ALUMNI N
I
E
U
W
S
B
R
FACULTEIT TEW VAN UFSIA JAARGANG 10, NR 39, JANUARI 2003
TRIMESTRIEEL TIJDSCHRIFT - AFGIFTEKANTOOR ANTWERPEN X
I
E
F
Jaargang 10, nummer 39, januari 2003
Alumni Nieuwsbrief is een uitgave van UFSIA vzw
Inhoud 01 Nieuwe ploeg bestuurt TEW Les extrèmes se touchent: eenheid in verscheidenheid
03 Van de ene (jaar)rekening naar de andere Alumnus Filip Lozie voelt zich prima tussen mensen en cijfers
05 sp … ‘dot a’ … of een reclamespecialist in een socialistische partij Gesprek met alumnus-voorzitter Patrick Janssens
08 Nooit meer oorlog in Kosovo? 11 Deeltijds werken, deeltijds fluiten Alumnus Luc Huyghe, bedrijfsleider en …voetbalarbiter
13 Guido Verswijvel (1983) Succesvol bedrijfsleider, begeleider en professor Adres UFSIA Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen fax: (03) 220.47.99
Verantwoordelijke uitgever Karel Soudan UFSIA Prinsstraat 13 2000 Antwerpen www.ksoudan.com
[email protected]
Kernredactie P. Cordy, B. De Bruyn, A. Deckers, P-J. Engelen, E. Faucompret, V. Guillaume, N. Pauwels, H. Poriau, P. Sambre, S. Smaers, K. Soudan, P. Van de Wiele, M. Van Hauwermeiren, L. Van Lierde, M. van Loon, K. Vanstalle
Grafische vormgeving en productie ESCO, a De Schutter company
Werkten eveneens mee aan dit nummer K. Dickele
Oplage 13.000 ex.
15 Alumni Ward en Jean-Paul Van Canneyt Twee complementaire broers: betonsterk
VAN DE REDACTIE De avond is gevallen over de UFSIA. De sfeerverlichting laat je weg mijmeren bij wat voorbij is en wat goed was, terwijl de binnentuin zich in een serene sfeer voorbereidt op een nieuwe dag. In 2002 vierden we 150 jaar hoger economisch onderwijs in Antwerpen onder de hoede van de jezuïeten. 2003 zal geboekstaafd worden als het jaar van op zijn minst merkwaardige veranderingen. De UFSIA zal als instelling ophouden te bestaan om samen met de andere twee universitaire instellingen de UA te vormen en zich te associëren met een aantal Antwerpse hogescholen. In de zomer en nazomer studeert de laatste generatie studenten TEW-UFSIA af aan de u bekende alma mater. Het jaar nadien zijn de handelsingenieurs de allerlaatsten. Vanaf 2004 zullen nieuwe generaties afgestudeerden zich – voorlopig nog als licentiaat TEW of handelsingenieur - bij de alumni van beide voorheen wedijverende Antwerpse instellingen voegen. Europa en de politiek hebben beslist dat in de toekomst de samenwerking én dus ook de competitie op de Europese onderwijsschaal gevoerd zullen worden. Studenten zullen daarin over heel Europa afstuderen als bachelor en vervolgens hun studie eventueel voortzetten in een master-opleiding. Wat dit alles zal betekenen voor uw Alumni Nieuwsbrief, zal de toekomst uitwijzen. Alumnus Erik Faucompret, de ‘Fau’ voor de vele vrienden, was de oprichter en is nog altijd de bezieler van uw tijdschrift. Nu is hij decaan en hij zal ongetwijfeld, samen met de vice-decaan, uw faculteit deze aanstormende nieuwe era inloodsen zonder uw tradities noch uw roots te vergeten. We schenken in dit – bij toeval zeer West-Vlaams getinte – nummer opnieuw veel aandacht aan het leven van onze alumni zoals het is: gevuld en vaak verrassend, maar altijd goed om even terug te blikken en vooruit te kijken. We gingen met hen mee naar Kosovo, we keken als volleerde reclamejongens over hun schouder naar maatschappij en politiek, we stonden samen met hen tussen hun cijfers en hun mensen, we groeiden mee met hun bedrijven, we stonden tot onze knieën in hun waterplassen en beton en we kwamen zelfs van hun daken af om mee te fluiten op het voetbalveld. Karel Soudan
Nieuwe ploeg bestuurt TEW Les extrèmes se touchent: eenheid in verscheidenheid Nee, de titel refereert niet aan de banden met respectievelijk de UFSIA en het RUCA van de kersverse tandem die nu de faculteit TEW bestuurt. U verwacht immers van een journalist het andere soort werk. Het kijken door een andere bril. Ik heb het voor u nog eens geprobeerd.
Decaan Erik Faucompret (°1950) is een degelijk afgewerkt product van het u welbekende huis van vertrouwen. Hij studeerde er TEW, werd assistent en kreeg de gelegenheid om via het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek op vier jaar tijd te doctoreren. Het was een eenzame tijd, waarin Erik zich isoleerde om de deadline met succes te halen. Het typeert hem: woekeren met talenten en bescheiden middelen. Een eigenschap die hem vandaag beter dan ooit van pas zal komen … Die eenzaamheid van toen heeft hij nu reeds duizendmaal gecompenseerd: je kunt immers geen alumnus of alumna ontmoeten, of hij/zij is bevriend met ‘de Fau’. Dat hij, als fervent liefhebber van vrouwelijk schoon, tot op heden vrijgezel bleef, heeft veel te maken met zijn status als liefhebbende zoon van zijn beide ouders, onder wier dak hij thuis is. Never say never … Vice-decaan Frank Bostyn (°1959) is getrouwd en vader van Ophelia (5) en Alexander (3). Hij studeerde af als licentiaat Economie aan de RUG, doctoreerde in Gent en studeerde er ook nog wijsbegeerte. Aan de prestigieuze Wharton School behaalde hij een MBA. Frank ging niet meteen aan de slag in een universiteit. Hij verdiende eerst zijn sporen in de consultancysector en was ook beleidsadviseur inzake transities voor Centraal- en Oost-Europa. Hij deed er een massa ervaringen op, die hem in zijn nieuwe functie van pas zullen komen. Pas in ’97 komt hij op het RUCA terecht. Een uitdaging op maat voor een noeste, koppige West-Vlaming, die nu als vice-decaan de corporate identity van de nieuwe faculteit TEW zal helpen realiseren. Hij is het meer flamboyante type, de nonconformist: open hemdskraag, de das in de kast voor begrafenissen, makkelijke loopschoenen. En al zou je dat niet verwachten, een gedegen lobbyist, die geen diner of receptie schuwt.
