Love is in the air... De mogelijkheden van ergotherapeuten voor dwarslaesiecliënten met problemen op het gebied van seksualiteit en de profilering hiervan
Stefanie van Opstal Docent: Esther Steultjens Differentiatie: Behandelen/ begeleiden Hogeschool Rotterdam Paramedische cluster Ergotherapie juni 2006
Voorwoord In het kader van het afstudeerprogramma van de opleiding Ergotherapie aan de Hogeschool Rotterdam is deze afstudeerscriptie tot stand gekomen. In de periode van 27 maart 2006 tot en met 16 juni 2006 is er door mij gewerkt aan deze afstudeerscriptie. Graag wil ik een aantal mensen bedanken die mij hebben gesteund, geholpen en begeleid tijdens deze afstudeerperiode. Ten eerste wil ik de dwarslaesie-vereniging bedanken voor het mogelijk maken van contact met dwarslaesie-cliënten. Daarnaast wil we mevrouw J. bedanken, voor de openhartigheid waarmee zij haar persoonlijke verhaal aan mij heeft verteld. Ik respecteer haar wens om anoniem te blijven en zal haar in mijn verdere scriptie 'mevrouw J.' noemen. Daarnaast bedank ik de drie ergotherapeuten mevrouw Blokker, mevrouw Hinsen en mevrouw van de Graaf, voor hun hulp bij mijn inventarisatie van de huidige situatie in de praktijk. Tot slot wil ik Esther Steultjens bedanken, voor de prettige manier van begeleiden en haar positieve stimulatie tijdens het schrijven van mijn afstudeerscriptie. Rotterdam, juni 2006 Stefanie van Opstal
© 2006 Hogeschool Rotterdam
1 1
Inleiding ...............................................................................................................................................3 Definitieve vraagstelling ..................................................................................................................3 Doelstelling ......................................................................................................................................3 Methode ...........................................................................................................................................3 Opbouw scriptie ...............................................................................................................................4 1. Dwarslaesie ......................................................................................................................................5 1.1 Dwarslaesie ................................................................................................................................5 1.2 Lichamelijke gevolgen...............................................................................................................5 1.2.1 Motorische uitval ................................................................................................................5 1.2.2 Sensibele uitval ...................................................................................................................5 1.2.3 Vegetatieve stoornissen.......................................................................................................6 1.2.4 Uitgebreidheid van de laesie ...............................................................................................6 1.3 Psycho-sociale gevolgen ............................................................................................................6 2. Dwarslaesie en seksualiteit ..............................................................................................................8 2.1 Seksualiteit .................................................................................................................................8 2.2 Lichamelijke gevolgen...............................................................................................................9 2.2.1 Lichamelijke gevolgen bij een man ....................................................................................9 2.2.2 Lichamelijke gevolgen bij een vrouw...............................................................................10 2.3 Psycho-sociale gevolgen ..........................................................................................................11 3. Ergotherapie en seksualiteit ...........................................................................................................12 3.1 Taakgebied ergotherapie ..........................................................................................................12 3.2 Argumenten voor seksualiteit als onderwerp binnen de ergotherapie .....................................12 3.3 Seksualiteit als onderdeel van de ergotherapeutische behandeling .........................................13 4. Ergotherapie, dwarslaesie en seksualiteit.......................................................................................14 4.1. Bespreekbaar maken van seksualiteit .....................................................................................14 4.1.1 PLISSIT-model .................................................................................................................14 4.1.2 Het geschikte moment.......................................................................................................15 4.1.3 Benaderingswijzen ............................................................................................................15 4.2 Mogelijkheden van de ergotherapeut .......................................................................................16 4.2.1 Hulpmiddelen....................................................................................................................16 4.2.2 Houdingen.........................................................................................................................17 4.2.3 Technieken ........................................................................................................................18 4.2.4 Cliënt-systeem...................................................................................................................18 5. Profilering van de ergotherapie......................................................................................................19 5.1 Huidige situatie seksualiteit in de gezondheidszorg ................................................................19 5.2 Veranderingen in de gezondheidszorg.....................................................................................20 5.3 Profilering et-behandeling bij dwarslaesie-cliënten met seksualiteits-problemen...................20 Conclusie............................................................................................................................................22 Bronvermelding .................................................................................................................................24 Samenvatting......................................................................................................................................27 Summary ............................................................................................................................................28 Bijlage 1: Het ruggenmerg.................................................................................................................29 Bijlage 2: Schema Bom & Uittenbogaard..........................................................................................30 Bijlage 3: Houdingen waarin je kunt vrijen of gemeenschap kunt hebben .......................................32 Bijlage 4: Productomschrijving .........................................................................................................35
© 2006 Hogeschool Rotterdam
2 2
Inleiding Een paar maanden voordat de periode van afstuderen begon, heb ik voor het eerst kennis gemaakt met dwarslaesie-cliënten. De positieve instelling van verschillende cliënten en de openheid waarmee ik met hen over hun beperkingen en het onderwerp seksualiteit heb gesproken, heeft mij geprikkeld om mijn afstudeerscriptie op deze doelgroep te richten. Ik vind het vanaf het begin een uitdaging om met het onderwerp seksualiteit aan de slag te zijn en te ontdekken wat een ergotherapeut op het gebied van seksualiteitsproblemen voor dwarslaesie-cliënten kan betekenen. Seksualiteit is natuurlijk een intiem onderwerp en binnen de gezondheidszorg vaak nog steeds taboe. Hoe en of seksualiteit in de behandeling geïntegreerd wordt, is afhankelijk van het karakter van de cliënt, de therapeut en de vertrouwensband tussen de cliënt en de therapeut. Maar ook de instelling waarin de ergotherapeut werkt, heeft invloed op hoe seksualiteit geïntegreerd wordt binnen de behandeling. Uit onderzoek blijkt (McAlonan, S. 1995, Couldrick L., 1998) dat dwarslaesie-clienten vaak tijdens de revalidatie behoefte hebben aan informatie en begeleiding bij seksuele problemen ten gevolge van hun verworven beperkingen.Ook blijkt dat het merendeel van de dwarslaesie-cliënten ontevreden is over de behandeling/begeleiding van problemen op het gebied van seksualiteit gedurende de revalidatie. Deze feiten zijn voor mij een extra prikkeling geweest om te gaan onderzoeken wat een ergotherapeut op dit gebied kan betekenen. Zowel de gezondheidszorg in zijn geheel, als ook het beroep ergotherapie, zijn constant in ontwikkeling. Zo gaat de zorg van aanbod-gericht naar vraaggericht en moet de zorg steeds inzichtelijker worden. Het is dus belangrijk een duidelijk beeld te hebben van wat je als ergotherapeut kunt bieden, maar ook hoe je dit naar buiten kunt brengen. In mijn scriptie kijk ik naar een ergotherapeut binnen een revalidatiecentrum. Ik vind het namelijk erg interessant hoe een onderwerp als seksualiteit binnen een multidisciplinair behandelteam wordt aangepakt. Ook binnen een team is het belangrijk dat er duidelijkheid is over wat een discipline, als ergotherapie, kan bieden op dit gebied. Alleen wanneer hier duidelijkheid over is en er goede afspraken over zijn gemaakt, zal seksualiteit ook daadwerkelijk 'normaal' worden binnen de gezondheidszorg. Ik wil daarom in mijn scriptie niet alleen gaan onderzoeken wat ik als ergotherapeut kan, maar ook hoe ik dit naar buiten kan brengen; hoe ik dit kan profileren.
Definitieve vraagstelling Wat kan ik als ergotherapeut betekenen voor dwarslaesie-cliënten met problemen op het gebied van seksualiteit en hoe kan ik dit profileren binnen een revalidatiecentrum?
Doelstelling De doelstelling voor mijn scriptie is dat ik weet wat ik kan betekenen voor dwarslaesie-patiënten met problemen op het gebied van seksualiteit en hoe ik dit kan profileren binnen een revalidatiecentrum. Om dit doel te kunnen bereiken, heb ik een aantal subdoelen opgesteld. Deze bestaan uit het verdiepen in; de lichamelijke (on)mogelijkheden van dwarslaesie-cliënten op het gebied van seksualiteit, de grenzen van de ergotherapeut op dit gebied, de taken die een ergotherapeut wel/niet kan of mag uitvoeren op het gebied van seksualiteitproblemen en als laatste het onderwerp profilering.
Methode Om mijn vraagstelling te kunnen beantwoorden, ben literatuur gaan verzamelen via boeken, internet, aan mijn onderwerp gerelateerde scripties, woordenboeken, catalogi in bibliotheken en de mediatheek op school en artikelen via databanken. Ik ben daarbij steeds van algemene naar specifiekere zoektermen gegaan. Ook heb ik zoektermen gecombineerd. Steeds wanneer ik een link © 2006 Hogeschool Rotterdam
3 3
vond naar andere auteurs of relevante onderwerpen, ben ik verder gaan zoeken. Hierdoor heb ik ideeën gekregen voor nieuwe zoektermen, die ik kon gebruiken. Wanneer ik ogenschijnlijk relevante literatuur had gevonden, heb ik deze gescreend op relevantie en bruikbaarheid voor mijn scriptie. Ik heb hierbij gekeken naar de recentheid en de bewijskracht van de literatuur. Van de bruikbare literatuur heb ik samenvattingen geschreven, die ik heb gebruikt bij het schrijven van mijn scriptie. Naast deze literatuur heb ik een paar mensen mogen interviewen of via e-mail een aantal vragen mogen stellen. Als eerste heb ik mevrouw J. vragen mogen stellen over haar dwarslaesie (incompleet, Th 4-5) en de gevolgen hiervan op haar seksueel functioneren. Ik was erg benieuwd naar een persoonlijk verhaal van een dwarslaesie-cliënt en heb in mijn scriptie ook verschillende citaten van mevrouw J verwerkt. Een literatuurscriptie is meestal vrij theoretisch. Ik vind het echter interessant om ook naar de praktijk te kijken en te inventariseren of profilering op dit gebied eigenlijk wel nodig is. Om deze redenen heb ik een aantal ergotherapeuten (mevrouw E. Blokker, mevrouw M. van de Graaf en mevrouw S. Hinsen) uit verschillende revalidatiecentra in Nederland, vragen gesteld over wat zij in de praktijk deden op het gebied van seksualiteit binnen de ergotherapeutische behandeling.
Opbouw scriptie In het eerste hoofdstuk wordt beschreven wat een dwarslaesie inhoudt en wat de lichamelijke en psycho-sociale gevolgen van een dwarslaesie zijn. Hoofdstuk twee beschrijft wat de gevolgen van een dwarslaesie op seksueel gebied zijn. Ik ga hierbij wederom in op zowel de lichamelijke, als psycho-sociale gevolgen. Het derde hoofdstuk richt zich op het onderwerp seksualiteit binnen de ergotherapie. Er worden argumenten gegeven voor seksualiteit als onderdeel van de ergotherapeutische behandeling en beschreven wordt, wat een ergotherapeut op het gebied van seksualiteit kan betekenen. In het vierde hoofdstuk ga ik in op hoe je als ergotherapeut seksualiteit bespreekbaar kunt maken binnen de behandeling, aan de hand van het PLISSIT-model. Daarnaast beschrijf ik wat een ergotherapeut specifiek voor dwarslaesie-cliënten kan betekenen op het gebied van seksualiteit. Het laatste hoofdstuk zal ik ingaan op de huidige situatie van het onderwerp seksualiteit binnen de gezondheidszorg en geef ik een omschrijving van hoe een ergotherapeut zijn taken op het gebied van seksualiteitsproblemen zou kunnen profileren. Na deze vijf hoofdstukken volgen nog een conclusie en samenvatting in het Nederlands en Engels van deze scriptie. Tot slot wil ik verduidelijken dat overal waar de mannelijke vorm geschreven staat, ook de vrouwelijke vorm gelezen kan worden (mits dit in de context past). Met het woord 'relatie' kan zowel een hetero-, homo-, als biseksuele relatie bedoeld worden.
© 2006 Hogeschool Rotterdam
4 4
1. Dwarslaesie 1.1 Dwarslaesie Alvorens ik kan ingaan op de gevolgen van een dwarslaesie op het gebied van seksualiteit, zal ik eerst omschrijven wat een dwarslaesie is en wat de lichamelijke en psycho-sociale gevolgen zijn. Een dwarslaesie kan als volgt worden gedefinieerd; “Dwarse onderbreking van de continuïteit van het ruggenmerg door trauma of ziekteproces, waardoor mobiliteit en sensibiliteit onder het niveau van de laesie uitvallen en de willekeurige beïnvloeding van blaas en rectum is opgeheven.” (Jochems, 2000).
