor deze visitatie is de heer Pennock individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1962 1967 1967 1968 1970 2000
Konijklijke Academie voor Beeldende Kunsten, Den Haag Ecole nationale supérieure des beaux-arts Parijs Internationaal Symposium voor Metaalplastiek, Kosice, Tsjechoslowakije Symposion Skulpturenweg Rheinland-Pfalz Kaiserslautern
Werkervaring: 1967 heden: talloze kunstwerken in opdracht in binnen- en buitenland, diverse adviesopdrachten voor o.m. Atelier Rijksbouwmeester en gemeente Den Haag, daarnaast heeft de heer Pennock diverse Kunstplannen en kunstadviezen geschreven en was auteur in boeken over kunst Diversen: 1969 1969
Buys van Hultenprijs Jacob Maris aanmoedigingsprijs
Panellid de heer B. van Elderen De heer Van Elderen is ingezet als panellid vanwege zijn expertise op het gebied van de kunstpraktijk. Hij heeft een ruime ervaring als grafisch ontwerper en wordt gezien als autoriteit op het gebied van huisstijl/branding projecten. Voor deze visitatie is de heer Van Elderen is individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en de over werkwijze van NQA. Opleiding: 1986 1990 1990 1991 1991 1996
CIBAP (afd etaleren/decoreren/standbouw), Zwolle,diploma Kunstacademie Constatijn Huygens,Kampen, propedeuse Kunstacademie Minerva (grafisch ontwerpen), Groningen, diploma
Werkervaring: 1995 Stages: UNA, 2D3D, uitwisseling Ohio State University 1996 2002 Dedato, Amsterdam, grafisch ontwerper 2002 heden Design Bridge, Creative studio Director
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
57/69
De heer drs. R.A.M. Visschedijk (panellid domein/werkveld Fotografie) De heer Visschedijk is ingezet vanwege zijn expertise in het domein Fotografie en film. Hij heeft relevante werkvelddeskundigheid en is vertrouwd met de meest recente ontwikkelingen op het gebied van film en televisie, beeldende kunst en vormgeving en de voortgezette opleidingen film en televisie en fotografische vormgeving. Daarnaast heeft de heer Visschedijk relevante werkvelddeskundigheid op het gebied van communication & multimedia design en beschikt hij over een ruime internationale deskundigheid op de vakgebieden film en televisie, communication & multimedia design, kunst en economie, beeldende kunst en vormgeving en de voortgezette opleidingen film en televisie en fotografische vormgeving. De heer Visschedijk is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1973 1974 1982
HBS A Baarns Lyceum Propedeuse Economie Tilburg Doctoraal Politicologie VU Amsterdam
Werkervaring: 1983 1991 1991 2001 2001 2003 2003 heden
Zuiderzeemuseum Enkhuizen (productie films, marketing manager Filmmuseum Amsterdam (hoofd publieksdienst, programmeur, adjunct-directeur) Directeur Nederlands Foto Instituut Rotterdam Directeur Nederlands Fotomuseum Rotterdam
Studentlid de heer H. den Breejen De heer Den Breejen is ingezet als studentpanellid. Hij is recent afgestudeerd aan de opleiding Docent Beeldende Kunst en vormgeving aan de Academie voor Beeldende Kunst van de Amsterdamse hogeschool voor de Kunsten. Hij heeft het afgelopen half jaar aan de MMU in Manchester gestudeerd, voornamelijk op de opleiding borduren. De heer Den Breejen beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen docent beeldende kunst en vormgeving. Hij is voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: 2003 2007 2006 1996-2002
Academie voor Beeldende Vorming, AHK Uitwisseling: Embroidery aan de MMU te Manchester vwo te Voorburg
Werkervaring: Stage: Vooropleiding van de Academie voor Beeldende Vorming Bijbaantjes bij Bruna en Hema. Sinds januari 2007 werkt de heer Den Breejen bij modewinkel The English Hatter.
