IMPRIMÉ / DRUKWERK
TNT Post Port betaald Port payé Pays-Bas
V E GHEPEYS EN KLOEKE DAET
D O
VERENIGING VAN OUD-LEERLINGEN VAN HET CHRISTELIJK LYCEUM TE BANDOENG Nr. 3, oktober 2000
Indien onbestelbaar s.v.p. retourneren naar: Tineke Holleman-Bangert Gentiaanstraat 11, 1402 CP Bussum Nederland ± tel.: +31 35 6930650
[email protected]
VOORWOORD................................ ................................ ................................ ................................ 1 VAN HET BESTUUR................................ ................................ ................................ ....................... 1 VEDO Jubileumreünie op 21 april 2001................................ ................................ .................. 1 Welkom nieuwe leden ................................ ................................ ................................ ............2 Adreslijst 2001, zoeklijst en lijst met e-mailadressen ................................ .............................. 2 IN MEMORIAM................................ ................................ ................................ ................................ 3 HERDENKING IN HAL VAN DE TWEEDE KAMER OP 14 AUGUSTUS 2000 ............................... 4 HERDENKING 15 augustus 1945 ................................ ................................ ................................ ...4 VAN ONZE COPYWRITERS................................ ................................ ................................ ...........6 GEVANGENE IN TOKIO ± KATY V.D. WAL-EINTHOVEN................................ ............................. 6 WIE VERRE REIZEN MAAKT....(slot) - MAX J. VAN BALGOOY ................................ .................. 10 DE INSULINDE DICHT BIJ HUIS - J.S. TAN................................ ................................ ................. 12 EEN ZEEREISJE DOOR DE MOLUKKEN (1) - HANS INDEWEY GERLINGS ............................. 13 INGEZONDEN MEDEDELING ................................ ................................ ................................ ......17 Leo Nisnoni, een HBS-er die later een Indonesische koning werd................................ .......17 DAGBOEK VAN EEN JAPANSE SOLDAAT (1) ................................ ................................ ............18 ALGEMENE GEGEVENS ................................ ................................ ................................ ............. 21 Bestuur en Redactie................................ ................................ ................................ ............. 21 Lidmaatschap:................................ ................................ ................................ ...................... 21 Bankrelatie: ................................ ................................ ................................ .......................... 21 N.B. Ingezonden mededelingen worden buiten verantwoordelijkheid van bestuur en redactie geplaatst. Verzoeke kopij voor de volgende uitgave vóór 5 december 2000 te zenden naar ons redactieadres: Tineke Holleman-Bangert Gentiaanstr. 11; 1402 CP Bussum of per e-mail naar
[email protected] Adreswijzigingen en berichten van overlijden gelieve u te zenden aan: Noesje Kiliaan
Fahrenheitstr. 68; 7311 KZ Apeldoorn Website VEDO: http://home.planet.nl/~ehollema
VOORWOORD Voor u ligt alweer de laatste Ghepeys van dit jaar. Wij hopen dat u een fijne zomer heeft gehad en veel energie heeft opgedaan om de komende wintermaanden goed te doorstaan. Verschillende leden zonden ons weer wat kopij, waarvoor wij hen hartelijk danken. In de loop der tijd zullen wij de diverse inzendingen opnemen. De redactie streeft ernaar de volgende G&KD vroeg in januari uit te brengen, zodat de Vedoanen in het buitenland tijdig over alle informatie m.b.t. de jubileum-reünie beschikken en zich ervoor kunnen aanmelden. Bestuur en redactie wensen u een gezellige decembermaand (ook al lijkt hij nog ver weg) en een gezond en gelukkig begin van het volgend jaar! De redactie VAN HET BESTUUR VEDO Jubileumreünie op 21 april 2001 In het jaar 2001 herdenken wij dat 75 jaar geleden de "geboorte" plaatsvond van ons Christelijk Lyceum en dat 45 jaar geleden het laatste schooljaar werd aangevangen. Ongetwijfeld heeft u de datum van 21 april 2001 al in uw agenda genoteerd, want wij gaan er samen met u een groot feest van maken! Via de "kabar angin" hebben wij vernomen dat vele oud-Vedoanen in het (verre) buitenland het plan hebben opgevat om deze reünie bij te wonen. Kom dus ook om oude schoolen klasgenoten, die u jarenlang niet gezien hebt, te ontmoeten. Hieronder volgt alvast enige voorinformatie over de grote dag. De reünie wordt gehouden in het congrescentrum DE REEHORST in Ede. (Telefoonnummer van De Reehorst: 0318 633611). Het voorlopige programma is als volgt: 12.00 - 13.30 u ontvangst deelnemers met koffie/thee en spekkoek ¹) 14.30 - 16.00 u algemene ledenvergadering ²) 16.30 - 17.00 u optreden van (waarschijnlijk) een angklung orkest 17.00 - 18.00 u borreltijd 18.00 - 19.30 u rijsttafel 20.00 - 21.00 u optreden van Wieteke van Dort + 22.30 u einde ¹) bij binnenkomst ontvangt eenieder hiervoor een bon ²) de agenda wordt in de volgende G&KD afgedrukt Tijdens de reünie wordt de achtergrondmuziek verzorgd door het trio "Partners in Music", bekend van diverse andere reünies. Ook zullen op de reünie bezienswaardige knipsels van mevrouw E. Posthumus-Kampman, zelf een oud-leerlinge van ons lyceum, worden tentoongesteld.
1
Kosten Alle leden die de contributie voor het jaar 2001 en voorgaande jaren hebben betaald, hebben vrij toegang tot de reünie. De contributie bedraagt nog steeds ƒ 15,-- per kalenderjaar. Niet-leden (partners en introducés) moeten een toegangsprijs van ƒ 15,-- betalen. De prijs van de rijsttafel zal ca. ƒ 30,-- per persoon bedragen. Voor de betaling van de contributie en de overige kosten wordt u dringend verzocht gebruik te maken van de acceptgiro die u met de volgende G&KD wordt toegezonden. Alle verdere informatie over de komende jubileumreünie vindt u eveneens in de volgende G&KD. Hotelaccommodatie De Reehorst heeft ook hotelaccommodatie. Aan bezoekers van de VEDO-reünie wordt een speciale reünie-prijs aangeboden, te weten: - 1-persoonskamer (logies/ontbijt) ƒ 110,--; - 2-persoonskamer (logies/ontbijt) ƒ 150,--. Een hotelkamer dient u zelf rechtstreeks bij hotel De Reehorst te reserveren via telefoonnummer 0318 641188, onder vermelding van "VEDO-arrangement". Tot ziens op de komende jubileumreünie! Welkom nieuwe leden De afgelopen maanden hebben zich als lid bij ons aangesloten de dames Doortje Mol-Verwey, Jane v.d. Engh, weduwe van Ruud v.d. Engh, Marjo Bastiaanse, Melie Verstraeten-Meulemans, Olga Schouten-Eijsma, Anneke Kleisen-Ortt en de heren Maut de Vogel, Jan Boers, Joop v.d. Lijn, Fred Stibbe, Hugo Cornfield en Bram Potappel. Vedo heet u allen van harte welkom en wij hopen u op onze volgende reünie te mogen begroeten. Adreslijst 2001, zoeklijst en lijst met e-mailadressen Noesje Kiliaan, Tineke en Eric Holleman streven ernaar de adreslijst + e-mail adressenlijst begin maart 2001 gereed te hebben. Op de acceptgiro die u in de volgende G&KD wordt toegezonden, kunt u aangeven óf u een adreslijst wilt hebben en of u hem per post toegezonden wilt hebben. De lijst zal weer wat uitgebreider zijn dan de vorige, want de zoeklijst in de vorige G&KD heeft dit keer gelukkig de nodige reacties opgeleverd. Wij danken allen die gereageerd hebben hierbij heel hartelijk! Diegenen die nog meer inlichtingen kunnen verschaffen, worden van harte uitgenodigd deze vóór 15 jan. 2001 schriftelijk of per e-mail aan ons door te geven. In de zoeklijst stond een Margreet Ferguson vermeld. Verschillende Vedoanen gaven door dat zij zou zijn overleden, omdat men dacht dat het om de schrijfster ging. De schrijfster heet echter Margreet Ferguson-Lezer. Wie weet iets van de Vedoaan Margreet Ferguson? In ons adressenbestand hebben wij momenteel ca. 35 e-mailadressen. Eenieder die ook nog in de emailadressenlijst wil worden opgenomen, wordt verzocht zijn/haar adres per e-mail aan Tineke Holleman door te geven. N.b. Als u de nieuwe adreslijst tijdig bestelt en zich die per post laat toezenden, kan deze medio maart 2001 in uw bezit zijn en kunt u beginnen uw oude vrienden en kennissen te benaderen en met hen af spreken om elkaar in Ede te ontmoeten!