Een contrast met de decaan, die nog even kijkt ‘zit mijn jasje goed, zit mijn dasje goed’, een rasechte Antwerpenaar, typisch jezuïetenproduct. Een eerder nippende Bourgondiër, die tafelen in beperkte kring verkiest boven de officiële dis. Faucompret is een bruggenbouwer, verzoener, diplomaat, met een spreekwoordelijk rechtvaardigheidsgevoel. Niet voor niks interesseert hij zich meer voor internationale betrekkingen en internationaal recht dan voor zuivere economie. Erik en Frank staan samen op de pedalen van de tandem, in de sprint naar de aankomst: de oprichting van de Universiteit Antwerpen op 1 oktober 2003. De faculteit TEW heeft een voortrekkersrol gespeeld in die fusieoperatie. “Kort na mijn aanstelling aan het RUCA belandde ik in de integratiecommissie”, zegt vice-decaan Bostyn. “Beide TEW-faculteiten genoten een stevige reputatie in de buitenwereld. Voor mij was de conclusie uit het rapport van de toenmalige visitatiecommissie van de Vlaamse Gemeenschap heel duidelijk: TEW-RUCA en TEWUFSIA staan beide onbetwistbaar aan de top in Vlaanderen. Die reputatie moet bewaard blijven, ook na de eenmaking. Hoofddoel is de beste TEW-opleiding van het land in Antwerpen te houden. De integratie moet darom snel gaan: het negativisme mag geen wortel schieten. Er mag geen tijd verspeeld worden met intern gehakketak. Het zogenaamde culturele onderscheid tussen UFSIA en RUCA is na twee jaar fusie grotendeels verdwenen. Binnen de Universiteit Antwerpen moet de faculteit TEW als een stevig blok optreden.” Die faculteit is als een kind van een vader en een moeder, met een eigen leven: de krulletjes van haar, de blauwe ogen van hem.
Kwaliteit Het échte samenwonen van het TEW-stel is een praktisch probleem. Op dit ogenblik is geen behuizing onder 1
hetzelfde dak mogelijk. Vijf vakgroepen zijn gehuisvest in de Prinsstraat, vier andere zijn verhuisd naar het Peter Benoitgebouw, één gaat naar de Lange Winkelstraat. Decaan: “We hebben gekozen voor integratie binnen de vakgroepen tussen UFSIA- en RUCA-personeelsleden. Nu moeten we opletten dat er geen vervreemding optreedt tussen de vakgroepen onderling”. En er zijn ook financiële problemen. “De afspraak was dat we, door synergie van beide faculteiten, méér zouden doen met hetzelfde aantal mensen en middelen. Kansen creëren voor nieuwe initiatieven. Maar ik merk daar niet veel van: de UFSIA heeft als enige van de drie integratiepartners drastische bezuinigingen opgelegd. TEW mag als gefuseerde faculteit niet het kind van de rekening worden. Onze faculteit is voor de UA de spreekwoordelijke kip met de gouden eieren. Gaat men die slachten om met dat geld scharrelkippen te kopen die veel eten en geen eieren leggen?” Goede communicatie met de buitenwereld, decentralisatie en transparantie: ziedaar drie andere beleidsprioriteiten van de nieuwe ploeg. Ook moet er nog meer aandacht zijn voor internationalisering. Decaan: “We moeten alert blijven en onze internationale reputatie nog verstevigen. Daarom hebben wij samen met het ITMMA en de UAMS een aanvraag voor accreditatie ingediend voor toetreding tot AACSB International (Association to Advance Collegiate Schools of Business), een mondiaal netwerk van ’s werelds topinstellingen van hoger onderwijs.”
Decaan: “De universiteit moet ook haar roeping van vorser trouw blijven. Ik citeer in dat verband graag uit een artikel van onze veel te vroeg overleden collega Jef Van Gerwen s.J.: ‘de universiteit ontleent haar betekenis in de eerste plaats daaraan dat ze een vrijplaats is voor onafhankelijk en kritisch onderzoek naar alle domeinen van de werkelijkheid. Haar onderwijstaak is uiteindelijk een afgeleide van die onderzoekstaak. Haar zending is belangeloos te zoeken naar de waarheid en die mee te delen.’” Dat indachtig willen decaan en vice-decaan ruimte en middelen creëren om de juiste mensen aan te sporen tot onderzoek. Ze moeten gedijen in het klimaat van de universiteit, zodat ze niet telkens met de ochtendzon verdwijnen, maar integendeel extern gefinancierde nationale en Europese projecten kunnen aantrekken. Zij zijn dan ook weer gedroomde promotoren voor andere vorsers en doctoratsstudenten. Faucompret en Bostyn zien hun verkiezing tot decaan en vice-decaan als een eervolle bevestiging van hun liefde voor de faculteit TEW en als een erkenning van hun inzet door de collega’s. Zij willen nauwgezet de polsslag van de faculteit voelen om snel en accuraat te kunnen optreden wanneer dat nodig is. Faucompret gaat daar ver in: in de voormiddag ruilt hij zijn decaankantoor voor een werkkamer in het Peter Benoitgebouw, waar zijn vakgroep huist. In dat gebouw werkt overigens ook de vice-decaan.
U gaat er allebei prat op een product te zijn van de democratisering van het hoger onderwijs. Gaan jullie extra inspanningen leveren om die trend uit te breiden? Decaan: “Vlaanderen behoort tot de rijkste regio’s van de wereld, waar rijk rijker wordt en arm armer. Frank en ik willen iets doen aan de ondervertegenwoordiging van kansarmen en allochtonen in het universitaire landschap. Vanuit haar universele wetenschappelijke roeping heeft de universiteit per definitie internationale en multiculturele uitstraling. Dat staat ook in de opdrachtverklaring van de Universiteit Antwerpen. Uiteraard mag niet getornd worden aan de kwaliteit van de opleiding. Haar topniveau is de beste garantie voor het behoud van onze positie binnen ’s werelds rijkste regio’s.”