58/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
Panellid NQA de heer drs. L.S. van der Veen De heer Van der Veen is ingezet als NQA-auditor. De heer Van der Veen heeft zeven jaar ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo en heeft auditdeskundigheid op grond van deze werkervaring en op grond van auditcursussen gevolgd bij Lloyd s. Opleiding: 1971 1980 Cursussen: 1988 2003
Sociale Wetenschappen (Andragogie) Rijksuniversiteit Groningen
Diverse opleidingen en cursussen op het gebied van onderwijs, auditing, management en organisatie, informatica en filosofie.
Werkervaring: 1976 1977 1978 1979 1979 1980 1980 1983 1983 1986 1991 1995 2000 2004
RUG: studentassistent Pedagogische en Andragogische Wetenschappen RUG: studentassistent Interdisciplinaire Onderwijskunde Gemeente Hoevelaken: beleidsmedewerker Provincie Zeeland: projectleider AKU-project (kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening) 1985 Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming: projectmedewerker PABO 1990 Zeeuws Steunpunt Volwasseneneducatie: adviseur educatie en organisatie 1994 Regionaal Educatief Centrum Zeeuwsch-Vlaanderen: adviseur educatie en organisatie 1997 Regionaal Opleidingencentrum Westerschelde: stafmedewerker 2003 HBO-raad: beleidsmedewerker kwaliteitszorg heden NQA: auditor, accountmanager
Panellid NQA mevrouw M.J.E. Wegkamp Mevrouw Wegkamp is ingezet als NQA-auditor. Na haar studie Communicatie-Creatief heef zij enkele freelance opdrachten gedaan in haar vakgebied. Tijdens haar opleiding heeft zij kennis opgedaan van kwaliteitszorg en organisatorische processen. Zij is bekend met het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en is verder ingewerkt in de werkwijze van NQA. Zij heeft ervaring als NQA-auditor bij meerdere visitaties. Opleiding: 1995 2001 2001 2005
havo Alfrink College, Zoetermeer hbo Communicatie hogeschool INHOLLAND Rotterdam
Werkervaring: 2002 2006 Verkoopmedewerker en Assistent Bedrijfsleider Levi Store Zoetermeer 2005 Majoni Plastics BIJVOORBEELD, Productie Informatiebrochure 2005 Afstudeeropdracht, Media introductieplan met een daaraan gekoppelde onderzoeksscriptie. 2006 E-merge, vormgeven en redactie van het E-merge jaarverslag 2006 Organisatie Nacht van de Fooi, Den Haag 2006 Stinafo, ontwerp lustrum logo
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
59/69
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Visitatiedatum: 3 oktober 2007 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
16.00-19.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering en bezichtiging werk van studenten Intern paneloverleg Uitleg toepassing intranet en uitleg kwaliteitszorgsysteem
(Visitatiepanel)
16.00-16.30 uur
Najang Klootwijk Eefje Markus
Visitatiedatum: 4 oktober 2007 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
9.00
Gesprek met opleidingsmanagement
drs. Richard E. Ouwerkerk Stephan Saaltink Albert van der Weide Arjan Lagendaal drs. Jeanette Guerain drs. Bieneke Fasen Ron van Grootel Annelies Bakker Tarek Adel Ina van Soest Gaby Campo Brenda Heijnis Anouk van Mil Karen van Gilst Merel Snel Mirte Söhngen
10.00 uur
10.00
11.00 uur
Gesprek met studenten
11.00
11.15 uur
pauze
11.15
12.15 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