1.2 Lichamelijke gevolgen 1.2.1 Motorische uitval De hersenen sturen prikkels naar het ruggenmerg om spieren aan te kunnen sturen (efferente prikkels). Door de onderbreking in het ruggenmerg kunnen deze prikkels de spieren niet meer bereiken. Actieve, willekeurige bewegingen zijn daardoor niet meer mogelijk. Hierdoor is een verlamming onder de laesiehoogte ontstaan. De aard van deze verlamming kan spastisch zijn of slap. In het geval van een spastische verlamming is de spierspanning verhoogd. Onder normale omstandigheden wordt de spanning voornamelijk bepaald door de reflexen van het ruggenmerg. Vanuit de hersenen worden deze reflexen gecontroleerd (meestal geremd), zodat de spieren soepel aangestuurd kunnen worden. Wanneer door de beschadiging van het ruggenmerg deze controle vanuit de hersenen wegvalt, is er geen remming meer van de reflexen. De spierspanning loopt hierdoor op en er kunnen onwillekeurige bewegingen in de spieren optreden. In dat geval is er een spastische verlamming ontstaan. Medicatie en het voorkomen van zoveel mogelijk prikkels kan de spasticiteit onder controle houden. In het geval van een slappe verlamming is de spierspanning verlaagd. De beschadiging bevindt zich laag in het ruggenmerg, waardoor de reflexen voor de beenspieren onderbroken zijn. Hierdoor verdwijnt de spierspanning en ontstaat er een slappe verlamming.
1.2.2 Sensibele uitval Naast de motorische uitval, is er bij dwarslaesie-cliënten ook sprake van sensibele of gevoelsuitval. Dit komt doordat vanuit de armen, de romp en de benen, prikkels via het ruggenmerg naar de hersenen worden geleid (afferente prikkels). Door de laesie kunnen deze prikkels de hersenen niet bereiken. Prikkels, die van onder het niveau van de laesie komen, kunnen hierdoor niet bewust worden waargenomen; er is dan sprake van gevoelsuitval. Prikkels van aanraking, pijn en temperatuur worden niet waargenomen. Ook houding en beweging van het eigen lichaam onder de laesie wordt niet bewust waargenomen. Hierdoor vervalt de belangrijke beschermende functie van het gevoel. Onder normale omstandigheden is het lichaam in staat adequaat op prikkels te reageren, bijvoorbeeld prikkels van hitte of druk. Wanneer je een warm kopje vasthoudt, gaan er signalen naar de hersenen. Wanneer de hitte te groot wordt, reageert het lichaam hierop door het kopje los te laten (of terug op de tafel te zetten). Ook een (te lange) druk op de huid wordt niet meer waargenomen. Dit in combinatie met het feit dat even verzitten of verliggen niet meer zo vanzelfsprekend is, maakt het risico op huidbeschadiging (decubitus) vrij groot. Ook op het gebied van seksualiteit kan dit een probleem zijn, wanneer er bijvoorbeeld te lang in dezelfde houding wordt gelegen. (zie ook hoofdstuk 3). Regelmatig verzitten, gladde kleding en eiwitrijk voedsel kunnen helpen decubitus zoveel mogelijk © 2006 Hogeschool Rotterdam
5 5
te voorkomen. Ook psychisch is de sensibele uitval van groot belang. Een deel van het lichaam wordt wel gezien, maar niet meer gevoeld, alsof het er niet meer bij hoort. Ook op het gebied van seksualiteit, waar aanraking en houdingsgevoel zo belangrijk zijn, is het verlies van gevoel van grote betekenis. (zie ook hoofdstuk 2).
1.2.3 Vegetatieve stoornissen Wat mensen met een dwarslaesie meestal als het grootste ongenoegen ervaren is de incontinentie van urine en faeses. Het onder controle houden van deze stoornissen is vaak van groot sociaal belang en erg belangrijk voor het gevoel van eigenwaarde. Na het ontstaan van een dwarslaesie zijn het vullingsgevoel (de aandrang) en de willekeurige controle, waardoor op de juiste tijd en de juiste plaats de blaas geleegd kan worden, verdwenen. Dit kan worden ondervangen door een aan te leren blaasregulatie, waarbij op gezette tijden de blaas zo volledig mogelijk geleegd wordt. De blaasregulatie is niet alleen sociaal gezien van groot belang, ook is een goede blaasregulatie van belang om latere problemen van blaas en nieren zo veel mogelijk te voorkomen. Voor de darmen is regelmaat en de juiste voeding van essentieel belang voor een goede regulatie. Door voldoende drinken en vezelrijke voeding en de regelmaat kan de kans op incontinentie van faeses sterk verkleind worden. Wanneer de laesie zich boven sacraal niveau bevindt kan zowel de darm als de blaas meestal door middel van een opgewekte reflex geleegd worden. Wanneer dit niet het geval is wordt meestal gekozen voor een catheter en het mechanisch verwijderen van ontlasting. (Beckers, 1997)
1.2.4 Uitgebreidheid van de laesie De uitgebreidheid van een dwarslaesie, kan sterk uiteenlopen. Dit heeft te maken met twee factoren, namelijk de hoogte en het al dan niet compleet zijn van de laesie. Bij een beschadiging in het cervicale gedeelte van het ruggenmerg of het eerste thoracale segment, zijn alle vier de extremiteiten aangedaan. (zie ook bijlage 1 voor afbeelding van de wervelkolom) Er is dan sprake van een tetraplegie. In dat geval zijn zowel de benen, als de armen aangedaan. Dit beperkt de zelfstandigheid vaak enorm. Afhankelijk van de hoogte van de laesie, kunnen de armen en handen nog wel ingeschakeld worden, bijvoorbeeld bij ADL. Wanneer de armen en handen niet ingeschakeld kunnen worden, zal de cliënt meer afhankelijk zijn van hulpmiddelen en mensen in zijn omgeving. Bij beschadiging onder het niveau thoracaal 1 is er sprake van een stoornis in romp en onderste extremiteiten; een paraplegie. De armen en handen zijn in het geval van een paraplegie niet aangedaan. Cliënten met een paraplegie kunnen na revalidatie veelal zelfstandig functioneren. Bij een complete dwarslaesie is er sprake van een complete beschadiging. Er is volledige verlamming en gevoelsuitval. Bij een incomplete dwarslaesie is de beschadiging gedeeltelijk. Sommige prikkels kunnen doorgegeven worden, waardoor de verlamming niet volledig is en de kracht gedeeltelijk intact blijft. Ook is het gevoel niet volledig uitgevallen; er wordt enig gevoel waargenomen, maar wel verminderd en soms vervormd. In de praktijk komen incomplete dwarslaesie veel vaker voor dan complete dwarslaesie.
1.3 Psycho-sociale gevolgen Naast alle lichamelijke consequenties die iemand ondervindt van een dwarslaesie, zullen er ook op het psycho-sociale vlak veranderingen optreden. Wanneer iemand een dwarslaesie krijgt, komt hij voor een opgave te staan zijn oude toekomstverwachtingen met zijn nieuwe mogelijkheden en onmogelijkheden te vergelijken. Hij zal afscheid moeten nemen van zijn oude leven en langzaam toe moeten groeien naar iets nieuws. Het is voor alle mensen, die gehandicapt raken een grote strijd om uit dit verwerkingproces te komen (Palm, 2005). © 2006 Hogeschool Rotterdam
6 6
Zoals uit verschillende literatuur blijkt, is het verwerkingsproces na een dwarslaesie te vergelijken met een rouwproces. In het begin dringt het vaak niet door dat het letsel blijvend is. De cliënten hebben geen inzicht in hun eigen situatie. De eerste reactie op het letsel kan verschillende vormen aannemen; van extreme opwinding tot complete verdoving. Na de eerste shock komt vaak een fase van ontkenning. Men gaat ervan uit dat het nog wel goed komt. Vaak wil en kan men ook nog niet bevatten wat voor gevolgen de dwarslaesie gaat hebben. De mogelijkheid om het verlies te ontkennen, is ook biologisch te verklaren; de ontkenning werkt als een soort tijdelijke afweer en geeft de cliënt gelegenheid weer tot zichzelf te komen. Als men onder ogen ziet wat de gevolgen van de dwarslaesie zijn, treedt vaak een periode van woede en agressie op. 'Ik kom nog steeds in opstand. Begin zomaar te brullen onder de douche en roep de hulp in van mijn moeder die al 10 jaar dood is' (Keers, 1992). Ook jaloezie en verwijten kunnen een rol spelen, vooral wanneer de dwarslaesie ontstaan is door een menselijke fout, zoals een aanrijding. De waarneming van leeftijdgenoten die nog gezond zijn, beklemtoont de vraag: “Waarom ik?” (Beckers, 1997). Verdriet en depressie zijn vaak ook gevoelens die doorlopen worden tijdens het verwerkingsproces. De hoop op herstel is dan vaak verdwenen en de toekomst wordt somber tegemoet gezien. “De eerste keer thuis komen was heel emotioneel. Alles was precies hetzelfde als toen ik wegging, alleen ik was natuurlijk heel anders geworden”. (video “Ondanks alles: leven met een dwarslaesie”, 2000) Pas na een tijd, ontstaat er geleidelijk een evenwicht. De cliënt leert omgaan met de dwarslaesie en probeert het maximale uit de bestaande mogelijkheden te halen. Echte acceptatie is er zelden, maar men leert wel hoe men verder moet gaan. “Hoe dan ook, na verloop van tijd leer je het te aanvaarden en er mee omgaan. Accepteren niet, want het is zonde dat je zo gehandicapt raakt. Ook ga je je eigen dingen zien die je wel gehad hebt en wat echt de moeite waard was. Dan denk je bij jezelf dat je nog goed af bent.” (Mevrouw J. 2006)
© 2006 Hogeschool Rotterdam
7 7
2. Dwarslaesie en seksualiteit Cliënten met een handicap en zo ook cliënten met een dwarslaesie, hebben net zo goed als 'normale' mensen behoefte aan seksualiteit. Seksualiteit is een breed begrip dat ik in paragraaf 2.1 zal toelichten. Om mijn uiteindelijke vraag te kunnen beantwoorden wat een ergotherapeut op het gebied van seksualiteit kan betekenen voor dwarslaesie-patiënten, zal ik in paragraaf 2.2 en 2.3 eerst ingaan op de lichamelijke en psycho-sociale gevolgen op het seksueel functioneren bij dwarslaesie-patiënten.
2.1 Seksualiteit Seksualiteit is een vrij breed begrip. Wat mensen onder seksualiteit verstaan is onder andere afhankelijk van persoonlijke opvattingen en de cultuur waarin iemand leeft. “Seksualiteit en intimiteit kunnen op vele manieren beleefd worden. Intieme seksuele ervaringen variëren van handen vasthouden, omhelzen, kussen, dansen en masseren tot masturbatie, oralegenitale stimulatie en vaginale of anale coïtus. Men dient zich te realiseren dat seksualiteit niet teruggevoerd kan worden naar een serie van fysieke handelingen; het bestaat tevens uit psychologische, emotionele en sociale factoren.” (Bom & Uittenbogaard, 1998) Voor deze scriptie zal ik bovenstaande omschrijving aanhouden. Als ergotherapeut is echter van belang om na te gaan wat een cliënt onder seksualiteit verstaat, wanneer dit onderwerp een onderdeel van de behandeling betreft. De functie van seksualiteit kan ook sterk uiteenlopen. Zo kan seksualiteit onder andere dienen als voldoening van psychische behoefte, voldoening van uiten van emoties, als reactie op verveling, voor het verminderen van stress, gevoel van macht en status en het bevestigen van het einde van een ruzie. (Couldrick, 1998). Binnen de humanistische visie was de psycholoog Abraham Maslow een bekend figuur. Eén van de kernpunten van Maslow was de behoeftenhiërarchie van de mens. Een behoefte kan men zien als een verlangen naar iets. Pas wanneer aan een lagere behoefte wordt voldaan, dienen er volgende behoeften aan. Dit betekent bijvoorbeeld dat wanneer de fysiologische behoeften niet worden bevredigd, ze het leven zodanig beïnvloeden, dat de persoon niet aan de vervulling van andere behoeften toekomt. Maslow onderscheidt 5 niveaus van behoeften; 1. fysiologische behoeften; hieronder vallen honger, dorst, adem, slaap en seks 2. veiligheidsbehoeften; behoefte aan bescherming, zekerheid en stabiliteit 3. saamhorigheids- en liefdesbehoeften; behoefte aan genegenheid, vriendschap en liefde 4. waardering en respect behoeften; behoefte aan erkenning, status en prestige 5. zelf-actualiserings behoeften; dit is het hoogst mogelijke verlangen waar een mens behoefte aan kan hebben. Het is het streven naar ontwikkeling van zichzelf. Bijvoorbeeld het ontplooien van een hobby of het nastreven van dromen. Seks is volgens dit schema een fysiologische behoefte, een primaire behoefte, die bevredigd moet worden om zichzelf verder te kunnen ontwikkelen. Uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat seksualiteit een belangrijk aspect van het leven is. Wanneer een individu te maken krijgt met een dwarslaesie, zal dit vrijwel altijd invloed hebben op de mogelijkheden op het gebied van seksualiteit en zijn beleving van seksualiteit. In de volgende paragrafen zal ik bespreken wat de lichamelijke beperkingen en mogelijkheden zijn op het gebied van seksualiteit en vervolgens wat hier de psycho-sociale gevolgen van kunnen zijn.
