IMPRIMÉ / DRUKWERK
TNT Post Port betaald Port payé Pays-Bas
V E GHEPEYS EN KLOEKE DAET
D O
VERENIGING VAN OUD-LEERLINGEN VAN HET CHRISTELIJK LYCEUM TE BANDOENG Nr. 3, oktober 2002
Indien onbestelbaar s.v.p. retourneren naar: Tineke Holleman-Bangert Gentiaanstraat 11, 1402 CP Bussum Nederland ± tel.: +31 35 6930650
[email protected]
VOORWOORD ................................ ................................ ................................ ................................ ........ 1 VAN HET BESTUUR................................ ................................ ................................ ................................ 1 Welkom nieuwe leden................................ ................................ ................................ ..................... 1 VEDO-reünie op zaterdag 26 april 2003 ................................ ................................ ......................... 1 Adreslijst 2003 ................................ ................................ ................................ ................................ 2 Contributie................................ ................................ ................................ ................................ .......2 HERDENKING 14 AUGUSTUS IN DE HAL V.D. TW EEDE KAMER. ................................ ...................... 3 15 AUGUSTUS 1945 - HERDENKING 2002 ................................ ................................ ........................... 3 IN MEMORIAM................................ ................................ ................................ ................................ ......... 4 MEDEDELINGEN EN BINNENGEKOMEN STUKKEN................................ ................................ ............. 5 Reünie van Advendo................................ ................................ ................................ ....................... 5 Reünie C.A.S ................................ ................................ ................................ ................................ ..5 Reünie HBS-Semarang................................ ................................ ................................ ................... 5 10 Jaar Komittee Reunisten Insulinde Scholen (KRIS) ................................ ................................ ...6 Uitnodiging voor expositie ................................ ................................ ................................ ............... 6 Twee ingezonden mededelingen van Nieke Hermans................................ ................................ ....7 BANDOENG 1942 - 1945; IETS OVER HET LEVEN BUITEN DE KAMPEN - F.J. Suyderhoud.............. 8 EEN VERZOENING (1) - Dick van W aardenburg ................................ ................................ .................. 11 I. Achtergrond ................................ ................................ ................................ ............................... 11 II. De oorlog begint................................ ................................ ................................ ........................ 12 III. De bezetting ................................ ................................ ................................ ............................. 12 MIJN LAATSTE JAAR IN BANDUNG (1) - Cécile Bock-Heuvelsland................................ ..................... 15 VEDO-RONDREIS DOOR THAILAND ( 1 ) - W alter Burger ................................ ................................ ..16 LOBANG JEPANG (2) - Tineke Holleman................................ ................................ .............................. 19 TRANS-SUMATRA, A UNIQUE JOURNEY - Willy Lockwood-Mom................................ ....................... 20 WETENSWAARDIGHEDEN ± Richar Lederer ................................ ................................ ...................... 22 EEN TIJD OM ... - J.P. Aubrey - Bryl................................ ................................ ................................ ......23 ALGEMENE GEGEVENS ................................ ................................ ................................ ...................... 25 Bestuur en Redactie ................................ ................................ ................................ ..................... 25 Lidmaatschap:................................ ................................ ................................ ............................... 25 Bankrelatie: ................................ ................................ ................................ ................................ ...25 N.b. Ingezonden mededelingen worden buiten verantwoordelijkheid van bestuur en redactie geplaatst. Verzoeke kopij voor de volgende uitgave vóór 1 december 2002 per post of e-mail te zenden naar: Tineke Holleman-Bangert, Gentiaanstr. 11, 1402 CP Bussum of per e-mail naar
[email protected] Adreswijzigingen en berichten van overlijden gelieve u eveneens naar bovenstaand adres te zenden. Indien u contributie-achterstand heeft, staat dit vermeld als "Debet" op de adressticker waarmee dit blad is dubbelgevouwen. Wilt u het bedrag met vermelding van uw lidnummer z.s.m. overmaken naar girorekening 537857 t.n.v. Vereniging Oud-Leerlingen, VEDO te Bussum. U bespaart ons hiermee administratiekosten.
VOORWOORD Het is alweer de laatste G&KD die u dit jaar ontvangt. VEDO heeft wederom getoond over de nodige vitaliteit te beschikken voort te gaan, want Evert Meyn heeft het voorzitterschap op zich genomen. De inzet van alle bestuursleden en ³last but not least´ onze enthousiaste leden hebben ervoor gezorgd dat VEDO nog bestaat en actief is. Met uw steun hopen wij dat dit nog tot in lengte van jaren mag doorgaan. Onze reünie in het congrescentrum ³De Reehorst´ te Ede wordt op zaterdag 26 april 2003 gehouden. Noteert u deze datum alvast in uw agenda! Het bestuur en de redactie wensen u goede feestdagen en een gezond en vredig nieuwjaar. Rob Westbroek(redactie) VAN HET BESTUUR Welkom nieuwe leden De volgende Vedoanen hebben zich (weer) als nieuw lid aangemeld: Ernie Vijsma-Admiraal, Ping Sim Lim, Max Weiffenbach, Kees van Praag en Rob Heijdeman. Rob Heijdeman is getrouwd met Maria Beijnen, eveneens een oud-Vedoaan. Ook mochten wij een nieuwe donateur verwelkomen, nl. Huib de Leeuw. Allen hartelijk welkom! We hopen jullie gauw (wellicht op onze volgende reünie ...?) te zien. VEDO-reünie op zaterdag 26 april 2003 Ongetwijfeld hebt u bovenstaande datum al in uw agenda vastgelegd. Wij verwachten dan ook een grote opkomst op deze reünie die weer wordt gehouden in De Reehorst, Bennekomseweg 24, te Ede. Het voorlopige programma luidt als volgt: 12.00 ± 13.30 u ontvangst deelnemers met koffie/thee en spekkoek 1) 14.30 ± 16.00 u algemene ledenvergadering 2) 16.00 ± 17.30 u borreltijd 17.30 ± 19.30 u rijsttafel 19.30 ± 20.00 u optreden van Angklungorkest Perwarindo 20.00 ± 22.30 u napraten en dansen 3) + 22.30 u einde 1) bij aankomst ontvangt eenieder hiervoor een bon 2) de agenda wordt in de volgende G&KD afgedrukt 3) net zoals op de reünie van 2001 wordt de (achtergrond)muziek weer verzorgd door ³Partners in Music´. Alle leden die de contributie voor het jaar 2003 en voorgaande jaren hebben betaald, hebben vrij toegang tot de reünie. De contributie bedraagt ¼ 7,50 per kalenderjaar. Niet-leden (partners en introducés) moeten een toegangsprijs van ¼ 7,50 betalen. De prijs van de rijsttafel zal vermoedelijk ca. ¼ 18,00 bedragen. Voor de betaling van de contributie en de overige kosten wordt u dringend verzocht gebruik te maken van de acceptgiro die u met de volgende G&KD wordt toegezonden. Als u na de reünie in hotel De Reehorst wilt blijven overnachten, dient u zelf een kamer te reserveren via telefoon nummer 0318 641188, onder vermelding van ³VEDO-arrangement´. U krijgt dan reductie. De prijs inclusief ontbijt bedraagt: ¼ 57,00 voor een eenpersoonskamer en ¼ 75,00 voor een tweepersoonskamer. Alle verdere informatie over de komende reünie vindt u in de volgende G&KD.
1
Adreslijst 2003 In verband met de samenstelling van een nieuwe adreslijst, herhalen wij de oproep die wij in de vorige G&KD plaatsten: wilt u nog eens in de zoeklijst van de vorige adreslijst (2001) kijken en, indien u weet waar een van de gezochten woont, zijn/haar adres aan ons doorgeven? Bespeurt u een fout adres, zend ons dan het juiste adres. Herinnert u zich de naam van een oud-lyceïst, die in onze lijsten ontbreekt, geef hem (liefst zo goed en volledig mogelijk) aan ons door. Op zijn minst kan hij worden opgenomen in de zoeklijst. Onlangs hebben wij weer per e-mail een rondschrijven naar Vedoanen gestuurd. Een tiental brieven kwam onbestelbaar terug, omdat men van provider was veranderd. Is uw e-mailadres sinds de vorige adreslijst veranderd of hebt u onlangs een e-mailadres gekregen, meld het ons per e-mail. Weet u niet zeker of uw (juiste) e-mailadres bij ons bekend is, dan kunt u het altijd nogmaals per email aan Tineke Holleman doorgeven. Beter te vaak dan te weinig. Alstublieft helpt u ons een zo goed en volledig mogelijke adreslijst samen te stellen. U bewijst daarmee ook uw mede-Vedoanen een dienst! Zend al uw op- of aanmerkingen en e-mailadressen voor 15 januari 2003 naar Tineke Holleman, e-mail:
[email protected]. Bij voorbaat hartelijk dank voor uw hulp en medewerking!!! Contributie VEDO heeft momenteel 790 leden. De meeste betalen trouw hun contributie na ontvangst van de acceptgiro in de eerste Ghepeys van het jaar. Helaas zijn er leden die het betalen op de lange baan schuiven en dan vergeten. Op dit moment in september zijn er 92 leden die hun contributie voor 2002 nog niet betaald hebben! Om deze leden hieraan te herinneren, hebben we hun contributieachterstand op hun adressticker gedrukt. Wilt u dus even naar het voorblad kijken of u tot die vergeetachtigen behoort? We ontvingen vragen van leden hoe het kan dat hun contributieachterstand ¼ 0,69 of ¼ 14,31 bedraagt. Dit hangt samen met de overgang naar de euro en de wijziging in contributie. In 2001 bedroeg de contributie ¦ 15 = ¼ 6,81. In 2002 is de contributie ¼ 7,50 geworden. Als u in 2001 ¦ 15 vooruit betaald heeft voor 2002, dan heeft u nu een achterstand van ¼ 7,50 - 6,81 = ¼ 0,69. Als u uw contributie voor 2001 nog niet heeft voldaan, dan heeft u nu een achterstand van ¼ 6,81 + 7,50 = ¼ 14,31. Regelmatig betalen leden meer dan ze aan contributie schuldig zijn. Als ons niet duidelijk is uit de specificatie (aan de achterkant van de acceptgiro) waarvoor dat geld bestemd is, nemen we aan dat het een donatie betreft (waarvoor uiteraard dank!) Was het evenwel uw bedoeling dat u daarmee contributie voor enkele jaren vooruit betaalde, laat het ons dan alsnog weten. Er zijn leden die in het verleden - naar wij aannamen - een donatie hebben gegeven, en nu een contributieachterstand hebben. U zult begrijpen dat dit voor ons een onduidelijke situatie schept. Als u dus in de veronderstelling leeft dat uw contributie reeds gedekt is door een donatie in het verleden, maar de adressticker vermeldt toch een bedrag aan contributieachterstand, neem dan contact op met de penningmeester (zie achterblad). Ten overvloede verzoek ik u bij betaling duidelijk te maken voor wie (naam en lidnummer) en voor welke jaren u betaalt. De penningmeester is niet helderziend en soms is een naam alléén niet ondubbelzinnig. Uw lidnummer staat op de adressticker. Eric Holleman, penningmeester
