Heemkundekring De Heerlijkheid Oosterhout
Mooie Keetje Zij is in Oosterhout een begrip: Mooie Keetje. De veel geprezen schoonheid van de 19e eeuwse Oosterhoutse herbergierster spreekt nu, begin 21e eeuw, nog steeds tot de verbeelding. Zij speelt een hoofdrol in één van de verhalen in het 19e eeuwse boek Camera Obscura van schrijver Nicolaas Beets, alias Hildebrand. In menig Oosterhouts geschiedenisboek wordt naar haar verwezen, zij heeft een standbeeld dat vlak bij haar geboorteplek staat, een eigen kookboek (‘Keetjes kookkunsten’) en tot enkele jaren geleden was een Oosterhouts restaurant naar haar vernoemd. Ook een jaarlijks Oosterhouts tennistoernooi voor vrouwen draagt haar naam. Voorts heeft zij een eigen website (www.mooiekeetje.nl) en een strip in het weekblad Het Kanton, waarop de vrolijke en fraai gevormde herbergierster leuke gesprekken heeft met haar barklanten over Oosterhoutse zaken. Haar cartoon siert vele Oosterhoutse toeristische ansichtkaarten. En elk jaar prijkt diezelfde cartoon op de Oosterhoutse agenda. In 2007 herdenkt Oosterhout het 200ste geboortejaar van Mooie Keetje. Met de aandacht en waardering voor haar in de huidige Oosterhoutse cultuur kan de heemkundekring De Heerlijkheid Oosterhout er natuurlijk niet omheen: een artikel over het leven van Mooie Keetje. Aan het einde van dit artikel wordt het verhaal over Mooie Keetje weergegeven, zoals dat is opgeschreven door Nicolaas Beets, alias Hildebrand, in zijn boek Camera Obscura (versie 1884). Het is opmerkelijk dat Mooie Keetje, een eenvoudige 19e eeuwse herbergierster, nu (begin 21e eeuw) nog steeds een belangrijke rol speelt in het Oosterhoutse historische erfgoed. De actualiteit en symboliek rondom Mooie Keetje in het inmiddels ‘stadse’ Oosterhout is dan ook tekenend voor de sluimerende, maar -gelukkig- nog steeds aanwezige dorpse historische en gemoedelijke basiskwaliteiten die Oosterhout blijkbaar nog bezit. Hoe het begon De werkelijke naam van Mooie Keetje was Anna Cornelia van der Maade. Zij werd op 24 mei 1807 gedoopt, haar precieze geboortedatum is niet duidelijk. Ook de juiste plaats van haar geboorte is niet helemaal duidelijk. Sommige bronnen noemen hotel De Koppelpaarden1, dat eens op de hoek Mathildastraat-Leijsenhoek heeft gestaan. Dat is op de plaats waar nu de meubelwinkel van Victor Boeren staat. Vraag is of dat mogelijk is, omdat volgens de thans bekende gegevens in 1830 hier nog een boerderij heeft gestaan, dat pas vanaf 1833 tot het hotel De Koppelpaarden werd verbouwd. Andere bronnen noemen de herberg Van Gendt en Loos als haar geboorteplek. Deze stond naast voornoemd logement, maar dit gebouw is met de aanleg van de Mathildastraat afgebroken. Opmerkelijk is hier dat Keetjes ouders, Johannes van der Maade en Anna Cornelia de Raedt, pas op 13 december 1822 het logement Van Gendt en Loos kochten. Keetje was toen dus al 15 jaar. Het zal dus nog wel even een mysterie blijven waar Keetje geboren is. In 1830, op haar 23e jaar, nam zij het logement en tapperij Van Gendt en Loos van haar ouders over. In die tijd was je pas meerderjarig met je 25e, Keetje was dus nog minderjarig toen zij eigenaar werd. Waarschijnlijk was dit noodzakelijk door de handicap van haar vader, die een verlamde rechterhand had. Mogelijk was ook zijn gezondheid niet meer zo goed, hij stierf in 1835, op 59-jarige leeftijd. Keetjes overname was hele verantwoordelijkheid, want ze had daarbij dus ook nog de zorg voor haar ouders, die in het logement bleven wonen. En het kon er ook toen al ruig aan toegaan in de tapperij, zoals tijdens de jaarlijkse kermis, getuige de belofte van Keetje dat zij zou zorgen voor nieuwe ruiten als er weer een fikse ruzie was geweest. Waarschijnlijk bleef haar moeder wel actief meewerken in het hotel, in de overlijdensakte van Keetjes vader in 1935 wordt immers vermeld dat haar moeder van beroep tapster is. Schoonheid: Mooie Keetje Haar doopnamen waren Anna Cornelia, maar haar roepnaam was Kee of Keetje. In die tijd was het heel gebruikelijk dat mensen bijnamen hadden. Vaak wist men niet eens de normale naam en was alleen de bijnaam bekend. Dus toen Kee zich in de loop der jaren ontpopte tot een -blijkbaar- zeer mooie jonge vrouw, was de verandering in Mooie Keetje niet meer dan logisch.