© 2006 Hogeschool Rotterdam
8 8
2.2 Lichamelijke gevolgen 2.2.1 Lichamelijke gevolgen bij een man Lichamelijke functies bij een man die belangrijk zijn bij seksualiteit, zijn de mogelijkheid tot erectie, ejaculatie, orgasme, coïtus en vruchtbaarheid. Deze vijf begrippen zal ik hieronder nader toelichten met de mogelijkheden en beperkingen voor cliënten met een dwarslaesie. Erectie Een erectie is een opzwelling, die ontstaat door bloedstuwing in de penis. Er bestaan twee soorten erecties; de psychogene erectie en de reflex-erectie. De psychogene erectie ontstaat wanneer men zich opwindt door fantasieën, geuren of bijvoorbeeld door het zien van het lichaam van de partner. De hersenen sturen een signaal door naar het ruggenmerg, dat naar buiten treedt op het niveau van T10-L2. Uit onderzoek blijkt dat mannen met een lage laesie hebben meer kans op het krijgen van een psychogene erectie, dan mannen met een hoge laesie. Daarbij hebben mannen met een incomplete dwarslaesie weer meer kans op deze erectie dan mannen met een complete dwarslaesie (Beckers, 1997). De reflex-erectie kan ontstaan bij directe aanraking van de penis of andere erogene zones zoals oren, tepels of nek. Deze erectie kan ontstaan zonder sturing van de hersenen. De zenuwen die de reflex-erectie mogelijk maken, zijn gelokaliseerd in de sacrale wervels, namelijk S2-S4. De meeste mannen met een dwarslaesie zijn in staat een reflex-erectie te krijgen. Over het algemeen hebben mannen met een hoge dwarslaesie meer kans op het krijgen van een reflexerectie, dan mannen met een lage dwarslaesie. De meeste mannen met een dwarslaesie kunnen dus een erectie krijgen. Echter, deze kan soms van korte duur zijn of niet maximaal. Verschillende producten kunnen hierbij helpen (zie hoofdstuk 4). Ejaculatie Een ejaculatie is het uitstorten van zaad (sperma) uit het urinekanaal. Bij dwarslaesie-cliënten is ejaculatie mogelijk, al is de kans dat het mogelijk is, bij mensen met een hoge dwarslaesie een stuk lager dan bij mensen met een lage dwarslaesie. De ejaculatie is niet altijd krachtig, meestal druppelt het zaad naar buiten. Ook kan retrograde ejaculatie plaatsvinden. Hiermee wordt bedoeld dat het sperma in de blaas wordt gestoten in plaats van naar buiten. Orgasme Vaak worden de begrippen ejaculatie en orgasme door elkaar gebruikt. Ejaculatie is echter een puur lichamelijke gebeurtenis, terwijl het orgasme zich in wezen in de hersenen afspeelt. Ook wanneer er geen ejaculatie plaatsvindt, kan een man tot een orgasme komen. Orgasme is een 'ontspanning gevend hoogtepunt van seksuele lustgevoelens' (Coëlho, 2000). Na een dwarslaesie ontstaan er vaak andere erogene zones, meestal vlak boven het niveau van de laesie. Stimulatie van deze plekken kan tot een orgasme leiden. Het opnieuw durven en leren ontdekken van het eigen lichaam is wel een voorwaarde om deze gebieden te kunnen vinden. Vrijen en coïtus Zoals eerder genoemd, bestaat vrijen niet alleen uit geslachtsgemeenschap (coïtus). Ook elkaar strelen, zoenen, enz. kunnen onder het kopje 'vrijen' vallen. Voor dwarslaesie kan coïtus lastig worden, maar bijvoorbeeld zoenen hoeft natuurlijk geen probleem te zijn. Bij coïtus is het lastige, dat door de dwarslaesie de mogelijkheid tot erectie verminderd is. Ook de grootte en duur van de erectie kunnen verminderen. Daarnaast kunnen door de verlamming bepaalde bewegingen niet meer worden gemaakt en ook het ontbrekende gevoel kan een grote rol spelen. Andere bijkomstigheden van een dwarslaesie, zoals spasticiteit of beperkte beweeglijkheid in de gewrichten kunnen het vrijen of andere vormen van intiem contact soms onmogelijk maken. © 2006 Hogeschool Rotterdam
9 9
Een vaak gehoorde 'klacht' van mensen met een dwarslaesie is dat er niet meer spontaan gevreeën kan worden. 'Heel spontaan dingen doen is gewoon wat moeilijker. Je kunt je voorstellen, dat als je 's avonds bij elkaar bent, je zit op de bank en dat je kroelend tegen elkaar aan kruipt en van het een komt het ander...dan zal er toch wat geregeld moeten worden, want dan is het niet zo makkelijk om van het een het ander te laten komen...' (video, Ondanks alles: leven met een dwarslaesie, 2000) Een deel van de voorbereiding is het legen van de katheter, zodat incontinentie tijdens het vrijen zoveel mogelijk voorkomen wordt. De katheter hoeft niet altijd verwijderd te worden, maar kan ook langs de penis gevouwen worden (met of zonder condoom). Wanneer de katheter niet verwijderd wordt tijdens het vrijen, is het noodzakelijk om een glijmiddel te gebruiken. Bij het vrijen zal gezocht moeten worden naar een houding die mogelijk is en voor beide partners prettig. Een ergotherapeut kan op dit gebied adviezen geven (zie hoofdstuk 4) (Bom & Uitenbogaard 1998) Vruchtbaarheid Mensen met een dwarslaesie zijn niet, zoals vaak wordt aangenomen, per definitie onvruchtbaar. Wanneer er geen ejaculatie plaatsvindt tijdens coïtus, of er sprake is van retrograde ejaculatie, kan getracht worden het zaad op andere manieren op te wekken. Dit kan bijvoorbeeld door gebruikt te maken van een vibrator. Het opgevangen zaad kan later ingebracht worden bij de partner (kunstmatige inseminatie).
2.2.2 Lichamelijke gevolgen bij een vrouw Vrouwen kunnen, net als mannen, reageren op psychogene prikkels èn op het aanraken van de geslachtsdelen (reflexogene reacties). Dit kan dan resulteren in zwelling van de clitoris, de schaamlippen en vochtafscheiding in de vagina. Wanneer deze lichamelijke reacties al optreden, kan het zijn dat deze (sterk) verminderd zijn. Soms zijn dan hulpmiddelen, zoals glijmiddel nodig om coïtus mogelijk te maken. Ook bij vrouwen kunnen na de dwarslaesie andere erogene zones ontstaan, waarbij het de kunst is om deze te (willen) gaan ontdekken. Stimulatie van deze plekken kan tot een orgasme leiden. Menstruatie/vruchtbaarheid Vrouwen met een dwarslaesie zijn normaal vruchtbaar. Wel kan de menstruatie kort na de dwarslaesie ontregeld zijn. Dit is echter meestal binnen zes maanden weer genormaliseerd. Ook de zwangerschap is normaal mogelijk. Echter, goede controle is noodzakelijk om eventuele problemen en complicaties te voorkomen, zoals decubitus en het starten van de weeën vast te kunnen stellen (omdat deze niet of verminderd waargenomen worden). Vrijen en coïtus 'In principe kan alles natuurlijk, alleen je moet er een beetje handig in worden. Ik zal zelf niet zoveel meewerken, dus m'n partner zal wat meer werk moeten verrichten' (video Ondanks alles: leven met een dwarslaesie, 2000). Problemen die op kunnen treden bij het vrijen, kunnen net als bij mannen, te maken hebben met de verlamming en het gevoelsuitval. Daarnaast kunnen ook andere klachten, zoals spasticiteit en contracturen het vrijen belemmeren. Er is nog veel mogelijk, men moet alleen een beetje creatief zijn en de nodige voorbereidingen treffen, bijvoorbeeld een katheter legen, verwijderen of op de buik vastplakken. Ook kunnen hulpmiddelen, zoals glijmiddel nodig zijn, bijvoorbeeld in combinatie met een katheter en wanneer de vrouw niet (meer) vochtig wordt. Ook zal gekeken moeten worden naar een prettige houding voor beide partners. (zie ook 'lichamelijke gevolgen bij een man')
© 2006 Hogeschool Rotterdam
1010
2.3 Psycho-sociale gevolgen Wanneer een persoon met een dwarslaesie eenmaal beseft dat hij blijvend gehandicapt is, gaat hij zich meestal zorgen maken over zijn lichamelijk en sociaal functioneren. Ook zorgen over het seksueel functioneren komen dan meestal naar boven. De verandering in het normale seksuele contact heeft een diepgaande invloed op het leven van de dwarslaesie-cliënt en diens eventuele partner. De psycho-sociale gevolgen voor mannen blijken vaak groter, dan voor vrouwen. Mannen met een dwarslaesie voelen zich vaak aangetast in hun mannelijkheid, omdat zij niet meer aan de traditionele mannenrol kunnen voldoen. Deze rol wordt vaak gekoppeld wordt aan lichamelijke kracht, activiteit, arbeid en superioriteit. Bij dwarslaesie-cliënten zal vaak de partner de meeste activiteit moeten verrichten. Wanneer een man een dwarslaesie heeft, zal hij dus zijn superieure rol verliezen en meer afhankelijk zijn van zijn partner. Dit roept bij mannen dikwijls weerstand op en kan zelfs de zelfwaardering aantasten. Vrouwen hebben er vaak minder moeite mee dat ze minder actief kunnen meewerken bij het vrijen. Ze zijn tevens beter in staat seks te beleven op andere plaatsen van het lichaam dan de geslachtsorganen. Voor vrouwen speelt vooral haar veranderd zelfbeeld een rol. Vrouwen vinden zichzelf niet meer mooi en hebben het idee niet meer te kunnen voldoen aan het beeld van uiterlijke aantrekkelijkheid. Dit heeft onder andere te maken met het slapper worden van de buikspieren en het dunner worden van de benen. Ook de angst voor incontinentie, kan de zin om te vrijen sterk verminderen. Daarbij komt dat valide mannen vaak negatief tegenover seksueel contact met gehandicapte vrouwen staan. Mannen hechten veel waarde aan het seksueel functioneren van hun partner. Uit onderzoek blijkt dat 90% van de vrouwen met een dwarslaesie door hun man is verlaten. Andersom geldt dat 10% van de mannen met een dwarslaesie door hun vrouw is verlaten. (Françooijs 1996) Gebrek aan privacy en tijd kunnen in de revalidatiefase ook oorzaak zijn voor het niet of minder seksueel actief zijn. In het revalidatiecentrum is er meestal wel de mogelijkheid dat de partner kan blijven slapen. Van deze mogelijkheid wordt echter vaak geen gebruik gemaakt, onder andere door gêne. Wanneer de dwarslaesie-cliënt een weekend naar huis gaat, en dus thuis slaapt, is dit vaak zo overweldigend en druk dat er vaak geen tijd en energie meer over is voor seksuele activiteiten. Ook kan de confrontatie met 'het verlorene' tijdens de revalidatie (te) groot zijn. “Toen ik net een week thuis was tussen de 8 weken ziekenhuisopname en de 8 weken revalidatie, hebben we gekeken en uitgeprobeerd wat er kon op seksueel gebied. Maar het verdriet om alles wat er verloren was gegaan aan mobiliteit etc overheerste te erg op dat moment.” De relatie tussen de dwarslaesie-cliënt en zijn partner, zal hoe dan ook veranderen. Vaak zal de partner ook de rol van verzorger op zich nemen. Dit kan voor problemen kan zorgen, doordat er dan een ongelijkwaardige relatie ontstaan (www.dwarslaesie.nl).De kunst is om er samen uit te komen. Communicatie is daarbij erg belangrijk. Praten over wat als plezierig en bevredigend wordt ervaring en daarmee experimenteren, kunnen er voor zorgen dat er toch een volwaardige seksuele relatie ontstaat. “We kunnen overal over praten, we knuffelen veel met elkaar, mijn man zorgt goed voor me. Hij vindt het ook jammer dat het stil ligt maar van de andere kant snapt hij ook wel dat ik er niet zo'n zin in heb. Ik heb, denk ik, teveel leuke andere dingen nog en voel me toch wel gewaardeerd door mijn man. Terwijl als ik gezond was gebleven we tot op hoge leeftijd er een "feest" van hadden gemaakt, dat weet ik zeker.”
© 2006 Hogeschool Rotterdam
1111
3. Ergotherapie en seksualiteit In dit derde hoofdstuk zal ik uiteenzetten waarom seksualiteit een onderwerp binnen de ergotherapeutische behandeling kan zijn. In de eerste paragraaf zal ik het taakgebied van de ergotherapie beschrijven. Vervolgens zal ik in paragraaf 3.2 argumenten aandragen voor seksualiteit als onderwerp binnen de ergotherapie. In de derde paragraaf bespreek ik wat ergotherapie dan eigenlijk kan op het gebied van seksualiteit.
