1 Mededelingenblad van de heemkundekring “DE HEERLIJKHEID OOSTERHOUT” 31e jaargang, nummer 3
2007
pag.: Inhoud van dit nummer
1
Van de Redactie .......................................................................... 2 De Industriële ontwikkeling in Oosterhout 1800-1960 .............. 4 Simons’ Emballagefabrieken en Houthandel N.V.................... 32 N.V. Stoomsteenfabriek ‘DORST’ ........................................... 39 N.V. Verschure’s Margarinefabrieken...................................... 47 Noordbrabantsch-Beiersch Bierbrouwerij ................................ 53 Colofon ..................................................................................... 56 Niets uit deze uitgave van de heemkundekring mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder de schriftelijke toestemming van de auteur.
2
Van de Redactie Wanneer dit mededelingenblad verschijnt is het weer najaar. Het is de laatste jaren de gewoonte dat dan ook de jaarlijkse tentoonstelling wordt gehouden. Het thema deze keer is ‘Van Ambacht naar Industrie in Oosterhout’. De werkgroep heeft er alles aan gedaan om deze zo interressant mogelijk te maken. Omdat niet alle foto’s geexposeerd kunnen worden wordt er veel aandacht besteed aan de digitale presentatie. Dit is gelukkig mogelijk omdat de heemkundekring ‘De Heerlijkheid Oosterhout’ uit het stroomversnellingsfonds van de ‘RABOBANK AMERSTREEK’ een financiële bijdrage heeft ontvangen. Van het geld is onder andere een beamer en laptop aangeschaft. We kunnen nu op de tentoonstelling dus ook nog heel veel foto’s op een scherm laten zien. Rinus Kuijpers heeft een oude film van van der Aa (Vandra) bewerkt en deze zal ook op de tentoonstelling te ien zijn. Voor de diverse werkgroepen, maar vooral voor de tentoonstelling , kunnen we nog vrijwillegers gebruiken. Wanneer u dit leest is de tentoonstelling al heel dichtbij, maar kunt en wilt u ons toch helpen neemt dan kontakt op met Cees Ligtvoet Hij is telefonisch te bereiken onder nummer (0162) 437242 en zijn emailadres is:
[email protected]. De inhoud van dit blad heeft ook betrekking op de industriële ontwikkeling in Oosterhout. Het was niet mogelijk om alle bedrijven de ontwikkeling op te nemen. Dit is misschien een begin voor de heemkundekring om hieraan meer aandacht te besteden.. Piet van Beek
3
4
De Industriële ontwikkeling in Oosterhout 1800-1960 Ínleiding In Engeland komt, door de uitvinding van de stoommachine, vanaf ± 1775 vooral de textielindustrie op gang. Voor Nederland zien we voor deze industrietak na 1800 een zelfde ontwikkeling. In Tilburg verplaatsen de thuiswevers hun activiteit achter centraal aangedreven weefgetouwen in een fabrieksgebouw. Oosterhout kent dan nog alleen steen- en pottenbakkerijen. Hoewel deze aan de definitie van een industrieelbedrijf, het verwerken van uit andere plaatsen aangevoerde materalen tot een product, voldoen zijn deze meer als een ambachtelijk dan een industriële activiteit te beschouwen. Toch worden er vanaf 1800 meer gegevens over Oosterhoutse bedrijven bekend. Na het in 1895 aan de kant schuiven van de bestaande regering werd met Franse steun de Bataafse Republiek gesticht (17951806). Onder deze regering werd een aanvang gemaakt met het verzamelen van allerlei gegevens over bedrijven. Voor 1960 is gekozen omdat op het eind van de jaren vijftig de eerste bedrijven uit de randstad zich hier vestigden. De komst van suikerwerkfabriek Jamin en de buizenfabriek Excelsior was de aanzet tot een explosieve ontwikkeling van Oosterhout. Vanaf 1960 ontwikkelde Oosterhout zich tot een stad met verscheidene bedrijventerreinen en een grote bevolkingstoename. De ontwikkeling van de industrie in Oosterhout is duidelijk in periodes in te delen. Van 1800 tot 1850 zien we vooral dat het gemeentebestuur in opdracht van de overheid gegevens over handel en nijverheid verzamelt.
5 Van 1850 tot 1915 krijgt de gemeente meer bemoeienis met de industriële ontwikkeling door het verstrekken van hinderwetvergunningen. Ook komt er in deze periode in Oosterhout een Kamer van Koophandel en Fabrieken. Vanaf 1915 tot 1960 begint de gemeente met de ontwikkeling van bedrijventerreinen en komt er in plaats van een plaatselijke een regionale Kamer van Koophandel.
Van 1800 tot 1850 De eerste rapportage dateert van rond 18101. De pottenbakker Willem Wm van Berkel en de steenbakker Floor Hk Ackermans beantwoorden dan, ieder voor hun bedrijfstak, een aantal vragen in de ‘Staat over de staat der fabrieken, trafieken, scheepvaart en handel in de Bataafse Republiek’. Er zijn dan 19 pottenbakkers en 5 steenbakkerijen in Oosterhout. Beide werkgevers melden een terugloop in hun bedrijfstak. Als oorzaak wordt de concurrentie uit andere landen genoemd. In een opgave van het aantal steenbakkers wordt de verslechtering nog eens benadrukt. Naam van de steenbakkers binnen de stad Oosterhout Hendk van Weerelt, Andries Oomen, Floor Akkermans, Philippus van den Elshout en Adr. P. Verdaas. Welke voornoemde steenbakkers tot de jaren 1788 en 1790 met 6 bekwame werklieden ieder hebben gewerkt behalve de veelheid van schippers die ons goedern vervoeren, houtkappers, voorlieden, aardestekers en nog meer anderen die zo maar aan en af gingen en tot heden toe verslegt dat den iedere baas nog werkt met 2 à 3 kinderen 7 tot 10 jaar oud en nog niet het 4e gedeelte van het jaar of nog minder.
6
7 De reden van het verslegten van onze fabrieken is dat alle de branderijen en rafirijen in Holland stil staan en ook door het strempe van negotie heeft den landsman geen geld om huis of iets anders te bouwen zodat men dat ook niets aan leveren als noot Op 15 juni 1815 wordt er een opgave gedaan van de verschillende bedrijven in Oosterhout. Dit zijn; 1 hoedenfabriek met 50 werknemers. 14 pottenbakkerijen met in totaal 89 werknemers. 5 steenbakkerijen met in totaal 15 werknemers. Het aantal pottenbakkerijen loopt in de periode tot 1858 terug naar 6 met 40 werknemers.2 De 5 steenbakkerijen hadden zowel mannen als vrouwen in dienst en fabriceerden naast steen ook rietvorsten en plavuizen. In de wintermaanden was de productie zeer beperkt en in het 4e kwartaal stond deze helemaal stil. Ook de productie in deze bedrijven nam geleidelijk af. Van de in 1815 aanwezige bedrijven was alleen nog het bedrijf van de firma Akkermans over. Naast dit bedrijf was ook, de in 1838 begonnen, Andries W. Oomen in deze branche nog actief.3 Bij de ‘Statische opgave van fabrieken en manufacturen van lakens en andere wollen stoffen over de periode 1814 - 1828’ wordt maar 1 lakenfabriek vermeld met 10 werknemers. Het bedrijf is een onderdeel van het bedrijf van Joh. Van den Ouwelant uit Tilburg. In 1818 werkt het bedrijf onder de naam van J. Brouwers en van den Ouwelant. Vanaf 1921 is er geen opgaaf van werknemers meer en heeft de fabriek in het 3e en 4e kwartaal stil gestaan en vindt er in de periode 1822 – 1828 geen productie meer plaats4.