1
Dit is een ander hotel dan het huidige gelijknamige café De Koppelpaarden aan de Veerseweg.
Mooie Keetje
-1-
Heemkundekring De Heerlijkheid Oosterhout
Figuur 1. Het logement Van Gend en Loos. Aquarel van A.E. Grolman, gedateerd 1885. En mooi moet ze zijn geweest, getuige de diverse beschrijvingen. Constantijn Smits schrijft over de nog jonge Keetje: ‘Zij was blijkbaar opgegroeid met het blank-blozend Venusgezichtje en de grote blauwe ogen met
verleidelijke opslag. Zij was het meisje met de mooiste handjes, de leukste voetjes aan het rankste figuurtje. In één woord: zij was het vrolijke, geestige, onweerstaanbare Keetje, dat zo lief praten en zo schattig lachen kon met haar snoezig mondje vol paarlen.’ Één van de personen die Keetje landelijke bekendheid heeft gegeven is Nicolaas Beets. Nicolaas werd in 1814 geboren in Haarlem en was dus zeven jaar jonger dan Keetje. Toen hij haar leerde kennen was hij student theologie in Leiden. Zoals zo vele studenten destijds was ook hij soldaat-vrijwilliger voor het Hollandse leger tijdens de Belgische Opstand (1830-1839). Deze Leidse studentensoldaten noemden zichzelf de Leydse Jagers en vormden een kleine eenheid die diverse malen werd ingezet. In 1832 was deze eenheid (en dus waarschijnlijk ook Nicolaas Beets) een aantal maanden in Oosterhout gelegerd. En vermoedelijk viel hij als een blok voor Mooie Keetje. Onbekend is of zij zijn liefde heeft beantwoord, al lijkt dat niet waarschijnlijk. In 1832 was Keetje 25 jaar en je mag aannemen dat zij de toen net 18-jarige Nicolaas nog te jong vond voor een liefdesrelatie. Hij was vermoedelijk één van haar vele aanbidders. Bovendien had zij het erg druk met het runnen van haar logement/tapperij, wat zij pas twee jaar onder haar hoede had. Maar de jonge Nicolaas Beets was erg onder de indruk van haar. In 1839 bezocht Beets nogmaals Oosterhout en heeft opnieuw contact met Keetje gezocht. Dat heeft hij met lyrische, dichterlijke woorden beschreven onder het pseudoniem van Hildebrand in zijn boek Camera Obscura: ‘Keetje, het fijnst besneden bekje van alle Noord-Brabantsche meisjes,
die ik gezien heb. En dan die groote blauwe oogen, met dien doordringende opslag. Als zij lacht ontbloot zich een rij van gelijke tanden, die ooit tussen rozeroode lippen hebben uitgeschenen.’
Figuur 2. Houtgravure Mooie Keetje gemaakt door H. ten Kate in 1850. Afmeting: 21 x 15 cm.
Als je dàt opschrijft, dan ben je toch wel verliefd!