12.15
13.00
Lunchpauze
60/69
Ove Lucas Joke de Ridder Marcus Vlaar Michel van Honk Hugo Bongers Nienke Koedijk Jan van Mechelen Pieter Vos Hans Walchenbach
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
Tijdstip 13.00 15.30 uur
Programmaonderdeel Gesprek met docenten van beide opleidingen Aansluitend rondleiding en bespreken werk van studenten van beide opleidingen
Deelnemers Ton van Dalen René Verouden Karin Arink Thomas Voorn Roger Teeuwen Tessa Lavrijsen Eveline van Vught Aldje van Meer Rob Dielissen Jojanneke Gijsen
15.30
17.00 uur
Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
17.00
17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
drs. Richard E. Ouwerkerk Stephan Saaltink Albert van der Weide Arjan Lagendaal drs. Jeanette Guerain drs. Bieneke Fasen
17.30
18.00
Afsluitend paneloverleg
(Visitatiepanel)
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
61/69
62/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Selectie van de belangrijkste documenten in de Compliance manager, met hun code. Samenvatting en beleidsagenda Projecten beroepskolom: - DKS 007638 wdk_doorstroomroutes_2006 - DKS 007639 wdk_doorstroomroutes_2007 DKS 007158 wdk_creatieve stad.CVB_040406 Overzicht minoren: http://intra.wdka.hro.nl/wdka_page.asp?id=105621 Overzicht keuzemodules: http://intra.wdka.hro.nl/wdka_intranet/apps/subscribe_module/keuzevakken.asp Aanvraag Associate degree DKS 002310 wdk internationalisering Intern.Beleid.04.doc DKS 002311 wdk internationalisering Intern.Beleid.05.doc DKS 002312 wdk internationalisering Intern.Beleid.06.doc Hoofdstuk 1 Competentiematrix Vormgeving DKS 005349 wdk_vg_Competentiematrix vormgeving 221206 Competentiematrix Grafisch ontwerpen: DKS 007611 wdk_vg_gr_competentiematrix Competentiematrix Visuele Communicatie: DKS 007656 wdk_viscom dt_competentiematrix_100707 Competentiematrix Digitale fotografie: DKS 007655 wdk_df_competentiematrix_160707 DKS 005350 wdk_de eindtermen abk en v en dbkv_2002 Propedeuse - DKS 007294 wdk_leerplan propedeuse eerste semester 0607 def - DKS 007295 wdk_leerplan propedeuse tweede semester 0607 def Hoofdstuk 2 Toetsbeleid: - DKS 002850 wdk-notitie toetsbeleid concept - DKS 007128 wdk_integrale beoordeling_140604 - DKS 007128 wdk_integrale beoordeling_140604 Notitie stadslab: - http://intra.wdka.hro.nl/wdka_page.asp?id=132781 - DKS 007648 wdk_stadslab_2004 Notitie crosslab - DKS 006394 wdk_Crosslab_191206 - DKS 006395 wdk_schema crosslab thema Adcomstudio - Adcom studio: DKS 007624 wdk_adcom 2007-2008 Curriculum per opleiding en afstudeerrichting: - http://intra.wdka.hro.nl - DKS 007625 wdk_vg_lesaanbod visual merchandising - DKS 005360 wdk_studiedag_leerplan ontwikkeling notulen 010305 Keuzegids hoger onderwijs - DKS 006408 wdk_analyse Keuzegids_05-06 - DKS 006409 wdk_analyse Keuzegids_04-05 Samenwerkingverband Grafisch Lyceum
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
63/69