8 Vanaf 1814 worden ook 3 hoedenfabrieken vermeld met resp. 6, 3 en 3 werknemers. De eigenaren waren Matheus Jansens, Theodorus Linders en Johannes de Vos. De bedrijven hadden een jaarproductie van in totaal 4035 hoeden. De productie van deze bedrijven liep snel terug met in 1830 een aantal van 235 naar 20 stuks in 1850 door de fabrikant Arn. Jongmans. N 1851 worden er geen gegevens meer over de hoedenproductie vermeld.5 In de staat van fabrieken van 24 augustus 18176 worden ook de daglonen opgegeven. In dit dossier zijn ook nog gegevens te vinden uit1826 en 1848. Behalve de gegevens, zoals in onderstaande tabel is weer gegeven, werd voor twee bedrijven aanvullend gegevens vermeld. De lakenfabriek dacht de teruggang te kunnen keren door Zeeuws laken te gaan produceren. De leerlooierijen gaven op dat de export terug liep maar zagen geen middelen om dit te verbeteren. In 1818 worden er nog 3 bedrijven vermeld die in deze bedrijfstak actief zijn. Als reden voor deze teruggang worden er een drietal redenen opgegeven. 1) De uitvoer naar het buitenland is afgenomen. 2) De invoer vanuit het buitenland is toegenomen. 3) De hoge prijs voor de, bij de bereiding benodigde(eiken)schors. Door de vrije uitvoer is de prijs van de schors flink gestegen.
9 Bedrijf
Aantal
lakenfabriek
1
Aantal wkn 10
Dagloon gem. 15½ st.
Voormalige staat florisanter dan tegenw.
Tegenwoordige staat tamelijk debiet
Mouterij
5
elk 1
10 st.
sinds 1809 1 bij gekomen opgericht in 1811
tamelijk debiet
Jeneverstokerij leerlooierij
1
2
12 st
4
elk 1
10 st.
bierbrouwerij
1
elk 2
10 st.
Grut/pelmolens
6
elk 1
10 st.
steenbakkerij
5
elk 3
zie opm.1
zie opm.2
Pottenbakkerij
14
elk 5
zie opm.3
in florisante jaren 20
Hoedenmakerij
3
elk 2
zie opm.4
in 6 jaar van 1 naar 3
tamelijk debiet
Wollen stoffenkammerij
1
18
zie opm.5
in 5 j.; van 3 naar 18
in bloeiende staat
minder florisant dan tegenw. voor 1810 een geoctr.
staat stil fabrieken zijn kwijnende welvarend door verzending gezien. het aantal redeijk debiet minder dan vroeger
Afzetgebied Holland; Provinciën En rijk omliggende plaatsen omliggende plaatsen omliggende plaatsen Holland
omliggende plaatsen
Holland en Zeeland Holland; Zeeland en verdere Provinciën Holland; Zeeland en verdere Provinciën Leiden
10
Garentwijnderij
2
elk 2
10 st.
Scheepstimmerwerf
1
3
16 st.
1]
wkn zonder werk. verandering zonder werk. verandering
tamelijke welvaart
Holland
tamelijke welvaart
Het dagloon van een steenbakker was 70 cent. Uit de specificatie onder 2 is te zien dat dit het loon is van een knecht. 2) Een knecht verdiende dus 14 stuivers. De andere, vrouwelijke werkneemsters werden per stuk betaald. De vormsters ontvingen ƒ 3,- tot ƒ 4,- per 1000 stuks; de walksters ƒ 2,- tot ƒ 8,per 1000 stuks. 3) Bij de pottenbakkers worden de lonen per week vermeld. De draaiers ontvingen ƒ 6,-, de vloergasten ƒ 5,- en de 3e knechten ƒ 3,- per week. 4) In de hoedenmakerij ontving het personeel stukloon. Er werd niet bij verteld hoeveel dit was. 5) Ook voor de wollen stoffenkammerij werden geen lonen vermeld. Er werd alleen opgegeven dat deze fabriek deel uitmaakte van de Leidse fabrikanten Jacob en Abraham Lepole, die de fabriek hier gevestigd hadden. In een verslag over wolkammerijen7 wordt voor de knechten een weekloon van ƒ 4,50 vermeld. Voor 1818 wordt een kwijnend bestaan opgegeven. Toch zien we in het 4e kwartaal nog een bezetting van 6 knechten; 3 jongen en 700 thuisspinsters. In het 1e kwartaal van 1824 zijn er nog maar 4 knechten en 2 jongens. Na die periode is er geen vermelding meer van dit bedrijf.
11 In onderstaand overzicht uit 1826 en 1848 zien we een grote uitbreiding van het aantal bedrijven. Kijken we naar de bedrijven die in de categorie industrie zijn onder te brengen dan is er een achteruitgang te constateren. De potten- en steenbakkerijen zijn in aantal gedaald. De lakenfabriek en garentwijnderijen zijn geheel verdwenen. De wolkammerij liet het al voor 1826 afweten. We zien wel een toename van het aantal leerlooierijen. Deze waren echter over het algemeen ambachtelijke eenmansbedrijfjes. Activiteit pottenbakkerijen steenbakkerijen hoedenmakerijen bierbrouwerijen mouterijen leerlooierijen garentwijnderijen lakenfabriek grut-/pelmolens oliemolens korenmolens boekbinder broodbakkers goud-/zilversmeden grofsmederijen grutters honingbreker horlogemakers kleermakers koperslagers schoenmakers kuipers
1817 10 4 1 1 5 4 2 1 6
1826 10 5 2 91 3 8 2 1 4 3
1848 7 3 2 6 4 12
2 4 1 31 5 20 13 1 3 29 7 42 6
12 sigarenmaker 1 tabaksfabrieken 4 schrijnwerkers 4 slagerijen 9 stoelmakers 5 mandenmakers 2 mattenmaker 1 timmerlieden 26 metselaars 16 touwslagers 2 vernisbereider 1 ververs 10 linnenververs 11 blauwverver 1 zadelmakers 6 Pianomaker 1 Rietdekkers 7 Scheepstimmerman 1 wagenmakers 5 waskaarsenmaker 1 1) 4 brouwerijen zijn sinds een aantal jaren niet in gebruik en door de administratie van in en uitgaande rechten en accijnzen verzegeld. Al met al geeft bovenstaand beeld een Oosterhout te zien waar de ambachtelijke bedrijven flink in opkomst zijn. Maar van een industriële ontwikkeling is nog lang geen sprake.
Van 1850 tot 1915 Na 1850 gaat het gemeentebestuur het bedrijfsleven meer stimuleren.
