Grip op Klauwen Eindverslag
ZLTO, april 2014 1
Inhoudsopgave Algemeen..................................................................................................................................................3 Doelstelling en resultaten ........................................................................................................................4 En nu verder ......................................................................................................................................... 14 Bijlagen ................................................................................................................................................. 15 Bijlage 1 Eindverslag quickscan Bijlage 2 Poster integrale adviesaanpak Bijlage 3 Leidraad voor een optimale adviesaanpak ten aanzien van klauwgezondheid op melkveebedrijven Bijlage 4 Presentatie eindresultaten slotsymposium Bijlage 5 Knipselkrant Bijlage 6 Contactpersonen Grip op Klauwen
2
Algemeen Aanleiding voor het project Grip op Klauwen is het feit dat klauwen letterlijk de basis vormen van de rundveehouderij. De Duurzame Zuivelketen, de ketensamenwerking van de Nederlandse Zuivelketen en LTO, noemt het terugdringen van klauwproblemen nadrukkelijk bij haar doelen op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn. Het belang van klauwgezondheid is groot: een dier met gezonde klauwen loopt makkelijker naar het voer en is daardoor productiever. Daarnaast heeft een boer extra arbeid aan het behandelen van koeien die wel klauwproblemen hebben. Een betere klauwgezondheid vergroot ook de arbeidsvreugde van de veehouder. Been- en klauwproblemen hebben vaak met pijn te maken: zeer ernstig en acuut, subacuut of chronisch, afhankelijk van de aandoeningen die het dier heeft. Hiermee heeft been- en klauwgezondheid een directe relatie met dierenwelzijn. Daarom hebben been- en klauwproblemen een negatieve invloed op het welzijn van de koeien, verhogen ze de kosten en verlagen ze de baten. Klauwgebreken en kreupelheden vormen een last voor elk individueel bedrijf, maar daarnaast zijn ze ook van invloed op het imago van de melkveesector door de directe relatie met dierenwelzijn. Daarom is het zinvol om goed te bekijken wat we eraan kunnen doen. In 2007 werd in opdracht van de commissie ’Diergezondheid Kwaliteit Runderen’ (DKR) het project “Koeien en Klauwen“ opgestart met als doel: het verbeteren van de klauwgezondheid op een aantal voorbeeldbedrijven door middel van het consequent toepassen van maatregelen in de bedrijfsvoering. Naar aanleiding van de afronding van het project Koeien & Klauwen in juni 2008, heeft het bedrijfsleven aangegeven verder te willen met de aanpak van been- en klauwgezondheid in de melkveehouderij. Het wordt gezien als belangrijk welzijnsaspect. In het verlengde van het project Koeien en Klauwen was er behoefte aan verdere verspreiding van de kennis rondom klauwgezondheid. Er was vooral behoefte aan het samenbrengen van bestaande onderzoeksresultaten, kennis en ervaring bij erfbetreders en managementbeslissingen door de individuele melkveehouder. Met deze behoeftes in het achterhoofd is het project Grip op Klauwen ontwikkeld. Betrokken partijen waren het eens over het ontwikkelen van een eenduidige brede en integrale aanpak, gebaseerd op drie pijlers: 1. Innovatie en ontwikkeling van nieuwe kennis. 2. Een integrale, consistente en eenduidige aanpak in de praktijk. 3. Communicatie en bewustwording over de aanpak van been- en klauwproblematiek. Het project is op initiatief van LTO Noord, ZLTO en LLTB ontwikkeld. Het project is financieel mogelijk gemaakt door bijdragen van Productschap Zuivel, Ministerie van LNV (later onderdeel van Ministerie van EZ), CRV en ZLTO. De dagelijkse uitvoering van het project lag bij AB, Vereniging voor Rundveepedicure, CRV, KNMvD, Projecten LTO Noord en Arvalis; projectleiding was in handen van ZLTO. Het project liep van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013.
3
Doelstelling en resultaten Het doel in het projectplan is als volgt geformuleerd: Bestaande en nieuwe kennis, tools en ervaring praktijkgericht inzetten om been- en klauwgezondheid bij melkkoeien te verbeteren en daardoor winst te behalen voor zowel de ondernemer (financieel en arbeidsvreugde) als voor de koe (dierenwelzijn). Deze doelstelling is verder vertaald de volgende beoogde resultaten. Om de genoemde resultaten te behalen zijn er diverse projectonderdelen uitgevoerd; per resultaat staat aangegeven welke projectonderdelen hebben bijgedragen aan het behalen van het resultaat. Hieronder wordt per te behalen resultaat kort weergegeven welke activiteiten zijn uitgevoerd en wat er bereikt is.
Beoogde
Inzicht in de beleving van been- en klauwgezondheid door melkveehouders
resultaten
Er is in beeld gebracht waar kennisleemten zitten en er worden aanbevelingen gedaan hoe deze in te vullen zijn
Projectonderdeel
Quickscan been- en klauwgezondheid
Gerealiseerd
Ja
Omdat het project sterk gericht is op de melkveehouder, is voorafgaand aan de pilot een quickscan uitgevoerd. Dit is gedaan bij ruim 100 willekeurig gekozen melkveehouders uit heel Nederland met als doel uit te vinden welk beeld de melkveehouder zelf heeft van de klauwgezondheid op zijn bedrijf. De quickscan is in de eerste maanden van 2011 ontwikkeld en uitgezet door drie studenten van de Hogere Agrarische School ’s-Hertogenbosch. Belangrijke conclusie was, dat de gemiddelde melkveehouder de klauwgezondheid van de eigen veestapel positiever inschat dan het Nederlands gemiddelde. Ook bleek dat klauwgezondheid net zo belangrijk werd gevonden als uiergezondheid, maar men verdiept zich méér in het laatste. Registreren van been- en klauwaandoeningen was overigens slechts op een beperkt deel van de geïnterviewde bedrijven gangbaar. Daarnaast is onderzoek gedaan naar kennisleemten en hoe deze in te vullen zijn. Men heeft vooral kennis van aandoeningen, die op het eigen bedrijf voorkomen. Echter de ondervraagde veehouders geven zelf aan, dat zij niet van alle aandoeningen die op het bedrijf voorkomen de behandelmethoden weten. Op de vraag hoe melkveehouders het liefst worden bijgeschoold over klauwgezondheid kwam naar voren dat de meest gewenste vorm van voorlichting via de vakpers is, gevolgd door advisering via erfbetreders. Met deze kennis in het achterhoofd is de adviesaanpak ontwikkeld en de communicatie vormgegeven. De opzet en uitkomsten van de quickscan zijn weergegeven in bijlage 1: eindverslag quickscan.
4
Beoogd resultaat
Er is een gezamenlijke en integrale adviesaanpak ontwikkeld welke de Nederlandse melkveehouders en periferie handvatten biedt voor een eenduidige en consistente aanpak van been- en klauwproblemen bij melkvee, welke zowel op behandeling als preventie gericht is
Projectonderdelen
Ontwikkeling adviesaanpak Scholingsworkshops adviesaanpak
Gerealiseerd
Ja
De conclusies van de quickscan zijn gebruikt om een adviesaanpak te laten ontwikkelen. Deze opdracht is uitgezet door de projectleiding en uiteindelijk gegund aan PTC+ (in samenwerking met GD en WUR (ASG)). De uitdaging was om erfbetreders die gewend zijn vanuit hun eigen expertise te adviseren, gezamenlijk te laten opereren en uniforme en breed gedragen adviezen te geven aan de deelnemende melkveehouders. De integrale adviesaanpak is het antwoord op deze uitdaging. Hoe deze toe te passen, is kernachtig weergegeven op de tevens ontwikkelde poster integrale adviesaanpak (bijlage 2). Om de integrale adviesaanpak tijdens het project goed uitgevoerd te krijgen door de betrokken erfbetreders is door PTC+ een cursus ontwikkeld. De cursus bestond uit een cursusmap en scholingsworkshops. In deze workshops is de theorie behandeld en is de integrale adviesaanpak geoefend op praktijkbedrijven, met directe feedback. De kern van ‘Grip op Klauwen’ was het toetsen van de integrale adviesaanpak en aantonen dat dit tot verbetering van de klauwgezondheid leidt. Om de werkwijze te borgen is bij elke deelnemersgroep een procesbegeleider aangesteld. In de zomer van 2012 zijn erfbetreders en procesbegeleiders nageschoold en hebben zij ervaringen van de eerste keukentafelgesprekken uitgewisseld. De nascholing kwam de uniformiteit van het advisering ten goede.
Beoogd resultaat
50 melkveebedrijven zijn intensief begeleid door een adviesteam van erfbetreders
Projectonderdelen
Werving pilotgroepen Pilotgroepen Grip op Klauwen
Gerealiseerd
Ja
Aan het begin van het project zijn 51 deelnemers geworven. Gedurende de looptijd van het project zijn er drie deelnemers gestopt met het project wegens het beëindigen van het bedrijf. Gedurende het project zijn de deelnemers gemiddeld vier maal bezocht door het adviesteam, bestaande uit een procesbegeleider, zijn dierenarts, zijn veevoeradviseur en zijn klauwverzorgende. Tijdens keukentafelgesprekken werd geïnventariseerd wat de aandachtspunten waren, werden er doelen afgesproken en actiepunten om deze doelen te behalen. Tijdens het daaropvolgende gesprek werd er eerst teruggekeken naar de doelen van de vorige keer en de resultaten van de uitgevoerde acties bekeken alvorens er weer nieuwe doelen en actiepunten werden afgesproken. De 50 deelnemers waren in vijf groepen ondergebracht; vier groepen ressorterend onder ieder één dierenartsenpraktijk en één groep die regionaal georganiseerd (Limburg) was. Aan elk van deze groepen werd
5
een procesbegeleider toegewezen. De groepen zijn tijdens het project tweemaal bijeen geweest en er is een derde groepsbijeenkomst geweest waarbij ook melkveehouders van buiten het project waren uitgenodigd. Aan het eind van het project hebben twee studenten diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht via een enquête die verspreid is onder de deelnemers van het project en interviews met procesbegeleiders en/of erfbetreders de kwalitatieve resultaten van het project onderzocht. Eén van de aspecten van dit onderzoek was de integrale adviesaanpak: hoe was deze toegepast, wat waren de ervaringen en een verkenning hoe men na het project ermee verder wilde gaan. Tijdens het slotsymposium van het project zijn over het toepassen van de integrale adviesaanpak vijf aanbevelingen uit het onderzoek gepresenteerd: -
Betere been- en klauwgezondheid begint bij bewustwording
-
Kleine, haalbare doelen helpen de motivatie op gang te brengen
-
Meten is weten, registratie zorgt voor motivatie
-
Samen werken aan een beter advies
-
Het advies sluit aan bij de doelen en beleving van de boer
Bijlage 3 van dit verslag is de weergave van het kwalitatieve onderzoek: “Leidraad voor een optimale adviesaanpak ten aanzien van klauwgezondheid op melkveebedrijven”.
Beoogd resultaat
De been- en klauwgezondheid op de 50 pilot-groepbedrijven zijn met behulp van een monitorings- en adviessysteem in beeld gebracht, waaronder een nulmeting
Projectonderdelen
Werving pilotgroepen Pilotgroepen Grip op Klauwen
Gerealiseerd
Ja
In de periode september 2011 tot en met februari 2012 is bij alle deelnemers een koppelbehandeling uitgevoerd, waarvan de gegevens in Digiklauw zijn vastgelegd. Hiermee hadden we de beschikking over een totaalbeeld van de beginsituatie van de klauwgezondheid op de deelnemende bedrijven (nulmeting). DigiKlauw is een softwareprogramma waarmee de klauwgezondheidsgegevens die verzameld worden bij het
6
klauwverzorgen digitaal in één systeem worden vastgelegd. DigiKlauw is een gezamenlijk product van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) en CRV. Ook gedurende het project werd de klauwgezondheid van behandelde koeien in Digiklauw vastgelegd. In de periode augustus tot en met november 2013 is de eindmeting uitgevoerd en vastgelegd in Digiklauw, wederom bij al het melkvee van de deelnemende bedrijven. Op basis van de nul- en de eindmeting is door CRV de kwantitatieve analyse van de projectresultaten uitgevoerd. Bij 45 deelnemers is zowel een nulmeting als een eindmeting verricht van de klauwgezondheid op het bedrijf en op deze groep zijn de eindresultaten dus gebaseerd; dit betreft ruim 4000 koeien. Drie deelnemers zijn met het project gestopt, onder andere vanwege de beëindiging van het bedrijf, en bij drie bedrijven was de eindmeting te laat om de gegevens hieruit nog mee te kunnen nemen in de eindresultaten van het project. Deze eindresultaten zijn tijdens het slotsymposium gepresenteerd en worden bij de twee volgende resultaatgebieden toegelicht. Bijlage 4 bevat de presentatie van het slotsymposium van het project met daarin de eindresultaten.
Beoogd resultaat
De been- en klauwgezondheid op de pilotbedrijven is in twee jaar met 30% verbeterd ten opzichte van de nulmeting
Projectonderdelen
Werving pilotgroepen Pilotgroepen Grip op Klauwen
Gerealiseerd
Deels
In Digiklauw is de stand van zaken met betrekking tot de aandoeningen stinkpoot, mortellaro, zoolzweer, zoolbloeding, tyloom en wittelijndefect vastgelegd. Deze werden gescoord in drie gradaties: licht, matig en ernstig. Grafiek 1 toont de algemene resultaten (niet opgesplitst naar soort aandoening). Grafiek 1
7
Uit de nul- en eindmeting blijkt dat de deelnemers gemiddeld 9% verbetering van de klauwgezondheid hebben bereikt. Bij de lichte aandoeningen was de verbetering 1%, bij de matige aandoeningen was de verbetering 20% en bij de ernstige aandoeningen was de verbetering 8%. Als we inzoomen op de resultaten per aandoening, dan is er duidelijk verschil te zien tussen de aandoeningen. Grafiek 2 laat voor de zes belangrijkste klauwaandoeningen (stinkpoot, mortellaro, zoolzweer, zoolbloeding, witte lijndefect en tyloom) zien wat de situatie was tijdens nulmeting (linkerkolom bij elke aandoening) en de eindmeting (rechterkolom). Grafiek 2
De grootste verbeteringen zijn geboekt bij de aandoeningen stinkpoot en mortellaro. Voor deze beide geldt dat het percentage dieren met een matige of ernstige aandoening 20 tot 40 procent is afgenomen gedurende het project. Ook voor zoolzweer en zoolbloeding is er een verbetering opgetreden tijdens het project en ook bij deze kenmerken komt de verbetering vooral uit een afname van de matige en ernstige gevallen. Witte lijndefect is tijdens het project nauwelijks afgenomen. In tegenstelling tot de andere aandoeningen (en dan vooral de infectueuze) is bij witte lijndefect, en dan vooral de nieuwe variant ‘niet-genezende witte lijndefect’, nog onvoldoende bekend hoe deze aandoening preventief en curatief behandeld kan worden. Tenslotte; de aandoening tyloom wordt anders geregistreerd en verwerkt in de resultaten. Tyloom wordt gescoord als wel of niet aanwezig en niet in de drie gradaties, vandaar dat het in één kleur in de grafiek staat aangegeven. Ook het percentage koeien met tyloom is tijdens het project gedaald. In het kwalitatieve onderzoek naar de resultaten is ook geïnventariseerd welke adviezen de deelnemers als beste waardeerden. Dit was een open vraag en leverde een scala aan antwoorden, die te bundelen vielen in een aantal categorieën. Hieronder staan de belangrijkste categorieën. Welke afzonderlijke adviezen allemaal zijn genoemd zijn per categorie terug te lezen in bijlage 3. 8
1. Zorg ervoor dat de koe goed uit de voeten kan (in stal en wei) 2. Pas voetenbaden op een juiste manier toe 3. Klauwverzorging: je bent niet klaar met twee keer per jaar 4. Rantsoen optimaliseren? Denk ook aan de invloed op klauwgezondheid! 5. Zorg voor een optimaal ligcomfort
Beoogde
De been- en klauwproblemen, die leiden tot verminderd welzijn bij het melkvee nemen
resultaten
met 50% af Het dierenwelzijn is aantoonbaar verbeterd door de verbetering van de been- en klauwgezondheid
Projectonderdeel
Pilotgroepen Grip op Klauwen
Gerealiseerd
Deels
De verbetering van het dierenwelzijn is af te meten aan het feit dat de grootste afname te zien is bij koeien met een matige of ernstige aandoening. In de scoresystematiek zijn de gradaties als volgt gedefinieerd: -
Licht; er is een aandoening zichtbaar in de klauw, maar de koe heeft daar geen last van;
-
Matig; de koe ondervindt ongemak van de aandoening, de aandoening heeft een negatief effect op de locomotie en dus op de voeropname: productie en dierenwelzijn dalen;
-
Ernstig; de aandoening veroorzaakt pijn bij elke stap; locomotie sterk gehinderd; voeropname problematisch: productie en dierenwelzijn sterk gecompromitteerd
Score ‘Matig’ en ‘Ernstig’ zeggen dus iets over dierenwelzijn. In relatieve zin zijn deze aandoeningen respectievelijk met 20% en 8% gedaald. We kunnen dus stellen dat de integrale aanpak van klauwgezondheid in dit project heeft bijgedragen aan de verbetering van het welzijn van de melkkoe, alleen niet met de beoogde 50%.
9
Beoogde
Een brede implementatie van een registratiesysteem (Digiklauw) in de praktijk welke na
resultaten
afloop van het project voor een belangrijke gedeelte is ingebed in de dagelijkse praktijk van relevante erfbetreders zoals rundveepedicuren, dierenartsen en veevoerleveranciers Het registratiesysteem Digiklauw is definitief opgeleverd
Projectonderdeel
Implementatie registratiesysteem (Digiklauw)
Gerealiseerd
Ja
Van alle deelnemende veehouders is iedere behandeling geregistreerd in Digiklauw en zijn de resultaten meegenomen in de keukentafelgesprekken en dus in de advisering. Gedurende het project heeft CRV terugkoppeling gekregen van deelnemers en erfbetreders over de ervaringen met Digiklauw. Deze ervaringen heeft CRV gebruikt voor het verder ontwikkelen van Digiklauw, zodat het systeem nog beter de behoeften van veehouders en erfbetreders beantwoordt. De verbeteringen zaten vooral in de presentatie van de verwerkte data in de webapplicatie (leesbaarheid en dus bruikbaarheid). Dit alles was niet meer te realiseren tijdens de looptijd van het project. Maar het verbeterende Digiklauw is in januari 2014 geïntroduceerd door CRV en GD en tegelijkertijd in een marketingcampagne opgestart door beide partijen om de mogelijkheden van Digiklauw onder de aandacht te brengen van veehouders, klauwverzorgers en andere erfbetreders. Ook zijn er vanuit het project waardevolle verbeterpunten gekomen voor de berekening van de Klauwgezondheids Score (KGS). Tijdens het project bleek dat er grote verschillen bestaan tussen scores die klauwverzorgers geven voor gelijke aandoeningen. Daarom heeft CRV gezamenlijk met Grip op Klauwen een uniformering voor klauwverzorgers ontwikkeld. De uniformering geeft aan welk percentage klauwaandoeningen (per gradatie van de aandoening) een klauwverzorger scoort ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Deze uniformering kan worden gebruikt bij het uniformeren van klauwscores tussen klauwverzorgers. Als klauwverzorgers uniformer scoren dan verbetert de kwaliteit en de bruikbaarheid van de data voor zowel veehouders, klauwverzorgers als gebruikers van de fokwaarde klauwgezondheid. De uniformering wordt twee keer per jaar verstuurd aan alle klauwverzorgers met klauwscores in Digiklauw.
Beoogd resultaat
75% van alle melkveehouders in Nederland is op de hoogte van de activiteiten van project
Projectonderdeel
Communicatie
Gerealiseerd
Ja
Het project Grip op Klauwen is van meet af aan volop aan bod gekomen in vakmedia. Het project heeft een structurele mediarelatie aangeknoopt met Veeteelt, Boerderij, Nieuwe Oogst en V-focus en bij diverse activiteiten in het project actief vakjournalisten betrokken. Het thema klauwgezondheid bij melkvee kon vanaf het begin op veel (maatschappelijke) interesse rekenen. Dat zorgde nog eens voor extra aandacht in andere media, zoals regionale omroepen. Op de helft van het project was de 75%-grens al ruimschoots bereikt. Het cumulatief mediabereik van Boerderij, Veeteelt en Nieuwe Oogst ligt al snel boven 90% van de totale populatie melkveehouders in Nederland. NB: in mediametingen gaat men uit van het mediabereik. Immers: of
10
daadwerkelijk ook iemand de krant van voren naar achteren heeft gelezen, kun je nooit bewijzen. Bereikcijfers zijn dus de maatgevende indicator. Aan het eind van het project is nog een gericht slotoffensief ingestoken in samenwerking met het meest gelezen vakblad in de melkveehouderij Veeteelt Magazine. In een slotreeks van zes items over Grip op Klauwen zijn de zes belangrijkste klauwaandoeningen uitvoerig uitgelicht. Deze mediareeks heeft in aanloop naar ons slotsymposium Grip op Klauwen nog eens extra bijgedragen aan de bekendheid van activiteiten en uitkomsten van dit klauwenproject. Kortom: aan dit communicatiedoel is ruimschoots voldaan! Bijlage 5 geeft een bloemlezing van verschenen artikelen en andere communicatie-uitingen rondom Grip op Klauwen.
Beoogd resultaat
10% van alle melkveehouders in Nederland is op enige wijze betrokken bij de activiteiten van het project
Projectonderdeel
Communicatie
Gerealiseerd
Ja
Het project Grip op Klauwen stond bol van de activiteiten. Hoewel er aan het begin van het project maar ruimte was voor slechts 50 deelnemende melkveehouders zijn bij diverse activiteiten vanuit dit project veel meer melkveehouders betrokken. Met het communicatieplan Grip op Klauwen in de achterzak is namelijk vooral ingestoken op erfbetreders. Via die erfbetreders werd een groter geheel aan melkveehouders betrokken bij diverse activiteiten vanuit dit project. De erfbetreders waren betrokken bij onder andere: symposia (kick-off en slot), workshops, excursies, bedrijfsbezoeken en midzomeravondbijeenkomsten. Erfbetreders als dierenartsen, klauwverzorgers en voeradviseurs werden bewust in de positie gezet om de stapsgewijze adviesaanpak in de dagelijkse praktijk breder uit te dragen. De succesvolle reeks midzomeravondbijeenkomsten in 2013 bij de deelnemende dierenartsenpraktijken is een activiteit geweest die direct gericht was op overige melkveehouders. Daar kwamen gemiddeld zo’n 50 geïnteresseerde melkveehouders uit de buurt op af. Maar ook de reeks workshops over klauwgezondheid die Royal FrieslandCampina in 2011 en 2012 heeft georganiseerd en waarbij kennis uit ‘Grip op Klauwen’ is gebruikt, is goed bezocht. Daar hebben diverse betrokken klauwverzorgers vanuit Grip op Klauwen hun steentje aan bijgedragen. Door het hele land hebben aan die workshops (waar klauwgezondheid een integraal onderdeel van was) zo’n 1500 – 2000 melkveehouders deelgenomen. De optelsom van activiteiten maakt dat uiteindelijk 15% van alle melkveehouders in Nederland betrokken is geweest bij (inhoudelijke kennis vanuit) Grip op Klauwen. Campagne been- en klauwgezondheid Met deze campagne werd bij aanvang van het project een communicatietraject uitgezet op basis van reeds bestaande en relevante kennis en informatie over been- en klauwproblematiek in de Nederlandse melkveehouderij. Daarbij is handig gebruik gemaakt van de heruitgave van het boek Klauwsignalen van Uitgeverij Roodbont. Het contract met deze uitgeverij omvatte ook het delen van kennis via de website Grip op Klauwen. Daar zijn de belangrijkste delen van het boek nog steeds te raadplegen.
11
Deelnemersbordje Grip op Klauwen heeft nu eens niet gekozen voor een deelnemersbordje bij de stal van de deelnemende boer, maar een originele en opvallende deelnemersuiting gemaakt. Aan het begin van Grip op Klauwen zijn er namelijk speciale ‘klauwmatten’ (deurmatten) gemaakt voor alle deelnemers van dit project. Collega’s, erfbetreders en andere bezoekers op het bedrijf konden zo zien dat het deelnemende bedrijf actief betrokken is in de aanpak van been- en klauwproblematiek. Nieuwsbrieven Direct aan het begin van Grip op Klauwen is gestart met de uitgifte van een eigen nieuwsbrief op het thema klauwgezondheid bij melkvee. Al snel werd duidelijk dat dit de enige nieuwsbrief was op dit thema in Nederland. Gemiddeld werd de nieuwsbrief drie keer per jaar uitgegeven. Het totaal aantal actieve lezers van de nieuwsbrief ligt op ruim 500 geïnteresseerde erfbetreders en melkveehouders. Met recht kan dus gesproken worden van een actieve community achter Grip op Klauwen die middels de nieuwsbrief steeds bereikt werd. Artikelen, persberichten en advertenties Binnen Grip op Klauwen is altijd ingestoken op ‘free publicity’ in vakbladen. Vakbladen vormen nog altijd een machtig medium in het bereik van melkveehouders. Gestructureerde mediarelaties met Veeteelt, Nieuwe Oogst, Boerderij en V-focus zorgden voor veel media-aandacht voor het project Grip op Klauwen door het hele project heen. De bijgevoegde ‘knipselkrant’ (bijlage 5) toont een selectie van alle artikelen in de media. Website De projectwebsite nam vanaf het begin een centrale plaats in de communicatie van het project Grip op Klauwen in. De komende drie jaar blijft deze website sowieso nog online zichtbaar: www.gripopklauwen.nl. De website stak vooral in op kennis en advies over klauwgezondheid voor melkveehouders. Alle kennis werd altijd op de website direct vertaald in concrete hulp/adviezen voor melkveehouders op het thema klauwgezondheid. De website omvatte onder andere handige tips, een quickscan en een klauwenkaart. De website fungeerde ook als bibliotheek van alle unieke, nieuwe kennis vanuit dit project. Onder ‘Downloads’ is nog altijd de boekenkast te vinden. Posters en flyers Het project Grip op Klauwen had als voornaamste doel om de ‘integrale adviesaanpak’ te promoten. Deze adviesaanpak is door het project praktisch vertaald in een ‘stapsgewijze aanpak’: in vijf simpele stappen op weg naar betere klauwgezondheid. Die stapsgewijze aanpak is in het project middels duidelijke en handige stalposters verspreid. De stalposter zorgde voor herkenbaarheid en herinnering van de Grip op Klauwenaanpak bij de melkveehouders. (Zie bijlage 2) Excursies en demodagen De deelnemende melkveebedrijven, dierenartsenpraktijken en klauwverzorgingscentra zijn gedurende het project Grip op Klauwen zo veel mogelijk ingezet als ‘demolocatie’. In 2013 is een midzomeravondreeks bij dierenartsenpraktijken en melkveebedrijven georganiseerd om ‘omringende’ melkveehouders kennis te laten maken met de successen van de integrale adviesaanpak Grip op Klauwen. Het materiaal (bijvoorbeeld
12
presentaties en hulpmiddelen) ligt momenteel op de plank om dit na het project Grip op Klauwen ook breder onder dierenartsen en klauwverzorgers weg te zetten. Inzet voor studiedagen Het thema been- en klauwgezondheid bij melkvee kon vanaf het eerste projectuur al snel op veel aandacht van LTO-studieclubs en ketenpartijen rekenen. Royal FrieslandCampina heeft in 2011 en 2012 diverse workshops gehouden over klauwgezondheid in het kader van hun duurzaamheidsprogramma FoqusPlanet ; tijdens de workshops is aandacht besteed aan de integrale adviesaanpak zoals die binnen Grip op Klauwen is uitgevoerd. Been- en klauw-award Grip op Klauwen heeft een heuse Klauw Award in het leven geroepen. Tijdens het slotsymposium op 19 december 2013 werd melkveehouder Rob Woppereis uit alle andere deelnemende melkveehouders gekroond en beloond met deze award. Hij won een prachtig stel “gouden” laarzen!
Beoogd resultaat
De monitoringsgegevens uit het project worden gekoppeld aan de ContinueWelzijnsMonitor
Projectonderdeel
Koppeling monitoringsgegevens aan CWM
Gerealiseerd
Nee
Dit onderdeel is in overleg met de stuurgroep niet uitgevoerd, omdat bleek dat er eerst bestuurlijk besloten moest worden hoe er verder gegaan kan worden met CWM. Dit wordt momenteel uitgewerkt in het project ‘Welzijnsmonitoring’, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken en het Productschap Zuivel.
Projectonderdeel
Projectontwikkeling, -organisatie en –administratie
De projectontwikkeling, -organisatie en –administratie is het enige projectonderdeel dat niet toebehoort aan één van de te behalen resultaten, maar alle te behalen resultaten ondersteunt. De projectleiding is uitgevoerd door ZLTO Projecten. Onmisbaar bij de uitvoering waren stuurgroep en projectgroep van het project. De stuurgroep bestond uit vertegenwoordigers van de financierende partijen (Productschap Zuivel, Ministerie van Economische Zaken (voorheen LNV), LTO en CRV. De projectgroep bestond uit vertegenwoordigers van betrokken partijen: AB Nederland, CRV, KNMvD, de Vereniging voor Rundveepedicure, LTO en projectleiding. Bij de uitvoering van project, en dan vooral het onderdeel pilotgroepen, waren zeer veel partijen betrokken: de deelnemers, dierenartsen, veevoerspecialisten, klauwverzorgenden, procesbegeleiders. De procesbegeleiders waren afkomstig van Arvalis, LTO-Noord en ZLTO en fungeerden als organiserende spin in het web binnen hun groep en rondom hun deelnemers. Het project maakte dus gebruik van een groot netwerk, niet alleen bij de uitvoering, maar ook bij de voorbereiding van projectonderdelen en bij de communicatie.
13
En nu verder Nu het project beëindigd is, blijft de vraag hoe de ontwikkelde kennis en ervaringen verder verspreid raken. Tijdens het project zijn we met veel partijen in aanraking gekomen. Wij dagen hen uit om de handschoen op te pakken en de voordelen van de integrale adviesaanpak te benutten. De tools hiervoor zijn voor iedereen beschikbaar via www.gripopklauwen.nl. Kennis en ervaring zit bij betrokkenen van het project (bijlage 6). Marjolein de Kreij blijft hoofdcontact voor diegenen, die initiatieven willen ontwikkelen of suggesties hebben op het gebied van klauwgezondheid. De partijen die de kennis van Grip op Klauwen kunnen benutten of uitdragen zijn: Duurzame Zuivelketen (DZK) DZK is de samenwerking van LTO Nederland en de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) ten behoeve van het verbeteren van de duurzaamheid van de melkveesector. Klauwgezondheid is één van de aspecten die genoemd worden bij het thema ‘diergezondheid’. CRV en GD CRV en GD zijn de eigenaren van Digiklauw. Zij hebben samen gewerkt aan het doorontwikkelen van het product Digiklauw. Vervolgens hebben zij begin 2014 een marketingcampagne gestart voor het breed bekendmaken van het vernieuwde Digiklauw en de werving van nieuwe klanten. Dierenartsen/KNMvD Een pilot in het project heeft uitgewezen dat het voor een dierenarts mogelijk is om op te treden als procesbegeleider tijdens de integrale adviesaanpak. Daarmee hebben dierenartsen de kans om coaching van melkveehouders tot een nieuw verdienmodel te maken. Dit past ook in het voornemen van de KNMvD om preventie tot een speerpunt te maken van de werkzaamheden van dierenartsen. Veevoerleveranciers Veevoersleveranciers hebben een uitgebreid netwerk van adviseurs, die regelmatig bij de melkveehouder het erf betreden, veelal gratis. Zij vormen een ideale ingang om de integrale adviesaanpak onder de aandacht van de melkveehouder te brengen indien er sprake is van klauwproblemen bij de veestapel. Klauwverzorgenden Bij klauwgezondheid blijkt het van groot belang om te weten wat de stand van zaken is. Dit is bij uitstek bekend bij de klauwverzorgenden. Zij hebben een belangrijke rol in het verspreiden van het nut en de noodzaak van het gebruik van een registratiesysteem als Digiklauw.
14
Bijlage 1 Eindverslag quickscan
Grip op Klauwen Quickscan
L.P.J.G van Beek J.J.B Groosman G.C.P Huijben Begeleiders: M van Barneveld (Hogeschool Has Den Bosch) G.C.P.M van Laarhoven (ZLTO) C.W.C.M Vermeer (ZLTO) Derdejaars periferie stage ’s-Hertogenbosch, 3 mei 2011
15
Voorwoord Naar aanleiding van het project Grip op Klauwen was het nodig in kaart te brengen welk beeld melkveehouders hebben op been- en klauwgezondheid. Daarom hebben wij 111 melkveehouders bezocht en daar een enquête afgenomen over het beeld dat zij hebben op de been- en klauwgezondheid. Om ons voor te bereiden op de enquêtes hebben wij eerst uitgezocht welke been- en klauwaandoeningen er eigenlijk zijn en hoe deze er ongeveer uitzien, zodat we met de veehouders konden praten over de oorzaken en gevolgen. Na de enquêtes afgenomen te hebben, zijn we de gegevens gaan verwerken met SPSS. Het bleek dat veel resultaten niet normaal verdeeld waren. Hierdoor was het lastig om aan te geven of de resultaten significant verschilden of niet. Onze eerste resultaten hebben wij in een presentatie voorgelegd aan de projectgroep van Grip op Klauwen. Zij hebben ons nog wat nuttige tips meegegeven om in de rapportage te verwerken. Deze rapportage zal alleen binnen de ZLTO en de projectgroep verspreid worden en gebruikt worden om verdere stappen te ondernemen in de rest van het onderzoek Grip op Klauwen. Wij willen graag onze projectbegeleiders Guus van Laarhoven en Chris Vermeer bedanken voor hun hulp bij het samenstellen van de quickscan en voor de prettige samenwerking binnen de ZLTO. Daarnaast willen wij alle veehouders bedanken die ons thuis hebben willen ontvangen om de quickscan af te nemen en als laatste willen wij de projectgroepleden bedanken voor hun nuttige feedback. Luuk van Beek Jeanneke Groosman Geert Huijben ’s-Hertogenbosch, 4 mei 2011
16
Inhoud Voorwoord ............................................................................................................................................ 16 Samenvatting ........................................................................................................................................ 18 Inleiding................................................................................................................................................. 19 2 Materiaal en Methode ....................................................................................................................... 20 2.1 Adressen ...................................................................................................................................... 20 2.2 Quickscan .................................................................................................................................... 20 2.3 Analyse ........................................................................................................................................ 20 3 Resultaten .......................................................................................................................................... 21 3.1 Beleving ....................................................................................................................................... 21 3.1.1 belangrijkheid ....................................................................................................................... 21 3.1.2 Inschattingen ........................................................................................................................ 22 3.2 Kennis ( Wat ze weten en manier van kennis vergaren) ............................................................. 24 3.2.1 Kennisniveau ........................................................................................................................ 24 3.2.2 Vergaren van kennis ............................................................................................................. 25 3.2.3 Registratiemethoden ........................................................................................................... 25 3.3 Aanpak ........................................................................................................................................ 26 3.3.1 Klauwverzorgen ........................................................................................................................ 26 3.3.2 Voetbad ................................................................................................................................ 27 4. Conclusie ........................................................................................................................................... 28 Bronnen................................................................................................................................................. 32 Bijlagen .................................................................................................................................................. 33 Bijlage 1 Quickscan ............................................................................................................................ 33 Bijlage 2 Schema’s quickscan ............................................................................................................ 37
17
Samenvatting Voor dit onderzoek zijn 111 quickscans afgenomen bij melkveehouderijen verspreid over heel nederland. De resultaten hiervan zijn vervolgens met SPSS verwerkt. Als er gekeken wordt naar de beleving van de veehouders over been- en klauwproblemen, ofwel hoe ze er tegenaan kijken, valt op dat been- en klauwgezondheid ongeveer even belangrijk wordt gevonden als uiergezondheid. Daar tegenover staat dat er door de meeste veehouders meer in uiergezondheid verdiept wordt. Verder is er naar de inschattingen met betrekking op been- en klauwproblematiek gevraagd, hierbij is gekeken naar het eigen bedrijf en het Nederlandse gemiddelde. Hier valt op dat een groot deel van de bedrijven de kreupelheid, been- en klauwaandoeningen en volledig gezonde achterklauwen op het eigen bedrijf onder het Nederlands gemiddelde inschat. Deze veehouders realiseren dus eigenlijk niet goed wat er werkelijk aan de hand is op het eigen bedrijf of in Nederland over het algemeen. De kennis die de veehouders zelf denken hebben is ook getoetst, hierbij is ook gekeken of zij nog verder voorgelicht willen worden. Hier is uitgekomen, dat de kennis die er is vooral samenhangt met de problemen die voorkomen op het eigen bedrijf. De veehouders geven zelf ook aan, dat zij niet van alle aandoeningen die op het bedrijf voorkomen de behandelmethoden weten. Bij de vraag op welke manier de veehouders informatie willen ontvangen wordt door bijna elke veehouder vakliteratuur genoemd. Verder was voorlichting van de dierenarts, klauwverzorger of voervoorlichter een goede optie. Het speciaal bijwonen van bijeenkomsten zoals cursussen, studieclubs en informatie avonden is minder geliefd. De registratie van been- en klauwproblemen was ook een onderdeel dat onderzocht werd. Hierbij viel het vooral op dat meer dan de helft van de ondervraagde op geen enkele manier de been- en klauwproblemen registreerde. Verder was het bijhouden van been- en klauwproblemen met pen en papier de meest gebruikte optie. Het digitaal registreren wordt maar in mindere mate toe gepast. Hier is onderscheid gemaakt tussen het zelf invoeren in een management programma en het laten registreren in digiklauw. Waarbij aan digiklauw maar 5,4 procent van de ondervraagde mee doet. Het aanpakken van been- en klauwproblemen wordt onderverdeeld in het verzorgen van klauwen en het gebruik van een voetbad. Bij het klauw verzorgen zijn er nog veel veehouders die zelf verzorgen. Al dan niet alles zelf dan wel in combinatie met een klauwverzorger die met regelmaat komt. Momenten waarop veel veehouders klauwverzorgen is voor de droogstand of twee keer per jaar het hele koppel tegelijk. Verder komt het vaak voor dat de veehouder zelf bij problemen de klauwen verzorgd. Meer dan 60 procent van de ondervraagden maakt gebruik van een voetbad. Daarnaast gebruikt een kleine tien procent een alternatief hiervoor, namelijk een rugspuit waarmee ze heel het koppel behandelen. Bijna 30 procent van de ondervraagde veehouders maakt geen gebruik van een voetbad of een rugspuit. De gebruikers van een voetbad of rugspuit is ook gevraagd met welke regelmaat dit gedaan wordt. Hierbij is opvallend dat het regelmatig toepassen van een voetbad binnen een korte tijd, dus een week of twee, maar heel weinig voorkomt. Het voetbad alleen toepassen bij problemen is met bijna tien procent vrij hoog.
18
Inleiding Tegenwoordig wordt er veel aandacht besteed aan duurzaamheid en dierenwelzijn. Zowel door de veehouders, maar ook door de burgers en de politiek. Been- en klauwproblemen bij melkvee hebben betrekking op duurzaamheid en ook op dierenwelzijn. Als een koe vaak been- of klauwproblemen heeft is ze minder duurzaam en heeft ze pijn waardoor het welzijn minder is. Daarnaast lijdt het werkplezier van de ondernemer en het economisch resultaat hieronder. Reden genoeg om hier iets aan te doen. Ondanks dat er al veel kennis is ontwikkeld op het gebied van been- en klauwgezondheid, is de been- en klauwgezondheid op een te laag niveau. Om deze en bovenstaande redenen hebben de LTO organisaties het initiatief genomen om samen met projectpartners, zoals CRV, AB, VvRP, GD en de KNMvD, het project “Grip op klauwen” te ontwikkelen. Bij aanvang van het project zal met behulp van een quickscan onder een representatieve groep melkveehouders (100-150) worden geïnventariseerd wat de stand van zaken is ten aanzien van been- en klauwproblematiek in hun sector. Met de resultaten van de quickscan zal er antwoord gegeven worden op de volgende hoofdvraag: Wat is het beeld dat de melkveehouders hebben over de been- en klauwproblematiek bij hun veestapel? Dit wordt gedaan door antwoord te geven op een aantal deelvragen. Wat is de aanpak van de been- en klauwproblematiek op individuele melkveebedrijven? Wat is het kennisniveau van melkveehouders ten aanzien van been- en klauwgezondheid? Wat is de beleving van been- en klauwproblematiek door de melkveehouder? Hoe wordt de been- en klauwgezondheid in de praktijk geregistreerd? De quickscan wordt door drie HAS studenten uitgevoerd, onder begeleiding van de projectleiding en eventuele andere projectpartners. De projectgroep zal dienen als klankbordgroep ten aanzien van de uitvoering en resultaten van de quickscan. De resultaten van de quickscan dienen als basis voor de verdere activiteiten in het project. De doelstelling van dit onderzoek is het opstellen, afnemen en analyseren van een quick-scan met betrekking tot been- en klauwgezondheid om zo het project “Grip op klauwen” een basis te geven voor verdere activiteiten. De belanghebbende bij dit onderzoek is de projectorganisatie van “Grip op klauwen” en indirect hebben de Nederlandse melkveehouders, rundveepedicures, dierenartsen en voorlichters er belang van.