3.1 Taakgebied ergotherapie Ergotherapie richt zich op het handelen van mensen. “Het handelen van de mens is een generieke term die alle aspecten van het vervullen van rollen, het uitvoeren van handelingen en activiteiten in de stroom van het dagelijks leven omvat” (Nederlandse Vereniging voor Ergotherapie 1999). Activiteiten die voor de cliënt betekenisvol zijn, staan daarbij centraal. De cliënt wordt daarbij altijd met een holistische visie beschouwd. Dat wil zeggen dat de ergotherapeut fysieke, psychische en sociale aspecten van handelen in samenhang met elkaar beschouwd (Kinébanian, 1999). Gedurende de hele behandeling staat de (mening van) de cliënt centraal. Tijdens de diagnostische fase inventariseert de ergotherapeut de beperkingen, die de cliënt ervaart in zijn handelen. Vervolgens worden er samen met de cliënt behandeldoelen opgesteld. Een ergotherapeutbehandelaar kan vervolgens de cliënt behandelen, begeleiden en/of cliënt(systeem)-gericht adviseren. Bij de evaluatie van de doelen, zal vooral worden gekeken naar de tevredenheid van de cliënt. Binnen de ergotherapie is handelen zowel doel als middel. Daarbij kunnen er verschillende behandelmogelijkheden worden toegepast, zoals advies over gewrichtsbeschermende maatregelen, energie-verdeling en hulpmiddelen. Het doel wat uiteindelijk bereikt dient te worden, is de cliënt zo zelfstandig mogelijk en naar eigen tevredenheid te laten functioneren. Couldrick (1998) zegt hierover het volgende: “The role of occupational therapy is to enable and empower people to achieve a personally acceptable lifestyle, with the goal of maximising health and function”. Ergotherapie richt zich dus op het handelen van mensen in het dagelijks leven, waarbij de cliënt gedurende de gehele behandeling centraal staat. Het doel daarbij is de cliënt zo tevreden mogelijk te stellen over zijn eigen leven.
3.2 Argumenten voor seksualiteit als onderwerp binnen de ergotherapie Uit verschillende onderzoeken blijkt dat seksualiteit een onderdeel van de ergotherapeutische behandeling kan zijn. (McAlonan 1995, Couldrick 1998, Bom & Uittenbogaard 1998). Hiervoor zijn verschillende argumenten aan te dragen: • Ergotherapie is gebaseerd op een holistische visie. Binnen deze visie wordt gekeken naar de mens als geheel in zijn omgeving, waarbij gestreefd wordt naar een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven. Seksualiteit en dus ook beperkingen op dit gebied hebben een directe invloed op de kwaliteit van leven. Wanneer de mens als geheel beschouwd wordt, moet er dus ook zeker aandacht worden geschonken aan seksualiteit. Couldrick (1998) zegt hierover: “A therapist who does not include sexual behaviour in his or her treatment model is not practising from an occupational therapy perspective of holistic care” • Seksualiteit is een aspect van het dagelijks leven voor zowel gehandicapten als nietgehandicapten. Binnen de ergotherapie wordt seksualiteit gezien als een activiteit van het dagelijks leven, waarbij de hulpvrager begeleiding nodig kan hebben om een optimaal niveau van functioneren te bereiken. • De ergotherapeut besteedt aandacht aan andere intieme onderwerpen, zoals zelfverzorging en © 2006 Hogeschool Rotterdam
1212
•
persoonlijke hygiëne. Hulpvragers zien de ergotherapeut daarom vaak als de aangewezen persoon binnen het multidisciplinaire behandelteam om vragen over seksualiteit, gerelateerd aan hun handicap, aan te stellen. Het vertrouwen dat binnen de relatie is opgebouwd kan deze gesprekken vergemakkelijken. Een ergotherapeut streeft er na cliënt-gericht te werken. Wanneer seksualiteit voor de cliënt een belangrijk onderwerp is, zal de ergotherapeut dan ook aandacht moeten schenken aan problemen en beperkingen op het gebied van seksualiteit.
Uit bovenstaande blijkt dat seksualiteit een onderwerp kan zijn binnen de ergotherapeutische behandeling. Belangrijk hierbij is om rekening te houden met de persoonlijke normen en waarden van de cliënt en van jezelf als therapeut. Wanneer je je als therapeut niet prettig voelt bij het bespreken en begeleiden van problemen op het gebied van seksualiteit, dan kan er het beste worden doorverwezen naar een collega-ergotherapeut. Er bestaat binnen de ergotherapie een model waarmee je als therapeut je eigen grenzen kan bepalen wat betreft het behandelen van problemen op het gebied van seksualiteit. Dit zal ik verder bespreken in hoofdstuk 4.
3.3 Seksualiteit als onderdeel van de ergotherapeutische behandeling Het is duidelijk dat seksualiteit een onderdeel van de ergotherapeutische behandeling kan zijn. Bom & Uittenbogaard (1998) en Couldrick (1999) beschrijven wat een ergotherapeut nu precies zou kunnen betekenen op het gebied van seksualiteit. Beschreven wordt, dat een ergotherapeut een cliënt algemene informatie en voorlichting kan geven over seksualiteit en handicaps, bijvoorbeeld door middel van boeken of beeldmateriaal. Ook kan hij suggesties doen voor alternatieve wijzen van seksuele activiteiten, zoals het geven van adviezen over hulpmiddelen en houdingen. Daarnaast kan een taak van de ergotherapeut ook zijn om de cliënt te ondersteunen en begeleiden bij het leggen van contacten met lotgenoten en andere nuttige informatiebronnen, zoals een patiëntenvereniging. De therapeut moet dit alles tactvol brengen, omdat het mogelijk tegen de waarden en vooroordelen van de cliënt in kan gaan. Wanneer ergotherapeut het onderwerp niet aandurft of wanneer het buiten de grenzen van de ergotherapie valt, dan dient de ergotherapeut de cliënt door te verwijzen naar een andere professional. Ergotherapie kan dus problemen op het gebied van seksualiteit behandelen, maar er zijn wel grenzen waar de ergotherapeut rekening mee moet houden. Een ergotherapeut mag alleen problemen op het gebied van seksualiteit behandelen, wanneer deze problemen zijn ontstaan door een handicap (zoals een dwarslaesie). Het is altijd belangrijk om na te gaan waar de problemen precies liggen. Wanneer de oorzaak vooral psycho-sociaal is, bijvoorbeeld een verstoorde relatie met de partner, valt dit buiten het gebied van de ergotherapie. Een maatschappelijk werkster of psycholoog kan dan een uitkomst bieden. Naast de grenzen van de ergotherapie, moet er ook rekening gehouden worden met de wettelijke begrenzingen. Een therapeut mag geen handelingen verrichten die erop gericht zijn een cliënt seksueel te bevredigen. Hij mag niet kussen of vrijen met een cliënt, niet ontkleed zijn in het bijzijn van een cliënt en niet als derde aanwezig zijn bij seksuele intimiteit.
© 2006 Hogeschool Rotterdam
1313
4. Ergotherapie, dwarslaesie en seksualiteit Binnen de ergotherapie wordt seksualiteit gezien als een activiteit van het dagelijks leven, waarbij de hulpvrager en zijn eventuele partner begeleiding nodig kunnen hebben, om een optimaal niveau van functioneren te bereiken. Wanneer er vanuit de holistische visie gewerkt wordt, dient de ergotherapeut mijns inziens seksualiteit mee te nemen binnen de behandeling. Toch zorgen persoonlijke en professionele grenzen ervoor dat het onderwerp vaak onbesproken blijft. Binnen de ergotherapie is er een model, waarbij je zelf kunt bepalen in hoeverre je het onderwerp seksualiteit betrekt in je behandeling. Dit model zal ik bespreken in de eerste paragraaf. Ook het tijdstip waarop dit onderwerp aan bod komt in de behandeling en verschillende benaderingswijzen zullen in paragraaf 4.1 ter sprake komen. In de tweede paragraaf zal ik ingaan op de mogelijkheden van de ergotherapeut op het gebied van seksualiteit bij dwarslaesie-cliënten. Achtereenvolgens zullen hulpmiddelen, houdingen en technieken en de mogelijkheden op het gebied van cliëntsysteem-gericht adviseren aan bod komen.
4.1. Bespreekbaar maken van seksualiteit 4.1.1 PLISSIT-model Seksualiteit is nog lang niet altijd een onderdeel van de ergotherapeutische behandeling. Een stap in de goede richting is om het onderwerp in ieder geval bespreekbaar te maken. Een model wat hiervoor gehanteerd kan worden is het PLISSIT-model volgens Annon. Dit model biedt vier niveaus voor het omgaan met seksuele problemen. Niveau 1: Permission Dit eerste niveau betekent letterlijk 'legitimatie'. Hiermee wordt bedoeld dat de ergotherapeut aangeeft dat problemen op het gebied van seksualiteit niet ongewoon zijn en de hulpvrager niet alleen staat met dit probleem. Veel mogelijke problemen op het gebied van seksualiteit kunnen worden voorkomen of opgelost, door de cliënt te laten weten dat hij 'normaal' is op het gebied van seksualiteit. Soms kan een probleem al worden opgelost door aan te geven dat het normaal is om nog steeds seksuele verlangens te hebben. Het is belangrijk om te vermelden dat niets gek is op het gebied van seksualiteit, zolang men er plezier aan beleeft en het fijn vindt. Voor de ergotherapeut is het belangrijk om een goede, niet beoordelende luisteraar te zijn. Ook moet de ergotherapeut zich op zijn gemak voelen bij het bespreken van problemen op het gebied van seksualiteit. Voor dit niveau van omgaan met seksuele problemen is geen specifieke kennis nodig. Niveau 2: Limited Information Het tweede niveau is die van “limited information”, of beperkte informatie. Op dit niveau voorziet de ergotherapeut de hulpvrager van specifieke, feitelijke informatie. Deze informatie is direct gerelateerd aan de seksuele problemen van de cliënt. Afhankelijk van de kennis die de ergotherapeut heeft op het gebied van seksualiteit en zijn persoonlijke waarden en normen, zal de ergotherapeut bereid zijn dit niveau van behandelen toe te passen. Het kan zijn, dat het verstrekken van beperkte informatie niet voldoende is om de problemen van de hulpvrager op te lossen. In dat geval heeft de ergotherapeut twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is doorverwijzen, bijvoorbeeld naar een seksuoloog. Wanneer de ergotherapeut echter beschikt over de juiste middelen, kennis en vaardigheden kan hij doorgaan naar het derde niveau van behandeling, namelijk het niveau van Specific Suggestions. Specific Suggestions Specifieke suggesties hebben tot doel om de hulpvrager te helpen zijn gedrag te veranderen De ergotherapeut kan de hulpvrager begeleiden naar een positieve gedragsverandering, wat hem kan helpen bij het oplossen van zijn probleem. © 2006 Hogeschool Rotterdam
1414
Om specifieke suggesties te kunnen geven, zal de ergotherapeut extra informatie moeten verzamelen. Hij zal moeten doorvragen om het probleem helder te krijgen en vervolgens moeten bepalen of hij zichzelf in staat acht het probleem aan te pakken met specifieke suggesties, of dat hij zal doorverwijzen. Intensive Therapy Wanneer met legitimatie, beperkte informatie en specifieke suggesties het probleem niet op te lossen is, rest nog de intensieve therapie. Deze vorm van behandeling is een erg individueel gerichte vorm van behandelen. Intensieve therapie is gericht op emotionele en psychologische aspecten van seksualiteit en handicap. Een ergotherapeut is hiervoor niet geschikt en zal moeten doorverwijzen naar bijvoorbeeld een seksuoloog of psycholoog. Elk niveau vraagt een toenemende mate van kennis, training en vaardigheden van de ergotherapeut. Een ergotherapeut kan zelf bepalen tot welk niveau hij gaat. Alleen voor het laatste niveau is de ergotherapeut niet geschikt, en zal hij moeten doorverwijzen naar een sekstherapeut.
4.1.2 Het geschikte moment Het is de taak van de ergotherapeut om op een geschikt moment aan te geven dat er een mogelijkheid is om problemen op het gebied van seksualiteit te bespreken. Uit onderzoek is gebleken dat hulpvragers het zeer prettig vinden om te weten dat het onderwerp besproken kan worden, wanneer zij er klaar voor zijn (McAlonan, 1995). Vaak zijn problemen op het gebied van seksualiteit echter niet meteen prioriteit voor de cliënt. “Na de aandoening en het gehandicapt raken, staan andere zaken op de voorgrond, allereerst hoe kom ik weer op de been, het verwerken, je bent zo emotioneel, hoe kom ik weer aan het werk/ hoe kan ik mijn gezinsleven weer aan/ hoe kan ik verder met mijn relatie etc. Seksualiteit was in mijn geval wel het allerlaatste waar ik me druk om maakte”. (Mevrouw J., 2006) Voor iedereen is dit natuurlijk weer anders. Het is daarom belangrijk om al wel in het begin van de behandeling (bijvoorbeeld in de intake) te benoemen dat seksualiteit eventueel onderdeel kan zijn van de ergotherapeutische behandeling. Wanneer de cliënt aangeeft geen problemen op dit gebied te hebben, dient de ergotherapeut dit antwoord te respecteren. Het kan zijn dat de cliënt in het begin van de behandeling nog niet toe is aan het bespreken van seksualiteit. Het is daarom belangrijk om later in de behandeling nog een opening te geven, bijvoorbeeld door het onderwerp nog eens te benoemen.