13 In 1853 wordt er een register aangelegd waarin alle aanvragen voor een hinderwetvergunning staan8. Verder benoemt de gemeenteraad in 1857 een commissie die de deelname aan de eerste Provinciale tentoonstelling in ’s-Hertogenbosch moet voorbereiden.9 Aan de raad der gemeente Oosterhout Mijne Heren, De sub-commissie voor de eerste Provinciale Tentoonstelling van nijverheid binnen deze gemeente, door u den 31e maart 1857 als zodanig benoemd, heeft de haar opgedragen taak volbracht en zij acht het zich diensvolgens hun plicht u, mijne heren, verslag te geven van hun verrichtingen enz. Het door u genomen besluit om de kosten van vervoer van de voorwerpen ten laste van de gemeente te brengen heeft voorzeker krachtig mede gewerkt tot de inzending van een groot aantal voorwerpen. De inzendingen waren van de volgende bedrijven: 1. Jacobus Ravers kachelsmid 2. A. Weijermans koopman 3. M.H. de Jong koopman 4. A.W. Oomen steenbakker 5. D. Schoormans potbakker 6. A.A. Oomen steenbakker 7. W. van der Maaden potbakker 8. wed. M. Schoormans potbakker 9. J. Crul potbakker 10 wed. A. van Loon potbakker
14 De inzendingen van J. Ravers en A. Weijermans waren bekroond met de bronzen medaille. -De inzending van J.Ravers was een ijzeren kachel met glazen deur en twee uitspringende bakken. -A. Weijermans die naast koopman ook een kant- en borduurschool bezat stuurde diverse artikelen in; zoals: Twee stukken kant. Een tule monstransdoek, met cochet bewerkt. Twee tulen voiles. Twee tule zakdoeken. Twee paar mancheten. Zeventien verschillende mutsenbodems. In 1815 had koning Willem I de positie van de Kamers van koophandel en fabrieken in een Koninklijk Besluit vastgelegd. Deze had een adviserende taak en was financieel afhankelijk van de gemeente. In Oosterhout komt deze er pas in 1866. Onderstaand de lijst van aanwijzende personen die tot het kiezen van leden voor de Kamer van Koophandel en Fabrieken bevoegd waren.10 Naast het beroep wordt ook de wijk met het huisnummer vermeld. 1866 Willem v.d. Avoirt Henricus van Berkel Pieter van Berkel Hendrik A. de Boer Rumoldus v.d. Boogaard Johannes Crul Josephus van Etten
Zwart/blauwverver Bierbrouwer Leerlooier Leerlooier Leerlooier Potbakker Bierbrouwer
F 381 H 623 H 707 F 381a A 99 D 122 E 194
15 Willem J. van Etten Mouter F 424 Petrus A. van Etten Leerlooier H 624 Segebertus Fick Tabaksfabrikant E 227 Gabriel Fransen Leerlooier F 384 Johannes J. van Hal Leerlooier A 184 J.J.B. Janssens Leerlooier H 628 Johannes Leppers Leerlooier A 194 Hendrik van der Linden Leerlooier H 654 Bastiaan W. Otto Lukwel Leerlooier H 606 J.M. Lukwel Leerlooier H 606 J.B. van der Maden Leerlooier H 666 Adriaan J. van der Noort Vernisbereider A5 Cornelis Olieslagers Leerlooier D 193 Adriaan Andries Oomen Steenbakker E 265 Andries W. Oomen Steenbakker E 267 Adriaan Paijmans Leerlooier F 371 Jacobus Ravers Kachelmaker F 400 P.J.B. Rombouts Tabaksfabrikant D 181 Dominicus Schoormans Potbakker H 710 Antonius W. Smits Bierbrouwer G 533 Franciscus Smits Gasfabrikant G 568 Frans J. Specht Bierbrouwer G 498 Thomas Sprangers Leerlooier A 71 In de opgave van 1849 zien we dat het aantal leerlooiers is gestegen. Deze trend heeft zich in de jaren daarna voortgezet. In bovenstaande opgave zijn het er al 15 bedrijven, in 1876 treffen we al meer dan 27 leerlooierijen in Oosterhout aan. Bovenstaande bedrijven zijn alle nog enigszins ambachtelijk te beschouwen. Alle beweegkracht wordt nog door mens, dier of wind geleverd.
16 De eerste aanvraag om een hinderwetvergunning voor mechanische beweegkracht dateert ui 1867. De firma Heere & Co vraagt (no 71) toestemming tot het oprichten van een beetwortelsuikerfabriek. De vergunning werd in de vergadering van B & W op 12 april 1867, zie f 108v, 111v en 118v, verleend. De toestemming van G.S. volgde op 14 juni 1867 onder nummer G 148. A. Weijermans vraagt in 1867 (no 79) om toestemming voor het plaatsen van een stoomtuig in zijn vlaszwingelarij in de Kegelstraat. H.M. Smits vraagt in 1870 (no 87) om toestemming tot het plaatsen van een locomobile in zijn bierbrouwerij. Jan van der Pol wil in 1873 (no 97) toestemming tot een ijzergieterij door middel van stoom. De Roos (no 113) wil in 1875 een stoomtuig plaatsen in een op te richten graan- en schorsmolen. De gebroeders Veschure (no 115) vragen in 1975 om toestemming tot het daarstellen van een door stoom gedreven inrichting tot bereiding van boter tegen de westzijde van hun werkplaats. Zo zien we in de volgende periode de bedrijvigheid sterk toenemen. De leerlooierijen waren een belangrijke bedrijfstak De leerlooierij van Adriaan Schenkels was een van de eerste die tot een schoenfabriek uitgroeide. In 1888 komt er een verzoek van A.A. Bekaar, ingenieur van Rijkswaterstaat uit Geertruidenberg, en belast met het samenstellen van een nijverheidsstitistiek11. Hij wil eerstdaags de fabrieken en werkplaatsen bezoeken die meer dan 10 werknemers hebben en die worden aangedreven door stoom of een gaswerktuig.
17
18 . Door de gemeente worden de volgende bedrijven aangemeld; Beetwortelfabriek Groenendijk stoom Firma S. Fick tabakskerverij stoom Firma Verschure en Zoon boterfabriek stoom Firma de Bakker ijzergieterij stoom Firma Frans Oomen pottenbakkerij stoom J.B. Oomen steenbakkerij A.J. van Etten biljartfabriek H.M. Smits bierbrouwerij In nevenstaande tabel staat de personeelsbezetting bij de bovengenoemde bedrijven weergegeven. Zoals blijkt uit een schrijven van het Ministerie van Waterstaat had er ook een opgave moeten komen van de ondernemingen met minder dan 10 personen, maar wel met minimaal 2 personen boven de 18 jaar met inbegrip van het hoofd van het bedrijf. Dit waren in Oosterhout 209 bedrijven.
19
20 De 209 bedrijven met minimaal 2 personeelsleden waren als volgt verdeeld; 1 Banketbakkerij 1 Linnenwever 1 Machinale breierij 3 Banket-/suikerbakkerijen 1 Brood-/beschuitbakkerij 6 Metselaars 1 Brood-/koek4 Meubelmakerijen /banketbakkerij 10 Brood-/koekbakkerijen 3 Molenaars 10 Broodbakkerijen 1 Paardenslagerij 2 Bierbrouwerijen 4 Pottenbakkers 5 Biljartfabrieken 2 Rietdekkers 2 Boekdrukkers 1 Scheepstimmerwerf 1 Borstelmakerij 53 Schoenmakers 1 Steenbakkerij 1 Gasfabriek 15 Grof-/hoefsmederijen 1 Stukadoor 2 Tabak-/snuif1 Grutter /sigarenfabrieken 2 Hoedenmaaksters 12 Timmerbedrijven 6 Huisschilders 1 Touwslagerij 8 Kleermakerijen 5 Vleeshouwerijen 2 Koper-/blikslagers 5 Vrouwenmutsenmaaksters 3 Kuiperijen 3 Wagenmakerijen 1 Leerlooierij/schoenmaker 7 Wollennaaisters 19 leerlooierijen 1 zadelmakerij
21 De aanvragen voor een hinderwetvergunning laat in de periode van 1853 tot 1915 een grote registratie van bedrijven zien. Van de 721 aanvragen voor een vergunning over de periode 1853 tot 1934 hebben er 413 betrekking op deze periode. Meer dan 300 van deze aanvragen hebben betrekking op het starten van een bedrijf. We zien onder andere de volgende aanvragen voor een: bakkerij 102. leerlooierij 56. slachterij 50. smederij 23. koper-/blikslagerij 18. maalderijen 10. drogerijen 6. kaarsenfabriek 4. melkfabrieken 4. bierbrouwerijen 3. rokerijen (vis en spek) 3. steenfabrieken 3. ijzergieterijen 3. suikerfabrieken 2. margarinefabrieken 2. suikerwerkfabriek 1. gasfabriek 1. stro-/hooiperserij 1. zeepziederij 1. sigarenfabriek 1. vlaszwingelarij 1. overige 24.