2
HERDENKING 14 AUGUSTUS IN DE HAL V.D. TWEEDE KAMER. Als vertegenwoordiging van VEDO woonde ondergetekende deze sobere plechtigheid bij. We werden ontvangen in een zaaltje op de 1e etage met koffie + een koekje, en daar vonden de eerste ontmoetings-gesprekken al plaats. Er waren dit jaar -volgens mij- aanzienlijk minder belangstellenden aanwezig. Om 11.00 uur ging men naar beneden, naar de ruimte waar de Indische Plaquette is en tevens het dikke boek met alle namen van de gevallenen. Daar kwam ik toevallig naast een gemeenteraadslid van Den Haag te zitten, maar die werd niet speciaal genoemd. De voorzitter van de Stichting Herdenking 15 Augustus 1945, Mw. A.C. Folmer-de Kleijn, heette de aan-wezigen welkom, en sprak een kort openingswoord. Daarna gaf ze het woord aan Mw. Verburg, eerste ondervoorzitter van de Tweede Kamer. Mw. Verburg refereerde o.a. aan twee belangrijke feiten, nl. de afwikkeling van ³Het Gebaar´ (hetgeen nog niet aan iedereen is uitbetaald, zoals ik op deze bijeenkomst vernam) en aan de opening van Het Indisch Huis. Verder noemde ze de gebeurtenissen op 11 September 2001 en de recente moord op Pim Fortuyn op 6 mei ll. Zij vervolgde haar verhaal met feiten en data uit onze Indische geschiedenis; noemde 27 februari (1942) ³Slag in de Javazee´ en de (omstreden) viering van 400 jaar VOC. Met aanhaling van een Indiase uitdrukking, dat vreugde vaak wordt overgoten door tranen. De Indische geschiedenis, waarvan eigenlijk iedere Nederlander op de hoogte zou moeten zijn, zei ze. 10 % van de Indische Nederlanders haalden het einde van de oorlog niet. En de ³Buiten-kampers´ waren echt niet beter af (dan de kampbewoners); zij waren vogelvrij. De z.g. Bersiap-tijd, na 15 Augustus 1945, had een ware exodus naar Nederland ten gevolge, met als slot eind 1963 de komst van ³spijtoptanten´. Het bovenstaande omsluit 400.000 mensen en 400 jaar. En dat de veerkracht van de mensen groot is, daarvan bent U het levende bewijs, zo besloot ze haar rede. Hierna legden Mw. Folmer en Mw. Verburg tegelijkertijd een bloemstuk bij de Plaquette, en gingen meteen terug naar het zaaltje boven voor een drankje. Er werd géén stilte in acht genomen, en ook niet even gewacht tot anderen hun bloemen konden neerleggen. Dat heeft mij wel erg verbaasd! Al met al een minder sfeervolle bijeenkomst dit jaar. Jammer!! Thelma Jellema-van Dort 15 AUGUSTUS 1945 - HERDENKING 2002 Namens Vedo hebben Nicoline, mijn partner, en ik deze herdenking bijgewoond. Bij aankomst kwamen wij enkele Vedoanen en bekenden tegen. Na de gezellige begroetingen gingen wij naar de voor ons bestemde zitplaatsen. Tijdens het wachten op de opening zag ik vele mannen met zeer indrukwekkende hoeveelheden medailles op hun borst rond paraderen. Daar tussendoor liepen twee heel oud gedienden in het originele uitgaanstenue van een KNIL regiment welke ik niet kende uit het begin van de vorige eeuw. De kwiekste van de twee vertelde aan iedereen die het weten wilde, dat hij 92 jaar oud was en nu in Bronbeek woonde. Prompt op tijd opende de voorzitter mevrouw A.C.Folmer-de Kleijn de herdenking. In haar speech sprak zij over de "Buitenkamp kinderen". Deze kinderen en hun moeders hebben een lange tijd er niet bij gehoord bij herdenkingen en reünies. Zij waren immers niet in het kamp geweest. Vergeten werd en wordt dat deze groep het ook zeer moeilijk heeft gehad. Zij leefden onbeschermd te midden van Japanners en Indonesiërs, hadden geen inkomsten en moesten om aan eten te komen hun sierraden, beddengoed, gordijnen en meubilair ruilen. Gelukkig waren er tal van Indonesiërs en Chinezen die deze mensen in nood te hulp schoten.
3
Na deze toespraak zong een dameskoor drie toepasselijke liederen, waarna Winnie Sorgdrager, de ex- minister van Justitie, ons toesprak. Haar thema was het zwijgen van de ouders in dit geval van haar vader over de gebeurtenissen tijdens de interneringstijd en de korte strijd tegen de Japanners die daaraan vooraf ging. Zij betoogde dat deze periode voor haar ouders van grote invloed was op hun verdere leven en dat de kinderen daar ook veel van meekregen. Zij werden opgevoed in de sfeer dat niets vanzelfsprekend was. Haar vader had een boek geschreven voor zijn kinderen. Vele voorvallen uit dit boek, welke mevrouw Sorgdrager opnoemde waren voor mij herkenbaar. Zoals voorvallen uit de kamptijd, de koele ontvangst in Nederland, de pijn over het feit dat indertijd bij de herdenking op 4 mei de gevallenen in Indië niet werden herdacht. Ter afsluiting van deze herdenking in het Congresgebouw zong het dames-koor nog enkele liederen, waaronder een medley van Indische/Indonesische liederen. Daarna gingen wij naar het Indisch Monument. Dit kon je te voet doen, plus minus tien minuten lopen, of per een van de vele bussen die klaar stonden. Het was prachtig weer dus gingen wij te voet. Onderweg werden wij geadviseerd door een ervaren Indisch Monument-ganger om bij het benzinetankstation wat drinken te kopen. Dit bleek tijdens de herdenking een gouden tip te zijn geweest. Vooraf aan de herdenking bij het Monument werd het vaandel van generaal van Heutsz ter plekke gedragen door een wacht van zes militairen in het tenue van de KNIL. Er waren zeer veel vertegenwoordigers aanwezig van diverse stichtingen en verenigingen waaronder de C.A.S en Vedo. Ook waren de landen Engeland, Australië en Nieuw Zeeland vertegenwoordigd naast de drie onderdelen van onze krijgsmacht en last but not least onze premier Balkenende. Na de opening door de voorzitter zong Jan Mooy, die in de kampen veel heeft opgetreden, een lied. Van de sprekers bij het Monument trof mij vooral de speech van Boudewijn de Groot. Zijn thema was "Herdenken zonder Herinnering". Hij is zeer betrokken bij het voormalig Nederlands-Indië, omdat hij er geboren is en daar in de kamptijd zijn moeder verloren heeft. Als jochie van 5 of 6 jaar is hij met de rest van de familie kort na de capitulatie naar Nederland vertrokken en heeft nooit de moed en/of zin gehad om terug te keren. Na de laatste spreker een scholier van het Vrijzinnig Christelijk Lyceum den Haag, dat het Monument geadopteerd heeft, die citeerde uit het kampdagboek van zijn grootvader werd deze herdenking besloten met de Last Post, kranslegging en defilé. Waarna Nicoline en ik een hapje gingen eten met nog enkele Vedoanen in het Congresgebouw. Het geheel was goed en strak georganiseerd. Al met al voor mij een indrukwekkende dag. Evert Meyn IN MEMORIAM Rectificatie: Dick Loemban Tobing is niet op 2 mei, maar op 3 mei j.l. overleden. Fred Deetman deelde ons mee dat zijn broer Evert/Rudi Deetman op 18 september 2001 is overleden. Wij ontvingen het bericht van het overlijden op 11 maart van dhr. J. Eijkemans. Marga Kerkhoven liet ons weten dat haar zuster Carla Brans-Kerkhoven op 17 mei 2002 is gestorven. Aan de hand van een teruggezonden G&KD weten wij dat Anneke van 't Pad-de Kroon is overleden; helaas is ons geen overlijdensdatum bekend. Wij ontvingen een kaart dat ons trouwe lid Tan Eng Hauw op 24 juni j.l. is heengegaan. Mientje van Eck Poppe-Pel is naar verluid eind juni/begin juli overleden. De exacte datum is ons niet bekend. Langs deze weg betuigen wij alle nabestaanden en vrienden ons oprecht medeleven. Wij wensen u veel kracht bij het dragen van uw verlies.
4
MEDEDELINGEN EN BINNENGEKOMEN STUKKEN Reünie van Advendo Op zaterdag 23 april jl. bezochten Thelma Jellema-van Dort en Walter Burger namens VEDO de reünie van Advendo (HBS-Makasar) in Kwintsheul. De kleine maar sfeervolle zaal van ³Kastanjehof´ was juist groot genoeg om de 94 aanwezigen te huisvesten. De ledenvergadering werd ± met goedvinden van de reünisten ± in snel tempo afgewerkt. Wel werd aandacht besteed aan twee jubilea: het 10-jarig bestaan van Advendo-Nederland en het 15-jarig jubileum van Advendo-Indonesië. In dit kader zal een aantal leden van Advendo-Nederland in het najaar een bezoek brengen aan Indonesië. De heer Fred Marx verzorgde een diapresentatie over zijn reis van Ujung Pandang (Makasar) naar Menado in + 8 dagen (de z.g. Trans Sulawesi Tour). Ook liet hij zien hoe de plattegrond van het oude Makassar is veranderd, met name de directe omgeving van de voormalige HBS. De prettig in het gehoor liggende achtergrondmuziek werd verzorgd door Victor de Vries. Wij werden uiterst vriendelijk ontvangen door het Advendo-bestuur, o.a. voorzitter Herbert (Does) Scipio en wij hadden plezierige gesprekken met de vertegenwoordigers van C.A.S, CMS, KRIS en HBS-Semarang. Thelma & Walter Reünie C.A.S Op zaterdag 25 mei j.l. herdacht de C.A.S het feit dat 100 jaar geleden de heer Carpentier Alting, een Vrijmetselaar, het initiatief nam tot oprichting van hun school. In de loop der jaren is de band tussen de C.A.S en de Vrijmetselaars altijd blijven bestaan en een van de ere-gasten was de voorzitter van de loge, de heer P. Roodhuizen. Tot de andere ere-gasten behoorden het oudste C.A.S-lid (97!! jaar) en de ver-tegenwoordigers van de zusterverenigingen, die aan een grote tafel gezellig bij elkaar waren geplaatst, dicht bij (soms een beetje té dicht bij) de band van René Montfils. De reünie vond plaats in hotel Mercure in Zoetermeer. De gasten werden met een kopje koffie of thee en spekkoek ontvangen. In de zaal kon men allerlei versnaperingen kopen, zoals kue lapis, lemper e.d. en in de gangen waren verschillende stands. Tevens waren het C.A.S foto-archief en het zgn. C.A.S-museum te bezichtigen. In verband met dit jubileum kan men deelnemen aan een reis naar Indonesië, waar later in het jaar met de afdeling Indonesië van de C.A.S een reünie wordt georganiseerd. Voor het buffet was er -als cadeau van de Vrijmetselaars- een optreden van Wieteke van Dort. Net als bij ons had zij zich op de hoogte gesteld van de C.A.S-bijzonderheden en ging zij in haar show daarop in. Vervolgens konden de aanwezigen zich te goed doen aan het Indisch buffet, waarna men nog gezellig konden napraten en dansen. Walter & Tineke Reünie HBS-Semarang Gebrek aan belangstelling en m.n. ook geen jongere mensen die bereid zijn "de kar nog te trekken", deed het huidige bestuur van de HBS-Semarang er toe besluiten op 1 juni j.l. de laatste reünie te organiseren. Na dit jaar zal de HBS-Semarang opgaan in de KRIS. De reünie werd in Kumpulan Bronbeek gehouden. Volgens de langzaamaan ontstane traditie bij reünies van "Indische" scholen werden de gasten ook hier ontvangen met een kop koffie of thee, voorzien van een stuk spekkoek. Naast hartige Indische snacks, zoals lemper e.d., vond ook tjendol gretig aftrek bij de bezoekers. Langs de rand van de zaal waren standjes, waar men allerlei dingen kon kopen.