Mooie Keetje
-2-
Heemkundekring De Heerlijkheid Oosterhout In dat verhaal vertelt hij tijdens de wandeling naar het logement van Keetje aan zijn vriend Karel dat hij gedurende zijn eerdere verblijf wel een persoonlijke en vriendschappelijke band met Keetje had. Maar volgens zijn eigen zeggen was er geen sprake van wederzijdse liefde; ‘ik heb in al die tijd niet meer dan drie kussen gehad’… Over de intenties van zijn bezoek in 1839 kan alleen maar worden gespeculeerd. Wilde hij haar gewoon nog eens zien en oude herinneringen ophalen? Want dat hij erg veel voelde voor Mooie Keetje staat buiten kijf. Of kwam hij toch om haar ten huwelijk te vragen, maar heeft zij zijn verzoek niet aanvaard? Wellicht stond ook het geloof tussen de waarschijnlijk katholieke Keetje en de protestante Nicolaas. In die tijd was er een flinke kloof tussen beide geloven. ‘Twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen’, is een oud gezegde dat deze spanning aangeeft. Aan de andere kant lijkt er Figuur 3. Kaart van Nicolaas Beets alias Hildebrand aan Keetje toen hij 70 werd. helemaal niets te zijn tussen Keetje en Nicolaas. Althans, dat is wat hij zelf over de nieuwe ontmoeting met Keetje in 1839 vertelt in zijn boek Camera Obscura. Een ontmoeting waarin hij beschrijft dat Keetje hem niet eens meer herkende. Hoe dan ook, feit is dat Nicolaas Beets vervolgens in 1840 trouwde met ene Aleida van Foreest en predikant werd in Heemstede. Na haar dood in 1856 huwde hij met de zus van zijn eerste vrouw. Toch was er zeker wederzijdse genegenheid tussen Keetje en Nicolaas Beets, want zelfs op hoogbejaarde leeftijd hielden zij contact. Zo is er een kaart van Beets aan Keetje, toen hij 70 jaar werd (in 1884) en later nog een brief toen hij 80 werd. Je mag dus aannemen dat zij ook in de tussenliggende tijd contact hebben gehouden. Al is het onbekend of dat zij elkaar in die tijd ook echt hebben gezien. Een andere beschrijving van iemand die onder de indruk kwam van Keetjes uitstraling is Jacobus Craandijk. Hij was een bewonderaar van het boek Camera Obscura van Hildebrand en heeft tussen 1875 en 1888 zelf ook een aantal wandelingen beschreven (‘Wandelingen door Nederland met pen en potlood’). In deel 5 (1880) schrijft hij over zijn ontmoeting met de toen al bejaarde Keetje, dat hij waarschijnlijk in het jaar daarvoor had: ‘Gul en hartelijk ontvangt ons de bejaarde kasteleines en voortreffelijk is de koffij, die haar
nicht weet te schenken. Daarom is dit hotel beroemd, maar niet daarom alleen. 't Duurt niet lang, of wij zijn met de spraakzame oude aan de praat, - of liever, zij is aan 't vertellen. Tijdens de Belgische revolutie, en in de jaren die daarop volgden, lag Oosterhout vol troepen. Zij heeft al onze koningen en prinsen gekend, al onze generaals, majoors, kapiteins en luitenants, alle vrijwillige jagers; zij heeft in haar ruim zestigjarig leven honderden personen van betekenis bij zich ontvangen; zij heeft nog jaar op jaar bezoek van allerlei vermaardheden; zij kent kleine bijzonderheden, pikante anecdotes in menigte, die tot de geschiedenis van wat met den tiendaagsen veldtocht in verband staat kostbare bijdragen zouden leveren. En zij weet er van te verhalen met een' levendigheid en met een' eenvoud, die u doen vergeten, dat gij in Oosterhout zijt gekomen, niet enkel om te hooren, maar ook om rond te zien. Zij heeft iets boeijends in haar spreken, iets moederlijks in haar doen, iets innemends in haar voorkomen, waardoor gij 't u niet schaamt, u te bekennen, dat gij eigenlijk voor een goed deel om harentwille herwaarts zijt getogen, zooals velen vóór u het hebben gedaan, zoals die beide vrienden deden in Augustus 1839, toen zij, om haar te zien, van Terheide kwamen wandelen, na met de diligence naar Terheide te zijn gereden. Want - 't is immers geen onbescheidenheid, het u in het oor te fluisteren? - wij spreken met niemand anders en met niemand minder, dan 'Keetjen', het Noord-Brabantsche meisjen van Hildebrand, veertig jaar ouder, thans een eerwaardige matrone, maar nog steeds the great attraction van Oosterhout.’ Lieve, hartelijke en preutse Keetje De verschillende verhalen en anekdotes lezende kan worden geconcludeerd dat Mooie Keetje blijkbaar meer dan alleen mooi was. Haar logement en tapperij werden druk bezocht door soldaten, handelslui, notabelen, zelfs door prinsen en koningen, en allen genoten van haar aandacht en aanwezigheid. Allen
Mooie Keetje
-3-
Heemkundekring De Heerlijkheid Oosterhout kwamen speciaal voor haar, niet alleen aangetrokken door haar schoonheid, maar zeker ook door haar vrolijkheid, hartelijkheid en innemend karakter. Zo beschrijft Constantijn Smits dat tijdens de Tiendaagse Veldtocht tegen de Belgen (2-12 augustus 1831) veel soldaten in Oosterhout waren gelegerd en dat allen bier wilden drinken bij de tapperij van Mooie Keetje. ‘Iedere soldaat was besjokke op haar.’ Iedereen wenste door haar bediend te worden. Ook de hogere officieren, oud en jong, kwamen onder haar bekoring. Ook Hildebrand beschreef haar karakter in zijn boek. Volgens hem was er ‘niemand die zij lomp behandelde of boos maakte. Zij bleef zo lief en vriendelijk tegen allemaal, dat iedereen dacht met haar op goede voet te zijn...' Iemand die het kan weten vertelt daarover in Het Kanton in 1898. Volgens de toen 88jarige Maurits Timmermans, een leeftijdsgenoot van Keetje, was zij niet alleen erg knap, maar ook netjes en zelfs preuts. Zij hield er van om het voor de gasten gezellig te maken. Zo maakte zij elke zaterdag kunstzinnige zandfiguren op de plavuizen vloer van het café. Een beeld van haar nette kleding beschrijft Hildebrand, als hij haar in 1839 weerziet: ‘De grote geplooide slippen van de Brabantse muts vielen over een donkerrood doekje met groene ruiten, dat haar schouders en boezem tot hoog Figuur 4. Een illustratie van Keetje in haar jonge jaren en de 21e eeuwse cartoon in de hals bedekte en wonderwel afstak bij haar blanke van tekenaar Dick Heins. kinnetje.’ Kleding die als netjes en fatsoenlijk bestempeld kan worden. Vermoedelijk is deze beschrijving de basis geweest voor een bekende en veel gebruikte illustratie van Mooie Keetje (figuur 4, links). Het is ook deze beschrijving die model gestaan heeft voor tekenaar Dick Heins, toen hij Keetjes cartoon bedacht. Al heeft hij het beschreven hoog bedekte doekje in zijn cartoon wat laten zakken (figuur 4, rechts), waarmee het beeld van de 21e eeuwse Keetje wel wat meer van deze tijd wordt en een wat wulpser uitstraling heeft. ‘Princenlief’: koninklijke Keetje De verhalen over haar preutse karakter ten spijt, gaat er toch een verhaal dat de ongetrouwde Keetje een koninklijke relatie heeft gehad met één van de Prinsen van Oranje, de latere koning Willem II. De prins logeerde geregeld in het toenmalige hotel Huys ten Deyl in Raamsdonksveer. Van daaruit bezocht hij vaak het logement van Keetje. Al snel ging er in het dorpse Oosterhout het gerucht dat Keetje het liefje van de prins was. Een ‘princenlief’. Ook toen hij eenmaal koning was bezocht hij haar nog geregeld. Naar verluidt ergerde de Oosterhoutse notabele A.W. Smits zich dusdanig aan de relatie van Keetje met de koning dat hij haar wilde terechtwijzen: ‘Mejuffrouw, mag ik u op grond van mijne leeftijd eene bemerking onder het oog brengen? Welnu, niemand kan twee Heeren dienen.’ Het antwoord van Keetje was: ‘Mijnheer Smits, ik doe zoals u en elk ander ordentelijk mensch. Ik dien God en den Koning!’ Is dit dan toch Keetjes bekentenis dat zij echt een koninklijke relatie had? Ook de latere Koning Willem III heeft Oosterhout bezocht en contact gehad met Keetje. En Willem III stond bekend om zijn vele buitenechtelijke affaires en seksuele escapades. Of kwam hij hier toch alleen maar op de koffie…? Feit is dat Keetje van Willem III in 1870 (zij was dus toen al 63 jaar) een gouden ketting cadeau kreeg. ‘Princenlief’ of niet, Willem III mocht haar blijkbaar erg graag. Maar laten we niet te snel speculeren over een mogelijke relatie. Willem III was een genereus man, dat bleek wel uit het feit dat hij in Oosterhout