4.1.3 Benaderingswijzen Om seksualiteit bespreekbaar te maken, zijn verschillende benaderingswijzen, die binnen elk niveau van het PLISSIT-model toegepast kunnen worden. Bij de 'geleidelijke benadering' begint de ergotherapeut het gesprek met een neutraal onderwerp. Via de antwoorden op de wat 'luchtigere' vragen wordt het gesprek geleidelijk gestuurd naar het onderwerp seksualiteit. Een andere benaderingswijze is de 'waarschijnlijkheidsbenadering'. Deze benaderingswijze spreekt mij persoonlijk het meeste aan, om seksualiteit in deze benadering namelijk als iets normaals wordt gezien. De ergotherapeut begint bij deze benaderingswijze het gesprek met het erkennen van het feit dat veel mensen in een vergelijkbare situatie moeilijkheden of problemen hebben op het gebied van seksualiteit. Vervolgens vraagt de ergotherapeut of dat voor de cliënt ook zo is. De cliënt wordt gerustgesteld, doordat hem verteld wordt dat hij normaal is en dat anderen in vergelijkbare situaties een zelfde soort probleem hebben. Een andere methode is die van de 'directe benadering'. Afhankelijk van de persoonlijkheid van de cliënt en de manier van werken van de ergotherapeut, kan deze benadering goed werken. Het kan echter ook zijn dat de cliënt deze benadering als te direct ervaart en daardoor wordt afgeschrikt. Tot slot is er de 'zijdelingse benadering', waarbij het probleem op seksueel gebied binnen het kader © 2006 Hogeschool Rotterdam
1515
van andere problemen wordt geplaatst, die er vaak niets mee te maken hebben. Een voorbeeld hiervan is: “Als u vragen over of problemen heeft met aankleden, wassen, seksualiteit, het huishouden of ander praktische zaken, kunnen we samen kijken of we daar een oplossing voor kunnen vinden”(Bom & Uittenbogaard, 1998).
4.2 Mogelijkheden van de ergotherapeut In deze tweede paragraaf zal ik bespreken wat de mogelijkheden zijn voor de ergotherapeut om dwarslaesie-cliënten op het gebied van seksualiteitsproblemen te behandelen/begeleiden. Uit het model van Annon blijkt dat een ergotherapeut zich bij seksuele problematiek voornamelijk richt op de lichamelijke stoornissen, omdat psycho-sociale problemen op dit gebied, niet binnen het taakgebied van de ergotherapeut vallen. Beperkingen die voortvloeien uit lichamelijke stoornissen, kunnen in sommige gevallen worden gecompenseerd of opgeheven door het kiezen van geschikte houdingen of het hanteren van een hulpmiddel (Bom & Uittenboogaard, 1998). Een ergotherapeut beschikt over de kennis om activiteitenanalyses te doen en is daarom uitermate geschikt om adviezen over houdingen en hulpmiddelen te geven. Ook het oplossings-gerichte denkvermogen en de creativiteit van de ergotherapeut dragen daaraan bij. In deze paragraaf zal ik achtereenvolgens hulpmiddelen, houdingen en technieken bespreken, die door de ergotherapeut geadviseerd kunnen worden aan dwarslaesie-cliënten. In paragraaf 4.2.4 komt het cliënt-systeem gericht adviseren aan bod.
4.2.1 Hulpmiddelen Soms kunnen beperkingen op het gebied van seksualiteit gecompenseerd worden door het gebruik van hulpmiddelen. Hulpmiddelen kunnen helpen bij masturbatie of bij vrijen met de partner. Bij het adviseren van hulpmiddelen is het belangrijk om rekening te houden met de beperkte handfunctie. Het kan bijvoorbeeld problemen opleveren, wanneer het hulpmiddel met kleine knopjes moet worden bediend. Daarnaast is het belangrijk om rekening te houden met de persoonlijkheid van de hulpvrager en zijn eventuele partner. Wanneer iemand niet gewend is om een hulpmiddel te gebruiken bij seksuele activiteiten, kan het een hoge drempel zijn om dit te gaan gebruiken. Wat iemand prettig vindt op seksueel gebied is heel persoonlijk. Zo ook de beleving van het effect van hulpmiddelen, waarbij stimulatie vaak door trillingen plaatsvindt. Een ergotherapeut kan verschillende hulpmiddelen adviseren. Een simpel, maar effectief hulpmiddel is glijmiddel. Wanneer de vrouw een dwarslaesie heeft, vindt er vaak minder vochtafscheiding plaats bij seksuele opwinding. Bij een man kan glijmiddel helpen bij het aanbrengen van hulpmiddelen. Glijmiddel zorgt voor een meer intensiever gevoel bij aanrakingen. Dit kan bij (vooral incomplete) dwarslaesies een uitkomst bieden. Het is belangrijk om glijmiddel op waterbasis te adviseren, omdat dit niet schadelijk is voor het rubber van een condoom en/of de catheter. Een van de bekendste hulpmiddelen op seksueel gebied is de vibrator. Zowel vrouwen als mannen kunnen hiermee masturberen. Het kan zijn dat een man, die moeilijk een erectie kan krijgen, met stimulatie van een vibrator wel tot een erectie kan komen. Er zijn vele verschillende soorten vibrators. Websites waar een ergotherapeut eventueel naar kan verwijzen is www.emotionalbliss.nl en www.mailfemale.com. Op deze site wordt veel professionele uitleg gegeven en kan er ook om advies worden gevraagd. Naast vibrators bestaan er ook penisringen met een vibrerend gedeelte en schachtvibratoren (ook wel kunstvagina genoemd). Wanneer een man niet of sterk verminderd in staat is om een erectie te krijgen, kunnen een penisring zonder vibratie, vacuümpomp, steuncondoom, voorbindpenis en MUSE een uitkomst bieden. De penisring kan gebruikt worden bij mannen met een kortdurende erectie. Hij wordt © 2006 Hogeschool Rotterdam
1616
aangebracht wanneer de penis nog slap is, aan de basis van de penis. Bij een erectie kan het bloed door het gebruik van de ring minder snel terugstromen, waardoor de erectie langer zal aanhouden. Met een vacuümpomp kan kunstmatig bloed in de penis worden gezogen. Door het gebruik van een ring (vergelijkbaar met de penisring) kan de erectie worden behouden voor maximaal 30 minuten. Een steuncondoom is een stevige, kunststof koker, die coïtus mogelijk maakt, wanneer de penis niet stijf blijft. Er is wel een kortdurende erectie nodig om het steuncondoom aan te brengen. Bij een voorbindpenis is een erectie niet nodig, deze kan over de slappe penis geplaatst worden en met fixatiebanden om de heup worden vastgezet. Naast deze hulpmiddelen kan ook Viagra gebruikt worden ter ondersteuning van de erectie. Ook kunnen injecties in de penis worden geplaatst, waardoor binnen 10 minuten een erectie tot ongeveer een uur ontstaat. Voor deze medicamenteuze 'hulpmiddelen' kan de ergotherapeut doorverwijzen naar de revalidatie-arts.
4.2.2 Houdingen Alvorens de cliënt verschillende houdingen voor coïtus te adviseren, is het belangrijk om de cliënt erop te wijzen dat seksualiteit meer is dan coïtus. Strelen, orale bevrediging of bevrediging met de handen kunnen ook voldoen. Ze zijn vaak een stuk minder complex en juist daarom soms veel prettiger. Wanneer een ergotherapeut overgaat op het adviseren van houdingen, is het belangrijk om rekening te houden met een aantal functionele aspecten. Belangrijk zijn het uithoudingsvermogen, de mogelijkheid steun te nemen op handen, polsen en armen, de beweeglijkheid van de heup en knieën, de handfunctie, de romp- en stabalans van de cliënt, (in)continentie en eventuele pijn bij druk of bewegen van de gewrichten. Al deze functies kunnen bij dwarslaesie-cliënten beperkt zijn, afhankelijk van de hoogte van de dwarslaesie en eventueel bijkomende klachten zoals spasme en contracturen. Om een individueel advies te kunnen geven zal de ergotherapeut na moeten gaan wat de verschillende beperkingen zijn. Pas wanneer hij deze beperkingen helder heeft, kan hij tot een advies komen. Hierbij kan hij eventueel gebruikmaken van het schema van Bom & Uittenbogaard (1998) (zie bijlage 2). De adviezen die de ergotherapeut geeft zijn echter geen kant en klare oplossingen. Uiteindelijk zal de cliënt zelf met zijn partner, creatief moeten zijn en moeten experimenteren om uit te vinden wat voor hen beiden het prettigste is. Om toch wat concreter te zijn zal ik een aantal houdingen, die mogelijk geadviseerd kunnen worden bespreken (zie ook bijlage 3). Vrouw met dwarslaesie – De man ligt bovenop, de benen van de vrouw kunnen om de heupen van de man worden gelegd. Ook kunnen de benen van de vrouw omhoog tegen de borst worden gehouden, zodat de man op de achterkant van haar dijen kan liggen. De vrouw kan eventueel haar armen gebruiken om stotende bewegingen te maken. – De vrouw kan ook over de man heen gaan zitten. Er kunnen dan op- en neergaande bewegingen worden gemaakt, doordat de vrouw met haar armen om de nek of schouders van de man steeds zichzelf optrekt en weer loslaat. De partner heeft dan zijn armen vrij om de vrouw bij deze beweging te helpen. Vanuit deze houding is het mogelijk om zonder het contact te verliezen tot een zittende houding te komen met de armen om elkaar heen. De bewegingen van de vrouw worden dan wel beperkt, maar het dicht tegen elkaar aan zijn kan veel goed maken. – Beide partners liggen op de zij met de gezichten naar elkaar toe of de vrouw ligt met de rug naar haar partner. In deze houding zijn er weinig problemen met gewicht en evenwicht. De benen van de vrouw kunnen gemakkelijk worden neergelegd en er is vrijheid om de handen te gebruiken. © 2006 Hogeschool Rotterdam
1717
Man met dwarslaesie – Een man met een niet te hoge dwarslaesie kan door oefeningen leren om gemeenschap te hebben terwijl hij bovenop ligt. De bewegingen kunnen worden gemaakt door op te drukken met de handen. – Een wat meer passieve houding voor de man, ontstaat wanneer de vrouw bovenop de man gaat zitten. – Het kan leuk zijn om zittend in de rolstoel gemeenschap te hebben. Het makkelijkste is dan dat de vrouw op de man gaat zitten met haar rug naar hem toe. Anders zitten wielen en armsteunen al snel in de weg
4.2.3 Technieken De ergotherapeut kan de cliënt en zijn partner op de hoogte brengen van verschillende technieken die kunnen helpen bij coïtus. Eén van deze technieken is 'stuffing'. Deze techniek maakt het mogelijk dat de partner het gevoel van de penis in haar vagina heeft zonder dat er sprake is van een erectie. De man kan hierbij bovenop liggen en duwt met zijn vingers de slappe penis in de vagina. De vrouw neet door haar heupen te bewegen en de spieren van haar vagina te gebruiken, de penis met een soort trekkende beweging in haar vagina op. Voor deze techniek zullen de spieren van de vagina versterkt moeten worden. Dit kan met behulp van de oefeningen van Kegel. Om te leren om welke spieren het gaat en hoe ze aangespannen moeten worden, gaat de vrouw op het toilet zitten, doet alsof ze gaat plassen en houdt op voor de eerste druppels zijn gekomen. Wanneer een vrouw deze manier van aanspannen eenmaal heeft ervaren, kan ze dit gaan oefenen. Binnen een paar weken zal de kracht en controle van de spieren rond de vagina sterk verbeterd zijn. Een ergotherapeut kan de cliënt op deze technieken wijzen, maar voor gerichte behandeling of adviezen over deze technieken zal de ergotherapeut moeten doorverwijzen naar een specialist, zoals een seksuoloog.
4.2.4 Cliënt-systeem Een ergotherapeut-behandelaar kan naast de cliënt, ook het cliëntsysteem adviseren. Dit cliëntsysteem-gericht adviseren kan bestaan uit adviezen aan mantelzorger(s) en/of professionele hulpverlener(s), over de optimale wijze van uitvoeren van handelingen, over begeleiding van, of zorg voor de cliënt, en/of over adequate voorzieningen, met als doel het handelen van de cliënt te bevorderen. (Nederlandse Vereniging voor Ergotherapie 1999). Bij problemen op het gebied van seksualiteit kan het cliëntsysteem, in de vorm van een partner, erg nauw betrokken zijn bij de problematiek. De ergotherapeut moet bij de cliënt nagaan of aanwezigheid van de partner gewenst is bij een gesprek over seksualiteit. Wanneer dit het geval is, moet de ergotherapeut deelname van de partner aanmoedigen. De partner krijgt zo de gelegenheid om zijn vragen en/of problemen te bespreken. Of de partner nu wel of niet betrokken wordt binnen de behandeling, het is altijd aan te raden de cliënt te adviseren de problemen rondom het vrijen te bespreken met de partner. Soms kan dit al de oplossing van de problematiek geven. De ergotherapeut kan de cliënt (en zijn partner) ook attent maken op lotgenotencontact . Dit kan in de vorm van patiëntenvereniging en bijvoorbeeld groepsbijeenkomsten, afhankelijk van de mogelijkheden binnen het revalidatiecentrum.