5
Een zangeres en een bandje zorgden voor de sfeer en de dansmuziek. Ruud Schmitt en zijn vrouw "schitterden" op de dansvloer. In de loop van de middag was er een optreden van de Andrew sisters; dit trio werd later versterkt door Bing Crosby. Gezamenlijk zongen ze "hits van toen". Tegen zes uur werd een Indisch buffet geserveerd. Velen gingen daarna al gauw weg, hoewel men na het eten nog kon napraten en dansen. Thelma & Tineke 10 Jaar Komittee Reunisten Insulinde Scholen (KRIS) Op 7 September 2002 werd dit feit feestelijk gevierd in Hotel Bel Air in Den Haag en er waren ongeveer 350 donateurs, introducés en genodigden op af gekomen. Voor VEDO gaven ondergetekende en Walter Burger acte de présence. Ter gelegenheid van dit 10-jarig bestaan kregen alle donateurs een klein zilverkleurig krisje als speld cadeau, heel leuk. Iets na enen sprak de voorzitter, Does (Herbert) Scipio, een welkomstwoord en zei o.a. dat KRIS een vereniging is van sympathisanten van scholen in Insulinde, zonder politieke, commerciële of religieuze doelstellingen. Ook stelde Does het huidige bestuur voor: Henk van Hek (2e Voorz./Penn.), Gerard Weijers (Secr.), Ruud Schmitt (Penningm.), Frank Bouwens (2e Secr.), Louis Verschoor en Gerard Martèl (Leden). KRIS telt ongeveer 700 donateurs, o.a. in België, Zwitserland, U.S.A., Nieuw Zeeland, Australië, waarvan een aantal ook aanwezig. Door omstandigheden was de catering dit jaar niet van Toko Lastari (welbekend), maar van een adres in Amsterdam. En door langdurige files kwam de catering helaas veel te laat binnen. Jammer, maar Does verontschuldigde zich hiervoor meerdere malen tegenover de aanwezigen. De muziek werd verzorgd door het trio ³Partners in Music´ - dat straks ook op onze reünie gaat spelen - en waarop enthousiast en veel werd gedanst! Tussendoor was er een kort optreden van de Javaanse danseres (in mooie klederdracht!) Romanita Santoso, die vooraf uitleg had gegeven van de dans die ze zou uitvoeren. Eén van de deelnemers, Frans Kortz, sprak namens alle deelnemers de waardering uit aan het bestuur voor al het werk dat zij verzetten en ook verzet hebben voor deze reünie. Tot slot een paar ³motto¶s´ die ik hoorde: ³Weet je naam, en waar woont je huis´, en ³Veel lol zonder alcohol´. Thelma Jellema ± van Dort Uitnodiging voor expositie Graag nodig ik jullie uit voor een tentoonstelling van Rob van der Schaft (Indische vliegers) en mij, Ellen Liang (schilderijen en gedichten), die van 31 oktober 2002 - 31 jan. 2003 wordt gehouden bij: Verkerk Installatietechniek B.V.; Molenvliet 1, 3330 AA Zwijndrecht; (tel.078-610 7706). De opening van onze tentoonstelling, die als thema heeft ³Herinnering aan Indië´ is op donderdag 31 oktober om 16.30 uur, zaal open om 16.00 uur. De expositie is vrij toegankelijk en u bent allen van harte welkom. Mijn exposities zijn vaak kleine reünies van vrienden die elders wonen. De duur van de opening is kort als je elkaar langer wilt zien. Ik heb een adres van een goed restaurant. Het is maar vijf minuten verder rijden, je kan er later gezellig zitten en lekker eten. Even afspreken met elkaar en het restaurant reserveren. Indische restaurants zijn er niet in Zwijndrecht. Dit is een goed Chinees restaurant, waar ook een Indisch menu wordt geserveerd. Het heeft een goede sfeer en uitstraling (115 plaatsen): Ming Chu; Karel Doormanlaan 77; 3333 AK Zwijndrecht (tel. 078-619 1972). Voor meer informatie kan je bij mij terecht: Ellen van Noort-Liang. Maassluis tel. 010-592 2796. E-mail:
[email protected]
6
Merellaan 667, 3145 GB
Twee ingezonden mededelingen van Nieke Hermans Gezocht: Loes de Waal Gezocht wordt Loes de Waal door Nieke Hermans. Wij hebben samen in de 5de, 6de en 7de klas van de Lagere School van de B.S.V. (Bandoengse School Vereniging) aan de Ambonstraat in Bandoeng gezeten en zijn na het toelatingsexamen ook samen naar het Christelijk Lyceum te Bandoeng gegaan, ik naar de Onderbouw en later naar het Gymnasium, Loes waarschijnlijk naar de Middelbare Meisjesschool. Loes woonde na de oorlog met haar moeder in Den Haag. Mijn moeder heeft daar altijd contact met haar gehad. Loes is daar, ook nadat zij getrouwd was, blijven wonen. Ikzelf vertrok door mijn beroep naar Frankrijk en Duitsland en verloor mijn vriendinnen al in de 50-er jaren uit het oog. Toen ik voor kort weer op zoek ging, vond ik in de ledenlijst van VEDO een Loes de Waal en heb die aangeschreven. Het bleek "de andere Loes de Waal" te zijn. Er waren er kennelijk twee: de "andere" zat op de andere Lagere School van de B.S.V., die achter onze school aan een parallelstraat lag, maar ook zij ging naar het Christelijk Lyceum. Dat er twee leerlingen met dezelfde naam waren, kwam uit toen hun rapporten met elkaar verward werden. Dit alles heb ik gehoord van "de andere Loes de Waal", die mij opbelde in antwoord op mijn brief. Ondertussen zoek ik nog steeds "mijn" Loes de Waal. Zij behoorde tot de beste leerlingen van de klas. Ze had mooi, heel dik zwart haar tot op de schouders en opvallend grote donkerbruine ogen. De "andere" Loes is blond geweest. "Mijn" Loes de Waal hoorde op de Lagere School tot ons klaverblad, bestaande uit Greet Lindeyer, Regien Straatman, Loes de Waal en mijzelf (schoolnaam: Nieke Hermans). In de pauzes zaten wij tezamen onder een grote thuyaboom, links vóór de school als je er voor stond, die een "huisje" vormde. Graag bericht aan: Drs. M.E.H. Hermans, J.H. Weissenbruchweg 15, 2102 AE Heemstede. Tel. 023 528 0973. Van Velden: De Japanse Burgerkampen Binnenkort zal een nieuwe druk verschijnen van het standaardwerk: Dr. D. van Velden. De Japanse Interneringskampen voor Burgers gedurende de Tweede Wereldoorlog. Franeker (Uitgeverij T. Wever B.V.) 1963, 1977 (maart), 1977 (oktober), 1985 (augustus). Door een vergissing ben ik in het bezit van twee exemplaren van de 4de druk (augustus 1985), waarvan ik er één, waarvan de plastik verpakking nog ongeopend is, verkopen wil. Dit exemplaar heeft de onder-titel: The Japanese Civil Internment Camps During The Second World War (with a summary in English). Het heeft het nummer: ISBN 90-6135-241-X. De nieuwe uitgave zal ¼ 34,03 (¦ 75,00) kosten. Ik bied mijn tweede exemplaar aan voor ¼ 34,00 plus verzendkosten. Het is winkelnieuw en heeft historische waarde, omdat de vierde druk uitverkocht is. Drs. M.E.H. Hermans, J.H. Weissenbruchweg 15, 2102 AE Heemstede. Tel. 023 528 0973.
Op de volgende pagina's staat een verhaal dat dhr. Suyderhoud ons reeds lang geleden ter plaatsing in G&KD zond. Uiteraard waren wij daarover zeer verheugd. Wij besloten het echter te bewaren tot wij te kampen zouden krijgen met een "magere" kopijvoorraad. Dit laatste doet zich gelukkig- nog niet echt voor, maar nu er meer belangstelling komt voor de "Buiten-kampers", meenden wij toch tot publicatie te moeten overgaan. N.b.: dit verslag is eerder gepubliceerd in het Marineblad nr. 7/8 juli/aug. 2001.
7
BANDOENG 1942 - 1945; IETS OVER HET LEVEN BUITEN DE KAMPEN - F.J. Suyderhoud Op 8 maart 1942 werd Nederlands-Indië afgesloten van de rest van de wereld. Elk contact daarmee was sindsdien verbroken. Er was slechts één kleine uitzondering, echter lang niet overal en dan nog gedurende een korte tijdsperiode. Enkele weken later moesten alle radiotoestellen worden ingeleverd. Nadat de korte-golfverbinding (voor het luisteren naar buitenlandse zenders) was doorgeknipt kon men het verzegelde toestel terugkrijgen. Al heel snel moest iedere niet-Indonesiër een registratiebewijs (Pendaftaran) kopen waarop onder meer vermeld werd wat iemands "bangsa" (afkomst) was. Voor de Nederlandse onderdanen/ Nederlanders was dit "Blanda-totok" of "Blanda-Indo" (eventueel "Blanda-Peranakan"). De "totoks" die geen werk (meer) hadden verdwenen al spoedig in de kampen. Eerst de mannen, later de vrouwen. De krijgs-gevangenkampen, werden al na enkele weken "gesloten", dus vrijwel beroofd van contact met de buiten-wereld. In Bandoeng (Oosteinde) was één enkel "totok"-gezinskamp, voor "werkers". De mannen verlieten het 's ochtends om langs een voorgeschreven weg naar hun werk te gaan en moesten 's middags terug. De Indo's werden nog korte tijd ongemoeid gelaten doch werden al spoedig onderworpen aan herregistratie. In de Preanger kende men de Indostempels 1 tot en met 8: Indo 1 = vader totok, moeder Indo; Indo 2 = vader Indo, moeder totok; Indo 3 = vader Indo, moeder Indo; Indo 4 = vader totok, moeder Indonesische; Indo 5 = vader totok, moeder idem, kind in Indië geboren; Indo 6 = totok vrouw met Indo gehuwd; Indo 7 = vader Indo, moeder Chinese, etc.; Indo 8 = vader Indo, moeder Indonesische. De groepen 1, 2,5 en 6 gingen al snel het kamp in, groep 6 niet indien de man nog werk had. Ook moesten vele werkloze mannen uit de andere groepen het kamp in. De Indo's buiten het kamp moesten uiteraard zelf zien aan geld te komen voor huishuur, voedsel etc. Alleen de werkende mannen brachten vaste inkomsten in. Voor vele anderen werd het snel moeilijk. Men probeerde wat te verdienen met "dagang" (handel) of het bereiden van etenswaren en dergelijke. De verkoop van eigen bezittingen was een inkomstenbron die meestal spoedig opdroogde, omdat er nooit veel geweest was. Hulpverlening aan je medemens was strafbaar. Dit heeft bijvoorbeeld Ir. Poldervaart gemerkt toen hij een gaarkeuken opende op zijn erf in mei 1942. De Protestantse kerk heeft op ons erf ook een gaar-keuken geplaatst die werd "gerund" door Ambonezen. Hier werd eten alleen tegen betaling verstrekt. Vrouwen van mannen die in de kampen zaten en echt niets meer hadden kochten het eten "op krediet"; de schuld werd dan stilletjes door de kerk betaald. Na de moeilijkheden van Ir. Poldervaart zorgden enkele personen (onder anderen Dr. K. Postumus en de commandant van het Leger des Heils Beekhuis) dat er een gemeentelijke gaarkeuken kwam voor Europeanen, onder leiding van het echtpaar J.H. van der Capellen. Er kwam eveneens een gemeentelijke keuken voor Chinezen en Indonesiërs. Voordat men één portie per dag kon krijgen moesten controleurs de desbetreffende aanvraag goedkeuren, waarvoor zij de aanvraagster (aanvrager) thuis bezochten. De keuken voor Europeanen stond in Kebon Kawoeng, achter het station. Daar was gelegenheid het eten te nuttigen, maar er werden ook porties per grobak, getrokken door enkele Indische jongens, naar verscheidenen distributiecentra in de stad Bandoeng gebracht. Ondergetekende was één der controleurs en bezat in die hoedanigheid een pas als (onbezoldigd) gemeente-ambtenaar. Deze hield in combinatie met zijn Indo 3-stempel hem buiten het kamp.