Onderwijs en onderzoek “Hoe staan jullie t.o.v. de nieuwe onderwijsstructuur met bachelor- en masteropleidingen?” Vice-decaan: “Bologna is een gelegenheid voor een kwaliteits-upgrading van ons curriculum. De uitdaging is om onze bachelors een degelijke algemeen-vormende, wetenschappelijke en tegelijk vaktechnische bagage mee te geven, waarmee ze vlot aansluiting kunnen krijgen bij kwalitatief hoogstaande masteropleidingen in het buitenland. En vice versa: we moeten talentvolle bachelors uit de rest van Europa aantrekken door kwalitatief hoogstaande masteropleidingen aan te bieden. Dat impliceert rationalisatie en optimalisering van het curriculum.” 2
De faculteit wordt nu gedurende twee jaar toevertrouwd aan dit zo verschillende duo, maar dan enkel voor de oppervlakkige kijker. De aandachtige lezer heeft begrepen dat beiden op de bres staan om wat reeds goed is, van beter naar best te leiden. Dat ze mogen slagen, moet ieders wens zijn. Een sterke UA-TEW neemt zowel alle UFSIAals alle RUCA-TEW’ers, meteen mee in het kielzog naar hogere noteringen. Als dat in tijden van neergaande trends nog geen goed nieuws mag heten?
Myriam van Loon
Van de ene (jaar)rekening naar de andere Alumnus Filip Lozie voelt zich prima tussen mensen en cijfers In december 1990, ruim zes maanden vóór hij licentiaat TEW, oriëntatie accountancy werd, had Filip Lozie een contract op zak na een wervingscampagne op de UFSIA-campus door het toenmalige accountantskantoor Coopers & Lybrand. Een erg vlotte start van een al even vlotte en veelbelovende lopbaan. Dat kon ik toch afleiden uit mijn babbel met hem over verleden, heden en toekomst in het mooie kantoorgebouw van zijn werkgever, die intussen PricewaterhouseCoopers heet. Een fervent ‘pintenpakker’ was Filip Lozie niet tijdens zijn UFSIA-jaren, maar als jobstudent werkte hij in zijn heimat Poperinge wel eens in de hop, belangrijk ingrediënt van een alombekend studentennat. Vandaag woont hij in Kontich, een stuk dichter bij zijn werkplek Antwerpen. Tijdens zijn Grieks-Latijnse humaniora kreeg hij bijna geen wiskunde voorgeschoteld en de stap naar de economie leek hem dan ook niet zo evident. “Maar ik had geen écht uitgesproken interesse voor een bepaalde studierichting en zag in economie de mogelijkheid om me breed op te stellen”, verklaart hij. “Ik verkoos UFSIA boven de K.U. Leuven, omdat men in de Prinsstraat toch wat meer de nadruk legt op talen dan op wiskunde en dat leek mij niet onbelangrijk.” Tweemaal de spijker op de kop. Die schrandere analyse zal allicht verklaren waarom Filips studiejaren meer dan rimpelloos verliepen: in de eerste en tweede kan behaalde hij grote onderscheiding, in de licentiejaren onderscheiding.
Planmatig hogerop Toen Coopers & Lybrand in 1998 fuseerde met PriceWaterhouse, was Filip gepromoveerd tot manager. In de consultancybranche vonden er de jongste jaren nogal wat verschuivingen en overnames plaats. Anno 2002 behoort zijn huidige werkgever samen met KPMG, Deloitte & Touch, Ernst & Young tot de zogenaamde big four. Al bij al een vrij select wereldje, die consultancy, zo hoor je wel eens, waar je alleen aan de bak zou komen als je met vlag en
wimpel afstudeerde. Filip stuurt bij. “Toen ik solliciteerde gooide de manier waarop je jezelf presenteerde veel meer gewicht in de schaal dan je studieresultaat. Terecht, vind ik. Ik heb hier erg veel respect gekregen voor mensen die het tijdens hun studiejaren moeilijker hadden dan ikzelf. Je moet hier immers niet alleen sterk zijn in accountancy, maar ook commercieel vaardig.” In september ’91 startte zijn consultancy- en auditingcarrière met een stage in Portugal. “In de richting accountancy hadden we van auditing natuurlijk een goed beeld gekregen, maar sommige nieuwkomers kwamen uit andere richtingen. Om iedereen aan dezelfde meet te laten vertrekken, kregen we eerst twee weken cursus. Het eindproduct van een audit is de opinie van een bedrijfsrevisor, met de functie van commissaris: geeft de jaarrekening een goed beeld van de financiële situatie en het vennootschapsresultaat over de betrokken periode? Eigenlijk slechts twee velletjes papier, maar daar gaat heel wat aan vooraf”, verzekert Filip. “Eerst moet je nagaan of het administratief systeem van het bedrijf goed in mekaar zit en hoe het management het bedrijf onder controle heeft. Voorzover je daarop kunt steunen, zijn getailleerde testen van de cijfers meer of minder noodzakelijk.” Bij PwC start je ook in een team. “Als minst ervarene in zo’n team draai je gewoon mee”, vertelt Filip. “Je leert accounting en auditing in de praktijk en met de bijbehorende regels, de technische aspecten. Na twee jaar ben je klaar om wat moeilijker taken uit te voeren en leiding te geven aan een nieuwkomer. Na drie jaar word je verant-
woordelijk voor het veldwerk ter plaatse met de leiding over twee of drie mensen; na vijf jaar word je manager. De eerste vijf jaar krijg je sowieso vrij veel technische training. Vanaf het managementniveau gaat de aandacht in cursussen meer naar het verwerven van soft skill: hoe je een geslaagde vergadering moet organiseren, een product of een dienst verkopen, hoe te onderhandelen. Volgens het klassieke loopbaanpad ben je hier eerst twee jaar auditor, daarna drie jaar senior auditor, vervolgens manager, dan word je senior manager en daarna director.”
nootschappen na de overname of fusie. Wij proberen een volledig dienstenpakket aan te bieden om de klant zo goed mogelijk doorheen dat hele proces te helpen. Zulke adviesvraag kan uitgaan van een kandidaat-verkoper of van een kandidaat-koper. De eerstgenoemde wil zich vorbereiden op een mogelijke financiële doorlichting van zijn bedrijf, een kandidaat-koper wil een realistische vragprijs kennen en de wenselijkheid zelf van een koopoperatie inschatten.”