Samenwerking met Kunstlyceum (Comenius College Capelle aan den IJssel, Gemeentelijke scholengemeenschap Schravenlant te Schiedam, Helenium College te Hellevoetssluis, Montessori Lyceum te Rotterdam, Rhorbecke Voortgezet Onderwijs te Rotterdam en Wolfert van Borssele Scholengemeenschap te Rotterdam. Samenwerking in het kader van verbetering vooropleidingen met ROCZadkine te Rotterdam, Grafisch Lyceum te Rotterdam, Albeda College te Rotterdam en LMC te Rotterdam. In samenwerking met Thorbecke Voortgezet Onderwijs te Rotterdam wordt onderzoek verricht naar de mogelijkheid om een creative Magnetschool op te richten. - DKS 007638 wdk_doorstroomroutes_2006 - DKS 007639 wdk_doorstroomroutes_2007 Hoofdstuk 3 Voorbeeld TTI registratie: DKS 007658 wdk_voorbeeld TTI registratie medewerkers Overzicht gevoerde gesprekken in kader van gesprekscyclus: DKS 007652 wdk_overzicht gesprekscyclus medewerkers_200707 Hoofdstuk 4 Notities afdeling ict: - DKS 007248 wdk_ict_nulmeting_2004-2005 - DKS 007276 wdk_ict_jaarplan_2005-2006 - DKS 007278 wdk_ict_evaluatie_2005-2006 - DKS 007279 wdk_ict_jaarplan_2006-2007 - DKS 007653 wdk_ict_evaluatie_2006-2007 - DKS 007654 wdk_ict_visie_2007 Selectie uit notities afdeling media: - DKS 006366 wdk_media_fotografie_nulmeting-v1_2005 - DKS 006367 wdk_media_fotografie-v2-jaarplan-06-07 - DKS 006375 wdk_media_servers_nulmeting-v1 - DKS 006376 wdk_media-servers-v2-jaarplan-06-07 - DKS 006379 wdk_rental_nulmeting-v1 - DKS 006380 wdk_rental-verbeterplan-v1 - DKS 006382 wdk_media_ani_faciliteiten_nulmeting_2005 - DKS 006386 wdk_media_ani_faciliteiten_jaarplan_2006-2007 - DKS 006387 wdk_media_avfac_nulmeting_2005 - DKS 006383 wdk_media_avfac_evaluatie_v1_2006 - DKS 006385 wdk_media_avfac_v2_jaarplan_2006-2007 Notities Portal_Door to the River (zie hoofdstuk 2) - DKS 007191 wdk_portal_protocol_051206 - DKS 007190 wdk_portal OIIO beleidsplan - DKS 007189 wdk_projectvoorstellen_12-06 - DKS 007186 wdk_ projectvoorstellen_141207 - DKS 007657 wdk_plan van aanpak blaak10_020307 - DKS 005345 wdk_stage_stagegids_06-07 - Onderzoek onder stagebieders (zie hoofdstuk 2): DKS 002835 wdk_resultaten vragenlijst stage 05-06.doc DKS 007574 wdk_stagejaarverslag_resultaten_vragenlijst_06-07 DKS 002862 wdk-stage-2005-vragenlijst Tools studieloopbaancoaches: - Algemene portfolio link: http://intra.wdka.hro.nl/wdka_page.asp?id=124694 - Gespreksportfolio: http://intra.wdka.hro.nl/wdka_page.asp? id=124807 - Ontwikkelingsportfolio: http://intra.wdka.hro.nl/wdka_page.asp?id=124811 - Showcaseportfolio: http://intra.wdka.hro.nl/wdka_page.asp?id=124759
64/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
Notitie peercoaches Willem de Kooning Academie: DKS 003739 wdk_dbkv_Plan van aanpak Peercoaching 06-07.doc Hoofdstuk 5: Modulemeter: DKS 007645 wdk_modulemeter 2 Kwaliteitszorgcommissies vragenlijsten: - DKS 005197 wdk_vragenlijst aut vg hoofdfase2006.doc - DKS 005199 wdk_Vragenlijst Minoren Studentenkwaliteitszorg 2006.doc - DKS 005200 wdk_vragenlijst prop Aut en VG2006.doc Enquêteformulier stagebieders: DKS 002862 wdk-stage-2005-vragenlijst Enqueteformulier extern deskundigen: DKS 007659 wdk_vragenlijst extern deskundigen Opleidingscommissie: - DKS 002308 wdk_notitie opleidingscommissie-130306 - DKS 002309 wdk-opleidingscommissie-jaarverslag-110705 - DKS 002269 wdk_opleidingscommississie-090506 - DKS 005216 wdk_opleidingscie gezamenlijk 220307 - DKS 005217 wdk_opleidingscie-docenten-150207 - DKS 005218 wdk_opleidingscie-stud-150207 Beroepenveldcommissie: - DKS 005214 wdk_jaarverslag beroepenveldcommissie_04-05.doc - DKS 006480 wdk_beroepenveldcommissie taken_050607 - DKS 0054584 wdk_vg_3d_beroepenveldcie_070306 - DKS 005485 wdk_vg_3d_beroepenveldcie_131205 - DKS 005487 wdk_vg_beroepenveldcie_mode, is, retail_100505 Jaarplannen en jaarverslagen: Autonome Beeldende Kunst - DKS 007660 wdk_abk_nulmeting - DKS 005407 wdk_abk_jaarverslag 05-06_010706 - DKS 005406 wdk_abk_jaarplan_06-07_011106 Vormgeving - Grafische Ontwerpen en Advertising: DKS 002137 wdk-gr en adv-statusrapportage-0405 DKS 005366 wdk_vg_gr en adv_evaluatie jaarplan 2005-2006.def DKS 005364 wdk_vg_2d_gr adv jaarplan_0607 - Audiovisueel Ontwerpen DKS 005423 wdk_vg_av_jaarplan 06-07__011106 DKS 006385 wdk_media_avfac_v2_jaarplan 2006-2007 DKS 005424 wdk_vg_av_jaarverslag 05-06 DKS 005422 wdk_vg_av_nulmeting_0405 - Animatie DKS 006386 wdk_media_ani_faciliteiten jaarplan 2006-2007 DKS 007103 wdk_vg_ani_jaarplan_0607 DKS 007104 wdk_vg_ani_jaarverslag_05-06 - Illustratie DKS 005365 wdk_vg_2d_ill_jaarplan 0607 - Theorie DKS 005636 wdk_vg_verbeterplan theorieonderwijs 2d en 4d 270706 - Fotografie DKS 006367 wdk_media_fotografie-v2-jaarplan-06-07 DKS 005196 wdk_vg_df_brochuretekst-digitalefotografie 180107 - Mode DKS 005166 wdk_vg_mode_jaarplan 06-07 doc DKS 007296 wdk_leerplan mode 0607
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
65/69
- Interieurarchitectuur DKS 006485 wdk_voorwaarden register interieurarchitect DKS 005183 wdk_vg_ia_nulmeting ia DKS 007297 wdk_leerplan interieurarchitectuur 06-07 DKS 005181 wdk_vg_ia_jaarplan 06-07 DKS 007298 wdk_ leerplan interieurarchitectuur deeltijd 06-07 (nieuw) sem 1-4 DKS 007299 wdk_ leerplan interieurarchitectuur deeltijd 06-07 (oud) sem 7-10 DKS 005182 wdk_vg_ia_jaarplan deeltijd ia 06 07 - Lifestyle Design DKS 005184 wdk_vg_lsd_jaarplan lsd 2007 DKS 007300 wdk_leerplan Lifestyle & Design LSD (mode IA) 06-07 DKS 005185 wdk_vg_lsd_nulmeting lsd DKS 005187 wdk_vg_lsdia_nulmeting deeltijd DKS 005186 wdk_vg_lsd_onderzoek naar styling 02-2006 DKS 005187 wdk_vg_3D_lsd_bij curriculum voorstel 130206 DKS 005179 wdk_vg_3d_lsd_curriculumvoorstel 141206 - Crosslab DKS 006394 wdk_Crosslab_191206 DKS 006395 wdk_schema crosslab thema - Studieloopbaancoaching DKS 006392 wdk_slc_jaarplan en evaluatie 2006-2007 DKS 006389 wdk_protocol studieloopbaancoaching_2006 DKS 002872 wdk_slc studiedag notulen-130406 - Keuzeonderwijs DKS 005464 wdk_evaluatie en jaarplan keuzeonderwijs wdka 06 Hoofdstuk 6: Internet alumni: http://wdka.hro.nl Overzicht Drempelprijs Vormgeving: - DKS 006475 wdk_vg_drempelprijs juryrapport_220606 - DKS 005352 wdk_vg-jury-drempelprijs_2005 - DKS 006476 wdk_vg_persbericht drempelprijs_230605 - DKS 006474 wdk_vg_drempelprijs juryrapport_220605 - DKS 007340 wdk_vg_juryrapport drempelprijs 2007 Overzicht Drempelprijs Autonome Beeldende Kunst: - DKS 004647 wdk_abk_drempelprijs 2005.pdf - DKS 006477 wdk_abk_drempelprijs juryrapport_220606 - DKS 007344 wdk_abk_juryrapport drempelprijs_2007 - DKS 006478 wdk_abk_persbericht drempelprijs autonoom_230607 Overzicht Maaskantprijs: - DKS 007571 wdk_maaskantprijs 2006 juryrapport_041106 - DKS 007570 wdk_maaskantprijs 2004 juryrapport_250105 (Inter)nationale Prijzen: DKS 005363 wdk_Poster prijswinnaars_05-06 Links naar de CV s van de medewerkers zijn te vinden in de verkorte versie van deze CV s in de Compliance Manager.