2
IN MEMORIAM Eerst nu is bij ons bekend geworden dat op 21-10-1999 Mickey v.d. Linde is overleden. Wij vernamen dat op 17 februari 2000 Sybrand Noyon is overleden. De zoon van Anton H. Smits deelde ons mede dat zijn vader op 27 februari j.l. overleed en de familie van Bert van der Steege stelde ons ervan in kennis dat Bert op 7 april j.l. is heengegaan. Ons bereikte het bericht dat op 13 mei j.l Fenny Roessingh-Kerkhoven in Canada is overleden. Op dezelfde dag overleed Dolly Wink-Wally in Australië. In de krant lazen wij dat Hans van Bogerijen op 7 april en Frits D. Bonebakker op 14 mei 2000 zijn overleden en wij ontvingen bericht van het overlijden van Piet Stephan op 21 mei j.l. Dick Loemban Tobing gaf ons door dat op 12 juli Hans Meesters overleed. Eveneens op 12 juli overleed Wim Sillevis Smitt. Bij bevriende Vedoanen was bekend dat Tanja Nilson-Pock Steen reeds lange tijd in coma lag. Van Fred Blogg hoorden wij dat zij op 11 september ll. is overleden. Uit Indonesië ontvingen wij volgende e-mail: Overlijden Tilly Karamoy Beste Vedo Vrienden, Mij werd gevraagd door het Bestuur VEDO Indonesia jullie op de hoogte te stellen dat, toch nog onverwacht onze Vriendin TILLY KARAMOY LOHO, oud-Vedoane, op 2 Augustus 2000 heen is gegaan. Moge zij in vrede rusten. Zij behoorde tot de kleine kern van vriendinnetjes, die elkaar vrij regelmatig, ontmoetten. Dat ging gepaard met een gezellig samenzijn op mijn kantoor, gevolgd door een lunch die we allemaal samen bijeen brachten. Tilly genoot hier zichtbaar van. Toen we plotseling het bericht kregen dat Tilly er niet meer was, werd er meteen her en der gebeld om de oud-Vedoanen op de hoogte te stellen. Allen, die haar kenden droegen bij om de zware lasten van ziekenhuis opname en begrafenis kosten ietwat te verlichten. Haar vriendinnetjes met wie ze regelmatig samenkwam zullen haar node missen, Ietje Nayoan-Gadroen Babes Djajakoesoema-Ferdinandus Myrna Fuchs-Juch Lisa Harun-Boutmy Verder werden wij in kennis gesteld van het overlijden van: Mies Heesterman-Bouwhof, Ko Khing Tik, Ursula Jüttner, T.J. Zwemstra-v.d. Tol (weduwe leraar) en Hannie Mensink-v. Warmelo. De datum van hun overlijden is ons onbekend. Alle nabestaanden van de overledenen condoleren wij bij deze met hun verlies. Mogen zij de kracht vinden hun verlies te dragen.
3
HERDENKING IN HAL VAN DE TWEEDE KAMER OP 14 AUGUSTUS 2000 Op maandag 14 augustus ll. werd in een heel sobere plechtigheid het einde (?) van de oorlog in Nederlands Oost-Indië herdacht in de hal van het Tweede Kamer gebouw in Den Haag. Onder de aanwezigen bevond zich de loco-burgemeester van Den Haag Mw. Engering. Het tamelijk beperkte gezelschap van vertegenwoordigers van de diverse stichtingen en verenigingen kreeg eerst een etage hoger een kop koffie aangeboden en om 11.00 uur gingen we naar beneden naar de hal. Er was van tevoren al aangekondigd, dat de gang van zaken anders zou verlopen dan in voorgaande jaren. Na de inleidende woorden van de heer A.J.N. Horstmeier (voorzitter van Stichting Herdenking 15 augustus 1945), waarin hij benadrukte dat we het verleden niet mochten vergeten, maar onze ogen op de toekomst moesten blijven richten, volgde een toespraak van Mw. v.d. Hoeven, vice-voorzitter van de Tweede Kamer, waarin ze o.a. ter sprake bracht, dat er na 15 aug. 1945 ook nog veel geleden is door de bewoners in Ned. Indië. Ze stond ook stil bij het probleem van de financiële tegemoetkomingen aan mensen van daar. Na afloop van de toespraken werd officieel een bloemstuk gelegd bij de plaquette van Indië door de heer Horstmeier, gevolgd door een minuut stilte. De bezoekers waren daarop vrij gedurende het defilé alsnog bloemen te leggen, waarvan beperkt gebruik werd gemaakt. Tot slot kregen we een etage hoger nog een drankje aangeboden en kon er nagepraat worden. Thelma Jellema-v. Dort HERDENKING 15 augustus 1945 In verband met het lustrum van deze herdenking, heeft zij traditiegetrouw een bijzonder karakter gekregen. Zo zal vandaag ±15 augustus 2000± op vele plaatsen in Nederland worden herdacht dat 55 jaar geleden Japan capituleerde en aan de bezetting van het voormalig Nederlands Indië een einde kwam. Dank zij de voortreffelijke medewerking van de Nederlandse Oorlogsgravenstichting zijn er op of omstreeks vandaag kransen gelegd bij vele erevelden buiten Nederland. Bovendien is dit jaar door een eskader van de Koninklijke Marine op volle zee een krans gelegd op de plaats waarop 18 september 1944 voor de kust van Sumatra de Junyo Maru is getorpedeerd. Dit ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de zeetransporten. De herdenking in Den Haag bestond uit een bijeenkomst in het Nederlands Congrescentrum en een plechtigheid bij het Indisch Monument. De plechtigheid bij het Indisch Monument werd in verband met het lustrum bijgewoond door H.M. de Koningin. Bijeenkomst Nederlands Congresgebouw De heer A.J.N. Horstmeier ±voorzitter van de Stichting± heette een ieder welkom, in het bijzonder de vertegenwoordigers van diverse organisaties van degenen, die in diverse kampen hebben gezeten of daarbuiten. Hij memoreerde dat sinds de eerste herdenkingsplechtigheid op 15 augustus 1970 veel is bereikt. Zo heeft deze plechtigheid een nationaal karakter gekregen en zal H.M. de Koningin haar voor de 4e keer bijwonen. Ook bracht hij in herinnering de beroeringen, die het bezoek van de Japanse Keizer aan Nederland teweeg hebben gebracht. De diversiteit aan opvattingen binnen de Indische gemeenschap en de verdeeldheid van het Indische Platvorm. Hij vertelde tevens dat tijdens de gesprekken van de Japanse Keizer met enkelen uit de Indische gemeenschap, de Japanse Keizer oprecht zijn medeleven en spijt had betuigd.
4
Ook vond hij dat de waardigheid van vele Indische verenigingen gezichtsbepalend is geweest voor de achter ons liggende periode. Deze verenigingen houden echter op te bestaan, aangezien velen van hen die zij vertegenwoordigen zijn overleden. Het verleden kan niet los worden gezien van het heden en blijft het herdenken zin hebben. Wel rijst de vraag wat wij doen met de vrijheid die wij thans hebben verworven. In de volgende toespraak, met als titel: ³Zicht op de toekomst³ wordt hier verder op ingegaan. De heer mr. H.D. Tjeenk Willink ±vice-president van de Raad van State± vertelde dat, alhoewel hij geen Indisch verleden heeft, hij grote belangstelling heeft gekregen voor dit land en voor hen die na de capitulatie van Japan Indië hebben moet verlaten. Hij stond stil bij hetgeen velen uit Indië tijdens de Japanse bezetting en daarna hebben ondergaan. Het onbegrip en de kille ontvangst in Nederland. Er werd weinig verteld en niet geluisterd. Het verleden levert geen eenduidig beeld op. Ervaringen verschillen; inzichten worden scherper. Met de tijd verandert ook het perspectief. We weten meer; we kijken anders. Steeds opnieuw moeten we onze positie bepalen tegenover het verleden. Daarom moeten wij blijven herdenken. Anders dan herinneren is herdenken ook opnieuw de vaak complexe feiten ordenen; de werkelijkheid van toen opnieuw onder ogen zien zonder vergoelijking, zonder eenzijdigheden. Zich rekenschap geven van de betekenis van het verleden en die betekenis van het verleden aan een nieuwe generatie doorgeven. Dat herdenken valt ons zwaar omdat het niet alléén gaat om de verhouding met Japan, maar ook om de verhouding met ons gemeenschappelijk Indische verleden en om de verhoudingen in Nederland zelf. Wij zijn bang de broze nationale consensus over ons koloniale verleden en de dekolonisatie te doorbreken, emoties op te roepen, gevoelens te kwetsen. Maar daarmede doen we ook onrecht aan de mensen wier leven juist door die gebeurtenissen ingrijpend veranderde. Je kunt nu eenmaal niet tegelijkertijd gebeurtenissen verdringen en aan mensen die daarvan het slachtoffer werden recht doen. Het historische beeld blijft vaak incompleet en eenzijdig. In een democratische rechtstaat gaat het volgens hem niet alleen om grondrechten maar ook om verantwoordelijkheden, collectief en individueel. Collectief de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat herinneringen niet worden uitgewist, dat steeds opnieuw de feiten onder ogen worden gezien en dat verantwoording wordt afgelegd voor wat er fout ging of voor wat correctie behoeft en in de toekomst beter moet. De heer Tjeenk Willink toonde veel begrip en waardering voor de Indische Nederlanders die voor het leven getekend zijn. Voor hen is het leed niet geleden, de kous niet af, de bladzij niet omgeslagen. Dat mogen wij nooit bagatelliseren. Deze toespraak werd voorafgegaan en beëindigd door een optreden van het Moluks Evangelisch Koor van de Sions kerk uit Wormerveer, dat veel waardering genoot. Plechtigheid Indisch Monument Na het intreden van het vaandel van het regiment ³van Heutz³ en het luiden van de Indische klok werd H.M. de Koningin met luid applaus welkom geheten. Aangezien het Indisch Monument is geadopteerd door het Vrijzinnig Christelijk Lyceum te den Haag, werd deze plechtigheid geopend met een voordracht door de 16 jarige leerling Karel Kuipéri. Hij stond stil bij hetgeen leeftijdsgenoten tijdens de Japanse bezetting hebben moeten ontberen en hij is zich heel goed gaan beseffen wat het betekent in vrijheid te kunnen opgroeien. Een goed moment voor jongeren van nu om vrijheid niet als iets vanzelfsprekends te zien. Hierna zong Jan Mooi het ³Lied van Berusting³, begeleid door het Koninklijk Mannenkoor ³Die Haghe Sangers´ onder leiding van dirigent René Verhoeff. Dit lied werd voor het eerst gezongen in de gevangenis ³Soekamiskin³ te Bandoeng.