Onafhankelijk duurt het langst In 1996 werd Filip benoemd tot manager in de auditafdeling en in september ’98 behaalde hij, na de voorgeschreven stageperiode én een examen, de titel van erkend bedrijfsrevisor. Als audit manager bestond zijn klantenportefeuille uit zowel nationale als internationale ondernemingen. Inmiddels staat er ‘director in de afdeling Transaction Services’ op zijn kaartje. Hij schetst het verschil tussen de taak van een senior en die van een manager-director. “Tot je manager bent, ben je maar met één klant tegelijk bezig. De ene week zit je bij die vennootschap, de volgende bij een andere. Als manager heb je tegelijkertijd verschillende opdrachten lopen. Dan moet je het werk organiseren voor verschillende teams die voor jou bezig zijn. Het coachen van medewerkers en het rapporteren naar de klant en naar de partner boven jou worden dan belangrijker, het puur technische wordt een kleiner deel van je takenpakket. Je moet ter beschikking staan van je team, van de klant én van de partner. Ieder van die drie partijen heeft eigen verlangens.”
Van groeien gesproken In coaching groei je, weet Filip. “Je krijgt het hier vanaf de eerste dag ingelepeld. Het boeiende aan deze baan is dat je bijna iedere week tussen andere bedrijfsmuren zit, ervaring opdoet in diverse sectoren en altijd in groep werkt. Voor dit werk moet je dan ook team spirit hebben. Je werkt vaak met verschillende mensen, hebt voortdurend andere contacten, zowel in het team als bij de cliënt. Dit leidt ertoe dat je in enkele jaren een enorme ervaring opdoet, zowel inzake bedrijfssectoren als wat delegeren en groepswerk betreft.” Vandaag is Filip vooral betrokken bij uiteenlopende ‘due diligence onderzoeken’ en ‘reviews’ van ‘business plans’, zoals dat in het jargon genoemd wordt. “Beslist een bedrijf te groeien door overnames of door afdelingen te verkopen, dan laat de directie zich meestal bijstaan door juridische, financiële, milieutechnische en andere adviseurs”, zegt hij. “Men wil voorkomen dat er na overname lijken uit de kast vallen, of dat er bij verkoop een onrealistische prijs wordt gevraagd, die niet steunt op een betrouwbare waarderingsmethode. Heel grote multinationals kunnen dit werk soms zelf aan, als ze genoeg deskundigen in huis hebben. Maar vaak wordt deze taak uitbesteed aan bedrijven als het onze. Wij willen een vennootschap begeleiden vanaf de dag dat het management beslist om te gaan groeien, bij de strategische keuze om dat intern dan wel extern te doen, tot het volledig integreren van twee ven4
Directors komen in aanmerking om partner, aandeelhouder, te worden en kunnen dan delen in de winst, ook in winst die voortvloeit uit consultancydiensten. “Maar het bestaande partnership moet zelf beslissen of het meer partners nodig heeft”, zegt Filip. “Daarenboven hebben schandalen zoals de Enron-affaire in de VS in onze sector veranderingen gebracht. Omwille van de winstaangroei is de firma altijd gebaat bij het slijten van zoveel mogelijk nevendiensten aan zijn klanten. Een auditor moet echter onafhankelijk kunnen blijven, zowel mentaal als in perceptie. Ook PricewaterhouseCoopers zag zich voor een keuze geplaatst. De Enron-affaire deed de Amerikanen inzien dat het niet goed is dat een auditor te veel nevendiensten levert aan een bedrijf waarvan hij ook de rekeningen controleert. Een bedrijfsrevisor wil wel meer zijn dan iemand die alleen attesteert. Maar daarin kan hij zo ver gaan dat de onafhankelijkheid, of althans de perceptie daarvan, in het gedrang komt. Daarom zijn er in de VS nu regels gekomen om bepaalde diensten te verbieden en ook in ons land is er een wetsvoorstel dat het honorarium dat men op jaarbasis ontvangt voor adviesverstrekking en andere diensten begrenst tot het bedrag dat men voor controle incasseert. Wij, evenals sommige grote collega’s, hebben onze managementadviesafdeling dan ook verkocht.”