Mooie Keetje
-4-
Heemkundekring De Heerlijkheid Oosterhout aan vele personen cadeaus had gegeven als dank voor zijn prettige verblijf. Zo ontvingen de eigenaar, zijn vrouw en hun dochter van Hotel De Koppelpaarden elk een gouden horloge, kregen 17 meisjes uit de optocht allen een gouden ring, mocht de Harmonie zich voortaan ‘koninklijk’ noemen, werd wijnhandelaar Frencken hofleverancier en kregen verschillende leden van de marechaussee fl. 50,=. Dus de kans dat hij bij haar toch alleen op de koffie is geweest is groter dan de fantasie die wij over de alternatieven hebben. Zakelijke Keetje Het logement annex tapperij Van Gendt en Loos van Mooie Keetje lag langs de handelsroute tussen Parijs en Amsterdam. Deze verharde weg was in opdracht van Napoleon tussen 1809 en 1820 aangelegd en liep in Oosterhout over de Bredaseweg, via de Heuvel, de Arendstraat en de Kerkstraat over de Figuur 5. De ereboog op de Leijsenhoek, bij het bezoek van koning Willem III in Leijsenhoek naar de 1870. Rechts het logement Van Gendt en Loos. Staat daar Mooie Keetje voor de Veerseweg, richting Raamsdonksveer. De meeste deur? paden in die tijd bestonden nog uit zandwegen, die ’s winters veranderden in onbegaanbare modderpaden. Het logement Van Gendt en Loos van onze Keetje lag aan deze weg. De verharde weg trok daarom vele mensen zoals handelsreizigers en soldaten die deze plek passeerden en, al dan niet aangetrokken door de charmes van Keetje, verbleven in haar logement en tapperij. De zaken gingen goed en Keetje besloot om haar logement uit te breiden. De zes kamers werden er elf en er kwam een nieuwe keuken. Vanaf die tijd veranderde het logement in een hotel. Keetjes combinatie van schoonheid en hartelijkheid heeft er zeker aan bijgedragen dat haar logement en tapperij druk werd bezocht. Zelfs toenmalig burgemeester Gerscher en de directeur van het Telegraafkantoor namen na hun benoeming in Oosterhout hun intrek in het hotel van Keetje. En dat terwijl het naastgelegen hotel De Koppelpaarden veel luxer was. Zette zij haar charmes bewust in voor de verdiensten voor haar logement/tapperij? Keetje moet zich zeer bewust zijn geweest van haar schoonheid en aantrekkingskracht en de effecten die dit heeft gehad op haar klandizie en omzet. Keetjes laatste jaren Maurice Timmermans beschrijft dat Keetjes schoonheid tot op vrij hoge leeftijd stand hield: ‘haar glorie taande met de levensjaren, al duurde het bij haar wat langer dan bij anderen’. En hij kan het weten, want hij was haar leeftijdsgenoot. Maar ook zij werd ouder. En langzaamaan veranderde haar bijnaam van Mooie Keetje naar Tante Kee. Het is opmerkelijk dat Keetje nooit is getrouwd. En dat met zoveel schoonheid en karakter en met zoveel ontmoetingen met potentiële kanshebbers. Naar de reden hiervan kan alleen maar worden gegist. Wellicht waren haar contacten met de Prins van Oranje en de latere Willem II hiervoor reden: een meisje van eenvoudige komaf die dus niet met de Prins of koning kon huwen, maar door deze relatie wel onbereikbaar was voor anderen. Of misschien was Nicolaas Beets toch haar ware liefde, al was hij voor haar onbereikbaar geworden? Bekend is dat zij nog op late leeftijd contact met elkaar hadden.