22
23 Onder overige zijn aanvragen voor 16 schietbanen, 6 lompenhandelaren en 2 grutters te vinden. Ruim 90 aanvragen hebben betrekking op uitbreiding of verplaatsing van een bedrijf. Hier zijn ook de ambachtelijke bedrijven te vinden die overgegaan tot het aanschaffen van een mechanische aandrijving zoals een stoommachine, gas-, ruwolie- of elektromotor. Te denken valt aan de kuiperij van Simons of de drukkerij van Helvert en v.d. Bom in de Kerkstraat die respectievelijk overstappen op stoom en een gasmotor. De in 1860 op gerichte gasfabriek van F. Smits gaat na een twintigtal jaren over naar de gemeente. De suikerfabriek aan de Groenedijk werd in 1902 overgeplaatst naar Zuid-Beijerland12. Enkele bakkerijen groeiden uit tot een koek- of suikerwerkfabriek. De leerlooierijen geven een terugval te zien. In het begin van de 20e eeuw zijn er nog 12 over die “grootschalig” produceren. In onderstaand overzicht staan de bedrijven uit het begin van de 20e eeuw met een mechanische aandrijving die op stoom of met een gas of petroleum werkten. Noordbr. Koekfabr. v/h Bern. De Hoog & Zonen N.V. Firma A. Smits- van Gils H. van Rijckevorssel Firma Gebr. Huyben Gebr. Blom Joh. v. d. Heykant Firma P. de Jong A.G.A. Driesen C.A. Huyben-de Jong
koek/nougatfabr suikerwerkfabriek leerlooierij Leerlooierij Leerlooierij Leerlooierij Leerlooierij Leerlooierij Leerlooierij
Markt; Waterlooplein Kleine Braak Veerseweg Zandheuvel Leijsenhoek Oosteind Oosteind
24 H.P.J. de Wit Wed. P. de Jong P.J. Driesen P.H. van Etten H.H. Martens & Zoon N.V. Stoomkoffiebranderij Çanton' v/h S. Fick C.J. Oomen & Zonen Melkproductenfabriek N.V. Coöp. Stoomzuivelfabriek 'Oosterhout' Coöp. Stoomzuivelfabriek 'Eendracht' Coöp. Stoomzuivelfabriek 'Eendracht'/ maalderij St Marcoen A.J.M. de Hoog J.M van Helvert- van der Bom N.V. Oosterhoutse Couranten handelsdrukkerij Oosterhoutsche Kurkenfabriek Barend Mutsaers Simons Emballagefabr. en Houthandel N.V. Suikerfabriek v/h Heere en Co Geertruidenberg N.V. Verschure's Margarinefabrieken Rotterdam Gebr. Schenkels G. Kehlenbrink jr & Co Jan Oomen en Zoon N.V. Noord-Brabantsch-
Leerlooierij Leerlooierij Leerlooierij leerlooierij betonindustrie Kofiebranderij tabakskerverij zuivelfabriek
Den Hout
zuivelfabriek
Zandheuvel
zuivelfabriek
Oosteind
zuivelfabriek
Dorst
Oosteind Oosteind Zandheuvel
drukkerij drukkerij drukkerij kurkenfabriek
Slotjes
Kuiperij / emballage suikerfabriek
Keiweg / Bredase weg Statendam
Margarinefabriek schoenfabriek strohulzenfabriek Stro- / hooiperserij bierbrouwerij
Torenstraat
Keiweg Haven Bredaseweg
25 Beiersch-Bierbrouwerij N.V. Stoomsteenfabriek 'Dorst' Firma Oomen-Rasenberg Firma G.J. van Loon G. Schoormans Gebr. de Bruijn N.V. IJzer- en Metaalgieterij v/h H. Hagenaars
steenfabriek Steen- / pottenbakkerij pottenbakkerij pottenbakkerij
Dorst
Koestraat
ijzer- / metaalgieterij ijzer- / metaalgieterij
Van 1915 tot 1960 Na Wereldoorlog I ging de gemeente geleidelijk meer aandacht besteden aan de vestiging van industrieën in Oosterhout. In het begin van de jaren twintig koopt de gemeente een industrieterrein aan ‘de Vijf Eiken’13. In het dossier bevindt zich een krantenknipsel met de volgende tekst; 7 oktober De gemeenteraad heeft afgelopen vrijdag in haar vergadering besloten om een complex terreinen ter grootte van ca 20 ha aan te kopen. De terreinen zijn zuidelijk van het Wilhelminakanaal en links en rechts van de Vijf Eikenweg. De terreinen die zonder meer geschikt zijn voor alle bedrijfsvormen zijn tevens op niet al te kostbare wijze aan te sluiten op de spoorlijn te Gilze en Rijen. In 1925 toont de heer Loyens uit Breda belangstelling om 1 ha grond op dit industrieterrein te kopen.
26
27 Het terrein is 50 meter breed en 200 meter lang en behelst de percelen sectie G nummer 1300 t/m 1304. In de raadsvergadering van 27 juni 1925 ging de raad akkoord. De prijs voor de grond was ƒ 500,- en de plannen moesten binnen 1½ jaar gerealiseerd zijn. Bij in gebreke blijven zal de grond, zonder restitutie van de koopsom, terug gaan naar de gemeente. De Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant verleende op 29 juli hun goedkeuring aan dit besluit. De plannen gaan jammer genoeg niet door want op 15 januari 1927 verzoekt de heer Loyens om een jaar uitstel. De beslissing wordt overgelaten aan de raad die op 25 januari 1927 bijeenkomt. Volgens een aantekening op de brief is het verzoek afgewezen. De gemeente probeert het industrieterrein zo aantrekkelijk mogelijk te maken. In een verzoek van juni 1927 vraagt de gemeente aan Rijkswaterstaat om de kaden in de nabijheid van een industrieterrein dat al een tiental jaren bij de gemeente in bezit is in erfpacht te krijgen. Een industrieel uit Breda heeft interesse getoond om een gedeelte van deze grond te kopen. Op 29 februari 1928 refereert de burgemeester aan bovenstaande brief. Over het verzoek is dan nog niets vernomen. Op 19 juli 1929 komt het antwoord van het Ministerie van Waterstaat. Rijkswaterstaat heeft bezwaar tegen het in erfpacht geven van de grond. In principe kan voor industriële activiteiten de beschikking over deze gronden worden verkregen. De gemeente krijgt de raad om, zodra te plannen een concretere vorm aannemen contact op te nemen met de Hoofdingenieur-Directeur van de directie Noord-Brabant. Diverse bedrijven werden opgericht of vestigden zich in Oosterhout.