Kapitaal rijmt wél met sociaal Filip is er zich terdege van bewust dat de keuze om economie te studeren een belangrijke stempel heeft gedrukt op zijn leven. “Mijn vrouw helpt als logopediste dagelijks kinderen om leermoeilijkheden te overwinnen. Dat is een erg sociaal gericht beroep, terwijl ik permanent vennotschappen bijsta om hen te helpen wellicht nog rijker te worden dan ze al zijn”, schertst hij. “Misschien klinkt dat als een schrille tegenstelling. Anderzijds ben ik er mij van bewust dat ook in mijn werk mensen en menselijke relaties erg belangrijk zijn. Voor mezelf zie ik zo wel in dat ik mijn financieel gefocuste baan wat moet kunnen relativeren, om ook aan het menselijke aspect ervan voldoende energie te besteden. Het mag niet alleen over cashflow en nettowinst gaan. Ik zie mijn werk niet als een puur kapitalistische bezigheid. Twijfelen aan de zin van het economische in onze samenleving zou voor een econoom toch al te gek zijn, niet?” Ben De Bruyn
sp ... ‘dot a’ ... of een reclamespecialist in een socialistische partij Gesprek met alumnus-voorzitter Patrick Janssens Patrick Janssens voorstellen hoeft natuurlijk niet meer. Als voorzitter van de sp.a komt hij vrijwel dagelijks in het nieuws. Zo was hij deze zomer nog samen met Betty Mellaerts te gast in het Canvas-programma ‘Confidenties in Toscane’ van Paul Goossens. En zijn T-shirts in plaats van hemd en das zijn ook al een vertrouwd straatbeeld geworden. Een gesprek: niet zozeer over de brandende politieke actualiteit als wel over zijn carrièreverloop en de raak- en verschilpunten van een professionele carrière in de academische, privé- en politieke wereld. Een kortstondige academische carrière
We hebben afgesproken bij hem thuis, een gewoon rijhuis op het Antwerpse Kiel in de schaduw van enkele blokken sociale woningbouw in spreekwoordelijke sovjetarchitectuur. Kortom, de ideale biotoop voor een gesprek met de voorzitter van een socialistische partij. Na lang twijfelen tussen economie en ‘pol & soc’ startte Patrick Janssens in 1975 aan de faculteit PSW. “Hoewel ik in de middelbare school altijd al een zekere belangstelling had voor sociale thema’s, heb ik ‘pol & soc’ aangevat met niet meer dan een vage maatschappelijke interesse. Het waren alleszins geen thema’s die thuis besproken werden.” Vooral de kandidaturen vond hij over het algemeen te theoretisch en te saai. De colleges van professor Herman Deleeck, waarvan hij later nog assistent zou worden, konden hem wel begeesteren. Tijdens zijn licenties aan de UIA ontmoette hij Johan Vande Lanotte, die hem twintig jaar later zou aantrekken als voorzitter van de SP. Als hij afgestudeerd is, gaat Patrick halftijds werken in een Wereldwinkel; de rest van zijn tijd vult hij met een enige proef economie in Leuven.
Een jaar later keert Patrick terug naar de UFSIA om aan het Centrum voor Sociaal Beleid bij professor Vranken te werken rond een Europees project over armoede. Na ongeveer twee jaar wordt hij mandaatassistent bij professor Deleeck, wat hij tot 1985 zal blijven. Ondertussen volgde hij aan de UFSIA ook de licenties TEW. Zijn keuze viel op de richting publieke economie, die goed aansloot bij zijn werk bij prof. Deleeck. “Een economische analyse biedt volgens mij extra inzichten naast de puur sociologische benadering van een maatschappelijk fenomeen. Heel het menselijk gedrag kan ook geanalyseerd worden aan de hand van een economisch instrumentarium. Ik denk aan de werken van Nobelprijswinnaar Gary Becker. In het algemeen vind ik economie meer geformaliseerd als wetenschap dan sociologie. Ze is sterker empirisch onderbouwd en legt meer de nadruk op facts and figures, terwijl in de sociologie de impact van visies en opinies toch groter is.” Van zijn TEW-periode herinnert hij zich vooral nog de professoren Nonneman, Moesen en zeker Késenne, die promotor was van zijn eindverhandeling over de economische vraag naar voetbal in België. Opnieuw een keuze die niet hoeft te verwonderen voor een fervent Beerschot-supporter. In 1984 wipt Patrick zelfs voor een jaartje over naar Londen om statistiek te gaan studeren aan de London School of Economics.
De reclamemaker Toch was een academische carrière niet weggelegd voor Patrick Janssens. “Ik heb veel respect voor academici die twintig jaar over eenzelfde thema werken en daar dé grote specialist in worden, maar zelf kan ik dat niet. Het past gewoon niet bij mijn temperament.” Het verbaast darom niemand dat hij de overstap maakt naar de privé-sector en algemeen directeur van Dimarso wordt. Dit bureau voor marktonderzoek en opiniepeilingen voerde een deel van het veldwerk voor projecten van het Centrum voor Sociaal Beleid uit. “Ik kwam in een heel andere wereld 5
terecht en in een functie waarvoor ik geen enkele ervaring had. Bovendien was het bedrijf op dat moment in crisis en heb ik de helft van het personeel moeten vervangen. Zeker niet de prettigste ervaring om een nieuwe baan mee te beginnen.” Bovendien kon het contrast qua onderzoek met de academische wereld niet groter zijn. “Aan de UFSIA had ik rustig de tijd om een maatschappelijk probleem jarenlang rustig te bestuderen en daarover dan twee rapporten te schrijven. Bij Dimarso moest je onder zeer grote tijdsdruk onderzoek doen over relatief onbelangrijke zaken, die evenwel direct toepasbaar waren in een bedrijf. Op dezelfde tijd schreef ik bij Dimarso een 100-tal rapporten.” Na vier jaar is Patrick aan iets nieuws toe en stapt hij over naar het bekende reclamebureau VVL/BBDO, de Belgische dochteronderneming van het internationale bureau BBDO. Hier voert hij voor klanten de strategische planning uit. Nadien groeit hij door naar een managementfunctie, en in 1997 wordt hij gedelegeerd bestuurder van de volledige groep BBDO Belgium, die naast het reclamebureau VVL/BBDO nog een tiental andere spinoffs omvat.