Mooie Keetje
-5-
Heemkundekring De Heerlijkheid Oosterhout Of was Keetje toch wat frivoler dan wij denken en had ze dan wèl meerdere relaties met haar klanten? Wie het weet mag het zeggen. Tot op vrij hoge leeftijd bleef zij werken in haar hotel. Maar in 1885, op 78-jarige leeftijd, verkocht zij haar hotel aan ene P.A. Sips. Het hotel werd, getuige een bericht uit de Nieuwe Bredasche en Oosterhoutsche Courant van 4 oktober 1885, flink verbouwd. De stalling die gedurende de Belgische opstand was vergroot t.b.v. de paarden van de hoofdofficieren, werd afgebroken. Daarvoor kwam een nieuwe concertzaal voor de Liedertafel Aurora, een zaal die ruimte bood aan maar liefst 400 personen. De nieuwe eigenaar kende Figuur 6. Zicht op de Leijsenhoek, ca. 1910. Links hotel De Koppelpaarden, natuurlijk de geschiedenis van daarachter het voormalige hotel Hildebrand. Keetje en wilde de naam van zijn hotel veranderen in hotel Hildebrand. Hij heeft Nicolaas Beets hiervoor om toestemming gevraagd. Die toestemming volgde schriftelijk, met daarin de wens dat hij Keetje graag nog een keer zou zien. Die wens zou een jaar later in vervulling gaan. Op 6 juli 1886 kwam de toen 72-jarige Beets per postkoets aan in Oosterhout. De 79jarige Keetje had naar verluidt speciaal voor hem haar ‘Brabantse muts met geplooide slippen’ nog eens opgezet. Ze had dus ook op haar oude leeftijd nog steeds haar humor behouden. Maar Hotel Hildebrand was maar een kort leven beschoren. In 1898 werd het hotel weer opgeheven. Tante Kee heeft dit niet meer meegemaakt. Zij kreeg in 1885 een kamer in het tegenover gelegen St.Jozefgasthuis, om daar haar oude dag te slijten. Daar overleed zij op 17 mei 1895, een week voor haar 88e verjaardag. Keetje laat in haar 200e geboortejaar nog van zich horen Alhoewel er vele kunstenaars in Keetjes logement verbleven heeft zij zich, voor zover bekend, nooit laten schilderen. De kunst van de fotografie is ook pas in de tweede helft van de 19e eeuw verder ontwikkeld. We kunnen ons dus over haar schoonheid alleen maar overlaten aan onze fantasie. We weten dat ze bruin haar had, blauwe ogen en een rij zeer mooie witte tanden. Bijzonder is dan ook dat in februari 2007, bijna 200 jaar na haar geboorte, de doopjurk en een foto van haar zijn verschenen (figuur 7). Beide zijn afkomstig van de (thans overleden) pastoor Van der Maade van de St.Jansparochie in Breda. Hij was familie van Mooie Keetje. Tot op heden was alleen maar een portret van haar uit 1891 bekend, toen zij dus al van hoge leeftijd was. Op de in februari verschenen foto was zij ongeveer 65 jaar. Het is niet waarschijnlijk dat wij ooit nog een foto van haar schone jongere jaren te zien zullen krijgen, eenvoudig omdat de kunst van de fotografie in die tijd pas net ontwikkeld was. Alle hoop voor een beeld van haar jongere jaren is nu gevestigd op iemand die op een stoffige, donkere zolder toch een schilderij van haar ontdekt. Tip: let voor de herkenning daarbij op haar markante neus.
Paul van Dijk, 27 oktober 2007
Mooie Keetje
-6-
Heemkundekring De Heerlijkheid Oosterhout
Bronnen en literatuur J.M.H. Broeders en G.J. Rehm. Oosterhout in oude ansichten. 1969. Cor Evers. Aanvullingen op artikel Mooie Keetje. 2007. Constantijn Smits (bewerkt door J.A.A.M. Oomen). Het leven in Oud-Oosterhout. 1974. Henk den Ridder. In 1807 was daar Mooie Keetje. In: BN/De Stem, 6 januari 2007. Hildebrand. Camera Obscura, editie 1884. Het NoordBrabantsche meisje. Op website: www.let.rug.nl/alfa/camera_obscura/1884.html. Martien Koreman. Oosterhout, zo was het. 2001. Piet van Rooten. Mooie Keetje. Serie van 13 afleveringen van ‘Oosteroud’ in weekblad Het Kanton. Januari-maart 2007. Piet van Rooten. Unieke vondst. Doopjurk en onbekende foto Mooie Keetje duiken op. In: Weekblad Het kanton, 28 februari 2007. Harry Tielemans. Wandelen door vergeten Oosterhout. 1999. Jan Verhulst. Duizend en een bizonderheden uit het oude Oosterhout. 1970. Website: www.mooiekeetje.nl Website over boekverslagen: samenvatting Camera Obscura. www.verdec.com/hulpje/boekvers/camera.htm Website: www.historischetopografie.nl/craandijk/citaten.htm
Mooie Keetje
Figuur 7. Foto van Keetje die in 2007 opdook. Vermoedelijk is de foto rond 1875 genomen.