66/69
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
Onderzoeksresultaten: studenttevredenheidsonderzoek - DKS 007143 wdk_sto_2005 - DKS 007133 wdk_analyse sto 2005 Analyse alumnionderzoek - DKS 007573 wdk_analyse alumni-onderzoek 2007 Kunstenmonitor - DKS 002819 wdk_kwalzorg_analyse kunstenmonitor 2005_141106 - DKS 002820 wdk_kwalzorg_analyse kunstenmonitor 2004_130906 Onderzoek extern deskundigen - DKS 002808 wdk_verslag Extern desk 2005-2006 - DKS 002807 wdk_verslag resultaten extern deskundigen 2005 - DKS 002806 wdk_ontvangen enquetes extern desk 2004.doc Alumni enquête afstudeerders 2000-2005: - DKS 007446 WDKA_101 research alumni-enquete ABK_260207 - DKS 007499 WDKA_101research_alumni-enquete_Vormgeving_260207 Onderzoek onder stagebieders - DKS 002835 wdk_resultaten vragenlijst stage 05-06.doc - DKS 007574 wdk_stagejaarverslag_resultaten_vragenlijst_06-07 - DKS 002862 wdk-stage-2005-vragenlijst Kwaliteitszorgcommissie - DKS 007136 wdk_werkwijze studentenkwalzorgcommissie_04-05 - DKS 007140 wdk_stud kwalzorgcommissie jaarverslag 0506 - DKS 007129 wdk_werkwijze kwalzorgcommissie_06-07 - DKS 007339 wdk_eerste ronde kwaliteitszorgbijeenkomsten_2006-2007 - DKS 007450 wdk_tweede ronde studentenkwalzorgbijeenkomsten 2006-2
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
67/69
Bijlage 5:
Domeinspecifieke en opleidingsspecifieke competenties
Domeinspecifieke competenties De domeinspecifieke competenties zijn te vinden op de website van de HBO-raad: www.hboraad.nl
Opleidingsspecifieke competenties voor de opleiding Autonome Beeldende Kunst 1 creërend vermogen de student maakt authentiek beeldend werk dat voortkomt uit het volgen van een eigen artistieke visie en bijdraagt aan de vervulling van een persoonlijke ambitie als kunstenaar 2 vermogen tot kritische reflectie de student kan het eigen werk en dat van anderen beschouwen, analyseren, duiden en beoordelen 3 vermogen tot groei en vernieuwing de student kan zijn of haar kunstenaarschap steeds verder ontwikkelen en verdiepen 4 organiserend vermogen de student kan een inspirerende en functionele werksituatie voor zichzelf opzetten en in stand houden 5 communicatief vermogen de student kan zijn of haar artistieke visie presenteren en toelichten. 6 omgevingsgerichtheid de student is in staat om verbanden te leggen tussen het eigen werk en dat van anderen en tussen het eigen werk en het publiek. 7 vermogen tot samenwerken de student is in staat om in voorkomende gevallen een zelfstandige artistieke bijdrage te leveren aan een gezamenlijk product of proces
Opleidingsspecifieke competenties voor de opleiding Vormgeving 1 creërend vermogen de student kan vanuit een eigen idee en visie een concept ontwikkelen voor communicatiemiddelen en dat concept tot realisatie brengen
2
68/69
vermogen tot kritische reflectie
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
de student kan het eigen werk en dat van anderen beschouwen, analyseren, duiden en beoordelen 3 vermogen tot groei en vernieuwing de student kan het vakmanschap, de persoonlijke invulling van de beroepssituatie-en zijn of haar artisticiteit verder ontwikkelen en verdiepen 4 organiserend vermogen de student kan een inspirerende en functionele werksituatie voor zichzelf opzetten en in stand houden 5 communicatief vermogen de student kan een opdracht verwerven en interpreteren, effectief het werk presenteren en toelichten en erover onderhandelen met opdrachtgevers en andere betrokkenen 6 omgevingsgerichtheid de student is in staat om verbanden te leggen tussen het eigen werk en dat van anderen en tussen het eigen werk en het publiek 7 vermogen tot samenwerken de student kan in een samenwerkingsverband een actieve bijdrage leveren aan de totstandkoming van een product of proces
© NQA-visitatie Willem de Kooning Academie, Autonoom Beeldende Kunst en Vormgeving (vt,dt)
69/69