28
29
30 Zo begon de firma Struijk in 192014 met een betonwarenfabriek aan de Haven. In 1921 vestigde zich de ‘N.V. Zuid-Nederlandsche Zeemlederfabriek’15 zich op het industrieterrein, de ‘Rozenberg’ genaamd. Een belangrijk moment was de komst van de textielfabriek van Wijnand Janssens uit Tilburg in 1934. Deze fabriek bood vanaf het begin werk aan ruim 100 mensen. Andere bedrijven die tussen 1815 en 1934 in Oosterhout kwamen waren: N.V ‘de Voorzorg’ broodfabriek 1917 N.V. Elektrische Schoenfabr. ‘De Eendracht’ schoenfabriek 1919 Firma J. Emmen & Zn schoenfabriek 1920 Firma H. Fijneman schoenfabriek 1921 Stoomwasserij 'Juliana' wasserij 1924 M.T. van Gils & Zonen betonwaren 1929 Textielververij A. Horn textielververij 1930 Machinefabr. en constructiewpl. Alb. J. Cosijn aanhangwagens 1930 N.V. Cheminag Rotterdam wasproducten 1930 De laatste verhuist in 1932 naar de Torenstraat. In de Kloosterstraat begon de fa van der Aa (Vandra) naast een drukkerij een kartonnagefabriek. Op het laatste product kwam steeds meer de nadruk te liggen. Na de oorlog werd de fabriek naar het bedrijventerrein aan het Wilhelminakanaal verplaatst. In het pand aan de Kloosterstraat werd toen Schrieks Koekfabriek gevestigd. Na de overname van deze fabriek werd de productie in deze fabriek gestaakt. Momenteel wordt het tot appartementen verbouwd. Na de oorlog kwamen er meer bedrijven naar Oosterhout.
31 In 1951 vestigde de N.V. Volt uit Tilburg een tweede vestiging op het terrein van de ‘Gekroonde Bel’. In Oosterhout Zuid vestigden zich onder andere Nefabas, Galvanitas en Starako. In 1953 kwam de zoetwarengigant ‘C. Jamin Fabrieken’ van Rotterdam naar Oosterhout. Dit bedrijf werd al vrij snel gevolgd door de buizenfabriek ‘Excelsior’ uit Schiedam. In het begin van de jaren zestig begon het in Nederland economisch beter re gaan. Door de toenemende consumptie werden de bedrijven steeds groter en werden de kleine bedrijven die deze groei niet konden volgen uitgeschakeld. Veel van de in Oosterhout gevestigde bedrijven moesten stoppen. Piet van Beek 1
Regionaal Archief Tilburg; toegang 2001, Inventarisno 1062. Regionaal Archief Tilburg; toegang 2001, Inventarisno 1063. 3 Regionaal Archief Tilburg; toegang 2001, Inventarisno 1066. 4 Regionaal Archief Tilburg; toegang 2001, Inventarisno 1064. 5 Regionaal Archief Tilburg; toegang 2001, Inventarisno 1065. 6 Regionaal Archief Tilburg; toegang 2001, Inventarisno 1068. 7 Regionaal Archief Tilburg; toegang 2001, Inventarisno 1069. 8 Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116, inventarisno 5 en 6 9 Regionaal Archief Tilburg; toegang 2001, Inventarisno 1073. 10 Regionaal Archief Tilburg; toegang 2001, Inventarisno 1075. 11 Regionaal Archief Tilburg; toegang 2001, Inventarisno 1079. 12 Cock Gorisse; ‘de lange weg van dorp naar stad’, de industrialisatie in de gemeente Oosterhout, ‘de Oranjeboom’1997, pag. 85. 13 Regionaal Archief Tilburg; toegang 2001, Inventarisno 1082. 14 Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116, inventarisno 5 en 6, nummer 456. 15 Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116, inventarisno 5 en 6, nummer 459. 2
32
Simons’ Emballagefabrieken en Houthandel N.V. opgericht 1886 kisten - houtwol – laadborden (SIMFA) houthandel – zagerij – schaverij ‘Als het schouwke maar blijft roken’. Kon August Simons tot tevredenheid vaststellen, terugkerend van zijn talrijke reizen die hem ook naar achter het ijzeren gordijn gelegen Rusland voerde, en de schoorsteen van ‘Simons’ de Kuiper’weer in zicht kwam. Het bedrijf, Oosterhouters hebben het ook over ‘Simons de kuiper’, is begonnen aan het einde der Keiweg F 187. Vooraan de ‘Vurhaai’,de binding met de bewoners van dit karakteristiek stukje Oosterhout is gedurende de vele jaren die volgen duidelijk aanwezig. 9 februari 1885 richt Aug. Simons zich tot Burgemeester en Wethouders, met het verzoek een kuiperij te mogen oprichten1. Voor het in werking brengen van de werktuigen in de kuiperij wordt toestemming gevraagd een stoomketel, systeem Cornwald met een horizontale machine van 8 paardenkracht te plaatsen.
33
34 Door de kuiper Aug. Simons, afkomstig uit Cuyk a.d. Maas, verhuisd naar Tilburg en vervolgens Breda, wordt de leegstaande looierij van Josephus, Simon, Theodorus Lips, particulier, wonende te Brussel, kadastrale percelen S 1116-1117-1118 en een gedeelte van 1115, Spookselstraat einde van de Keiweg over ge nomen. In café Hof van Holland van G. van den Elshout, ingezet en afgemijnd op 31 oktober en 14 november 1884 . In de daar naast gelegen nog bestaande woning met klokgevel, Keiweg no.99 gaat het gezin wonen; Augustinus, Johannes Simons geboren te Tilburg 07-12-1852 overleden te Deurne 0606-1926. Hij was gehuwd met Anna Oomen geboren te Breda 12-03-1854 en op 28-11-1898 te Oosterhout overleden. Er zijn 3 kinderen: allen jongens; Martinus geb. 15-02-1880, Johannes geb. 26-04-1882 en Antonius van 25-09-1884. De, van oorsprong uit Waspik afkomstige, familie Verschure heeft sinds 18782 in Oosterhout een fabriek voor de productie van kunststofboter of margarine. Voor de opslag ervan en het transport zijn botervaatjes nodig. Contacten met de firma Verschure en de gedachtegang van kuiper Simons om nogmaals te verhuizen, ditmaal naar Oosterhout is dan ook niet zo verwonderlijk. De stoommachine van Verschure wordt in 18933 vervangen, en was uitermate geschikt voor kuiper Simons en kon worden overgenomen. In 1901 lezen we in de Tilburgse courant. Brand in Oosterhout ! De kuiperij gaat in vlammen op maar het woonhuis blijft gespaard. Waar de kuiperij heeft gestaan zijn de woningen Keiweg 101-103-105-107-109-111-113 gebouwd. Onmiddellijk wordt met de bouw van een nieuwe fabriek gestart. Plannen voor de aanleg van het Wilhelminakanaal waren reeds in een vroeg stadium aanleiding voor Simons gronden aan
35
36 te kopen nabij het aan te leggen Wilhelminakanaal. In 19034 is het volledige bedrijf overgebracht naar de Bredaseweg. Goede en slechte jaren zullen elkaar opvolgen, gemakkelijk tijden en perioden dat hard gevochten moet worden voor het voortbestaan. Wereld Oorlog I en Wereld Oorlog II met de bezettingsjaren. * * * * *
* *
We hebben de mensen in dienst van het bedrijf gekend. Herinneren de grote auto`s geladen met hout, - met kisten, - of met balen houtwol. De stoomfluit die begin en einde werktijden aangaf. Vlotten met balkhout in het Wilhelminakanaal. We speelden er op wat niet mocht! De machinekamer waar je het grote wiel kon zien draaien, en wanneer de ramen openstonden, ook de machtige aandrijfarm in de kelder. Schepen met gezaagd hout of boomstammen geladen. ‘Industrie’ – ‘Fabriek’ – ‘Houtzagerij’, er was geen uitleg nodig. Dat immers was SIMONS’ en het hoorde bij Oosterhout !
Er werd ook feest gevierd: 1936 Het 50 jaar bestaan, vervolgens in 1946 bestaat de zaak 60 jaar. Oktober 1961 gaat de vlag weer uit; dubbel feest, de directeur A.L. Simons viert zijn gouden feest en het bedrijf bestaat dan 75 jaar. Zelfs HONDERD jaar kan worden gevierd in 1986. Inmiddels overgenomen in 1973 door Opstalan-Oisterwijk (Fabrikant van Dakplaten) onder de nieuwe naam SIMFA.