8
Als "Blanda-Indo" mocht men niet buiten Bandoeng komen zonder "izin" (bewijs) van de politie. Daarop stond onder meer vermeld waarheen en hoelang de reis mocht zijn. Men leefde dus eigenlijk in een groot kamp! Eind 1943 werden door een Nederlands sprekende Japanner, zekere Hamaguchi, in diverse plaatsen op Java zogenaamde lndo-comités opgericht. Zo kwam in Bandoeng per 1 januari 1944 tot stand de BOGI (Badan Oeroesan Golongan Indo), het comité ter behartiging van de belangen der lndo-europeanen in de Preanger (ongeveer 19000 zielen onder wie 13000 vrouwen en 6000 mannen). Dit comité bestond uit vijf personen (vier mannen en één vrouw), van wie ondergetekende de voorzitter was. Gelukkig waren in ieder geval de vier mannen 100% anti-"As" en pro-geallieerd. Wij kregen opdracht de Preanger in wijken te verdelen en voor elke wijk een wijkhoofd (Indo-hantjo) aan te stellen om de specifieke belangen der Indo-europeanen te behartigen. Boven een aantal wijkhoofden (hantjo's) werden in de stad Bandoeng en Tjimahi districtshoofden (Rengohantjo's) aangesteld. Zo hadden wij in Bandoeng 17 rengo-hantjo's, in Tjimahi één en in het gebied ten Noorden van Bandoeng, naar Lembang toe, ook één. Het aantal hantjo's lag rond de 230. Zoveel mogelijk stelden wij lieden aan die "safe" waren. De Japanners probeerden wel van de Indo's (Eur-asians) echte Aziaten te maken, waarbij zij gebruik maakten van de adviezen van P.F. Dahler en P.H. van den Eeckhout, maar de BOGI probeerde daar zoveel mogelijk (het moest grotendeels in het verborgene gebeuren) tegenin te gaan. We geloven daarbij niet onsuccesvol te zijn geweest. Het BOGI-werk lag op sociaal-economisch terrein. Hoofdzaak was werkverschaffing en steunverlening ten behoeve van de Indo-Europese gemeenschap. Daarvoor kwamen onder meer tot stand een naaicentrale, brei-centrale, schoenenfabriekje en rijwielherstelplaatsjes. De hierboven genoemde gaarkeuken werd door de gemeente per 1 april 1945 gesloten en overgenomen door de BOGI zodat het verstrekken van voedsel door kon gaan. Voor de mannen in het BOGI-comité kan ik verklaren dat wij steeds het voornemen hebben gehad na een Japanse capitulatie meteen de handen uit de mouwen te steken ten behoeve van de geallieerde zaak. Het werk van de centrales en de gaarkeuken is dan ook na 15 augustus 1945 voortgezet als onderdeel van de RAPWI-activiteiten. De hantjo's zijn toen actief geweest als verdelers van "relief"-goederen. Ik wil nu terugkomen op de dagelijkse gang van zaken in de bezettingsjaren. Na de val van Nederlands-Indië moest spoedig alle onderwijs voor Europese kinderen worden gestaakt. Na enige tijd mochten de scholen voor Indonesische kinderen worden heropend, maar daar werd het onderwijs op Japanse leest geschoeid. Aan onze kinderen werd wel clandestien les gegeven. Daarvoor werden ze verdeeld in groepjes van tien tot acht en verdeeld over diverse huizen, iedere keer ergens anders. Later, in 1944 werd, nadat de BOGI ter zake bemiddeld had, toestemming gegeven kleuterschooltjes te openen bij de leidsters thuis, voor zo'n 10 à 12 kinderen tussen 9 en 12 uur. De opgeschoten Indojongens veroorzaakten vaak problemen: geen school, vader niet thuis, geen geld, verveling, dat alles kweekte een ideaal klimaat voor vechtpartijen, onderling of ook wel tegen Indonesische jongelui. Ook onenigheden om meisjes leidden niet zeiden tot knokpartijen. Soms gingen de golven zo hoog dat het tot ware opstootjes kwam. Ziek zijn was eveneens een heel moeilijk iets. Medicijnen waren heel schaars en artsen waren er ook niet genoeg. De Europese gediplomeerde verpleegkundigen bevonden zich voor het grootste deel in de kampen. Slechts enkelen waren nog "buiten". In de ziekenhuizen als Borromeus en Immanuel waren het vooral de ziekenverzorgsters die de hitte van de dag droegen. De meest gezochte obat was Cibazol, een sulfa-preparaat. Daarin bestond dan ook een echte zwarte handel! Gelukkig konden wij - zeer mondjesmaat - deze medicijn krijgen via de Zwitserse consulaire vertegenwoordiger in Bandoeng die het via Batavia ter beschikking kreeg. Voedsel was ook een probleem. Artikelen als rijst, suiker en zout werden gedistribueerd via de kumitjo's (wijkhoofden, door het Japans-Indonesisch bestuur benoemd; vaak waren deze ook hantjo's bij de BOGI). Vlees was niet te krijgen, melk alleen op doktersrecept. Groente kocht men op de vrije markt (pasar) of van langslopende verkopers. Behalve deze verkopers had men ook opkopers (zgn. toekang botol) die met hun draagmanden spulletjes probeerden te bemachtigen van de Indo's die van de opbrengst dan weer een paar dagen konden leven. Voor deze lieden moest men bijzonder oppassen: velen van hen waren tevens spionnen van de Japanse politie! Betaalmiddelen waren papiergeld van de Japanse bezetter en Nederlands-Indische munt- en bankbiljetten. Laatstgenoemde werden evenwel spaarzaam uitgegeven omdat men dit geld wilde bewaren voor "later". 9
Kerkdiensten werden gehouden maar, in opdracht van de Japanse autoriteiten, uitsluitend in de Indonesische taal. De Indonesische predikanten deden veel goed werk. Voor verjaardagsfeesten en dergelijke moest men een "izin" (vergunning) hebben van de politie, met een aantekening betreffende het te verwachten aantal gasten. Binnenshuis mocht men Nederlands spreken. Daarbuiten mochten officieel alleen het Japans en het Indonesisch worden gebruikt. Ook voor correspondentie, per briefkaart, mochten alleen de laatstgenoemde twee talen worden gebruikt. Het inheems Binnenlands Bestuur bleef gewoon bestaan, zij het onder strikt Japans toezicht. De Indonesiërs konden met hun moeilijkheden dus nog altijd daar terecht. Voor de Indische Nederlanders lag zulks veel moeilijker. Dit was één van de redenen waarom de Japanse overheid in diverse plaatsen op Java Indo-comités liet oprichten. Toen de armoede groter werd kreeg de BOGI toestemming om, gebruik makende van de door de politie gestempelde lijsten, geld te vragen. Dit werk was in handen van het vrouwelijke lid van het Bandoengse comité aangezien de dame in kwestie bij uitstek het vertrouwen had van de Japanse overheid. Om dezelfde reden werden de wekelijkse vergaderingen van het comité in haar huis gehouden. Als zij even weg was, bij voorbeeld om thee te halen, konden de vier mannelijke comitéleden vrijuit met elkaar spreken! In totaal werd gedurende de 1½ jaar dat de BOGI zijn werk kon uitoefenen een bedrag van ¦ 22.000.- ingezameld, fl.14.000.- werden uitgegeven voor directe steun aan onze mensen bijvoorbeeld voor huishuur, waterleiding, electriciteit en kleding. De rest ging naar de werkcentrales, poliklinieken, armentehuizen en na 1 april 1945 ook naar de gaarkeuken. De Japanse overheid bleef, terecht, de Indische gemeenschap wantrouwen. Zo werden er in januari 1945 vele Indomannen opgepakt als zijnde "Kepala-batoe's" (mensen met een steen in het hoofd). De BOGI heeft een tiental van hen kunnen bevrijden (onder anderen enkele hantjo's). Voor de "kempei-tahanan" (in bewaring genomen persoon) kon men uiteraard niets doen. Diezelfde maand moesten er op last van de overheid twee landbouwkolonies voor werkloze mannen komen boven Bandoeng: Goenoeng Haloe met ongeveer 325 en Pasir Benteng met ongeveer 150 zielen. Hiervoor meldden zich mannen, veel jongens van 15 jaar en ouder alsook vrouwen en kinderen. Voor de medische verzorging kon een vrouwelijke arts uit de Bantjeuj-gevangenis worden gehaald. Men kreeg in deze oorden gratis rijst en huisvesting, wie werkte ontving een bescheiden loon. Ook mocht men - met een pasje - voor enkele dagen naar Bandoeng komen om bijvoorbeeld naar de tandarts te gaan of een ernstig ziek familielid te bezoeken. In de kolonies was men in ieder geval gevrijwaard van razzia's. De hoofdmoot vertrok in januari 1945 naar deze gebieden, daarna volgden nog druppelsgewijs mensen die uit de gevangenis of uit politiecellen waren ontslagen. De "blijvers" in Bandoeng voelden de adem van de politie in hun nek tot medio augustus 1945: de Japanse capitulatie! Ook de Japanse propaganda bleef doordreunen en alleen een heel kleine groep personen was in staat 's avonds een kwartier te luisteren naar het korte en bondige nieuwsbulletin van Radio San Francisco, een kostbaar maar heel gevaarlijk tegengif! Het zal nu wel duidelijk zijn dat het leven buiten de kampen allerminst een feest was.