19
2 Materiaal en Methode Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de ZLTO voor het project ‘Grip op Klauwen’. De ZLTO heeft drie studenten geworven die de quickscans af gaan nemen. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe zij te werk gaan om de beoogde doelen te halen. Ook wordt er een motivatie gegeven op de manier van werken.
2.1 Adressen Om de hoofdvraag: ‘Wat is het beeld dat de melkveehouders hebben over de been- en klauwproblematiek bij hun veestapel?’ te beantwoorden moet er bij minimaal 100 melkveehouders een quickscan afgenomen worden. De doelstelling is om bij 150 melkveehouders een quickscan af te nemen, dit omdat zo de betrouwbaarheid van de analyse groter wordt. De quickscans moeten over heel Nederland afgenomen worden om zo een representatieve steekproef van de Nederlandse melkveehouders te krijgen. De ZLTO doet een aanvraag voor 400 willekeurige adressen van melkveehouders in Nederland bij het Productschap Zuivel. Het enige selectiecriterium waar de melkveehouders aan moeten voldoen is dat zij een quotum hebben van meer dan 250.000 kg melk. Het moet ook mogelijk zijn om uit 400 adressen 150 meewerkende melkveehouders te verkrijgen. Als de adressen binnen zijn worden er telefoonnummers bij gezocht en worden de adressen van alle melkveehouders op een kaart gezet. Dit wordt gedaan om de bedrijven goed te kunnen clusteren zodat er niet grote afstanden gereden hoeven worden. Er is namelijk voor gekozen om bij alle bedrijven persoonlijk langs te gaan, omdat zo de respons groter is. Ook gaat de kwaliteit omhoog omdat er vlotter gesproken gaat worden en er makkelijker dieper op het onderwerp in gegaan kan worden. Hierdoor kun je per bedrijf nog specifieker informatie verzamelen. Verder verkleint het fouten binnen de communicatie. Er is voor gekozen om met zijn drieën alle melkveehouders te bezoeken. Zo kan één iemand de vragen stellen en de andere twee kunnen zich concentreren op de antwoorden die de boer geeft. Als er ingezien wordt dat het beoogde doel van 150 niet behaald wordt vanwege tijdnood, dan gaat ieder voor zich bedrijven bezoeken of één iemand gaat al beginnen met het invoeren en analyseren en de anderen blijven bezoeken. Doordat er al een begin gemaakt is met invoeren en analyseren kunnen er langer boeren bezocht worden. 2.2 Quickscan Om een goed beeld van de veehouder te krijgen over de been- en klauwgezondheid. Wordt er een quickscan opgesteld, die inzicht moet geven in de volgende aspecten: • Inzicht in de aanpak op been- en klauwproblematiek op individuele melkveebedrijven. • Inzicht in het kennisniveau van melkveehouders ten aanzien van been- en klauwgezondheid. • Inzicht in de beleving van been- en klauwproblematiek door de melkveehouder • Inzicht in het praktijkgebruik van registratiemiddelen ten aanzien van been- en klauwgezondheid. In bijlage 1 is de quickscan te vinden. Voor een aantal vragen van de quickscan is een schema opgesteld om daarin de antwoorden snel te kunnen verwerken. Deze schema’s zijn te vinden in bijlage 2. Tijdens het bezoeken stelde één iemand de vragen, één iemand vulde de vragen in op een quickscan en één iemand vulde de schema’s in. In de quickscan zitten een aantal ongeveer dezelfde vragen, zodat gecontroleerd kan worden of de veehouder dezelfde antwoorden geeft. Ook staan de vragen veelal in een gehusselde volgorde. Dit is bewust gedaan zodat de veehouder niet “sociaal aanvaarde” antwoorden gaat geven. Daarnaast wordt er tijdens het telefonisch contact, om een afspraak te maken om de quickscan af te nemen, gevraagd of de melkveehouder wil meewerken aan een quickscan over diergezondheid, om de diergezondheid bij melkvee in Nederland te verbeteren. Dit wordt gedaan, omdat op deze manier niet alleen de melkveehouders die intensief bezig zijn met been- en klauwgezondheid meedoen, maar juist ook boeren die er niet zo mee bezig zijn. Daarnaast is er minder kans dat de melkveehouders alles over klauwgezondheid op zoeken en we dus een beeld krijgen van dat moment.
2.3 Analyse Als de (meeste) quickscans zijn afgenomen wordt er begonnen met analyseren. Er wordt gewerkt met SPSS hierin zal een dataset gemaakt worden om de gegevens van de quickscans te analyseren. De gegevens kunnen eventueel eerst in Excel worden in gevoerd en naderhand in SPSS gekopieerd worden. Met SPSS zullen een aantal antwoorden gemiddeld, vergeleken of opgeteld worden. Hiermee worden de beoogde doelen behaald.
20
3 Resultaten In totaal is bij 111 melkveehouderijen verspreid over heel Nederland de quickscan afgenomen. De resultaten die hierbij naar voren zijn gekomen zullen in dit hoofdstuk verder aan bod komen. Eerst zal de beleving van de melkveehouders belicht worden. Daarna het kennisniveau en als laatste de aanpak met betrekking op been- en klauwgezondheid.
3.1 Beleving In deze paragraaf zullen eerst de belangrijkheid van been- en klauwgezondheid op melkveehouderijen aan bod komen. Hierna zal er wat verteld worden over de inschattingen van been- en klauwproblemen ten opzichte van been- en klauwproblemen in Nederland.
3.1.1 belangrijkheid De opdracht was om in kaart te brengen hoe de Nederlandse melkveehouder tegen been- en klauwproblematiek aankijkt. Een onderdeel hiervan is het in kaart brengen van de beleving die de gemiddelde Nederlandse melkveehouder heeft bij been- en klauwproblemen. Hiervoor is er onderscheid gemaakt tussen wat er belangrijk gevonden wordt en wat de inschattingen zijn van de problemen binnen het eigen bedrijf tegenover deze in Nederland. 111 veehouders werden gevraagd om vier bedrijfsonderwerpen op een rij te zetten. Deze onderwerpen waren: Been- en klauwgezondheid, uiergezondheid, vruchtbaarheid en problemen rondom afkalven. Bijna alle veehouders gaven aan het erg lastig te vinden om te kiezen omdat zij alle onderwerpen zeer belangrijk vinden. In figuur 3.1 staan de resultaten van deze vraag. Van alle ondervraagden heeft 1,8% aangegeven dat ze echt niet konden kiezen en bij hun alles op nummer één stond. Daarom zijn de rijen en kolommen opgeteld ook geen 100%. Opvallend is dat been- en klauwgezondheid en uiergezondheid even belangrijk gevonden worden, want 41% van de Nederlandse melkveehouders vind been- en klauwgezondheid het belangrijkst en ook 41% vind uiergezondheid het belangrijkst.
Been- en klauw-
Uiergezondheid
Vruchtbaarheid
gezondheid 1e plaats
Problemen rondom afkalven
41
41
11
12
e
32
31
28
8
e
3 plaats
17
23
37
23
4e plaats
10
5
24
58
2 plaats
Figuur 3.1 Score’s van de onderwerpen in procenten. Daarnaast werd gevraagd of ze zich meer verdiepten in been- en klauwgezondheid of in zeven andere onderwerpen. Deze onderwerpen waren: uiergezondheid, voeding, fokkerij, vruchtbaarheid, voederteelt, algemene diergezondheid en huisvesting. In figuur 3.2 is de uitslag hiervan te vinden.
21
Figuur 3.2 De vergelijking of er meer of minder verdiept wordt in deze onderwerpen ten opzichte van been- en klauwgezondheid. Opvallend bij het vergelijken tussen deze uitslagen is dat bij de vraag wat er belangrijk wordt gevonden been- en klauwgezondheid net zo hoog scoort als uiergezondheid, deze twee onderwerpen worden beiden door 41% op de eerste plaats gezet. Terwijl in de vraag die naderhand komt over waar ze zich meer in verdiepen, uiergezondheid (>60%) duidelijk beter scoort dan been- en klauwgezondheid (< 30) procent. Hiervoor zou een verklaring te vinden kunnen zijn in de hoeveelheid informatie die beschikbaar is over beide onderdelen. Zoals het feit dat er veel informatie beschikbaar is over uiergezondheid door het UGCN (Uier Gezondheid Centrum Nederland). Een andere eventuele verklaring is dat er door het laten verzorgen van de klauwen door een professionele klauwverzorger de veehouder denkt minder op de hoogte te hoeven zijn over been- en klauwgezondheid. Dit betekent niet dat het minder belangrijk gevonden wordt maar wel dat de veehouder er persoonlijk minder aandacht aan besteedt. Daarnaast zijn een aantal van deze onderwerpen middelen om doelen te behalen. Bijv. een goede voeding zorgt voor gezonde dieren met een goede productie. Been- en klauwgezondheid is voeding gerelateerd mede daarom wordt er meer in voeding verdiept dan in been- en klauwgezondheid.
3.1.2 Inschattingen Om de inschattingen in kaart te kunnen brengen zijn er zes inschattingsvragen gesteld. Deze gingen over hoeveel procent van het melkvee de melkveehouders dachten dat een klauwaandoening had, kreupel liep en gezonde achterklauwen had. Deze vragen werden twee keer gesteld waarbij telkens één hiervan over het eigen bedrijf ging en de ander over het Nederlandse gemiddelde. De uitslag hiervan staat in figuur 3.2.
Figuur 3.3: De gemiddelde inschattingen op aandoeningen op het eigen bedrijf tegenover landelijke schattingen. 22
Opvallend hieraan is dat de ondernemers is het algemeen denken dat ze zelf onder het landelijk gemiddelde zitten. Zo wordt er gedacht dat op het eigen bedrijf bijna 20 procent meer melkvee is met volledig gezonden achterklauwen. Ook denkt de melkveehouder 10% minder kreupele koeien te hebben. Daarnaast is er met been- en klauwaandoeningen een verschil van bijna 20 procent. Als er een vergelijking gemaakt wordt hoeveel bedrijven zichzelf boven het landelijk gemiddeld inschatten zijn er de volgende resultaten.
Figuur 3.4: Inschattingen klauwaandoeningen.
Figuur 3.5: Inschattingen kreupelheid
Figuur 3.6: Inschattingen volledig gezonde achterklauwen
23
. Bij alle genoemde onderdelen denken de meeste ondervraagden dat ze beter zijn dan het gemiddelde. Dit betekent dat de been- en klauwaandoeningen worden onderschat en de veehouders denken dat ze niet vallen onder de grote hoeveelheid been- en klauwproblemen die in Nederland voorkomen. Een punt wat tijdens het afnemen opviel was dat er een groot aantal ondernemers de gemiddelde Nederlandse getallen wel wisten maar toch een lager Nederlands gemiddelde noemden omdat ze niet geloofde dat het juiste getallen waren.
3.2 Kennis ( Wat ze weten en manier van kennis vergaren) In deze paragraaf wordt eerst het kennisniveau van de veehouders zelf gepeild. Daarnaast wordt er weergegeven op welke manieren de veehouders kennis vergaren. Als laatste worden de registratiemethoden nog weergegeven.
3.2.1 Kennisniveau Om te peilen hoe goed de veehouders op de hoogte waren van been- en klauwaandoeningen werd in de quickscan een vraag gesteld waarbij de veehouders moesten aangeven welke aandoeningen zij kennen. Hierbij werden geen voorbeelden gegeven zodat de parate kennis werd getoetst. Vervolgens werd er gevraagd van welke been- en klauwaandoeningen ze een behandelmethode weten. Hierbij is niet gekeken welke behandel methode dit was maar puur of ze zelf dachten dat ze een juiste hadden. Verder kwam de vraag langs welke been- en klauwaandoeningen voorkomen in hun melkveestapel.
Figuur 3.7:
Aandoeningen die de veehouder kan noemen, waarbij hij een behandelmethode zegt te weten en of deze aandoening op het bedrijf voorkomt (alles in percentage). In figuur 3.7 is duidelijk te zien dat de genoemde been- en klauwaandoening samenhangt met wat voorkomt op het eigen bedrijf. Dit betekent dat er alleen kennis is over wat er voorkomt, of wat ze denken dat er voorkomt, op het bedrijf. De rode balk (behandelmethoden weten) steekt heel erg uit en het lijkt dat de boeren de klauwaandoening niet kunnen noemen, maar wel een behandelmethode weten dit is echter niet waar, want de rode balk is een percentage van de blauwe balk. Bijvoorbeeld: 60% van de melkveehouders weet stinkpoot te noemen. Van die 60% weet 82% ook een behandel methode van stinkpoot. En bij 29% van de melkveehouders komt stinkpoot ook daadwerkelijk voor op het bedrijf. Als er naar de behandelmethodes gekeken wordt blijkt dat bij een groot deel van de aandoeningen wel een behandel methode bekent is. Maar dat er nog genoeg aandoeningen zijn waarbij een deel van de veehouders geen behandelmethode weet.
24
3.2.2 Vergaren van kennis Aan het einde van de quickscan werd de vraag gesteld of ze op de hoogte gehouden wilden worden over been- en klauwproblemen en op welke manier ze dit wilden. Hierbij waren meerdere antwoorden mogelijk. De resultaten staan in figuur 3.8. Omdat er meerdere opties mogelijk waren staat vakliteratuur op bijna 50 procent, maar toch noemde 101 boeren vakliteratuur als middel om op de hoogte te blijven. Vooral omdat dit door allemaal gelezen wordt en het een praktische manier is om wat tijd in te vullen en niet perse tijd voor gemaakt hoeft te worden. De op één na meeste genoemde manier is voorlichting. Hierbij wordt er gedacht aan persoonlijke voorlichting van de dierenarts, klauwverzorger en de voervoorlichter. Onder andere werd genoemd persoongerichte informatie per e-mail of een nieuwsbrief van de GD. Het speciaal bijwonen van bijeenkomsten zoals cursussen, studieclubs en informatie avonden is met een kleine 20 procent niet gewild bij de ondervraagden.
Figuur 3.8 Manier waarop de veehouder op de hoogte gehouden wil worden (%).
3.2.3 Registratiemethoden In het onderzoek werd speciaal gekeken naar het gebruik van registratiemiddelen door de veehouders. Er werd een vraag gesteld of hier gebruik van gemaakt wordt. Opvallend is dat er vrij weinig gebruik gemaakt wordt van registratiemiddelen. Zoals te zien in het onderstaande cirkeldiagram, wordt er door meer dan de helft van de ondervraagde geen gebruik gemaakt van registratie. 16,2 procent houdt de been- en klauwproblemen van hun koppel bij in een management programma. Verder doet 5,4 procent van de ondervraagde mee aan digiklauw en wordt het daarmee ook geregistreerd. Op een andere manier wordt door 21,6 procent van de ondervraagde been- en klauwproblemen geregistreerd. Hieronder vallen voornamelijk het bijhouden op een kalender of kladblok van behandelingen en het bijhouden van medicijngebruik. Figuur 3.9: Manieren van registreren van been- en klauwaandoeningen
25
Meest opvallend is dat er zo weinig gebruik wordt gemaakt van digitale registratiemethoden. Een verwachte oorzaak hiervan is dat het niet praktisch is voor de veehouders om voor elke stuk melkvee dat bekapt is hiervoor speciaal de computer en een management programma op te starten. Hierdoor valt sneller de keuze op het simpel opschrijven van dingen.
3.3 Aanpak Bij het aanpakken van been- en klauwproblemen is er gekeken naar de regelmaat die er is voor het verzorgen van de klauwen en van een voetbad. Er is gevraagd wanneer er klauwen verzorgt worden een door wie dit dan gedaan wordt. Ook is er gekeken naar het gebruik van een voetbad.
3.3.1 Klauwverzorgen Verzorgd de rundveepedicure
Verzorgd de veehouder
Ja
Nee
Totaal
Ja
52,3
36,0
88,3
Nee
11,7
0,0
11,7
64,0
36,0
100,0
Totaal Figuur 3.10 Door wie wordt er verzorgd?
In figuur 3.10 is te zien hoe de verhoudingen zijn tussen wanneer de veehouder zelf de hoeven verzorgd en wanneer de rundveepedicure dit doet. Zo is er te zien dat in 52,3 procent van de gevallen het door beide verzorgd wordt. Dit is door het feit dat er een aantal keer per jaar de rundveepedicure bekapt en dat er bij tussentijdse problemen door de veehouder zelf klauwen worden verzorgt. Hierbij valt dan wel op dat er 11,7 procent van de bedrijven alles door de rundveepedicure wordt gedaan, ook in de probleem gevallen laten ze deze komen. Verder doet 36 procent het volledige bekappen zelf. 88,3 procent van de veehouders bekapt wel eens en bij 64,0 procent komt er een rundveepedicure over de dam. Bij het moment van bekappen is er gekeken naar het de regelmaat hiervan. Zo is er in onderstaande figuur te zien dat er veel veehouders bij het droogzetten alles zelf bekappen. Verder is het gehele koppel tegelijk behandelen en dan vooral één of twee keer per jaar veel gedaan. Dit voornamelijk door de rundvee pedicure, bij uitzondering door de veehouder zelf. Figuur 3.11: Momenten van klauwverzorgen door de veehouder en rundveepedicure.
26
3.3.2 Voetbad Ook is er gevraagd naar het gebruik van een voetbad. Bij deze vraag werd er bij de veehouders vaak het woord besmettingsbak gebruikt, vooral bij de tegenstanders van een voetbad. Hieronder in figuur 3.12 is te zien hoeveel veehouders er gebruik maken van een voetbad. Bij alternatief moet er gedacht worden aan het behandelen van heel het koppel met een rugspuit. Dit vonden de ondernemers een goede oplossing om besmetting door het bad of onrust in de melkstal of melkrobot te voorkomen.
Figuur 3.12 Gebruik van het voetbad
Er is ook gekeken naar het moment van toepassen van een voetbad of rugspuit. Dit is met een vraag getoetst en vervolgens in kaart gebracht door figuur 3.13
Figuur 3.13 Hoe vaak wordt het voetbad toegepast? Opvallend is dat het gebruik van een voetbad vaak te lang wordt uitgesteld. Dit is ook vaak gezegd tijdens het afnemen van de quickscan. Er is maar 25,2 procent van de veehouders die binnen twee weken het voetbad herhaalt. Bij het sporadisch gebruik van een voetbad werd vaak vermeld dat het voetbad alleen gebruikt wordt als er veel problemen zijn op het bedrijf, met voornamelijk Mortellaro. Ook moet er in achting gehouden worden dat er bij het geval van weidegang het voetbad minder of zelfs niet meer gebruikt wordt.
27
4 Conclusie De conclusie van de gevonden informatie is dat er de been- en klauwgezondheid hoog aanzien heeft van de gemiddelde Nederlandse veehouder. Het is wel zo dat er minder in verdiept wordt, maar door het laten verzorgen van de klauwen door een klauwverzorger zodat de veehouder zelf hier minder mee bezig moet houden. Hiermee hopen ze het gewenste niveau van been- en klauwgezondheid te bereiken. Het idee wat de veehouder heeft over de hoogte van de problemen is dat ze het onderschatten. Ze zien hun eigen bedrijf beter dan het Nederlandse gemiddelde. Er wordt dus gedacht dat de gemiddelde Nederlandse been- en klauwproblematiek niet voor hun bedrijf geldt. Ze zien het probleem wel, maar ze hebben niet het beeld dat ook op hun bedrijf het probleem zo groot is. De kennis die de veehouders hebben is vooral beperkt met wat op hun eigen bedrijf speelt. Om extra kennis te vergaren wordt er vooral beroep gedaan op vakliteratuur. Het gebruik van registratie middelen is heel beperkt. Meer dan de helft maakt geen gebruik hiervan en van het overige deel registreert nog een kwart dit met pen en papier. Er is dus een groot gat op te vullen met het praktisch digitaal bij te kunnen houden van been- en klauwproblemen. De uiteindelijke conclusie is dat de been- en klauw gezondheid belangrijk gevonden wordt maar het daadwerkelijke actief bezig zijn hiermee blijft beperkt, en er wordt gedacht door de veehouders dat ze minder problemen hebben dan daadwerkelijk is.
28
5 Vergelijking resultaten Uit het onderzoek is gebleken dat de veehouders zichzelf beter inschatten dan hoe zij het landelijk gemiddelde inschatten. In dit hoofdstuk worden de resultaten van dit onderzoek vergeleken met andere onderzoeken over been- en klauwgezondheid. In onderstaande figuur 5.1 is nog eens te zien hoe de geënquêteerde boeren hun eigen bedrijf maar ook het landelijk gemiddelde ingeschat hebben.
Figuur 5.1: Gemiddelde inschattingen op aandoeningen op het eigen bedrijf tegenover het landelijk gemiddelde. Volgens de boeren is het percentage van koeien met volledig gezonde achterklauwen op het eigen bedrijf 68% en landelijk schatten zij het in op 51%. In het projectvoorstel staat dat 15% van het Nederlandse rundvee volledig gezonde achterklauwen heeft (A.M. de Kreij en G.C.M.P. van Laarhoven). Het verschil uit onderzoek en wat de boeren zelf denken is enorm. Op het eigen bedrijf denken de boeren dat 68% van het rundvee volledig gezonde achterklauwen heeft dit scheelt 53% met de werkelijkheid. Als er uitgegaan wordt van de getallen van DigiKlauw blijkt dat op één moment van klauwverzorging van het gehele melkveekoppel 31% van de koeien geen aandoening heeft. Deze 31% scheelt ook nogal met 15% uit het projectvoorstel. Het verschil zal waarschijnlijk te maken hebben met de definitie van een gezonde klauw. De definitie van een gezonde klauw luidt: Een gezonde klauw is een klauw zonder afwijkingen zoals letsels, hoorngroeiverstoring, laesies en infecties (CRV, 22 april 2011). Volgens de boeren is het percentage van het aantal koeien dat per lactatie een of meerdere keren kreupel wordt op het eigen bedrijf 20% en landelijk schatten zij het in op 31%. In het projectvoorstel staat dat 25% van de Nederlandse melkkoeien per lactatie een of meerdere keren kreupel wordt (A.M. de Kreij en G.C.M.P. van Laarhoven). Hier schatten de boeren zichzelf 5% lager in als het Nederlandse gemiddelde en schatten het Nederlandse gemiddelde 6% hoger dan het werkelijke gemiddelde. Hier is het niet zo’n uitschieter als bij het percentage volledig gezonde achterklauwen en het percentage van het aantal koeien dat per lactatie een of meerdere keren kreupel wordt.
Volgens de boeren is het percentage van het aantal koeien dat per lactatie een of meerdere klauwaandoeningen heeft op het eigen bedrijf 21% en landelijk schatten zij het in op 41%. Volgens Menno Holzhauer heeft 70% van de Nederlandse melkkoeien een of meerder klauwaandoeningen per lactatie. Dit scheelt dus 29% met het geschatte Nederlandse gemiddelde. Maar nog erger is dat de boeren denken dat zij maar 21% problemen hebben terwijl uit onderzoek blijkt dat dit 70% is (Holzhauer, 22 april 2011). Uit de cijfers van DigiKlauw blijkt dat 69% van de koeien tijdens een lactatie een of meerdere klauwaandoeningen heeft. Dit scheelt maar 1% met het onderzoek van Menno Holzhauer en de conclusie die getrokken kan worden is dan ook dat het erg is dat de boeren zelf denken dat ze op hun eigen bedrijf maar 21% melkkoeien hebben die per lactatie een of meerdere klauwaandoeningen hebben. Een ander onderzoek uit 2005 waarin Menno Holzhauer ook heeft meegewerkt geeft ook aan dat 70% van de melkkoeien per lactatie een of meerdere klauwaandoeningen heeft (Van der Waaij e.a.). 29
Friesland Campina heeft uitgesproken dat hun doelstelling is om naar het natuurlijk niveau van klauwgezondheid te gaan. Als er gekeken wordt naar wat de boeren nu schatten zou het niet zo’n probleem zijn om deze doelstelling te behalen. De boeren denken dat ze nu op 21% zitten. Landelijk zou het volgens de boeren nog 11% moeten zakken. Maar uit andere onderzoeken blijkt dat het toch echt nog op 70% ligt en dat er dus nog hard gewerkt moet worden om deze doelstelling te behalen.
30
Aanbevelingen Uit het onderzoek is gebleken dat nog veel onduidelijk is over de hoeveelheid van de been- en klauwproblemen in de Nederlandse melkveehouderij. Ondernemers zijn wel bekend met de hoeveelheid van de problemen in Nederland maar denken niet dat ze daar zelf ook bij horen. Hierover zou beter voorlichting gegeven kunnen worden en vooral het herkennen van been- en klauwproblemen. Ook het gebruik van registratie methoden is onder de maat. Minder dan de helft van de ondervraagden maakt gebruik van digitale registratie methoden voor been- en klauwproblemen. Terwijl hiermee een overzichtelijk beeld gecreëerd kan worden over de hoeveelheid problemen en de zwakke plekken in een bedrijf. Het gebruik van digitale registratie moet dus aangespoord worden en desnoods een praktische oplossing gevonden worden om dit te doen. Het duidelijkheid scheppen over de financiële gevolgen van been- en klauwproblemen is ook een punt van aandacht. Er is veel onduidelijkheid over de kosten van de problemen. Dit doordat er veel factoren zijn die er mee te maken hebben maar niet te peilen zijn.
31
Bronnen •
•
DGZ. (2003). Klauwverzorging bij melkvee. [www-document].
Geraardpleegd: 17 februari 2011. CRV. (2010). Fokwaarde klauwgezondheid. [www-document]. < https://www.crv4all.nl/downloads/e-hoofdstukken/e30.pdf> Geraadpleegd: 22 april 2010.
•
GD Deventer. (2010). Zoolzweren. [www-document]. Geraadpleegd: 18 februari 2011.
•
GD Deventer. (2010). Zoolbloedingen. [www-document.] Geraadpleegd: 18 februari 2011. GDS Hoofcare. (2010). Bouw en functie. [www-document]. Geraadpleegd: 14 februari 2011 GDS Hoofcare. (2010). De runderklauw. [www-document]. Geraadpleegd: 8 februari 2011 GDS Hoofcare. (2010). Teenflegmoon. [www-document]. < http://www.gds-hoofcare.com/Page.asp?Page=TEENFLEGMOON> Geraadpleegd: 17 februari 2011
• • •
•
•
• • •
•
Geyter, de Sofie. (2007) Klauwproblemen bij rundvee. [www-document]. Geraadpleegd: 16 februari 2011 Holzhauer, M. (2006). Claw health in dairy cows in The Netherlands. [www-document]. Geraadpleegd: 22 april 2011.
Jef Laureyens. (2006). Mortellaro. [www-document]. < http://www.buitenpraktijk.ugent.be/pages/archief/mortellaro.pdf> Geraadpleegd: 18 februari 2011. Kreij, A.M de. en G.C.M.P van Laarhoven. (2010). Projectvoorstel Grip op Klauwen. Den Bosch: ZLTO Van der Waaij, E.H., M. Holzhauer, E. Ellen, C. Kamphuis en G. de Jong. 2005. Genetic parameters for Claw Disorders in Dutch Dairy Cattle and Correlations with Conformation Traits. Journal of Dairy Science 88: 3672-367. Vermeer, C.W.C.M. Persoonlijke mededeling, 18 april 2011.
32
Bijlagen Bijlage 1 Quickscan Naam van het bedrijf: Gemeente: 1
Provincie:
2
Hoeveel stuks melkvee heeft u (incl. droogstand)?
3
In wat voor type stal wordt het melkvee gehouden? a. Ligboxen b. Potstal c. Grupstal d. Anders, namelijk …
4
Wordt er voor de melkgevende koeien ’s zomers weidegang toegepast? a. Ja b. Nee c. Heel het jaar door weidegang,
5
Van welke score systemen maakt u gebruik voor waarnemingen bij uw melkvee? En registreert u deze? a. Locomotie / beweging score b. Conditie score c. Klauwscore d. Pensscore e. Mestscore f. Geen
6
Wie is uw belangrijkste adviseur wat betreft de diergezondheid? a. b. c. d. e. f.
7
Dierenarts Voervoorlichter Rundvee Pedicure Vruchtbaarheidspecialist Fokkerijvoorlichter Anders, namelijk….
Kunt u de volgende onderwerpen schikken op wat u belangrijk vind, met 1 het meest belangrijk en 4 het minst belangrijk? a. b. c. d.
Been- en Klauwgezondheid Uiergezondheid Vruchtbaarheid Problemen rondom afkalven
33
Onderdeel 1: Been- en klauwgezondheid. 8
Wie is uw belangrijkste adviseur wat betreft de been- en klauwgezondheid? a. b. c. d. e. f.
Dierenarts Voervoorlichter Rundvee Pedicure Vruchtbaarheidspecialist Fokkerijvoorlichter Anders, namelijk….
9
Hoeveel procent van uw melkkoeien denkt u dat per lactatie een of meerdere been- of klauwaandoeningen heeft?
10
Vindt u dat u goed genoeg op de hoogte bent van been- en klauwproblemen om ze te voorkomen en te behandelen? a. Ja b. Nee
11
Aan welke voorwaarden moet een juist voetbad voldoen? a. b. c. d. e.
Lengte Breedte Diepte van de oplossing Aantal koeien voor verversen van de oplossing Voorbehandeling
12
Verdiept u zich in been- en klauwgezondheid? a. Ja b. Nee
13
Zo ja, op welke manier doet u dit? a. Cursussen b. Informatie avonden c. Vakliteratuur d. Studieclubs e. Voorlichting (bijv. dierenarts, voervoorlichter of Rundvee pedicuren) f. Anders
14
Verdiept u zich meer of minder in klauw gezondheid dan in: Uiergezondheid Voeding
meer / minder
Fokkerij
meer / minder
Vruchtbaarheid
meer / minder
Voederteelt
meer / minder
Algemene diergezondheid Huisvesting
15
meer / minder
meer / minder meer / minder
Hoeveel procent van uw rundvee denkt u dat volledig gezonde achterklauwen heeft?
34
16
Wanneer worden de koeien bekapt en door wie? Schema
17
Maakt u gebruik van een voetbad? a. Ja b. Nee
18
Om de hoeveel tijd past u het voetbad toe? (Indien weidegang verschil aan laten geven.) a. Om de week b. Om de twee weken c. Om de drie weken d. Om de vier weken e. Om de vijf weken f. Om de zes weken g. Om de zeven weken h. Om de twee maanden i. Sporadisch j. Anders, namelijk …
19
Hoe vaak gaat het koppel achter elkaar door het voetbad? (met tussen pauzes bijv. op 1 dag na de 2 melkbeurten)
20
Welk middel gebruikt u voor het voetbad (meerdere antwoorden mogelijk) o Antibiotica o Formaline o Koper zink sulfaat o Anders, namelijk …
21
Hoeveel procent van de Nederlandse melkkoeien denk u dat per lactatie een of meerdere klauwaandoeningen heeft?
22
Welke been- en klauwproblemen kunt u bij uw melkkoeien herkennen? Schema Van welke been- en klauwproblemen weet u de behandelmethoden? Schema Hoeveel procent van uw melkkoeien denkt u dat per lactatie een of meerdere keren kreupel wordt?
23 24
25
Op welke manier registreert u de been- en klauwproblemen van uw melkvee? a. Digiklauw b. Management programma c. Anders d. Niet
26
Waaraan ziet u dat er mogelijk been- of klauwproblemen zijn? Schema Wanneer wordt de koe behandeld? Schema Welke been- en klauwproblemen komen voor in u veestapel? Schema Hoe vaak wordt er op jaarbasis een behandeling wegens been- en klauwproblemen uitgevoerd? Aandoeningen die worden verholpen. (aantal) Ondervindt u economische schade door been- en klauwproblemen binnen uw koppel? a. Ja
27 28 29 30
35
b.
Nee
31
Bent u intensief bezig met het verbeteren van been- en klauwgezondheid van uw melkveestapel? a. Ja b. Wel mee bezig, maar niet intensief c. Nee
32
Hoeveel procent van de Nederlandse melkkoeien denk u dat per lactatie een of meerdere kerenkreupel wordt?
33
Vind u dat er genoeg aandacht wordt besteed aan been- en klauwproblemen in de sector? a. Ja b. Nee
34
Wilt u op de hoogte gehouden over het voorkomen en behandelen van been- en klauwproblemen? a. Ja b. Nee
35
Zo ja, op welke manier? a. Cursussen b. Informatie avonden c. Vakliteratuur d. Studieclubs e. Voorlichting.(bijv. dierenarts, voervoorlichter of klauwbekapper) f. Anders…
36
Hoeveel procent van het Nederlandse rundvee denk u dat volledig gezonde achterklauwen heeft?
Opmerkingen: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hartelijk dank voor uw medewerking.
36
Bijlage 2: Schema’s quickscan
r oo tv m Ko len e nd ha e n Be nn e rk He
Aandoening Mortellaro / italiaanse stinkpoot/ dermatitis digitalis Stinkpoot / tussenklauweczeem / dermatitis interdigitalis
Tussenklauw ontsteking / tussenteenflegmoon/ kleufpoot/ kleipoot/ slakkepoot/ moervet/krep/ haarworm/ panaritium/ Interdigital phleg Bevangenheid/ bovine laminitis Tussenklauwgezwel/tyloom/ tyloma Dikke hakken/ groepbenen/ grupbenen Witte lijn defect / wandzweer Zool bloeding Zool kneuzing Zoolzweren/ kriek/ ulcus Dubbele zool Wandscheur/ hoornspleet Teenpunt necrose Fractuur van het klauwbeen Anders:
37
Moment / Wie Veehouder Klauwbekapper Veearts Als ze droog gezet worden Als er problemen zijn 1 keer per jaar heel het koppel tegelijk 2 keer per jaar heel het koppel tegelijk 3 of meer keer per jaar heel het koppel tegelijk Al het melkvee verspreidt over een jaar 1 keer Al het melkvee verspreidt over een jaar 2 keer Al het melkvee verspreidt over een jaar 3 of meer keer Om de 4 maanden heel het koppel tegelijk Om de 5 maanden heel het koppel tegelijk Om de 7 maanden heel het koppel tegelijk Om de 8 maanden heel het koppel tegelijk Anders:
en el nd ha e n Be nn e rk He
Symptomen De koe gebruikt niet alle vier de poten De koe loopt gevoelig en onregelmatig De houding van de koe is ongewoon De conditie van de koe gaat achteruit De koe ligt ongewoon veel De koe eet en drinkt minder Een verminderde producite bij de koe
De koe gaat niet of maar half in de box liggen Weinig tot geen herkauwactiviteit Klauw zelf ziet er anders uit De gang van de koe is anders dan normaal Anders:
38
Bijlage 2 Poster integrale adviesaanpak
39
Bijlage 3 Leidraad voor een optimale adviesaanpak ten aanzien van klauwgezondheid op melkveebedrijven
40
Leidraad voor een optimale adviesaanpak
ten aanzien van
klauwgezondheid op
melkveebedrijven Doel van de integrale adviesaanpak is het verbeteren van klauwgezondheid van het vee op een bedrijf. Essentieel voor succes zijn de volgende vier elementen: 1 de veehouder ervaart probleemeigenaarschap. 2 de adviesaanpak gebeurt structureel. 3 de adviesaanpak is inhoudelijk correct. 4 de veehouder voert de gegeven adviezen in de stal uit. Deze vier stappen binnen het toepassen van de integrale adviesaanpak zijn leidend voor de opbouw van deze leidraad. Middels een email- enquête is aan 48 deelnemende veehouders gevraagd wat hun beweegredenen waren tot deelname aan het project, wat hun verwachtingen waren en of die binnen het project waar gemaakt
zijn. Daarnaast is hen gevraagd naar succes factoren van de integrale
adviesaanpak, alsmede naar verbeterpunten. Als laatste is de veehouders gevraagd naar hun intentie om door te gaan met het toepassen van een integrale adviesaanpak en hoe ze dat zouden vormgeven. De volledige enquête is na te slaan in de bijlage. Er zijn 3 procesbegeleiders en 2 dierenartsen die bij het hele proces betrokken zijn geweest individueel geïnterviewd waarin de nadruk is gelegd op hun ervaring per veehouder. Van de 48 deelnemende veehouders hebben 43 (90%) veehouders de volledige enquête ingevuld. Hieronder staat, op basis van de enquêteresultaten en de gesprekken met de procesbegeleiders, uitgelegd welke factoren belangrijk zijn om in het integrale advies te verwerken om een optimaal resultaat te bereiken.
1 De veehouder ervaart probleemeigenaarschap Binnen de enquête zijn een aantal vragen gesteld aan de veehouders om duidelijk te krijgen met welke beweegredenen ze in het project gestapt zijn en wat ze zichzelf als doel hadden gesteld met hun deelname. Hieruit blijkt welke veehouders open staan voor deelname aan deze vorm van integrale advisering. Verder zijn veehouders op basis van de gesprekken met de procesbegeleiders opgedeeld naar mate van hun motivatie om de adviezen uit te voeren. Op basis hiervan zijn de veehouders in een laag- , een gemiddeld- en een hooggemotiveerde groep ingedeeld. Uit de gegevens blijkt hoe de ervaring van een probleem met de klauwgezondheid verband houdt met de mate van motivatie van een veehouder om adviezen op te volgen en met zijn beleving van het project en met zijn wil om door te gaan in de toekomst. 1.1 Beweegredenen voor deelname In de enquête is gevraagd naar de beweegredenen van de veehouder die hij of zij had om mee te doen aan het project. Het was bij deze vraag mogelijk meerdere beweegredenen op te geven. In totaal zijn er 48 beweegredenen opgegeven. De antwoorden van de deelnemers zijn gesplitst in vier categorieën: 1. het ervaren van een kennisleemte. 2. het wensen van economisch voordeel. 41
3. het voelen van sociale druk. Hiermee wordt bedoeld deelname slechts omdat hij of zij daarvoor gevraagd is door een lid van het adviesteam of de procesbegeleider. 4. het werkgemak is niet hoog genoeg.
Grafiek 1: Beweegredenen voor deelname n=48
29% 40%
Ervaren kennisleemte Economisch voordeel Sociale druk
27%
Onvoldoende werkgemak
4%
Zoals te zien in grafiek 1 is de meest genoemde beweegreden, 19 van 48 beweegredenen (40%), om mee te doen aan Grip op Klauwen het ervaren van een kennisleemte. De veehouders geven aan geïnteresseerd te zijn in het vergaren van meer kennis omtrent de klauwen onder hun koeien en van meer kennis over hun specifieke bedrijfsfactoren die daarop van invloed zijn. Hierna op de tweede plek, 14 van 48 opgegeven beweegredenen (29%), werd het ervaren van te weinig werkgemak genoemd. Verder werd er nog 13 (27%) keer het voelen van sociale druk en 2 (4%) keer het wensen van economisch voordeel genoemd.
1.2 Doel van deelname In de enquête is gevraagd naar de doelen van de veehouder die hij of zij wilde bereiken met deelname aan het project. Veehouders konden meerdere doelen noemen. In totaal zijn 47 doelen genoemd. De gegeven antwoorden zijn gesplitst in 3 doelcategorieën: 1. educatie,
hieronder
valt
het
opdoen
van
kennis
over
en
inzicht
krijgen
in
de
klauwgezondheid van het koppel 2. het behalen van economisch voordeel 3. het verhogen van werkplezier. Hiermee wordt bedoeld het creëren van een situatie waarin zo min mogelijk probleemkoeien aandacht nodig hebben of waarin een zo gezond mogelijk koppel ontstaat: “elke kreupele is er een
Grafiek 2: Doelen volgens deelnemers n=47
Grafiek 3: Doel van deelname n=47
teveel”.
9% 17% Educatie 17% 17% 66%
Doel bereikt Doel niet bereikt
Economisch voordeel 17% Verhogen van werkplezier 66%
42
91%
Zoals te zien in grafiek 2 is meest genoemde doel dat veehouders willen behalen het verhogen van het werkplezier, 31 van 47 (66%) gegeven antwoorden. Het behalen van economisch voordeel en het verkrijgen van inzicht in klauwaandoeningen staan op een gedeelde tweede plaats, 8 van 47 (17%) gegeven antwoorden. 39 (91%) veehouders geven aan dat ze een of meerdere van hun doelen bereikt hebben tegenover 4 (9%) veehouders die aangeven hun doel niet bereikt te hebben. (Grafiek 3) Uit de enquête is niet naar voren gekomen wat de reden was dat ze hun doel niet bereikt hebben.