37 Niet te vergeten ook de talrijke jubilarissen 25 jaar – 40 jaar en ook 50 jaar in dienst komt voor. Met de verhuis in 199l naar de Koopvaardijweg worden de 10 hectaren “Simons” aan de Bredaseweg vrijgemaakt voor woningbouw. Oosterhout kan ter plekke voor de gewenste woningbouw gaan inbreiden zoals dat toen werd genoemd. En de buren worden niet meer gehinderd door roet uit de schoorsteen.
38 ‘het schouwke rookt niet meer’ Einde verhaal volgt op 2 april 1997 wanneer de nog overgebleven werknemers de mededeling krijgen dat het bedrijf wordt overgenomen door Hordijk in Berkel Rodenrijs. Pallets en Kistenfabriek. Een ander gedeelte van het bedrijf gaat naar het moederbedrijf Opstalan in Oisterwijk. Werkgroep Aangezien nog zeer veel informatie van dit Oosterhoutse bedrijf beschikbaar is kan een werkgroep “Simons” een goed initiatief zijn voor de weergave van 100 jaar geschiedenis van het bedrijf, de werknemers en Oosterhout. Wie weet, een speciale uitgaven van het mededelingenblad “De Heerlijkheid Oosterhout”?! Neem contact op met Cees Ligtvoet,
[email protected], . als U deel wilt uitmaken van de werkgroep. A.H.P. Gorissen 1
Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116 inventaris 5 en 6 nummer 179. Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116 inventaris 5 en 6 nummer 139. 3 Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116 inventaris 5 en 6 nummer 227 en 231. 4 Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116 inventaris 5 en 6 nummer 306. 2
39
N.V. Stoomsteenfabriek ‘DORST’ v/h Frans Oomen De oprichting In 1871 bouwde C.J. van den Heuvel uit Tilburg een steenfabriek nabij de ‘Vijf Eiken’ in Rijen. Er waren twee belangrijke redenen om deze vestigingsplaats te kiezen. Een oude rivierbedding uit de Ijstijd, die liep vanaf Rijen richting Oosterhout, bevatte veel leem en dit bevond zich vrij dicht aan de oppervlakte. Tevens konden materialen via een raccordementslijn op de Staatsspoorlijn van Breda naar Tilburg gemakkelijk aan- en afgevoerd worden. Frans Oomen, eigenaar van de potten-, ovensteen en tegelbakkerij aan de Torenstraat in Oosterhout had de mogelijkheid om onder Dorst een steenfabriek te bouwen in april 1899 met notaris van Eekelen besproken. Nadat deze het idee met de heer C.A. Mertens besproken had werd het plan verder uit gewerkt1. Frans Oomen had becijferd dat met een kapitaal van ƒ 90.000,zijn bestaand bedrijf kon worden overgenomen, de investeringen voor de fabricage konden worden betaald en dat dan nog voldoende werkkapitaal zou overblijven. Hij had ook al maatregelen genomen voor de aankoop van de gronden nabij de spoorlijn in Dorst en zich verzekerd van het zakelijk recht voor leemwinning op enkele gronden onder Seters2. De heer Mertens begon met het benaderen van verscheidene personen om het benodigde kapitaal bijeen te brengen. Na drie weken van brieven schrijven en gesprekken voeren kon hij eind augustus 1899 melden het benodigde kapitaal bij elkaar te hebben. Op 7 september 1899 vond de oprichting van de’Commanditaire Vennootschap onder firma Frans Oomen’ plaats3.
40 De 4e september was er reeds aan de gemeente Oosterhout verzocht om op de percelen K 112; 113; 114 en 914 een steenfabriek te mogen oprichten en daarin te plaatsen een stoomketel met een stoommachine van 40 pk. De vergunning werd op 29 september 1899 verleend4.
De start Hoewel meteen met de uitvoering van de plannen werd begonnen duurde het tot ruim 1½ jaar voor men met de productie kon beginnen. De beloftes zoals in de prospectus beloofd waren helemaal niet realistisch. Bij de bouw deden zich allerlei problemen voor en de heer Mertens moest op zoek naar aanvullend kapitaal. Hij vond een bank in Rotterdam en een in Amsterdam bereid tot het verstrekken van een lening van ƒ 40.00,-. De rente voor deze lening was echter belangrijk hoger dan gebruikelijk. Ook moesten de heren Mertens en de neef van Frans Oomen, J.C.J. Verschure, persoonlijk garant staan voor de lening. Daarmee waren alle problemen nog niet voorbij. De gekozen accountant had een dermate ingewikkeld boekhoudsysteem toegepast en zijn rekeningen waren zo hoog dat naar een ander accountantsbureau moest worden omgezien. Deze werd gevonden in de persoon van de heer Geijsen uit Goes. In de statuten van de vennootschap was opgenomen dat voor eind maart de balans-, winst- en verliesrekening ten kantore van de firma voor de aandeelhouders ter inzage moest liggen. Toen deze cijfers bekend werden bleek het verlies meer dan 25 % te bedragen. De aandeelhoudersvergadering van 21 april 1901 was dan ook verre van optimistisch.
41
42 Op 1 april 1901 was wel de fabriek gestart met de productie. De kwaliteit van de stenen was echter dermate slecht dat veel partijen moesten worden afgekeurd. Het ging zelfs zo slecht met het bedrijf dat de directeur het personeel zonder betaling naar huis stuurde. In Oosterhout deed al het verhaal de ronde dat het bedrijf failliet was. De heer Mertens riep snel het bestuur bijeen en samen met de president-commissaris J.C.J. Verschure zocht hij naar een oplossing. Als eerste actie besloten de beide heren uit eigen fondsen bij te springen. Verder werd een hypotheek afgesloten op de vaste goederen van ƒ 50.000,- tegen 5% waarmee de dure schuld bij de banken in Rotterdam en Amsterdam kon worden afgelost5. Ook werd besloten om de pottenbakkerij in de Torenstraat af te stoten. Bij een openbare verkoping was er echter totaal geen belangstelling. Uiteindelijk besloot de firma Joh. M. Verschure de pottenbakkerij voor ƒ 8564,04 over te nemen. Dit bedrag was echter aanmerkelijk lager dan het bedrag waarvoor het bedrijf in de firma was ingebracht. Het enige lichtpuntje was een rapport van het laboratorium Koning en Bienfait te Amsterdam dat een gunstig rapport over de ingezonden monsters opstelde.
Hoe het verder ging. Het eerste boekjaar leverde het bedrijf nog verlies op. Het boekjaar 1903/04 kon echter met winst worden afgesloten en ontvingen de aandeelhouders een dividend van 3 %. De verdere jaren kende de fabriek zijn financiële ‘ups and downs’. Vooral de eerste 25 jaar werden er meer jaren geen dan wel dividend uitgekeerd6.