10
EEN VERZOENING (1) - Dick van Waardenburg Een Indisch-Nederlands-Japans Verhaal1 I. Achtergrond Willem van Waardenburg, mijn betovergrootvader, vertrok begin 1800 uit 's Gravendeel en arriveerde na enige maanden als sergeant op Java, huwde in 1818 in Soemenep mijn betovergrootmoeder, een meisje Guldenaar, werd tenslotte kapitein in het Leger van Oost-Indië en bezweek in 1829 aan malaria op de brik "Kali Mas" op reis van Ambon naar Soerabaja. Zijn zonen zagen dat de Indische dochters schoon waren, huwden, waren vruchtbaar, kregen vele kinderen en zo verspreidde de Indische familie Van Waardenburg zich in verschillende kleurschakeringen over de Archipel. Aan permanent teruggaan naar Nederland werd niet meer gedacht, wel soms tijdelijk voor studie, immers in het oude Indië waren de opleidingsmogelijkheden schaars. Dit gold ook voor één van Willem's nazaten, mijn vader, die in 1895 in Weltevreden werd geboren en in 1925 wèl zijn artsopleiding in Leiden voltooide, maar vervolgens weer schielijk als kort verband KNIL-arts naar Indië vertrok en met vreugde het koude Nederland achter zich liet. Zoals bij zoveel Indische gezinnen waren "overplaatsing" en "venduties" voor ons gezin in het begin normale begrippen. Standplaatsen waren successievelijk de garnizoensplaats Tjimahi (mijn geboorte-plaats), Djokjakarta, Magelang, en Watampone (Celebes) en weer Djokjakarta. Wegens bezuinigingen (niets nieuws onder de zon) werd het militaire contract niet verlengd, en mijn vader vond een baan als ondernemingsarts "in de suiker", bij Waled in de residentie Cheribon. Het was daar afschuwelijk, vochtig heet, temidden van suikerrietvelden. Malaria en dysenterie in alle vormen werden gratis bijgeleverd, zodat het gezin (minus vader natuurlijk, die moest de kost verdienen) het grootste deel van het jaar in een wat gezonder klimaat, in Linggadjati, verbleef. Toen volgde in de jaren dertig de krach in de suiker, weer ontslag, naar Zuid-Sumatra, waar mijn vader een baan vond als ondernemingsarts in Waringin Tiga, bij Tjoeroep (residentie Benkoelen), midden in de Boekit Barisan. Heerlijk koel klimaat, op 1.000 meter hoogte. In Tjoeroep zag ik voor het eerst bewust een Japanse militair, het was in 1936, de eigenaar van toko Satsuma, die doodleuk in Japans kapiteinsuniform afscheid van ons nam, omdat hij naar het front in China moest. Ook toen gedoogden wij kennelijk veel, want de veldpolitie moet dit toch, zoals iedereen, gezien en geweten hebben. Een gouden tijd, daar in de rimboe, vrij als een vogeltje in de lucht, veel mee op jacht met mijn eigen "spuit" (geweer zei je toch niet!), maar aan dit alles kwam een droef eind toen ik als "wilde kandidaat" (ik had alleen thuis les gehad) in Benkoelen voor het toelatingsexamen HBS met de hakken over de sloot slaagde. Op naar Bandoeng, naar een geordend en ordentelijk stadsleven. Naar het Christelijk Lyceum, een "elite school" voor rijke kinderen, zoals andere Bandoengers misprijzend zeiden. Maar die hadden dan ook op het "andere" Lyceum gezeten. Het was wel even wennen, als dertienjarige - die nooit op een "echte" school had gezeten - van huis weg, in de kost bij vreemde mensen en dan op een gigantische school met rond 1.000 leerlingen. Maar dankzij de padvinderij (Oranje) en nieuwe vriendschappen lukte het. Aan trauma's deed je toen nog niet. Bovendien, het was nu eenmaal zo, er waren tientallen kinderen van "buiten" in dezelfde situatie.
1
Dit verhaal beschrijft mijn persoonlijke herinneringen, die uiteraard subjectief zijn en ongetwijfeld niet noodzakelijkerwijs altijd een juiste voorstelling van zaken geven. Verder heb ik in de tekst de "koloniale" plaatsnamen aangehouden en ook de oude Indonesische spelling, die gebruikelijk was in de tijd waarover dit verhaal gaat.
11
Twee maal per jaar met vakantie naar huis, met Kerstmis en de grote vakantie, eerst drie uur met de trein van Bandoeng naar Batavia, dan een nacht op de boot van Tandjong Priok naar Oosthaven aan het zuidpuntje van Sumatra en vervolgens met de ZSS per trein naar Loeboek Linggau - een reis die 12 uur duurde als de trein geen vertraging had en dat had hij meestal - en dan nog eens een uur met de auto. Dan eindelijk thuis, maar altijd veel te kort. II. De oorlog begint Acht december 1941, oorlog, ik werd opgemand om met spoed naar Zuid-Sumatra, naar het veilige huis, terug te keren, ditmaal via Merak-Oosthaven, een korte oversteek om het risico van torpedering te verkleinen. 's Nachts met een verduisterd schip werd de spannende oversteek gemaakt, blauwe lampjes waren aan boord de enige verlichting. In januari, na familieberaad, toch maar weer terug naar Bandoeng. "School is belangrijk voor je toekomst" was het devies. Ach, en met de oorlog zou het zo'n vaart wel niet lopen. Bovendien waren de Japanners zeker niet tegen de macht van het KNIL opgewassen, dachten wij. Alleen al de klewangs van onze soldaten, daar waren ze doodsbang voor2. Aan het Chr. Lyceum werd nog wel les gegeven, maar beperkt, want veel leraren waren voor militaire dienst opgeroepen. Ondertussen waren mijn moeder, grootmoeder en zusje toch ook maar naar Bandoeng gereisd, omdat de Japanners, nadat zij Malakka en Singapore onder de voet hadden gelopen en op Sumatra begonnen te landen, wat ongemakkelijk dichtbij kwamen. Mijn vader was als kapitein-arts ingedeeld bij de troepen rondom Lahat in de residentie Palembang en bleef derhalve op Sumatra om de Japanners tegen te houden. Na wat Japanse bombardementen hielden de lessen ook op, de schuilkelders bij het Chr. Lyceum waren toch niet veilig genoeg. Het Lyceum werd Australisch militair hospitaal en we konden ons als padvinder nuttig maken met het in elkaar zetten van bedden. Wij genoten de eerste lessen in Australisch Engels, met een ietwat andere tongval en wat kleurrijker dan wij van onze leraren gewend waren geweest. "Fuck you" moest ik toen nog in het woordenboek opzoeken. Daarna konden we ons verdienstelijk maken als "ordonnans" ofwel interne brievenbesteller op het Militaire Hoofdkwartier dat in de Technische Hogeschool gevestigd was. Hier kregen wij - zij het onbedoeld - de eerste lessen in militaire efficiency. Brieven en stukken waar de sergeant van de postafdeling geen raad mee wist, moesten we in de brievenbus aan de overkant van de straat deponeren, in de hoop ze nooit meer terug te zien. Toen bij het verbranden van documenten het camouflagenet, dat over de TH gespannen was, ook nog vlam vatte en het Hoofdkwartier open en bloot voor de Japanse bommenwerpers te kijk lag, werd mij door mijn moeder de gang naar mijn militaire werkgever verder verboden. Het gaf niet, want kort daarna, na een ongelijke strijd, capituleerde het KNIL en begon een nieuwe fase. III. De bezetting Tegen de verwachting in verliep de intocht van de Japanse troepen in Bandoeng redelijk ordelijk, op een aantal afschuwelijke incidenten na3. De KNIL militairen, die in de school naast ons huis in de Gelriastraat gelegerd waren, vertrokken en werden tot onze ontzetting vervangen door Japanse soldaten. Zij namen soms gedeeltelijk bezit van ons huis, tapten elektriciteit bij ons af en hun bevelvoerende officier stapte regelmatig ongevraagd onze voorkamer binnen, gespte zijn zwaard los en ging zitten mediteren. Wat kan je daaraan doen? Niets, laat maar zitten. Tot zijn eer moet gezegd worden, dat hij noch zijn manschappen ooit één vinger naar mijn moeder of zusje hebben uitgestoken.
2
Later hoorde ik van een Nederlandse schermleraar, die zich op zwaardvechten met samoerai-zwaarden had toegelegd, dat de Japanse samoerai-zwaarden veelal in Duitsland waren gesmeed, waarbij aan de eis moest worden voldaan, dat zij een stalen helm konden doorklieven zonder dat er een braam ontstond. Klewangs waren volgens hem geen partij voor deze wapens. Je kon - zei hij mij - geen echt samoerai-zwaard voor minder dan ¦ 20.000 kopen. Dat is dus wat anders dan de rommel die tegenwoordig op de pasar wordt aangeboden. 3 Bij een daarvan was een zeer bevriende familie betrokken.
12
Nu was het wel waar dat het bureau van de Kempetai niet ver weg was en die ging nogal hardhandig om met soldaten die uit de band sprongen. Naar ik gehoord heb, hebben militairen van de Kempetai even verderop in de Gelriastraat twee stelende Japanse soldaten in de achtertuin van het betreffende huis doodgeschoten. Wederom konden de padvinders zich nuttig maken, met een vriend werd ik ordonnans - zeg maar liever postbode - voor het Rode Kruis, we fietsen de hele dag met brieven rond, die door de krijgsgevangenen aan hun familie waren geschreven. Soms was die familie analfabeet en kregen wij de taak toebedeeld om de inhoud voor te lezen. De stadsgeografie leerden we wel heel goed kennen, achter de Europese wijken lagen uitgestrekte stadskampongs, waar ik vroeger geen weet van had gehad. We leefden toen grotendeels nu eenmaal niet met maar naast de Indonesiërs. Aangezien mijn vader als krijgsgevangene uiteindelijk in Soerabaja terecht was gekomen, besloten we te verhuizen. Oma bleef in het koelere Bandoeng. De oorlog zou toch maar kort duren, nietwaar? Djojobojo had het zelf gezegd, hooguit drie maanden. We zouden haar niet meer terugzien, ze overleed een paar maanden vóór de bevrijding in het kamp Mangkoeboemen te Solo. We kregen de vereiste reisver-gunningen, maar toen we in Soerabaja aankwamen, was vader met onbekende bestemming afgevoerd. Later bleek naar Batavia en verder naar Pakan Baroe (daar kom ik nog op terug). We bleven maar, het had geen zin terug te gaan naar Bandoeng, bovendien begon het geld op te raken. We werden na verloop van tijd uitgenodigd in de "beschermde wijk" intrek te nemen, hetgeen we maar deden. Steeds meer huizen rondom ons werden betrokken door Japanners en dat vonden we toch niet zo gezellig meer. Bovendien begonnen - steeds met volle maan - de Amerikanen de havens en het marine-etablissement te bombarderen en dat maakte de stemming bij onze Japanse buren ietwat grimmig. Het vrouwenkamp Soerabaja stond onder leiding van de marine-officier Takahashi, een fatsoenlijke man, die redelijk Engels sprak en Nederlands verstond, zodat wij later het verschil met de officieren van het landleger dubbel pijnlijk voelden. Van Nederlandse zijde stond het kamp onder leiding van mevrouw A.C. Vreede, die zich voortreffelijk van haar taak kweet. Maar goed, om de een of andere reden moest het kamp leeg en het ene "transport" na het andere verdween in westelijke richting, naar Midden-Java, zoals wij later hoorden. Zo ook onze groep, helaas was het volle maan, dus kwamen de Amerikanen weer eens de zaak opvrolijken. Dekking zoeken mochten wij niet en opgesloten in wagons op het station "Toeri" konden we het bombardement alleen maar uitzitten en er het beste van hopen. De bommenregen kwam wel angstig dichtbij, maar het station werd niet getroffen, hetgeen ons in de naïeve mening sterkte dat de Amerikanen wel wisten dat ze dit station moesten sparen, omdat daar een gevangenentransport opgesteld stond4. Toen we de volgende dag onderweg de raampjes open mocht doen zagen we tot onze vreugde een grote zwarte rookpluim boven Soerabaja hangen. De reis zou een etmaal duren, we hadden eten en drinken voor een dag moeten meenemen. Het werden drie dagen en twee nachten, waarschijnlijk omdat de bestemming Midden-Java onderweg gewijzigd werd in West-Java. De dorst was nog het ergste en na twee dagen zagen zelfs de Japanners in dat het te bar werd en we kregen tenminste een paar emmers water per wagon. Tenslotte bleek de voormalige jeugdgevangenis van Tangerang5 ons doel te zijn. Wij stortten op de britsen neer en de wandluizen op ons, maar wij waren te uitgeput om dat te merken. Mevrouw Vreede en haar assistenten organiseerde de volgende dagen snel onze werkzaamheden en na een dag of wat liep alles op rolletjes. Dit werd het best geleide en meest humane kamp dat ik heb meegemaakt.
4
Naderhand hoorden we dat de Geallieerden in Birma kampen met krijgsgevangenen hadden gebombardeerd en vele transportschepen met gevangenen hadden getorpedeerd. Gelukkig wisten we dat toen nog niet. 5 Mijn lerares Indonesisch - ik tracht "for old time's sake" Bahasa Indonesia te leren - vertelde mij dat het thans nog als vrouwengevangenis in gebruik is.