1.3 Motivatie om adviezen uit te voeren Van de 48 veehouders die deelnamen aan het project hebben er 43 (90%) de volledige enquête ingevuld. Deze 43 veehouders zijn op basis van gesprekken met de procesbegeleiders ingedeeld in drie motivatiecategorieën: laag, gemiddeld- en hooggemotiveerd. 7 (16%) van de 43 veehouders zijn laag gemotiveerd, 26 (60%) veehouders zijn gemiddeld gemotiveerd en 10 (23%) veehouders zijn hoog gemotiveerd. Binnen de laag gemotiveerde groep veehouders geven 5 (71%) deelnemers aan geen probleem te hebben ervaren met klauwgezondheid op hun bedrijf ten opzichte van respectievelijk 2 (8%) en 0 (0%) veehouders in de gemiddeld- en hoog gemotiveerde groepen. Binnen de laag gemotiveerde groep veehouders geven 2 (29%) deelnemers aan wél een probleem te hebben ervaren met de klauwgezondheid op hun bedrijf tijdens het project. Binnen de gemiddeld en hoog gemotiveerde groepen geven respectievelijk 9 (35%) en 5 (50%) veehouders aan een probleem te ervaren met hun klauwgezondheid. 4 (57%) van de 7 laag gemotiveerde veehouders geeft aan niets te hebben gehad aan het project. Uit de gemiddeld- en hoog gemotiveerde groep veehouders geven respectievelijk 3 (12%) en 1 (10%) veehouders aan niets te hebben gehad aan de aanpak. Uit de enquête blijkt niet waarom de laatste categorie aangaf niets aan de aanpak gehad te hebben. Van de laag gemotiveerde groep geven 3 (43%) veehouders aan door te willen gaan met de integrale adviesaanpak tegenover 15 (58%) uit de gemiddeld gemotiveerde groep en 6 (60%) uit de hoog gemotiveerde groep. Tabel 1. Effect van motivatie op probleemeigenaarschap en projectervaring Veehouders:
Laag (n = 7)
‘Ik ervaar wel problemen met
Gemiddeld (n = 26)
Hoog (n = 10)
29%
35%
50%
71%
8%
0%
57%
12%
10%
klauwgezondheid op mijn bedrijf’ ‘Ik ervaar geen problemen met klauwgezondheid op mijn bedrijf’ ‘Ik heb niets aan het project gehad’
43
‘Ik wil doorgaan met de integrale
43%
58%
60%
adviesaanpak’
Samenvattend
geven
veehouders
dat
ze
een
kennisleemte
ervaren
op
het
gebied
van
klauwgezondheid in hun bedrijfsspecifieke situatie en dat ze met behulp van de integrale adviesaanpak willen komen tot het doel: een vermindering van hun werkzaamheden en dus een verhoging van werkplezier. Verder blijkt dat de mate van motivatie van een veehouder om advies op te volgen rechtstreeks gekoppeld is aan hun mate van probleemervaring. Hoe hoger gemotiveerd de veehouder is, hoe meer hij of zij zich bewust is van een probleem met de klauwgezondheid op het bedrijf. Ook blijkt dat hoe hoger gemotiveerd de veehouder is, hoe minder aangegeven wordt dat het project niets opgeleverd heeft en hoe vaker hij of zij aangeeft door te willen gaan met de adviesaanpak.
2 De adviesaanpak gebeurt structureel Uit de enquête blijkt dat structurele verslaglegging belangrijk is. Ook vanuit de procesbegeleiders en de bijeenkomst op 30 oktober 2013 is aangegeven dat het zeer wenselijk is om een verslag te maken waarin de volgende onderdelen zouden moeten staan: 1. Een probleemstelling waarin een duidelijke behoefte van de veehouder naar voren komt. 2. Een doelstelling. 3. De bevindingen in de stal met betrekking tot de probleemstelling. 4. Een analyse waarin uitgelegd wordt hoe de bevindingen oorzaak zijn van het probleem. 5. Een plan van aanpak waarin SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdsgebonden) geformuleerd wordt. Bij verslagen van volgende bedrijfsbezoeken moet eerst een actuele stand van zaken naar aanleiding van het plan van aanpak beschreven worden, daarna moeten de harde resultaten van de laatste klauwverzorgingsbeurt benoemd worden en dan start de cyclus opnieuw vanaf de analyse. Na afloop van het gesprek moeten alle deelnemers aan het keukentafelgesprek een exemplaar van het verslag krijgen. Veehouders gaven aan het krijgen van een schriftelijk verslag als overzichtelijk te ervaren, vooral als het verslag snel na een bijeenkomst werd rondgestuurd: “alles komt op papier te staan. beter overzicht. beter naar punten toe werken”. 3 De adviesaanpak is inhoudelijk correct Commentaren van veehouders uit de enquête en aan hun gegeven adviezen zijn naast elkaar gelegd om daaruit op te maken wat voor hen de integrale adviesaanpak inhoud geeft. Daarnaast is elke veehouder gevraagd naar de drie beste adviezen die hij of zij gekregen heeft. 3.1 De samenwerking aan tafel Uit de enquête en de interviews met de procesbegeleiders volgt dat er aan het advies twee dingen belangrijk zijn met betrekking tot de samenwerking aan tafel. Ten eerste het ontstaan van een ‘klik’ tussen de leden van het adviesteam en tussen het adviesteam en de veehouder. Een veehouder die zich op zijn gemak voelt bij een adviesteam zal 44
zijn behoefte duidelijker uiten zodat het advies beter kan aansluiten bij zijn wensen en behoeften. Dat komt de inhoud van het advies ten goede. Veehouders geven hierover aan dat het wenselijk is als het adviesteam: “Meer op praktijk niveau denkt”. Ten tweede is het van belang dat alle leden van de adviescommissie verstand van zaken hebben. In het bijzonder de procesbegeleider staat in dit opzicht onder druk. Hij levert volgens veehouders niet direct een zichtbare input binnen de specialismen, maar geven hierover aan: “Projectleiding heeft minimaal basiskennis nodig”. Volgens leden van de adviesgroep zelf kan de rol van de procesbegeleider ook vervult worden door een van de andere specialisten binnen het team. Het is volgens hen echter wel belangrijk dat iemand de taken van de procesbegeleider: verslaglegging, Begeleiden van de keukentafelgesprekken en zorgen dat iedereen gehoord wordt en een helder SMART advies formuleren.
3.2 De procesbegeleiding Uit de enquête blijkt dat voor de deelnemers de noodzaak voor een procesbegeleider onduidelijk is: “Procesbegeleider niet nodig. Met iedere partij afzonderlijk de situatie omtrent klauwen monitoren. Niet meer alle partijen tegelijk aan tafel”.
Grafiek 4: De procesbegeleiding n=43 Zonder procesbegeleider 30%
Individueel
33%
Indien problemen Overig 14%
16%
7%
Gaat niet door
Zoals te zien in grafiek 4 geeft 14 van de 43 (26%) ondervraagden aan zonder procesbegeleider de adviesaanpak
voort
te
zullen
zetten.
7
(47%)
veehouders gaven aan in de toekomst met iedere
Grafiek 5: Opgevolgd advies per groep
specialist individueel of met enkele specialisten aan tafel te gaan zitten. 3 (9%) deelnemers gaven aan de
100
specialisten pas op te roepen als er opnieuw problemen
86
90 77 80 70 %
60
optraden met de klauwgezondheid. 6 (14%) van de
72 67 55
57
veehouder geven aan op een andere manier door te gaan. 13 (30%) van de veehouder geven aan niet door
50
te willen gaan.
40
Binnen het project zijn er vijf procesgroepen geweest
30 20
van ieder tien veehouders. In de enquête is gevraagd
10
in het project. Daarnaast is uit de gesprekken met de
naar de motivatie van de veehouders om in te stappen
0 d p5 p4 p3 p2 p1 o lg oe oe oe oe oe r r r r r ev g G G G G G p lo aa t To
45
procesbegeleiders opgemaakt wat volgens hen de motivatie was van de veehouders om mee te doen. In één groep is er een duidelijke discrepantie tussen de motivatie van de veehouder volgens de veehouder en de motivatie van de veehouder volgens de procesbegeleider. Opvallend is dat in deze groep advies ook het slechtste werd opgevolgd, namelijk slechts 55%. In vergelijking met de andere groepen waar 57%, 72%, 77% en 86% werd opgevolgd. In totaal werd 67% van de gegeven adviezen opgevolgd. Binnen de groepen is geen groot verschil in de manier waarop advies gegeven werd. Echter één groep gaf aan uitsluitend advies te geven waar draagvlak voor was, hier werd dan ook een percentage van 86% opgevolgde adviezen gehaald.
3.3 Favoriete adviezen In de enquête is gevraagd naar de best gewaardeerde adviezen. De antwoorden zijn onderverdeeld in zeven adviescategorieën: 1.
Klauwbelasting= gaten vloer opvullen/ roosters opruwen/ roosters vervangen/ rubber op vloer leggen/ steentjes verwijderen/ obstakels verwijderen/doorgang verruimen/ obstakels afdekken met rubber/ drinkbakken bijmaken/ drinkbakken verplaatsen/ koe verkeer monitoren m.b.v. time- lapse- camera/ extra krachtvoerbox plaatsen/ bekapbox op een ruimere plek plaatsen.
2. Ligcomfort= boxmaataanpassingen/ rubberen matrassen plaatsen/ rubberen matrassen vervangen/ waterbedden plaatsen/ meer strooisel in box. 3. Klauwpedicure= eigen bekappingen ook noteren in digiklauw/ frequenter bekappen/ minder bekappen/ nieuwe koeien bij binnenkomst bekappen/ extra bekappen koeien op attentielijst/ individueel behandelen koeien op attentielijst/ maandelijkse controle jongvee door pedicure/ andere bekapbox. 4. Infectiedruk= meer mestschuiven/ mestschuif verbeteren/ mestrobot installeren / IBR& BVDV testen/ bezetting verlagen/ natte plekken verharden en / rugspuit formaline over boxen/ tijdens weideperiode stal schoonmaken met formaline. 5. Voetbaden= voetbad frequentie omhoog/ voetbad met formaline / voetbad met kopersulfaat en/of een alternatief middel/ plaats voetbad wijzigen/ jongvee ook door voetbad/ voetbad regelmatig reinigen/ klauwen afspuiten voor ze in voetbad gaan/ nieuwe koeien op bedrijf ook door voetbad/ kopersulfaat/ formaline rugspuit over klauwen. 6. Rantsoen= conditiescore/ mestscore/ herkauwactiviteit/ voldoende structuur aanbieden/ voerovergang bij transitie geleidelijk maken/ rantsoen wijzigen melkvee/ rantsoen wijzigen jongvee/ rantsoen wijzigen droge koeien/ maïs recht afsteken/ mengkuil maken/ krachtvoer in kleinere porties. 7. Management= fokkerij/ vee niet door stal jagen/ windbreekgaas plaatsen/ gaten zagen in lichtkoepel en nok/ dak halve meter verlengen/ goot plaatsen/ ventilator plaatsen/ nieuwe sleufsilo plaatsen.
Grafiek 6: Best gewaardeerde adviezen
wb e Kl au
26
23 16 8
8
6
la sti ng Vo et ba Kl d au wp en ed ic u re Ra nt so en Lig co m fo In rt fe ct ie dr M uk an ag em en t
30 25 20 15 10 5 0
3
46
Zoals te zien in grafiek 6 werd als best gewaardeerd advies het verlagen van de klauwbelasting het vaakst genoemd, namelijk 26 keer. Hierna volgen adviezen omtrent het voetenbad (23 keer) en het toepassen van de rundveepedicure (16 keer). Waarom deze adviezen als best gewaardeerd werden viel niet uit de enquête op te maken. Adviezen in de categorie management werden het minst genoemd (3 keer). Het verminderen van klauwbelasting hield veelal in het afvlakken van een opstapje, het leggen van rubber op vloeren of het afdekken van uitstekende voorwerpen in de stal. Dit zijn makkelijk te verhelpen problemen. Daarnaast is het deelnemers ook duidelijk uit te leggen wat de relatie is tussen het advies en de belasting van de klauwen. Hoewel een voetbad niet erg makkelijk te realiseren is zien veel veehouders hier het nut van in. Zij geven in de enquête aan het logisch te vinden de klauwen te desinfecteren om infectieuze aandoeningen onder controle te krijgen. Voor diegenen die al een voetbad hadden is het vaak eenvoudig deze te optimaliseren. Tot slot werd het optimaliseren van de rundveepedicure als best gewaardeerd advies genoemd. Dit is én relatief eenvoudig te realiseren én de deelnemers geven aan hier de noodzaak van in te zien. Veehouders geven aan te begrijpen dat de problemen “vanzelf niet over gaan”, het actief en individueel klauwverzorgen van koeien spreekt hen dan ook erg aan.
%
Grafiek 7: Opgevolgd advies per adviescategorie 86
100 80 60 40 20 0
b uw Kla
g.. tin s a el
68
66
72
65
68 28
. co Lig
or mf
er tv
... d tie ec f In
e.. kv ru
.
e so nt Ra
n
n ge jzi i w
b en et o V
ad nd Ru
ve
r icu ed p e
e M
me ge a an
nt
Uit grafiek 7 blijkt dat in de categorieën klauwbelasting verlagen, voetenbad toepassen, ligcomfort verhogen, infectiedruk verlagen en rantsoen wijzigen ongeveer 70% van de adviezen opgevolgd werd. In de categorie rundveepedicure werd 86% opgevolgd en in de groep management werd 28% opgevolgd. In deze analyse van meest opgevolgde adviezen is de groep veehouders die alleen adviezen kregen die ze sowieso wilden opvolgen niet meegenomen. Uit de enquête bleek dat veehouders advies niet opvolgden wanneer zij daar de noodzaak niet van zagen of het verband met klauwgezondheid niet konden leggen: “Plek van waterbak invloed op klauwgezondheid.....??”. In de groep waar slechts 55% van het advies werd opgevolgd bleek uit de gesprekken met de procesbegeleider dat het advies niet gedetailleerd gegeven werd en dat het advies na het eerste bezoek niet meer herhaald werd.
47
4 De veehouder voert de gegeven adviezen in de stal uit Uit de enquête en uit de gesprekken met de procesbegeleiders blijkt dat adviezen het beste opgevolgd worden als ze makkelijk inpasbaar zijn in de gang van zaken op een bedrijf. Daarnaast blijken adviezen waarvan verwacht werd dat ze ‘snel’ resultaat zouden laten zien: “quick flip”, beter opgevolgd te zijn. Verder blijkt uit de enquête dat het goed is voor de motivatie van de veehouder als een keukentafelgesprek direct na een klauwverzorgingsbeurt plaatsvindt: “De integrale
adviesaanpak
moet bij
voorkeur
zo
spoedig mogelijk gebeuren
na
de
laatste
koppelbehandeling. Werken met actuele gegevens “. Zo is de klauwverzorgingskennis nog recent en de motivatie tot handelen in de stal hoog. Bij een groot tijdsinterval tussen het klauwverzorgingsmoment en het adviesmoment geven veehouders aan dat advies zinloos is omdat de klauwen van hun koeien niet meer hetzelfde zijn als tijdens het meetpunt. Deelnemers geven als redenen om advies niet op te volgen dat zij het nut er niet van inzien of het verband tussen het advies en betere klauwgezondheid niet kunnen leggen. Leden uit het adviesteam gaven aan dat deelnemers advies niet opvolgen omdat zij zeggen er (nog) geen tijd voor te hebben of omdat het probleem geen prioriteit heeft: “hoe makkelijker inpasbaar, hoe sneller overtuigd, des te sneller gerealiseerd. En zoek enthousiaste mensen, van positieve energie krijg je positieve energie”.
5 Succesvolle factoren van de integrale adviesaanpak Van belang voor de evaluatie van de integrale adviesaanpak is inzicht verkrijgen in wat veehouders hebben ervaren als hun opbrengst van het project. Hierbij was steeds 1 antwoord mogelijk. 14 (33%) veehouders geven aan in de enquête dat ze inzicht hebben gekregen in klauwgezondheid van hun koeien op hun bedrijf. 7 (16%) veehouders zeggen dat de integrale adviesaanpak ze vooral eenduidig advies heeft opgebracht.
11 (26%) veehouders geven aan dat vooral de
klauwgezondheid op hun bedrijf is verbeterd. Slechts 2 (5%)
veehouders geven aan dat ze
praktische tips hebben gekregen. De overige veehouders 9 (20%) geven aan dat de adviesaanpak hen weinig heeft opgeleverd. Tabel 2. Succesfactoren Belangrijkste opbrengst van het project Ik heb inzicht gekregen in de klauwgezondheid van mijn bedrijf
33%
De klauwgezondheid op mijn bedrijf is verbeterd
26%
Adviesaanpak heeft weinig opgeleverd
20%
Adviesaanpak heeft eenduidig advies opgeleverd
16%
Ik heb praktische tips gekregen
5%
In totaal hebben 23 van de 43 veehouders antwoord gegeven op de vraag: ‘Welke factoren van de integrale adviesaanpak waren bij u succesvol?’. Zoals zichtbaar in tabel 2 geven 13 (57%) deelnemers aan dat vooral het krijgen van een eenduidig advies dat door meerdere specialisten is geformuleerd een succesfactor van de integrale adviesaanpak is. Het overige deel van de veehouders dat de vraag beantwoordt heeft vond de verslaglegging een succesfactor. Een van de veehouders vond zijn eigen inbreng de belangrijkste succesfactor.
48
6 Verbeterpunten van de integrale adviesaanpak. Vaak genoemd commentaar van de veehouders is dat Digiklauw gebruiksonvriendelijk is en de KGS- score onduidelijk. Alleen met een bruikbaar en gevoelig instrument kun je resultaat meten. Procesbegeleiders geven aan dat veehouders minder gemotiveerd raakten om adviezen op te volgen als de veehouders het idee hadden dat de KGS niet overeenkwam met de werkelijke situatie op hun bedrijf. “Dat was jammer. Aantal drietjes was fors minder geworden maar totaal score digiklauw was niet veranderd.” Verder geven meerdere veehouders aan dat bij een uitbreiding van het project het leuk en leerzaam zou zijn om intercollegiaal overleg in te plannen, zodat ze weten hoe de integrale adviesaanpak bij de buren verloopt. “Het intergraal adviesaanpak vonden wij goed. Maar ook met andere veehouders samen komen en bij elkaar "in de keuken" kijken kan een positief effect hebben.” Als laatste is het kostenplaatje een punt van aandacht. (13 van 44 (30%) veehouders geeft aan niet verder te willen met de integrale adviesaanpak met als belangrijkste overwegingen het tijd- en kostenplaatje en het uitblijven van meetbare resultaten doordat de KGS niet omhoog is gegaan.) Hieruit volgt dat 70% aangeeft wel door te willen gaan met de integrale adviesaanpak.
7 Conclusies voor een optimale adviesaanpak ten aanzien van klauwgezondheid op melkveebedrijven. 40% van de veehouders deed mee aan Grip op Klauwen omdat ze de wens hadden meer kennis op te doen over klauwaandoeningen en hun bedrijfsspecifieke factoren die hierop van invloed zijn. 33% van de veehouders geeft aan inzicht te hebben gekregen in klauwgezondheid op hun bedrijf. 60% van de veehouders noemen het verhogen van werkplezier het belangrijkste doel dat ze wilden behalen door mee te doen aan het project Grip op Klauwen. 91 % van de veehouders geeft aan een of meerdere van hun doelen bereikt te hebben na deelname aan Grip op Klauwen. Hoe hoger gemotiveerd de veehouder is, hoe meer hij of zij zich bewust is van een probleem met de klauwgezondheid op het bedrijf. Hoe hoger gemotiveerd de veehouder is, hoe minder aangegeven wordt dat het project niets opgeleverd heeft. Hoe hoger gemotiveerd de veehouder is, hoe vaker hij of zij aangeeft door te willen gaan met de adviesaanpak. 70% van de veehouders geeft aan door te gaan met de integrale adviesaanpak.
49
Volgens veehouders en procesbegeleiders moet de adviesaanpak structureel vormgegeven zijn om effect te sorteren. Dat wil zeggen dat er regelmatig terugkoppel momenten moeten zijn en dat de adviezen en resultaten steeds schriftelijk vastgelegd worden. Om inhoud te geven aan het advies is tijdens de samenwerking aan tafel het bestaan van een ‘klik’ tussen de leden van het adviesteam en de veehouder en de leden van het adviesteam onderling belangrijk. De best gewaardeerde adviescategorie door veehouders is het verlagen van de klauwbelasting met daarin als best gewaardeerde adviezen het afdekken van uitstekende voorwerpen in de loopgangen van de koeien en het leggen van rubber op de vloer in de stal. Favoriete adviescategorie nummer 2 is het toepassen of aanpassen van het voetenbad. Uit de gesprekken met de erfbeterders blijkt dat hier het advies vaak niet juist wordt uitgevoerd. De dosering formaline blijkt vaak incorrect of het niveau van het water is niet hoog genoeg om de aangedane plekken te bereiken. Favoriete adviescategorie nummer 3 is het veranderen van het rundveepedicureschema met daarin als best gewaardeerd advies individuele klauwverzorging bij probleemkoeien. De meest opgevolgde adviescategorie is het aanpassen van de rundveepedicure met 86%, met daarin als meest opgevolgde advies het opvoeren van de frequentie van de pedicures. De best toegepaste adviezen zijn díe adviezen die makkelijk inpasbaar zijn in de gang van zaken op het bedrijf en die snel resultaat laten zien. Een keukentafelgesprek moet zo snel mogelijk na de rundveepedicure plaatsvinden. 26% van de veehouders geeft aan dat ze de indruk hebben dat de klauwgezondheid op hun bedrijf verbeterd is. 57% van de veehouders geeft aan dat vooral het krijgen van een eenduidig advies dat door meerdere specialisten is geformuleerd een succesfactor is van de integrale adviesaanpak. De KGS wordt als een onwerkelijke weergave van de werkelijkheid op het bedrijf ervaren door de veehouders. Veehouders geven aan behoefte te hebben aan overleg met collega’s die aan eenzelfde traject over hetzelfde onderwerp doorlopen. Veehouders geven aan dat de projectaanpak bruikbaar is voor andere bedrijfsproblemen.
50
Aanbevelingen: Binnen de groepen blijken veehouders met verschillende redenen geselecteerd te zijn. In één groep waren 8 veehouders geselecteerd die al met klauwgezondheid bezig waren en 2 die volgens de dierenarts problemen met klauwgezondheid op hun bedrijf hadden, maar die niet erg gemotiveerd waren er iets aan te doen. Deze twee veehouders hebben binnen het project niet veel aan klauwgezondheid gedaan. Naast deze groep is bij nog 1 groep op deze manier geselecteerd. De dierenartsen bij 2 andere groepen hebben deelnemers willekeurig gekozen en bij de laatste groep heeft de betreffende dierenarts veehouders met verschillende type stallen willen vergelijken. De groepen die willekeurig samengesteld waren, hebben ongeveer 50% van de gegeven adviezen uitgevoerd. De groepen waarbij geselecteerd was op klauwgezondheidsproblematiek, hebben circa 70% van de adviezen uitgevoerd. De groep waarbij de dierenarts stallen wilde vergelijken had een responsie van 86% maar deze bleek uitsluitend advies te geven waarvan hij dacht dat de veehouders het op zouden volgen. Deze resultaten doen, in combinatie met de letterlijke antwoorden in de enquête, vermoeden dat de motivatie van de veehouder een grote rol speelt. Het is kennelijk moeilijk een onwillende veehouder te motiveren. Procesbegeleiders gaven hierover aan dat wanneer er snel en zichtbaar resultaat behaald kan worden dit een onwillige veehouder toch in beweging kan krijgen “hij ruikt succes”. Een dierenarts geeft aan dat snel en zichtbaar resultaat behalen lastig is omdat klauwgezondheid een multifactorieel probleem is en vaak meerdere oorzaken heeft. Uit het onderzoek kwam naar voren dat leden van het adviesteam andere redenen dan veehouders als oorzaak benoemden voor het niet opvolgen van advies. Volgens hen hadden veehouders geen tijd of gaven ze prioriteit aan andere bezigheden. Veehouders schreven echter dat zij advies niet wilden opvolgen waar zij het nut niet van inzagen of waarvan zij de link met klauwgezondheid niet konden leggen. De reden dat zij geen tijd hadden is niet door veehouders aangedragen. Verder moeten de doelstellingen van de veehouder duidelijk zijn en dient het advies daar zo veel mogelijk bij aan te sluiten. Als een boer graag efficiënt werkt zal hij geneigd zijn advies op te volgen dat in zijn routine te passen is. Een veehouder die het belangrijker vindt dat zijn koeien gezond zijn, zal eerder geneigd zijn vaker probleemkoeien te bekappen. Communicatie is belangrijk. Veehouders, procesbegeleiders en dierenartsen geven aan dat voor een goed advies een ‘klik’ nodig is onderling. Een procesbegeleider gaf aan dat veehouders slechter reageren op “kritiek” op hun management hij zegt daarover “dan merk je wel dat de rem erop gaat”. Een aantal adviseurs geven aan dat het belangrijk is advies tot in detail uit te werken en toe te spitsen op de specifieke situatie van de desbetreffende veehouder. Vervolgens moet bij het volgende bedrijfsbezoek gecontroleerd worden of veehouders het advies juist opgevolgd hebben. Als de veehouder het advies niet (correct) heeft opgevolgd, dient het advies opnieuw uitgelegd of gegeven te worden. Tot slot is de verslaglegging van uitermate belang. Meerdere veehouders hebben aangegeven dit een positief aspect van de integrale adviesaanpak te vinden. 2 van de 5 groepen hadden een zeer gedetailleerde verslaglegging waarin elk aspect van het advies naar voren kwam. Zichtbaar is dat in groepen die een gedetailleerde en gestructureerde verslaglegging hanteerden veehouders meer adviezen hebben opgevolgd.
51
Belangrijk voor het succesvol toepassen van de integrale adviesaanpak zijn de volgende elementen. 1. Geef alleen advies aan veehouders die problemen ervaren met de klauwgezondheid op hun bedrijf. 2. Vraag naar het doel van een veehouder en laat het advies aansluiten op de doelstelling van de veehouder. 3. Geef in eerste instantie adviezen die snel op te volgen zijn, niet te veel kosten en direct zichtbaar resultaat opleveren. 4. Leg goed uit wat het verband is tussen het gegeven advies en de oorzaak van het probleem waarbij je ingaat op de specifieke situatie op het bedrijf. 5. Het advies moet tot in detail uitgewerkt worden en toegespitst zijn op de specifieke situatie van de veehouder. Geef hierbij aan wat de gevolgen van het opvolgen van het advies zijn. 6. Alle adviezen en de mate waarin deze zijn geïmplementeerd in de bedrijfsvoering van de veehouder moeten schriftelijk worden vastgelegd. Treedt hierbij in detail over het advies zodat de veehouder het als een gebruiksaanwijzing kan gebruiken. Zet het advies stapsgewijs neer. 7. Als een advies niet is opgevolgd dient gevraagd te worden waarom het niet is opgevolgd. Op basis hiervan moet het advies opnieuw geformuleerd worden.
Het beste advies: Het blijft moeilijk om te zeggen welk advies het beste werkt. Veehouders waarderen het aanpassen van het voetenbad als het beste advies omdat zij aangeven hiervan het nut in te zien voor het behandelen van infectieuze aandoeningen. Een van de dierenartsen noemt het individueel behandelen en vaker bekappen van koeien als beste maatregel. Een van de procesbegeleiders gaf aan het aanpassen van de ligboxmaat als beste maatregel te zien. Een van de procesbegeleiders gaf aan het aanpassen van de boxen als werkende maatregel te zien. De veehouder vond de maatregel niet werken maar het adviesteam zag in de stal wél vebetering. Pas toen het adviesteam de veehouder hier op wees zag deze toch ook dat het advies geholpen had. Welk advies werkt is afhankelijk van de beleving van de veehouder. Als een advies in de beleving van de veehouder niet zal gaan werken zal hij achteraf ook niet makkelijk te overtuigen zijn dat het geholpen heeft. Bij een gemotiveerde veehouder kan met de volgende adviezen begonnen worden: 1. Afdekken van scherpe randen, uitstekende schroeven, bouten, opstapjes of buizen. Zorg dat alle oppervlaktes egaal zijn in de stal waar de koeien lopen. Vooral rondom de melkstal zijn er punten waar koeien hun klauwen beschadigen. 2. Ligboxmaten aanpassen. Schoftbomen naar voren plaatsen en kniebomen verplaatsen. Zorg dat koeien graag liggen. Kijk kritisch naar de koeien en het ligcomfort en beoordeel aan de hand hiervan waarom ze niet graag liggen. 3. Individueel koeien behandelen. Als een koe kreupel loopt, behandel dan meteen. 4. Klauwdesinfectie. Dit kan met behulp van voetbaden of met behulp een rugspuit. Belangrijk is dat baden schoon zijn en blijven. Zet ze weg na gebruik. Gebruik de correcte concentratie ontsmettingsmiddel en pas het voetbad het liefste 2 keer per week toe waarbij de koeien minstens twee stappen per poot in de bak zetten. 52
5. Algehele infectiedruk. Houd de stal en ligboxen schoon. Voorkomen is beter dan genezen. Als klauwen droog en schoon blijven zullen er minder problemen optreden.
53
Bijlage 1: Enquête voor de veehouders Geachte deelnemer aan het project Grip op Klauwen, Het project Grip op Klauwen bevindt zich in een afsluitende fase. Om onderbouwde conclusies en aanbevelingen voor de toekomst te formuleren zijn we zeer benieuwd naar uw ervaring met de adviesaanpak zoals die is toegepast binnen het project. Hiervoor zijn we op zoek naar uw oorspronkelijke beweegredenen om mee te doen aan het pilotproject. Daarnaast zijn we op zoek naar elementen binnen de adviesaanpak die voor u goed werken en elementen die u als minder positief hebt ervaren. Ten slotte zijn we geïnteresseerd in wat de aanpak u heeft opgeleverd en of u er mee doorgaat in de toekomst. Omdat het project zich in de afsluitende fase bevindt zouden wij het erg op prijs stellen als u de enquête binnen enkele dagen zou willen invullen. Het beantwoorden van de vragen zal ongeveer tien minuten van uw tijd vergen. Bij niet invullen zullen we u na een week nabellen om de enquête telefonisch af te nemen. Vanzelfsprekend gaan we vertrouwelijk om met de gegevens die we via deze enquête verkrijgen. Individuele scores zullen nooit uit de rapportages te herleiden zijn. Voor vragen of opmerkingen kunt u contact opnemen met de assistent projectleider, Chris Vermeer: [email protected]. Vragenlijst: Beweegredenen om mee te doen aan Grip op Klauwen. o
Waarom bent u ingestapt in het project Grip op Klauwen
o
Wat wilde u bereiken door mee te doen met het project Grip op Klauwen?
o
Heeft u dit bereikt?
Wat is uw ervaring met de integrale adviesaanpak? Met integrale adviesaanpak wordt bedoeld het eenduidige advies dat door verscheidene specialisten is geformuleerd tijdens de ronde tafelgesprekken op uw bedrijf. o
Wat waren voor u de drie beste adviezen?
o
Zijn er adviezen gegeven waar u zich niet in kon vinden?
Waarom waren deze adviezen goed voor u? Zo ja, waarom kon u zich hierin niet vinden?
o
Welke factoren van de integrale adviesaanpak waren bij u succesvol?
o
Wat kan er verbeterd worden binnen de integrale adviesaanpak?
Wat betekent de integrale adviesaanpak voor uw toekomst? o
Wat heeft de integrale adviesaanpak u opgeleverd?
o
Gaat u door met deze vorm van advisering?
Zo nee, waarom niet?
Zo ja, hoe gaat u dit zelf vormgeven?
Overige opmerkingen. o
Heeft u verder nog opmerkingen betreffende de adviesaanpak?
54
Bijlage 4 Presentatie eindresultaten slotsymposium
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
Bijlage 5 Knipselkrant Nieuwsbrieven/uitnodigingen/persberichten Grip op Klauwen dd.: 10 juni 2011 22 juni 2011 8 juli 2011 1 oktober 2011 30 november 2011 4 april 2012 13 juli 2012 5 november 2012 15 februari 2013 1 juli 2013 11 november 2013 20 november 2013 5 december 2013 17 december 2013 20 december 2013 Artikelen in diverse media, oa Veeteelt, Nieuwe Oogst, Boerderij, Melkvee Magazine, Veepro Diverse uitingen van het project oa: - Folder Grip op Klauwen - Deurmat Grip op Klauwen (bij wijze van ‘deelnemersbordje’) - Website grip op Klauwen - Foto uitreiking van de ‘Gouden Klauw Award’
67
G EZ ON DHEI D
Per aanwezige melkkoe kosten klauwaandoeningen op een gemiddeld melkveebedrjf jaarljks 53 euro
Inzicht in kosten klauwproblemen
Ir. M. R. N. Brujnis, promovendus Dier en Samenleving, departement Dierwetenschappen, Wageningen Universiteit
kreupel lopen, veroorzaken twee derde van de kosten. De subklinische klauwaandoeningen veroorzaken een derde van de kosten. De ziekte van Mortellaro kost de veehouder op jaarbasis het meeste, maar ook een zoolzweer en de veelal subklinische stinkpoot, veroorzaken veel kosten. Niet direct zichtbare kosten zoals melkproductieverliezen omvatten binnen de totale kosten het leeuwendeel. Hieruit kan geconcludeerd worden dat betere preventie en snellere aanpak van klauwaandoeningen kan leiden tot een aanzienljke daling in de kosten ten gevolge van klauwaandoeningen.
Niet direct zichtbare kosten als melkproductieverliezen en verlengde tussenkalftjd bljken bj klauwaandoeningen grote kostenposten. Mortellaro kost de Nederlandse veehouder jaarljks het meest. Dat bljkt uit de eerste resultaten van promotieonderzoek van Mariëlle Brujnis aan Wageningen Universiteit. tekst Mariëlle Bruijnis, Henk Hogeveen en Elsbeth Stassen
K
lauwaandoeningen zjn een veel voorkomend probleem in de melkveehouderj. Circa 80 procent van de koeien heeft op enig moment in het jaar last van een klauwaandoening. Ongeveer een kwart van deze dieren is zichtbaar kreupel. Het grootste deel van de dieren is minder duideljk kreupel. Daardoor wordt de mate van het probleem van klauwaandoeningen veelal onderschat. Wat zjn echter de economische gevolgen van klauwaandoeningen voor een melkveehouder? En wat betekenen klauwaandoeningen voor het welzjn van de koe? Het promotieonderzoek is gericht op de socio-economische aspecten van klauwaandoeningen bj melkvee, waarin welzjn en economie belangrjke
aspecten zjn. Als eerste resultaat van dit onderzoek staan in dit artikel de economische gevolgen van klauwaandoeningen beschreven.
Klinisch versus subklinisch Omdat het bjna onmogeljk is om de economische kosten als gevolg van klauwaandoeningen te schatten op basis van bedrjfsgegevens in de praktjk is er een simulatiemodel gebouwd. In dit model is het voorkomen van klauwaandoeningen zo goed mogeljk nagebootst voor een bedrjf onder Nederlandse omstandigheden. De berekeningen in deze studie hebben betrekking op een bedrjf met een omvang van 65 melkkoeien, een ligboxenstal met betonnen (rooster)vloer, weidegang in de zomer en koppel-
Gemiddelde kosten: 3500 euro Voor het eerst zjn de kosten berekend van zowel subklinische als klinische klauwaandoeningen. Hierbj is gebruikgemaakt van een model dat de economische schade als gevolg van deze aandoeningen berekend. Op een gemiddeld melkveebedrjf met 65 melkkoeien varieren de kosten tussen 2300 en 5000 euro, met een gemiddelde van 3500 euro. Dat betekent 53 euro per aanwezige melkkoe. Klinische klauwaandoeningen, waarbj de koeien zichtbaar
Figuur 1 – Gemiddelden hoeveel een aandoening per jaar voorkomt, verdeeld naar klinisch en subklinisch voorkomen. Berekend voor een bedrjf met 65 koeien, een ligboxenstal, weidegang en koppelbekappingen in voor- en najaar
Tabel 1 – Kostenfactoren als gevolg van klauwaandoeningen, met de gebruikte waarden/ kosten en een toelichting (* = ervan uitgaande dat het quotum volgemolken wordt)
50
kostenfactor
waarden/kosten
toelichting
melkproductieverliezen
€ 0,12 per kg melk*
afvoer
€ 240 tot € 913
klinische klauwaandoening veroorzaakt 8% productieverlies, subklinische klauwaandoening veroorzaakt 3% productieverlies de kosten voor de vervanging van een koe die wordt afgevoerd als gevolg van een klauwaandoening deze kosten zijn gebaseerd op de vervangingswaarde, afhankelijk van de leeftijd en lactatiewaarde kosten per dag dat de koe een verlengde tussenkalftijd heeft. De kans hierop bij een subklinische klauwaandoening is 20% en bij een klinische klauwaandoening 60% kosten voor extra arbeid die een melkveehouder levert bij het behandelen van een koe met een klauwaandoening kosten van melk die wordt weggegooid na het gebruik van antibiotica. Deze kosten zijn hoger dan die van de productieverliezen omdat de weggegooide melk al geproduceerd is kosten voor het extra oproepen van een klauwbekapper (buiten koppelbekappingen om) kosten voor het inschakelen van een dierenarts. Afhankelijk van de aandoening wordt alleen een visite berekend (€ 30) of wordt de koe behandeld door de dierenarts (€ 85) kosten voor bijvoorbeeld een klosje of antibiotica
verlengde tussenkalftijd
€ 0,70 per dag
arbeid melkveehouder
€ 20 per uur
weggegooide melk
€ 0,17 per kg melk
kosten klauwbekapper kosten dierenarts
€ 26 per visite per koe € 30 of € 85 per visite per koe
behandelingskosten
€ 0,40 tot € 6,00 per behandeling
V E E T E E LT
AUGU ST US
1 /2
20 10
Dr. ir. H. Hogeveen, universitair hoofddocent leerstoelgroep Bedrjfseconomie, Wageningen Universiteit
Prof. dr. E. N. Stassen, hoogleraar Dier en Samenleving, departement Dierwetenschappen, Wageningen Universiteit
bekappingen in het voor- en het najaar. In het onderzoek is onderscheid gemaakt tussen de verschillende aandoeningen en tussen subklinische klauwaandoeningen (aandoening is aanwezig, maar veroorzaakt geen zichtbare kreupelheid) en klinische klauwaandoeningen (aandoening veroorzaakt zichtbare kreupelheid). Dit onderscheid is niet eerder gemaakt bj berekening van de kosten als gevolg van klauwaandoeningen. In het model om de kosten te berekenen worden zeven verschillende klauwaandoeningen onderscheiden. Interdigitaal legmoon of slakkepoot, stinkpoot en/of balhoornerosie, de ziekte van Mortellaro en zoolbloeding zjn primaire klauwaandoeningen. Zoolzweer, witteljnaandoening en tyloom, die vaak optreden na of tjdens de aanwezigheid van de eerder genoemde aandoeningen, zjn secundaire klauwaandoeningen. De klauwaandoeningen verschillen van elkaar in duur van de aandoening, ernst van de aandoening en hoe vaak de aandoening voorkomt. Deze factoren en of de aandoening subklinisch of klinisch is, zjn van invloed op de kosten. Bj de berekening van de kosten zjn verschillende kostenfactoren onderscheiden (zie tabel 1). Hierbj geldt dat bj subklinische klauwaandoeningen alleen kosten zjn berekend voor melkproductieverliezen en de verlengde tussenkalftjd. De andere kostenfactoren treden alleen op bj een klinische klauwaandoening en dus als de aandoening wordt waargenomen en er maatregelen worden ondernomen.
Kosten mortellaro hoogste
Circa 80 procent van de koeien heeft op enig moment in het jaar last van een klauwaandoening
De aanwezigheid van de klauwaandoeningen zoals gesimuleerd in het model op basis van de aannames van een gemiddeld Nederlands bedrjf is weergegeven in iguur 1. In deze iguur is voor elke aandoening weergegeven hoeveel de aandoening gemiddeld per jaar voorkomt (prevalentie), verdeeld naar klinisch en subklinisch voorkomen. De prevalentie kan door het jaar heen variëren en wordt onder andere beïnvloed door
V E E T E E LT
AUGUSTUS
1/ 2
2010
51
G EZ ON DHEI D
slakkepoot
stinkpoot
– 339 339
313 272 585
subklinisch klinisch totaal
mortelzoolwittelijnlaro bloeding aandoening 191 886 1076
473 237 710
83 113 195
zoolzweer
tyloom
– 455 455
48 66 114
totaal 1108 2368 3476
kosten dierenarts €0,84 kosten klauwbekapper €1,68
arbeid melkveehouder €6,31
het seizoen, weidegang of geen weidegang en het al dan niet bekappen van de klauwen. De geschatte economische schade als gevolg van klauwaandoeningen zjn gemiddeld 3500 euro per jaar voor een bedrjf met 65 koeien (53 euro per aanwezige koe). Ter vergeljking: voor mastitis, het gezondheidsprobleem wat de hoogste economische schade tot gevolg heeft, zjn de kosten geschat op € 78 per aanwezige koe. Toch zjn de kosten van klauwaandoeningen binnen een bedrjf ook zeker substantieel te noemen. Afhankeljk van toevalsfactoren varieert het van € 2.300 tot bjna € 5.000. Van de totale schade wordt een derde door subklinische klauwaandoeningen veroorzaakt. De ziekte van Mortellaro heeft de meeste schade tot gevolg (zie tabel 2). Deze aandoening komt veel voor en komt relatief gezien vaak klinisch voor wat hogere kosten met zich meebrengt. Maar opvallend is dat de aandoeningen die veelvuldig en langdurig subklinisch voorkomen, zoals zoolbloedingen en stinkpoot, ook een groot deel van de kosten veroorzaken. Ook de verschillende kostenposten laten zien dat kosten die niet direct zichtbaar zjn het overgrote deel van de totale kosten vormen. De melkproductieverliezen
verlengde tussenkalftijd €6,56
Beter voorkomen dan genezen De resultaten van dit onderzoek laten zien dat het belangrjk is om de aandoeningen te voorkomen. Door bjvoorbeeld de kans op het ontstaan van subklinische en klinische klauwaandoeningen te halveren, kan er gemiddeld 23 euro per koe per jaar bespaard worden. Daarnaast is het van belang om aandoeningen in een vroeg stadium te ontdekken en adequate maatregelen te nemen. Dit helpt om de aanzienljke verliezen als gevolg van subklinische aandoeningen te verminderen. Als er minder subklinische aandoeningen voorkomen, zullen er bovendien ook minder klinische klauwaandoeningen ontstaan. Juist
melkproductieverliezen €23,70
weggegooide melk €2,02
Tabel 2 – Gemiddelde kosten (in euro’s) per klauwaandoening per jaar verdeeld naar subklinisch en klinisch voorkomen. Berekend voor een bedrjf met 65 koeien, een ligboxenstal met betonnen (rooster)vloer, weidegang en koppelbekappingen in voor- en najaar
zjn de grootste kostenpost (zie iguur 2). Veel van de economische verliezen veroorzaakt door klauwaandoeningen zjn verliezen die in de dageljkse praktjk niet direct opvallen. Dit komt doordat deze kosten niet direct zichtbaar zjn, zoals kosten als gevolg van melkproductieverliezen, in tegenstelling tot bjvoorbeeld zichtbare kosten zoals het inschakelen van een dierenarts. Daarnaast wordt een substantieel deel van de kosten veroorzaakt door subklinische klauwaandoeningen.
behandelingskosten €0,73
afvoer €11,33
Figuur 2 – Overzicht van het aandeel van de verschillende kostenposten als gevolg van klauwaandoeningen per aanwezige koe per jaar.
die aandoeningen brengen hoge kosten per geval met zich mee. De werkeljke kosten van klauwaandoeningen per bedrjf zjn natuurljk situatieafhankeljk en worden beïnvloed door speciieke bedrjfsomstandigheden. Een bedrjf met zeer weinig klauwproblemen zal lagere kosten hebben dan hier is berekend. Ook de schade van melkproductieverliezen kan per bedrjf verschillen afhankeljk van de quotumsituatie en bedrjfsintensiteit. Op een intensief bedrjf zullen de kosten als gevolg van melkproductieverliezen hoger zjn. Inzicht in de kosten, verdeeld naar kostenposten en naar de verschillende aandoeningen, maakt in ieder geval duideljk dat klauwproblemen onverminderd veel aandacht verdienen. l
Conclusies – Circa 80 procent van de koeien heeft op enig moment in het jaar last van een klauwaandoening. – De kosten van klauwaandoeningen bedragen op een gemiddeld bedrjf 53 euro per koe per jaar. – Melkproductieverlies is de grootste kostenpost bj klauwaandoeningen. – Volgens simulatieberekeningen is met een goede preventie 23 euro per koe per jaar te besparen op kosten van klauwaandoeningen.