5
Vervolgens bracht Willem Nijholt een declamatie ten gehore over een jongen die van zijn moeder wordt gescheiden en naar een ander kamp wordt gebracht, waarna Toos de Vreede ³Het Indische Onze Vader´ zong. Daarna luidde de Indische Klok gedurende een minuut en werd na de hoornsignalen ³geeft acht³ en ³taptoe´ een minuut stilte in acht genomen. Na het hoornsignaal ³bij de vlag´ werd onder het spelen van het Wilhelmus door de Koninklijke Militaire Kapel en dat door velen werd meegezongen de vlag in top gehesen. Kort na het hoornsignaal ³vlag gereed´, werd met de kranslegging begonnen. Hierbij heeft H.M. de Koningin als eerste een krans gelegd. De kranslegging werd besloten met een defilé. Vele vertegenwoordigers van diverse organisaties ±zo ook die van VEDO± hadden tevens een uitnodiging gekregen om de tent te bezoeken voor een informeel samenzijn met H.M. de Koningin. De bijeenkomst en plechtigheid werden namens VEDO bijgewoond door Thelma Jellema-van Dort en Rob Westbroek. Rob Westbroek VAN ONZE COPYWRITERS GEVANGENE IN TOKIO ± KATY V.D. WAL-EINTHOVEN Katy L.van der Wal-Einthoven, geboren in 1926. In 1940, 3 weken nadat de school begonnen was, kwam ik op het Christelijk Lyceum. Na de oorlog, via Japan en Australië in 1946 in Holland aangekomen. In 1947 eindexamen HBS-A gehaald. In 1955 getrouwd met ir. Peter van der Wal. We kregen 5 kinderen. Sinds 1959 wonen we met veel plezier in Enschede en vierden 12 Mei 2000 het 40-jarig bestaan van de fabriek die Peter hier bouwde, Boekelo Foliën. In 1939 haalde ik mijn toelatingsexamen. Prompt daarop gingen we met de Sibajak naar Holland, voor een verlof van 1 jaar, want mijn vader had al 12 jaar geen verlof gehad. Ik heb langzamerhand zo vaak gelezen dat dat voor de Indische kinderen zoiets als een ramp was, zo'n verlof. Voor mij was het dat in ieder geval. 1 Juni 1940 zouden we weer teruggaan op de Johan van Oldenbarnevelt. Maar 10 Mei vielen de Duitsers Nederland binnen. Dat wij op 15 mei 't land konden ontvluchten en op de Johan de Witt 2 maanden lang gevaren hebben, was niets meer of minder dan een levensgroot wonder. Eerst van Amsterdam naar IJmuiden, waar we een hele groep drenkelingen aan boord namen, waarvan de boot op een magnetische mijn was gelopen. Toen naar Southampton. Daar in een pikdonkere eetzaal, op een volkomen onzichtbaar schip, vertelde de kapitein ons, dat Nederland had gecapituleerd. We zagen niets, we hoorden alleen 't gesnik. Daarna in konvooi van 38 schepen, zig-zag richting Amerika. Boven Afrika hebben we het konvooi verlaten en zijn toen, moederziel alleen, via Dakar en Kaapstad naar Indië gevaren. In de straat van Soenda kwamen 2 witte oorlogsschepen ons tegemoet. Vlaggen in top: Welkom thuis!
6
God, wat was ik blij weer thuis te zijn!!! Gauw naar school, want de school was al 3 weken geleden begonnen. Naar Posthumus om me op te geven. Die was zó aardig voor mij! Hij gaf me de ledenlijsten en zei: "zoek maar uit in welke klas je wilt zitten". Ik koos 2 E en werkte heel hard om bij te komen. Om er weer bij te horen, om weer zo gewoon mogelijk mee te kunnen doen. Maar dát was een grote vergissing. Ik scheen ineens een soort beroemdheid te zijn. Iedereen wees naar me: dat is 't kind dat de oorlog in Holland heeft meegemaakt. En zelfs onder 't krijgertje spelen in Tjihampelas, werd ik eruit gehaald met de vraag: "hoe was dat, die oorlog?" Alsof je als kind daarop een antwoord kon geven. En toen kwamen in 1942 de Jappen Bandoeng binnenvallen. Ik was toen 15. Ons hele leven veranderde op slag. De mannen naar mannenkampen, de scholen dicht. Maar we kwamen er al gauw achter, dat de aula van ons Christelijk Lyceum als hospitaal ingericht was en dat daar zowat 50 gewonde Australiërs lagen, en een enkele Fransman. We konden er elke dag op bezoek komen en konden dan de verplegers helpen. Dáár heb ik Engels geleerd. Maar het bleef niet bij de mannenkampen. Al gauw waren al mijn vriendinnen met hun moeders ook achter de kawat. Alleen wij bleven erbuiten, en bleven in ons eigen huis wonen. Mijn vader moest n.l. blijven "werken", omdat hij belangrijk was voor de Jap. .... Wij kregen een armband, een witte, grote band met rode bol en Japse tekens, die we om moesten doen, als we buiten ons huis op straat kwamen. Zo kon ik alle mogelijke medicijnen en berichten de kampen in smokkelen, waar ik druk gebruik van heb gemaakt, want dan zag ik tenminste mijn vriendinnen weer. Als ik eens vergeten was, in de haast, om te buigen voor de Jap en hij me tot de orde riep, wees ik heel hooghartig op mijn armband, en dan, tot mijn grote verwondering, deinsden zowel de Jap als de peloppers terug. Ik heb zó veel mensen kunnen helpen. Totdat het natuurlijk een keer mis liep. Na verloop van tijd moesten ook wij naar een kamp, het werkende mannenkamp. Dat betekende dat we onze bediendes, die 17 jaar lang bij ons in de bijgebouwen inwoonden, moesten ontslaan. En mijn moeder maakte zich zorgen dat ze dan de armoe tegemoet zouden gaan. En dus zocht ze een baan voor hen. Die vond ze bij de Regent. Maar toen ze onze djongos vertelde dat hij en de kokkie bij de Regent konden komen werken, richtte onze djongos zich trots op en zei statig: "Ik wil graag voor de Hollanders werken, maar voor de Regent werk ik niet." Ik weet niet wat er van hen terecht is gekomen. In het kamp kwamen op een dag allerlei hoge Japanners in ons huis en moest het hele gezin aantreden. Tegen mijn vader zeiden ze, dat we met zijn allen naar Japan moesten gaan. Met nog 4 medewerkers van mijn vader, plus hun gezinnen. Mijn vader was n.l. een vooraanstaand wetenschapper, en bekend vooral in Amerika. .... Maar mijn vader weigerde. "Naar Japan ga ik niet, je kunt me doodschieten maar dát doe ik niet!" Toen kreeg ik een revolver in mijn rug, en zeiden ze: "Je zult wel moeten, want we schieten jou niet dood, maar je kinderen." Ik weet wel, tegenwoordig zie je zoiets vrijwel dagelijks op de televisie«. Echter, toen was er geen T.V. en was een revolver iets heel bijzonders. Ik weet nog heel goed, wat ik op dat moment dacht.... "Och, wat jammer, dit zal ik nooit aan iemand kunnen vertellen, want er is geen mens die me zal geloven." Bang was ik helemaal niet. En zo gingen we naar Japan. Als gevangenen. Op een transportschip. Met in het ruim vele, vele andere gevangenen. Eerst naar Singapore, waar we in een oud hotel opgesloten werden, omdat we moesten wachten op transport. Gelukkig hadden we een kaartspel mee en aangezien ik de 4e man was, heb ik daar in een ommezien bridge geleerd. In Maart 1944 wás het zover en gingen we op een geroofd, oud Frans schip met een enorm convooi, op weg naar Japan, waar we 1½ jaar zouden blijven. We werden vaak aangevallen door Amerikaanse duikboten. En met succes, want vele schepen om ons heen zijn gezonken.
7
In Japan was het koud en we kregen daar Japanse militaire kleding om over onze katoenen jurkjes te dragen, want we hadden niets mee mogen nemen. .... W e werden in Tokio ondergebracht, aan de rand van de stad, in de vroegere Chileense ambassade. Een grote muur om 5 huizen. Bewaking en verzorgend personeel intern. ..... Waaróm? waren we daar, en wát waren ze met ons van plan? Na vele pogingen en gesprekken, kwamen we er eindelijk achter, dat het de bedoeling was ons uit te wisselen tegen al die Japanse studenten en Intelligentsia, die in Amerika gevangen zaten. .... Maar op en één of andere manier is dat uiteindelijk toch niet doorgegaan. In Januari en Februari 1945 was het vréselijk koud. In onze slaapkamer, waar we met zijn vieren sliepen, vroor het 4º. Toen brak bij ons de Spaanse griep uit.. 's-Ochtends stoeiden we nog in de sneeuw, 's middags hoofdpijn, 's avonds 40º koorts en tot niets meer in staat. Alleen mijn broertje en ik kregen het niet. Maar wij moesten iedereen drinken geven en ondersteunen als ze naar het toilet moesten. Mijn vader dacht dat hij wel gauw op kon staan om mijn broertje en mij te helpen. Maar die avond liep de koorts weer op tot 40º en bleek hij acute dubbele longontsteking te hebben. Twee dagen later was hij dood. Ondertussen merkten we dat de Amerikanen dichterbij kwamen, omdat Tokio 's nachts gebombardeerd werd. Altijd dezelfde plaatsen brandden dan, maar toch stelde het niet veel voor. We moesten alleen een schuilkelder maken en soms zaten we wel 4 uur lang in die kelder, in de kou. Totdat de Amerikanen ineens van tactiek veranderden. In plaats van alleen maar brisantbommen te gooien, bouwden ze hun vliegtuigen om en namen brandbommen mee. Want Tokio bestond voor het grootste deel uit houten huizen. Op 10 maart 1945 kwamen 334 B 29's en gooiden hun brandbommen op Tokio. Het gevolg was het ergste bombardement ter wereld, op Dresden na. Aan het Amerikaanse boek "A torch to the Enemy", met uittreksels uit de Japanse archieven hierover, ontleen ik deze gegevens: " .... De wind wakkerde de branden aan en er ontstond een vuurstorm met een temperatuur van 2000º. De mensen die in de rivieren en grachten sprongen werden gekookt. De mensen die zich verschansten in de stenen hoge gebouwen, werden geroosterd. In die ene nacht vielen 1/4 miljoen mensen ten offer. .... " Wíe hier in Nederland weet hier iets van? Laten we eens vergelijken met de 2 atoombommen: volgens het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie werden 4 maanden na de bommen in Hiroshima 64.000 doden geteld, en op Nagasaki 39.000. Totaal dus ruim 100.000 doden. Dat getal kent iedereen. Hoe veel gigantischer was dit Tokio-bombardement niet. En toch wordt hier nooit over gepraat. Zoals gezegd woonden wij aan de rand van Tokio, en de enkele brandbommen die daar vielen, konden we gelukkig doven. Maar de rookontwikkeling was zó erg dat ik 2 dagen niet heb kunnen zien door mijn gezwollen ogen. En nu nog steeds geen rook kan verdragen. 0mdat mijn vader er niet meer was, waren de Japanners niet meer geïnteresseerd in ons en moesten we worden uitgehongerd. We werden daarvoor gebracht naar een 400 jaar oude tempel op het platteland, tussen de boerenbedrijven, in de buurt van Nagoya. Een zijden matrasje van ca. 70 cm bij 2 m, plus zijden dekbed, allemaal naast elkaar in één grote ruimte vóór het Boedabeeld, dat wel afgeschermd was met papieren deurtjes. Drie maal per dag moesten mijn zusje en ik naar de dichtstbij gelegen tempel, waar de keuken was. Twee emmers rijstmeelsoep met een klein beetje groente erin, halen. Ik bracht de emmers alleen terug en liet me dan zoekraken. Eten gappen van de boeren om de tempel heen. Oebi's (zoete aardappels), postelein, wat daar een onkruid is, vruchten van de bomen, paddestoelen, bamboescheuten. En slangen vangen.