De overstap De socialistische partij werd in 1992 klant bij het reclamebureau. Toenmalig voorzitter Frank Vandenbroucke zocht een reclamebureau om de Europese verkiezingen voor te bereiden. “Wij liepen toen sterk in the picture met onze Hand in Hand-campagne. Daarvoor was ik zelfs geen lid van een partij. De ironie wil misschien dat ik volledig vrij wilde zijn in mijn denken, los van enige partijtucht.” In 1995 wordt Patrick toch lid van de SP, waardoor de identificatie toeneemt en de samenwerking intenser wordt. In 1999 vraagt zijn vroegere studiegenoot Johan Vande Lanotte hem om voorzitter van de partij te worden. “Ik heb niet meteen ja gezegd. Op dat moment leidde ik een goed ontwikkeld reclamebureau met een uitstekend team van creatieve medewerkers. We haalden alle grote projecten in België binnen: de lancering van gsm-operator Orange, Volvo, Electrabel, de fusie-operatie van KBC, om er maar enkele te noemen. Toch heb ik uiteindelijk de stap gezet, deels uit avontuur, deels uit engagement. De partij verkeerde immers in crisis en haalde nauwelijks 15% van de stemmen. Terwijl de sociaal-democraten het overal in Europa goed deden, dreigde de partij hier te marginaliseren. Ik geloof dat een moderne samenleving een sterke sociaal-democratische partij nodig heeft. Daartoe bijdragen vind ik echt wel waardevol.” Na zijn verkiezing als voorzitter blijft Patrick nog zes manden één dag per week actief voor het reclamebureau. Dan legt hij alle functies binnen de BBDO-groep neer en verkoopt hij ook alle aandelen die hij in de groep bezat. “Dat zou anders ongetwijfeld tot potentiële belangenconflicten kunnen leiden. Zo had het reclamebureau bijvoorbeeld Randstad als klant, terwijl Renaat Landuyt als Vlaams minister van tewerkstelling moest toekijken op de uitzendarbeid. Om zelfs de schijn van belangenvermenging te vermijden, heb ik doelbewust mijn functies in de privé-sector neergelegd.” Momenteel voeren de poli6
tieke partijen gesprekken in het Vlaamse parlement om tot een decumulregeling te komen. Een gemeentelijk mandaat als burgemeester of schepen zou dan niet meer gecombineerd kunnen worden met een mandaat als parlementslid. De sp.a-voorzitter ziet de discussie evenwel ruimer en vindt vooral de cumul met een privé-beroepsactiviteit problematisch. “Ik begrijp bijvoorbeeld niet hoe iemand minister van Justitie kan zijn en tegelijk een advocatenkantoor kan hebben. Evenmin zie ik in hoe een bedrijfsleider tegelijk parlementslid kan zijn. Of denkt u soms dat er geen belangenvermenging optreedt wanneer die over een loonlastenverlaging moet stemmen in het parlement? Zelf ben ik heel consequent geweest toen ik voorzitter werd door mijn baan in de privé-sector stop te zetten. En bovendien heeft de partij haar klantenrelatie met VVL/BBDO stopgezet.” Met deze houding sluit de voorzitter naadloos aan bij het standpunt dat de SP formuleerde op haar Toekomstcongres in 1998.
Het politieke bedrijf “Wat mij meteen opviel in de politiek is de hoge mate van concurrentie. Dat geldt natuurlijk ook voor de privé-sector, maar nergens wordt zoveel negatieve energie aangewend om anderen te doen mislukken als in de politiek. Dat hoeft natuurlijk niet te verbazen op een kiezersmarkt die niet kan groeien, want er is maar 100% van de stemmen te verdelen, en waarbij partijen maar om de vier jaar de kiezer kunnen aanspreken. Traditioneel wordt politiek dan ook al te veel vanuit een conflictmodel bedreven, en dat is hoe langer hoe minder leefbaar. Zeker in Antwerpen zou dat moeten veranderen. Op een inkrimpende democratische kiezersmarkt is dit model niet meer leefbaar. Door het ‘cordon sanitaire’ tegen het Vlaams Blok is de dynamiek van de electorale markt immers veranderd: er is minder dan 100% van de stemmen te verdelen. De Antwerpse partijen zouden daarom beter samenwerken om die democratische kiezersmarkt opnieuw te vergroten in plaats van op korte termijn te willen scoren ten koste van andere democratische partijen.” Het moment van de waarheid voor Patrick Janssens zijn ongetwijfeld de verkiezingen van 2003. Als de partij daar goed scoort, is hij een halfgod, in het andere geval kost het ongetwijfeld zijn kop als voorzitter. Politiek is en blijft inderdaad een hard vak. “Toch ga ik ervan uit dat we een goed resultaat zullen halen en rond de 18% eindigen. Met onze vernieuwing naar sp.a hebben we nieuwe mensen meer zichtbaar gemaakt en nieuwe standpunten naar voren gebracht.” Of het dan niet te veel een zaak van bekende gezichten wordt? “Kijk, het is niet eenvoudig om een partij die meer dan honderd jaar bestaat op drie jaar tijd om te vormen. Net zoals je bij een verouderd automerk niet het volledige merk gaat omvormen, maar beter enkele nieuwe modellen lanceert, hebben we er bij de sp.a voor gekozen om enkele nieuwe, frisse gezichten te lanceren. Maar de vernieuwing is ook nog niet afgelopen. Vooral inzake de interne hervorming van de partijstructuren bestaat nogal wat weerstand, maar ik geloof dat we uiteindelijk iedereen van het nut ervan kunnen overtuigen.”
Heeft een partijvoorzitter nog tijd voor hobby’s? “Ik heb veel minder vrije tijd dan toen ik bedrijfsleider was. Toen kon ik makkelijker een aantal zaken delegeren, maar in de politiek wordt fysieke aanwezigheid op allerhande partijmeetings en -vergaderingen verwacht. Bovendien speelt een groot deel zich af buiten de normale werkuren. De
kostprijs qua tijdsbesteding is dus hoog, maar het is voral mijn gezin dat die prijs betaalt. Het is al zo ver gekomen dat ik een afspraakje met mijn vrouw in mijn agenda moet zetten ...” Peter-Jan Engelen
POSTACADEMISCHE OPLEIDING VERKEERSKUNDE De Postacademische Opleiding Verkeerskunde biedt inzicht in een geïntegreerde benadering van mobiliteit, praktische instrumenten om deze benadering te implementeren en een overzicht van de recente inzichten in duurzame mobiliteit, vervoersbeheer en regulering, bereikbaarheid en leefbaarheid, maatschappelijke aanvaarding, verkeers- en vervoersmaatregelen en planologie. In de eindwerkmodule wordt de verworven kennis toegepast op een specifiek gebied. De deelnemers aan de opleiding zijn vanuit verschillende domeinen (bijv. openbaar vervoer, mobiliteitsmanagement, beleid, logistiek …) bezig met mobiliteit, zowel op gewestelijk als op provinciaal en lokaal niveau. Deze opleiding is modulair opgebouwd en omvat de volgende onderwijsmodules : • MODULE A: Duurzame mobiliteit • MODULE B: Vervoersbeheer en regulering • MODULE C: Verkeersplanning • MODULE D: Maatschappelijke aanvaarding van vervoersbeleidsmaatregelen • MODULE E: Territoriale dimensie van de verkeersproblematiek • MODULE F: Eindwerk onder begeleiding van een docent Bij elk thema komen de invalshoeken engineering, economie, ecologie, ruimtelijke planning en maatschappelijk-institutionele aspecten aan bod. PRAKTISCH: • De deelnemers beschikken over een universitair of gelijkgesteld diploma. • Er kan worden ingeschreven per module: 250 euro voor één module, 470 euro voor twee modules. • De basismodules worden gegeven op donderdagen, in de loop van de namiddag, op de UFSIA-campus, Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen Vanaf februari 2003 kunnen de modules A en C gevolgd worden! Het volledige programma met de beschrijving van de verschillende modules, de data en de inschrijvingsgelden vindt u in de informatiebrochure die u kunt aanvragen bij de heer Tom Pauwels, Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen, tel. 03-220 41 80, e-mail
[email protected]. Alle informatie vindt u ook op het webadres www.verkeerskunde.be
7
Nooit meer oorlog in Kosovo?