52
V E E T E E LT
AUGU ST US
1 /2
20 10
(0RÍ REPoIïAGE TEKST. rNc.(RrsTEL
lvletkveehouder Dijkstralaat iedere maand de ktauwen vaneendeelvan
zijnveestrategjsch behandeten. Rundveepedicure Klaas vanDijken houdtattegegevens bij in Digiktauw, zodatDijkstra naaftoopprecies weet hoehetmetdeklauwgezondhejd gestetdstaat,
Met
in de hand de klauwgezondheid ThomasDjjkstraheeftjn het Gronjnqse Rasquelt250 "Voorat m€lkkoeien die ÍÍet 4 robotswoÍdêngemotke'r. atsje melkt met een meLkÍobot is de ktauwqezoidheid van " W a r ta l sd e k L a u w enni e t b e L a n 9v" ,j n d th i j . soed,iji, van de komenz€ niet naarde robot".Iederedede maandag maandkomt daaromÍundv€€pedicure Ktaasvan Dijkenvaf het Rundveep€dicurecentrum. Hjj behand€ttdan de koeien die in de vjer wek€ndaamadroogwordef gezet,de koeren die 100 120 dagerin lactatieziji, de vaarzerde eerste keeria het kalvenen de €ventueleprobleemkoêjei. Thomasen zijn ,us Tjitsk€hetperm€t het klaauettenvan scheei.Tjitsk€ de koeiei. ALsVanDijkensaat behandeten d e s t a a Í tv a nd e k o €e n ï h o m a sb E f d t d e h a r e nv a nd e uier.Sinds2006is DijkstradeeLnemer aan DigiktauwDoor zijn bedÍijfsse deeLte nem€nkanVanDijkensemakkefijk gevensinzjenen rieuwe segevens overde ktauwsezord hejd op het bedÍjjfinvoeÍen. V a n d a awgo Í d e no n g e v e e7r0 k o e i e nb e h a n d e t D d .a tz Í n eÍ mjnderdan normaat.Dijkstraverwachtvar te vorendat d e h e t f tr o n d o mb e k a pm t o e tw o r d e ne n d a t d e g e m i d d e t d e( t a u w q e r o n d h e j d s s tcuosrsee nd e 7 0 e n 8 0 z a t
t2
Koegêgevens in de PDA ALsThomasen Tjjtskeeer koe de ktauwbehandêlbox var v " 1 D i : l e ni n d r i - ' e L o e p . V à nD i j l e r à l v a , t d " t o e g e g e vensop in zijn PDA(peÍsoratdjgjtat assistant,hafdcom'9e p u ' " , ) . D ' l l d \ . j e h d n s d d nd e b " h d n d - l b o \ .r i j r , v o maandhad djt djer rechtsachtet l4oÍtettaro.Daarombekijk i k ' m r u n o se e nk e e r " I, e s tV a nD i j k € nu i i . Dijkstraverontschutdigt zich voor de ÍaL. "Dezeis echt a a nv e r y a n g i rtso € .W ez i j r a t v i Í j a a r b e z j so m e e n v e r g u f n i f gt e k r j j g e nv o o rn i e u w b o u w J e. k u n tn u m e r k € n dat de stal oveÍbezetjs, dat heeftook effect op de klauw e n . "D ek t a u w b e h a n d e tsbtoaxa to p d e v o e r g a negr m o e i tijdens dezedagtwe€ keervezet worden.in de huidige staLheeft Dijkstraseenb€schjkkingovereer wachtrujmte.
zeven aandoeningen in Digjklauw
VanDijkenis ondertussen drukbezismetdestijptot.Een kÍiiqt€€ntokatebehandetinq koemetI'loÍtettaro €n een kai VanDjjkenvooÍzevenveel verbandje. Nah€tbekappen vooÍkomend€ aandoeningen aanseven of dekoezehaden wathjj er aanh€€ftgedaan. Voordeziektevanl4oÍtettaro, stinkpoot, zootbto€ding, witt€ tijn-deíect €n zootzweer kan
Rundveepedicurc Klaos,r'anDiiken(inil) aan de sLosbij nelkveehouder Íhonas Dijktto.
lrij bovendienaansevenin wetkêmatede koehet heeft. Zo is een 1 eên fchte en een 3 een zwareMortetLaro. Voor chronische bevangenheid en tyloomis d€z€qradatieer niet. Datis eÍ of is er niet. Verderzjjn eÍ foq 3 minder v ê a kv o o í k o m e n d ae a n d o e n j i g e( n t e € n p u n t n e c r ot su €s ,s e n ktauwontstekjns en dikkehak) di€ VanDi.jkenkanjnvoeÍen o p e e nv o t g ê n sd c h € Í m .
Aandacht voorvoedingen fokkerjj D i j k s t í ad o e tn o q m e e Ío m d e k t a u \ a g e z o n d hoepj dp e i tt e l r o u d e nI.e d e f em a a n dg a a nd e d i e r e nd o o fe e nv o e t b a d Íret formatiie en kopêGutfaat.Verderhoudt hij jn de s t i e í k e u zree k e n j n g m e t d e f o k w a a r dvêo o rk L a u w g e z o n o heid. "Daarommoeteisentijkiedereveehoudermeeooei a a r D j g i k t a u wD a n nog b€Íouwbaardêr", zegt hij. 0 o ki f d e v o e d i r g
"Atsdeklauwen niet goedzijn,komenze niet naarderobot".
voldoendestíuctuurijk zjjn. Hêt rantsoenvan marsef g r a s k u j t w o r data n s € v u tÍdn e te ê nr u i m eh o e v e e t h e i d "We f e d r i j fe n w i t s Í a s z a a d h o o i . h e b b e ne e ne x t e f s i e b ten zoveetmogetijkvaf het Éntsoenvan het eigentand
Bekappen enadviseren
" T i j d e nhs e t
behandete va nr klauweb n e nj e e e nh e t ed a g je met etkaaÍbezis.Danbespr€ek de qeqeversvar dêze €n vorisekeren",atdusDijkstra."0ok mjjn voeryoortjchter € n m i j nd i e r e n a Í thse b b e tno e q a n tgo t d e g e g e v e nvsa i Djqiktauw." D i - 1I. d b " r a a kC l ) p e . ' d d r/ o o -o € ê r n d mdea r D , 9 , kLauwVooÍh€t bekapp€nbetaatthi.jeer ruÍiarief. Door h ê t i r v o e ' € ni n 0 i g i k l a u w d u u r td e s e s s i i€e t st a n q e rz,o ' n 30-60secondenper koe.lr4aar dat betaattzich votqensde veehoud€ Í k etre r u g .I n m i d d e ttsa t e n9 5 0b e d r i j v edr e ze klaLrws€sevens djgitaatvastt€sq€nin DjgikLauw
Binnen vijf minuten maiL
A t sV a nD i j k e na a nh e t e i n dv a nd e d a sk t a a jÍs m e rb e h a n d e t €knt i k th i j o p ' b e d r j j kf t a a /e n d a r o p ' v € Í z e n d e i : Bjnnef vjjf mjnut€nheeft Dijkstrad€ tiik naarhet vêtstas jn zijn maitbox.Atte s€sev€nswoÍdenbij CRVveÍ:ametden o m q e r e k e tnodt e e ns c o Í ep e ra a n d o e n i negn e e f b e d i j f score.Vja dê tjik vindt hij op internetd€ ktauwgezofdheidscore.DeGDgeeftbij dezescor€€€n aantaiaardachrspunten en tips. ordeEteundmet fotot. V a nd e 7 3 v a n d a abs€ h a n d ê Lkdoee i € nz i j n e r 1 3 r o n d o m b € k a p tD . es c o r €t o o p tv a n0 t o t 1 0 0 ,h o eh o g e d r €s c o r e h o eb e t e r N . e tg e m j d d e t d i se5 0 . D eg € m i d d e t dk e tauwgezondheidsscor€ bij DijkstlabLeek70. G0NerkauwerFêbruari 2011I 13
\
I,&ffi,.i
Geeft uw e-mailprogramma deze nieuwsbrief niet goed weer? Lees de pagina dan online.
Uitnodiging kick-off 'Grip op klauwen' 8 juli Geachte heer, mevrouw, Op vrijdag 8 juli zal de officiële start plaatsvinden van het project "Grip op klauwen". Met het project "Grip op klauwen" wordt door middel van één heldere, integrale praktijkgerichte adviesaanpak een verbeterslag gemaakt op het gebied van klauwgezondheid in de melkveehouderij. De melkveehouder slaat de handen ineen met de dierenarts, de voerleverancier en de rundveepedicure om klauw- en beenproblemen aan te pakken. Wij willen u vragen om alvast de datum in uw agenda te noteren, zodat ook u bij deze bijeenkomst aanwezig kunt zijn. De bijeenkomst vindt plaats op: vrijdag 8 juli om 13.00 uur in de Eemlandhoeve, Bisschopsweg 5-B 3752 LK Bunschoten-Spakenburg U kunt gebruik maken van een lunch vanaf 12.30 uur. Een definitieve uitnodiging voor deze bijeenkomst volgt nog. Wij vragen u om deze datum alvast in uw agenda te reserveren, zodat we op 8 juli de handen ineen kunnen slaan om een goede start aan het project te kunnen geven. Met vriendelijke groet, G.C.P.M. (Guus) van Laarhoven Projectleider T +31 73 217 32 36 M +31 6 295 202 41 Grip op Klauwen is een initiatief van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Het project is financieel mogelijk gemaakt door het Productschap Zuivel (PZ), Ministerie EL&I, CRV en ZLTO. De dagelijkse uitvoering van het project ligt bij AB, Vereniging voor Rundveepedicure, CRV, KNMvD, projecten LTO Noord en Arvalis. De projectleiding is in handen van ZLTO Projecten.
Geeft uw e-mailprogramma deze nieuwsbrief niet goed weer? Lees de pagina dan online.
Uitnodiging 'Sterk Samenspel' Kick-off bijeenkomst Grip op Klauwen Vrijdag 8 juli 2011 (13.00u – 14.30u) De Eemlandhoeve te Bunschoten-Spakenburg
Een goede klauwgezondheid bij melkvee is een voorwaarde voor een duurzame bedrijfsvoering. Voor elke melkveehouder is er op dit vlak winst te behalen. Op een gemiddeld melkveebedrijf met 100 koeien variëren de kosten tussen de 3.800 en 8.300 euro per jaar. Met de juiste aanpak kan dit flink omlaag. En het levert ook nog eens meer arbeidsvreugde en dierenwelzijn op. Juist daar gaat het nieuwe been- en klauwgezondheidproject Grip op Klauwen de komende jaren mee aan de slag! Grip op Klauwen zet er samen de schouders onder. Verbetering van klauwgezondheid op het boerenbedrijf is immers een samenspel. Een samenspel aan de keukentafel en in de stal tussen ondernemer, dierenarts, klauwverzorger en adviseur. Allen leggen een stukje van de puzzel. Om zo samen klauw- en beenproblemen actief aan te pakken. In dit klauwgezondheidproject trekken ze samen op om tot een integrale adviesaanpak te komen, die breed in de praktijk wordt gedragen. Samenspel Dit sleutelwoord is de belangrijkste voedingsbasis voor ons project. Het draait immers om kennis en kennissen. Door samen een stevig kennisnetwerk te vormen rond klauw- en beengezondheid komen we echt verder. Verder op weg naar een integrale adviesaanpak die het dierenwelzijn, arbeidsvreugde en economisch gewin vergroot. Dit project vormt hét kruispunt op dit thema. Op de kick-off bijeenkomst zal dit dan ook nadrukkelijk centraal staan. Iedereen met hart voor klauwgezondheid kan terecht bij Grip op Klauwen. Iedereen die een bijdrage wenst te leveren aan het kruispunt van kennis en kennissen is van harte welkom. Samen tillen we de klauwgezondheid bij melkkoeien op een hoger plan. Mis de feestelijke kick-off bijeenkomst dan ook niet! Programma 12.30 uur Ontvangst met lunch 13.00 uur Warm welkom door Toon van Hoof (LTO) 13.15 uur Inhoudelijke uitleg project door projectleider Guus van Laarhoven 13.35 uur Vier Succesfactoren Tocht: een interactieve werksessie boordevol kennis en kennissen over de succesfactoren van klauwgezondheid. 14.25 uur Feestelijke afsluiting door alle projectpartners We hopen er samen een mooie aftrapbijeenkomst van te maken Met vriendelijke groet, G.C.P.M. (Guus) van Laarhoven Projectleider Grip op Klauwen
P.S. Het adres van De Eemlandhoeve is Bisschopsweg 5-B, 3752 LK Bunschoten-Spakenburg.. Laat ons a.u.b. weten of je erbij bent! Dit kan snel en gemakkelijk door een e-mail te sturen naar
[email protected].
Grip op Klauwen is een initiatief van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Het project is financieel mogelijk gemaakt door het Productschap Zuivel (PZ), Ministerie EL&I, CRV en ZLTO. De dagelijkse uitvoering van het project ligt bij AB, Vereniging voor Rundveepedicure, CRV, KNMvD, projecten LTO Noord en Arvalis. De projectleiding is in handen van ZLTO Projecten.
Een grootschalige zonne-energie installatie werd vorige weel< vrijdag in gebruil
samenwerl
zaamheid bij de productie van mell< staat hoog in het vaandel van het familiebedrijf Nieuwste ontwil
en de grootste binnen de Limburgse
grenzen. poto: Peter w i j n a n d s f o t o g r a f i e
Klauwgezondheid flink onderschat IWelkveehouders vinden idauwgezondlieid beiangrijk, m a a r v e r d i e pen zich h i e r w e i n i g in. Omdat ze het uitbesteden aan klauwverzorgers worden ze blind voor wat er op hun bedrijf s p e e l t .
Zo denizen veehouders vaalc dat de Idauwgezondheid op hun bedrijf beter is dan gemiddeld. De werkelijlcheid blijkt vaak anders, stellen drie studenten van HAS Den Bosch na een bescheiden quickscan onder 111 mellcveebedrijven in Nederland. In de ogen van melkveehouders is Idauwgezondheid net zo beiangrijk als uiergezondheid. De meeste van hen laten het periodieke behandelen van klauwen voornamelijk over aan de Idauwpedicure. Tussentijdse behandelingen pakken ze tijdig zelf
aan. De aanpak richt zich echter veelal op aanwezige kreupelheden en individuele probleemgevallen. Van een preventieve, integrale en eenduidige aanpak blijkt slechts zelden spralce. Voor een goede aanpak is de kennis van klauwgezondheid vereist. Uit de quickscan blijkt dat deze vaak niet aanwezig is. Veel ondernemers zeggen de aandoeningen wel te kennen, maar na doorvragen blijkt dat de klauwenkennis maar beperkt is. Een van de gemaldcelijkste manieren om een goed beeld van klauwgezondheid op een bedrijf te Mjgen is door alle aandoeningen te registreren. De quickscan laat zien dat dit in de praktijk slechts heel beperkt gebeurt. Hier ligt een belangrijke rol voor Idauwpedicures. Ze hebben veel kennis rond klauwaandoeningen en kun-
nen die relatief gemaldcelijk delen. Zeker nu Idauwpedicures en CRV de handen ineen hebben geslagen met Digildauw. Met dit programma op een PDA kan de pedicure eenvoudig de klauwgezondheidsstatus van de dieren in beeld brengen. Speerpunt Toon van Hoof, portefeuillehouder LTO Diergezondheid, is blij met deze extra aandacht voor klauwgezondheid. „Het is een van de speerpunten van de vakgroep als het gaat om diergezondheid. Door hier loritisch naar te kijken ontstaat veel bewustwording. Verder blijkt dat meer kennis over aandoeningen en een eenduidige en integrale aanpak hard nodig is om Idauwgezondheid naar een veel hoger niveau te brengen."
Grip op klauwen Een goede Idauwgezondheid bij mell
om het natuurlijke gedrag van paarden te stimuleren. Ze moeten op pad om hun kostje bij elkaar te scharrelen. Voer wordt in Ideine porties over de hele lengte van het pad verspreid. Naast hooi voorziet het systeem ook in andere levensbehoeften, zoals drinkwater, mineralen en ander voedsel dat past bij een goede stofwisseling van een bewegend paard. Gezonde hoeven en minder blessures zijn het gevolg. IVIanege-eigenaar Piet Nibbelink liet zich inspireren door de Amerikaan Jaime Jackson. Hij spreekt van een doorbraak in de Nederlandse paardenhouderij. „Het paard kan in meer paard zijn dan in welk ander houderijsysteem dan ook." www.paddockparadise.eu
Tips antibiotica Veehouders kunnen het nieuwe kengetal voor antibioticagebruik, dierdagdosering, voor hun bedrijf berekenen op de site www.antibioticawijzer. nl. Het eigen antibioticagebruik is te vergelijken met anderen die de tool hebben ingevuld. Het Uier Gezondheid Centrum Nederland (UGCN) houdt op 30 juni haar jaarlijkse zomersymposium. Het gaat over mastitis en antibiotica: 'Wat te doen?' Dit thema sluit aan bij de ambities van de rundveesector op gebied van antibiotica. Veehouders en dierenartsen Mjgen helder en praktisch een overzicht van op stapel staande ontwikkelingen en praktische handvatten. Geinteresseerden kunnen zich nog aanmelden via de website. 3^ www.ugcn.nl
Klauwgezondheid onderschat Bron: Nieuwe Oogst, 2 juli 2011 Melkveehouders vinden klauwgezondheid belangrijk, maar verdiepen zich hier weinig in. Ze besteden de klauwen vooral uit aan de klauwverzorger. Hierdoor worden ze blind voor wat er op hun bedrijf speelt. Zo denken ze vaak dat de klauwgezondheid op hun bedrijf beter is dan gemiddeld. De werkelijk blijkt vaak anders. Die conclusies trekken drie studenten van HAS Den Bosch na een bescheiden quickscan onder 111 melkveebedrijven in Nederland. Ze vroegen ondernemers hoe zij tegen de klauwgezondheid op hun bedrijf aankeken. Een groot deel van de ondernemers verwacht dat kreupelheid, been- en klauwaandoeningen en volledig gezonde achterklauwen op het eigen bedrijf onder het Nederlands gemiddelde ligt. In hun ogen is klauwgezondheid net zo belangrijk als uiergezondheid. De meeste veehouders laten het periodieke behandelen van klauwen voornamelijk over aan de klauwpedicure. Eventuele tussentijdse behandelingen pakken ze tijdig zelf aan. De aanpak richt zich echter veelal op reeds aanwezige kreupelheden en individuele probleemgevallen. Van een preventieve, integrale en eenduidige aanpak blijkt slechts heel zelden sprake. Voor een goede aanpak is de kennis van klauwgezondheid vereist. Uit de quick-scan blijkt dat deze vaak niet aanwezig is. Veel ondernemers zeggen de aandoeningen wel te kennen, maar met doorvragen door de studenten blijkt dat de kennis van veel veehouders beperkt is. De studenten trekken dan ook de conclusie dat extra kennis hard nodig is. Een van de gemakkelijkste manieren om een goed beeld van klauwgezondheid op een bedrijf te krijgen is door alle aandoeningen te registreren. Uit de quick-scan blijkt dat dit in de praktijk slechts heel beperkt gebeurd. Hier ligt een belangrijke rol voor klauwpedicures. Zij hebben immers wel veel kennis rond klauwaandoeningen en kunnen die relatief gemakkelijk delen. Zeker nu klauwpedicures en CRV de handen ineen hebben geslagen met Digiklauw. Dit programma op een PDA kan eenvoudig de klauwgezondheidsstatus van de dieren in beeld brengen. Toon van Hoof, portefeuillehouder Diergezondheid van de LTO-vakgroep Rundveehouderij is blij met deze extra aandacht voor klauwgezondheid. “Het is één van de speerpunten van de vakgroep als het gaat om diergezondheid. Door hier kritisch naar te kijken, ontstaat veel bewustwording. Dat leidt tot een betere klauwgezondheid.” Met alleen bewustwording zijn we er echter nog niet. Het is een eerste stap, maar uit de studie van de studenten blijkt dat meer kennis over aandoeningen en een eenduidige en integrale aanpak hard nodig is om klauwgezondheid naar een veel hoger niveau te brengen. Met een betere klauwgezondheid is veel geld te verdienen. Op een bedrijf van 100 koeien kan dat al snel tussen €3500 en €7500 per jaar zijn. Een goede klauwgezondheid bij melkvee is een voorwaarde voor een duurzame bedrijfsvoering. LTO werkt via het project ‘Grip op klauwen’ samen met ondernemers, dierenartsen, klauwverzorgers en bedrijfsadviseurs die klauwgezondheid verbeteren. Ze willen samen met ondernemers tot een integrale adviesaanpak te komen, die breed in de praktijk wordt gedragen. Het project zoekt hiervoor ondernemers die hierin een voorlopersrol willen spelen door actief aan met klauwgezondheid aan de slag te gaan. Deze in totaal 50 melkveehouders vormen de basis van een stevig kennisnetwerk.
Geeft uw e-mailprogramma deze nieuwsbrief niet goed weer? Lees de pagina dan online.
Integraal landelijk project been- en klauwgezondheid melkvee van start
Forse stap naar minder klauwproblemen Met de juiste aanpak is er voor elke melkveehouder winst te behalen op het vlak van klauwgezondheid. Als het aan het driejarig project ‘Grip op Klauwen’ ligt, maakt een melkveebedrijf deze verbeterslag in de toekomst onder meer dankzij één heldere, integrale praktijkgerichte adviesaanpak. Doel: flinke winst voor melkveehouder en koe. Het project is op vrijdag 8 juli 2011 officieel gestart met een gezamenlijke voetafdruk tijdens een kick-off bijeenkomst in De Eemlandhoeve in Bunschoten. Op een gemiddeld melkveebedrijf met 100 koeien variëren de kosten die samenhangen met klauwgezondheid tussen de 3.800 en 8.300 euro per jaar. Met de juiste aanpak kan dit flink omlaag. En het levert ook nog eens meer arbeidsvreugde en dierenwelzijn op. Een goede klauwgezondheid bij melkvee is een voorwaarde voor een duurzame bedrijfsvoering. Integrale adviesaanpak Als het aan het Project ‘Grip op Klauwen’ ligt, maakt een melkveebedrijf de beoogde verbeterslag in de toekomst onder meer dankzij één heldere, integrale praktijkgerichte adviesaanpak. Binnen het project gaan dierenartsen, klauwverzorgers en veevoerleveranciers samen met 50 melkveehouders aan de keukentafel de uitdaging aan om tot een aanpak op maat te komen. Dit alles met het oogmerk om klauwaandoeningen met 30% te verminderen en de kosten aanzienlijk te verlagen. Deze integrale aanpak als het gaat om been- en klauwgezondheid is enig in z’n soort. En dat alles binnen één project waarbinnen dierenartsen, klauwverzorgers, (voer)adviseurs en melkveehouders nadrukkelijk samen optrekken. Het project loopt van 2011 tot 2014. Gezamenlijke voetafdruk Het project ‘Grip op Klauwen is op vrijdag 8 juli 2011 officieel van start gegaan. Tegen het decor van De Eemlandhoeve in Bunschoten hebben alle projectpartners gezamenlijk hun voetafdruk gezet om dit project te bezegelen (zie foto).
Klik hier voor de bijbehorende foto. Noot voor de pers: [Contact] - via communicatiecoördinator Mark de Jong, [email protected] / 06 – 215 174 82 - via woordvoerder Marjolein de Kreij, [email protected] / 06 – 212 124 19 - via projectleider Guus van Laarhoven, [email protected] / 06 – 295 202 41
Grip op Klauwen is een initiatief van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Het project is financieel mogelijk gemaakt door het Productschap Zuivel (PZ), Ministerie EL&I, CRV en ZLTO. De dagelijkse uitvoering van het project ligt bij AB, Vereniging voor Rundveepedicure, CRV, KNMvD, projecten LTO Noord en Arvalis. De projectleiding is in handen van ZLTO Projecten.
Voetbad met formaline zowei preventief als curatief Inzetbaar oS/erzibht varr verschijnselen, zoolbloeding
^stirikiioot
Mortellaro
IVIeerdere f a c t o r e n van invioed Klauwgezondheid hangt van meerdere factoren af, zoals huisvesting, voeding en bovenal hygiene. Voeding heeft invloed
op het voorkomen van zoolbloedingen en bevangenheid (knik i n de klauw). Snelle voerwisseling geeft meer kans op bevangenheid, net als een rantsoen dat leidt tot (subklinische) pensverzuring. Juist bevangenheid is een aandoening die uiteindelijk leidt tot kreupelheid, maar is ook vaak de aanloop naar wittelijndefecten en zoolbloedingen. „Dat zijn vaak voorlopers van zoolzweren. Hebben koeien eenmaal een zoolzweer, dan is de kans op terugkomen ervan na de volgende keer afkalven ook groter en gaat incidentele kreupelheid over i n chronische", zegt Menno Holzhauer, specialist klauw-
gezondheid bij de Gezondheidsdienst voor dieren (GD). De oorzaak van toename van wittelijndefecten is onbekend. Bij wittelijndefecten is er een bloeding op de overgang van wandhoorn en zoolhoorn. Holzhauer: „Vermoedelijk heeft de aandoening te maken met de aanwezigheid van bevangenheid, maar ook scherpe draaiingen van de koe op de klauwen lijken invloed te hebben." Bacteriele infecties Het voetbad is het belangrijkste wapen tegen de bacteriele infecties. TeBOERDERIJ
96 — no. 4 4
(2 a u g u s t u s
en behandeling
bioedingen in de klauw
van verschillende
mechanische beschadiging en/of gevolg van bevangenheid (= voeding)
koe statu vaak: nat eczeem, groeven wijdbeens, .sorn.s Iftff kloyen in baigebled|.: :|||ki|^;./:/:;";cv: •fi:ypiSche''IMcht •••kvkr
bacteriele infectie
jaQMWtkfeupel, iaardbeiachtlge vergroeii:kbe:§ta^topv, ' iiniil;ti$sen;Gl6:^ j'Rjjnt.yan', de:;/:',;:',; ftp'rahd hdyrn ert;^ : iigaijW:: bloedingon op Witte iijn fpsS^leride' ••••.'^ ikretipellieid :
bacteriele infectie
niet zeker; mogelijk gevolg van bioedingen in witte lijn, gecombineerd met druk en scheuren van het hoorn door draaiing tyioom it^ipidgiiOeiitMsse 'hutdwbeterlng^v^^^ ib: • vermoedelijk chronische •: combinatie met IVIortellaro irritatie zoolzweer :gat i{i :Z0Dl:; vaak vooraf gegaan door : ifHreupei;;';^'^'''^ stinkpoot of zoolbloeding (chronische druk op lederhuid al dan niet in combinatie met beschadiging van buiten chronische • gerelateerd aan met name i:|ey^^Hg; lopen; • iGVermatlge groei:' bevangenvoeding en omgeving J|y(3iScti^: kriik op :ySih!het!ho6rn:':'*:':'k' heid bovenkant kl&uW tussenklauw- acuut kreupel 4^ymirietfische'verdikking bacteriele infectie na een ontsteking boven cie kroonrfind combinatie van beschadiging en venA/eking van de huid
;y*''ttelijridefect
E Nederlandse melkkoe wordt geregeld geconfronteerd met klauwaandoeningen die op den duur kunnen leiden tot kreupelheid. Daarbij lijken de wittelijndefecten toe te nemen, terwiji stinkpoot afneemt (zie tabel). Sectorbrede aandacht moet de klauwgezondheid verbeteren. Aandacht is er de komende jaren via het project Grip op klauwen (zie kader op pagina 22).
lichte kreupel-
oorzaak, preventie
klauwaandoeningen bekappen en druk verdelen vlak loopoppervlak, goede boxafmeting, geen overbezetting Ontlast de buitenklauw oorzaak bevangenheid wegnemen (= voeding) bekappen,1x per 2 weken 1 x 3 dagen 4 % formaline4 % formalinevoetbad (of voetbad ander desinfectans) over twee melkmalen met antibioticumspray, extra hygiene, verlagen Infectievolgens gebruiksaanwijzing druk, i x per 2 weken 4 % formaof 3 dagen inzwachtelen lihevoetbad (of ander desinfecof andere middelen tans) over twee melkmalen bekappen en druk verdelen oorzaak bevangenheid wegnemen, voorkom scherpe draaiing, zachte ondergrond, bijvoorbeeld rubber operatief ven/vijderen openleggen, druk wegnemen door gezonde klauw op klos te zetten
bekappen
in nek spuiten met bijv. oxytetra, i x behandelen is vaak afdoende
nnbekend, mogelijk regelmatig voetbaden regelmatig bekappen
management op gebied van voeding en huisvesting en preventieve klauwverzorging formalinevoetbad
Bij een aantal aandoeningen speelt bevangenheid een rol. Goede, uitgebalanceerde voeding is daarom belangrijk voor de klauwgezondheid.
2011)
BOERDERII
96 —
no. 4 4
(2 a u g u s t u s
2011)
gengaan van Mortellaro, tussenklauwontsteking en stinkpoot kan heel goed door geregeld een 4 procent formalinevoetbad toe te passen. Formaline staat zwaar ter discussie, maar er is nog geen geaccepteerd goed aiternatief. Stinkpoot is een risicofactor voor Mortellaro, die op zijn beurt weer ernstige Icreupelheden geeft. Die ziekte uit zich als een aardbeiachtige structuur tussen de klauwen en is erg pijnlijk. De kans op verspreiding is het grootst als de aandoening tussen de klauwen zichtbaar is. Het zijn vaak jonge melkkoeien, die nog niet te lang i n het koppel zijn, die door Mortellaro aangetast worden. De beste strategie is om de dieren met de aardbeiachtige verschijnselen op te ruimen. Omdat de aandoening een bacteriele oorsprong heeft, is hygiene heel belangrijk om besmettingen i n te dammen. Een schone, droge omgeving helpt bij verminderen van de aantasting, net als een goede boxafmeting. Dan staan koeien minder lang i n de box met de achterpoten op de roosters en i n de mest. Zeven dagen antibiotica verhelpt het probleem ook. Maar Holzhauer mikt liever op preventie, zodat uiteindelijk minder antibiotica nodig is. Toch snapt hij wel dat boeren bij tussenklauwontsteking kiezen voor behandelen met cefalosporine (Excenel). „Het helpt vaak goed en er is geen wachttermijn voor melk. Maar richting de toekomst is dit niet langer vol te houden en moeten we minder (moderne) antibiotica gebruiken en meer aan preventie doen." Preventief beltappen Naast het preventief inzetten van het voetbad draagt een vast bekapregime bij aan de klauwgezondheid. Er is onderscheid tussen structureel bekappen en strategisch bekappen. Bij structureel bekappen worden alle koeien twee keer per jaar bekapt. Meestal in het voorjaar en het najaar, voor opstallen. Voordeel is dat alle koeien i n elk geval twee keer per jaar worden bekapt. Nadeel is dat bekap-
I N T E N S I E F B E K A P P E N , G E B R U I K VAN V O E T B A D EN A A N P A S S E N VAN D E M E L K S T A L B E P E R K T KLAUWAANDOENINGEN TOT AANVAARDBAAR NIVEAU.
'Eerst flink tijd Investeren' Twee tot drie jaar geleden plaagden Mortellaro en wittelijndefecten de koeien van Mark Wenneger. „De meeste dieren waren flink kreupel." De dierenarts adviseerde Wenneger er rigoureus werk van te maken met de volgende mededeling: „Je zult eerst een jaar flink tijd moeten investeren voordat je tijd wint." De jonge veehouder weet nu dat zijn dierenarts gelijk heeft gehad. Intensief bekappen, behandelen en voetbaden hebben de aantasting met Mortellaro teruggedrongen tot zo'n 10 procent van de koeien. „En nu weet ik precies waar ik op moet letten. Bijvoorbeeld als ze iets meer op de punt van de klauw gaan staan. Dan handel i k ook direct. Dat is belangrijk. Je moet er vroeg bij zijn." Verder gebruikt Wenneger nu eike acht dagen een voetbad met 4 procent formaline-oplossing gedurende twee melkmalen. „Dat hoeft niet vaker, maar ik moet het niet verminderen tot eens per twee weken. Dat merk ik direct aan de koeien."
Superstier voor rood en zwart Naam: Mark Wenneger (30). Woonplaats: GroenIo (Gld.). Bedrijf: samen met ouders in maatschap Bomers-Wenneger 110 koeien en 70 stuks jongvee op 58 ha grond. Rubber in melkstal De wittelijndefecten zijn ook sterk verminderd. De exacte reden daarvoor weet Wenneger niet. Hij heeft meerdere dingen tegelijk veranderd. Toch vermoedt hij het meeste effect van de rubber toplaag in de melkstal, de uitloop van de melkstal en het eerste deel van de terugloopgang. Daar moeten de dieren een kwart slag draaien en met een zachte ondergrond wordt de belas-
pen soms niet op het meest gunstige moment i n de lactatie plaatsvindt. Bij strategisch bekappen worden de koeien ook twee keer bekapt, maar dan op basis van lactatiestadium. De eerste keer is na 100 dagen lactatie en de tweede keer is aan het begin van de droog-
Twee jaar extra aandacht voor klauwen via Grip op klauwen Project Grip op klauwen werkt aan een betere klauwgezondheid en duurt tot eind 2013. Het project werkt samen met vijf dierenartsenpraktijken in Nederland. EIke dierenartspraktijk begeleidt tien deelnemende melkveebedrijven. In September vindt op deze bedrijven een zogenoemde
nulmeting plaats om de status van de klauwen op dat moment vast te stellen. Doel is om het aantal aandoeningen in twee jaar tijd met 30 procent te verminderen. Het project wil een praktijkgerichte, integrale aanpak ontwikkelen die toepasbaar is voor elk veebedrijf. Daarin is een goe-
de samenwerking tussen veehouder, dierenarts, kiauwverzorger en voedingsspecialist cruciaal. Volgens het project liggen de kosten voor klauwgezondheid van een gemiddeld melkveebedrijf met 100 koeien tussen €3.800 en €8.300 per jaar. Er is bij verbetering dus veel te verdienen.
ting op de klauw verminderd. „Verder zijn we vaker gaan voetbaden en is een mestrobot i n gebruik genomen ter vervanging van de mestschuif met ketting." Wenneger denkt dat een deel van de wittelijndefecten veroorzaakt Werd door het staan op de ketting. Ook merkt hij dat de vloer nu droger is, iets wat zeker ook helpt Mortellaro terug te dringen.
Hans van Bergen (40) is melkveehouder Oeffelt
in
(N.^Br.). Hij
heeft 95
toodbonte
melkoeien
en 78
s/x/ks Jongvee.
stand. Voordeel is dat de koe op het beste moment wordt bekapt. Nadeel is dat koeien die erg uitlopen i n lactatie soms lange tijd blijven lopen zonder dat de klauwen zijn bekapt. Wijnand
Hogenkamp
Afname stinkpootinfecties aandoeningen
in 2003 en 2010 in %
zoolbloedingen stinkpoot Mortellaro wittelijndefecten tyioom fXPolzwefen ':"
3,5
37
bron: GD (2003) eh Digiklauw
(2010) Wilt u reageren op deze
De cijfers van Digil
fokkerijvisie?
betrouwbaar beeld van de Itlauwgezond-
naar
heid van de Nederlandse melkveestapel.
Ga dan
www.boerderij.nl/
fokkerij
BOERDERIJ
96 —
no. 4 4
(2 a u g u s t u s
2011)
BOERDERIJ
96 —
no. 4 4
! EN paar dorpjes verderop bouwen twee boeren gewoontjes. Ze zijn gemiddeld diep maar met korte speelk een stal voor 300 melkkoeien. Ze zullen straks nen en een hoog achteruier, gemiddeld van aanhechting met robots gemolken worden, dus de koeien koen ophangband. De uiers zullen er dus niet meer zo mooi i men daar nooit meer buiten. uitzien als de nazates vijf keer of meer hebben gekalfd. Goed beenwerk is onontbeerlijk voor binnenkoeien. De Maar goed, de meeste Kylians zullen drie a vier keer kalbeste benen komen van Brown Swiss-stieren. Maar die ven, gezien de extra 447 dagen i n de fokwaarde. Ze leven w i l niet iedereen. Een aiternatief is Kylian. Met 113 is hij dus zeven maanden langer dan de andere koeien op de na de Brown Swissen de beste benen-stier die beschikbedrijven. Ook weer een goed cijfer. baar is. Bij zwartbont scoort hij 111 op beenwerk. Met Kian-bloed groeit de angst voor de vruchtbaarheid. Kylian is niet alleen maar een benenstier. Met veel melk Met 97 is die echter maar iets ondergemiddeld. Met 99 en net ondergemiddeld eiwit vererft hij 38 kilo eiwit, een voor kruisbreedte en 105 voor helling kun je spreken van topscore over alle rassen heen. Het vetgehaite is dan weer mooie kruizen. Weilicht geeft dat de aanleiding tot een sterk negatief. Zijn dochters zijn gemiddeld qua hoogtevolgend sterk punt, namelijk het beengebruik. Veel koeimaat, maar hebben w e l een enorm brede voorhand. En enkenners zien verband tussen de kruisbouw en het ondanks de hoge producties hebben ze toch meer condibeengebruik. Met 110 scoort Kylian astronomisch hoog. tie dan hun collega's. Kortom: het zijn robuuste dieren. Alleen Maniac, Fidelity en Kiska halen dergelijke waarKylian is de zoveelste stier uit de Massia-familie. Met des. Allemaal via vader of moeder verbonden met Kylian. Kian als vader hadden we gehoopt op een hoger eiwitper- Voor nog hogere cijfers moet u naar de Brown Swiss. centage in de melk. De oermoeder Massia had nog meer Kylian-dochters hebben w e l erg rechte benen, dus de dan 3,80 eiwit, maar dat is bij haar nageslacht wat verwa- koeien die u ermee w i l t insemineren moeten w e l enige terd. Kian was echt w e l nodig om het eiwit weer terug te kromming i n de achterbenen hebben. halen. Met Kian, Lightning, Stadel, Subliem Tulip, AnKortom, Kylian is een bijzondere outcross-stier die veel dries, Jubilant en Adler i n Kylians afstamming moeten we kan brengen voor beenwerk en voorhandbreedte en eiwit de inteelt zeker in de gaten houden. Ik ben verklaard tebij zwartbont. Voor roodbont is het een melkstier met sugenstander van inteelt, maar hier is sprake van een derperbeenwerk en voorhandbreedte, maar waak wel voor mate topstier dat enige bloedvernauwing geoorloofd is. inteelt, via zowel de Massia's als de vaderlijn. Kian is op veel bedrijven, en dan met name bij zwartIk verwacht erg veel van Kylian als stiervader. Opvalbont, nooit gebruikt. Lightning lend is dat i n Nederland volop heeft helemaal nooit de ver>. zonen ingezet worden, i n het kooplijsten aangevoerd, maar buitenland niet of nauwelijks. dringt zich door zijn kwaliteiHoewel buiten Nederland de ten wel op in andere foklijnen. koeien wereldwijd veelal binStadel is w e l veel verkocht nenstaan, zijn buitenlandse maar foktechnisch niet inki's niet speciaal op zoek naar vloedrijk. Ik denk dat we daar, benenstieren, of men is niet behalve i n deze moederlijn, open minded genoeg om een niet veel meer van horen. stier als Kylian i n te zetten. Met Lightning, Stadel en TuMisschien houdt de wat forse lip i n de moederlijn was ook de verkoopprijs van €21 ze tehoge klauwgezondheid van vag gen. Voor gesekst sperma der Kian hard nodig. Kylian o vraagt men €45. Je zou bijna scoort daar 105 voor. Zijn Mor2 een notaris in de arm nemen tellaro-score is maar gemiddeld. Opvallend Is dat In Nederland veel Kylian-zonen worden om de transactie vast te legMet 105 is de uiervererving ingezet; In het buitenland Juist niet. gen bij dergelijke bedragen. • (2 a u g u s t u s
2011)
IN
DETAI L
KLA U WGEZONDHE ID
BED RIJF SGE GEV ENS
Koen van Roojen: ‘Kreupele koe kost tjd en juist arbeidseficiëntie bepaalt mjn arbeidsplezier’
Focus op betere klauwgezondheid Klauwaandoeningen ervaren Koen en Marjolein van Roojen uit Koen en Marjolein van Rooijen In Overschild melken Koen en Marjolein van Roojen circa 150 koeien. Klauwgezondheid is op hun bedrjf op dit moment actiepunt nummer één. Adviseurs denken gezamenljk mee.