8
Ik realiseerde me heel goed dat, áls ik gepakt werd, mijn hoofd eraf ging. De officiële straf bij de Japanners voor diefstal. Maar we waren zóver, dat we langzamerhand de overtuiging hadden, dit toch nooit te kunnen overleven. En dan komt er een grote rust over je en word je ontzaglijk moedig. Toén ik dan gepakt werd, was ik heel rustig en wachtte mijn einde af. Máár ...... dat gebeurde niet. In plaats daarvan werd ik door de Japanse boer meegenomen naar zijn huis en kreeg een bord met eten. ..... En toen ontwikkelde zich een voor mij volkomen verrassende situatie. De boer haalde zijn woordenboek en zei me toen, in het Engels en met handen en voeten: "Wij gaan deze oorlog verliezen, dat kan iedereen zó zien. Dan komen de Amerikanen hier. Wat zullen die met ons doen? Als enig antwoord kon ik zeggen: "Nothing! Niets! Ze zullen niets met jullie doen. De Amerikanen zijn aardige mensen." ..... Nóu, dat was blijkbaar niet het antwoord dat hij verwacht had. Dat kón niet waar zijn...... Ik liet de boer diep teleurgesteld achter. Pas enkele jaren geleden heb ik begrepen waaróm.... De bevolking van Japan was n.l. zó geïndoctrineerd, dat ze ervan overtuigd waren dat de Amerikanen, hen als verliezers allen zouden ombrengen. En 't was die angst, die hen ertoe bracht op de eilanden die de Amerikanen veroverden, massaal zelfmoord te plegen. Door b.v. van de rotsen in de zee te springen. Het is me nu duidelijk waarom de boer zó teleurgesteld was in mijn antwoord. Hij zál nog wel eens een keertje aan me teruggedacht hebben, want héél kort daarna kwam mijn en eigenlijk ook zijn bevrijding. De bevrijding! Wij hadden er inmiddels vrede mee te zullen sterven. En toen ineens werden we bevrijd. Dat betekende dat we weer naar school zouden moeten, weer interesse voor onze omgeving zouden moeten hebben. Belangstelling voor de mode en voor jongens. Die situatie konden we op dat moment helemaal niet aan. Want geloof me, de overgang van dood naar weer leven is veel moeilijker dan anders om. We wilden eigenlijk niet meer bevrijd worden. Mijn moeder ging liggen en wilde niet meer eten of drinken. Een Japans vrouwtje, die bij ons op het terrein woonde, kwam naar haar toe en voerde haar, lepeltje voor lepeltje, terwijl ze haar toesprak zoals je een zieke baby toespreekt. In 't Japans, héél lief en op een toon waarbij je volkomen begreep wat ze zei. De Amerikanen hebben ons reusachtig opgevangen. Materieel kwamen we echt niets tekort. En ook psychologisch vingen ze ons op. De enigen, die niet meewerkten en niet aardig voor ons waren, dat waren de Nederlanders. Voor hen waren we ex-kolonialen en dat stond zo ongeveer gelijk aan criminelen. (De uitbuiters en onderdrukkers, en zoiets is crimineel.) We hadden vier jaar van ons leven verloren en wilden dat zo gauw mogelijk weer inhalen. Maar..... weer naar school gaan in Holland was voor ons zowat onmogelijk, geen school die ons accepteerde. En toen hebben de Indische ouderen, ex-leerkrachten en anderen, de koppen bij elkaar gestoken en een overbruggings-school gecreëerd. Op de Aucubastraat in Den Haag. Ze wilden iets doen voor de Indische kinderen, die 't toch al zo moeilijk hadden. Meer dan 1000 leerlingen kwamen daarop af. Half Indië. In een jaar tijd deden we 3 klassen en eindigden met een gewoon Nederlands einddiploma (beh. Duits) en nog mooie cijfers ook. Dat was een enorme prestatie van de kinderen, zowel als van de ouderen. Maar dat we 't wéér alleen moesten doen, zonder hulp van ons z.g. patria, was wel ergerlijk. Ik ben die leerkrachten er nog steeds innig dankbaar voor, dat ze ons zó geholpen hebben, om verder in 't leven te komen. En van dat leven hebben we iets weten te maken! Ze kunnen trots op ons zijn! K.L. v.d. Wal-Einthoven
9
WIE VERRE REIZEN MAAKT....(slot) - MAX J. VAN BALGOOY Allereerst een correctie: het avontuur in Buru (G&KD nr. 3 oct. '99) vond plaats in µ84 en niet in µ94. Malaysia 1975 In 1974/75 was ik als gastdocent verbonden aan de Nationale Universiteit van Malaysia in Kuala Lumpur. We bewoonden een huurhuis met een tuin waarin mangga, nangka, rambutan en pisangbomen stonden. Over pisangs gesproken, ik geloof dat de studenten me maar een rare pisang vonden: te voet naar het werk terwijl de assistent met de auto kwam, geen TV. Naast colleges moesten de studenten deelnemen aan veldwerk. Met twee "four-wheel drives" trokken we erop uit om in het veld verschillende vegetatie-typen te bestuderen. Als we onderweg een durianverkoper tegenkwamen kocht ik meteen een stuk of 15 van die lekkernijen in stekelige verpakking. Waarom ik zoveel kocht en hoe groot mijn gezin wel was, wilden de studenten weten. Ze konden niet geloven dat we maar met zijn drieën waren en dat mijn zoon geen durian lustte. Hoe lang ik dan wel over zo'n partij deed. Dat we daar maar twee dagen over deden, vervulde hen met nog meer verbazing. Waar ik me weer over verbaasde was dat de studenten in de auto bleven zitten als ik onderweg in een Chinese toko wat wiIde drinken; a1s goed Moslim mochten ze daar niet naar binnen. Hoe anders was ik het in Indonesië gewend. Een heel aparte ervaring was een gezamenlijke botanische inventarisatie van Taman Negara, het grootste reservaat van Malaysia, waaraan behalve mijn universiteit ook de University of Malaya en het Forestry Research Institute aan deelnamen. We hadden de hulp van drie inheemse (orang asli) boomklimmers. Het klimvermogen van deze bosbewoners is verbazingwekkend. Op een keer vroeg ik, eigenlijk voor de grap, aan de oudste van het stel of hij materiaal kon verzamelen van een hele hoge boom waarvan de één meter dikke stam bedekt was met mos dat door de regen nat was als een spons. Zonder zich lang te bedenken zei hij: 'geen probleem', klom in een klein zwiepend boompje, zwaaide zich daarmee naar een grotere boom van waaruit hij de onderste takken van de dikke boom kon vastpakken. Even later had ik de gewenste collectie binnen. Een van de andere mannen gaf een keer een demonstratie van de kracht in zijn benen. Hij beklom een heel rechte dunne stam. Op zo'n 15 meter boven de grond liet hij beide handen los, haalde uit zijn achterzak wat rookgerei, draaide een sigaretje, stak dat aan en vervolgde zijn klim. Dezelfde man verbaasde me met zijn botanisch inzicht. Ik liet hem twee planten zien behorende tot dezelfde familie maar uiterlijk totaal verschillend. Hij zei prompt: "itu satu kaum" (die horen tot dezelfde familie). Een andere keer vonden we een zeldzame boomsoort. Hij had hem nooit eerder gezien, maar "satu kaum sama petaling'. Inderdaad behoorde de plant (Harmandia) tot dezelfde familie als petaling (Ochanostachys) van de familie Olacaceae. De derde klimmer was een jongen van 18. Behalve een vaardig klimmer was hij een expert in het imiteren van dierengeluiden en vermaakte ons door zittend in een boomtop het geluid van neushoornvogels na te doen. Die kwamen dan nietsvermoedend om hem heen zitten. Inmiddels is hij hoofd technische dienst van het Forestry Research Institute in Kepong. Kortgeleden heeft mijn collega Dr. de Wilde een nieuwe komkommerachtige naar hem genoemd: Bajabusua.