13
Ook de Japanse leiding was niet te beroerd en afgezien van wat goedmoedige schoppen onder mijn derrière kan ik me van mishandelingen niets herinneren6. Een van hen was katholiek, had heimwee naar zijn gezin en stond er soms op de jongens gymnastiekles te geven. Uiteraard moesten de laatsten het zware werk doen, zoals houthakken, vuren stoken, met etensdrums sjouwen, goten en latrines schoonmaken enz., maar dat werd niet als iets bijzonders ervaren. Extra eten kreeg je daar niet voor. Bij algemene stemming was besloten dat extra's naar de zieken en jonge kinderen gingen. Maar de Pemerintah Nippon beschikte dat alle jongens boven de 10 jaar naar een mannenkamp moesten en er was geen mogelijkheid meer tot smokkelen met leeftijd, en zo verdwenen we naar Grogol, een voormalig krankzinnigengesticht aan de rand van Batavia. Na enige tijd van Grogol naar kamp Baros 6 in Tjimahi, het jongenskamp, waar ik een aantal van mijn Bandoengse schoolkameraden terugvond. Ook met dit kamp schijn ik geboft te hebben, want het was het beste mannenkamp waar je terecht kon komen, zegt men7. Ik ben kennelijk ondankbaar, want ik heb er een iets andere indruk van over gehouden. Toen we direct na aankomst opgesteld stonden zagen we een vroegere schoolgenoot van mij, die door de Jap gegeseld was. Met bloedende rug werd hij door twee kameraden naar het ziekenhuis gesleept. Aangenaam kennismaken. Wij hadden slechts wat kleren mee mogen nemen, omdat al de andere benodigdheden aanwezig zouden zijn. Dus die waren er niet, we lagen enige weken op de stenen vloer, en ik herinner me dat het hard en koud was. Daarna kregen we houten britsen en die waren alleen maar hard. Later kregen we een soort stromatrassen, die kennelijk al eerder dienst hadden gedaan, want ze zaten vol met wandluizen en schurftmijten. De behandeling tegen schurft bestond uit het insmeren met gesmolten asfalt. Het hielp, dat weet ik uit ervaring. De leiding van ons blok was niet geheel vrij van "willekeurig" gedrag. Weliswaar moest een ieder een steentje bijdragen aan corvee, nachtwacht lopen en op de boerderij werken, maar een groep stevige Indische jongens weigerde demonstratief ook maar iets te doen. Het werd getolereerd. Een en ander was de hoogste kampleiding niet ontgaan en uiteindelijk werden de betreffende twee heren van de blokleiding op transport naar een ander kamp gesteld, hetgeen een zware straf betekende. Men kon dan weer van vorenaf aan beginnen zich een positie te verwerven, als dat al lukte. Wat ik me echter van dit kamp nog het meest herinner is de honger en hard geslagen werd er ook, de serieuze rammelingen die ik ooit gehad heb waren in Tjimahi. En niet alleen van de Japanners. Een ding intrigeert me nog steeds. Op een gegeven moment - eind juli/ begin augustus 1945 denk ik - werd een aantal van ons opgetrommeld voor graafwerk. Even buiten het kamp moesten we kuilen graven, die als schuilloopgraven dienst moesten doen, zei men. Maar wel heel merkwaardige schuilloopgraven, zo'n twintig meter lang en vier à vijf meter breed. Vreemd ook al omdat van luchtaanvallen op West Java op dat moment geen sprake was. Later ging het gerucht dat het echte graven waren en geen schuil-loopgraven. Het zou de bedoeling van de Jap zijn luchtalarm te geven, ons in die kuilen te drijven om zogenaamd beschutting te zoeken en met mitrailleurs af te maken. Ook bij mijn vader in Pakan Baroe moesten dergelijke kuilen gegraven worden, maar daar was de Jap wat explicieter: ze gingen op de rand van de kuil staan en imiteerden een machinegeweer. En dan de kuilen dichtgooien. Naar verluid was de executiedatum voor alle gevangenen van de Japanners vastgesteld op 26 augustus 1945. Het zou tevens een reden geweest zijn om de atoombom (eerder) af te werpen8. 6
Die hebben toch wel plaats gevonden; een van de meisjes is later, toen de jongens al weggevoerd waren, ongenadig afgeranseld omdat ze een hond had verborgen, die de Japanners wilden doden. Wel heeft de Japanse kampcommandant daarna zijn excuses aangeboden. De hond werd toch aan een boom opgehangen. 7 Zie "Jongenskamp Baros 6 1944 - 1945" door Dick van Engelenburg, p. 72. 8 Deze gegevens zouden het resultaat zijn van historisch onderzoek verricht door de Amerikaanse historicus Linda Goetz Holmes en gepubliceerd in haar boek "The other holocaust". Een citaat is te vinden in het tijdschrift Stichting Jongens Japanse Kampen Tjimahi/Bandoeng '42 - '45 van juli 1999. Door nieuwsgierigheid gedreven wilde ik dat boek wel eens lezen, maar naspeuringen bij de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam, de bibliotheek van de Harvard University en Internet hebben niets opgeleverd. De auteur bestaat wel, maar de bewuste publicatie is vermoedelijk geen boek, maar een tijd-schriftartikel. In ieder geval heb ik het origineel nooit gezien.
14
MIJN LAATSTE JAAR IN BANDUNG (1) - Cécile Bock-Heuvelsland Het was 1957. Ik was 17 jaar en had net mijn ULO-diploma op zak. Er heerste een sfeer van vertrek en afscheid nemen. Partir c'est mourir un peu. Net geleerd op school en al direct aan den lijve ondervonden. Je had niet alleen het gevoel alsof alles en iedereen vertrok, maar het was ook zo. Je voelde je achtergelaten, want vriendschappen werden uit elkaar gereten. Zoals zoveel van de meisjes uit die tijd was ook ik een "sweet seventeen never been kissed" meisje. Dit was niet zo verwonderlijk, want dat jouw uitverkorene naar Holland ging, was een vaststaand feit en ontluikende liefdes maakten geen schijn van kans. Afscheid nemen was aan de orde van de dag, vaak zelfs binnen de families. Je moest je vrienden, kennissen, schoolgenoten, je hond, je bezittingen en je land vaarwel zeggen. Kortom je moest afscheid nemen van alles wat je dierbaar was. De Indonesiër werd met de dag brutaler tegen de weinige Nederlanders, die er nog waren. Wij Nederlanders werden, inspelend op de situatie, steeds voorzichtiger. Veel meisjes gingen 's avonds niet meer zonder mannelijke begeleiding naar de bioscoop. Ikzelf moest vóór 18.00 uur thuis zijn. Dagelijks merkte je vijandigheid. Wij werden al jaren verplicht vreemdelingenbelasting te betalen, maar rechten hadden wij niet. Op een dag kreeg ik per briefkaart een oproep, dat ik op het politiebureau (tegenover de kathedraal) moest verschijnen. Mijn moeder dacht eerst dat ik iemand uitgescholden had, maar dat durfde ik allang niet meer, sinds ik gezien had hoe een blonde pop verbrand werd op de jalan Papandajan (buurt Kosambi). Bij veel navraag hoorde mijn moeder dat . . . en nu komt het, hou je vast, deze afdeling de zedenpolitie was. Mijn moeder, die nu pas echt goed bang werd, kreeg van iedereen waarschuwingen om haar dochter niet de nacht op het politiebureau te laten blijven, want soortgelijke verhalen waren niet goed afgelopen. Dat geloofden we direct. Toch durfden we niet, niet te verschijnen. Dus meldden we ons om 7.00 uur 's morgens. Niemand wist ons te vertellen waarom het ging en toch mochten we niet vertrekken. Men hield ons aan het lijntje door ons van het kastje naar de muur te sturen. De uren kropen voorbij. Om 13.00 uur kwam mijn zwager uit Djakarta, die notaris was en van Indonesische adellijke bloede. Hij kreeg het voor elkaar om een onderonsje te hebben met Joost mag weten wie. Mijn moeder mocht er niet bij zijn en ik natuurlijk ook niet. Na 14.00 uur kwam mijn zwager vertellen, dat wij naar huis konden gaan. Ik denk weer een uur later, kwam hij bij ons thuis en zei, dat we ons geen zorgen meer hoefden te maken. Met de eerstvolgende boot zijn we naar Nederland vertrokken, want de angst zat er bij ons goed in. Tot op heden weet ik niet wie hiervoor verantwoordelijk was. Mijn zwager, mijn moeder en mijn zuster, zij zijn inmiddels allemaal overleden.
15
VEDO-RONDREIS DOOR THAILAND ( 1 ) - Walter Burger Van 7 - 30 jan. 2001 maakten 9 Vedoanen een unieke en onvergetelijke rondreis door (Zuid)Thailand. De deelnemers aan deze reis waren (tussen haakjes de schoolperiode op het Christelijk Lyceum): 1 Tjoa Liong Seng ('51 - '54), initiatiefnemer, gids en tolk; 2 Sonja Huisman-Vrijburg ('49 - '54), de verloren dochter; 3 Jane v.d. Engh-Bronkhorst, weduwe van Rudy v.d. Engh ('49 - '55), miss Riboet; 4 Dick Wolff Schoemaker ('52 - '54), de koppenteller; 5 Elly Go ('51-'55), bijgenaamd Bommetje; 6 Eric Holleman ('51 - '53), gewoon meneer Holleman, geef neks; 7 Tineke Holleman-Bangert ('54 - '55), mede-organisatrice van de reis; 8 Magda Burger-Timm, penningmeester; 9 Walter Burger ('51 - '54), verslaggever.
Omdat Liong Seng vanuit Karlsruhe (waar hij woont) al vooruit was gereisd als ³kwartiermaker´, vertrokken wij met z¶n achten op 7 januari omstreeks het middaguur van Schiphol. Natuurlijk zaten we in de Boeing 747 van EVA Air dicht bij elkaar - daar had Tineke wel voor gezorgd - en we konden dus gezellig kletsen met elkaar. Maar dat duurde niet zo lang, want we wisten dat we om half zes ¶s morgens in Bangkok zouden aankomen, er moest ook voldoende geslapen worden. Overigens was de verzorging aan boord uitstekend. Op de luchthaven van Bangkok stond Liong Seng ons om 05.30 uur op te wachten met twee busjes en chauffeurs. De rit naar ons hotel over een afstand van nog geen 60 km duurde ruim twee en half uur, want het verkeer in Bangkok is een ramp, zelfs zo vroeg in de ochtend al. Als je eenmaal de tolweg hebt bereikt, kun je redelijk snel doorrijden, maar die paar kilometer voor en na de tolweg staan helemaal vol. Alleen scooters en motorfietsen kunnen zich zigzaggend een weg banen met gevaar voor eigen leven en dat van de duo passagier (niet zelden zelfs meer dan één); het aantal verkeersslachtoffers onder deze categorie weggebruikers is dan ook aanzienlijk.
I Liong Seng, der 9te im Bunde, keurt vruchten
In opdracht van Liong Seng hebben we wat gerust in het hotel. Vroeg in de middag bezochten we een shopping mall, waar direct de foodmarket werd opgezocht, met name de vruchtenafdeling..