43 Gelijk met de fabriek werden de twee arbeiderswoningen in het Broekstraatje, nu het Gors gebouwd. Het opzichtershuis met het kantoor en het huis voor de machinist werden in 1904 gerealiseerd.7 De productie vond plaats in een ringoven waardor een continue productie proces mogelijk was. De oven was daarvoor in een aantal, b.v. 14, compartimenten verdeeld
De oven heeft 12-20 afdelingen (in de fig. 14), die door papieren schermen gescheiden kunnen worden. De in bedrijf zijnde afdelingen zijn ongescheiden en vormen een doorlopend kanaal. Elke afdeling heeft een toegang T voor vullen en ledigen, die gedurende het bakken wordt dichtgemetseld en een rookkanaal r, dat in een niet getekend rookkanaal uitkomt, welk kanaal de gassen naar de schoorsteen E voert. Wanneer bijv. de afd. 1-12 met stenen gevuld zijn, dan wordt in afd. 6 gestookt. De gassen gaan door 7-12, stuiten tegen de tussen 12 en 13 geplaatste papieren wand en gaan door r" naar de schoorsteen. De stenen in 6 worden gebakken, die in 7-12 voorverwarmt, die in 1-5 koelen af doordat de verbrandingslucht bij 1 binnenkomt en over de gebakken steen strijkt, waarbij de lucht zelf wordt voorverwarmd.
44 De afd. 13 wordt geleegd en 14 gevuld. Zijn de stenen in 6 gebakken, dan gaat men in 7 stoken en schuift alles een afdeling op, enz. Het werk op de steenfabriek was zwaar. Het begon al met het delven van de leem. Het was seizoenarbeid en duurde meestal van maart tot Oosterhoutse kermis. De leem werd met een schep in een kruiwagen geladen die aan de rand van de leemput in kipkarren geleegd werd. Met deze kipkarren, eerst getrokken door pony’s en later door een locomotiefje, werd de leem naar de fabriek vervoerd.
De fabrieksarbeiders waren over het algemeen Dorstenaren. Ook daar was het werk zwaar want de vulgaten bevonden zich boven op de ringoven, de kolen moesten dus naar boven gedragen worden.. Om de stenen in de vakken 7 t/m/ gelijkmatig te verwarmen en in de vakken 1 t/m gelijkmatig te laten afkoelen moesten deze geregeld omgetast worden. Dit werk in een warm compartiment zonder daglicht was de slechtste baan. De afvoer van de stenen ging per spoor of paard en wagen. In 1930 werd de eerste vrachtwagen aangeschaft. Na de 2e Wereldoorlog werd dit werk uitbesteed. Een van de belangrijkste firma’s hiervoor
45 was het in 1946 gestart transportbedrijf van Jan Broeders uit Dorst. Dit bedrijf groeide met de ontwikkelingen in de beton- en steenindustrie mee. Broeders Transport werd zo een van de belangrijkste transporteurs in de regio. Frans Oomen overleed in 1916 en werd opgevolgd door zijn zoon Jos. Door een ongeval met de fiets stierf deze reeds in 1918. Zijn broer Piet nam zijn taak over8. De financiële positie verbeterde zich in deze periode in gunstige zin en in 1920 werd dan ook besloten om de commanditaire vennootschap om te vormen in een naamloze vennootschap. De productie groeit naar een 5 à 6.000.000 stenen per jaar en een vijftigtal fabrieksarbeiders9. Naast de steenfabriek werd in februari 1928 ook een dakpannenfabriek, onder de naam ‘N.V. Jan Oomen’s dakpannenfabriek Dorst’, opgericht10. De pannen, gebakken in een vlamoven, waren niet van een beste kwaliteit. De fabriek is dan ook al voor de 2e Wereldoorlog gestopt. Na de oorlog zijn in de pannenfabriek nog wel holle bouwstenen gebakken. Hier was in het kader van de wederopbouw veel vraag naar11. De familie Oomen bleef tot 1953 de directie voeren. Daarna kwamen er nieuwe vennoten bij. M.P. Biemans kocht in 196012 alle aandelen op en werd vrij snel daarna de productie stopgezet. Het complex ontwikkelde zich tot het bedrijventerrein ‘De Vliert’ en kwam in een later stadium in handen van Broeders Transport. Momenteel zijn er plannen om het terrein te veranderen in een villapark. Piet van Beek
46
1
Gedenkboek samengesteld ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan, 1924 pag. 3 2 Gedenkboek samengesteld ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan, 1924 pag. 4 3 Gedenkboek samengesteld ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan, 1924 pag. 5 4 Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116, inventaris 5 en 6 nummer 281 5 Gedenkboek samengesteld ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan, 1924 pag. 10 6 Gedenkboek samengesteld ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan, 1924 pag. 23 7 Heemkundegroep ‘Dorst’; 27 augustus 1983, pag. 1 8 Heemkundegroep ‘Dorst’; 27 augustus 1983, pag. 2 9 Heemkundegroep ‘Dorst’; 27 augustus 1983, pag. 3 10 Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116, inventaris 5 en 6 nummer 582 11 Heemkundegroep ‘Dorst’; 27 augustus 1983, pag. 3 12 Heemkundegroep ‘Dorst’; 27 augustus 1983, pag. 10
47
N.V. Verschure’s Margarinefabrieken De Boterhandel. Het zal rond 1825 geweest zijn dat Johannes Martinus Verschure met vrouw, Maria Kievits, en drie kinderen, Petrus, Martinus en Anna Maria, van Waspik naar Oosterhout verhuisde Hij vestigde zich daar als schipper en er kwamen nog vijf kinderen, Elisabeth, Maria, Cornelis, Hendrikus Wilh. en Johanna Maria, bij. In de doopakten van deze kinderen wordt consequent schipper als beroep vermeld. In de trouwakten van zijn kinderen wordt de ene keer schipper en dan weer koopman opgegeven. In 1838 begon hij naast zijn beroep als schipper een boter en kaashandel. Later vestigden zijn zonen Petrus en Hendrikus W. zich als koopman in Rotterdam. Voor beiden werd bij hun huwelijk in respectievelijk 1850 en 1861 als woonplaats Rotterdam vermeld. Cornelis bleef als koopman in Oosterhout wonen. Deze zal samen met zijn vader de inkoop in Oosterhout en zijn broers de verkoop (export) verzorgd hebben. Onder andere de industriesteden in Engeland waren een gewild afzetgebied voor de Nederlandse boterhandelaren. In de zeventiger jaren van de 19e eeuw ondervond de boterhandel veel concurrentie van de kwalitatief betere Deense boter en de opkomst van de in 1869 in Frankrijk uitgevonden kunstboter.