10
West Kalimantan 1986 Een heel ander soort boomklimmers had ik in het Gunung Palung Natuurreservaat. Dit reservaat ligt ten Zuidoosten van de hoofdstad Pontianak. Van die plaats is het per speedboat enkele uren varen naar het plaatsje Sukadana en van daaruit een dag roeien naar het hartje van het reservaat. Een Amerikaanse bioloog, Dr. Leighton, had daar een veldstation ingericht voor het bestuderen van o.a. vrucht- en zaadverspreiding. Hij had me gevraagd de voedselplanten van diverse soorten o.a. die van de Orang Utan op naam te brengen. Nu wilde hij hebben dat ik alleen materiaal verzamelde waaraan ik op "natuurlijke" wijze kwam, afgewaaide takken, door dieren afgekloven vruchten, e.d. Afknippen of snijden van planten zou het ecologisch evenwicht verstoren. Gelukkig kreeg ik hulp van de orang utans. Deze kolossale mensapen waren weliswaar aan mensen gewend maar vonden het niet prettig als je hun territorium betrad. Dat maakten ze kenbaar door takken te schudden en met hun lippen smakkende geluiden te maken. Ik maakte ze extra opgewonden door onder de boom door te lopen waarin ze zaten, dan werden ze zo kwaad dat ze met hun machtige armen takken afbraken en die in mijn richting smeten. Nieuw Caledonië, 1995 In 1995 werd in Noumea, de hoofdstad van Nieuw Caledonië een conferentie gehouden over planten van serpentijn gronden. Serpentijn is een hoog gemetamorfiseerd gesteente, rijk aan zware metalen. Nieuw Caledonië is een eiland dat voor een derde uit serpentijn bestaat en zeer rijk aan nikkel is. Zo'n 80 miljoen jaar geleden raakte het los van het oercontinent Gondwana en dreef met zijn levende have de Pacific in. Voor een botanicus is dit een waar paradijs, een museum waar allerlei planten zich in isolatie hebben kunnen handhaven of verder ontwikkelen. Niet minder dan 85% van de soorten op dit eiland, half zo groot als Nederland, is endemisch, d.w.z komt nergens anders voor. Kortgeleden is vastgesteld dat de, alleen op dit eiland voorkomende, Amborella de meest primitieve van a1le bloemplanten is. Zo'n 20 jaar geleden vonden Franse botanici er een liaan waar niemand raad mee wist. Gedurende 15 jaar ging de plant van hand tot hand tot ik toevallig een exemplaar in handen kreeg. Ik zag gelijkenis met een plant uit Nieuw Guinea en een uit Zuid-Amerika, beide behorende tot de Polygalaceae. Dit liet ik de Franse collega's weten. Die waren erg opgelucht, omdat ze op het punt stonden de plant in een verkeerd familie te beschrijven. Een collega op het Rijksherbarium, Dr. v.d.. Heyden, had kort tevoren de familie bewerkt voor Flora Malesiana, het standaardwerk over de flora van het Maleise gebied. Hij bevestigde mijn conclusie en de plant draagt nu mijn naam. Tijdens het congres in Noumea was er een excursie georganiseerd naar het Parc Rivière Bleue. Tot ieders verrassing werd het hele gezelschap midden in het bos bijeengeroepen. Filmcamera's werden opgesteld en mijn Franse gastheer, Dr. Jaffré, verkondigde dat dit een historisch moment was. We stonden onder een liaan die ik tot dan toe alleen van gedroogd materiaal kende. "Once upon a time there was a liana that nobody recognized until it was sent to Leiden. This is a historical moment, for the first time Max van Balgooy meets Balgoya pacifica". De volgende dag werd ik door mensen aangesproken die het verslag op TV hadden gezien. Helaas had niemand begrepen waar het om ging.
Vertalingsblooper: "Dans ce pays règne un malaise général"
ƀ In dit land heerst een Maleise generaal ƀ
11
DE INSULINDE DICHT BIJ HUIS - J.S. TAN Op 7 juni 1938 ben ik te Bandoeng geboren. In 1956 deed ik eindexamen, daarna studeerde ik aan de Universitas Indonesia en NEH Rotterdam. Ik ben werkzaam geweest in accountancy en de financiële wereld. Van de goede guru's van het Bandoengs Lyceum ben ik vooral mevr. Schouten, de bekwame lerares Scheikunde met een gave voor didactiek, dank verschuldigd. Ik voel me nog steeds Bandunger, sterke banden verbinden mij met die stad, een goed monument van Tempo Doeloe. Klasgenoten uit 1956 kunnen mij bellen op: 06 - 245 89 623, bij voorkeur tussen 12.00 en 14.00 uur. Voor wie liever niet 24 uur in een vliegtuig wil vertoeven, is er op een afstand van 3 uur vliegen een eilandengroep te vinden met een mild zeeklimaat en rijke historie: Malta, Comino, Gozo. De vliegreis alleen al, die over het woeste Alpengebied voert, is panoramisch een belevenis om nooit te vergeten. Eenmaal boven Malta is de eerste indruk die van een rotsachtig landschap, waar geen leven mogelijk lijkt, maar hoe anders is de werkelijkheid. De Maltezers, eeuwenlang gelouterd door belegeringen, leven een sober, devoot, pragmatisch bestaan, dat erop gericht is om met de middelen die voor handen liggen er het beste van te maken. In het noordwesten van het moedereiland ziet men temidden van rotsachtige landschappen de prachtige vruchtbare valleien liggen en in de baai van Mellieha wordt ieder jaar in juni de jacht op tonijn geopend, wanneer de niets vermoedende dieren in de paaitijd de baai inzwemmen, waarna deze tijdelijk met grote netten hermetisch gesloten wordt. Het gebeuren is zowel boeiend als wreed te noemen, maar voor de Maltezers is dit één manier van overleven. Liefhebbers van middeleeuwen en renaissance kunnen hun hart ophalen in Centraal Malta met de drie historische steden : Mdina, Rabat en Mosta. De koepel van de kathedraal van Mosta tart de menselijke verbeeldingskracht en van binnenuit bezien lijkt 't wel of de Schepper Zelve heeft meegeholpen dit meesterwerk te vervolmaken. Anderen, die in een tweede jeugd verkeren en de jaren '60 nog eens willen overdoen, raad ik aan een weekend te stappen in het rijkelijk met disco's bedeelde San Julian, de uitgaansstad bij uitstek voor de rijpere jeugd. Ik vraag me wel af, wat hun devote ouders en grootouders hiervan moeten denken, maar iedere generatie -ook op Malta- kiest nu eenmaal de weg van de minste weerstand. De waarachtige historicus kiest echter voor Valletta, Malta's hoofdstad, die eeuwenlang gold als de onneembare vesting en waarvan de schrijven sir Walter Scott ooit zei: "een stad zo prachtig, dat het wel een droom lijkt". Ik kan hieraan toevoegen, dat er op deze wereld geen tweede Valletta bestaat. De vestingwallen van wel tien meter dikte toren hoog boven de stad en haar inwoners uit en nu nog voelt men intuïtief aan, welk een gevoel van veiligheid en vertrouwen dit de mensen gegeven moet hebben in tijden van oorlog. Binnen de stad wemelt 't van economische activiteit, temidden van eeuwenoude gebouwen en straten, die trapsgewijs steil naar boven of naar beneden gaan, zonder dat men zich hoeft te vermoeien. De stad is een lust voor het oog en de panorama's vanaf de vestingwallen ontzagwekkend. Het sobere, pragmatische leven op Malta weerspiegelt zich in de Maltese keuken, waar voedzaamheid de toon voert, dus unsophisticated, zonder franje, maar wel heel smakelijk. Neem bijvoorbeeld het Maltese gerecht Timpana, een krokante macaronischotel met rund- of varkensvlees, lever, eieren, kleine uien, kaas, tomatenpuree en een pikante gehaktsaus, eventueel te combineren met Lempuka, een makreel in repen gesneden, licht gebakken en opgediend met tomaten, olijven, uien, bloemkool en peterselie. Afgezien van het potje sambal komt men op Malta niets te kort en wat betreft middeleeuws avontuur komt men ogen tekort. De beste tijd om de eilanden te bezoeken is het naseizoen (herfst/winter) óf het voorseizoen, dus april/mei met de vele feestdagen.