Overschild als ongrjpbaar. In het jaarljkse overleg met adviseurs Overschild
Aantal melk- en kalfkoeien: Aantal stuks jongvee: Grondoppervlakte:
150 110 107 ha, waarvan 55 ha gras, 10 ha mais en 12 ha bos Quotum: 1,26 miljoen Melkproductie: 8022 4,45 3,47 Bekappen: maandelijks Voetbad: iedere week (winter), om de twee weken (zomer) Totale kosten klauwverzorging: 18,80 euro per koe per jaar
I
n het gesprek met Koen (40) en Marjolein (40) van Roojen uit het Groningse Overschild valt het woord arbeidseficiëntie al vroeg. ‘We hebben ons hele bedrjf zo ingericht dat één persoon alle werkzaamheden alleen moet kunnen uitvoeren. Dan is de grootste arbeidseficiëntie te behalen en dat is weer de maatstaf voor de toekomst’, stelt Koen van Roojen. ‘Door een hoge arbeidseficiëntie is een bovengemiddelde omvang en een bovengemiddeld saldo te realiseren.’ Van Roojen probeert een zo hoog mogeljke eficiëntie van de verrichte arbeid te realiseren door naar koeien te streven die weinig tjd kosten. ‘Met de huidige omvang van 150 koeien kunnen we ze niet allemaal een individuele verzorging geven. Je probeert vooral op koppelniveau de goede dingen te doen. We focussen op dit moment vooral op klauwen.’ De reden dat Van Roojen zich nu richt op een betere klauwgezondheid, is dat hj op andere gezondheidsgebieden inmiddels vooruitgang heeft kunnen boeken. ‘Vroeger kwamen melkziekte en zuchtvorming veel voor, maar sinds we gebruikmaken van de honderddagenaanpak van Agriirm rond het afkalven, gebruiken we
18
V E E T E E LT
SEPT EMBE R
2
20 11
is klauwen daardoor het hoofdthema geworden. Maandeljks bekappen, aanpassingen aan het voetbadmanagement en meer structuur in het rantsoen werpen inmiddels hun vruchten af. tekst Florus Pellikaan
nog hooguit één doos infusen per jaar. Alles rondom afkalven ervaar ik inmiddels niet meer als veel werk.’
Strategisch bekappen Naast de reductie van problemen rond afkalven is Van Roojen ook tevreden over de uiergezondheid en de vruchtbaarheid. ‘Maar in tegenstelling tot deze gezondheidsaspecten bljven klauwaandoeningen altjd een beetje ongrjpbaar. Als je het ene onder controle hebt, komt er dikwjls weer wat nieuws en vaak zjn de oorzaken moeiljk te achterhalen. Een kreupele koe kost meerdere keren per dag veel tjd en juist arbeidseficiëntie bepaalt voor een heel groot deel mjn arbeidsplezier. Daarom is klauwgezondheid op ons bedrjf actiepunt nummer één.’ Tjdens het laatste jaarljkse overleg tussen Van Roojen, dierenarts Ernst Njenhuis, veevoedingsadviseur Michiel van der Tuuk en adviseur klauwgezondheid Martien van Bostelen (zie kaders) beheerste klauwgezondheid een groot deel van het gesprek. ‘Drie jaar geleden zjn we door problemen met bvd begonnen met een jaarljks overleg. Door met elkaar om tafel te gaan, wisselen we gegevens uit die de verschillende partjen verzamelen. Ook evalueren we de afgelopen periode, worden verklaringen gezocht voor afwjkingen, worden personen aangesproken op hun verantwoordeljkheden en formuleren we nieuwe doelstellingen en actiepunten’, vertelt Van Roojen. ‘Ik merk dat actiepunten en daarmee structuur voor
mezelf positief werken. Je wilt je niet laten kennen en zet je daarom maximaal in om de actiepunten te realiseren.’ Op het gebied van klauwverzorging zjn er door het overleg inmiddels nieuwe keuzes gemaakt. Zo wordt het koppel niet meer twee keer per jaar in z’n geheel bekapt, maar komt de klauwverzorger van het rundveepedicurecentrum iedere maand om de koeien tussen de 100 en 130 dagen in lactatie, de koeien die de komende maand worden drooggezet en de ‘probleemgevallen’ te bekappen. ‘In het begin had ik naar maandeljks bekappen niet zoveel oren, omdat ik verwachtte dat het meer tjd en geld ging kosten. De eerste paar keer was dat ook zo en kostte het bezoek een halve dag en meer dan 200 euro aan arbeid en materiaal’, vertelt Van Roojen. ‘We merken nu dat de klauwgezondheid door het zogenoemde strategische bekappen echt is verbeterd. De klauwverzorger is de laatste maanden iedere keer in twee uur klaar en de kosten zjn gemiddeld 120 tot 140 euro.’ Alleen tussentjdse probleemgevallen bekapt Van Roojen zelf.
Besmet met mortellaro Van Roojen heeft wel een verklaring waarom er sprake is van verbetering. ‘Regelmatig hebben koeien honderd dagen na afkalven een klein witteljndefect of een zoolkneuzing. Door dat direct aan te pakken voorkom je zichtbare klauwproblemen verderop in de lactatie.’ Ook wat betreft de preventieve voetbaden
V E E T E E LT
SEPTEM BER
2
2011
19
IN
DETAI L
Dierenarts Ernst Njenhuis: ‘Boer moet niet verdwalen in adviezen’
De krachtvoerbox zou een mechanische oorzaak van klauwproblemen kunnen zjn
Twee voetbaden achter elkaar is één van de verbeterpunten die zjn doorgevoerd
leverde het overleg al nieuwe inzichten op. Eerder plaatste Van Roojen één voetbad achter de melkstal. ‘Het zjn altjd dezelfde koeien die als laatste door de melkstal komen en daarbj merkten we, samen met de adviseurs, minder effect van het voetbad omdat door vervuiling van het water de werking na 120 koeien inmiddels nihil was. Daarom hebben we bj de uitloop van de melkstal nu twee voetbaden achter elkaar gezet, zodat iedere klauw twee keer in een voldoende schoon voetbad met formaline komt.’ Van Roojen kwam in 2003 in aanraking met mortellaro door de aankoop van een aantal koeien. Sindsdien bljft de klauwaandoening zich manifesteren. In de winterperiode plaatst Van Roojen daarom iedere week de voetbaden en in de zomerperiode, waarin de koeien beperkt weidegang krjgen, één keer per twee weken.
Als specialist rundvee bj mengvoerleverancier Agriirm schuift Michiel van der Tuuk ook aan bj Van Roojen als het gaat
20
V E E T E E LT
SEPT EMBE R
2
20 11
grootste winst van de extra aandacht voor klauwgezondheid op het bedrjf van Van Roojen. ‘Registratie is daarbj belangrjk om problemen in beeld te krjgen en vervolgens moet je samen op zoek naar verbeterpunten. Met name het maandeljks preventief bekappen van bepaalde groepen is zichtbaar succesvol. Je werkt dan meer in het nu in plaats van in het verleden.‘ Njenhuis kan zich goed voorstellen dat Van Roojen klauwgezondheid enigszins ongrjpbaar vindt. ‘Als je dat wilt voorkomen, moet je gestructureerd werken via diagnose, risicoanalyse en praktische adviezen, en daar niet van afwjken.’
veel mogeljk te voorkomen. Ook voeren we altjd structuur bj, op dit moment een halve kilo koolzaadstro. Doordat we nu maandeljks bekappen, kjk ik altjd even mee hoe de klauwen eruitzien’, vertelt Van Roojen. ‘Gedurende het voorjaar zag je echt meer zoolverkleuringen door het eiwitrjke gras en dan weet je dat structuur bjvoeren extra belangrjk is. We proberen daar nu ook in de grasrassenkeuze rekening mee te gaan houden en iets later of misschien wel een keer minder te maaien.’ Al een link aantal jaren is Van Roojen deelnemer aan DigiKlauw, waarbj de klauwverzorger tjdens het bekappen invoert of klauwaandoeningen voorkomen. ‘Voor de statistieken is het goed om deze gegevens in beeld te hebben, maar op dit moment is in de uitslag helaas nog niet zichtbaar in welke gradaties een aandoening veel voorkomt’, vertelt Van Roojen. ‘Onlangs zei de klauwverzorger dat het goed zichtbaar was dat de voetbaden hadden geholpen omdat de mortellaro niet vurig was, maar dat is niet zichtbaar in de uitslag.’ Volgens Van Roojen is het programma ook nog niet ingesteld op maandeljks bekappen. ‘Bj sommige aandoeningen is het wenseljk om een koe een aantal keren achter elkaar in de box te hebben. Iedere keer weer wordt de aandoening dan gescoord, terwjl het om hetzelfde geval gaat. De huidige cjfers geven daardoor nog geen realistisch beeld, maar daar wordt wel aan gewerkt.’
zondheid op zjn bedrjf. ‘De klauwgezondheidsscore over de verschillende bekapmomenten is nog niet stabiel genoeg, we moeten nog een slag maken. Tjdens ons laatste overleg hebben we daarom besloten komende winter eventuele mechanische oorzaken van klauwaandoeningen in beeld te brengen. Daarbj valt te denken aan draaipunten, zoals bj de krachtvoerbox en de melkstal. Dit kan zorgen voor klauwaandoeningen als witteljndefect, zoolzweer en teenpuntnecrose.’ Van Roojen geeft op jaarbasis ruim 2800
Probleemgevallen bekapt van Roojen zelf
Om besmetting met mortellaro richting de jongveestal te voorkomen worden de gereedschappen tussen de stallen niet uitgewisseld en gaat Van Roojen alleen met schone laarzen naar de jongveestal. ‘Er gaat ook bewust nooit een dier van de ligboxenstal terug naar de jongveestal.’ Met het oog op het comfort en de gezondheid heeft Van Roojen bovendien samen met de adviseurs en Vetvice een aantal jaren geleden een renovatieplan voor de ligboxenstal doorgevoerd en een nieuwe stal voor de droge koeien en jonge kalveren gebouwd. ‘De rust en ruimte die we hiermee hebben gecreëerd, werken zeker positief op de klauwgezondheid.’
Structuur bjvoeren Ook wat betreft voeding houdt Van Roojen rekening met klauwgezondheid. ‘We proberen wisselingen in het rantsoen zo
Voedingsadviseur Michiel van der Tuuk: ‘Voeding in relatie zien’ over klauwen. ‘Je moet voeding altjd in relatie zien tot bjvoorbeeld het droogstandsmanagement, de jongveeopfok en dus ook de klauwgezondheid. Natuurljk is voeding ons speerpunt, maar als het dier niet functioneert, helpt een goede voeding ook niet’, stelt Van der Tuuk. Dat voeding en klauwgezondheid sterk met elkaar verbonden zjn, onderschrjft hj. ‘Maar sommige mensen doen geloven dat alles voedingsgerelateerd is en dat gaat me te ver. Ons plan bestaat altjd uit een drieluik: het dier, de omgeving en de voeding. Het is juist goed om de verbanden daartussen te leggen en te benoemen.’
Acht jaar komt Ernst Njenhuis als bedrjfsdierenarts inmiddels over de stalvloer bj Van Roojen. Hj was destjds ook degene die het idee opperde om met meerdere adviseurs om tafel te gaan. ‘Een veehouder moet niet verdwalen in de adviezen en door verschillende adviseurs van het kastje naar de muur worden gestuurd. Daarom is het goed om de adviseurs bj elkaar te halen, risicofactoren te analyseren en samen te kjken welke adviseur waarvoor verantwoordeljk is’, vertelt Njenhuis. ‘In sommige gevallen zou het wenseljk zjn als ook een inancieel adviseur aanschuift.’ Volgens Njenhuis is bewustwording de
Op voedingsgebied is er in de afgelopen jaren een aantal verbeteringen doorgevoerd. ‘We zagen dat door het weiden in de zomer de koeien te weinig conditie hadden in de herfst. Daarom is er nu gekozen voor modern standweiden, meer bjvoeren en het inzaaien van meer structuurmengsels. Ook is bewust de overstap gemaakt naar dynamisch voeren, waardoor we de krachtvoer-ruwvoerverhouding goed kunnen bewaken’, vertelt Van der Tuuk. ‘Je merkt dat op het bedrjf van Van Roojen de stapjes vooruit steeds kleiner worden. Nu is het zaak alle kengetallen goed te bljven volgen en daarop in te spelen.’
Mechanische oorzaken Op basis van de uitslagen van DigiKlauw en van wat hj op een workshop over klauwen heeft geleerd is Van Roojen nog niet helemaal tevreden over de klauwge-
euro ofwel 18,80 euro per koe uit aan totale kosten voor klauwverzorging, inclusief de voetbaden. Deze kosten wegen volgens Van Roojen niet op tegen de baten van een goede klauwverzorging. ‘Als je op jaarbasis vjf koeien kunt uitsparen, heb je het al over 5000 euro. Daarnaast kost iedere kreupelheid melk en duizend liter per koe ben je dan snel kwjt. Ik verwacht dat we, ondanks alles wat we nu al doen op ons bedrjf, nog wel 10.000 euro aan schade door klauwaandoeningen op jaarbasis kunnen besparen.’ l
Klauwenspecialist Martien van Bostelen: ‘Conditiescore is goed meetinstrument’
Doordat Koen en Marjolein van Roojen al een link aantal jaren deelnemen aan DigiKlauw, kwam Martien van Bostelen, adviseur klauwgezondheid namens het Rundveepedicurecentrum, in contact met hun bedrjf. ‘Ik zag in de resultaten van DigiKlauw aanleiding om structureel aandacht te geven aan een aantal aandoeningen en daar stond Van Roojen open voor’,
vertelt Van Bostelen. ‘Klauwgezondheid is toen een wezenljk onderdeel in het overleg geworden. Het strategisch klauwverzorgen en meer aandacht voor de voeding heeft er inmiddels voor gezorgd dat witteljndefecten en mortellaro in gradaties zjn afgenomen. Ze komen nog wel voor, maar in mildere vorm.’ Met deze conclusie in de hand wil Van Bostelen met de adviezen nu meer de diepte in. ‘Komende winter gaan we in de stal zoeken naar factoren op het gebied van huisvesting die een negatieve invloed kunnen hebben op de klauwgezondheid. Daarbj kun je denken aan draaipunten, boxafmetingen en roosters.’ Ook wil Van Bostelen graag conditiescore gaan beoordelen. ‘Van Roojen streeft naar een lage kostprjs en dan moet je op het scherpst van de snede managen. Dat is uitdagend, maar er is ook een risico dat je een keer linksom gaat. Conditiescore is dan een goed, extra meetinstrument.’
V E E T E E LT
SEPTEM BER
2
2011
21
Wordt deze nieuwsbrief niet goed weergegeven? Bekijk hier de online versie >>
Vol aan de bak Het landelijke project Grip op Klauwen werd in juli feestelijk afgetrapt. Momenteel is het project in het veld flink aan de slag. Het scholingstraject voor dierenartsen, klauwverzorgers en (voer)adviseurs is net afgerond. In heel Nederland zijn projectwerkers getraind in de integrale, praktijkgerichte adviesaanpak binnen het project. In de loop van november 2011 zijn de klauwverzorgers op melkveebedrijven van deelnemers gestart met een nulmeting. Bij rundveepedicure worden voor- en achterpoten gescoord en vastgelegd in een nulmeting. Tevens worden dit najaar de eerste keukentafelgesprekken tussen melkveehouder, dierenarts en klauwverzorger gehouden. Lees verder >>
Vijftig deelnemers Grip op Klauwen Een selecte groep van vijftig melkveehouders in Nederland gaat binnen het project Grip op Klauwen actief aan de slag met de klauw- en beengezondheid op het eigen bedrijf. De melkveehouders binnen de pilotgroepen doen dat in nauw samenspel met dierenarts, klauwverzorger en (voer)adviseur. Lees verder >>
Quickscan: Klauwgezondheid onderschat Melkveehouders vinden klauwgezondheid belangrijk, maar verdiepen zich hier weinig in. Daarnaast denken ze vaak dat de klauwgezondheid op hun bedrijf beter is dan gemiddeld. De werkelijkheid blijkt vaak anders te zijn. Lees verder >>
Grip op Klauwen is een initiatief van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met de projectpartners AB, Vereniging voor Rundveepedicure, CRV, KNMvD. Het project is financieel mogelijk gemaakt door het Productschap Zuivel (PZ), Ministerie EL&I, CRV en ZLTO. De projectleiding is in handen van ZLTO Projecten.
Uitschrijven
|
Aanmelden
Wordt deze nieuwsbrief niet goed weergegeven? Bekijk hier de online versie >>
Pak klauwproblemen samen op Het project ‘Grip op Klauwen’ werkt aan een geïntegreerde aanpak van klauwgezondheid. Piet Kloosterman, specialist Klauwgezondheid van PTCplus in Oenkerk, vindt dit een must: ‘Erfbetreders kunnen problemen bij klauwen op een ander afschuiven. De dierenarts zegt bijvoorbeeld dat een probleem in de voeding zit. Door er samen naar te kijken ontstaat juist een vorm van synergie. De erfbetreders zitten op één lijn en vullen elkaar aan. Lees verder >>
Adviesaanpak breder verspreid De GD houdt in april en mei vier voorjaarssymposia voor dierenartsen in het kader van VeeKompas. Hier komen actuele ontwikkelingen rond klauwgezondheid en parasieten aan de orde. Tijdens deze bijeenkomsten wisselen dierenartsen niet alleen kennis uit, ook krijgen ze inzicht in een planmatige aanpak van klauwgezondheid. Deze aanpak wordt nu succesvol toegepast bij het project ‘Grip op Klauwen’. In het kader van dit project maakten Wageningen UR, GD en PTCplus een ‘uniforme aanpak klauwgezondheid’. Deze handleiding voor de erfbetreders van het melkveebedrijf bevat een schat aan informatie over de planmatige aanpak bij klauwgezondheidsmanagement.
Aan de keukentafel...
Tip: Voetbad
De afgelopen weken werden bij 50 melkveebedrijven de eerste adviesgesprekken gehouden. Bij Toon van de Ven in het Brabantse Biezenmortel schuift dierenarts Stef van Roessel van Diergeneeskundig Centrum Oisterwijk aan, samen met een rundveepedicure, veevoerspecialist en projectbegeleider. Ze wisten elkaar prima aan te vullen en kwamen tot een helder advies. Lees verder >>
Meet water en werkzame stof exact af (niet gokken!).Hou je aan de gebruiksaanwijzing en milieuvoorschriften. 3 tot 5 procent formalineoplossing (ca. 39% formaldehyde) is goed werkzaam. Maak een nieuw bad na 200 tot 250 koepassages of na elke melkbeurt. Robotbedrijven: na 12 uur.
Grip op Klauwen is een initiatief van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met de projectpartners AB, Vereniging voor Rundveepedicure, CRV, KNMvD. Het project is financieel mogelijk gemaakt door het Productschap Zuivel (PZ), Ministerie EL&I, CRV en ZLTO. De projectleiding is in handen van ZLTO Projecten.
Uitschrijven
|
Aanmelden
HET IS STIL ROND HET PROJECT 'GRIP OP K L A U W E N ' . NA EEN TRAGE START GEBEURT ER NU OP DE ACHTERGROND VEEL EN ZIJN DE EERSTE ADVIEZEN AFGEGEVEN.
Vertraging lastig maar niet onoverkomelijk ET project 'Grip op Klauwen' (zie 'Naar 30 procent minder klauwaandoeningen') heeft gemiddeld zo'n drie maanden vertraging opgelopen. Het plan was de klauwverzorgers i n oktober en november naar de 50 deelnemende bedrijven te laten gaan. Daar worden alle koeien bekapt en wordt genoteerd weike afwijkingen zijn gevonden en i n weike ernst. Deze bevindingen worden per bedrijf online in Digiklauw geregistreerd. Mede op basis hieivan zouden de erfbetreders (de klauwverzorger, de dierenarts en de voeradviseur) zo'n vier tot zes weken later een gezamenlijk advies uitbrengen, dus rond half januari. I n de periode tussen bekappen en advies uitbrengen zijn de erfbetreders bijgesehoold zodat ze op gelijke wijze naar cijfers, koeien en stalsituaties kijken en ook een gelijk advies uitbrengen. Dat laatste is w e l volgens planning gegaan en in november en december uitgevoerd. Op veel bedrijven is veel later dan i n november bekapt, op een aantal bedrijven zelfs pas eind februari. Het advies
DE ERVARINGEN VAN DE VIJF DiERENARTSPRAKTIJKEN ZIJN DIVERS.
'Enthousiasme voor klauwgezondheid blijft'
van de erfbetreders volgde daardoor ook later. Deze meeste bezoeken zijn daarom pas i n maart geweest, bij zo'n tien bedrijven zelfs pas i n april. Qrote verschillen De vijf dierenartspraktijken die meewerken aan het project ervaren grote verschillen (zie 'Enthousiasme voor klauwgezondheid blijjV). Soms is laat bekapt maar volgde de advisering w e l snel. Bij andere praktijken is in november bekapt maar moest het bedrijfsadviesgesprek nog i n april plaatsvinden. Dat is jammer, want het winterseizoen, waarin veel Idauwaandoeningen in ernst toenemen, loopt af. Een gemiste kans om direct een eerste aanzet tot verbetering van de klauwgezondheid te geven. En dat is toch het doel van het project. Oorzaken vertraging De projectbegeleiders van LTO geven aan dat het lastig is alle bekapsessies i n twee maanden uit te voeren. Dat de planning niet werd gehaald, had
Eind v o r i g j a a r zijn a l l e ' e r f b e t r e d e r s ' b i j g e s c h o o l d . Hier g e e f t P i e t K l o o s t e r m a n , t r a i n e r
diverse oorzaken. Soms kon niet eerder worden bekapt omdat dat kort voor aanvang van het project al was gebeurd. Bij een ander bedrijf gingen de koeien net naar een nieuwe stal en ook dan is het niet raadzaam vlak daarna te bekappen.
Naar 30 procent minder klauwaandoeningen
A l l e k o e i e n v a n d e d e e l n e m e r s zijn r o n d o m b e k a p t . Af-
wijkingen
'Grip op klauwen' is op Sjuli 2 0 1 1 van start gegaan. In het project begeleiden vijf dierenartspraktijken samen met de klauwbekapper, de veevoedingsadviseur en een projectbegeieider van LTO in totaal 50 melkveebedrijven. Het doel is de klauwgezondheid op deze bedrijven structureel te verbeteren. Gestreefd wordt naar een afname van het aantal klauwaandoenin-
gen of de ernst ervan van 30 procent ten opzichte van de eerste meting in 2 0 1 1 . Minder problemen verbetert het dierenwelzijn en de economie van het bedrijf. De eerste metingen, zeg maar het vaststellen van de klauwgezondheid, zijn in november gedaan. In de herfst van 2012 volgt de tweede meting en in het najaar van 2013 de laatste. Op een aantal bedrijven zijn meer metin-
gen verricht om- ^• dat die hun dieren in een hogere frequentie laten bekappen, of soms individueel. De totale i
e n d e e r n s t e r v a n zijn o n l i n e v a s t g e l e g d .
B O E R D E R I J 97 —
no. 3 0 ( 2 4 april
2012)
bij PTC+ op h e t bedrijf v a n f a m i l i e V e r h e i j e n in H o r s t ( L . ) , u i t l e g aan de g r o e p .
Soms konden koeien niet eerder worden bekapt omdat de klauwverzorgers een strakke planning hebben en daar niet zomaar even tien bedrijven kunnen worden ingevoegd. De dierenartspraktijken hadden ook al flink voile agenda's i n verband met de invoering van de bedrijfsgezondheidsplannen op de rundveebedrijven. Verder kregen niet alle erfbetreders d i rect inzage i n Digiklauw. Een technische kwestie, maar het zetje zo weer een paar weken achterop, aldus een van de LTOprojectbegeleiders. Al die factoren tezamen maken het begrijpelijk dat niet op alle bedrijven op tijd is bekapt of dat er al snel een advies van de samenwerkende adviseurs volgde. Blijft wel overeind dat het hele project al met al gemiddeld zo'n drie maanden vertraging heeft opgelopen. Geen effect op resultaat Toch denken de vijf deelnemende dierenartspraktijken dat de vertraging weinig of geen effect heeft op het eindresultaat. BOERDEHIJ
9 7 — no. 3 0 ( 2 4 april
2012)
Bovendien loopt het project nog tot ver in 2013. De eerste adviezen kunnen nu i n de praktijk worden gebracht. Vervolgens zijn er nog genoeg momenten om te bekappen en dat ook tijdig te plannen. Dan kan er ook vervolg worden gegeven aan het verder invullen van de gegevens i n Digiklauw om die vervolgens met de vorige uitslag te vergelijken. De verandering i n de klauwgezondheid leidt tot nieuwe of aangescherpte adviezen en dat moet ervoor zorgen dat de situatie langzamerhand verbetert. Ook moet er het besef zijn dat verbeteren van de klauwgezondheid hoe dan ook een langdurige kwestie is. Vertraging is dan wel jammer, maar gerekend over een periode van nog twee jaar te gaan, zijn er nog genoeg verbeteringen mogelijk om het gestelde doel van 30 procent minder klauwproblemen te realiseren. Wijnand
Hogenkamp
„De vertraging is lastig, maar niet onoverkomelijk", vindt dierenarts Bas Toxopeus van DAP Oosthof i n Neede (Gld.). Van de negen bedrijven die hij onder zijn hoede heeft, waren er begin april vijf bezocht. Zo'n bezoek kan alleen plaatsvinden op basis van de uitslag van Digiklauw. Thomas Lohuis van DGC De SHnge i n Aalten (Gld.): „We bespreken de uitslag van Digiklauw met de veevoedingsadviseur, klauwverzorger en een projectbegeieider van LTO. Dan gaan we op het bedrijf kijken en brengen advies uit. Dat is inmiddels op negen van de elf bedrijven gebeurd, Een enkeling vindt het jammer dat het advies zo laat volgt, maar de meesten zijn enthousiast." Dierenarts Stef van Roessel van DGC Oisterwijk (N.-Br.) irriteert zich aan de vertraging die het project heeft opgelopen, maar nu het eenmaal loopt, is hij tevreden. „De koeien op de bedrijven zijn bekapt tussen december en maart. Alle tien bedrijven hebben kort daarop een advies gekregen. De uitdaging is om praktische oplossingen en handvatten te bieden waar de veehouder iets mee kan en die uitvoerbaar zijn. Doel is het aantal en de ernst van de aandoeningen te verminderen. Terugbrengen naar n u l is een illusie." In het Noorden trekt dierenarts Erwin Hoogland van DAP Stad tot Wad i n Bedum (Gr.) de kar voor 'Grip op Klauwen'. Hij vindt dat het prima loopt, De Idauwverzorger is i n de periode november-januari rond geweest en alle bedrijven hebben hun eerste advies gehad. „We zijn later gestart dan gepland, maar i n onze optiek loopt alles nu op roUetjes. Je moet ook niet te moeilijk doen over vertraging; het is een groot project en dan w i l je het ook goed doen. We werken met meerdere partijen en dat vraagt soms t i j d . Voor ons geldt dat de vlotte planning en opvolging van advisering mede is te danken aan Froukje van der Molen, die namens LTO onze bezoeken regelt." De zuidelijkste dierenartspraktijk is DAP Horst (L.). Dierenarts Dick de Lange meldt dat daar de start ook moeizaam is veriopen. „In het project is een vrij strakke planning gemaakt, maar dat past niet altijd i n het bekapritme dat de veebedrijven toepassen." De Lange werkt samen met Jos van den Broek van DAP Ell en gezamenlijk begeleiden zij tien bedrijven waarvan er drie bij de praktijk Horst horen. De Lange: ,Achter de schermen is al veel gebeurd, en nu kunnen we ook bekapsessies plannen. Er is nog tijd genoeg om conclusies te trekken en de advisering bij de veehouders neer te leggen."
Wordt deze nieuwsbrief niet goed weergegeven? Bekijk hier de online versie >>
‘Kennis over klauwen is kracht’ Verzorgen van koeienklauwen is de expertise van het team klauwverzorging van AB Oost. Scholingsdagen in kader van het project Grip op Klauwen geeft een extra verdieping van praktijkkennis en theorie bij vier van hun klauwverzorgers. ‘Deze kennis kan goud waard zijn voor melkveehouders. Zij kunnen het benutten om de klauwgezondheid te verbeteren’, tipt Gerrit Assink, Relatiemanager bij AB Oost. Lees verder >>
Even voorstellen: Karola Colombijn De nieuwe projectleider van Grip op Klauwen is sinds december 2011 Karola Colombijn. Zij nam het stokje over van Guus van Laarhoven. Karola is als projectleider sinds 2007 in dienst bij ZLTO. Bij het diergezondheidsproject ‘Zicht op gezonde dieren’ vervulde zij de rol van regiocoördinator. ‘Instromen in een lopend project met veel partners is niet eenvoudig, maar het is wel een flinke uitdaging. Lees verder >>
Leren van evaluatie
Tip: Maximale ligtijd
Een evaluatie van verschillende elementen binnen Grip op Klauwen brengt sterke punten van het samenwerkingsproject in beeld. Bij de keukentafelgesprekken werd de kracht van de teamsamenstelling goed beoordeeld. Veehouder, dierenarts, voervoorlichter en klauwverzorger leveren veel informatie uit verschillende hoeken en komen zo samen tot een goed advies. Ook de punten waarop extra gas gegeven moet worden, zijn in beeld gekomen, zoals het scholen van erfbetreders. Lees verder >>
Het beste is als alle koeien zo vaak en zo lang kunnen liggen als ze willen; minimaal 12 tot 15 uur per dag. Elk uur meer dan 12 uur levert 0,5 tot 1 kilo melk per dag extra op. Bovendien als een koe meer ligt, belast ze haar klauwen minder en is er minder kans op het ontstaan van zoolbloedingen en andere aandoeningen, zoals zoolzweren. Ruime, droge, zachte en voldoende ligplaatsen garanderen een maximale ligtijd.
Grip op Klauwen is een initiatief van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met de projectpartners AB, Vereniging voor Rundveepedicure, CRV, KNMvD. Het project is financieel mogelijk gemaakt door het Productschap Zuivel (PZ), Ministerie EL&I, CRV en ZLTO. De projectleiding is in handen van ZLTO Projecten.
Uitschrijven
|
Aanmelden
Klauwgezondheid
Tekst: José Bongen Beeld: Koos van der Spek
Met zes man sterk zitten de begeleiders van het project Grip op Klauwen bij de familie Langereis aan de keukentafel. V.l.n.r.: Erwin Hoogland (dierenarts Van Stad tot Wad), Jan Keizer (Rundvee Pedicure Centrum), Ernst Nijenhuis (dierenarts), Egbert Anne Andringa (LTO), Froukje van der Molen (LTO), Henk Maalderink (Hendrix UTD), Annely Langereis-Muilwijk (veehoudster). Veehouder Adrian Langereis is niet aanwezig tijdens de adviesmiddag, maar Annely zit volledig in het bedrijf en kan de troep adviseurs prima alleen aan.
Een mooi moment om alles eens grondig aan te pakken.” Je moet dan ook niet verwachten dat de deelnemers aan Grip op Klauwen een stal vol kreupelaars hebben, nuanceert dierenarts Erwin Hoogland direct. „Er zitten bedrijven tussen die juist bovengemiddeld goed scoren. Ze dienen als referentie: hoe kan het dat het daar goed gaat en ergens anders minder? Grappig is dat die boeren zelf vaak vinden dat ze niks bijzonders doen.” Het verschil tussen matige en goede klauwgezondheid zit ‘m dan ook niet in ingewikkelde vloeren of dure stallen, kan hij al concluderen. „Sterker nog: onze deelnemer met de oudste stal heeft de beste klauwgezondheid. Hij doet gewoon precies wat hij moet doen en is consequent. Elke maand wordt er bekapt, hij laat het rantsoen doorrekenen en voert structuur bij, heeft rubber op de vloer waar nodig, houdt zijn transitiekoeien op stro, is vrij van IBR, BVD en Salmonella en laat zijn koeien goed door het voetbad gaan.”
Eerste evaluatie project ‘Grip op Klauwen’
‘Beste klauwgezondheid in oudste stal’ Consequent het voetbad gebruiken, een vlakke vloer zonder obstakels en voldoende structuur in het rantsoen. Daarmee kunnen bedrijven al snel winst boeken op het gebied van klauwgezondheid. Dat
Voetbaden Bij de bedrijven die minder goed scoren, blijkt het vaak op dezelfde dingen spaak te lopen, vertelt de dierenarts. Bij infectueuze klauwaandoeningen zoals Mortellaro en Stinkpoot staat daarbij met stip op één het voetbad. „Er is een groep die het bad wel goed vult, maar het niet consequent doet. Onze gouden standaard is elke week twee doorgangen. Theoretisch is elke tien dagen genoeg, maar het is makkelijker om het op een vaste dag te doen, dus elke zeven dagen.” Een andere groep veehouders doet het wel consequent, maar vult het bad niet op de juiste manier. Ze gebruiken bijvoorbeeld de verkeerde concentratie. „Er bestaan misverstanden over wat 3 tot 5 procent formaline nou betekent. Om het duidelijk te
houden, zeggen wij altijd: 4 liter formaline (36% oplossing) op 100 liter water.” Verder moet na maximaal 150 doorgangen de oplossing vervangen worden, moet elke poot per doorgang twee keer in het bad en moet het vloeistofniveau 15 centimeter zijn, anders bereik je niet de hele klauw.
Minder Mortellaro De familie Langereis bleek in beide categorieën te vallen: ze lieten het melkvee wel eens door een bad gaan, maar veel structuur zat hier niet in. Bovendien bleek hun bak te kort waardoor niet alle poten er goed door gingen en zat er te weinig vloeistof in. Daarnaast werd de bak tussen twee beurten – 180 koeien per keer – niet verschoond. Deze veranderingen kwamen dan ook bovenaan de actielijst te staan. Het echtpaar ging, tot vreugde van de begeleiders, daadwerkelijk aan het werk: ze kochten een nieuw bad en pasten het gebruik aan. Bovendien gaan ook de droge koeien en de pinken nu door een bad; daar kan de oude bak mooi voor worden gebruikt. „Is dat qua werk te doen?”, vraagt procesbegeleider Andringa zich af. „Zolang we een stagiair hebben wel”, lacht Annely. Nog beter is het om ook voor de drogen een langer voetbad te kopen, wordt geopperd. „Maar dat is wel even een aankoop hoor, 340 euro voor zo’n badje.” Toch blijkt het nieuwe bad bij de melkkoeien z’n geld waard. Op de meest recente Digiklauwscores is te zien hoe de aanwezigheid van Mortellaro daalde van 35 koeien in januari naar slechts één koe in mei. Al kan dat beeld wat vertekend zijn omdat de bekapper in januari meer koeien onder handen nam. Bij het jongvee komt nog te veel Mortellaro voor, vinden de veehouders zelf. Dus zal het
gezelschap later die middag op zoek gaan naar een oorzaak en een oplossing.
Structuur Het tweede actiepunt op de lijst van Langereis was een stukje rubber aanbrengen in de terugloopgang van de melkstal: de koeien maken er een scherpe draai. Het heeft geholpen: wittelijndefecten komen nu minder voor. „Veehouders die last hebben van nietinfectieuze aandoeningen als zoolbloedingen, zoolzweren en wittelijndefecten, doen er goed aan om hun rantsoen door te lichten op structuur en hun stalvloer te controleren op bijvoorbeeld obstakels”, licht Hoogland toe. „Als het een voedingskwestie is, dan komen deze aandoeningen vaak bij meerdere klauwen per koe voor. Gaat het om huisvesting, dan is er meestal maar aan één poot iets te zien.” Mechanische problemen die bij de deelnemende veehouders in de stallen werden gevonden, zijn divers. „Scherpe draaien bij de melkstal zijn berucht. Maar ongemerkt zijn er ook heel wat schroeven en bouten van paaltjes in de vloer gedraaid, heeft de mestschuif scherpe randjes, zit ergens een verhoginkje, verlaginkje of een putje... Een flap rubber, schroeven met platte koppen of de flens met ankerbouten een kwartslag draaien, kan al snel verlichting geven.”
Niet afschuiven De scepticus kan zich afvragen of er werkelijk drie (of zelfs zes) man aan tafel moeten zitten om de klauwgezondheid te verbeteren. Natuurlijk kunnen problemen bijvoorbeeld door voeding ontstaan, maar als de voervoorlichter regelmatig langskomt, hoeven de dierenarts en de klauwverzorger
concludeert dierenarts Erwin Hoogland zes maanden na de start van ‘Grip op Klauwen’.
Vijftig veehouders doken met hun dierenarts, voervoorlichter en klauwverzorger de stal in om oorzaken én oplossingen voor klauwproblemen op te sporen. Het uiteindelijke doel: handvatten voor de verbetering van de algemene klauwgezondheid in Nederland. Na een nulmeting met Digiklauw door de klauwverzorger leverden een ‘keukentafelgesprek’ en een rondgang door de stal deze winter een lijst van praktische verbeterpunten op. Nu is
32
MELKVEEMAGAZINE NR 7 AUGUSTUS 2012
het tijd voor een eerste evaluatie: wat heeft het project tot nu toe opgeleverd, en hoe kan het nog beter?
Geen kreupelaars Het is maar goed dat Adrian en Annely Langereis-Muilwijk een enorme keukentafel hebben. Zes man zit er deze middag aan de koffie: twee dierenartsen, de klauwverzorger,
de voervoorlichter en twee procesbegeleiders van Projecten LTO Noord. De belangrijkste aandachtspunten waar op dit bedrijf aan wordt gewerkt: de ziekte van Mortellaro, wittelijndefecten en zoolbloedingen. Specifieke problemen met de klauwen hadden ze niet, vertelt Annely over hun deelname aan het project. „Maar het kan altijd beter. We hebben een nieuwe stal; daardoor beginnen we op veel terreinen ‘overnieuw’.
Bedrijfsgegevens
Grip op klauwen
Adrian (32) en Annely (31) Langereis-Muilwijk wonen met hun kinderen Lyanne (8), Thijn (6) en Fedde (2) in het Groningse Ten Boer. Ze bouwden vorig jaar een nieuwe stal voor 230 koeien. Op dit moment melken ze er 180. Ze hebben een medewerker voor 20 uur per week, die onder meer vijf melkmalen voor z’n rekening neemt. Het productiegemiddelde van de veestapel bedraagt 8.500 kilo melk met 4,20 procent vet en 3,55 procent eiwit. De koeien worden gemolken in een 2x14 stands rapid exit melkstal van Boumatic. Bij het bedrijf hoort 86 hectare gras en 9 hectare maïs.
Het project Grip op Klauwen is een initiatief van twee klauwverzorgers en wordt uitgevoerd door Projecten LTO Noord, ZLTO en LLTB. Het doel is dertig procent verbetering van de been- en klauwgezondheid aan het eind van 2013 op de vijftig pilotbedrijven, die verdeeld zijn over zes dierenartspraktijken. Daarnaast wordt gestreefd naar meer inzicht in klauwgezondheid bij Nederlandse veehouders in het algemeen.
MELKVEEMAGAZINE NR 7 AUGUSTUS 2012
33
zich daar toch niet te bemoeien? Het nut van het project is volgens Hoogland juist dat zij er gelijktijdig zijn. „De oorzaken van klauwaandoeningen overlappen elkaars vakgebied. Nu krijg je een gezamenlijke discussie en vervolgens één advies. De boer weet dus waar-ie aan toe is, wat er moet gebeuren en wat hij ervan kan verwachten. ‘Dat moet je de voervoorlichter maar voorleggen’ of ‘Vraag dat maar aan je dierenarts’, is er nu niet meer bij.”
De stal in
In de jongveestal gaat het gezelschap op zoek naar de oorzaak van Mortellaro. Een van de mannen wijst op de flinke laag mest die de dichte vloer voor het voerhek bedekt. Het blijkt dat de schuif toevallig slecht heeft gelopen, de oplossing is dus minder eenvoudig dan gedacht.