1999. De oorlog in Kosovo is voorbij. Maar de heropbouw kost tijd en geld. Twee TEWalumni, Luc Van Looveren en Ludwig Van Lierde, dragen een bescheiden steentje bij. De vijandelijkheden in Kosovo zijn achter de rug, maar KFOR-troepen blijven zichtbaar aanwezig. Samen met politie-eenheden uit tientallen landen én met de nieuw opgerichte Kosovaarse politie staan zij in voor de ordehandhaving. Officieel is Kosovo een Servische provincie, de facto is Kosovo een onafhankelijk gebied dat bestuurd wordt door UNMIK, de United Nations Mission to Kosovo. In de loop van de volgende maanden zal dit bestuur geleidelijk worden overgedragen aan Kosovaars ambtenaren, maar verwacht wordt dat de Verenigde Naties en de Navo nog enkele jaren aanwezig zullen zijn. In Kosovo werden de Albanees-Kosovaren, 90% van de bevolking (de rest is Servisch met daarnaast nog minderheden van onder meer Turken en Rom-zigeuners), jarenlang gedomineerd door de Servische minderheid. Bovendien zijn de Albanezen, een volk met een sterk nationaal bewustzijn, tijdens de oorlog ook geconfronteerd geweest met etnische zuiveringen en Servische wreedheden. De Serviërs wonen nu in homogeen Servische regio’s of, in Albanees gebied, teruggetrokken in door KFOR-troepen bewaakte enclaves. Onderlinge contacten zijn er nauwelijks: de wonden zijn nog te diep en te vers. Blijft de vraag hoe twee TEW-alumni in de weinig voor de hand liggende bestemming Kosovo terechtgekomen zijn. Luc Van Looveren (Lic. AE/IEDB, 1982): “Ik ben hoofd van het Antwerpse Euro Info Centre. Een EIC kun je omschrijven als een contactantenne waarlangs KMO’s informatie kunnen krijgen over Europese regelgeving. En 8
via het EIC is het ook mogelijk Vlaanderen wat meer op de internationale kaart te zetten. De 300 EIC’s zijn verspreid over de EU, de voormalige Oostbloklanden en het Middellandse-Zeegebied. Ze fungeren bovendien als een netwerk dat bij uitstek geschikt is voor partner search voor bedrijven die op zoek zijn naar export- of importmogelijkheden en kunnen KMO’s wegwijs maken in de Europese steunprogramma’s op Europees, nationaal of regionaal vlak. Ik ben nu betrokken bij de oprichting van een soortgelijk centrum in de Kosovaarse hoofdstad Pristina. In vele gevallen is de plaatselijke Kamer van Koophandel de ‘gastheer’ voor een EIC. Dat is in Antwerpen het geval, maar net zo goed in Pristina.” In de Balkan zijn heel wat organisaties en instanties actief: niet alleen de Navo (militair), de Verenigde Naties (burgerlijk bestuur) en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE, politiek en samenleving) maar ook de Europese Unie is er aan de slag. En daarnaast natuurlijk ook tal van (privé-)hulporganisaties en NGO’s, van Saoudi Relief tot Handicap International en tal van anderen. De EU houdt zich vooral bezig met de economische heropbouw van de regio. Concreet gebeurt dit via het European Agency for Reconstruction (EAR), dat onder meer projecten voor woningbouw (12.000 huizen!), wegenbouw, nutsvoorzieningen enz. opstart en financiert. Al deze projecten worden uitbesteed en na een openbare aanbesteding toegewezen. “Het contract voor het Euro Info Centre in Pristina (contract-
van een nieuwsbrief, van advertenties en folders ... Vrij ‘basic’ werk, maar net dat soort basisinformatie is voor onze lokale EIC-medewerkers heel nuttig. En vooral: ik stel samen met hen procedures en werkplannen op, zodat zij zo snel mogelijk zonder externe hulp verder kunnen. En dat lukt aardig: ons team in Pristina (Ejup, Erdelina en Adriana) is competent, leergierig en perfect Engelstalig. Ik ben er zeker van dat zij steeds beter in staat zijn om het bedrijfsleven een kwalitatief hoogstaande dienstverlening aan te bieden.”