12
EEN ZEEREISJE DOOR DE MOLUKKEN (1) - HANS INDEWEY GERLINGS Indewey Gerlings, Johan Paul geboren 22 maart 1922 te Bandoeng (Ned. Indië) Van 1922 - 1932 met ouders een zwervend bestaan geleid en achtereenvolgens gewoond in Batavia, Poerwokerto, Semarang, Maospati, Poerworedjo, Wonosobo, Malang, Den Haag en Djombang. Van 1932 lot 1942 permanent in Bandoeng gewoond. 1935 - 1941 leerling aan het Christelijk Lyceum te Bandoeng tot en met 5 Gymn. B. Geen diploma gehaald vanwege mobilisatie. Tweemaal blijven zitten, omdat ik in die tijd vriendinnetjes belangrijker vond dan huiswerk maken. Van 1941 tot 1946 in militaire dienst gezeten, waarvan 3 1/2 jaar in krijgsgevangenschap (Birma en Thailand). In 1946 vanuit Bangkok naar Nederland vertrokken met een half jaar ziekteverlof. In december 1946 gedemobiliseerd. 1946/47 1947
einddiploma HBS-A gehaald aan de Overbruggings- HBS te Den Haag begonnen met de studie aan de Universiteit van Amsterdam; eerst een tijdje Economie (te saai), overgestapt naar Politicologie en in 1950 kandidaatsexamen gedaan. Kwam tot de conclusie, dat ik totaal ongeschikt was voor een politieke loopbaan en ben toen overgestapt naar de studie Sociologie. In 1957 doctoraalexamen gedaan. 1957 - 1965 adviserend organisatiesocioloog/psycholoog bij het Amsterdams Psychotechnisch Lab. 1965 - 1970 adviserend organisatiesocioloog/psycholoog bij de Gemeente Rotterdam. 1970 - 1984 docent economie, sociologie en psychologie aan de Sociale Akademie Rotterdam. 1984 - 1987 adjunct-direkteur (door gebrek aan gewicht naar boven komen drijven) aan de Akademie Gezondheidszorg en Welzijnswerk te Rotterdam. In 1987 gepensioneerd. Van 1987 tot heden zit ik als penningmeester in het bestuur van vier stichtingen en verenigingen met het gevoel dat ik nog zinvol bezig ben. Woon in Zandvoort, maar zit ongeveer de helft van het jaar in mijn zomerhuis in Drenthe tuinarbeid te verrichten. 21 november - 1 december1997 In Indië geboren en getogen, 21 jaar op Java gewoond en nooit een stap verder geweest in de Archipel. Toen mijn zoon en ik besloten om nogmaals een reis naar Indonesia te maken viel onze keuze op mij (ons) onbekende oorden: de Molukken, en wel Ambon, Haroekoe en Saparoea. Mijn grootvader van moederszijde was op Saparoea geboren en diens vader was zendeling in die contreien geweest. Overgrootvader was een Dordtenaar en getrouwd met een "kind van het land". Ergo: ik ben dus een beetje een Molukker en was wel nieuwsgierig naar mijn "roots", zoals dat tegenwoordig heet. Op een reisbureau de nodige informatie ingewonnen en bij toeval kreeg ik een brochure in handen over een bootreis met verschillende bestemmingen. Het schip, de Ombak Putih ('witte wolk') bleek een in 1996 geheel volgens de oude traditie gebouwde Boeginese prauw te zijn, zoals er heden ten dagen nog tientallen rondvaren in de Archipel als vrachtschepen. In vrijwel alle havens zie je wel een paar van deze prauwen liggen. De enige verschillen zijn, dat de Ombak Putih niet alleen is uitgerust met het traditionele zeiltuigage, maar ook voorzien is van een dieselmotor. Het originele laadruim bevat 12 tweepersoons hutten alle voorzien van een eigen douchecel en W.C. en airconditioning (wat wel noodzakelijk is, want de hutten liggen pal onder het bovendek, waar de zon de gehele dag ongenadig op schijnt, dus bloedheet). Twee generatoren zorgen voor de benodigde electriciteit. Op het bovendek is voor de hoge stuurhut een lounge, tevens eetzaal gebouwd; het verhoogde achterdek is voorzien van comfortabele dekstoelen en tafeltjes en een stapel strandmatrassen is bestemd om lekker in de open lucht te luieren, maar dan wel in de schaduw onder een groot donkerblauw dekzeil over de gehele breedte van het schip gespannen. 13
De Ombak Putih beschikt over een 16-koppige bemanning: een ervaren kapitein en zijn stuurman, een voortreffelijke kok en koksmaat, die iedere dag weer uitgebreide -uiteraard Indonesischemaaltijden bereiden, een "hofmeester" (vroeger noemden wij deze functionaris een "djongos", maar dat is tegenwoordig politiek incorrect) en een cabin boy, die de hutten verzorgde en -heel belangrijk- de was deed. De overige bemanningsleden deden allerlei soorten dek- en onderhoudswerkzaamheden. Deze reis was niet -zoals gebruikelijk- volgeboekt, daar vanwege de bosbranden in die periode veel potentiële reizigers de reis hadden geannuleerd uit angst voor de rookontwikkeling. Wij hebben daar overigens niets van gemerkt. Het was tijdens de gehele reis prachtig helder en onbewolkt weer. Het gezelschap bestond uit: - de Nederlandse eigenaar van de Ombak Putih (Nils), zijn vrouw (Annabé), hun dochtertje van 1½ (Mirthe) en zijn schoonzusje (Inez). Zij maakten van deze omstandigheid (niet volgeboekte reis) gebruik om met vacantie te gaan op hun eigen schip. - onze reisleider Frans - Hans (een Australische Nederlander) - Jan - Jeroen - een jonge Australische kunstenaar, die al jaren op Bali woonde voortreffelijk Bahasa sprak, vrijwel uitsluitend op blote voeten liep en gekleed was in een soort sarong en die zich weinig van het gezelschap aantrok. Als wij bij een eiland aan wal gingen, ging hij in z'n eentje gewoon zijn eigen gang en knoopte direct relaties aan met de autochtonen van het eiland. - Paul (mijn zoon) - en ondergetekende De Ombak Putih voer in principe altijd 's nachts, zodat wij ieder ochtend weer werden verrast met het uitzicht op een van de eilanden, waar wij voor anker gingen. Daar om alle eilanden koraalriffen liggen, moest het schip op enige honderden meters voor de kust voor anker gaan. Het schip beschikte echter over een grote sloep met buitenboordmotor, die de passagiers aan land kon brengen. Weliswaar moesten wij de laatste meters door het water waden om aan strand te komen, maar daar waren wij op voorbereid (geen gewone schoenen aan, maar slippers o.i.d.). Bovendien gingen er altijd twee bemanningsleden mee om dames en bejaarden in of uit de sloep te helpen. Na het nuttigen van het ontbijt gingen wij aan land om excursies te maken over de verschillende eilanden. De middagen werden meestal doorgebracht op het strand met snorkelen (prachtige koraaltuinen en -vissen), zwemmen, waterskiën voor de liefhebbers, langs het strand lopen en schelpen zoeken. Iedereen die wenste kon op ieder moment weer teruggaan naar de Ombak Putih. Je hoefde alleen maar hard te schreeuwen en met je armen te zwaaien om aan een bemanningslid kenbaar te maken dat de motorsloep moest komen. Fantastische service!! Het is op deze kleine eilanden kennelijk nog "adat", dat je als vreemdeling niet zomaar aan land kunt gaan. Vroeg in de ochtend liet onze reisleider zich met de motorsloep aan land brengen en maakte hij zijn opwachting bij de Kepalah Desa van het naburige dorp. Na de nodige plichtplegingen verzocht hij het dorpshoofd om permissie om met een groep het eiland te bezoeken. Uiteraard werd dit verzoek altijd ingewilligd, maar aan de normen van wellevendheid was voldaan. Kennelijk beschouwen de eilandbewoners het hele eiland als hun erf en vinden zij het onbeleefd, dat een buitenstaander zonder toestemming zomaar op dit erf gaat rondkuieren. Wij konden een keuze maken tussen verschillende reizen van 8 tot 14 dagen door de Molukken en tot Menado in het noorden of de Kei- en Aru eilanden in het zuiden. Onze keuze viel op de 8-daagse Ambon-Ambonreis: Ambon-Saparoea-Ceram-Manawoke-WatubelaBanda-Lontar en een klein onbewoond eilandje, waar ik de naam van vergeten ben. Wij vertrokken in de loop van de middag van Ambon-haven in de richting van Saparoea. Die middag werd besteed aan een rondleiding onder en over het schip, dan de obligate sloepenrol, met elkaar kennismaken onder het genot van een drankje op het achterdek, rijsttafelen en op tijd naar bed. 14
Toen ik de volgende ochtend uit mijn kooi stapte en naar boven ging om in de pantry mijn kopi toebroek op te halen met een beschuit, en het dek opging werd ik inderdaad getroffen door het uitzicht. In die glasheldere ochtend lag het eiland enige honderden meters verder op de achtergrond. Dat prachtige spierwitte strand, die lichtgroene zee boven het koraalplateau en aan de andere kant van het schip het donkerblauwe zeewater, en dan die donkerbeboste heuvels van het eiland. Als je zoiets voor het eerst meemaakt komen er toch wel allerlei emoties los. Verscholen tussen de bomen achter het strand zie je wel hier en daar een huis, maar verder waren er op het strand geen mensen te zien. Uiteraard hadden de eilandbewoners de Ombak Putih al lang zien liggen. Pas toen wij enige tijd later met de motorsloep aan land gingen, stroomden de kinderen naar de landingsplaats toe; ook enkele volwassenen sloten zich bij de groep aan. Onze landing werd met de grootste stilte gadegeslagen. En niet al te dicht bij die vreemdelingen komen. Uit ervaring wisten wij, dat je alleen keihard hoefde te roepen "selamat siang; apa kabar" en op hetzelfde moment is het ijs gebroken: de kinderen komen op je toegestormd, de groteren pakken onmiddellijk je hand, aaien over je arm en stellen allerlei vragen, die je niet begrijpt, tenzij je bekend bent met het plaatselijke dialect of het Bahasa. De kleintjes blijven meestal verlegen op de achtergrond. Deze ervaring hebben wij op vrijwel alle eilanden gehad met uitzondering van Ambon en Banda; daar is men wel gewend aan toeristen en die eilanden zijn ook beter ontwikkeld. Ook dit is een sensatie, die nieuw voor je is. Je hebt het gevoel, dat de eerste blanken, die 400 jaar geleden voor het eerst deze eilanden aandeden op dezelfde manier werden ontvangen. Saparoea Op Saparoea vielen wij met de neus in de boter. Er was een groot feest, want op die dag zou de nieuwe radja worden ingehuldigd. De straten waren vrolijk versierd met de gedroogde bladeren van de klapperboom en andere palmen en kleurig papier en textiel. Veel vrouwen in traditionele kleding; de meeste mannen in witte- of spijkerbroek en wit shirt. Op weg naar het feestgebouw liepen wij langs een erf, waar een traditioneel muziekgroepje bezig was zich te oefenen, De spelers waren wel in traditionele kleding uitgedost; de instrumenten deels oorspronkelijk, deels modern. Even staan luisteren en toen doorgelopen naar het huis van de radja. Het gehele voor- en zijerf was overkoepeld door een tijdelijke constructie van bamboepalen en atapdak, zodat de gasten in ieder geval in de schaduw zaten. Van heinde en ver waren banken en stoelen aangerukt om de gasten een zitplaats te kunnen aanbieden. Het middenpad vanaf het voorportaal van het huis van de radja tot aan de straat was vrijgehouden. Het was er tjokvol, maar kennelijk was men van mening, dat aan een buitenlandse gast een zetel aangeboden diende te worden. Dus kreeg "bapak" een stoel aangeboden aan het middenpad, zodat hij het gebeuren van nabij kon meemaken. Langs het middenpad stonden twee zetels waarop een traditioneel geklede man en vrouw zaten. Daar het nogal lang duurde voordat de radja met zijn entourage uit de woning tevoorschijn kwamen, zat de vrouw zich kennelijk te vervelen. In ieder geval kauwde zij driftig op een stuk kauwgom en blies daarmee regelmatig belletjes. Geen gezicht!!! Op een podium hadden inmiddels twee muziekgezelschappen plaatsgenomen. Links een moderne band met de nodige geluidsapparatuur; rechts het traditionele muziekgroepje. Aanvankelijk speelden zij om de beurt een stukje, maar toen eindelijk de radja met zijn gezelschap uit het huis trad, wilden de twee muziekgezelschappen kennelijk niet voor elkaar onder doen en speelden zij tegelijkertijd. Een soort van ceremoniemeester probeerde tevergeefs om de orde te herstellen, maar men trok er zich niets van aan. Het geheel was chaotisch, maar ook bijzonder komisch. Naast de woning stonden een twaalftal jongens met speren, die kennelijk een soort erehaag moesten vormen. Omdat het allemaal zo lang duurde hadden zij op een gegeven moment hun speren tegen de muur geplaatst en waren gaan stoeien in de achtertuin. Toen de radja verscheen was de erehaag pleiten op een enkele jongen op een enkele jongen na; met veel geschreeuw werden de overige teruggeroepen maar -hoe kon het ook anders- ook de erehaag viel in het water.