-7-
Heemkundekring De Heerlijkheid Oosterhout
OP EEN MOOIE augustusmorgen van het jaar 1839 sloegen twee jonge mensen de vermoeiende, maar fraaie zandweg in die tussen Ter Heide en Oosterhout loopt. In de eerstgenoemde plaats waren zij uit de diligence gestapt en in de laatstgenoemde zouden zij het middagmaal gebruiken. De zon scheen wel heerlijk op de welige akkers met rogge en boekweit aan weerszijden van de weg, maar tevens niet minder stovend op hun strohoeden en ransels. En daar het jonge eikehout en de kleine dennebosjes, die zij nu en dan doorgingen, te laag en te iel waren om veel schaduw te geven, begon men toch gewaar te worden, dat ook een voetreis zijn onaangenaamheden hebben kan. 'Die drommelse toren,' begon de jongste, stilstaande en de knop van zijn stok in zijn zijde zettend om even uit te blazen, 'is nu rechts en dan links en we schieten niets op.' 'Het is toch de goede weg,' antwoordde de ander, die een sierteken van de Tiendaagse veldtocht droeg. 'Ik ken hem wel, kijk daar maar, rechts van de toren is de molen, daar hebben we een post gehad.' 'Is het een mooie plaats?' vroeg de eerste, weer doorlopend. 'Allerliefst. Je zult het zien. Koning Lodewijk noemde het een stad, maar daar is het niet beter om. Er is een marktplein, een grote kerk met een gebeeldhouwd altaarstuk van de Calvarieberg, een mooie ruïne en veel fraaie nieuwe huizen. Maar het mooiste is Keetje. We gaan naar Keetje. Je zult eens zien hoe hartelijk ze ons ontvangt!' 'Ik hoop, dat ze de moeite van deze slopende weg waard is, want ik heb niet veel op met jouw herbergdeerns. In liedjes zijn ze wat aardig, maar ik voor mij heb ze nooit anders dan grof, preuts en knorrig gevonden. Je kunt ze niet vriendelijk aankijken of zij denken al dat je hen bederven wilt. En zeg je een galanterietje, dan gapen zij je aan en begrijpen je niet, of lachen zo dom tegen 'meheir', dat hij eens en voor al genoeg heeft.' 'Jij kent Keetje niet!' viel de ander zijn vriend in de rede. 'Bij alle goden! Jij kent Keetje niet. Keetje! Keetje heeft het fijnste, het netstbesnedene bekje van alle Noordbrabantse meisjes, die ik ken. Keetje heeft het rankste figuurtje, de liefste voetjes, de kleinste handjes en kuiltjes op elke vinger. En dan dat blanke gezichtje, die grote blauwe ogen, die zo doordringend kijken kunnen. O, die hupse Keetje, die zó lief praat en zó lief lacht...'