Dat het geven van oplossingen voor klauwproblemen zelfs met alle adviseurs samen al lastig genoeg is, blijkt als het gezelschap bij de familie Langereis na het keukentafelgesprek verhuist naar de jongveestal. Op zoek naar de oorzaak van Mortellaro. Een van de mannen wijst op de flinke laag mest die de dichte vloer voor het voerhek bedekt. Even lijkt het erop dat de besmettingsbron binnen een paar seconden is gevonden. Annely gooit echter roet in het eten: „De schuif heeft toevallig slecht gelopen. Normaal gaat hij elk anderhalf uur en doet-ie het prima”, verzekert ze. Daar kan het dus niet aan liggen. Het voer is warm, maar ook dat is geen structureel probleem: het gaat hier om het laatste stukje kuil. Bovendien ziet het vee er goed uit, dus lijkt voeding geen probleem te vormen. Achterin de stal komt men tenslotte op een spoor: door voerresten is de mestafstort van de schuif verstopt geraakt. Er ligt een hoop mest en smeer in de doorgang. Af en toe ruimen ze het op, vertelt Annely. „Maar misschien niet vaak genoeg”, voegt ze zelf al toe. Er wordt voorzichtig geopperd om een betere afstort te maken, maar daar is de veehoudster direct duidelijk in: „We hebben
net een nieuwe stal gezet en dit kost weer een paar duizend euro. Dat zie ik dus niet gebeuren.” Wekelijks schoonmaken dan maar, wordt het eerste concrete punt op de nieuwe actielijst. En – beter nog – de oorzaak van de verstopping aanpakken. Zitten er voergooiers in de stal die moeten worden aanpakt? Of blaast de loonwerker per ongeluk voer over het muurtje? Ook zou het voer wat fijner gemaakt kunnen worden, zodat er minder op de roosters wordt getrokken.
Zoolbloedingen Tijdens de bespreking aan tafel bleek er qua zoolbloedingen minder vooruitgang dan verwacht. Dus ook daarvoor wordt in de stal een oplossing gezocht. „Bloedingen zie je vooral bij verse koeien”, vertelt voervoorlichter Maalderink. „De overgang van het droogstandsrantsoen naar het verse rantsoen is dan te groot.” Dat dat ook bij Langereis de oorzaak is, wordt in eerste instantie uitgesloten: ze hebben juist een verse koeien-groep om een geleidelijke voedingsovergang te creëren. De stal wordt opnieuw doorlopen om te zien of het toch een mechanisch probleem is. Maar het enige knelpunt, de draai in de terugloopgang, is al aangepakt. Het voer bij de verse en hoogproductieve koeien wordt nageplozen. Echt fris is het niet. Maar net als bij het jongvee is dit het laatste uit de kuil, dus geen structureel probleem. Stilte volgt. „Een scheve ruwvoer-krachtvoer verhouding?”, oppert iemand. „Toch in de laatste dagen van de droogstand al slecht vreten?”, vraagt de dierenarts zich hardop af. „Het ureum is wel aan de krappe kant”, noemt de voervoorlichter. „Misschien wat ruw eiwit toevoegen?” De vaarzen die bijna moeten kalven, hebben
behoorlijke zuchtvorming, valt de dierenarts op. Misschien is er toch een te hoge energieen kaliopname in de droogstandsgroep. Daardoor kunnen ze de laatste twee weken voor afkalven sloom worden, eten ze minder goed, krijgen ze bij de opstart problemen en resulteert het uiteindelijk in zoolbloedingen. Gezamenlijk komen de adviseurs tot de conclusie dat er toch nog eens extra naar het transitiemanagement moet worden gekeken. De koeien moeten voor het afkalven goed actief blijven en direct na het kalven gretig vreten. Het echtpaar zal de komende tijd bijhouden hoe de dieren in transitie het doen. Meerdere keren per dag even kijken zodat de dieren naar het voerhek komen en mooi voer geven, kan bovendien helpen. Afgesproken wordt dat de dierenarts en de voervoorlichter binnenkort langskomen om het rantsoen grondig door te lichten en praktische handvatten op te stellen.
Conclusie Voor de stal wordt nog even nagepraat. Terugblikkend is het gezelschap blij met de gemaakte vorderingen. De totale klauwgezondheidsscore op het bedrijf is gestegen van 70 naar 80 van de 100 punten. Ook de veehouders zelf zijn tevreden. Annely: „We krijgen inzichtelijk hoe het nu eigenlijk gaat met de koeien en hoe het nog beter kan. We worden er zelf ook kritischer van: opeens ergert het enorm dat het jongvee Mortellaro heeft en wil je er echt wat aan doen. Het fijne aan het project is dat je geen vreemden op je erf hoeft te halen. Je werkt met mensen die het bedrijf al kennen.” Wel hebben ze er vanaf het begin op gehamerd dat het advies praktisch moet zijn. „Zo’n nieuwe afstort bouwen bijvoorbeeld klinkt leuk, maar dat gebeurt toch niet. We moeten er wel wat mee kunnen.” ■
MELKVEEMAGAZINE NR 7 AUGUSTUS 2012
35
Wordt deze nieuwsbrief niet goed weergegeven? Bekijk hier de online versie >>
‘Kleine maatregelen met groot effect’ Het weghalen van een drempel of het verbeteren van de looplijnen, kunnen de klauwgezondheid soms fors verbeteren. Die ervaring heeft dierenarts Vera Veltkamp van Slingeland Dierenartsen. Soms zijn grotere investeringen noodzakelijk. Veltkamp is deze maand volop bezig met de tweede ronde keukentafelgesprekken langs melkveehouders in het kader van‘Grip op Klauwen’. Lees verder >>
Digiklauw en Grip op Klauwen versterken elkaar Binnen Grip op Klauwen legt de klauwverzorger met behulp van Digiklauw de klauwgezondheid en eventuele klauwaandoeningen vast. Via Veemanager, het digitale managementpakket van CRV, worden deze cijfers vervolgens overzichtelijk gepresenteerd. Zo brengt Digiklauw de klauwgezondheid van afzonderlijke koeien en van het bedrijf als geheel inzichtelijk in beeld. Digiklauw is een samenwerking tussen CRV, de Vereniging voor Rundveepedicure, AB/Rundveepedicurecentra-organisaties en de Gezondheidsdienst voor Dieren. Lees verder >>
Bijeenkomsten kennisuitwisseling boeren
Samen werken aan gezonde klauwen
Binnenkort staan binnen het project ‘Grip op klauwen’ groepsbijeenkomsten op het programma. In iedere regio komen deelnemende melkveehouders bij elkaar om te praten over hun ervaringen in het project onder begeleiding van hun procesbegeleider. Ze bespreken met elkaar de ervaringen van de adviesaanpak in het algemeen, maar ook de uitwerking van hun plan van aanpak op het eigen bedrijf. Lees verder >>
In oktober en november worden door heel Nederland workshops klauwgezondheid georganiseerd door FrieslandCampina. Hiermee wil FrieslandCampina een bijdrage leveren aan de mogelijkheden om klauwgezondheid op melkveebedrijven te verbeteren. De workshops worden gegeven door een dierenarts en een klauwverzorger en ondersteund door een medewerker van FrieslandCampina. Lees verder >>
Grip op Klauwen is een initiatief van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met de projectpartners AB, Vereniging voor Rundveepedicure, CRV, KNMvD. Het project is financieel mogelijk gemaakt door het Productschap Zuivel (PZ), Ministerie EL&I, CRV en ZLTO. De projectleiding is in handen van ZLTO Projecten.
Uitschrijven
|
Aanmelden
H O O F D A RT I K E L
76
Tijdschrift voor Diergeneeskunde Deel 138 Aflevering 2 1 februari 2013
H O O F D A RT I K E L
Ego opzij zetten is vereiste bij samenwerken De tijd dat de dierenarts met de voeradviseur de degens kruiste op het boerenerf lijkt voorbij. Steeds vaker werken beide samen, met als doel de veehouder een nog beter advies te geven. Maar samenwerken is lang niet voor iedereen weggelegd. De rundveedierenartsen Bas Toxopeus en Thomas Lohuis praten samen met Egbert Anne Andringa van Projecten LTO Noord over de vraag waar je aan moet voldoen om zo’n samenwerking tot een succes te maken. Tekst Frank de Vries Foto Yvette Zellerer “Een veehouder heeft vaak meerdere adviseurs in de stal en tegenstrijdige adviezen liggen daarom op de loer.” Aan het woord is dierenarts Bas Toxopeus van de Oosthof Dierenartsen in Groenlo. “Door te gaan samenwerken op het boerenerf ga je als dierenarts je eigen expertise vergroten”, weet Thomas Lohuis van Slingeland Dierenartsen in Aalten. Beide rundveedierenartsen zijn bekend met samenwerking op het boerenerf. In een project werken ze, ieder op acht verschillende bedrijven, samen met de plaatselijke
voervoorlichter en klauwverzorger. In het Noorden van het land worden dergelijke projecten begeleid vanuit Projecten LTO Noord door Egbert Anne Andringa. Hij heeft veel ervaring opgedaan in het begeleiden van samenwerkingsprojecten tussen veehouder, dierenarts, klauwverzorger en voeradviseur. Andringa: “De kwaliteit van het advies neemt toe als meerdere disciplines samenwerken.”
Boer centraal Vaak is een samenwerking tussen partijen uit nood geboren. Door een inzakkende economie of krimp in de markt trekken partijen noodgedwongen naar elkaar toe.
Tijdschrift voor Diergeneeskunde Deel 138 Aflevering 2 1 februari 2013
Is dat ook het geval bij deze samenwerking op het erf? “Nee”, zegt Andringa stellig, “deze samenwerking is louter vanuit het belang van de klant opgezet. Het bundelen van expertises op het erf versterkt het advies en zorgt dat er een eensluidend advies wordt gegeven.” Dierenarts Toxopeus vult aan dat één advies beter wordt opgevolgd en tegenstrijdige adviezen voorkomt: “De setting bij de boer met meerdere adviseurs krijgt een zwaardere lading waardoor de veehouder sterker gemotiveerd is het advies serieus te nemen en op te volgen.” Andringa waarschuwt er wel voor niet op elkaars terrein te gaan zitten. “Het is sterk om vanuit je eigen kracht en discipline je inbreng te hebben in een totaaladvies.” Andringa wijst erop dat dé succesfactor bij samenwerken is: het centraal stellen van de boer. “Je bent verplicht je ego overboord te zetten voor een goed advies.”
Terreinen van samenwerking Als het gaat om de terreinen waarop
77
H O O F D A RT I K E L
dierenartsen kunnen samenwerken, maakt Lohuis onderscheid tussen bedrijven waar hij vaak en waar hij weinig komt. Lohuis: “We hebben zo’n 50 procent van onze melkveeklanten in de bedrijfsbegeleiding. Dat betekent dat je daar erg vaak over de vloer komt en dus veel van het bedrijf weet. Bij andere klanten kom je uitsluitend op basis van curatieve zorg. Ik zie samenwerkingsvormen op het boerenerf in eerste instantie alleen werken op die bedrijven waar we intensief begeleiden.” Toxopeus vindt dat de dierenarts een brede kijk op een veebedrijf heeft en daarom met veel adviseurs kan samenwerken. “Omdat we het voer niet zelf maken, denk ik dat de samenwerking met de voerleverancier het meest voor de hand ligt. Het is ook zo dat de relatie tussen voeding en diergezondheid zo evident is dat best wel meer mag worden samengewerkt tussen voeradviseur en dierenarts.” Andringa ziet vanuit zijn rol als projectbegeleider naast voeding veel kansen voor samenwerking bij de vruchtbaarheid, de uiergezondheid en beengebreken.
Pijnpunt We hebben het bij de samenwerking op het erf vaak over adviezen geven en adviezen nakomen. Daarmee kom je al snel op de vraag welke rol een dierenarts nu
eigenlijk heeft op het erf: die van adviseur of die van doener en genezer? Hoewel de dierenarts in zijn opleiding veel handvaardigheden heeft geleerd, zie je steeds meer dat hij of zij op het boerenerf de functie van adviseur krijgt, weet Lohuis. “Een groep van veehouders ‘rekent’ ons steeds vaker af op onze adviezen, terwijl een andere groep juist zegt: ‘niet gezweet is niet gewerkt.’ Er bestaat dus een dubbel beeld.” Toxopeus herkent dit beeld: “Ik heb klanten die mij als een adviseur diergezondheid zien, terwijl anderen me zien als de man die de keizersnee doet.” Al pratend over het financieel tot waarde brengen van
De relatie tussen voeding en diergezondheid is zo evident dat best meer mag worden samengewerkt veterinaire adviezen, merkt Toxopeus op dat de groep veehouders die hem als een ‘doener’ zien, de dierenarts vooral als kostenpost ervaren, terwijl de ‘adviesgroep’ de meerwaarde van het advies inziet. “Het advies mag bij dergelijke veehouders best geld kosten, als er voldoende opbrengsten tegenover staan.” Andringa ziet zelfs een
Module samenwerken Wim Kremer, Hoogleraar gezondheidszorg landbouwhuisdieren van de faculteit Diergeneeskunde in Utrecht en tevens onderwijsdirecteur: “Je kunt bij veehouders je werk als dierenarts alleen maar goed doen door samen te werken met andere adviseurs.” Binnen de faculteit Diergeneeskunde maakt Kremer zich sterk voor het onderwerp interprofessionele samenwerking. In het studieonderdeel ‘Analyse van een eigen bedrijf’ wordt veel aandacht besteed aan vooral de samenwerking met voeradviseurs, vertelt Kremer. Samenwerken is een competentie die mensen volgens Kremer niet zomaar kunnen leren: “Wij zorgen dat deze competentie wordt ontwikkeld bij onze studenten.” De module samenwerken loopt, aldus Kremer, door de totale studie heen, startend in het eerste jaar. Ook in nascholingscursussen voor afgestudeerde dierenartsen wordt dit onderwerp sterk belicht. Dierenartsen geven aan dat het samenwerken met andere adviseurs meer tijd kost en daarom de boer een hogere factuur bezorgt. Is Kremer daarvan op de hoogte? Kremer wil deze opmerking van dierenartsen graag in detail analyseren. “Het zou best kunnen dat je wat meer tijd kwijt bent aan overleg onderling, maar in mijn beleving vertaalt zich dat in een beter advies en dus meer rendement voor de veehouder.”
78
groeiende groep veehouders die eisen dat hun adviseurs onderling samenwerken. De samenwerking op de boerenerven is op dit moment voor het overgrote deel in projecten gegoten. Dat betekent dat vele gemaakte uren nog worden betaald vanuit het projectbudget, gesubsidieerd dus. Toxopeus ziet dan ook een pijnpunt opkomen als de samenwerking op ‘eigen benen’ komt te staan. Toxopeus: “Dat wordt een enorme uitdaging. Nu zijn voorbereidingsuren en langere gesprekken nog niet in rekening gebracht. Voor de veevoeradviseur veranderd er niets als het project afloopt en de samenwerking 100
procent commercieel wordt. Zijn uren komen nu en ook later volledig uit de brokprijs. Bij ons als dierenartsen is dat heel anders. Alle gewerkte uren worden gefactureerd.” Toxopeus verwacht wel dat het meer inzichtelijk maken van gewerkte uren, bijvoorbeeld door de verslaglegging te doen aan de keukentafel, de drempel voor de boer om zonder mokken te betalen lager maakt. Andringa ziet dit pijnpunt ook. “We willen vanuit het project een standaard ‘format’ maken met daarin een doelstelling, bevindingen, analyses, actiepunten en het te verwachten effect op het bedrijf. Door meer gestructureerd in een ‘format’ te werken, kun je als dierenarts in ieder geval tijd sparen zonder dat je zaken moet weglaten omwille van de kosten. En tegelijkertijd maak je op deze manier de gewerkte uren transparanter.” Toxopeus en Lohuis weten dat, wanneer ze alle uren gaan doorberekenen in een samenwerking met de voeradviseur (voorbereiding, bedrijfsbezoeken en verslaglegging), ze al gauw 1000 euro per jaar per bedrijf aan meerkosten krijgen. Uiteraard krijgt de boer daar iets voor terug, een advies en de bijbehorende begeleiding, maar toch. Andringa ziet nog andere mogelijkheden om projecturen efficiënt in te vullen. “Je zou de tweejaarlijkse
Tijdschrift voor Diergeneeskunde Deel 138 Aflevering 2 1 februari 2013
H O O F D A RT I K E L
Van links naar rechts: Bas Toxopeus, Thomas Lohuis en Egbert Anne Andringa. (Foto: Frank de Vries)
adviesgesprekken die de dierenarts met zijn klant voert over het Bedrijfsgezondheidsplan, kunnen aangrijpen en in dezelfde sessies ook het samenwerkingsverband met de voeradviseur laten plaatsvinden.” De drie heren zijn groot voorstander van het inzichtelijk maken van concrete doelen bij een advies. Bijvoorbeeld het dalen van de tussenkalftijd met 25 dagen of het dalen van klauwproblemen met 30 procent.
Sociale vaardigheden Is samenwerken voor iedereen weggelegd? “Nee, dat zeker niet. Goed samenwerken, een competentie, is pas mogelijk als je over diverse sociale vaardigheden beschikt, zoals het goed kunnen netwerken, assertief zijn, goed kunnen omgaan met diversiteit, overtuigingskracht hebben en weg weten met conflicten. Daarnaast zijn tact, empathie en sensitiviteit drie belangrijke sociale eigenschappen die nodig zijn bij goed samenwerken. Vertrouwen is de sleutel tot succesvol samenwerken. Andringa herkent deze sociale vaardigheden die samenwerken succesvol maken: “Ik zeg altijd dat de boer centraal stellen de basis is; praat niet samen over de boer, maar praat als adviseurs met de boer. En soms moet, in mijn beleving, een adviseur toegeven dat hij het niet bij het rechte eind heeft gehad.” Toxopeus ziet
sociale behendigheid als een belangrijke competentie voor samenwerken. Andringa vindt dat in potentie iedere veehouder geschikt is voor samenwerking met adviseurs. “Hij moet dit spel wel echt willen en er ambitie in hebben om samen zijn klus te klaren.”
Keus maken Is een competente man of vrouw voldoende voor de ideale samenwerking? “Neen”, zegt Andringa. “Zeker niet. Ook vakinhoudelijke kennis is natuurlijk vereist.” Als je diverse specialisten bij elkaar zet, blijkt
dierenarts zegt dat het aan het voer ligt. Ondertussen beweert de voeradviseur dat de dieren ziek zijn en de dierenarts zijn rol beter moet invullen door ziektes te screenen en te gaan vaccineren.” Als je praat over samenwerken op het erf, aldus Andringa, gaat het er eerst om goed naar de boer te luisteren als adviseur. “Wat is er precies aan de hand? Blijf de veehouder centraal stellen. Afhankelijk van het onderwerp kun je andere gezinsleden inschakelen, bijvoorbeeld de boerin als het gaat om de verzorging van de kalfjes. Als je met elkaar een advies geformuleerd
Geef een schouderklopje en laat weten dat de boer het goed heeft gedaan dat hun meningen uiteen kunnen lopen; vele wegen leiden immers naar Rome. Neem als voorbeeld het advies van de voeradviseur om meer krachtvoer te gaan verstrekken, terwijl de dierenarts juist wil minimaliseren met de brok. Dan moet de groep een keuze maken, doelen stellen en na bijvoorbeeld drie of zes maanden kijken of de gemaakte keuze het gewenste effect heeft gehad. Toxopeus en Lohuis kennen voorbeelden uit hun praktijk waarbij de neiging van ‘naar elkaar wijzen’ hoogtij viert. “Neem de kalveren met diarree. De
Tijdschrift voor Diergeneeskunde Deel 138 Aflevering 2 1 februari 2013
hebt en de boer volgt dat netjes op, is het zaak de boer daarvoor te complimenteren: geef een schouderklopje en laat weten dat hij het goed heeft gedaan. Dat is menselijk en motiverend.” Gezamenlijk trekken Lohuis, Andringa en Toxopeus de conclusie dat voor een succesvolle samenwerking op het boerenerf de ‘zachte kant’ van de adviseur zeker zo belangrijk is als de vakinhoudelijke.
79
Wordt deze nieuwsbrief niet goed weergegeven? Bekijk hier de online versie >>
'Veehouders scherper op klauwen' Steeds meer ondernemers maken werk van een goede klauwgezondheid. Dat merkt klauwverzorger Hans Geenen van AB Werkt Zuid-Nederland. Het project Grip op Klauwen draagt hier een steentje aan bij. Geenen begeleidt twaalf deelnemers aan Grip op Klauwen in de omgeving van Roermond en Weert. Hij verzorgt de klauwen, terwijl hij de klauwgegevens registreert in de digitale database Digiklauw. Na enkele weken krijgt hij die gegevens terug, waarna ze met de dierenarts, veevoervoorlichter en ondernemer worden besproken. Lees verder >>
Een schat aan informatie Het project Grip op Klauwen wordt door veel specialisten in Nederland op de voet gevolgd. Alle samenwerkende partijen binnen dit project tezamen beschikken over een schat aan informatie. Wilt u eens uw kennis van klauwgezondheid bijspijkeren? Wilt u graag meer te weten komen over klauwaandoeningen? Of wilt u zelf aan de slag met een betere aanpak van klauwgezondheid op uw bedrijf? Het project Grip op Klauwen heeft veel handige tools, praktische informatie en klauwexperts in het veld die u verder helpen. Maak daar handig gebruik van. Op onze website vindt u al een hoop informatie. Voor meer vragen kunt u altijd contact zoeken met de projectleiding.
Grip op Klauwen in Melkvee Magazine
Tip: aandacht voor stalvloeren
Consequent het voetbad gebruiken, een goede vloer en voldoende structuur in het rantsoen. Daarmee kunnen bedrijven al snel winst boeken op het gebied van klauwgezondheid. Dat concludeert dierenarts Erwin Hoogland zes maanden na de start van ‘Grip op Klauwen’. In Melkvee Magazine vertelt hij over zijn ervaringen met dit project. Lees verder >>
Een goede vloer heeft een groot effect op de klauwgezondheid. Belangrijke aandachtspunten daarbij zijn een vlakke loopvloer met een iets verruwd oppervlak. Dit oppervlak moet ook niet te ruw zijn, omdat de klauwen dan te snel slijten. Defecten kunnen \ook optreden doordat obstakels de natuurlijke loop verhinderen.
Grip op Klauwen is een initiatief van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met de projectpartners AB, Vereniging voor Rundveepedicure, CRV, KNMvD. Het project is financieel mogelijk gemaakt door het Productschap Zuivel (PZ), Ministerie EL&I, CRV en ZLTO. De projectleiding is in handen van ZLTO Projecten.
Uitschrijven
|
Aanmelden
rundveehouderij
Welzijnsdoelen Veehouders moeten problemen willen oplossen
26
BO ERDER IJ 9 8 — no. 24 (12 maart 2013 )
nog ver weg FrieslandCampina wil het percentage mastitis en kreupele koeien tot 2020 verlagen. Sectorbreed een ambitieus streven met hobbels op de weg.
27 RIESLANDCAMPINA wil dat het percentage zichtbaar kreupele koeien in 2020 van 25 naar 10 procent is gedaald. Het aantal mastitisgevallen moet in dezelfde periode van 28 naar 15 procent. Adviseurs van melkveehouders vinden deze streefwaarden nodig, maar realisatie hiervan op alle melkveebedrijven is in 2020 niet realistisch (zie kader: Erg ambitieuze doelstellingen). Elk jaar krijgt 28 procent van de melkkoeien mastitis. Om de levensduur van koeien te verlengen en rendement op bedrijven te verhogen, moet het percentage omlaag. Volgens Theo Lam, hoogleraar mastitismanagement en voormalig projectleider van het Uiergezondheidscentrum Nederland (UGCN), is dat lastig. Veehouders moeten tegelijkertijd ook een lager antibioticumgebruik en een langere levensduur van melkkoeien bereiken. Dat zijn doelen van de Duurzame Zuivelketen, een initiatief van de Nederlandse Zuivel Organisatie en LTO Nederland. Uit het onderzoek ‘Selectief droogzetten’ van het UGCN en de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) blijkt dat klinische (zichtbare) mastitis ook bij laagcelgetalkoeien 1,7 keer vaker voorkomt als ze →
F
De klauwverzorger legt met een pda de klauwaandoeningen direct vast. Deze kennis helpt de klauwgezondheid te verbeteren. F O T O : HE N K R IS W I C K BO ER DER I J 98 — n o . 2 4 ( 1 2 ma a r t 20 1 3)
rundveehouderij
Streefwaarden niet voor alle veehouders Streefwaarden voor mastitis en kreupelheid worden nu alleen ingevoerd bij FrieslandCampina. Zij worden niet van toepassing voor alle zuivelbedrijven. Daar leek het wel op. Uitspraken van de NVWA en een ambtelijk rapport van de Europese Commissie duidden op een sectorbrede toepassing van de streefwaarden, zoals Boerderij Weekend 15 februari berichtte. “De in het EUrapport genoemde streefwaarden zijn voor de Duurzame Zuivelketen niet aan de orde’’, zegt de woordvoerder van de Ne-
28
derlandse Zuivel Organisatie (NZO) namens de stuurgroep Duurzame Zuivelketen. Het rapport van een EU-auditcommissie die in mei 2012 een inspectiebezoek aan Nederland bracht, vermeldt getalsmatige streefwaarden als doelstelling van de Nederlandse zuivelindustrie. De NZO verbaast zich hierover. Toch had de NZO daar volgens de NVWA zelf de hand in. Rolando Montessori, toen secretaris van de stuurgroep Duurzame Zuivelketen, gaf een presentatie over duurzame veehou-
niet zijn drooggezet met een antibioticum. Als veehouders droogzetantibiotica minder gebruiken, neemt het aantal koeien met klinische en subklinische mastitis toe. Om de levensduur te verlengen, houden veehouders koeien langer aan, waardoor mastitiskoeien ook langer blijven lopen. Er zijn veehouders die het tankcelgetal structureel lager dan 100 houden en minder dan 10 procent kli-
derij. Montessori ontkent dat hij de bron is van de waarden. Zijn presentatie, aan Boerderij ter beschikking gesteld, vermeldt ‘een sterke reductie’ van mastitis en kreupelheid als doel. Omdat hij niet meer bij de NZO werkt laat hij de toelichting over aan de NZO-woordvoerder. Die vermoedt dat de EU-ambtenaren wat zaken hebben verhaspeld. “Toen de delegatie op bezoek was had FrieslandCampina de waarden al bekendgemaakt. Mogelijk is geconcludeerd dat die voor de gehele zuivelindustrie gaan gelden.’’
nische mastitis hebben. “Het kan dus, maar het gebeurt alleen als melkveehouders voldoende motivatie hebben om de uiergezondheid daadwerkelijk te verbeteren”, zegt Lam. De voorlopers scoren beter op goed uiergezondheidsmanagement (zie kader: Maatregelen voor minder mastitis). Ook op deze bedrijven zorgen droogzetantibiotica voor vermindering van mastitis. Heeft selectief droogzetten toe-
‘Individueel behandelen tegen mortellaro werkt’ Klauwbekapper Hans Hellings heeft een hekel aan vuile voetenbaden die hun werk niet doen. Daarom adviseerde hij Frank en Loes Verhoeven om de koeien met mortellaro individueel te behandelen. Sinds anderhalf jaar is in de stal geen voetbad meer. “Dat gaat prima, als je probleemkoeien voldoende in de gaten houdt”, zegt Frank Verhoeven, die sinds 2011 deelneemt aan het project Grip op klauwen. Samen met klauwbekapper, dierenarts en veevoeradviseur is
eerst geïnventariseerd welke klauwproblemen er waren. “Mortellaro bleek het grootste probleem en is eerst aangepakt”, zegt dieren-
arts Stef van Roessel van Diergeneeskundig Centrum Oisterwijk. In overleg met Hellings is besloten om acht koeien met ernstige mor-
PROFIEL Naam: Frank Verhoeven (39). Woonplaats: Udenhout (N.-Br.). Bedrijf: met echtgenote Loes 85 melkkoeien, rjg 8.500 kg melk. F O T O : HE N K RI S W I CK
tellaro individueel te behandelen met formaline- en oxytetraspray. Zes weken later zijn ze gecontroleerd en zo nodig opnieuw behandeld. Daardoor nam het mortellaroprobleem af. Uit de nulmeting bleek dat ook een paar koeien wittelijndefect, een zoolbloeding of zoolzweer hadden. In 2011 verhuisden de koeien naar de nieuwe ligboxenstal. Door de lagere bezetting nam de klauwbelasting af. “Bij de tweede koppelbehandeling was de score op alle aandoeningen duidelijk
verbeterd”, aldus Hellings en Van Roessel. Verhoeven is voorzichtig positief over de resultaten. “Het aantal koeien met mortellaro schommelt en is sterk afhankelijk van het seizoen en de ruwvoerkwaliteit.” Het begeleidingsteam kijkt of er een relatie is tussen conditiescore, voeropname en niet-zichtbare (score 1 en 2) klauwproblemen. “Het kan helpen om klauwen van koeien met een mindere conditie vaker te controleren en de voeding van te schrale koeien rondom afkalven aan te passen.”
BO ERDER IJ 9 8 — no. 24 (12 maart 2013 )
Erg ambitieuze doelstellingen Enkele deskundigen geven antwoord op de vraag of zij de streefwaarden realistisch vinden. De uitspraak ‘erg ambitieus’ overheerst.
Bij laagcelgetaldieren is droogzetten met alleen een teatsealer (orbeseal) ook voldoende om nieuwe mastititgevallen te voorkomen. FO T O: HAN S P R I NS EN
komst? Ja, zonder antibiotica vaarzen met een celgetal lager dan 150.000 en koeien met minder dan 50.000 cellen per milliliter droogzetten heeft weinig invloed op het ontstaan van mastitis.
Klauwgezondheid onderschat Als koeien kreupel lopen (score 3), zijn veehouders eigenlijk al te laat met ingrijpen. Zij onderschatten
Voorlopers scoren beter op een goed uiergezondheidsmanagement met name de lichte en matige klauwaandoeningen (score 1 en 2), omdat deze niet van invloed zijn op het gedrag van koeien in de stal. Uit onderzoek blijkt dat 80 procent van de koeien wel eens een klauwaandoening heeft, waarvan 25 tot 33 procent verschijnselen van kreupelheid toont. Voor een betere klauwgezondheid is een omslag nodig van symptoombestrijding naar een preventieve aanpak. Om het percentage kreupele koeien met 15 procentpunt te verlagen, is het nodig dat klauwverzorgers de lichte en matige klauwaandoeningen in een vroeg stadium ontdekken, vastleggen en gericht aanpakken voor ze tot kreupelheid leiden. Er zijn echter nog te weinig melkveehouders met BO ER DER I J 98 — n o . 2 4 ( 1 2 ma a r t 20 1 3)
Technisch specialist rundvee bij ForFarmersHendrix Gerrit Meulenaar: “De streefwaarden zijn erg ambitieus; een goede uier- en klauwgezondheid levert veehouders echter ook een goed imago, veel geld en gemak op. Meer bewustwording, huisvesten in ruimere stallen met diepstrooiselboxen en goede bedding en preventief werken op koppelniveau volgens protocollen gaat veel helpen.” GD-dierenarts en specialist klauwgezondheid Menno Holzhauer: “10 procent minder kreupele koeien moet voor ieder melkveebedrijf haalbaar zijn. Regelmatig koppels bekappen, registratie van aandoeningen in Digiklauw door de klauwverzorger, inventarisatie van risicofactoren en gerichte advisering van de veehouder gaan hier sterk aan bijdragen.” Theo Lam, hoogleraar mastitismanagement: “Bijna een halvering van het percentage mastitis is wel heel erg ambitieus.
Veehouders moeten ook aan de slag met andere duurzame doelen. Als ze daarom koeien selectief droogzetten en probleemkoeien minder snel afvoeren neemt mastitis eerder toe dan af.” Dierenarts Stef van Roessel van Diergeneeskundig Centrum Oisterwijk en begeleider project Grip op klauwen: “Of we in 2020 15 procentpunt minder kreupele koeien hebben, is zeer de vraag. Ik verwacht wel dat we stappen in de goede richting zetten. Het verbeteren van de klauwgezondheid vergt lange adem en veehouders moeten er veel energie in willen steken. Ze moeten niet wachten tot koeien kreupel zijn, maar dieren met lichte en matige klauwafwijkingen direct behandelen om ergere aandoeningen te voorkomen.” Christian Scherpenzeel, GD-dierenarts uiergezondheid: “Op individuele bedrijven is het haalbaar om het percentage klinische mastitis te verlagen van 28 naar 15 procent. Een verlaging naar 15 procent voor alle melkveebedrijven is minder eenvoudig, want dat vraagt een gedragsverandering van alle melkvee-
zo’n preventieve aanpak. Daarom startte in 2011 het project ‘Grip op klauwen’, een initiatief van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Op vijftig pilotbedrijven werken melkveehouder, dierenarts, klauwverzorger, voer- en LTO-adviseur samen om het aantal koeien met klauwproblemen in twee jaar tijd met 30 procent te verminderen. De resultaten van het project worden medio december 2013 bekendgemaakt. Voor de registratie van klauwaandoeningen hebben CRV, de GD, agrarische bedrijfsverzorging en de Vereniging voor Rundveepedicure samen Digiklauw opgezet. Dat is een online registratiesysteem voor klauwaandoeningen, waaraan 1.500 melkveebedrijven deelnemen, en een belangrijk instrument om →
houders. Als veehouders gedreven zijn om echt iets te doen aan een hoog percentage mastitis, dan gaat het percentage daadwerkelijk veranderen.” Karola Colombijn, ZLTO-projectleider Grip op klauwen: “Een preventieve aanpak van de klauwgezondheid verlaagt het aantal kreupele koeien. Hoe snel dat gaat, is de vraag. Het project Grip op klauwen is een integrale adviesaanpak, die bestaat uit een inventarisatie van klauwproblemen, een gerichte advisering door klauwbekapper, dierenarts, veevoer- en LTO-adviseur en een plan van aanpak voor daadwerkelijke verbetering van de klauwgezondheid.” Voorzitter Kees Romijn van de LTO-vakgroep Melkveehouderij: “Ambitieuze streefwaarden zijn gewenst om doelen te realiseren en een stap verder te komen. We moeten in de praktijk eerst zien hoeveel vooruitgang daadwerkelijk mogelijk is. Als de grote groep op vrijwillige basis een eind opschuift in de goede richting, dan is op langere termijn een verplichte ondergrens denkbaar.”
29
rundveehouderij
‘Vaste routines zijn belangrijk voor een blijvend laag celgetal’ Johnny en Ron Kleinsman wonnen in 2012 de UGCN-aanmoedigingsprijs. Ze verhuisden in 2010 van Twente naar Drenthe. Dit had veel invloed op het celgetal in de melk.
30
Het celgetal steeg na de verhuizing van 100.000 naar 390.000 cellen per milliliter. “Door stress bij de koeien kan het celgetal blijkbaar snel oplopen. In overleg met onze dierenarts Bernd Hietberg van Dierenartspraktijk Beilen zijn diverse maatregelen genomen om het celgetal te verlagen”, vertelt Ron Kleinsman. Bacteriologisch onderzoek wees uit dat het vooral om koege-
bonden bacteriën ging. De oorzaak van infecties werd gezocht en de hoogcelgetalkoeien kregen een individueel plan van aanpak. Na een natte meting van de melkmachine werd het vacuüm van de machine naar beneden bijgesteld. “Dat helpt vereelting van de slotgaten te voorkomen, waardoor bacteriën minder kans krijgen om de uier binnen te dringen.” Na ruim een jaar was het celgetal gedaald naar 100.000 en nu ligt het op 90.000. Kleinsman streeft naar een waarde tussen 100.000 en 150.000. “Je kunt beter zorgen dat het celgetal laag blijft want als het stijgt, duurt het
PROFIEL Naam: Ron Kleinsman (30). Woonplaats: Zwiggelte (Dr.). Bedrijf: met vader 65 melkkoeien, 8.729 kg melk, 4,40 % vet, 3,57 % eiwit. F O TO : MA RK PAS V E ER
lang voor je het weer onder controle hebt”, weet hij uit ervaring. Voor koeien die de gehele lactatie onder 100.000 cellen blijven, gebruikt de rundveehouder geen antibioti-
cum meer, alleen een teatsealer. Hij verhoogt de weerstand van de koeien via het rantsoen. Daarnaast is drie keer daags de ligboxen schoonmaken en instrooien erg belangrijk
voor een blijvend laag celgetal. Net als op tijd de tepelvoeringen vervangen en standaard bacteriologisch onderzoek laten uitvoeren van elk kwartier boven een celgetal van 300. Hietberg: “Door het achterhalen van oorzaken kunnen we gericht behandelen. Dat leverde vorig jaar 86 procent genezing van de hoogcelgetalkoeien op en nu zien we slechts 4 procent nieuwe mastitisgevallen.” Kleinsman vindt het aantal mastitiskoeien in 2012 met 20 procent nog te hoog; dat percentage gaat echter omlaag door het direct en systematisch aanpakken van hoogcelgetaldieren.
de klauwgezondheid te verbeteren.
Educatie en onderzoek Veehouders willen meer informatie over hoe zij de uier- en klauwgezondheid kunnen verbeteren. De belangstelling voor het Foqus Planet-programma van FrieslandCampina neemt toe. In 2012 had de workshop uiergezondheid 166 deelnemers, dit jaar meldden al 869 veehouders zich aan. De animo
Het is noodzakelijk dat klauwverzorgers aandoeningen in een vroeg stadium zien voor de workshop klauwgezondheid was vorig jaar met 596 deelnemers hoger dan de 191 aanmeldingen dit jaar. Ook de GD en veevoeradviseurs informeren veehouders over de aanpak van mastitis en klauwproblemen. De GD werkt samen met dierenartsen en zorgt met praktijkgericht onderzoek voor oplossingen voor uier- en klauwproblemen.
Maatregelen voor minder mastitis Onderstaande maatregelen helpen de uiergezondheid te verbeteren: ▶ Zorg voor een goed functionerende melkmachine, goede melktechniek en hygiene. Laat bij twijfel een natte melkmeting uitvoeren door de GD. ▶ Melk met handschoenen aan en gebruik per koe een nieuw stuk papier bij het voorbehandelen. ▶ Dip de spenen na het melken. Speendesinfectie na elke melkbeurt is effectief om nieuwe uierinfecties te voorkomen. ▶ Stuur met schrale voeding op een lage melkproductie (< 12 liter per dag) bij
droogzetten. Dat helpt om melk uitliggen, verlies van droogzetters en mastitis te voorkomen. ▶ Streef naar veel laagcelgetaldieren. Laat de GD bacteriologisch onderzoek doen van hoogcelgetalkwartieren, zodat u snel de juiste behandeling kunt inzetten. En controleer behandelingen op effect. ▶ Verlaag de tankmelkscore voor Staphylococcus aureus. ▶ Laat droogzetters alleen achterwege bij vaarzen en koeien met een laag celgetal: respectievelijk minder dan 150.000 en 50.000 cellen per milliliter.
▶ Verlaag de infectiedruk en zorg voor een schone en droge omgeving met goede ventilatie, schone roosters en ligboxen. ▶ Voer koeien die melk uitliggen af, zij zijn een besmettingsbron voor andere koeien. ▶ Fok op voldoende melksnelheid (> 106) en laag celgetal (< 100). ▶ Verhoog de weerstand van uw koeien met optimale voeding en huisvesting. ▶ Maak de veestapel vrij van IBR en BVD door enten. Een hogere gezondheidsstatus verlaagt ook de kans op uiergezondheidsproblemen.
Janet Beekman , Henk Dokter BO ERDER IJ 9 8 — no. 24 (12 maart 2013 )
Vol. 8 4 J uly 20 1 3
dairy management
It is important that each cow with hoof problems is treated as soon as possible
Financial benefits from hoof health Good feet & leg health in dairy cattle is a prerequisite to sustainable farm management. For every dairy farm, there are gains to be made, both by the dairy farmer and by the cow. The farmer obtains better financial results. In addition, there is the job satisfaction of working with healthy cows. For the cow itself, feet & leg health are positive for the animal’s welfare.
Dutch dairy farmers believe that feet & leg health is just as important as udder health. In a survey, 41 percent of the participants identified feet & leg health as the most important issue to
tackle on their farm. It was mentioned just as often as udder health. They think it is more important than fertility, overall health or problems around calving. Remarkably, from this same
survey it became evident that farmers think that hoof problems on their own farm are not too severe compared to other farms. In reality, it is different. It also became clear that more than half of the
farmers do not record hoof disorders. Thus they have insufficient insight into the magnitude of the problem.
Focus on hooves Feet & leg health are essential on a dairy farm. With the project ”Grip op Klauwen”, the Netherlands wants to improve this health. Good for the cow, good for the farmer. Improving feet & leg health on a dairy farm is possible with good cooperation between the dairy farmer, veterinarian, hoof trimmer and (nutrition) advisor. ”Grip op Klauwen” (English: Focus on Hooves) is an initiative of the Association for Cattle Pedicure and Farm Support Services AB. The agricultural organizations ZLTO, LTO Noord and LLTB are also involved in this initiative. Together with the veterinarian organisation KNMvD, the partners are joining forces to improve feet & leg health. In the project ”Grip op Klauwen”, current and new knowledge, tools, and experience will be utilized on the field. The project receives financial support from the Dairy Board and the Ministry of Economic Affairs. ZLTO is providing project management.
Two examples of the white line defect; bleeding on the white line
Different hoof disorders A number of different hoof disorders can be identified. Each has its own symptoms. Below is an overview. Timely checks and record keeping of data is important.