15
Het leuke van het geheel was, dat niemand zich stoorde aan dergelijke chaotische taferelen. Ik had verwacht, dat de nieuwbakken radja zich in traditionele kledij zou hebben gestoken. Nee hoor, hij had een wit uniform aan sterk gelijkend op die van de vooroorlogse BB-ambtenaren. Naast hem liep de officiële gezaghebber van het eiland, de Bupati, ook in wit uniform.. De installatie van de radja vond verderop plaats in het grote "gemeenschapshuis". Als geheel was het een zeer kleurig tafereel, want de meeste vrouwen waren in mooie gekleurde sarongs en kabaja's gehuld. De plechtigheid bestond uit het afsteken van vele speeches in het Bahasa (misschien ook in de eigen taal van de Molukken), waar ik toch niets van verstond. Dus heb ik de rest van de ochtend besteed aan een rondgang in de omgeving van het dorp en een bezoek aan het fort Duurstede, dat ook fraai is gerestaureerd. Ceram Op het eiland Ceram een wandeltocht naar het binnenland, waar inderdaad nog sprake is van een redelijk ongerepte natuur. Zoals gewoonlijk werden wij weer begeleid door de dorpsjeugd, voor wie de komst van vreemdelingen kennelijk een belangrijke gebeurtenis is. Hoewel er op de eilanden scholen zijn - hoe eenvoudig ook - kreeg ik de indruk, dat daar nog geen leerplicht bestaat. Waarschijnlijk is het bezoeken van een school het voorrecht voor kinderen van de beter gesitueerden. Want een net schooluniform is voor alle schoolkinderen verplicht; rood rokje of korte broek, wit bloesje of shirt en schoenen. Voor het armere deel van de eilandbewoners zijn de kosten kennelijk niet op te brengen. Ook op Ceram prachtige, schone witte stranden en koraaltuinen in zee. Dus 's middags, zwemmen, snorkelen en luieren op het strand. De temperatuur van het water in deze contreien is ideaal; je kunt er uren achter elkaar in blijven zonder rillerig te worden; en schoon, glashelder. 's Avonds werd een barbecue met groot kampvuur op het strand georganiseerd. Dit vond wel plaats op een klein onbewoond eilandje in de buurt om te vermijden dat een heel dorp zou uitlopen om ons te komen bezichtigen. Na dit festijn kregen wij wel de opdracht om alles goed op te ruimen, geen rotzooi op het strand te laten liggen. Alleen de lege bier- en frisdrankblikjes mochten wij netjes opstapelen aan de rand van het bos. Want die werden altijd de volgende dag opgehaald door kinderen van Ceram met hun vlerkprauwen. Kennelijk zijn die blikjes nog voor iets bruikbaar (recycling ?). Overigens werden wij op alle eilanden met uitzondering van Ambon en Banda-Neira altijd begeleid door kleinere en grotere kinderen. En steevast stond bij de landing van onze motorsloep een delegatie klaar op het strand om ons zwijgend te verwelkomen. Die kinderen waren absoluut niet opdringerig, hielden afstand en beperkten zich tot "observeren". Pas wanneer je zelf contact zocht, een praatje probeerde te maken in primitief "pasar-maleis", pakten de groteren je handen vast of aaiden je over je armen. De kleintjes waren in het algemeen veel "schuwer" en trokken zich onmiddellijk terug zodra je ze te dicht benaderde. Bedelen was er niet bij, maar zij waren wel bereid om schelpen te verkopen, die ze vaak bij zich hadden. Alleen de brutalere probeerden een handeltje op te zetten. Soms waren er volwassenen, die oude VOC munten te koop aanboden. Manawoke Het eiland waar nog "zwarte magie" wordt bedreven. Uiteraard werd door onze reisleider een voorstelling georganiseerd in en rondom het dorpshuis. De zwarte magiër liet zien, dat hij in staat was om een glazen beker met zijn tanden af te breken en het glas met zijn tanden onder luid gekraak tot kleine stukjes te vermalen, zonder zichzelf te verwonden. Wij mochten van dichtbij in zijn mond kijken en moesten constateren, dat het glas totaal verpulverd was, dat hij in zijn mond geen beschermende materialen had aangebracht en dat er geen druppeltje bloed was te bekennen.. Daarna spuugde hij de verkruimelde stukjes glas op de grond. Vervolgens haalde hij een naald en draad door zijn lippen, vandaar naar zijn oorlellen en vervolgens nodigde hij de gasten uit om een verbinding tussen hem en de gast tot stand te brengen. Onze Australiër meldde zich onmiddellijk en de magiër haalde naald en draad ook door diens oor. De hoeveelheid draad was voldoende om alle gasten aan elkaar te naaien, maar de animo was nihil. Ook hier geen pijn en geen bloed. 16
En zo had hij nog een paar kunstjes. Wij mochten alles van dichtbij bekijken en controleren. Ik moet zeggen: het was frappant. Ik kon geen bedrog ontdekken, maar achteraf vraag ik mij af of er toch geen sprake was van een soort zinsbegoocheling. Enfin, toch interessant om dit te hebben meegemaakt. INGEZONDEN MEDEDELING Onlangs bezocht dhr. D.P Tick uit Vlaardingen (v. Bleiswijkstr. 52c; tel. 010 - 460 3516) Indonesië. Van hem ontvingen wij volgend verhaal over een Vedoaan. Leo Nisnoni, een HBS-er die later een Indonesische koning werd Vanwege onderzoekswerk naar Indische Vorstenhuizen was ik in juni/juli jl. op Timor en nabijgelegen Rote. Mijn tolk/begeleider was Z.D.H. radja Leopold Nicolaas Isu Nisnoni van Kupang (West Timor). Hij spreekt nog 99,5 % Nederlands. Deze Leo Nisnoni was na 1956 enige jaren op uw Bandoengse H.B.S.; daarna vertrok hij naar Kupang, alwaar zijn vader koning was en de stichter van de eerste door een Indonesiër opgezette fabriek. Later werd Prins Leo Nisnoni directeur van de Stadsdrukkerij van Kupang. Hij deed goede zaken en kon daarom op de plaats van een in WO-II gebombardeerd paleis in de jaren '60 zijn eigen paleis bouwen. Nadat zijn vader Radja Alfons Nisnoni in 1992 overleed, werd hij de 14e vorst van Sonbait Kecil en de 4e koning (nominaal) van µt verenigde Koninkrijk Kupang. (Dynastie Nisnoni zijtak een van de drie keizersgeslachten van Timor, weer afstammend van de opperkeizer Timor.) Sinds 1999 bestaat er weer een Timor vorstenraad, waar hij een belangrijke rol in speelt. Zijn grootste wens: nog eens zijn oude HBS-schoolgenoten ontmoeten en nog eens Holland zien, alwaar hij van µ48 tot µ56 verbleef. Wij proberen deze behulpzame vorst naar Nederland te krijgen: op onze kosten, want door de later heersende omstandigheden in Indonesië is Leo's situatie dusdanig, dat hij geen vliegticket naar Nederland kan bekostigen. Bijdragen zijn welkom. Wellicht kan hij bij de grote reunie in April aanwezig zijn. Huidig adres: Radja Leopold N.I. Nisnoni c/o Istana Radja Kupang Djl Badak 26; 85116 Kupang N.T.T. Indonesië Tel. 0062-380-828579/831958
17
DAGBOEK VAN EEN JAPANSE SOLDAAT (1) Op de Alg. Ledenvergadering van 29 april 2000 vertelde dhr. Dick Loemban Tobing dat hij in maart 1942 kort na de capitulatie een dagboek van een Japanse soldaat vond. Dit dagboek heeft hij later overgedragen aan het Ned. Inst. voor Oorlogsdocumentatie, dat er een vertaling van heeft gemaakt. Hij vroeg of de leden geïnteresseerd waren in de publicatie van deze vertaling in G&KD, in welk geval hij het NIOD hiervoor toestemming zou vragen. Dit bleek het geval te zijn. Hieronder het eerste deel . Wij wijzen onze lezers er nadrukkelijk op dat op dit dagboek en de vertaling copyright rust en dat absoluut niets mag worden gecopieerd of overgenomen zonder toestemming van het NIOD. SHOWA 16, 12E MAAND, 1E DAG 1 - l2, Maandag helder weer. - 's Morgens om vijf uur opgestaan. De dag, waarop gewacht is, is tens1otte na dit voortdurende wachten genaderd. Om half acht marcheerde onze compagnie, die voor de barak aangetreden stond, opgewekt, onder de militaire vlag achter de militaire ambtenaren van W akamatsu af. Wij gingen met de afdelingscommandant aan het hoofd met hoogopklinkende militaire laarzen naar het station Wakamatsu. Om 3.20 uur stapten wij in de trein. Onderweg heeft de dorpsbevo1king, die wist, dat onze compagnie naar het front ging, ons met vlaggen in de hand uitgeleide gedaan. Tenslotte ging de trein voorwaarts en bereikte Koriyama. Toen wij bij het dichtbij mijn geboortedorp gelegen station Izurniyori aankwamen, kwamen mijn ouders en fami1ieleden die lekkere koekjes en vruchten hadden meegenomen, mij opzoeken. Ik was door dit onverwachte bezoek uiteraard blij. Mijn geëerbiedigde moeder liet de tranen vloeien. Mijn jongere broer Hayashiga met zijn kleine postuur, die mij uitgeleide deed, zette een verdrietig gezicht. Zonder dat er veel gesproken werd, waren de veertig minuten om. De trein reed naar Kudano. Bij het station kwam mijn jongere zuster Hanako Hayashiya mij opzoeken. Terwijl zij mij als oudere broer de eerbewijzen gaf, begrepen wij de verhouding van broer en zuster en ik zag grote tranen vloeien. Ik keek naar haar, zolang haar gestalte te zien was. Na een tijdje bereikten wij het station Shirakawa. Mijnheer Han van Kuranosuke achter ons kwam mij opzoeken. Op het station Kunisaka kwam mijn vrouw met de anderen. Misschien was dit een afscheid voor altijd, maar ik kwam niet naar buiten. 