© 2006 Hogeschool Rotterdam
1818
5. Profilering van de ergotherapie 5.1 Huidige situatie seksualiteit in de gezondheidszorg Ondanks het feit dat er genoeg argumenten zijn voor seksualiteit als een onderdeel van de ergotherapeutische behandeling (zie ook hoofdstuk 3), gebeurt er in de praktijk weinig op dit gebied. In literatuur (Bom &Uittenbogaard 1998, Couldrick 1998) wordt als belangrijkste oorzaak onvoldoende kennis van het onderwerp genoemd. Daarnaast wordt vermeld dat de ergotherapeut zichzelf niet voldoende in staat acht seksualiteit effectief in de behandeling te betrekken, door gebrek aan training. Het komt voor dat ergotherapeuten er vanuit gaan dat cliënten geen problemen ervaren op het gebied van seksualiteit, omdat ze er zelf niet over beginnen. Daarbij komt dat schuldgevoelens, angst en schaamte ervoor kunnen zorgen dat de hulpvrager eventuele vragen en/of problemen op seksueel gebied niet durft te bespreken. “Vaak is het een combinatie van gêne en het gevoel dit onderdeel van de zorg onvoldoende te beheersen” (Algemeen Dagblad, 21 april 2006) Cliënten weten bovendien niet altijd of ze überhaupt terecht kunnen bij een ergotherapeut met hun vragen en problemen betreffende seksualiteit. Ook kan het voorkomen dat de rol van de ergotherapeut binnen het behandelteam niet duidelijk is wat betreft het behandelen van problemen op het gebied van seksualiteit. Ook in de gezondheidszorg in zijn geheel is seksualiteit binnen de revalidatie nog geen algemeen goed, ondanks het feit dat de seksuele revolutie reeds in de jaren '60 plaatsvond. De actualiteit van dit onderwerp blijkt uit recente ontwikkelingen op dit gebied. Zo loopt er op dit moment in revalidatiecentrum Rijndam een multidisciplinair project over de behandeling van seksualiteitsproblemen bij dwarslaesie-cliënten. Ergotherapeuten van revalidatiecentrum De Trappenberg volgden onlangs een cursus over seksualiteitsproblemen en binnen revalidatiecentrum De Hoogstraat is men van plan om voor de afdeling ergotherapie een module te gaan ontwikkelen voor het behandelen en begeleiden van problemen rondom seksualiteit. Uit verschillende bronnen (Hinsen, S., Van de Graaf, M., Blokker, E.) blijkt dat op dit moment de ergotherapeut vaak geen, of een kleine rol speelt binnen de behandeling van seksualiteitsproblemen. Regelmatig wordt genoemd dat een verpleegkundige zich specialiseert in seksualiteit en dan, samen met de revalidatiearts, een coördinerende rol op zich neemt omtrent seksualiteitsproblemen. (Beckers, D. 2005, Hinsen, S.). Deze verpleegkundige(n) zijn ook de eerste die de cliënt de mogelijkheid voorleggen om problemen omtrent seksualiteit te begeleiden. “In de toekomst stelt de verpleegkundige, gespecialiseerd in seksualiteitsproblemen zich in de eerste 2 weken na opname voor en legt zijn functie en werkwijze uit”. (Hinsen, S.) Ook worden seksualiteitsproblemen niet altijd multidisciplinair behandeld en bijvoorbeeld besproken tijdens MDO's. “Straks wordt alleen tijdens het MDO gemeld of het onderwerp wel of niet behandeld wordt en visie van de patiënt hierop en eventuele bijzonderheden. Inhoud niet; is niet ter zake doende voor team en behandeling.”. (Hinsen, S.) Als ik kijk naar wat ergotherapeuten op het gebied van seksualiteit zouden kunnen betekenen en wat er nu in werkelijkheid gebeurt, zit er een ontzettende kloof. Als de ontwikkeling, zoals die nu verloopt, doorzet, zijn het straks op vele plaatsen verpleegkundigen, die gaan adviseren over hulpmiddelen op het gebied van seksualiteit (Beckers, D. 2005). Terwijl dit toch zeker binnen het taakgebied van de ergotherapie zou kunnen vallen, zeker wanneer dit de kwaliteit van het dagelijks leven bevordert.
© 2006 Hogeschool Rotterdam
1919
5.2 Veranderingen in de gezondheidszorg De laatste jaren heeft er in de gezondheidszorg een verschuiving plaatsgevonden, van aanbodgericht naar vraaggerichte zorg. Hiermee wordt getracht beter aan te sluiten op de vraag van de cliënt. Er zijn, mede hierdoor grote herzieningen met betrekking tot financieringsstructuren, zoals de AWBZ en het invoeren van Diagnose-Behandel-Combinaties, waarbij gekeken wordt naar welke zorg de cliënt krijgt en welke kosten hieraan verbonden zijn. Ook moet de zorg in de toekomst transparanter worden. Door deze ontwikkelingen worden kwaliteit en efficiëntie in de zorg steeds belangrijker. Voor de ergotherapeut heeft dit als gevolg dat er steeds meer moet worden aangetoond, wat er gedaan wordt en welk effect dit oplevert. Ergotherapeuten zullen zich dus moeten gaan profileren. Profilering kan op verschillende manieren. Een paar voorbeelden hiervan zijn het verspreiden van folders, websites over ergotherapie, presentaties, publicaties in kranten en regionale bladen en productbeschrijvingen. Vooral dit laatste wordt door de NVE volop gestimuleerd, door informatieverstrekking over hoe je zo'n productbeschrijving maakt.
5.3 Profilering et-behandeling bij dwarslaesie-cliënten met seksualiteitsproblemen Bij profilering is het belangrijk om allereerst af te bakenen welk 'product' je als ergotherapeut aanbiedt en aan welke cliëntengroep. Zoals uit het PLISSIT-model blijkt, houdt het taakgebied van de ergotherapeut bij seksualiteits-problemen op, wanneer het er daadwerkelijk behandeld moet worden ('Intensive therapy'). Het geven van cliënt(systeem)gerichte adviezen ('Limited Information, Specific Suggestions') valt wel binnen het taakgebied van de ergotherapie. Het 'product' dat je als ergotherapeut levert is dus het geven van cliënt(systeem)gericht advies aan dwarslaesie-cliënten met problemen op het gebied van seksualiteit. Het tweede belangrijke punt bij profilering is nagaan naar wie je jezelf profileert. In dit geval kijken we naar een ergotherapeut werkzaam binnen een revalidatiecentrum. Zoals uit paragraaf 5.1 blijkt, voeren ergotherapeuten op dit moment minder werkzaamheden uit op het gebied van seksualiteitsproblemen bij dwarslaesie-cliënten, dan zij in werkelijkheid zouden kunnen. Om de werkzaamheden van de ergotherapeut op dit gebied uit te kunnen breiden, zullen ergotherapeuten van zich moeten laten horen. Juist nu seksualiteit binnen de revalidatie zo in ontwikkeling is op dit moment. De personen waar de ergotherapeuten zich in dit geval naar moeten profileren zijn andere disciplines (het hele multidisciplinaire behandelteam) en de arts, want dat is uiteindelijk degene die naar de ergotherapeut kan doorverwijzen. Zowel de andere disciplines, als de revalidatie-arts zullen geïnteresseerd zijn in welke taken ergotherapeuten op zich kunnen nemen op het gebied van seksualiteitsproblemen. Hierbij is het belangrijk om aan te kunnen tonen waarom juist ergotherapie deze taken op zich kan nemen en welke evidence hiervoor is. (Steultjens, E. 2006). Wanneer ik de verschillende bronnen (McAlonan, S. 1995, Born&Uittenbogaard 1998, Couldrick 1998, Hinsen, S.) naast elkaar leg kom ik tot het volgende kwaliteiten voor de ergotherapeut op dit gebied, waarmee een ergotherapeut zich zou kunnen profileren; • Seksualiteit kan gezien worden als activiteit van het dagelijks leven. Een ergotherapeut kan begeleiding bieden om een zo optimaal mogelijk niveau van functioneren te bereiken, door cliënt(systeem)gericht te adviseren. • Eén van de kwaliteiten van een ergotherapeut is om cliënt-gericht te werken. De cliënt bepaalt in overleg met de ergotherapeut welke beperkingen hij ervaart in zijn dagelijks leven en waar hij tijdens de ergotherapeutische behandeling aan zou willen werken. Wanneer een cliënt aangeeft beperkingen te ervaren in zijn dagelijks handelen, op het gebied van seksualiteit, is het aan de ergotherapeut om dit probleem serieus te nemen en aan te sluiten op deze wensen van de cliënt. • Een ergotherapeut is gespecialiseerd in het analyseren van activiteiten en het geven van adviezen omtrent houdingen en hulpmiddelen. Ook kan de ergotherapeut de cliënt begeleiden in het aanvragen van deze hulpmiddelen. Bij problemen op het gebied van seksualiteit is het belangrijk © 2006 Hogeschool Rotterdam
2020
•
•
om na te gaan waar het probleem precies ligt. Hier komt de competentie van het analyseren van activiteiten goed van pas. Voor dwarslaesie-cliënten zijn er vele hulpmiddelen en alternatieven houdingen voor het vrijen, die een uitkomst kunnen bieden bij problemen op het gebied van seksualiteit. Een ergotherapeut heeft dus veel competenties om problemen op het gebied van seksualiteit te kunnen begeleiden. Een ergotherapeut besteedt ook aandacht aan andere intieme onderwerpen, zoals zelfverzorging en persoonlijke hygiëne. Dit schept een bepaalde band tussen de ergotherapeut en de cliënt. Cliënten zien de ergotherapeut daarom vaak als de aangewezen persoon binnen het multidisciplinaire behandelteam om vragen over seksualiteit te stellen. Een ergotherapeut heeft kennis van de medische en psychosociale aspecten van het handelen en kan hierdoor een goede brugfunctie vervullen tussen de arts en andere disciplines.
Met bovenstaande punten zou je je als ergotherapeut kunnen profileren binnen het multidisciplinaire behandelteam en naar de arts. Deze punten kunnen verwerkt worden in een productomschrijving, waarmee de ergotherapeut zich op een professionele manier kan profileren (zie ook bijlage 4). Daarnaast is het belangrijk om goede afspraken te maken over welke disciplines welke taken op zich nemen. Dit moet duidelijk zijn binnen het team, maar ook voor de cliënt. Mijns inziens kan een ergotherapeut een belangrijke rol spelen op het gebied van seksualiteitsproblemen bij dwarslaesiecliënten. Profilering is hierbij erg belangrijk en ik hoop dat ergotherapeuten in de toekomst ook veel van zich zullen laten horen en hun werkzaamheden op dit gebied zullen uitbreiden.