I
t is important to detect hoof problems at an early stage. The best moment by far to check the hoof health of cows is during herd or strategic
hoof treatments, but it should also be done intermittently. The earlier that a potential infection is noted, the more effective the treatment.
A plan with structured checks at regular intervals, which includes regularly lifting feet and going over check lists, is thus invaluable.
NAME
WHAT TO OBSERVE
DISEASE SYMPTOMS
Sole haemorrhage
Mildly lame
Bleeding in the sole
Foot rot (intergital dermatitis)
Cow stands with legs apart or hocked in
Wet excema, grooves and cuts in bulb area
Strawberry foot rot/Mortellaro (digital dermatitis)
Mild to severe lameness, cow stands on tip of hoof
Strawberry type growth on tyloom
White line defect
Mild to severe lameness
Bleeding on the white line
Tyloom
Skin growth between the hooves
Wild skin growth
Sole ulcer
Mild to severe lameness
Cracks in the sole
Chronic lameness (laminitis)
Sensitive locomotion, kink above the hoof
Excessive horn growth
Interdigital infection
Acute lameness
Swelling above the coronary band
Pay close attention To stay ahead of hoof problems, it is important to pay attention to three factors: the quality of the hoof, the load on the hoof and the minimization of harmful effects from the environment. 1 Quality of the hoof Nutrition and feed intake play a big role in the quality of the hoof. Is there room for improvement in these areas? Additional attention to the quality of the claw, before and after calving (the transition period) is essential, because during this period the cow is particularly susceptible to hoof problems.
3 Minimization of harmful effects from the environment A dry and clean environment is a prerequisite to feet & leg health. Water and pollutants such as ammonia and hydrogen sulphide can cause hoof infections.
2 Load on the hoof Cows can easily lay down 12 to 15 hours per day when there are spacious and soft lying areas available. Standing more than 1 hour at a time (or 2¼ hours per day) is too much load for the hoof.
Heritability Breeding allows for improvements in both feet & legs and hoof health. The conformation trait “Feet & legs” is a breeding index that receives attention from a lot of breeders in their sire selection. And there are bulls that can notably improve feet & legs. But hoof health, too, can be improved via sire selection. The Dutch Flemish Index has a separate breeding index for hoof health. There are different levels of progress for each disorder: for sole ulcer it is the highest, for white line defect it is the lowest. The heritability demonstrates which of the claw disorders can be most impacted by breeding. Compared to improvements in kilograms fat and protein, where the heritability is 0.25. In summary, the heritability with sole ulcer is 0.15, and thus with breeding allows for notable improvement.
Claw disorder: Sole haemorrhage Mortellaro (digital dermatitis) Foot rot (interdigital dermatitis) Sole ulcer Tyloom White line defect
Heritability: 0.09 0.12 0.14 0.15 0.14 0.04
Nutrition
Grazing
Nutrition has a large influence on horn quality. Disturbances in metabolism can cause sole bleeding and laminitis. It is important to prevent interruption of the rumen functioning. Points of attention: – Avoid acidosis – Avoid excessive protein in the diet (urea 20-25) – Provide adequate fibre – Provide adequate minerals (Zn,Mn,Cu)
Grazing promotes the hoof health of dairy cows. Infectious claw disorders such as foot rot and Mortellaro, occur more often in a barn due to higher infection pressure. In current free stall barns, flooring is generally a relatively hard surface. This can cause injuries and sores on the knees and hock joints. Claw disorders and leg injuries that develop over time and become more serious during the barn period have a chance to recover when there are sufficient opportunities for grazing.
Housing The following factors related to housing have an impact on the prevention of hoof problems: – Provide a level, non-slip floor and clean, spacious lying areas. In small stalls, it is more difficult to stand up and this increases the likelihood of swollen hocks. – Avoid overcrowding in the barn (by overcrowding, we are referring to having more cows than stalls in the barn). – Provide a well-ventilated barn. When it is dry and fresh, cows are more active.
– Clean the slats and stalls twice daily. Clean, dry slats and stalls give bacteria fewer opportunities to attack the hooves. In barns with a slat scraper and good ventilation, the hooves remain drier and become harder and are thus less susceptible to infections. – Daily (generous) bedding of the stalls with a dry and clean material provides comfort and reduces the chance of slipping.
Veepro Dairy Management is a supplement to the Veepro Magazine. It contains articles, tips and advice aimed at the management of dairy farms.
Publisher Veepro Holland P.O. Box 454, 6800 AL Arnhem, phone: 0031 26 3898740, fax: 0031 26 3898744, e-mail: [email protected] internet: www.veepro.nl
Contribution Project “Grip op Klauwen”, in English Focus on Hooves in ‘s Hertogenbosch
Photos Harrie van Leeuwen Copyright©Veepro Holland
Wordt deze nieuwsbrief niet goed weergegeven? Bekijk hier de online versie >>
'Gezonde klauwen beginnen met motivatie' Wie wat wil veranderen, kan dat veranderen. Dat geldt zeker ook voor klauwgezondheid, merkt dierenarts Bas Toxopeus. Hij is enthousiast over het project Grip op Klauwen. Hij zag op verschillende bedrijven de klauwgezondheid verbeteren. Gemotiveerde ondernemers vormen daarbij een must. Toxopeus, dierenarts van De Oosthof, een samenwerkingsverband van drie dierenartsenpraktijken in Oost-Nederland, pleit voor een goede klauwgezondheid. Lees verder >>
Zomeravondsessies klauwgezondheid In vijf simpele stappen kun je al flinke verbeteringen zien in de klauwgezondheid op je bedrijf. Het geheim schuilt in een integrale adviesaanpak van klauwproblemen op het boerenerf. Sterk samenspel tussen koe, boer, dierenarts, veevoeradviseur en klauwverzorger leidt tot mooie resultaten. De winst schuilt niet alleen in het terugdringen van kosten aan klauwgezondheid, maar zit vooral in een beter dierenwelzijn en vlottere samenwerking tussen erfbetreders op het boerenbedrijf. Lees verder >>
'Minder afvoer door geïntegreerde aanpak' Peter van Rijsingen ziet dat melkveehouders door de geïntegreerde klauwaanpak sommige koeien langer op hun bedrijf kunnen houden. Volgens hem komt dit onder meer door een stukje extra aandacht voor klauwgezondheid. ‘Ondernemers gaan een stuk bewuster met klauwgezondheid om’, merkt Van Rijsingen, die de afgelopen periode als projectbegeleider bij de Grip Op Klauwen-keukentafelgesprekken aanschoof in de omgeving van Oisterwijk. Lees verder >>
Eindmetingen op de kalender
Deelnemers aan het project Grip op Klauwen worden dit najaar allemaal kosteloos bezocht voor een eindmeting. Alle eindmetingen in het veld zijn in september, oktober of november, maar nooit later dan 1 december aanstaande. Dit project sluit haar boeken eind dit jaar. Op basis van de eindmetingen wordt het effect van de stapsgewijze adviesaanpak bepaald. De resultaten worden naar buiten gebracht op het slotsymposium eind december 2013.
Projectleiding Grip op Klauwen
Tip: gebruik voetenbad ook in zomer!
Karola Colombijn is gestopt als projectleider van Grip op Klauwen. Haar taken worden sinds 1 mei overgenomen door Martine Dellevoet. Martine werkt al jaren bij ZLTO en begeleidt diverse projecten op thema’s als stallenbouw, erfbeplanting en dierenwelzijn. Naast Martine blijft Chris Vermeer actief als projectassistent.
Problemen met de ziekte van Mortellaro verdwijnen niet door weidegang. Dus ook dan is het goed om regelmatig een voetbad te gebruiken, volgens dierenarts Bas Toxopeus.
Grip op Klauwen is een initiatief van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met de projectpartners AB, Vereniging voor Rundveepedicure, CRV, KNMvD. Het project is financieel mogelijk gemaakt door het Productschap Zuivel (PZ), Ministerie EL&I, CRV en ZLTO. De projectleiding is in handen van ZLTO Projecten.
Uitschrijven
|
Aanmelden
Grip op klauwen: een zomermiddag over klauwgezondheid Met vijf simpele stappen kunt u al flinke sprongen maken met klauwgezondheid op uw melkveebedrijf. Het geheim schuilt in een integrale adviesaanpak van klauwproblemen op het boerenerf. Sterk samenspel tussen koe, boer, dierenarts, veevoeradviseur en klauwverzorger leidt tot mooie resultaten. De winst schuilt niet alleen in het terugdringen van kosten aan klauwgezondheid, maar zit ook in een beter dierenwelzijn en goede samenwerking tussen erfbetreders. Deelnemers van het landelijke project Grip op Klauwen (www.gripopklauwen.nl) kennen de voordelen van zo’n integrale adviesaanpak inmiddels. Samen met Diergeneeskundig Centrum Oisterwijk organiseren we een praktische middagsessie over het thema klauwgezondheid. Een live praktijkdemonstratie van een klauwverzorger met toelichting op aandoeningen en scores, dierenwelzijnstips van de dierenarts en praktische klauwtips van andere boeren is slechts een greep uit het programma. In een paar uur ben u weer helemaal op de hoogte om de klauwgezondheid in uw veestapel te kunnen verbeteren. De middagsessie bij u in de buurt wordt gehouden op donderdagmiddag 5 september bij: Melkveebedrijf F. Verhoeven Haarensebaan 3 5071 NG Udenhout Programma 13:15 uur 13:35 uur 13:45 uur
Ontvangst met koffie/thee Korte toelichting door Frank Verhoeven over zijn bedrijf en plan van aanpak Presentatie klauwmanagement door dierenarts Stef van Roessel met praktische tips
14:00 uur
Korte pauze
14:15 uur
1 Aanwezigen gaan in twee groepen de stal in. Eén groep behandelt een praktijkcasus met dierenarts Stef van Roessel. De tweede groep volgt een workshop klauwverzorging van Hans Hellings. Hij verzorgt ter plaatse een paar koeien met toelichting op aandoening (klauwscorekaart) en klauwscore. e 2 Aanwezigen gaan in twee groepen de stal in. Eén groep behandelt een praktijkcasus met dierenarts Stef van Roessel. De tweede groep volgt een workshop klauwverzorging van Hans Hellings. Hij verzorgt ter plaatse een paar koeien met toelichting op aandoening (klauwscorekaart) en klauwscore. Centrale terugkoppeling praktijkcasus met Rik Vlemminx Rondvraag Afsluiting met aangekleed drankje en de mogelijkheid om bij te praten met collega melkveehouders en adviseurs
14:45 uur
15:00 uur 15:15 uur 15:30 uur
e
U kunt zich hiervoor aanmelden via [email protected] Graag aangeven met hoeveel personen u naar deze middag komt.
Hans Hellings Klauwverzorging
SERIE KLAUWAANDOENINGEN
Stef van Roessel: ‘Van alle klauwaandoeningen is stinkpoot het makkeljkst terug te dringen’
Serie: Klauwaandoeningen Eind 2013 loopt het driejarige project ‘Grip op klauwen’ ten einde. Daarop vooruitlopend belicht Veeteelt in vijf maanden tijd de vijf belangrijkste klauwaandoeningen. En wat is er binnen het project gedaan om verbetering te realiseren? Deel 1: Stinkpoot Deel 2: Zoolbloeding Deel 3: Zoolzweer Deel 4: Mortellaro Deel 5: Wittelijndefect
S
tinkpoot en mortellaro worden in de praktjk nogal eens door elkaar gehaald. Het zjn tenslotte allebei infectieuze aandoeningen die zichtbaar schade aanrichten in het balgebied van de klauwen. Klauwverzorger bj AB Brabant Marcel de Kok maakt daarom bj het begin van de serie over klauwaandoeningen eerst het verschil tussen stinkpoot en mortellaro duideljk. ‘Stinkpoot handhaaft zich op en in het hoorn van de klauwen en mortellaro zit alleen op de huid. Daarnaast is mortellaro echt pjnljk en stinkpoot niet. Stinkpoot heeft ook niet direct een daling van de melkgift tot gevolg en heeft geen zichtbaar effect op het welzjn van het dier.’ Met deze beschrjving zou het beeld kunnen ontstaan dat stinkpoot eigenljk zo
Stinkpoot geeft vervolgproblemen Stinkpoot ljkt geen zichtbaar effect te hebben op de melkgift, maar het is wel een voorloper van andere klauwaandoeningen. Door de juiste maatregelen behaalde een groep veehouders binnen het project ‘Grip op klauwen’ een flinke reductie van stinkpoot. tekst Florus Pellikaan
erg niet is. Marcel de Kok haast zich om die conclusie te ontzenuwen. ‘Stinkpoot is een voorloper van veel andere aandoeningen. Doordat het een defect aan het hoorn is, gaat er een seintje naar de hersenen voor extra hoorngroei. De bacterie die stinkpoot veroorzaakt, vreet vervolgens groeven in het overmatige hoorn, waardoor de kans op zoolzweren en tussenklauwontsteking groter wordt.’
Hygiëne op nummer 1 Vanwege het risico op vervolgproblemen is stinkpoot ook een van de aandoeningen die de aandacht heeft in het project ‘Grip op klauwen’. Het driejarige project dat eind 2013 aloopt, heeft als belangrjkste doelstelling om op vjftig pilotbedrjven dertig procent verbetering van de
been- en klauwgezondheid te realiseren. Tien Noord-Brabantse melkveebedrjven die klant zjn van Diergeneeskundig Centrum Oisterwjk, vormen een deelgroep binnen het project. Alhoewel de eindmeting van het project pas dit najaar wordt uitgevoerd, ljkt het aantal gevallen van stinkpoot substantieel te zjn afgenomen. ‘Van alle aandoeningen is stinkpoot het makkeljkst terug te dringen’, vertelt Stef van Roessel, dierenarts bj Diergeneeskundig Centrum Oisterwjk. ‘Dat komt doordat stinkpoot een duideljke relatie heeft met het milieu. Hoe meer mest op de vloer of in de box en hoe vochtiger het klimaat, hoe meer stinkpoot voorkomt.’ Marcel van den Tillaart, specialist rundveehouderj bj Agriirm en net als De
Arjan van der Sanden: ‘Score 3 voor stinkpoot is score 1 geworden’
De reden dat Arjan van der Sanden zich begin 2011 opgaf als deelnemer van het project ‘Grip op klauwen’ is net zo eenvoudig als duideljk. ‘We hadden al lange tjd veel klauwproblemen en tevergeefs al veel geprobeerd om er vanaf te komen.’
58
V V EE EE TT EE EE LL TT SJ A E PN TUEAMR BI E 1R / 22 22 00 01 93
Van der Sanden melkt in Moergestel honderd koeien in een oudere stal met een dichte vloer. ‘Hierdoor hebben we relatief veel mest op de vloer, waardoor we altjd al veel klauwproblemen hadden. De problemen werden groter na het plaatsen van nieuwe boxen en een rubberen mat als boxbedekking. De koeien bleven te veel staan en kregen klauwproblemen zoals stinkpoot en zoolzweren.’ Meer bekappen of vaker een voetbad plaatsen, bood geen oplossing, want Van der Sanden had die maatregelen al genomen. ‘Maar door deelname aan het project werden alle adviseurs in het doel van minder klauwaandoeningen betrokken.
Wat anders oppervlakkige gesprekken waren, werd nu doelgerichter’, blikt Van der Sanden terug. De veevoeradviseur kwam uiteindeljk met het voorstel om de boxen aan te pakken. ‘We draaien nu een jaar met dikke fractie van mest in de box en een nieuwe boxafstelling en we zien dat de koeien veel meer liggen en minder problemen hebben. Met de dichte vloer zullen de aandoeningen nooit helemaal verdwjnen, maar veel scores 3 van ernstige stinkpoot zjn een score 1 van lichte stinkpoot geworden’, vertelt Van der Sanden. ‘Vroeger moesten we wekeljks drie koeien bekappen, nu zjn het er sinds mei nog maar vjf in totaal.’
ginstadium is of als eerst het overtollige hoorn goed is weggesneden. Een ernstige vorm van stinkpoot genees je niet met alleen een voetbad, bekappen is dan onvermjdeljk’, stelt De Kok. Voor voetbaden zjn veel middelen in omloop, maar de betrokkenen zjn het erover eens dat formaline het beste tegen stinkpoot werkt. ‘Er zjn veel onduideljkheden over een mogeljk verbod van formaline, maar het mag nog steeds gebruikt worden. Vanwege de schadeljkheid van formaline voor de gezondheid van de veehouder moet hj er wel voorzichtig mee omgaan’, aldus Stef van Roessel. De Kok adviseert om in samenspraak met de eigen klauwverzorger vast te stellen hoe vaak een voetbad gebruikt moet worden. De Kok wjst wel nadrukkeljk op de vereiste afmetingen van het voetbad: 2,5 meter lang en minstens een vloeistofniveau van 15 centimeter. ‘Deze afmetingen helpen ook weer bj het bepalen van de juiste concentratie. Van de normale handelsoplossing formaline is dat drie tot vjf procent van de totale hoeveelheid vloeistof’, vertelt Van den Tillaart. ‘Ook moet een voetbad een ontsmettingbad zjn en geen besmettingsbad worden.’ Marcel de Kok adviseert daarom om koeien maximaal twee keer door het voetbad te laten gaan en het daarna schoon te maken en weg te halen.
Goede weerstand
Kok en Van Roessel betrokken bj de Brabantse deelgroep binnen het project, vult aan: ‘Bj jongvee dat de hele zomer buiten loopt, zie je ook nooit stinkpoot. In de rj met belangrjkste preventie- en behandelmaatregelen voor stinkpoot staat hygiëne duideljk op nummer één.’ Na hygiëne is een volgende effectieve maatregel tegen stinkpoot het regelmatig bekappen. ‘Het overmatige hoorn moet je wegsnjden, zodat vervolgaandoeningen niet optreden. Het klinkt simpel, maar het is heel effectief’, stelt De Kok. Bj de vraag hoe vaak veehouders moeten klauwverzorgen, kjken de
specialisten elkaar kort aan. ‘Er zjn meerdere manieren en strategieën, maar laten we stellen dat de basis is: ieder jaar elke koe twee keer bekappen. Vanaf dat uitgangspunt is het maatwerk en moeten de erfbetreders bepalen of de frequentie van bekappen omhoog moet of naar beneden kan’, stelt Van Roessel.
Eerst bekappen, dan voetbad Na het wegsnjden van het overtollige hoorn komt de volgende maatregel tegen stinkpoot in beeld en dat is het plaatsen van voetbaden. ‘Een voetbad is vooral effectief als stinkpoot in het be-
Terug naar preventie, die door de deskundigen als meest belangrjke maatregel wordt genoemd. ‘De balans tussen infectiedruk en weerstand is soms positief voor weerstand omdat in geljke omstandigheden binnen of tussen bedrjven niet elke koe stinkpoot krjgt. Stinkpoot is een infectieuze aandoening en daarom heeft weerstand invloed op het voorkomen’, stelt Van Roessel. Volgens Van den Tillaart is een uitgebalanceerd rantsoen met voldoende structuur en niet te veel snelheid daarom belangrjk. ‘Zeker omdat de verteerbaarheid van veel gewassen toeneemt, is voldoende effectieve structuur een zorg. Het is nodig voor een goede penswerking en dat heeft een positieve invloed op de weerstand van de koe. Pas als dit in orde is, kun je inetunen met mineralen als koper en zink.’ Met name in de gezamenljke aanpak van veehouder en erfbetreders na het in kaart brengen van de klauwaandoeningen via Digiklauw zien de deskundigen meerwaarde. Meer daarover in het vervolg van de serie. l
V E E T E E LT
S E PTE M BE R
2
20 1 3
59
10
Nieuwe Oogst zaterdag 14 September 2013
Samen werken aan klauwen loont Met een goede adviesaanpak is de klauwgezondheid op een bedrijf aanzienlijk te verbeteren. Dit is goed voor het welzijn van de koe, de portemonnee van de boer en mogelijk ook het antibioticagebruik. Dat stelde RikVlemminx, procesbegeleider van Grip op Klauwen, vorige week donderdag in Udenhout tijdens een zomermiddagsessie van het project. De sessie vond plaats op het bedrijf van Frank Verhoeven, deelnemer aan Grip op Klauwen. De 55 belangstellende ondernemers kregen handvatten mee om aan de slag te gaan.
Grip op Klauwen
Een goede klauwgezondheid is belangrijk, weet ook Rik VIemminx van ZLTO. „Een kreupele koe kost een ondememer 250 tot 300 euro door onder meer melkderving en dierenartskosten. Ook kost het t i j d . Dat wordt vaak niet meegerekend, maar ondertussen had u als ondernemer wat anders kunnen doen." Veel ondernemers hebben nauwelijks zicht op de klauwgezondheidsstatus op h u n bedrijf, bleek tijdens de bijeenkomst. Tijdens de eerste meting b i j Grip op Klauwen bleken de verschillen tussen de bedrijven groot. „Wie de klauwgezondheid i n beeld heeft, kan zo ook goed zien of er veel is te winnen", stelt Stef van Roessel van Diergeneeskundig Cent r u m Oisterwijk, de dierenarts van dit bedrijf.
Binnen het project Grip op Klauwen zijn in totaal 50
ondernemers
in vijf regio's projectmatig
bezig
om de klauwgezondtieid
te ver-
beteren. Ze brengen de
klauwge-
zondheid
in beeld en gaan
een klauwspecialist, en veevoerspecialist de oorzaken
van
met
dierenarts aan tafel om klauwproble-
men aan te pakken. Aan de hand van tussentijdse bekappingen verbetering
controles
wordt een in beeld
Op hetbedrijfvan uit dierenarts
gebracht.
Frank
ven bestaat het team
bij eventuele Verhoe-
deskundigen
Stef van Roessel,
Verbeteren Bij gastheer Verhoeven was er b i j de eerste meting al een goede klauwgezondheid. Toch wist ook h i j die gezondheid verder te verbeteren met het project. Dat draait om een planmatige samenwerking tussen veehouder, dierenarts, veevoeradviseur en klauwspecialist die gezamenlijk aan tafel zitten om verbeteringen te realiseren. Doelgericht werken aan het verbeterplan van de veehouder met adviezen van drie vakspecialisten zorgt voor resultaat. „Ik ervaar dat veel veehouders
Hans Hellings liet zien hoe de klauwverzorger
en realistisch te werk gaan binnen de randvoorwaarden van het bedrijf vormen de basis om, i n dit geval, de klauwgezondheid te verbeteren." Zo w o n de melkveehouder, net als veel collega's, dit voorjaar een wat vochtige k u i l , die h i j ondertussen voert. Het l i j k t zijn effect te hebben op de weerstand van de koe en ver-
helpt koeien gezond te
houden.
voedlng heeft voeding een enorme link met klauw- en uiergezondheid. „Volgens de kuiluitslag zou deze k u i l met 311 ruwe celstof veel structuur moeten bevatten. Door de hoeveelheid vocht is het voer week en valt de structuur i n werkelijkheid tegen. Hierdoor kan bijvoorbeeld meer Mortellaro voorkomen, wat je op somw ^ i r v Q i - . o H r i « r o n n n V v i p t . Maar ie moet
Foto: Nfeuwe Oogst
kent de problemen van Mortellaro. Hij is geen groot voorstander van voetbaden. „Een voetbad is leuk, maar de ziekte komt altijd terug. Hei is een vorm van symptoombestrij ding. Je kunt beter de oorzaak zoeker en aanpakken, door bijvoorbeeld d( weerstand te verhogen." Hellings gaf deze middag ook eei demonstratie klauwbekappen. Hi
SERIE KLAUWAANDOENINGEN
Bas Toxopeus: ‘Niet pensverzuring, maar belasting lijkt oorzaak nummer één van zoolbloedingen’
Serie: Klauwaandoeningen Eind 2013 loopt het driejarige project ‘Grip op Klauwen’ ten einde. Daarop vooruitlopend belicht Veeteelt in vijf maanden tijd de vijf belangrijkste klauwaandoeningen. En wat is er binnen het project gedaan om verbetering te realiseren? Deel 1: Stinkpoot Deel 2: Zoolbloeding Deel 3: Zoolzweer Deel 4: Mortellaro Deel 5: Wittelijndefect
O
m een zoolbloeding te herkennen hoef je geen doorgewinterde klauwverzorger te zijn. De rode vlek in een klauw is voor iedereen die wel eens een koe bekapt een herkenbaar beeld, maar het ontstaan ervan is ingewikkelder dan de herkenning. Bas Toxopeus, rundveedierenarts bij samenwerkende dierenartsenpraktijk De Oosthof, legt uit: ‘Het hoorn van de klauw groeit vanuit de lederhuid. In de klauw ligt deze onder de hoornlaag. Wanneer er in deze laag problemen optreden, kunnen er bloedingen ontstaan. Die zoolbloedingen groeien in zes tot acht weken mee in het hoorn, zoals een blauwe nagel.’ Bas Toxopeus is als dierenarts betrokken bij de Achterhoekse groep van negen vee-
Zoolbloeding is een symptoom Van alle klauwaandoeningen is zoolbloeding de minst zichtbare, maar wel de meest voorkomende. Bovendien leiden matige en ernstige zoolbloedingen in vijftig procent van de gevallen tot kreupelheid. Generiek advies is lastig te geven. tekst Florus Pellikaan
houders die meedraaien in het project Grip op Klauwen. Dat geldt ook voor Wilfried Klein Severt, klauwverzorger bij AB Oost. Hij duidt zoolbloedingen verder. ‘Eigenlijk is een zoolbloeding een symptoom en daarmee een signaal dat er iets mis is in het management. Bovendien kunnen vooral ernstige zoolbloedingen doorontwikkelen tot zoolzweren en wittelijndefecten.’
Op bloten voeten door de stal Onderzoek van de Gezondheidsdienst voor Dieren, in 2004, toonde aan dat 37 procent van de koeien in Nederland een zoolbloeding heeft. Hiermee is het de meest voorkomende klauwaandoening. Klein Severt geeft aan dit percentage in
de praktijk wel te herkennen. ‘Maar een lichte zoolbloeding is niet pijnlijk, wij snijden die weg en er is niks aan de hand. Heeft een veehouder echter veel dieren met een lichte zoolbloeding, dan is dat wel een teken dat er wat mis is.’ Henk Woolderink, technisch specialist melkvee bij ForFarmers Hendrix en ook betrokken bij het adviesteam, begint met het opsommen van oorzaken van zoolbloedingen. ‘Veel zoolbloedingen hebben een mechanische oorzaak door fysieke druk van buiten de klauw. Voorbeelden zijn een steentje op het kavelpad, ongelijke roosters, de ketting van de roosterschuif, afstapjes en scherpe draaien.’ Saskia Scheer, namens Projecten LTO Noord projectleider van de Achterhoekse
Arnold Lageschaar: ‘Nu twee keer per jaar met alle adviseurs om tafel’
De in 2008 nieuw gebouwde ligboxenstal bij Arnold Lageschaar in Groenlo had alles tiptop in orde moeten maken. Maar de huidige 95 melk- en kalf koeien kregen steeds meer pootproblemen zoals zoolbloedingen en wittelijndefecten. Die problemen waren voor Lageschaar de re-
52
VVE EE ET TE EE EL LT T J O AN KT UO AB R EI R1 /2 2 2 20 01 03 9
den om mee te gaan doen aan het project Grip op Klauwen. ‘Voor we ons opgaven, hadden we al een keer de klauwscore in beeld laten brengen via Digiklauw. We wilden weten wat er allemaal speelde, omdat de problemen frustreerden’, vertelt Arnold Lageschaar. ‘Met behulp van de resultaten van Digiklauw kwamen de adviseurs tot de gezamenlijke conclusie dat het om een voedingsprobleem bij de droge koeien ging. We voerden de laatste jaren de droge koeien gewoon kuilgras en snijmais en te weinig structuur.’ Op aanraden van de adviseurs kocht Lageschaar grof kuilgras aan en de problemen werden daadwerkelijk minder. ‘We zijn in twee jaar tijd van een klauwge-
zondheidsscore van 40 naar 70 procent gegaan. En het percentage zoolbloedingen is van 40 naar 10 procent gedaald.’ Lageschaar heeft 2,5 hectare grond op afstand nu ingezaaid met een grof maaimengsel en hij koop ook nog balen grof gras aan. Een derde van het drogekoeienrantsoen bestaat nu uit dit grove gras. Het gezamenlijk achterhalen van het probleem heeft Lageschaar doen besluiten zeker met Digiklauw mee te blijven doen. ‘We willen een vinger aan de pols houden. En de andere les die we hebben getrokken, is dat we vanaf nu twee keer per jaar met alle adviseurs om tafel gaan. Met alle kennis aan tafel zijn eventuele problemen snel aan te pakken.’
groep, vult aan: ‘De tip tijdens een van onze bijeenkomsten was om maar eens op je blote voeten door de stal te lopen. Dan ervaar je waarom koeien zoolbloedingen hebben.’ Woolderink vindt in dat kader emissiearme vloeren met een kunstof toplaag een mooie vooruitgang omdat de kans op klauwbeschadigingen daardoor afneemt. Bas Toxopeus trekt de mechanische oorzaak nog wat breder. ‘Ook te lang staan zorgt voor bloedingen. Te vaak komen wij ook in nieuwe ligboxenstallen nog te krappe boxmaten tegen waardoor koeien te bang zijn om te gaan liggen en uren met twee poten in de box staan.’ Ook het langdurig staan rondom het melken kan voor te veel belasting op de klauwen zorgen, zegt Woolderink. ‘Soms staan koeien voor het melken anderhalf uur in de wachtruimte en na het melken nog anderhalf uur aan het voerhek. Dat is met zes uur bij tweemaal daags melken een grote belasting. De vraag is dan ook of de koe nog wel toekomt aan de gewenste veertien uur liggen.’
Conditie behouden Een tweede veroorzaker van zoolbloedingen is mismanagement op het gebied van voeding. Woolderink wijst op voldoende structuur om pensverzuring te voorkomen. Nog belangrijker is volgens de voedingsadviseur echter een uitgebalanceerd en structuurrijk droogstandsrantsoen. Bas Toxopeus vult aan: ‘Gaat het in de droogstand op voedingsgebied mis, dan slaan na afkalven bacteriologische aandoeningen, zoals aan de nageboorte staan en baarmoederontsteking, eerder toe. Komen er dan toxische stoffen vrij, dan zorgt dat per definitie voor een afwijken-
Het advies bij zoolbloedingen is bekappen en indien nodig een blokje plakken
de hoorngroei en zoolbloedingen.’ Volgens Saskia Scheer vertellen zoolbloedingen daarom ook of koeien zes tot acht weken terug ‘iets’ hebben meegemaakt. Het voorkomen van zoolbloedingen hangt ook samen met het behouden van de conditie. ‘Een koe heeft van nature tussen de lederhuid en het klauwbeen een vetkussen dat zorgt voor de demping’, stelt Toxopeus. ‘Vermagert een koe sterk, dan wordt ook dit vetkussen dunner en is er meer kans op zoolbloedingen. Niet voor niets heeft een magere koe een negen keer grotere kans op kreupelheid dan een koe met een gewenste conditie.’ Gevraagd naar welke oorzaak de belangrijkste is, breken de deskundigen met conclusies uit het verleden. ‘Vaak werd gedacht dat pensverzuring oorzaak nummer één van zoolbloedingen was. In nieuw onderzoek is geprobeerd om koeien via pensverzuring meer zoolbloedingen te laten krijgen, maar dat lukte niet’, stelt Toxopeus. ‘De belangrijkste oorzaak lijkt daarom toch belastingsproblemen van de klauwen te zijn.’ Aangezien matige en ernstige zoolbloeZoolbloedingen groeien in zes tot acht weken mee in het hoorn van de klauw
dingen in meer dan vijftig procent van de gevallen tot kreupelheid leiden, is bestrijding van zoolbloedingen van groot belang. Het devies is kort en krachtig: ‘Bekappen en de zoolbloedingen wegsnijden’, adviseert Klein Severt. ‘Bij een dunne of gevoelige plek is het bovendien verstandig om een blokje te plakken. Maar belangrijker is om het symptoom zoolbloedingen op te merken. Hiervoor is registreren via Digiklauw onmisbaar.’
Bedrijfsspecifieke aandoening Aan de hand van de resultaten van de meting wordt inzichtelijk of er een probleem is. ‘Het zorgt voor bewustwording’, stelt Toxopeus. ‘Als het inzicht er is, moet het gezamenlijk adviesteam dat bij een bedrijf betrokken is, zich over de resultaten buigen en de bedrijfsspecifieke oorzaak van zoolbloedingen achterhalen. Een generiek advies is bij deze aandoening niet te geven, dus komt het op de bedrijfsspecifieke situatie aan.’ Saskia Scheer vult aan: ‘Er waren veehouders die aangaven dat er op hun bedrijf door de deelname nu pas voor het eerst door alle adviseurs serieus naar klauwen werd gekeken. Dat is best beschamend en een les voor iedereen.’ l
V E E T E E LT
OK TOB ER
2
2 01 3
53
SERIE KLAUWAANDOENINGEN
Johan Hardeman: ‘Een blokje wordt in de praktijk te vaak als tovermiddel gezien’
Serie: Klauwaandoeningen Eind 2013 loopt het driejarige project ‘Grip op Klauwen’ ten einde. Daarop vooruitlopend belicht Veeteelt in vijf maanden tijd de vijf belangrijkste klauwaandoeningen. En wat is er binnen het project gedaan om verbetering te realiseren?
Zoolzweer, laatste aandoening in de rij Wordt een zoolzweer herkend voordat er vocht uitkomt? Drie adviseurs uit het project Grip op Klauwen definiëren de pijnlijke ontsteking van de opperhuid waarvan overmatige hoorngroei de
Deel 1: Stinkpoot Deel 2: Zoolbloeding Deel 3: Zoolzweer Deel 4: Mortellaro Deel 5: Wittelijndefect
oorzaak is. Ook adviseren ze over preventie en bestrijding. tekst Florus Pellikaan
W
at is de meest voorkomende plek van zoolzweren? Een moeilijke vraag is het niet. Iedereen die regelmatig klauwen van een koe bekapt, kent de voor de hand liggende plek van de pijnlijke aandoening. ‘Zeker 95 procent van de zoolzweren zit op de “typische plaats” van de buitenklauw’, zegt Johan Hardeman, klauwverzorger bij AB Brabant. Stef van Roessel, dierenarts bij Diergeneeskundig Centrum Oisterwijk, vertelt hoe het komt dat vrijwel alle zoolzweren op diezelfde plaats voorkomen. ‘De klauw van een koe bestaat vanaf de onderkant bekeken uit een laag hoorn, de opperhuid, het vetkussen en dan het klauwbeentje. Recht onder de achterkant van het klauwbeentje zit een soort uitstulping van het bot omdat daar de
diepe buigpees aan het beentje hecht’, vertelt Van Roessel. ‘De lederhuid onder de uitstulping is de plek waar, bij overmatige hoorngroei aan de buitenklauw, de meeste druk op komt.’
Overmatig hoorn voorkomen Rundveespecialist bij ABZ Diervoeding Jos van Gestel maakt de verklaring voor de typische plaats compleet. ‘Door de grote druk op de opperhuid knappen de bloedvaten. Wanneer er niet wordt bekapt, blijven deze bloedingen optreden en gaat de opperhuid ontsteken.’ De remedie tegen zoolzweren lijkt dan ook gemakkelijk: zorgen voor een gelijkmatige drukverdeling tussen de binnenen de buitenklauw door periodiek pedicuren. De drie deskundigen, die als
adviseurs betrokken zijn bij de Brabantse praktijkbedrijven binnen Grip op Klauwen, ontkrachten deze redenatie meteen. ‘Preventief bekappen is goed, maar je moet overmatige hoorngroei voorkomen’, stelt Van Gestel. Hardeman vult aan: ‘Andere klauwaandoeningen zoals bevangenheid en stinkpoot zorgen voor die extra hoorngroei. Bij deze defecten aan een klauw gaat er een signaal naar de hersenen om meer hoorn te vormen. Vervolgens is een zoolzweer snel geboren. Eigenlijk is een zweer de laatste in de rij met klauwaandoeningen. Al kan een zoolzweer nog wel naar binnen slaan en zorgen voor pees- of gewrichtsontsteking.’ Overmatige hoorngroei als gevolg van andere klauwaandoeningen heeft ook
Jan Schapendonk: ‘Veel kleine dingen verbeteren klauwgezondheid’
De omschakeling naar robotmelken was voor Jan Schapendonk uit Udenhout drie jaar geleden de belangrijkste reden om zich aan te melden voor het project Grip op Klauwen. ‘Wij hadden niet meer klauwgezondheidsproblemen dan de ge-
50
V E E T E E LT
JNAONVUE AMRBI E 1R / 2
20 1 03 9
middelde boer, maar mijn gevoel was dat klauwgezondheid wel een cruciale rol speelt bij succesvol robotmelken.’ Samen met de dierenarts, de klauwverzorger en de veevoeradviseur werden er een aantal actiepunten geformuleerd om de klauwgezondheid te verbeteren. ‘We lieten de koeien altijd om de twee weken door het voetbad gaan, maar haalden het tussentijds nooit weg. Door het voetbad wel op te ruimen hoeven we het nu nog maar om de zes weken te plaatsen.’ Ook maakte Schapendonk, die 60 koeien melkt, samen met de klauwverzorger een lijstje van koeien die tijdens de koppelbekappingen regelmatig problemen
hadden. Deze koeien bekapt hij nu tussentijds zelf en dat heeft voor verbetering gezorgd. Onder andere zoolzweren komen nu minder voor. ‘En sinds een aantal maanden doen we gescheiden mest in de ligbox voor meer ligcomfort en we hebben ook geen overbezetting meer’, stelt de Brabantse veehouder. ‘Het zijn dus eigenlijk veel kleine dingen die de klauwgezondheid hebben verbeterd. Dat is wel de verdienste van het project; door de extra aandacht voor klauwgezondheid pak je verbeterpunten gemakkelijker op. Het gelijktijdig overleg met meerdere adviseurs is ook erg goed bevallen. Dat blijf ik zeker doen.’
Overleg met de diverse adviseurs vormt een belangrijke schakel in de aanpak van klauwaandoeningen
dikwijls een oorzaak op voedingsgebied. Hoefbevangenheid kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van pensverzuring. Van Gestel: ‘Daarom adviseren wij minimaal 45 procent droge stof en voldoende ruwe celstof in het rantsoen en ook zo min mogelijk rantsoenwisselingen. We komen namelijk nogal eens klauwproblemen tegen als veehouders veel natte bijproducten voeren met steeds wisselende samenstelling. Veel verandering in het rantsoen betekent gegarandeerd ellende.’ Op managementgebied is het voorkómen van andere klauwaandoeningen ook de remedie om zoolzweren tegen te gaan. Hierbij moet worden gedacht aan voldoende ventilatie en schone vloeren om mortellaro en stinkpoot tegen te gaan. ‘Soms kom je ook een zoolzweer tegen in een heel diepe groef in het
hoorn als gevolg van stinkpoot. Dat is een voorbeeld van de minder dan vijf procent zoolzweren die niet op de typische plek zitten’, vertelt Hardeman. ‘En daarnaast komen er zoolzweren op andere plekken voor door bijvoorbeeld beschadigingen door steentjes op het kavelpad of oneffenheden in de stal.’ Alhoewel de deskundigen preventieve maatregelen om overmatige hoorngroei te voorkomen als eerste benoemen, is preventief bekappen wel nodig om te corrigeren. ‘Het aantal keer per jaar bekappen is bedrijfsspecifiek, maar voor de grote hoop is twee keer per jaar voldoende. Het beste is om dit te doen op honderd dagen in lactatie en kort voor de droogstand, maar als dat er in de praktijk te vaak bij inschiet, dan is twee keer per jaar een koppelbekapping het beste alternatief’, adviseert Van Roessel.