16
Ramboetans, manggistans, pisang en djeroek Siam werden al watertandend ingeslagen. ¶s Avonds bij het hotelzwembad zaten we met z¶n negenen te genieten van deze over-heerlijke exotische vruch-ten die we al zolang had-den moeten missen. Na de lunch in de foodmarket reden we naar een Protestants kerkhof om te zoeken naar het graf van Eric¶s vader. Aan de hand van foto¶s vonden we wel de juiste locatie, maar geen steen of grafzerk. We maakten nog wat foto¶s langs de rivier en om vijf uur was het borreltijd, ook in Thailand. Voor het avondeten bracht Liong Seng ons naar een restaurant waar we op het terras hebben genoten van krab, vis, garnalen, kip en eend alles op z¶n Thais klaargemaakt. Ter plaatse werd meteen afgesproken dat dit beslist herhaald zou moeten worden; dat hebben we op de laatste avond van onze rondreis dan ook gedaan. We wilden het grootste tempelcomplex van Bangkok bezoeken, maar helaas mochten we er niet in, omdat de dames niet aan de -in onze ogen overdreven- kledingvoorschriften voldeden. Dus gingen we naar een andere tempel: de bekende Wat Po met de liggende Buddha (Wat = tempel). Heel groot (46 m lang en 15 m hoog), indrukwekkend en rijkelijk versierd met bladgoud. Helaas is de ruimte te klein om het beeld in z¶n volle omvang te kunnen aanschouwen. Vervolgens staken we per boottaxi de rivier over om de Wat Arun te bezichtigen. Terwijl we door een park liepen, werd Eric plotseling omringd door drie Thaise schonen en kreeg hij zelfs een python om zijn nek. Eric maakte wel weer de blits, maar «. geef neks! Na een overheerlijke bami-lunch zouden we nog maar weer eens wat vruchten kopen in de stalletjes op de markt. Hier raakten we Sonja kwijt die, komend uit het toilet, dacht dat de markt rechtsom was, maar die was linksom. Uren hebben we staan wachten en uitkijken, voorbijgangers aangesproken en zelfs de politie ingeschakeld. Bij het derde telefoontje naar ons hotel kregen het verlossende bericht dat Sonja ten einde raad per taxi naar het hotel was teruggekeerd. De verloren dochter was niet langer verloren. Diezelfde dag hebben we Dick, de langste van ons gezelschap, de taak van "koppenteller" toebedeeld. Dit was nog niet eens zo eenvoudig, want we waren wel met z¶n negenen, maar soms ging één van chauffeurs mee als gids en soms zelfs beide chauffeurs. Ook gebeurde het wel dat Liong Seng thuis bleef voor een echte Thaise massage. Tot het einde van de reis heeft Dick deze moeilijke en verantwoordelijke taak tot onze volle tevredenheid met plezier uitgevoerd. In Ayuthia bezochten we het Bang Pa-in paleis van de koning (links) en de daarbij behorende uitgestrekte tuinen met prachtige bloemen en planten. Wij bewonderden met name de bougainville die in vier of vijf verschillende kleuren aan één boom/struik groeien. Maar ook de bomen en struiken die in de vorm van olifanten, tijgers, herten, flamingo¶s, etc. waren geknipt. In deze tuinen staat ook een paleis dat een exacte kopie is van het zomerpaleis in Bejing en door China is geschonken aan de koning. Het bijzondere van dit bouwwerk is dat het helemaal van hout is opgetrokken, zonder ook maar één spijker te gebruiken!
17
Vervolgens gingen we per gemo-toriseerde sampan zo¶n 20 km de rivier op en mampirden we bij een restaurant aan het water voor de lunch. Hierna bezochten we de ruines van een oud tempelcomplex en ja hoor, binnen enkele minuten werd Eric alweer omringd door drie Thaise meisjes; ³geef neks´. Het bleken stu-denten te zijn die toeristen moesten interviewen voor een werkstuk. Nadat we onze vruchten- en drankvoorraad weer hadden aangevuld, aten we in een seafood-restaurant waar gelukkig ook vlees en kip kon worden geserveerd voor de twee niet-vis liefhebbers uit ons gezelschap. Bang Pa-in Paleis
's Avonds geluierd en gezwommen, maar we moesten alert blijven, want als Elly richting springplank liep kon je ³een bommetje´ verwachten en dan hielden we het niet droog. Natuurlijk bezochten we ook de welbekende ³floating market´ (ook op internet: www.sabuy.com), waar Liong Seng na veel tawarren bij zeer charmante verkoopsters manggistans, ramboetans en doerians kocht. De doerians werden vanzelfsprekend ter plekke verorberd; die mochten onder geen beding de bus in! Na een bezoek aan de grootste chedi (= pagode) van Thailand reden we naar het ereveld van Kanchanaburi. Hier waren we echt onder de indruk: niet alleen vanwege de onafzienbare rijen uniforme gedenkstenen die op de graven liggen, maar vooral om het feit dat het op zo¶n mooie plaats ligt en bovendien zo keurig wordt onderhouden. We overnachtten in de ³River Kwai jungle rafts´, een reeks aan elkaar gekoppelde vlotten; op elk vlot vier hutten van bamboe en riet. Wij bewoonden dan ook één vlot. Geen electriciteit en geen warm water; wel een douchecon-structie van aan elkaar gekoppelde plastic buizen, die door Dick op vakkundige wijze werd gesloopt, waardoor hij letterlijk een koude douche kreeg. Dezelfde koude douche namen we allen de volgende ochtend vrijwillig.
18
Uiteraard bezochten we als echte toeristen de (zoveelste) namaakbrug over de Kwai en zagen toevallig een moderne trein van de ³Eastern & Oriental Express´ (expres?) stapvoets passeren. Op dezelfde dag bezochten we een tot paleis omgebouwde tempel op een heuveltop en een onderaardse druipsteengrot; we konden even geen trap meer zien. In Hua-Hin werd door Tineke en Eric een internetcafé opgezocht, want we moesten wel op de hoogte blijven van binnengekomen post en telefoontjes inzake VEDO; immers 60% van het VEDO-bestuur trok door Thailand. Om dit verhaal niet te lang te maken, zal ik in een volgende G&KD onze verdere belevenissen in het mooie en vriendelijke Thailand beschrijven. Overigens is het wel zo dat ik dit verslag niet had kunnen maken zonder de voortreffelijke aantekeningen van Dick, waarvoor alsnog hartelijk dank. LOBANG JEPANG (2) - Tineke Holleman N.a.v. mijn verhaal over de Lobang Jepang in G&KD nr. 2, 2002 ontving ik verschillende reacties. Uit alle reacties blijkt dat zeer weinig mensen ooit van de Lobang hebben gehoord, laat staat er in zijn geweest. Een van de reacties is een brief van Willy Lockwood-Mom in Engeland. Willy schreef dat zij in 1998 een reis door Sumatra heeft gemaakt. Tijdens deze reis heeft zij wel voor de Lobang gestaan, maar ook zij kon niet naar binnen. Van deze reis heeft Willy een verslag gemaakt, dat zij gepubliceerd heeft in verschillende krantjes in Engeland. Willy's verslag volgt hierna.
Ook zond Willy de hierboven afdrukte foto, genomen bij de ingang. De foto toont de totale gedenkplaat en een plattegrond. Ik kan mij wel herinneren een plattegrond gezien te hebben. In mijn herinnering was de plattegrond niet buiten, maar binnen op een muur en was het ook niet een maquette, zoals op hier afgebeeld. Echter, na 14 jaar ben ik daar niet meer helemaal zeker van. (Iemand anders, die ongeveer in dezelfde periode waarin ik de Lobang bezocht, vóór de Lobang heeft gestaan, kon zich ook niet herinneren daar de plattegrond gezien te hebben.) Als men afgaat op Willy's verhaal zou mijn gids geen overlevende van dit kamp kunnen zijn geweest, omdat de Japanners alle krijgsgevangenen (zouden) hebben doodgeschoten, teneinde het bestaan van de Lobang geheim te houden9. In dat geval zou de executie ook binnen hebben moeten gebeuren. 9
Dit zou de verklaring kunnen zijn voor het niet-opblazen van de Lobang Jepang, wat volgens mijn gids de bedoeling zou zijn geweest (zie mijn verhaal in de vorige G&KD).
19
Indien de Japanners na de executie meteen zijn vertrokken en zich er niet van hebben vergewist of alle slachtoffers ook "echt" dood waren, of het niet goed konden zien (degenen die ooit in de Lobang zelf zijn geweest, weten dat het een zeer duister verblijf was), kunnen er misschien een of meerdere personen het bloedbad toch overleefd hebben, omdat zij dood leken. Een andere vraag die gesteld werd, was of er behalve Indonesiërs ook Nederlanders hadden gezeten. Uit het verhaal van mijn gids maakte ik op dat er ook Nederlanders, althans Europeanen, geïnterneerd zijn geweest. Ook als men de foto's van plaquettes bekijkt, ziet men dat daarop niet uitsluitend Indonesiërs staan afgebeeld. (Willy spreekt ook over POW's en Indonesiërs.) Als er lezers zijn, die - direct of indirect - meer weten over de Lobang, dan horen ik en anderen dat graag! TRANS-SUMATRA, A UNIQUE JOURNEY - Willy Lockwood-Mom Where is Sumatra? You will ask. It is the second largest island (after Borneo) in Indonesia, four times the size of Java. l was born in Jakarta, the capital of Indonesia, on Java and lived there till after the Japanese War. Indonesia is stretched out between Singapore and Australia, like a "girdle of emerald islands" around the equator, as a famous Dutch poet put it in the last century. It was known as the Dutch East Indies until it declared itself the Republic of Indonesia in August 1945, with the official language, "Bahasa Indonesia" based on the common tongue Malay. I had never been to Sumatra. It has only recently been opened to small scale tourism and to my joy I found rural Sumatra much like pre-war Java and Bali. Indonesia's President Suharto has done much to improve health and education of children. Everywhere one sees children in school uniform, white blouses with red shorts/skirts for infants, navy blue shorts/skirts for middle school and grey for the top classes, and they all wear shoes and socks. I noticed particularly the cleanliness and shining hair wherever we went. My younger daughter Laura joined me in Medan, the capital of the North, a short flight from Singapore. There were thirteen of us in the group, all Dutch, with our Sumatran tour leader, a knowledgeable elegant lady who works for the Dutch/Indonesian tour company. Their aim is to promote contact with the people. We saw the Orang-utan (literally Jungle man) in Bohorok, a large area where captured apes are freed and taught to care for themselves. There was a platform where two boys from the reserve offered bananas and water. It was magnificent to hear and see these huge apes crashing through the trees, babies clutching their mother's red brown fur. I have a photo of a brown human hand proffering a plastic cup of water being taken by a dark brown Orangutan hand, so similar, in a gesture of trust. This jungle walk was steep and very tiring. We had a bus Pariwirsata, i.e. a tourist bus, air conditioned with reclining seats for the long journeys. Ordinary buses are terribly hot, crowded and run on erratic, non existent time schedules, at a fraction of the price; sampled quite often by Laura with her Bahasa Indonesia phrase book in hand, to the delight of these wonderfully kind people. We visited lake Toba, a veritable beauty spot, with blue water in a volcanic crater surrounded by the Batak longhouses, where people used to live in very crowded conditions, ten families to a large long house, all built on stilts with very small windows to keep evil spirits out and safety within. People here are Christian, the rest of Sumatra are Moslems. Little girls all wear veils and one only sees little boys splashing about naked in the many streams. We saw beautiful dancing here and a funeral feast in its sixth day with many well dressed men and women and of course slaughtered buffaloes. The coach took us past rice fields, pine apple groves, and spice gardens, where we saw how pepper grows, vanilla, ginger, chillies and many others. Papayas and bananas grow everywhere as do the tail Sumatran coconut trees. At thirty metres high they have trained baruks (monkeys) to climb up and twist off the coconuts. We stayed for three days on the paradise island of Pulau Sikuai, white sandy beaches, warm blue sea water, the same temperature as the open air swimming pool. Young 20