2 - 12, Dinsdag. Helder weer. - Een tijd later werd het langzamerhand licht. Terwijl ik met mijn oorlogsmakkers praatte, ben ik te Shinagawa even in slaap geva1len. Toen ik wakker werd, waren we in Toyohashi. Op de klok kijkend was het kwart over zes. Voor het station aangetreden, deden wij eerbewijzen voor de militaire vlag. Wij werden met auto's naar de barakken van de Shashi-magazijnen vervoerd. De mensen die eerder vertrokken waren, dienden buiten als gids voor onze behuizing. De uitrusting werd netjes neerge1egd en 's middags binnen en buiten de barak geveegd. Met ons allen in vereniging hebben wij de barak keurig netjes schoon gemaakt. Om vijf uur even rust en het klaarmaken van de maa1tijd geregeld. Vanavond s1aperig door de inspanning van gisterennacht. 3 - 12, Woensdag. He1der weer. - Van vandaag af is de reveille om half zeven. Na het appèl gingen wij onder commando van de groepscommandant naar het oefenterrein. Achter elkaar 1ooppas gedaan. Het Sashi oefenterrein is van het oefenterrein van de barakken van de Oshima-magazijnen ongeveer drie kilometer verwijderd. Teruggaand militaire liederen gezongen. Na terugkeer hebben wij in de ochtend de was gedaan. 's Middag weer corvee gedaan. We hebben het plein voor de keuken schoongeveegd, de goot van de wasplaatsen uitgediept, enz Vandaag is één dag voorbij. Vanavond onder mijneer de groepscommandant militaire 1iederen gezongen. Om 7.40 uur teruggegaan. 4 - 12, Donderdag. He1der weer. - 's Morgens om ha1f zeven reveil1e. Voor de barak werd het appè1 afgenomen. Daarna naar het oefenterrein gegaan, alwaar de plechtigheid van de voor1ezing van het Keizerlijk Edict werd gehouden onder leiding van mijnheer de afdelingscommandant. Het is nu een tijdsstip, dat de zon rood za1 schijnen over de wijde wereld. Nadat de p1echtigheid van het voor1ezen was beëindigd, deden alle secties gezamenn1ijk 1ichaamsoefeningen. Ik werd a1s voorwerker 18
aangewezen, maar daar ik de gymnastiekcommando's niet goed kon uitvoeren, wees mijnheer de groepscommandant iemand van Akuzu aan. Ik was in de put. In de morgenuren het kantoor aangeveegd. 's Middags de binnenomtrek van de barak schoongeveegd. Om 16.00 uur theorie van mijnheer de tweede luitenant Tsukahara. Vanavond naar het dagverb1ijf gegaan en mijn buik volgegeten. A ha«. 5 - 12, Vrijdag. He1der weer. - Om half zeven opgestaan. De barakken in de Shashi-magazijnen van Toyohashi verschi1len volkomen van mijn geboortedorp Samatsu. Het temperatuurverschi1 is het grootst in December, ik voel de kou he1emaaa1 niet. Tot 9.00 uur schoonmaken van de uitrusting, daarna binneninspectie van de compagnie. 's Middags was er binneninspectie van het bata1jon. Om 13.00 uur aangetreden. De door mijnheer de bataljonscommandant te inspecteren verschillende en kleine mede te nemen artikelen, was een vraagstuk van wenken. Om 15.00 uur waren alle afdelingscommandanten1 op het plein aan de kant van de Oostpoort aan het wenken geven. Daarna werden door mijnheer de bataljonscommandant wenken over details ten aanzien van de binnendienst gegeven. 6 - 12, Zaterdag. Bewolkt. - Om half zeven opgestaan. Met het oog op de binneninspectie door de commandant van de gehele afdeling, hebben bij alle compagnieën de mensen zich na het appèl ingespannen om de groep schoon te vegen. Om 10.00 uur aangetreden voor de barak. Naar Kawarahara gegaan en zand binnengebracht Dit op het terrein uitgespreid. 's Middags inspectie van de commandant van de gehele afdeling. Om 15.00 uur de was gedaan. Begonnen met het klaarmaken van eten. Vanavond heb ik de bewakingsregels van de wacht opgeschreven. Ik ben naar het dagverblijf gegaan en heb voor y 1.50 vruchten gekocht. Hiervan aan de oorlogsmakkers gegeven. 7 - 12, Zondag. Helder weer. - Om half zes uit bed. Ik ben een uur vóór de oorlogsmakkers opgestaan; naar het oefenterrein gegaan en ademhalingsoefeningen gedaan. Tot half zeven de transpiratie laten stromen. 0m negen uur lichamelijk onderzoek. Om 9.40 uur voor de barak aangetreden en naar Kawahara gegaan. De was gedaan. Bij terugkeer 's middags onder leiding uitgegaan. De stad Toyohashi bekeken. Voor het gemeentehuis van Toyohashi gerust. Om half drie gingen wij via het station terug naar de Shashi magazijn barakken. Daarna mijn bed ongemaakt, rijst gegeten en de was gedaan. Na het eten voor 50 sen koffie gedronken. 8 - 12, Maandag Helder weer. Koude nevel. - Om half zeven reveille. Na het appèl met de gehele commandogroep oefeningen in het doorgeven van commando's. Om negen uur teruggekeerd. In de ochtend de barak schoongeveegd. Om elf uur met mijnheer de korporaal Isaki naar het oefenterrein en oefeningen in het doorgeven van commando's. 's Middags om 13.00 uur hield Zijne Excellentie de Brigadecommandant binneninspectie. Vandaag is er nieuws. Oorlogsverklaring tussen Japan en Amerika. Onze weermacht heeft Hawai bezet, is Thailand binnengedrongen en in een gedeelte van Nederlands-Indië hebben onze broeders van de landmacht een landing uitgevoerd.2 Onze taak wordt steeds belangrijker. Vanavond was er luchtbescherming in een werkelijke oorlog. Voor het keizerrijk is zo langzamerhand het tijdstip van militaire ontplooiing aangebroken. 9 - 12, Dinsdag. Regen. - Om half zeven opgestaan. De regen valt. Naar het officiersverblijf gegaan en de bedden opgemaakt. In de ochtend de kleding en uitrusting schoongemaakt. In de middag hebben wij het nieuws van de Japans-Amerikaanse oorlog in detail gehoord van mijnheer de afdelingscommandant. Om drie uur de particuliere goederen in orde gebracht. De was gedaan. Om vijf uur mijn bed opgemaakt en rijst gegeten. Vanavond werd in de eerste sectie een voorstelling gegeven. Onder de velen zijn er een groot aantal mensen die goed kunnen zingen.
1
compagniescommandanten
2
dit gerucht was onjuist
19
10 -12, Woensdag. Helder weer. - Appèl in de groep. Om half negen gewapend aangetreden. De seinvlaggen meegenomen. Naar het dorp Roshin gegaan en geoefend met de seinvlaggen. Het dorp Roshin ligt aan de zeekust en is werkelijk een prachtig gelegen plaats. Vandaag zijn de golven wild. Dit is het werk van die grote, grote golven van de Stille Oceaan. Onderweg twee maal gerust. We zijn om elf uur met de electrische tram van het Roshin station naar het Shashi station teruggekeerd. 's Middags waren wij bij de afdeling luchtdoelgeschut van de 2de bewakingsgroep. Om acht uur aan het werk in verband met alarm. Nadat om negen uur de alarmtoestand geëindigd was, naar bed gegaan.
20
ALGEMENE GEGEVENS Bestuur en Redactie Tineke Holleman-Bangert, voorziter Gentiaanstraat 11, 1402 CP Bussum Telefoon: 035 693 0650 E-mail:
[email protected]
Walter Burger, feestcommissaris Meloenstraat 140, 2564 TL Den Haag Telefoon: 070 323 5651 E-mail:
[email protected]
Noesje Kiliaan, secretaris Fahrenheitstraat 68, 7316 KZ Apeldoorn Telefoon: 055 521 8299
Thelma Jellema-van Dort, lid Klaverweide 210, 2272 BZ Voorburg Telefoon: 070 355 7597 E-mail:
[email protected]
Eric Holleman, penningmeester Gentiaanstraat 11, 1402 CP Bussum Telefoon: 035 693 0650
Rob Westbroek, redacteur G&KD Dordogne 12; 3831 EK Leusden Telefoon: 033 494 1419 E-mail:
[email protected] Redactieadres: Zie Tineke Holleman
Lidmaatschap: Het lidmaatschap staat open voor oud-curatoren, oud-docenten en oud-scholieren van het Christelijk Lyceum te Bandoeng, alsmede voor hun partners, ex-partners en weduwen / weduwnaars. Contributieƒ 15,00 per jaar inclusief toezending van dit blad. U wordt vriendelijk doch dringend verzocht de contributie binnen een maand te voldoen. Het bestuur geeft er de voorkeur aan dat u dit doet d.m.v. de acceptgiro die u aan het begin van het jaar wordt toegezonden, aangezien hierop uw naam, lidnummer en eventueel achterstallige contributie vermeld zijn. Indien u de contributie op andere wijze voldoet, wordt u verzocht daarbij uw naam en lidnummer te vermelden.
Bankrelatie: Postgirorekeningnummer 53.78.57
t.n.v. Penningmeester Vereniging VEDO, Bussum
21