Pijnstiller spuiten Zoolzweren worden binnen Digiklauw net als de andere aandoeningen beoordeeld op ernst en gescoord in een schaal van 1 op 3. Een 1 is in de praktijk een forse zoolbloeding op de typische plaats. Score 2 is wanneer er vocht uit de zweer komt en score 3 is een uitpuilende zweer. ‘Negen van de tien veehouders noemen score 2 en 3 pas een zoolzweer. Maar score 1 is dat ook omdat de specifieke plek de aandoening ‘zoolbloeding’ dan overrulet. Doe je bij zoolzweer score 1 niets, dan wordt het per definitie een zoolzweer score 2 of 3’, stelt Van Roessel. Een ernstige zoolzweer op de zogenaamde ‘typische plaats’
De zwelling en de druk die gepaard gaan met een zoolzweer zorgen voor pijn en kreupel lopen. Van Gestel: ‘Kreupel is een rottig woord, ook in de maatschappelijke perceptie. Voor sommigen is op drie poten lopen pas kreupel, maar een kritisch oog kan zelfs aan het lopen van een koe met zoolzweer score 1 een afwijking zien. En als een koe minder goed loopt, vreet ze minder, produceert ze minder en neemt de kans op nieuwe problemen toe.’ De drie deskundigen zijn het er daarom over eens dat als een koe zichtbaar pijn heeft door een zoolzweer, het raadzaam is om ook een pijnstiller te spuiten. Dat werkt niet alleen pijnstillend, maar remt ook de ontsteking. Hardeman merkt in de praktijk dat het bekappen door veehouders niet altijd goed gaat. ‘Sommigen stoppen al als er vocht zichtbaar is. Maar het hoorn rondom de zweer moet je ook wegsnijden om geen nieuwe druk op de ontstoken plek te krijgen. Vervolgens kunnen zoolzweren in een paar weken genezen.’ Op de vraag wanneer een blokje onder de gezonde klauw zinvol is, zet Hardeman eerst een stap terug. ‘Het doel van een blokje is om de klauw te ontlasten, maar als dat op de natuurlijke manier kan door de overmatige hoorn van de buitenklauw te snijden en de zoolzweer goed vrij te maken, dan is dat beter. Een blok wordt in de praktijk te vaak als een tovermiddel gezien’, stelt Hardeman. ‘En het werkt ook prima, maar als de zweer beter is, moet het blok zo snel mogelijk weg en dat gebeurt vaak niet. Het vervolgprobleem is dan overbelasting met nieuwe zoolbloedingen als gevolg.’ l
V E E T E E LT
N OVE MB ER
2
2 0 13
51
Wordt dit bericht niet goed weergegeven? Bekijk hier de online versie >>
Slotsymposium Grip op Klauwen (19 december) In vijf simpele stappen naar flinke verbeteringen in klauwgezondheid van de veestapel... Dat klinkt te mooi om waar te zijn. Toch ligt het succes voor de voeten. Het geheim schuilt in een integrale adviesaanpak op het boerenerf. Een sterk samenspel tussen koe, boer, dierenarts, veevoeradviseur en klauwverzorger leidt tot fraaie resultaten. Die resultaten komen uitgebreid aan bod tijdens het slotsymposium van het klauwgezondheidsproject Grip op Klauwen. Het slotsymposium duikt dieper in de dagelijkse praktijk van klauwgezondheid bij melkvee. Er is volop ruimte voor verhalen uit het veld, wijze lessen uit de praktijk, nieuwe inzichten en harde resultaten. Het project Grip op Klauwen heeft de laatste jaren een flinke impuls gegeven aan een verbeterde klauwgezondheid bij koeien. De winst schuilt niet alleen in het terugdringen van de kosten van klauwproblemen, maar zit vooral in een beter dierenwelzijn, een vlottere samenwerking, de structurele aandacht en het werkgemak op het boerenerf. Grip op Klauwen brengt de wereld van koeien en klauwgezondheid bij elkaar! Slotsymposium Grip op Klauwen De Eemlandhoeve – Bisschopsweg 5b – Bunschoten 19 december (12.30 – 15.00 uur) In de ochtend worden de laatste groepsbijeenkomsten Grip op Klauwen afgerond. Deelnemers en betrokkenen krijgen hiervoor nog een aparte uitnodiging. Interesse? Stuur dan per ommegaande een mailtje naar: [email protected]. Binnen enkele weken volgt een volgende uitnodiging. Daarin staat meer informatie over het programma van het slotsymposium Grip op Klauwen.
Grip op Klauwen is een initiatief van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met de projectpartners AB, Vereniging voor Rundveepedicure, CRV, KNMvD. Het project is financieel mogelijk gemaakt door het Productschap Zuivel (PZ), Ministerie EL&I, CRV en ZLTO. De projectleiding is in handen van ZLTO Projecten.
Uitschrijven
|
Aanmelden
Wordt deze nieuwsbrief niet goed weergegeven? Bekijk hier de online versie >>
Praktijksessies succesvol Inmiddels zijn de eerste praktijkbijeenkomsten in het kader van Grip op Klauwen achter de rug. Heel wat ondernemers deden hier kennis op rond het verbeteren van de klauwgezondheid. De primeur was begin september in het Brabantse Udenhout, waar 55 melkveehouders het bedrijf van Frank Verhoeven, deelnemer aan het project Grip op Klauwen, aanwezig waren. Lees verder >>
Slotsymposium Grip op Klauwen op 19 december Het project Grip op Klauwen wordt op 19 december afgesloten met een slotsymposium. Deze is van 12.30 tot 15.00 uur in De Eemlandhoeve, Bisschopsweg 5B in Bunschoten. In vijf simpele stappen naar flinke verbeteringen in klauwgezondheid van de veestapel; dit klinkt te mooi om waar te zijn. Toch ligt het succes voor de voeten. Het geheim schuilt in een integrale adviesaanpak op het boerenerf. Een sterk samenspel tussen koe, boer, dierenarts, veevoeradviseur en klauwverzorger leidt tot fraaie resultaten. Die resultaten komen uitgebreid aan bod tijdens het slotsymposium van het klauwgezondheidsproject Grip op Klauwen. Lees verder >>
Evaluatie Grip op Klauwen Wat heeft dit project opgeleverd? Nu het project bijna afloopt, is het goed om dit in beeld te brengen. Dit gebeurt op een kwantitatieve en een kwalitatieve manier. Bij de kwantitatieve beoordeling wordt de klauwgezondheid op het bedrijf beoordeeld aan de hand van Digiklauw. Dat gebeurde ook bij de start van het project. Hierdoor is de verbetering in klauwgezondheid op het bedrijf goed meetbaar. Lees verder >>
Een schat aan informatie
Nieuwe initiatieven rond klauwgezondheid Het Vlaamse Instituut voor Landbouw en Visserij Onderzoek ontwikkelde een loopmat, waarmee klauwproblemen standaard in het bedrijfsmanagement op te sporen zijn. Dat meldt Veeteelt in haar special rond klauwgezondheid, dat in het oktober-2 nummer van dit blad verscheen. Lees verder >>
Tip: Bekap vaarzen tijdig
Het project Grip op Klauwen wordt door veel specialisten in Nederland op de voet gevolgd. Alle samenwerkende partijen binnen dit project tezamen beschikken over een schat aan informatie. Wilt u eens uw kennis van klauwgezondheid bijspijkeren? Lees verder >>
Terwijl de meeste koeien ieder jaar worden bekapt, wordt het jongvee vaak overgeslagen, merkt klauwpedicure Hans Hellings: ’Bekap de klauwen van vaarzen daarom tijdig.’
Grip op Klauwen is een initiatief van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met de projectpartners AB, Vereniging voor Rundveepedicure, CRV, KNMvD. Het project is financieel mogelijk gemaakt door het Productschap Zuivel (PZ), Ministerie EL&I, CRV en ZLTO. De projectleiding is in handen van ZLTO Projecten.
Uitschrijven
|
Aanmelden
SERIE KLAUWAANDOENINGEN
Bas Toxopeus: ‘Er is geen enkele aanwijzing dat mortellaro bij weidegang minder voorkomt’
Serie: Klauwaandoeningen Eind 2013 loopt het driejarige project ‘Grip op Klauwen’ ten einde. Daarop vooruitlopend belicht Veeteelt in vijf maanden tijd de vijf belangrijkste klauwaandoeningen. En wat is er binnen het project gedaan om verbetering te realiseren? Deel 1: Stinkpoot Deel 2: Zoolbloeding Deel 3: Zoolzweer Deel 4: Mortellaro Deel 5: Wittelijndefect
B
innen de klauwaandoeningen wordt vaak onderscheid gemaakt tussen primaire aandoeningen en vervolgaandoeningen, de zogenoemde secundaire klauwaandoeningen. Tot de primaire aandoeningen behoort ook mortellaro, net zoals stinkpoot, zoolbloeding en tussenklauwontsteking. Toch is mortellaro min of meer een vreemde eend in de bijt op het gebied van klauwaandoeningen. Mortellaro bevindt zich namelijk niet op of in het hoorn van de koe. ‘Het is een huidziekte aan de ondervoet, veroorzaakt door bacteriën en daarmee dus een infectieuze aandoening’, vertelt Bas Toxopeus. De rundveedierenarts bij samenwerkende dierenartsenpraktijk De Oosthof is een van de specialisten die betrokken is bij de Ach-
Mortellaro vraagt discipline Over geen van de klauwaandoeningen is nog zoveel onbekend als over mortellaro. Toch zijn er genoeg mogelijkheden om de pijnlijke aandoening te bestrijden. ‘Dikwijls wordt mortellaro bij de droge koeien of het jongvee in stand gehouden.’ tekst Florus Pellikaan
terhoekse groep veehouders die meedraaien in het project Grip op Klauwen. De vraag welke bacteriën mortellaro veroorzaken, blijkt niet eenvoudig te zijn. ‘Er zijn al veel onderzoekers die zich daarover hebben gebogen. Uit puncties blijkt dat er in ieder geval vier soorten bacteriën aangetoond worden in en rond mortellaroplekken, maar er zijn er vrijwel zeker nog meer’, stelt Toxopeus. ‘Momenteel heerst de gedachte dat de bacteriestam van de treponema’s een belangrijke rol speelt.’ Henk Woolderink, technisch specialist melkvee bij ForFarmers Hendrix, vult aan: ‘Mortellaro is niet zoals mastitis waarbij je gemakkelijk kunt aantonen wat de veroorzaker is. Misschien hebben meerdere bacteriën elkaar wel nodig.’
Volgens onderzoek in 2004 van de Gezondheidsdienst voor Dieren, Wageningen Universiteit en het toenmalige NRS blijkt ruim 21 procent van de Nederlandse melkkoeien in meer of mindere mate mortellaro te hebben. Het optreden van mortellaro is in ieder geval sterk bedrijfsafhankelijk. ‘Er zijn bedrijven waar je het gehele koppel een score 2 of 3 voor matige of ernstige mortellaro geeft. Maar ik heb ook ooit een koppel gehad waarbij geen enkele koe last had van mortellaro’, vertelt Wilfried Klein Severt, klauwverzorger bij AB Oost. Wat betreft het ziektebeeld kent mortellaro vier stadia, aldus Toxopeus. ‘Het eerste stadium is het acute stadium met een kleine, maar fel rode mortellaroplek. Zonder behandeling evolueert dat
Halvering mortellaro bij Niek en Bram Groot Wassink door protocollen
Niek en Bram Groot Wassink
Verzamelen van kennis en managen blijft een kwestie van finetunen. Daarom reageerden de broers Niek en Bram Groot Wassink uit Rekken positief op de vraag om als praktijkbedrijf mee te draaien in
88
V VE EE ET TE EE EL LT T DJ EACNE UMABRE I R 1 1/ /2 2 2 20 00 19 3
het project Grip op Klauwen. Na de nulmeting kwam er al snel een praktijkdoel. ‘Mortellaro sluimerde al langere tijd in het koppel en dat bleek ook in de meting. Niet dat er veel koeien heftige mortellaro hadden, maar er waren wel dieren met milde mortellaro’, omschrijft Bram Groot Wassink de situatie. Niek vult aan: ‘Het project heeft bijgedragen aan deze bewustwording, waarna we maatregelen hebben genomen. We hebben het voetbad verlengd en verdiept en plaatsen het niet meer om de drie weken, maar iedere zaterdag.’ Ook houden de broers, die 140 koeien melken, de roosters nu nog beter schoon
en dan met name ook achter de boxrand. ‘Eigenlijk zijn we gewoon meer protocollair gaan werken’, stelt Niek Groot Wassink vast. ‘Het waren wel vooral de Classic- en de Maxwelldochters die mortellaro hadden, maar dan nog is er een oorzaak en die hebben we aangepakt.’ De maatregelen hebben ervoor gezorgd dat het aantal mortellarogevallen meer dan gehalveerd is. ‘De scores 3 van ernstige mortellaro zijn afgezwakt naar scores 1 en 2’, vertelt Bram Groot Wassink. ‘En van een redelijk aantal koeien met een lichte mortellarobesmetting zijn we naar een grote groep koeien zonder mortellaro gegaan.’
Slotsymposium op 19 december Het project Grip op Klauwen houdt op donderdag 19 december het slotsymposium in Bunschoten. Van veehouders tot klauwverzorgers, alle betrokkenen bij het project delen hun ervaringen met een gezamenlijke aanpak. Ook de verbeteringen in klauwgezondheid die gedurende het project zijn geboekt, worden gepresenteerd. Afgevaardigen van het ministerie, van KNMvD, LTO en de Dierenbescherming gaan daarna met elkaar in discussie. Aanmelden voor het symposium via [email protected]. Zie ook: www.gripopklauwen.nl
Voetbaden én individuele behandelingen in de strijd tegen mortellaro
naar stadium 4 als grote witte en chronische mortellaroplek die niet of nauwelijks meer te genezen is.’ De drie specialisten zijn het erover eens dat mortellaro vanwege de pijn die het kan veroorzaken alle aandacht verdient. ‘In een ernstige vorm is de plek felrood en ziet die eruit als een aardbei. Dit is voor de koe extreem pijnlijk, waardoor ze ook kreupel zal lopen’, vertelt Klein Severt. ‘Daarnaast zorgt mortellaro ook voor extra hoorngroei met andere klauwaandoeningen als gevolg.’
Rol weerstand lastig te duiden Gevraagd naar de oorzaken van mortellaro blijkt dat de onduidelijkheden over de ziekteverwekker preventie lastig maken. Duidelijk is volgens Saskia Scheer, namens Projecten LTO Noord projectleider van de Achterhoekse groep, wel dat infectiedruk de belangrijkste oorzaak van mortellaro is. ‘De infectiedruk wordt enerzijds bepaald door het aantal koeien dat mortellaro heeft en anderzijds door de hygiëne van de vloer.’ Het brengt Bas Toxopeus bij een kritische succesfactor voor bestrijding van mortellaro. ‘Dikwijls worden de roosters bij de melkkoeien wel netjes bijgehouden en worden er frequent voetbaden geplaatst. Maar te vaak gebeurt dit bij de
droge koeien en het jongvee niet, waardoor een besmettingspoel van mortellaro in leven wordt gehouden.’ Een tweede oorzaak van mortellaro is verminderde weerstand. ‘Mortellaro is infectieus, dus speelt weerstand altijd een rol. Maar dat is ook direct de enige zekerheid’, stelt Toxopeus. ‘In een proef in Denemarken is geprobeerd kruisbesmetting met mortellaro van besmette naar gezonde dieren te laten plaatsvinden, maar het lukte niet.’ Woolderink vult aan: ‘Net zo onverklaarbaar is dat sommige koeien altijd mortellaro aan de ene poot hebben en niet aan de andere poot. We weten gewoon nog niet alles over mortellaro.’ Ventilatie en stalklimaat, die bij stinkpoot wel een belangrijke rol in de preventie spelen, doen dat bij mortellaro in ieder geval veel minder. ‘Er is ook geen enkele aanwijzing dat mortellaro bij weidegang minder voorkomt’, stelt Toxopeus. ‘Ook in de weideperiode moet dus behandeling plaatsvinden.’ Preventie en behandeling kruisen elkaar bij het bestrijden van mortellarogevallen, omdat bestrijding ook de besmettingsdruk verlaagt. ‘Het behandelen van mortellaro kan op twee manieren. Enerzijds door ontsmetting via een voetbad en anderzijds door koeien individueel te
behandelen’, zegt Klein Severt. Toxopeus vult hem aan: ‘Over voetbaden is al veel gezegd, maar het blijft een heel belangrijk hulpmiddel om de infectiedruk te verlagen.’ De deskundigen schetsen een aantal randvoorwaarden waaraan voetbaden moeten voldoen, zoals een minimale lengte van drie meter en een vloeistofhoogte van 15 centimeter. Na 200 koepassages moet een voetbad ververst of schoongemaakt én opgeruimd worden. De geadviseerde frequentie van voetbaden verschilt per bedrijf. ‘Juist op deze punten hebben we binnen het project adviezen gegeven en ook echt vooruitgang geboekt’, vertelt Saskia Scheer. ‘Het klinkt misschien eenvoudig, maar het heeft resultaat.’
Consequent en herhalen Mortellaro is niet gemakkelijk uit te roeien, maar het is volgens de deskundigen wel te onderdrukken door consequent te zijn met voetbaden en individuele behandelingen. De noodzakelijke individuele behandeling van koeien met mortellaro bestaat uit het droogmaken van de klauw, het aanbrengen van een hoefgel of spray, de plek verbinden, na drie dagen het verband eraf halen en de behandeling herhalen. ‘Door probleemkoeien consequent te controleren en te behandelen is mortellaro bij 90 procent van de koeien beheersbaar’, verzekert Toxopeus. ‘Pak je dit in een bepaalde periode koppelbreed fanatiek op, dan is het later ook goed onder de knie te houden en kost het minder tijd. Hierbij is de keuze van het geneesmiddel veel minder belangrijk dan het consequent uitvoeren. Mortellaro draait namelijk vooral om discipline.’ l
V E E T E E LT
DE CE MB ER
1 /2
20 1 3
89
Wordt dit bericht niet goed weergegeven? Bekijk hier de online versie >>
Programma slotsymposium Grip op Klauwen In vijf simpele stappen naar flinke verbeteringen in klauwgezondheid van de veestapel... Dat klinkt te mooi om waar te zijn. Toch ligt het succes voor de voeten. Het geheim schuilt in een integrale adviesaanpak op het boerenerf. Een sterk samenspel tussen koe, boer, dierenarts, veevoeradviseur en klauwverzorger leidt tot fraaie resultaten. Die resultaten komen uitgebreid aan bod tijdens het slotsymposium van het klauwgezondheidsproject Grip op Klauwen. Het project Grip op Klauwen heeft de laatste jaren een flinke impuls gegeven aan een verbeterde klauwgezondheid bij koeien. De winst schuilt niet alleen in het terugdringen van de kosten van klauwproblemen, maar zit vooral in een beter dierenwelzijn, een vlottere samenwerking, de structurele aandacht en het werkgemak op het boerenerf. Grip op Klauwen brengt de wereld van koeien en klauwgezondheid bij elkaar! Slotsymposium Grip op Klauwen De Eemlandhoeve – Bisschopsweg 5b – Bunschoten 19 december (12.30 – 15.00 uur) Programma: 12.30 uur 13.00 uur 13.05 uur 13.20 uur 13.35 uur 14.00 uur 14.30 uur 14.40 uur
15.00 uur
Lunch + inloop gasten slotsymposium Welkom Ludieke opening over koeienklauwen door taalpurist Wim Daniels (Spijkers en Koppen en Pauw & Witteman) Grip op klauwen in een duurzame zuivelketen door Toon van Hoof (LTO / Duurzame Zuivelketen) Stapsgewijze adviesaanpak en verhalen uit het veld. Aan tafel met rundveehouder, dierenarts, veevoeradviseur, klauwverzorger Resultaten in de stal en in de wei. Kwantitatieve info door Rene van der Linden (CRV) en kwalitatieve info door Martien van Bostelen (VvRVP) Uitreiking Gouden Klauw Award Forum Gezonde klauwen, handen uit de mouwen! met o.a. Henk van de Velde (EZ), Caroline Huetink (KNMvD), Toon van Hoof (LTO) en Bert van den Berg (Dierenbescherming) Borrel en afloop
Interesse? Stuur dan per ommegaande een mailtje naar [email protected]. PS: In de ochtend worden de laatste groepsbijeenkomsten Grip op Klauwen centraal afgerond op De Eemlandhoeve. Deelnemers en betrokkenen hebben hiervoor een aparte uitnodiging gekregen.
Grip op Klauwen is een initiatief van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met de projectpartners AB, Vereniging voor Rundveepedicure, CRV, KNMvD. Het project is financieel mogelijk gemaakt door het Productschap Zuivel (PZ), Ministerie EL&I, CRV en ZLTO. De projectleiding is in handen van ZLTO Projecten.
Uitschrijven
|
Aanmelden
Wordt dit bericht niet goed weergegeven? Bekijk hier de online versie >>
Herinnering: slotsymposium Grip op Klauwen In vijf simpele stappen naar flinke verbeteringen in klauwgezondheid van de veestapel... Dat klinkt te mooi om waar te zijn. Toch ligt het succes voor de voeten. Het geheim schuilt in een integrale adviesaanpak op het boerenerf. Een sterk samenspel tussen koe, boer, dierenarts, veevoeradviseur en klauwverzorger leidt tot fraaie resultaten. Die resultaten komen uitgebreid aan bod tijdens het slotsymposium van het klauwgezondheidsproject Grip op Klauwen. Het project Grip op Klauwen heeft de laatste jaren een flinke impuls gegeven aan een verbeterde klauwgezondheid bij koeien. De winst schuilt niet alleen in het terugdringen van de kosten van klauwproblemen, maar zit vooral in een beter dierenwelzijn, een vlottere samenwerking, de structurele aandacht en het werkgemak op het boerenerf. Grip op Klauwen brengt de wereld van koeien en klauwgezondheid bij elkaar! Slotsymposium Grip op Klauwen De Eemlandhoeve – Bisschopsweg 5b – Bunschoten 19 december (12.30 – 15.00 uur) Programma: 12.30 uur 13.00 uur 13.05 uur 13.20 uur 13.35 uur 14.00 uur 14.30 uur 14.40 uur
15.00 uur
Lunch + inloop gasten slotsymposium Welkom Ludieke opening over koeienklauwen door taalpurist Wim Daniels (Spijkers en Koppen en Pauw & Witteman) Grip op klauwen in een duurzame zuivelketen door Toon van Hoof (LTO / Duurzame Zuivelketen) Stapsgewijze adviesaanpak en verhalen uit het veld. Aan tafel met rundveehouder, dierenarts, veevoeradviseur, klauwverzorger Resultaten in de stal en in de wei, door René van der Linden (CRV) en Martien van Bostelen (VvRVP) Uitreiking Gouden Klauw Award Forum Gezonde klauwen, handen uit de mouwen! met o.a. Henk van de Velde (EZ), Caroline Huetink (KNMvD), Toon van Hoof (LTO) en Bert van den Berg (Dierenbescherming) Borrel en afloop
Heeft u zich nog niet aangemeld? Stuur dan per ommegaande een mailtje naar [email protected].
Grip op Klauwen is een initiatief van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Het project wordt uitgevoerd in
samenwerking met de projectpartners AB, Vereniging voor Rundveepedicure, CRV, KNMvD. Het project is financieel mogelijk gemaakt door het Productschap Zuivel (PZ), Ministerie EL&I, CRV en ZLTO. De projectleiding is in handen van ZLTO Projecten.
Uitschrijven
|
Aanmelden
Wordt dit bericht niet goed weergegeven? Bekijk hier de online versie >>
Betere grip op koeienklauwen In vijf simpele stappen naar flinke verbeteringen in klauwgezondheid van de veestapel. Dat klinkt te mooi om waar te zijn. Toch ligt het succes voor het oprapen. Het geheim schuilt in een integrale adviesaanpak op het boerenerf. Met simpele stappen in de dagelijkse praktijk is mooie winst te boeken. Dat bewijst het project Grip op Klauwen. Een gemiddelde verbetering van de klauwgezondheid met 10 procent is dagelijkse praktijk gebleken bij deelnemende boeren. Bij aandoeningen als stinkpoot en mortelaro ligt de gemiddelde verbetering zelfs ver boven de 20 procent. Bijkomend voordeel is ook nog eens dat het aantal ernstige aandoeningen bij koeien fors is gedaald. Dit betekent een beter dierenwelzijn van de koe. Een sterk samenspel tussen boer, dierenarts, veevoeradviseur en klauwverzorger is daarbij onmisbaar. Klauwproblemen bij de koe zijn vaak multifactorieel. Daarom is het belangrijk om met diverse disciplines gezamenlijk aan de tafel bij de boer te zitten om zo tot een integraal advies te komen, waarmee de boer uit de voeten kan. Binnen het landelijke klauwgezondheidsproject Grip op Klauwen (www.gripopklauwen.nl) is dat sterke samenspel bij 5 dierenartsenpraktijken in het gebied beproefd. “Hoe beter de klauwen, hoe beter de koe. Maar helaas is het ook andersom”, aldus dierenarts Erwin Hoogland. Volgens klauwverzorger Johan Hardeman ligt de winst voor het oprapen: “We zien bij alle boeren verbetering. Het resultaat is wisselend, maar iedere boer boekt winst”. Melkveehouder Arjen van der Sande is zeer te spreken over de stapsgewijze aanpak op zijn bedrijf. “Op mijn bedrijf heb ik vooral gewerkt aan het ligcomfort van de koeien. Met aanpassingen in boxafstelling en met een beter ligbed boek ik al fraaie resultaten.” Dit alles werd duidelijk op het slotsymposium van het project Grip op Klauwen op 19 december 2014 in De Eemlandhoeve (Bunschoten). Boer Rob Wopereis uit Zieuwent ging zelfs met de Gouden Klauw Award aan de haal. Alle wijze lessen zijn gebundeld in 10 simpele succesfactoren (zie hieronder). Binnenkort verschijnen de resultaten uit dit project online. In de nabije toekomst is het zaak om deze beproefde adviesaanpak te verankeren in het dagelijkse werk van alle erfbetreders. Jonge dierenartsen worden momenteel op de opleiding al klaargestoomd voor het echte werk. Zij krijgen de stapsgewijze aanpak mee in het lesaanbod. Klauwverzorgers werken nauw samen met GD en CRV aan een beter monitoringssysteem van klauwgezondheid: Digiklauw. En de boer merkt ook in zijn portemonnee dat het beter gaat met zijn koeien. Dat zorgt misschien nog wel voor de beste prikkel naar alle partijen. Vijf succesfactoren integrale adviesaanpak: 1. Betere klauw- en beengezondheid begint bij bewustwording.
2. 3. 4. 5.
Kleine, haalbare doelen helpen de motivatie op gang te brengen. Meten is weten. Registratie zorgt voor motivatie. Sterk samenspel, beste advies. Doelen en beleving van de melkveehouder uitgangspunt bij adviezen.
Vijf best gewaardeerde praktijkadviezen: 1. 2. 3. 4. 5.
Zorg voor een makkelijke route van de koe in de stal en de wei. Pas voetbaden op een juiste manier toe. Klauwverzorging: je bent niet klaar met 2 keer per jaar Rantsoen optimaliseren? Denk ook aan de invloed op klauwgezondheid. Zorg voor optimaal ligcomfort van de koe.
Grip op Klauwen is een initiatief van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met de projectpartners AB, Vereniging voor Rundveepedicure, CRV, KNMvD. Het project is financieel mogelijk gemaakt door het Productschap Zuivel (PZ), Ministerie EL&I, CRV en ZLTO. De projectleiding is in handen van ZLTO Projecten.
Uitschrijven
|
Aanmelden
SERIE KLAUWAANDOENINGEN
Wittelijndefect heeft vaak een mechanische oorzaak, secundaire fouten bepalen de ernst
Serie: Klauwaandoeningen Eind 2013 is het driejarige project ‘Grip op klauwen’ afgesloten. In vijf maanden tijd belichtte Veeteelt de praktijkervaringen binnen het project met de vijf belangrijkste klauwaandoeningen. Dit keer het laatste artikel in de reeks over wittelijndefecten.
Onschuldig begin kan ernstig eindigen Defecten in de zwakste plek van de klauw, de witte lijn, kunnen uit zichzelf genezen. Maar een klein scheurtje kan zich ook ontwikkelen tot een zeer pijnlijke, soms zelfs moeilijk te genezen
Deel 1: Stinkpoot Deel 2: Zoolbloeding Deel 3: Zoolzweer Deel 4: Mortellaro Deel 5: Wittelijndefect
plek. Meerdere momenten van pedicuren zijn dan noodzakelijk. tekst Florus Pellikaan
E
en duidelijk herkenbare plek in de klauw, dat is de witte lijn zeker. Maar omschrijven wat de witte lijn exact is, blijkt zo eenvoudig nog niet. ‘De witte lijn is de verbindingszone tussen zool en klauwwand. De dwarsgestreepte structuur zorgt ervoor dat beide onderdelen van de klauw aan elkaar zitten, maar dat ze ook ten opzichte van elkaar iets kunnen bewegen’, vertelt Stef van Roessel, dierenarts bij Diergeneeskundig Centrum Oisterwijk. Johan Hardeman, klauwverzorger bij AB Brabant, vult aan: ‘Ik vergelijk de witte lijn wel eens met de rubbers tussen het chassis en het onderstel van een vrachtwagen. Ze hebben allebei een dempend
effect en verbinden cruciale onderdelen. De harde klauwwand geeft namelijk stevigheid aan de klauw en de zool geeft een snel groeiend loopoppervlak.’ De naam ‘wittelijndefect’ als een van de vijf meest voorkomende klauwaandoeningen spreekt eigenlijk voor zichzelf. Bij deze aandoening is er sprake van een defect in de witte lijn doordat plaatselijk de verbinding is verbroken door een scheurtje tussen zool en wand.
Scheurtje kan wegslijten Volgens Stef van Roessel hebben wittelijndefecten doorgaans een mechanische oorzaak doordat een koe bijvoorbeeld een plotselinge scherpe draai moet ma-
ken of op een oneffenheid stapt. ‘De witte lijn is de zwakste plek van de klauw en het verbreken van de verbinding tussen wand en zool heeft beslist met druk op de klauw te maken’, stelt ook Jos van Gestel, rundveespecialist bij ABZ Diervoeding en net als Van Roessel en Hardeman betrokken bij de Brabantse projectgroep binnen Grip op klauwen. Klauwverzorgers scoren het kleine scheurtje in de witte lijn tijdens het bekappen als een licht wittelijndefect. Deze aandoening is niet pijnlijk en ook niet te zien aan het lopen van de koe. In het scheurtje in de witte lijn gaat echter wel vuil zitten en dan breekt er een spannend moment aan. ‘Als de klauw ge-
Halvering wittelijndefecten door minder druk op klauwen
Doordat Koen van de Ven uit het NoordBrabantse Esch zijn jongvee laat opfokken, is hij zich extra bewust van wat het kost om één van zijn 130 melk- en kalfkoeien te vervangen. ‘En daarom moeten koeien gewoon oud worden. Met dat als doel zijn we klauwgezondheid gaan aan-
54
V E E T E E LT
JAN U AR I
1 /2
20 1 04 9
pakken’, motiveert Van de Ven zijn keuze om zich drie jaar geleden aan te melden voor het project Grip op klauwen. Bij de start van het project is via Digiklauw een nulmeting gedaan en daaruit bleek dat mortellaro en wittelijndefect relatief veel voorkwamen. ‘Het plaatsen van voetbaden was sinds de verbouwing van de stal altijd behelpen en sommige koeien stapten naast de bak’, verklaart Van de Ven het voorkomen van mortellaro. ‘Op aanraden van de adviseurs heb ik toen een voetbad op maat laten maken, waar we de koeien nu één keer per maand probleemloos door laten gaan.’ Ook de wittelijndefecten werden succesvol aangepakt. Zowel de veehouder als de adviseurs merkten dat grote en verse
koeien te lang in de ligbox stonden te hangen voordat ze gingen liggen. ‘Ik had de schoftboom al een keer naar voren gezet, maar dat hielp onvoldoende. Daarom hebben we een kartelschoftboom aangeschaft, die een koe bij de nek meer ruimte geeft om te gaan liggen en te gaan staan. Ook hebben we diepstrooiselboxen met paardenmest gemaakt en de oude gladde en ongelijke roosters vervangen door nieuwe.’ De investeringen zijn volgens Van de Ven niet zonder resultaat gebleven. ‘De grotere koeien gaan nu sneller liggen en blijven langer liggen. De aanpassingen zorgen voor minder druk op de klauwen en in de slotmeting bleek het aantal wittelijndefecten zelfs gehalveerd.’
Een wittelijndefect score 3 moet ruim weggesneden worden voor vlot herstel
zond is en de witte lijn sterk, kan de klauw zelf door tegendruk voorkomen dat het scheurtje omhoog trekt richting het leven. Het scheurtje kan dan uit de klauw slijten of het wordt tijdens een koppelbekapping door de klauwverzorger weggesneden’, vertelt Van Gestel. ‘Maar is een koe bijvoorbeeld bevangen, dan is het hoorn zachter en trekt een wittelijndefect sneller omhoog.’ Preventie op het gebied van voldoende hardheid van het hoorn omvat volgens dierenarts Stef van Roessel de geijkte adviezen, zoals voldoende structuur in het rantsoen en het voorkomen van pensverzuring en bacteriële aandoeningen rondom het af kalven.
Met rubber minder defecten Dat de oorzaak van zoolbloedingen doorgaans mechanisch is, illustreert Johan Hardeman met nog een voorbeeld. ‘Er zijn verhalen bekend dat bij sommige veehouders met een rotormelkstal tachtig procent van de wittelijndefecten aan dezelfde klauw zit. Dit wordt dan duidelijk veroorzaakt door het in- en uitdraaien van de melkstal op dezelfde klauw.’ Volgens de klauwverzorger is uit onderzoek ook gebleken dat door rubber op de vloer wittelijndefecten en zoolbloedingen tot maximaal dertig procent kunnen afnemen. Stef van Roessel vult aan: ‘Door bijvoorbeeld alleen al rubber in de wachtruimte of bij het uitdraaien van de melkstal te leggen, is het aantal wittelijndefecten te reduceren.’ Jos van Gestel denkt dat ook de plaats
van het wittelijndefect invloed heeft op het al dan niet verergeren van de aandoening. ‘Aan de achterkant van de klauw groeit een scheurtje sneller uit naar het balgebied en daarnaast is de schade aan de wand daar ook minder groot dan bij een wittelijndefect in het voorste tweederde deel van de klauw.’ Terug naar de gradaties van wittelijndefect. ‘Er is niets fijner dan het bekappen van een licht wittelijndefect, score 1 in Digiklauw’, klinkt Hardeman enthousiast. ‘Je snijdt het weg en klaar is de aandoening.’ Bij score 2 is het scheurtje al iets verder omhooggetrokken, maar er komt nog geen vocht uit. Klauwverzorgers scoren een 3 wanneer het wittelijndefect tot in het leven reikt en er daardoor ook vocht uit komt. Deze gradatie is zeer pijnlijk voor de koe. De behandeling van een wittelijndefect score 3 is ingrijpend. ‘Wanneer veehouders zelf deze gevallen bekappen, gaat dit niet altijd goed. Het snijden in het wandhoorn ziet er al snel erg uit, waardoor het gevaar van te vroeg stoppen met het wegsnijden van hoorn op de loer licht. De plek moet echt ruim en glad weggesneden worden, zodat het hoorn niet gaat knellen en er zich geen vuil in kan opsluiten’, vertelt Hardeman. Naast het op de juiste wijze pedicuren is het ook belangrijk om de klauw met het defect te ontlasten door onder de andere klauw, mits de conditie daarvan goed is, een blok te lijmen. De deskundigen vinden het behandelen van een wittelijndefect met een geneesmiddel niet nodig. Wanneer een klauwverzorger een ern-
stig wittelijndefect heeft gepedicuurd, is genezing nog niet gegarandeerd. ‘Het duurt toch al snel een maand of drie voor het hoorn van de gehele klauw is vervangen. Wanneer een blokje na zes weken is versleten, lijkt de koe in de ogen van de veehouder behoorlijk opgeknapt, maar doordat het wittelijndefect dan nog maar voor 60 procent is genezen, nemen de klachten weer snel toe’, vertelt Hardeman. Hij adviseert daarom om de koe vijf tot zes weken na het bekappen te controleren en indien nodig opnieuw een blok te plakken.
Geen verbetering behaald De deskundigen zijn bekend met het fenomeen niet-genezende wittelijndefecten en bevestigen het bestaan ervan. Johan Hardeman schat voorzichtig in dat het moment en de wijze van behandeling een rol kunnen spelen in het ontstaan van de niet genezende variant. ‘Wittelijndefecten zijn gewoon lastige aandoeningen en door deze aandoening verdwijnen zeker koeien van bedrijven’, verzekert Van Gestel. Binnen het project is wittelijndefect eigenlijk de enige aandoening waar geen verbetering voor is geboekt (zie pagina 41 met een verslag van het slotsymposium over ‘Grip op klauwen’). ‘Waarschijnlijk is de aandacht vaak uitgegaan naar de meest voorkomende aandoeningen zoals mortellaro en stinkpoot’, stelt Van Roessel. ‘Hierdoor is er mogelijk relatief weinig aandacht geschonken aan wittelijndefecten, maar vooruitgang is er zeker wel te boeken.’ l
V E E T E E LT
J ANUARI
1 /2
2 0 14
55
Betere resultaten liggen aan je voeten
Samenspel voor een betere klauwgezondheid
Samenspel voor een betere klauwgezondheid
Werk aan de winkel voor een betere klauwgezondheid
Een goede klauwgezondheid bij melkvee is een voorwaarde voor een duurzame bedrijfsvoering. Voor elke melkveehouder is er op dit vlak winst te behalen. Op een gemiddeld melkveebedrijf met 100 koeien variëren de kosten voor klauwgezondheid tussen de 3.800 en 8.300 euro per jaar. Met de juiste aanpak kan dit link omlaag. En het levert de melkveehouder ook nog eens meer arbeidsvreugde en dierenwelzijn op!
De conclusies uit een quick scan onder 111 melkveebedrijven in Nederland voorjaar 2011 laten zien hoe ondernemers nu omgaan met klauwgezondheid op het eigen bedrijf.
Samenspel Verbetering van klauwgezondheid op het boerenbedrijf is een samenspel. Een spel dat wordt gespeeld aan de keukentafel en in de stal tussen melkveehouder, dierenarts, klauwverzorger en (voer)adviseur. Allen leggen een stukje van de puzzel. Om zo samen klauw- en beenproblemen acief aan te pakken. In dit klauwgezondheidsproject trekken ze samen op om tot een integrale adviesaanpak te komen, die breed in de prakijk wordt gedragen.
Aanpak Een selecte groep van vijtig melkveehouders in Nederland gaat acief aan de slag met klauwgezondheid op hun bedrijf. Melkveehouders gaan samen met experts het aantal pootproblemen bij hun koeien link terugdringen. Elkaars kennis en
kunde moet aantoonbare resultaten opleveren die bruikbaar zijn voor brede toepassing in de prakijk. Kennis die momenteel nog veelal versnipperd is, zal kant-en-klaar doorvertaald worden naar de prakijk. Handige modules, zeltests, hulpmiddelen en prakijkverhalen zorgen voor een linke stap voorwaarts in bewustwording en besef rond been- en klauwproblemen.
Aan de slag Doelstelling van het project is, om de gebundelde kennis en ervaringen te gebruiken voor de totale melkveehouderij. Het moet ondernemers prakische handvaten geven, waarmee ze in staat zijn om de klauwgezondheid op het eigen bedrijf te verbeteren en de kosten voor klauwgezondheid met 30% te verminderen.
Organisaie Grip op Klauwen duurt drie jaar en wordt in 2013 afgerond. Het project is een iniiaief van LTO Noord, ZLTO en LLTB. Het project is inancieel mogelijk gemaakt door het Productschap Zuivel (PZ), Ministerie EL&I, CRV en ZLTO. De dagelijkse uitvoering van het project ligt bij AB Nederland, Vereniging voor Rundveepedicure, CRV, KNMvD, LTO Noord, LLTB en
• Zo’n 60 procent van de ondernemers verwacht dat kreupelheid, been- en klauwaandoeningen en volledig gezonde achterklauwen op het eigen bedrijf onder het Nederlands gemiddelde ligt. • Melkveehouders vinden klauwgezondheid even belangrijk als uiergezondheid. • De meeste veehouders laten het periodieke behandelen van klauwen voornamelijk over aan de klauwverzorger. Eventuele tussenijdse behandelingen pakken ze zelf aan. De aanpak richt zich veelal op reeds aanwezige kreupelheden en individuele probleemgevallen. • Melkveehouders beschikken over te beperkte kennis van klauwaandoeningen en de benodigde behandelmethoden. Om extra kennis te vergaren wordt er vooral beroep gedaan op adviseurs en vakbladen. • Meer dan de helt van de melkveehouders registreert been- en klauwproblemen niet.
ZLTO. De projectleiding is in handen van ZLTO Projecten.
Samenspel voor een betere klauwgezondheid
Deelnemende dierenartsprakijken DAP Stad tot Wad Loppersum www.vanstadtotwad.nl
DAP Oosthof Neede www.deoosthof.nl DGC de Slinge Aalten www.DGCdeSlinge.nl
DGC Oisterwijk Oisterwijk www.dierenartsenoisterwijk.nl
DAP Horst Horst www.daphorst.nl
Projectpartners ZLTO • LTO Noord • LLTB • PZ • CRV • KNMvD • AB Nederland • Vereniging voor Rundveepedicure
www.gripopklauwen.nl
Bijlage 6 Contactpersonen Grip op Klauwen Stuurgroep Toon van Hoof
LTO
[email protected]
Willem Koops
Productschap Zuivel
[email protected]
Hans van Dongen
Ministerie EZ
[email protected]
Erwin Koenen
CRV
[email protected]
Martine Dellevoet
ZLTO
[email protected]
Chris Vermeer
ZLTO
[email protected]
Wim Breukers
KNMvD
[email protected]
Martien van Bostelen
VvRVP
[email protected]
Marjolein de Kreij
LTO
[email protected]
Piet Prins
Abiant
[email protected]
René van der Linde
CRV
[email protected]
Mark de Jong
ZLTO Communicatie
[email protected]
Martine Dellevoet
ZLTO
Chris Vermeer
ZLTO
Projectleiding
Projectgroep
Procesbegeleiders Gido Lemmens
Arvalis
[email protected]
Saskia Scheer
Projecten LTO Noord
[email protected]
Rik Vlemminx
ZLTO
[email protected]
Stef van Roessel
DAP Oisterwijk
[email protected]
Erwin Hoogland
DAP Van Stad tot Wad
[email protected]
Vera Veldkamp
DAP De Slinge
[email protected]
Bas Toxopeus
DAP De Oosthof
[email protected]
Dick de Lange
DAP Horst
[email protected]
Mark de Jong
DAP Ell
[email protected]
Idris v.d. Kinderen
DAP Berg en Dal
[email protected]
Han ten Brinke
DAP Haaksbergen
[email protected]
Dierenartsenpraktijken
68