men sweeping everything clean. We snorkelled, saw starfish and fishing boats twinkling with fairy lights at night to attract their catch. Recently the Japanese have given large sums of money in reparation of War damage. A few beautiful, luxury hotels were built, but since "Monetair" as our guide told us there are no more tourists. Our group was often the only one in hotels with a hundred rooms, conference and health facilities etc. President Suharto has done much good in the past, but his family and close advisors are very corrupt, owning monopolies, banks, industries. The Government is heavily in debt. Apart from the hotels there was no over expansion in Sumatra, but Jakarta is rife with bankrupt high rise buildings. After we had crossed the equator, on a very hot day, we climbed to the cool plateau of Bukittinggi, centre of the elegant Minangkabau building style. They have roofs in the shape of buffalo horns and much decoration and paintings, inside and out, in the important houses. There are lovely clothes to be worn at the Minankabau dances. There are still bicycle betjahs here and horse drawn bendys. We also saw a couple of tame elephants stroll by. Wild elephants are only to be found in a reserve in the South East. The Japanese occupation between 1943-1945 was very harsh. A sadistic general made P.O.W's and Indonesians dig a tunnel between two ravines. They had to live under-ground, a veritable necropolis because they were all shot dead to keep the location a total secret. I had never heard of it, it was only discovered ten years after the War and seemed worse to me than the bridge over the river Kwai. No light, no air, and no survivors. The Japanese Government gave five million to build the Pusako hotel in Bukittinggi three years ago. It has two hundred rooms, stone courtyards, fountains, plants, built in Japanese multiple tier Pagoda style. Can anything atone for the misery of that frightful tunnel? The last week was spent in the interior, speeding up the Rawas river. The motorised canoes held two people each. One of our party videod everything, making me feel like Michael Palin on the Amazon! We saw marvellous trees, populous villages, lots of butterflies, buffaloes in the stream. The river was swollen. We made a trip to a waterfall, the ankle deep crossing was two feet higher and the current swift. Cameras held high and a chap on each side we made it to the picnic place to brew tea and cook mie. Toucans flew and a lovely Sri Gunting baby bird fell out of its nest. It was picked up and put in a box with the anxious mother fluttering near answering the youngsters call. I could see clearly the long scissor like tail of this dark bird, the size of a black bird. Kubus live in this area, a primitive nomad people who have no houses, live on roots and small mammals. They wear leaves, bark or grass, smeared with a mixture of mud, palm oil and a natural poison, they are never bitten by mosquitoes or blood suckers. When Laura and I went on a jungle tour of grottoes our boots were similarly treated. Our guide kept a sharp eye out for any leeches, picking them oft and cutting them in half with his fierce machete. Leeches can jump on you from leaves. The jungle is always wet here, the grottoes full of bats. Wild white orchids grow in dark places. Our five days in Kubu Lodge were the highlights of our stay. We watched floats of trees going down stream and many monkeys, who come out to play at 6 o'clock in the evening. Unseen insects chirp or whirr all through the tropical night. The last part of our trip was made by train. Two coaches from a 1930 Dutch East Indies train converted into one sleeping car with twenty-four bunk beds and one sitting area for food and drink, and watching Jambi turn into Sumatera, Selatan and Lampung. In Palembang we had a boat trip on the mighty Musi river, recipient of all that Rawas water and seven other major tributaries. After thirty four hours on the train we reached Tanjung Karang. Once more on the now well surfaced Trans Sumatran highway to Bakau Huni and the jetfoil to Java. We had travelled 1500 miles in three weeks. Did we feel ill? Yes, we did, car sick or exhausted by the heat and funny tummies in spite of drinking only tea, beer, or bottled water. But we got over that and now I have two hundred photographs of an unforgettable journey. April 1998 21
WETENSWAARDIGHEDEN ± Richar Lederer In G&KD nr 1, januari 2001 publiceerden we "uitglijders" van scholieren m.b.t. de V.S. en zijn presidenten. Uit dezelfde serie volgen hier nog een paar een wetenswaardigheden, ditmaal over de Renaissance. Hoe staat het trouwens met uw kennis van de Renaissance....? Klopt het een beetje? The Renaissance was an age in which more individuals felt the value of their human being. / Martin Luther was nailed to the church door at Wittenberg for selling papal indulgences. He died a horrible death, being excommunicated by a bull. - It was the painter Donatello's interest in the female nude that made him the Father of the Renaissance. It was an age of great inventions and discoveries. Gutenberg invented the Bible. Sir Walter Raleigh is a historical figure because he invented cigarettes. Another important invention was the circulation of blood. Sir Francis Drake circumcised the world with a 100-foot clipper. - The government of England was a limited mockery. Henry VIII found walking difficult because he had an abbess on his knee. Queen Elizabeth was the "Virgin Queen." As a queen she was a success. When Elizabeth exposed herself before her troops, they all shouted "hurrah." Then her navy went out and defeated the Spanish Armadillo. The greatest writer of the Renaissance was William Shakespear. Shakespear never made much money and is famous only because of his plays. He lived in Windsor with his merry wives, writing tragedies, comedies and errors. In one of Shakespear's famous plays, Hamlet rations out his situation by relieving himself in a long soliloquy. In another, Lady Macbeth tries to convince Macbeth to kill the King by attacking his manhood. Romeo and Juliet are an example of a heroic couplet. Writing at the same time as Shakespear was Miquel Cervantes. He wrote "Donkey Hote". - The next great author was John Milton. Milton wrote "Paradise Lost." Then his wife died and he wrote "Paradise Regained". During the Renaissance America began. Christopher Columbus was a great navigator who discovered America while cursing about the Atlantic. His ships were called the Nina, the Pinta, and the Santa Fe. Later the pilgrims crossed the Ocean, and that was called the Pilgrim's Progress. When they landed at Plymouth Rock, they were greeted by Indians, who came down the hill rolling their war hoops before them. The Indian squabs carried porpoises on their back. Many of the Indian heroes were killed, along with their cabooses, which proved very fatal to them. The winter of 1620 was a hard one for the settlers. Many people died and many babies were born. Captain John Smith was responsible for all this.
22
Joke Brands-Hol zond ons onderstaand gedicht, geschreven door John P. Aubrey - Bryl in januari 1976 t.g.v. 50 jaar VEDO. Het is een gedicht ter herinnering aan de schooltijd en na-schooltijd beleefd aan het "Christelijk Lyceum" aan de Dagoweg te Bandoeng. EEN TIJD OM ... - J.P. Aubrey - Bryl Een tijd om geboren te worden ...; Warm is de dag, de regen klettert op het groen Scheurt de pisangbladeren, die zuchtend kraken Zwiepend over atapdaken, Een dag om te luisteren, kijken en niets te doen Een tijd om padi te planten Vol levenslust, de nieuwe morgen! Een tijd om te bouwen ...; Om school te gaan langs de groene loentasheg De jonge dag breekt lachend door De schreeuw van een verkoper schalt in 't oor Grobakkend schommelt een tjikar over de weg Klikkert het magere sado-paardje Mussen vechten in het asfalt-vuil! Een tijd om blij te zijn ...; Koperen inktpotten blinken, houten banken kluisteren Dwingende stemmen doen de geest ontwaken De "skolah" schuivelt langs met het boek der taken Onder tjemara-takken naar wielewalen luisteren In klas I - D zit een meisje Ik houd van haar! Een tijd om te huilen ...; Een moederhand streelt over het warme hoofd Uit de keuken, kokkies' rijsttafel met sambalgeur De klamboe hangt als een camouflagenet tussen mijn hart en de sandelwooddeur Blond haar en blauwe ogen van het meisje dat mijn liefde rooft .. De gangklok tikt zwaar de 24 uur Een blad uit het tropendagboek slaat om! Een tijd om te dansen ...; Meidagen vol cijferresultaten, studiepauze die naar vakantie spoort Het is feest: de "opplet" rijdt ons langs bochten en sawahs Brengt mij in de armen van haar die ik liefheb en hoor jazz-gamma's Daarna de regen, de gamelan, de angkloeng, het leven tandakt voort. Je danst, je lacht en kust; je bent gelukkig Dan klinkt de bel!
23
Een tijd om te haten ...! Examens, een ieder beproeft elkaar Registers van wijsheid en eigen-wijsheid vormen een waanzinnige decisie De rongèng van de toekomst kondigt zich aan en krist met dodelijke precisie Een mare van oorlog striemt door de blauwe lucht God ik moet in dienst ...! Een tijd van oorlog ...; Alles is grauwgroen, ratelt, marcheert en knelt Er gaat een boodschap uit over de aarde, vanuit de aula van ons hart Helaas vergeefs, ons denken is verward Tuinen verdorren, het wegdek van de Postweg is ontveld Vreemde wezens komen onze bruine aarde vernielen Jagen op de mens, die er al zólang woont! Een tijd om stuk te scheuren ...; Er hangt een mistbank van benzinestank over de velden Motorstof, djarakolie, uniformen zweten, voeten schuifpassen Roodgebolde witte vlaggen, hese schreeuwstemmen krassen; "kiotakè"..."; slaven fourageren; Sumatra, Tjimahi, Burma-helden Tjideng, Ambarawa, Banjoebiroeh, Baros, Kesilir, Noesa Kembangan Vrouwen, kinderen, mannen ...; brieven berichten: .... bommen op Japan Ik moet braken van het eten ...! Een tijd om te danken ...; Aan de lentehemel gloort opnieuw een morgen van een jonge levensdag De zee beukt de zachte, vruchtbare aarde; er krijst ergens een meeuw Ik kijk naar omhoog, voel de regen en ... ruik nóg de sneeuw De lucht is vol kinderzang en blauwe meisjesogen Loop hand in hand met lachende schoolkinderen God zij dank, dat ik dít beleven mag! Ter herinnering aan die véle, véle vrienden en vriendinnen, die dit allemaal hadden willen vertellen en nog véél meer ..... -Aubrey-
24
ALGEMENE GEGEVENS Bestuur en Redactie Evert Meyn, voorzitter De Grienden 5 1394 KS Nederhorst den Berg Telefoon: 029 425 1958 E-mail:
[email protected] Tineke Holleman-Bangert, secretaris Gentiaanstraat 11, 1402 CP Bussum Telefoon: 035 693 0650 E-mail:
[email protected] Eric Holleman, penningmeester Gentiaanstraat 11, 1402 CP Bussum Telefoon: 035 693 0650 E-mail:
[email protected]
Walter R. Burger, feestcommissaris Meloenstraat 140, 2564 TL Den Haag Telefoon: 070 323 5651 E-mail:
[email protected] Thelma W. Jellema-van Dort, lid Klaverweide 210, 2272 BZ Voorburg Telefoon: 070 355 7597 E-mail:
[email protected] Rob Westbroek, redacteur G&KD Dordogne 12; 3831 EK Leusden Telefoon: 033 494 1419 E-mail:
[email protected] Web-site: www.vedo-world.nl
Lidmaatschap: Het lidmaatschap staat open voor oud-curatoren, oud-docenten en oud-scholieren van het Christelijk Lyceum te Bandoeng, alsmede voor hun partners, ex-partners en weduwen / weduwnaars. Contributie bedraagt ¼ 7,50 per jaar en is bij vooruitbetaling verschuldigd. Opzegging dient te geschieden voor 1 december van het voorgaande jaar. U wordt vriendelijk doch dringend verzocht de contributie binnen een maand te voldoen. Het bestuur geeft er de voorkeur aan dat u dit doet d.m.v. de acceptgiro die u aan het begin van het jaar wordt toegezonden, aangezien hierop uw naam, lidnummer en eventueel achterstallige contributie vermeld zijn. Indien u de contributie op andere wijze voldoet, wordt u verzocht daarbij uw naam en lidnummer te vermelden.
Bankrelatie: Postgirorekening 537.857 t.n.v. Vereniging van Oud-Leerlingen VEDO, Bussum
25