© 2006 Hogeschool Rotterdam
2121
Conclusie Wanneer iemand een dwarslaesie krijgt, heeft dit grote gevolgen op zowel lichamelijk als psychosociaal opzicht. Ook op het gebied van seksualiteit kunnen er grote beperkingen ontstaan. Vaak hebben dwarslaesie-cliënten al gedurende de revalidatie behoefte aan informatie en begeleiding bij seksuele problemen ten gevolge van hun verworven beperkingen. Het merendeel van de dwarslaesie-cliënten is echter ontevreden over de behandeling en begeleiding, die zij krijgen voor problemen op het gebied van seksualiteit. De ergotherapeut wordt door cliënten vaak als de aangewezen persoon gezien om problemen op het gebied van seksualiteit te bespreken (McAlonan, S. 1995, Couldrick L., 1998). De gezondheidszorg wordt op dit moment steeds meer vraaggericht. Transparantie van de zorg en duidelijkheid over wat je als beroepsgroep kan bieden, zijn belangrijke factoren om dit te kunnen bereiken. Ook binnen een revalidatieteam is het belangrijk om duidelijkheid te scheppen over de mogelijkheden van iedere discipline. Ik heb daarom in mijn scriptie niet alleen onderzocht wat een ergotherapeut kan betekenen op het gebied van seksualiteit voor dwarslaesie-cliënten, maar ook hoe dit geprofileerd kan worden. Mijn vraagstelling luidt als volgt; Wat kan ik als ergotherapeut betekenen voor dwarslaesie-cliënten met problemen op het gebied van seksualiteit en hoe kan ik dit profileren binnen een revalidatiecentrum? Concreet heb ik hier gedurende mijn scriptie het volgende antwoord op geformuleerd; Een ergotherapeut kan dwarslaesie-cliënten en hun cliëntsysteem, adviezen geven over hulpmiddelen, houdingen en technieken over de beperkingen, die de cliënt ervaart op het gebied van seksualiteit. Om zich te profileren kan een ergotherapeut gebruik maken van een productbeschrijving, waarin hij zijn kwaliteiten als ergotherapeut op dit gebied beschrijft. In de praktijk speelt de ergotherapeut op dit moment geen grote rol in de behandeling/ begeleiding van problemen op het gebied van seksualiteit bij dwarslaesie-cliënten. De belangrijkste redenen hiervoor zijn onvoldoende kennis van het onderwerp, gebrek aan training, het idee dat de cliënt geen problemen ervaart als hij er niet over begint, angst, schaamte en onwetendheid van de mogelijkheden bij zowel de cliënt als de ergotherapeut en onduidelijkheid binnen het team over de taakverdeling voor de behandeling van problemen op het gebied van seksualiteit. Er zijn echter verschillende argumenten aan te dragen waarom seksualiteit wel een onderdeel kan zijn van de ergotherapeutische behandeling. Als eerste de holistische visie van ergotherapie, waarin gekeken wordt naar de mens als geheel in zijn omgeving. Daarnaast kan seksualiteit gezien worden als een aspect van het dagelijks leven. Ook hulpvragers zien de ergotherapeut vaak als geschikt persoon voor het bespreken van beperkingen op het gebied van seksualiteit, doordat een ergotherapeut ook aandacht besteedt aan andere intieme onderwerpen. Daarnaast werkt een ergotherapeut cliënt-gericht en zal, wanneer de cliënt dit wenst, ook aandacht moeten schenken aan problemen en beperkingen op het gebied van seksualiteit. Dit zijn naar mijn mening voldoende argumenten om seksualiteit binnen de ergotherapeutische behandeling te integreren. Wanneer een ergotherapeut seksualiteit in zijn behandeling integreert, kan hij gebruik maken van het PLISSIT-model om seksualiteit bespreekbaar te maken. Dit model biedt tevens de mogelijkheid voor de ergotherapeut om zijn eigen grenzen te bepalen qua behandeling, doordat ieder niveau van dit model een toenemende mate van professionele ervaring vraagt. Volgens dit model houdt het taakgebied van de ergotherapeut bij seksualiteits-problemen op, wanneer het er daadwerkelijk behandeld moet worden ('Intensive therapy'). Het geven van cliënt(systeem)gerichte adviezen ('Limited Information, Specific Suggestions') valt wel binnen het taakgebied van de ergotherapie. Een ergotherapeut kan dus een dwarslaesie-cliënt en zijn cliëntsysteem adviezen geven, gericht op het vergroten van de tevredenheid van de cliënt over zijn handelen op het gebied van seksualiteit. De adviezen die een ergotherapeut kan geven zijn gericht op hulpmiddelen, houdingen en © 2006 Hogeschool Rotterdam
2222
technieken. Ook kan de ergotherapeut cliëntsysteem-gericht adviseren en de cliënt attent maken op lotgenotencontact. Om te bereiken dat ergotherapeuten hun werkzaamheden op dit gebied kunnen uitbreiden, zullen zij zich moeten gaan profileren. Juist nu seksualiteit binnen de revalidatie zo in ontwikkeling is op dit moment. De personen waar de ergotherapeuten zich in dit geval naar moeten profileren zijn andere disciplines en de arts, want dat is uiteindelijk degene die naar de ergotherapeut kan doorverwijzen. Het is hierbij belangrijk om aan te kunnen tonen waarom juist ergotherapie deze taken op zich kan nemen en welke evidence hiervoor is. Een ergotherapeut kan zich profileren met de eerder genoemde argumenten voor seksualiteit als taakgebied van de ergotherapeut. Andere bruikbare kwaliteiten zijn het maken van activiteiten analyses, het adviseren van hulpmiddelen en houdingen en de brugfunctie van een ergotherapeut tussen de arts en andere disciplines. Door het gebruik van veel geschikte literatuur heb ik een goede omschrijving kunnen maken van wat een ergotherapeut kan betekenen voor dwarslaesie-cliënten met problemen op het gebied van seksualiteit. Wanneer ik mijn bevindingen vergelijk met andere studies, komen zij aardig overeen. Uit verschillende studies komt ook naar voren dat seksualiteit een onderwerp kan zijn binnen de ergotherapeutische behandeling. Ook de inhoud van de behandeling, die bestaat uit het adviseren van hulpmiddelen, houdingen en technieken, komt in verschillende studies terug. Het unieke aan mijn scriptie is de inventarisatie van de situatie in de praktijk en omschrijving van hoe een ergotherapeut zich op dit gebied kan profileren. De kwaliteiten van de ergotherapeut, die ik omschreven heb ter profilering, zijn nu voornamelijk gebaseerd op literatuur en enkele meningen uit de praktijk. Ik had mijn omschrijving nog kunnen optimaliseren, door meer meningen over de kwaliteiten van de ergotherapeut te inventariseren. Dan had ik wellicht tot een gezamenlijke consensus kunnen komen over de kwaliteiten van de ergotherapeut op dit gebied. Ik zou willen aanbevelen om deze meningen uit de praktijk nog te inventariseren met een wetenschappelijk onderzoek, zodat ergotherapeuten zich nog sterker kunnen profileren. Wat ik daarnaast zou willen aanbevelen is meer aandacht voor het onderwerp seksualiteit gedurende de opleiding. De reden hiervoor is dat onvoldoende kennis van het onderwerp en gebrek aan training belangrijke factoren blijken voor een ergotherapeut om seksualiteit niet in de behandeling te integreren.
© 2006 Hogeschool Rotterdam
2323
Bronvermelding Boeken • Asbeck, F.W.A.van. 1998. “Handboek dwarslaesierevalidatie”. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. • Beckers, D.M.L., Buck, M.J.I., Pons, C. 1995. “Dwarslaesie: een wegwijzer voor dwarslaesie- patiënten en hun partner”. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. • Beckers, D.M.L., Buck, M.J.I., Pons, C., 1997. “De revalidatie van dwarslaesiepatiënten”. Utrecht: Uitgeverij De Tijdstroom • Dechesne, B.H.H., Pons, C., Schellen, A.M.C.M. 1981 “Seksualiteit en handicap”. Alphen aan den Rijn/Brussel: Stafleu's wetenschappelijke uitgeversmaatschappij B.V. • Francooijs, R.R.J. 1996. “Dwarslaesie: de psychische en maatschappelijke gevolgen van het krijgen van een dwarslaesie.” Utrecht: B.V. Uitgeverij SWP. • Hendriks, J, Wewerinke, M. 1985 “Sexualiteit en dwarslaesie”. Utrecht; Stichting de Schakel. • Hengeveld, M.W., Brewaeys, A. 2001. “Behandelstrategieen bij seksuele disfuncties”. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum • Jorrissen, P. 1998. “En ik dan? Suggesties om de draad van je seksleven weer op te pakken als je partner gehandicapt is”. Utrecht: Gehandicaptenraad • Keers, C., 1992. “Verwerkingsprocessen bij mensen met een dwarslaesie”. Ten Boer: Stichting De Schakel • Kinébanian, A., Thomas, C. 1999. “Grondslagen van de ergotherapie”. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom • Nederlandse Vereniging voor Ergotherapie 1999. “Beroepsprofiel Ergotherapeut”. Utrecht: Uitgeverij Lemma/NVE • Orbaan, I.J.C. 1981. “Ondanks alles; welke factoren zijn van invloed bij de verwerking van een traumatische dwarslaesie”. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam • Palm, J. (2005) Omgaan met hersenletsel. Hulp bij een veranderd leven. Assen; Van Gorcum & Comp. B.V. • Rigter, J. 2003, “Het Palet van de Psychologie. Stromingen en hun toepassingen in de hulpverlening”. Bussum: Uitgeverij Coutinho • Vroege, J., Nicolaï, L., Van de Wiel, H. 2001. “Sexualiteitshulpverlening in Nederland”. Delft: Uitgeverij Eburon (i.s.m. Nederlands Instituut voor Sociaal Sexuologisch Onderzoek) Samenvatting van boek • Goodman, E.G. 1995. Sexuality and Disability (Physical Medicine and Rehabilitation, Vol 9, No 2) [Internet]. Britisch Journals Online, 14-03-2006 [aangehaald 16-03-2006]. bereikbaar op www.bmjjournals.com Artikelen • Beckers, D. (2005) “Revalidatie schenkt aandacht aan seksuele begeleiding”. Communicatieblad Stichting Revalidatie Limburg nr. 27 jaargang 8 • Bom, M., Uittenbogaard, A. (1998a). “Ergotherapie en seksualiteit binnen de volwassenrevalidatie”. Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie 26(3):86-92. • Bom, M., Uittenbogaard, A. (1998b). “Ergotherapie en seksualiteit: Deel 2: Adviseren op het gebied van houdingen en hulpmiddelen”. Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie 26(4):131-135. • Claessens, B., 2005. “Beroepsgroep kan sociaal en politiek veel meer betekenen” Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie 33(1): 10-11.Glass, C. 1999. Sexual Problems of © 2006 Hogeschool Rotterdam
2424
•
• • • • •
• •
• •
• • • • • •
disabled patients [Internet]. Britisch Journals Online, 14-03-2006 [aangehaald 16-03-2006]. bereikbaar op www.bmjjournals.com Claessens, B. 2005 “Praktijkdeur moet open; Ontwikkeling en implementatie richtlijnen vereisen flexibele infrastructuur en houding” Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie 33(5): 219-221. Couldrick, L. 1998 “Sexual Issues: an Area of Concern for Occupational Therapists?”. Britisch Journal of Occupational Therapy (november 1998, 61(11)) Couldrick, L. 1998 “Sexual Issues within Occupational Therapy, Part 1: Attitudes and Practice”. Britisch Journal of Occupational Therapy (december 1998, 61(12)) Couldrick, L. 1998 “Sexual Issues within Occupational Therapy, Part 2: Implications for Education and Practice”. Britisch Journal of Occupational Therapy (januari 1999, 62(1)) Glass, C. 1999. Sexual Problems of disabled patients [Internet]. Britisch Journals Online, 14-03-2006 [aangehaald 16-03-2006]. bereikbaar op www.bmjjournals.com Goodman, E.G. 1995. Sexuality and Disability (Physical Medicine and Rehabilitation, Vol 9, No 2) [Internet]. Britisch Journals Online, 14-03-2006 [aangehaald 16-03-2006]. bereikbaar op www.bmjjournals.com Heide, M. van der, 2005. “NVE-congres: productpresentatie” Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie 33(1): 19-20. Jones, M.K. 2005. Survey of occupational therapy students' attitudes towards sexual issues in clinical practice.[Internet]. Medline, 11-03-2006 [aangehaald 16-03-2006]. bereikbaar op www.pubmed.nl Kennis, J. Lageschaar, S., Van Riet, P., Schouten, J. 2005. “Workshops: Werken of kopen?” Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie 33(1): 21. McAlonan, S. 1995. “Improving Sexual Rehabilitation Services: The Patient's Perspective”. The American Journal of Occupational Therapy, reader EBP vaardigheden (vakcode ERGACT3584) Nauta, N., Koppelaar, E. 2005. “Verwijzing door bedrijfsartsen bij lage-rugklachten” Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie 33(4) 168-170. Steultjens, E. 2006. “Profilering van ergotherapie: beschikbare evidence als verkoopmiddel”. Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie 34(2): 86-87 Steultjens, E. 2006. “Profilering in de markt van eerste-lijnszorgaanbieders”. Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie 34(3): 132-133 Tilburg, O. van, 2005. “NVE-congres: product 'ergotherapie' zoekt geschikte markt” Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie 33(1): 16-18. Tilburg, O. van, 2006 “NVE-congres: Ergotherapie: thuis op haar plaats!” Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie 34(1): 18-19. Vellema, N.S., Lageschaar, S., Bontius, F., Dees-Wessels, F. 2005, “NVE-congres: Workshopimpressies”. Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie 33(5) 20-23.