Mooie Keetje
-8-
Heemkundekring De Heerlijkheid Oosterhout 'En zó zoet zoent?' vroeg de jongste. 'Want als zij zo is, als je zegt, dan is zij lichtzinnig. En dan vraag ik, als in het oude stuk: Een mooie meid zou in een herberg eerlijk zijn?' 'Kareltje, dwing mij niet in deze weelderige natuur een moord te begaan. Nog één woord ten nadele van Keetje en ik maai je eerloos hoofd weg, als die maaier daar de aren!' En weer op zijn gewone toon vervolgend: 'Ik zou niet graag willen biechten, vriend, hoe vaak ik, toen wij hier in Oosterhout lagen, haar om een zoen gesmeekt heb. Als het mij drie keer gelukt is er een te krijgen is het veel. En dan is er één bij die bij het afscheid hoorde toen wij hier weggingen. De hele compagnie was verliefd op haar. 't Was Keetje voor en Keetje na. Allemaal vrijden zij naar haar; allemaal droomden ze van haar; iedereen wou met haar wandelen, met haar naar Raamsdonk rijden. Ja, er waren er, geloof ik, die zelfs met haar wilden trouwen...' 'En zij,' merkte Karel op, 'zij was à tout le monde en verhoorde ieders klachten.' 'Vast en zeker niet. Zij was er veel te verstandig voor. En dat niet alleen, maar ook te braaf. Je had 'r eens naar de kerk moeten zien gaan. Met die brede zwarte falie, eerst afhangend over de schouders, met meer gratie dan waarmee mijn nicht haar mantille draagt, en dan bij het naar binnen gaan over haar hoofd, zodat haar lief, devoot gezichtje er maar effentjes uitstak. Maar dat daar gelaten. Er was niemand die zich op enige gunst van haar te beroemen had, maar ook niemand die zij lomp behandelde of boos maakte. Zij bleef zo lief en vriendelijk tegen allemaal, dat iedereen dacht met haar op goede voet te zijn...' 'Zij speelde de coquette,' zei Karel, 'net als dat hele duivelse dorp, of stadje, als het zo wezen moet, dat telkens weer achter de bomen kruipt. Zij speelt de coquette, man, en had haar vingers vol ringen en haar kast vol presenten van allerlei aard...' 'Niet één! Ik verzeker je, dat zij niets aannam. Als je eens wist hoe zij over die dingen dacht. Ik was haar vertrouwde nog al. Ze sprak nog al eens veel met mij.' 'Jij viel dus in de termen van die ongelukkigen, waar je het straks over had, die meenden dat voor hen alleen was wat zij met zes, zeven anderen deelden?' 'Jij zult niet overtuigd zijn voor je haar gezien hebt en hebt horen spreken, ellendige!' zei de andere. 'Maar je had haar moeten vinden zoals ik. De ogen vol tranen na een onbetamelijk voorstel van Van der Krop, die teveel gedronken had. Hoe bitter had zij 't toen op haar zenuwen!' 'En was die Van der Krop een knappe vent?' vroeg de onverbiddelijke reisgenoot. 'Dat had juist niet over. Ik voor mij noem hem een monster, en Keetje ook. Er waren er die meer indruk op haar maakten...' 'Jij bijvoorbeeld, niet waar?' 'Nu ja, maar in andere zin. Ik was haar vriend. Maar onze vriend Everards die stond hoog bij haar aangeschreven. Het zou mij niet verwonderen, als zij om hem niet eens andere tranen had geschreid!' 'Och heden, kom!' zei Karel. 'Nu wordt het al te aandoenlijk! Nu geen woord meer over Keetje tot we haar zien.' De twee vrienden kwamen te Oosterhout en zagen Keetje. Ze stapten de herberg binnen en vonden haar bij het raam bezig met wat naaiwerk. De grote geplooide slippen van de Brabantse muts vielen over een donkerrood doekje met groene ruiten, dat haar schouders en boezem tot hoog in de hals bedekte en wonderwel afstak bij haar blanke kinnetje. Ze keek op en haar grote blauwe ogen maakten zo'n indruk op de jongste reiziger, dat hij op slag het aantal van haar aanbidders vergrootte. 'Zul je dan eeuwig even mooi blijven, Kee!' riep de oudste vol bewondering uit en stak haar de hand toe. 'Het is negen jaar geleden sedert we goede vrinden waren, en jij bent niet veranderd!' Ik zij toch negen jaar ouer geworden, mijnheer!.' zei Keetje vriendelijk lachend, terwijl ze een rij gelijkgevormde tanden ontblootte. 'Mijnheer?' vroeg de ander verbaasd. 'Ken je me niet meer? Denk eens aan de Leidse Jagers.' Keetje rimpelde haar lief voorhoofd en dacht na. 'Ik geloof...,' zei ze aarzelend, 'ik geloof mijnheer... Van.. der Krop...?'
Mooie Keetje
-9-