Margarinefabrieken. Anton Jurgens uit Oss wist zich voor 60.000 Franse francs van het recht te verzekeren om de kunstboter te mogen gaan produceren. Hij was daarmee de eerste in de wereld die van bewerkt rundervet (oleomargarine) en magere melk op grote schaal een botersubstantie ging maken. Het product was nog verre van volmaakt en hij heeft dan ook het nodige onderzoek moeten verrichten om een smeerbaar product te verkrijgen. Dit werd in eer
48
49 ste instantie bereikt door het product te vermengen met 40 tot 70 % roomboter en het toevoegen van olijfolie. Daar er in Nederland bijna geen runderslachterijen waren ging hij schapenvet uit Engeland importeren. Een drietal bevriende boterhandelaren stelde hij in de gelegenheid om ook met de margarineproductie te beginnen1. Behalve zijn broer, ook met een bedrijf in Oss en een fabrikant in Helmond was dat J.M. Verschure & Zonen. Deze kon in 1875 onder gunstige voorwaarden starten met de boterfabriek in Oosterhout. Dat de relatie met de Jurgens meer dan zakelijk was is wel duidelijk uit latere huwelijken. Twee zonen2 en een dochter van Hendrikus Wilh. Verschure huwden met kleinkinderen van Anton Jurgens3. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in het begin van de 20e eeuw de firma Verschuren een onderdeel van het Jurgensconcern ging uitmaken. De start was in een ruimte naast hun boterhandel, de aanvraag van 16 juli 1875 luidde: Tot daarstelling v.e. door stoom gedreven inrichting tot bereiding van boter tegen de westzijde van hun tegenwoordige werkplaats en daarin te bezigen een stoomwerktuig van hoge druk met een vermogen van 12 pk. De vergunning werd de firma reeds op 30 juli 1875 verleend.4
50
51 Al in 1878 kon begonnen worden met de bouw van de boterfabriek in de Torenstraat5. Bij de fabricage van kunstboter werd nog steeds gesproken over de bereiding van boter, de naam margarine werd pas in 18896 bij wet verplicht. Zoals in de folder is te zien werd er een grote verscheidenheid aan melanges geproduceerd. De fabriek breidde steeds verder uit. In 18837 werd er al een derde stoomketel geplaatst, die in 1893 door Simons emballage werd overgenomen. Voor de ze stoomketel kwam toen een ketel van 75 pk in de plaats8. In 1906 kwam er aan de Hoofseweg een vetsmelterij9. Ook werd een fabriek in Antwerpen gebouwd en naast het kantoor in Rotterdam en Oosterhout kwamen er ook verkoopkantoren in Amsterdam, Den Haag en Londen. De firma nam, na Jurgens en van den Bergh, in grootte de derde plaats in10: Jaar WerkStoomnemers installatie Jurgens Oss 1878 58 16 pk 1880 160 86 pk v.d. Bergh Oss 1876 35 11 pk 1884 135 80 pk Verschure Oosterhout 1876 11 12 pk 1887 66 49 pk Timmermans Nijmegen 1880 14 12 pk 1886 64 75 pk Door een hardingsprocedé werd het mogelijk om plantaardige oliën om te zetten in vetten. Hiervoor waren wel grote investeringen nodig waardoor veel bedrijven stopten of werden overgenomen. In 1927 fuseerden de firma’s van Jurgens en van den
52 Bergh in de Margarine Unie. Dit bedrijf ging in 1929 een verbintenis aan met het Engelse Lever Brothers onder naam Unilever. De firma Verschure was toen nog in Oosterhout gevestigd en kreeg in dat jaar nog een hinderwetvergunning voor het uitbreiden van de vetsmelterij en het wetenschappelijk laboratorium11. De productie in Oosterhout werd eind jaren twintig beëindigd. 1
www.techniekinnederland.nl ; de pioniers in de margarine industrie. www.Brabants Historisch Informatie Centrum.nl 3 www.gemeentearchief Rotterdam.nl 4 Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116, inventaris 5 en 6 nummer 115. 5 Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116, inventaris 5 en 6 nummer 139. 66 www.techniekinnederland.nl ; de boterwet van 1889. 7 Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116, inventaris 5 en 6 nummer 171. 8 Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116, inventaris 5 en 6 nummer 202. 9 Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116, inventaris 5 en 6 nummer 326. 10 www.techniekinnederland.nl ; de Nederlandse margarine industrie. 11 Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116, inventaris 5 en 6 nummer 564. 2
53
Noordbrabantsch-Beiersch Bierbrouwerij ‘De Gekroonde Bel’ In 1901 verplaatste de familie Smits hun brouwerij naar de ‘Bredase Steenweg’ Op 8 februari van dat jaar werd de vergunning verleend; Tot het oprichten v.e. bierbrouwerij en het daarin plaatsen van 2 stoomketels elk met een v.o. van 80 m2 en 8 atm. Een ijsmachine met dubbele compressor met daaraan verbonden een verticale stoommachine van 65 à 70 pk1 De bouw van de fabriek was in samenwerking met de witbierfabriek uit Heusdenhout van de heer Oomen en de gebroeders van Dijk. Het doel was om een ondergegist bier te gaan brouwen. Al in de laatste helft van de 19e waren de eerste Nederlandse brouwers overgestapt op deze productiemethode. Door de ontwikkeling van de koeltechniek en het verwarmen van de brouwketels door stoom kon een bier van lage gisting veel gemakkelijker gebrouwen worden. Ook het drogen van de mout kon beter in de hand gehouden worden waardoor het bier een lichtere kleur had. De brouwerij heeft echter maar een korte periode goed gedraaid. In 1927 waren de resultaten dermate slecht dat tot stoppen besloten werd. Vermoedelijk is de brouwerij toen overgenomen door N.V. van Vollenhovensbierbrouweijen uit Amsterdam. Deze vraagt namelijk in 1930 voor het filiaal in Oosterhout een hinderwetvergunning voor het plaatsen van een koelinstallatie met twee elektromotoren van respectievelijk 15 en 2 pk2. In het begin van de crisisjaren is de brouwerij definitief gesloten want in 1935 werd Struijk’s Fineerfabriek in het pand gevestigd. Dit bedrijf heeft kort na 1948 het pand verlaten. In 1951 werd op het terrein een filiaal van de N.V. Volt uit Tilburg gevestigd. Dit Tilburgse filiaal maakte in korte tijd een grote groei door. Was men begonnen met 200 meisjes in een atelier van 490 m2, in
54
55 19543 was het bedrijf al uitgebreid naar 600 werkneemster en een atelieroppervlakte van 4000 m2. De in 1909 door de wijnhandelaar Verbunt opgerichte gloeilampenfabriek ‘N.V. Volt’ is later overgenomen door Philips in Eindhoven. Door steeds verder gaande automatisering in de industrie werd de productie overgeplaatst naar het bedrijf in Tilburg. In Oosterhout werd door Philips in samenwerking met het Amerikaanse bedrijf Dupont een magneetbandenfabriek gevestigd. Deze productie is weer later overgegaan naar Tricorp. Nu is het een kleinschalig bedrijventerrein.
1
Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116, inventaris 5 en 6 nummer 202 Regionaal Archief Tilburg; toegang 3116, inventaris 5 en 6 nummer 662 3 De Bouwrevue ; jaargang 1955 nummer 1. 2
56
Colofon Bestuur: J.M.H. Broeders voorzitter Chr. Buiks secretaris/redactie C. Ligtvoet penningmeester S.Burggraaf P.F.M. van Dijk M. Elshout P.A.J. van Beek redactie Erelid Cor Huijben Secretariaat: Roerdompstr. 46 4901 AL Ooster-hout (0162)453132 Penningmeester / ledenadmini-stratie: Paterserf 571 4904 AK Oosterhout (0162) 437242 e-mail:
[email protected] Redactie: Roerdompstr. 46 4901 AL Ooster-hout (0162)453132 Website: www.heemkundeoosterhout.nl
De Heemkundekring heeft ten doel: het bevorderen van de belangstelling voor en de kennis van eigen volk en streek, volksgebruiken en de natuur, evenals het stimuleren van het behoud van historische waarden. Heemkunde is de kennis van land en volk in je eigen heem of woonplaats. Daar voel je je thuis en daar wil je dan ook graag meer over weten. De vereniging Heemkundekring De Heerlijkheid ‘Oosterhout’ helpt je daarbij. De kring verzamelt informatie en publiceert over velerlei onderwerpen uit de historie van Oosterhout en haar kerkdorpen, Dorst, Den Hout en Oosteind, in de ruimste zin des woords. Voor ons interessante privéstukken worden graag gekopieerd. Ook oude foto's, (bid-) prentjes, tekeningen, enz., worden door ons gescand en in het mededelingenblad of in andere geschriften gepubliceerd. Vormgeving: Piet van Beek Rijksweg 197 4849 BP Dorst e-mail:
[email protected]
CONTRIBUTIE heemkundekring € 20,- p.j. Donateurs en gezinsleden; zonder mededelingenblad € 15,- p.j. Te voldoen op rek. nr. 126 346 224 ten name van heemkundekring 'de Heerlijkheid Oosterhout' Beëindiging van het lidmaatschap schriftelijk voor 1 januari aan de penningmeester.