Krantenartikel • “Weer leren lopen, praten en....vrijen”. 21 april 2006, Algemeen Dagblad Websites • www.cg-raad.nl/relaties • www.dehoogstraat.nl • www.dwarslaesie.nl • www.emotionalbliss.nl • www.erectiestoornis.nl • www.hulpgids.nl/wetten/seksueleintimidatie • www.leefwijzer.nl © 2006 Hogeschool Rotterdam
2525
• • • • • • • • •
www.mailfemale.com. www.ndvg.org www.nvsh.nl www.rcamsterdam.nl www.rijndam.nl www.spinalcord.uab.edu./show.asp?durki=22405 www.srl.nl www.rutgersnissogroep.nl/ http://www.urolog.nl/urolog/download/12_erectiele_sfunct_0511.pdf
Videoband • Ondanks alles; leven met een dwarslaesie. 2000, Dwarslaesie Organisatie Nederland Flyer • “Seksualiteit na een ruggenmergletsel”. Revalidatiecentrum Hoensbroek, 2004
© 2006 Hogeschool Rotterdam
2626
Samenvatting Wanneer iemand een dwarslaesie krijgt, heeft dit grote gevolgen op zowel lichamelijk als psychosociaal opzicht. Ook op het gebied van seksualiteit kunnen er grote beperkingen ontstaan. Vaak hebben dwarslaesie-cliënten al gedurende de revalidatie behoefte aan informatie en begeleiding bij seksuele problemen ten gevolge van hun verworven beperkingen. Het merendeel van de cliënten is ontevreden over de behandeling en begeleiding, die zij krijgen voor problemen op het gebied van seksualiteit. In de praktijk speelt de ergotherapeut op dit moment geen grote rol in de behandeling/ begeleiding van problemen op het gebied van seksualiteit bij dwarslaesie-cliënten. De belangrijkste redenen hiervoor zijn onvoldoende kennis van het onderwerp, gebrek aan training, het idee dat de cliënt geen problemen ervaart als hij er niet over begint, angst, schaamte en onwetendheid van de mogelijkheden bij zowel de cliënt als de ergotherapeut en onduidelijkheid binnen het team over de taakverdeling voor de behandeling van problemen op het gebied van seksualiteit. Er zijn echter verschillende argumenten aan te dragen waarom seksualiteit wel een onderdeel kan zijn van de ergotherapeutische behandeling. Als eerste de holistische visie van ergotherapie, waarin gekeken wordt naar de mens als geheel in zijn omgeving. Daarnaast kan seksualiteit gezien worden als een aspect van het dagelijks leven. Ook hulpvragers zien de ergotherapeut vaak als geschikt persoon voor het bespreken van beperkingen op het gebied van seksualiteit, doordat een ergotherapeut ook aandacht besteedt aan andere intieme onderwerpen. Daarnaast werkt een ergotherapeut cliënt-gericht en zal, wanneer de cliënt dit wenst, ook aandacht moeten schenken aan problemen en beperkingen op het gebied van seksualiteit. Wanneer een ergotherapeut seksualiteit in zijn behandeling integreert, kan hij hierbij gebruik maken van het PLISSIT-model. Volgens dit model valt cliënt(systeem)gericht adviseren binnen het taakgebied van de ergotherapeut bij seksualiteits-problemen. Een ergotherapeut kan adviezen geven over hulpmiddelen, houdingen en technieken, die de tevredenheid van de cliënt over zijn handelen op het gebied van seksualiteit kunnen vergroten. Ook kan de ergotherapeut cliëntsysteem-gericht adviseren en de cliënt attent maken op lotgenotencontact. Om te bereiken dat ergotherapeuten hun werkzaamheden op dit gebied kunnen uitbreiden, zullen zij zich moeten gaan profileren. De personen waar de ergotherapeuten zich in dit geval naar moeten profileren zijn andere disciplines en de arts, want dat is uiteindelijk degene die naar de ergotherapeut kan doorverwijzen. Een ergotherapeut kan zich profileren met de eerder genoemde argumenten voor seksualiteit als onderdeel van de ergotherapeutische behandeling. Andere bruikbare kwaliteiten zijn het maken van activiteiten-analyses, het adviseren van hulpmiddelen en houdingen en de brugfunctie van een ergotherapeut tussen de arts en andere disciplines.
© 2006 Hogeschool Rotterdam
2727
Summary A spinal cord injury has big consequenses for someone’s life, in a physical and social way. It affects a persons sexuality and can cause limitations. Many patients would like to receive information and counselling to deal with there sexual limitations, during there rehabilitation. The majority opinion of the received information and counselling is one of dissatisfaction. The role of an occupational therapist in sexual counselling is very small. This is caused by the lack of knowledge, lack of training, sense of shame, fear and ignorance of the possibilities of an occupational therapist. Sometimes, the role of the occupational therapist in a team isn’t clear and a reason of avoiding the subject of sexual counselling. There are different arguments to promote sexual counselling as a part of the rehabilitation program of an occupational therapist. As holistic caregiver, dedicated to facilitating quality lives, occupational therapists should be prepared to address sexuality issues with their patients. To the opinion of most patients, an occupational therapist makes most enquiries and referrals to discuss sexual issues. Working cliënt-centered requires connection with the desires of the patiënt. When a patient would like to discuss sexual issues, an occupational therapist has to agree with this desire and try to ingretate this in his therapy sessions. When an occupational therapist discusses sexual issues, he can us the PLISSIT-model. According to this model, the role of an occupational therapist in sexual counselling is giving advice to a patient to increase a persons satisfaction. The advices an occupational therapist can give contents advices of aids, positions and technique to decrease the limitations. To increase the role of an occupational therapist, they have to profile there qualities to other professions. An occupational therapist can use the arguments to promote sexual counseling as a part of the rehabilitation program of an occupational therapist. Also other qualities are useful to appoint, like making analyses of activities and advicing aids and positions.
© 2006 Hogeschool Rotterdam
2828
Bijlage 1: Het ruggenmerg Het ruggenmerg is een grijze "streng" zenuwen die in het wervelkanaal (door de ringen in de wervels) naar beneden hangt, vanaf de hersenen tot het lendengedeelte van de wervels. Het is ongeveer vingerdik en zo'n 50 cm. lang. Het is vrijwel rond, zacht en buigzaam. Uit iedere 5 mm. komen zowel vóór als achter als links en rechts 4 bundeltjes zenuwen, zg. "wortels" in en uit het ruggenmerg. Nek (Cervicale wervelkolom).
Borst (Thoracale wervelkolom). De borstwervels zijn 12 in getal en zijn verbonden met de ribben.
Lage rug (Lumbale wervelkolom) De mens heeft 5 lendenwervels.
Heiligbeen (Sacrum)
Onder de lendenwervels treffen we het heiligbeen aan, een driehoekig gevormd bot dat bestaat uit 5 samengegroeide wervels. Het heiligbeen is verbonden met beide heupen. En onderaan het heiligbeen vinden we: Staartbeen (Coccyx) Het laatste gedeelte van de wervelkolom is een klein botje, bestaande uit 4 samengegroeide wervels. Eigenlijk is dit het overblijfsel van de menselijke staart.
© 2006 Hogeschool Rotterdam
2929
♥ ♥ ♥ ♥
♀liggend op haar rug met haar benen over zijn bekken geslagen ♂ liggend op zijn zij, haaks tegen haar aan
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♀op haar handen en knieën ♂ zittend op zijn knieën erachter ♀liggend op haar zij ♂ liggend op zijn zij achter haar ♀liggend op haar buik op hem, steunend op haar handen ♂ liggend op zijn rug
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
geen coïtus masturberen in bijzijn van partner
♥
♥
♥
geen coïtus ♂ & ♀ orale bevrediging
♥
♀zit voor in stoel, met haar benen afhangend ♂ zittend op zijn knieën ervoor geen coïtus ♂ & ♀ aftrekken/vingeren
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥ ♥
♥
♥ ♥
♥
♥
♥ ♥
♥ ♥
♥
♥ ♥
♥
♥ ♥
♥
♥ ♥
♥ ♥
♥ ♥
♥ ♥ ♥
♥
♥
♥
♀zitten op hem, met haar rug naar hem toe ♂ zitten in stoel
♥
♀zittend op hem, met haar gezicht naar hem toe ♂ zittend in stoel
♥
♀zittend op hem, met haar rug naar hem toe ♂ zittend met zijn rug tegen muur
♥ ♥
♀zittend op hem, met haar gezicht of met haar rug naar hem toe ♂ liggend op zijn rug
3030
geen coïtus strelen van partner
Bijlage 2: Schema Bom&Uittenbogaard
Beperkingen vrouw ♀liggend op haar rug , heupen aan de rand van bed met benen afhangend ♂ zittend op zijn knieën tussen haar benen
♥
♥
♀liggend op haar rug met haar benen opgetrokken ♂ half opgericht op haar
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
Beperkt uithoudingsvermogen Beperkt vermogen steun te nemen op handen, polsen en armen Beperkte flexie in de heup
♥
♥
♥
♥
♥
Beperkte flexie in de knieën
♥
♥
♥
Beperkte abductie/exorotatie in de heup Beperkte extensie in de heup
Beperkte extensie in de knieën
♥
♥
Beperkt vermogen steun te nemen op benen Beperkt evenwicht zittend/staand
Beperkte handfunctie
♥
♥
Beperkte beweeglijkheid van het bekken Incontinentie
Pijn bij druk op gewrichten
Pijn bij bewegen van gewrichten
© 2006 Hogeschool Rotterdam
♀liggend op haar rug ♂liggend of half opgericht op haar
Beperkingen man
Beperkt uithoudingsvermogen Beperkt vermogen steun te nemen op handen, polsen en armen Beperkte flexie in de heup
Beperkte extensie in de heup
Beperkte flexie in de knieën
Beperkte extensie in de knieën
Beperkt vermogen steun te nemen op benen Beperkt evenwicht zittend/staand
Beperkte handfunctie
Incontinentie
Pijn bij druk op gewrichten
Pijn bij bewegen van gewrichten
♥ ♥ ♥
♀op haar handen en knieën ♂ zittend op zijn knieën achter haar
♥
♀liggend op haar zij ♂ liggend op zijn zij achter haar
♥
♀liggend op haar rug met haar benen over zijn bekken geslagen ♂ liggend op zijn zij, haaks tegen haar aan
♥
♥
♥
♀liggend op haar rug , heupen aan de rand van bed met benen afhangend ♂ zittend op zijn knieën tussen haar benen
♥ ♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥ ♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥ ♥
♥ ♥
♥
♥ ♥
♥ ♥
♥
♥
♥
♥
♥ ♥
♥
♥
♥ ♥ ♥
♥
♥
♥
♥
♀zittend op hem, met haar gezicht naar hem toe ♂ liggend op zijn rug
♥
♥
♥
♀zittend op hem, met haar rug naar hem toe ♂ liggend op zijn rug
♥
♥
♀zittend op hem, met haar rug naar hem toe ♂ zittend met zijn rug tegen de muur
♥
♥
♥
♀liggend op haar buik op hem, steunend op haar handen ♂ liggend op zijn rug
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥ ♥
♥
♥
♥
♥
♀liggend op haar rug ( evt. met haar benen opgetrokken) ♂ half opgericht op haar
♥ ♥
♥
© 2006 Hogeschool Rotterdam
♀liggend op haar rug ♂liggend op haar
♀zitten op hem, met haar gezicht of met haar rug naar hem toe ♂ zitten in stoel
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
geen coïtus masturberen in bijzijn van partner
♥
♥
♥
geen coïtus ♂ & ♀ orale bevrediging
♥
♥
♥
geen coïtus ♂ & ♀ aftrekken/vingeren
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♥
♀zit voor in stoel, met haar benen afhangend ♂ zittend op zijn knieën voor haar
3131
geen coïtus strelen van partner
Bijlage 3 Houdingen waarin je kunt vrijen of gemeenschap kunt hebben
© 2006 Hogeschool Rotterdam
3232
© 2006 Hogeschool Rotterdam
3333
(Hendriks, J. 1985)
© 2006 Hogeschool Rotterdam
3434
Bijlage 4: Productomschrijving
Ergotherapie voor dwarslaesie-cliënten met problemen op het gebied van seksualiteit Productcategorie Aanbieder Cliënt(engroep)/klant
Advies cliënt(systeem) De ergotherapeut Dwarslaesie-cliënten, die door hun dwarslaesie beperkingen op het gebied van seksualiteit ervaren Inhoud De ergotherapeut bespreekt samen met u, eventueel met uw partner erbij, welke beperkingen u ervaart op het gebied van seksualiteit. Het doel van ergotherapie op dit gebied is om activiteiten op het gebied van seksualiteit voor u zo optimaal mogelijk te laten verlopen, waarbij de tevredenheid over uw handelen centraal staat. Een ergotherapeut zal u, wanneer u dit wenst, adviseren over alternatieve houdingen en het gebruik van hulpmiddelen. Een ergotherapeut kan u zo nodig voorlichten over aanvraagprocedures van deze hulpmiddelen. Kwaliteit Een ergotherapeut is gespecialiseerd in het analyseren van activiteiten, wat belangrijk is om na te kunnen gaan waar de problemen op het gebied van seksualiteit precies zitten. Daarnaast is de ergotherapeut deskundig in het geven van adviezen omtrent houdingen en hulpmiddelen. Voor dwarslaesie-cliënten zijn er vele hulpmiddelen en alternatieve houdingen voor het vrijen, die een uitkomst kunnen bieden bij problemen op het gebied van seksualiteit. Ook kan de ergotherapeut de cliënt begeleiden in het aanvragen van de benodigde hulpmiddelen. Een ergotherapeut heeft dus vele competenties om problemen op het gebied van seksualiteit te kunnen begeleiden. Een van de kwaliteiten van een ergotherapeut is om cliëntgericht te werken. Uitgangspunt hierbij is om aan te sluiten bij wat de cliënt zelf aangeeft. Ook is de ergotherapeut communicatief vaardig, om een intiem onderwerp als seksualiteit op een professionele manier met u te bespreken. Ergotherapeuten zijn daarnaast sterk gericht op het samenwerken in een team met andere disciplines, zoals de revalidatiearts, fysiotherapeut, maatschappelijk werker en psycholoog. Ergotherapeuten kunnen beoordelen of inschakelen van een andere discipline voor u een toegevoegde waarde heeft. Financieringsmogelijkheden Wanneer een ergotherapeut u behandeld tijdens uw opname in het revalidatiecentrum, wordt dit vergoed door uw zorgverzekeraar. Toegankelijkheid Wanneer u al in behandeling bent bij een ergotherapeut kunt u aangeven dat u vragen heeft op het gebied van seksualiteit. Wanneer u nog niet in behandeling bent van de ergotherapeut, kan de revalidatiearts voor een verwijzing zorgen. Inlichtingen en aanvragen Voor inlichtingen en aanvragen kunt u terecht bij uw behandelend ergotherapeut en/of uw revalidatiearts, die u naar de ergotherapeut kan doorverwijzen.
© 2006 Hogeschool Rotterdam
3535
© 2006 Hogeschool Rotterdam
3636