waarde: 800.000 euro) werd toegewezen aan de Duitse organisatie Sequa, die daarvoor een consortium samenstelde met vier EIC’s: Antwerpen, Berlijn, Veneto en Gorizia”, gaat Luc Van Looveren verder. “De verschillende partners brachten een internationaal team van experts samen, dat gedurende twee jaar de opstartfase van het EIC in Pristina begeleidt en ervoor zorgt dat de lokale medewerkers de knepen van het vak leren, zodat het EIC op termijn op eigen benen kan staan. Zelf werd ik gevraagd om de rol van training adviser op mij te nemen, wat onder meer inhoudt dat ik de lokale staf in Pristina leer hoe ze de Europese databanken en -netwerken kunnen gebruiken en waar ze specifieke informatie over de EUregelgeving kunnen terugvinden. Een voorbeeld? De verpakkings- en etiketteringsvoorschriften waaraan bepalde producten moeten voldoen om in de EU op de markt gebracht te mogen worden. Of het gebruik van de partner search database van het EIC-netwerk.” Naast Luc, Laura (team leader) en Giuseppe (IT & database adviser) werkt ook Ludwig Van Lierde (Lic. AE/EF, 1987) als communications adviser (CA) mee. Ludwig is frelance journalist en copywriter en sinds 1991 bedrijfsleider van Tekstiko Copywriting bvba. “Ik heb er nu spijt van dat ik niet van in het begin bij het project betrokken geweest ben. De eerste CA voldeed niet en ook diens opvolger bleek niet in het team te passen. Toen Luc – wij kennen elkaar al jaren via de Antwerpse Kamer van Kophandel – mij vroeg om de resterende mandagen voor de functie van CA in te vullen, heb ik ‘ja’ gezegd en het werk bevalt me zeer goed.” Voor alle duidelijkheid: Luc en Ludwig werken niet permanent in Pristina, maar trekken er meermaals voor enkele weken naartoe. En hoe ziet het dagelijkse werk eruit? Ludwig: “Ik begeleid onze lokale medewerkers bij hun communicatieprojecten. De ontwikkeling van een website, de publicatie
Het leven in Kosovo blijkt – tenminste voor short term experts zoals onze alumni – best mee te vallen. “Pristina is niet echt door het oorlogsgeweld geteisterd. En zelfs de relatief beperkte sporen van de oorlog die er zijn, worden stilaan weggewerkt. De hotels en restaurants bieden een aanvaardbaar serviceniveau, onze breedbandtoegang tot het internet werkt feilloos en de stad mag echt wel veilig genoemd worden”, vindt Luc Van Looveren. “Het grote probleem zijn de frequente stroomonderbrekingen, zodat wij altijd opnieuw op een generator moeten terugvallen, de gebrekkige waterbevoorrading en de slechte staat van de wegen. Die zijn de voorbije jaren amper onderhouden en worden ook kapot gereden door het zware militaire materieel. De voorbije maanden is er echter op dit vlak weer heel wat verbeterd.” En Van Lierde vult aan: “Je voelt je toch niet helemaal gerust als de tegenligger van je gammele taxi een M113-pantserwagen op topsnelheid blijkt te zijn, of wanneer je in de stad een zwaarbewapende Britse patrouille tegenkomt.”
En de toekomst? Luc Van Looveren: “Kosovo richt zich sterk op de EU. Dat is voor Servië bijvoorbeeld veel minder het geval. Zo heeft Kosovo nu al de euro als wettelijk (en enig) betaalmiddel ingevoerd. De Kosovaren geloven sterk in hun regio, maar zijn tegelijk heel realistisch. Ze beseffen dat de heropbouw tijd zal vergen. Het aantal ondernemingen dat ons EIC bezoekt, verrast ons wel. Maar zij hebben concrete vragen en realistische verwachtingen. Ik vind dat hoopgevend.” En Ludwig vult 9
aan: “Op politiek vlak zal men toch rekening moeten houden met de wens van het overgrote deel van de bevolking om losser te komen van Servië. Als ik een spreekwoord mag parafraseren: beter een goed nabuurschap met Servië dan een gedwongen huwelijk waarin de partners met getrokken messen – of erger, zoals de voorbije jaren – tegenover elkaar staan.” Momenteel steunt de Kosovaarse economie sterk op de dienstverlening aan de internationale gemeenschap (er verblijven duizenden militairen, VN-medewerkers en andere buitenlanders in Kosovo) én op de financiële steun van de Kosovaarse diaspora. De groeicijfers van de economie ogen mooi, maar reflecteren vooral een herstel na de oorlog en geen échte groei. Bovendien blijft de werkloosheid hoog. “Een kunstmatige economie die ook nog eens bijna volledig op cash geld draait”, vindt Van Loveren. “Maar in de toekomst zie ik toch heel wat mogelijkheden in de bouw, de tuin- en landbouw, de mijnbouw en de industrie, vooral dan in de productie van voedingsen bouwproducten, en in de sector van de financiële dienstverlening.” En Van Lierde: “De donorhulp én de financiële inbreng van geëmigreerde Kosovaren wordt
voor een groot deel gebruikt om de import te betalen en creëert dus geen banen in Kosovo. Importsubstitutie is misschien wel dé belangrijkste uitdaging waar Kosovo nu voor staat.” In hoeverre raak je door dit alles emotioneel betrokken bij het lot van Kosovo? “Dat valt niet te vermijden. Je ziet – hoewel Pristina relatief ongeschonden is – toch nog de sporen van de oorlog. Vooral buiten de hoofdstad zie je nog heel wat uitgebrande en vernietigde huizen. En het duurt een tijdje, maar uiteindelijk kregen wij te horen wat onze lokale medewerkers tijdens de oorlog hebben megemaakt”, vertelt Ludwig. “Sommigen hebben hun huis door de Serviërs zien afbranden, anderen hebben maandenlang niet geweten hoe hun familie eraan toe was. En onze jongste medewerker heeft een kogel in zijn been gekregen. Hij moet toen 18 of 19 geweest zijn ... Maar, zo vertelde hij mij, ‘Ik kan niet haten’. Een vredesboodschap die kan tellen en die toch een belofte van hoop voor de toekomst inhoudt.” Paul Cordy
Luc & Ludwig
Luc Van Looveren en Ludwig Van Lierde studeerden met vijf jaar verschil af in de richting Algemene Economie (toen nog: Publieke Economie). Luc koos voor Internationale Economische en Diplomatieke Betrekkingen (IEDB). “Ik ben overwegend ‘macro’ georiënteerd. Het bedrijfsleven leek mij toch wat te technisch en te beperkt. Maar ik studeerde af in een periode dat het wat minder goed ging en je blij mocht zijn snel aan de slag te kunnen. Bovendien was het vanuit Duitsland, waar ik toen mijn legerdienst als luitenant in een logistieke eenheid vervulde, al niet zo makkelijk om te solliciteren. Uiteindelijk heb ik toch een viertal jaar meegedraaid in het bedrijfsleven, achtereenvolgens bij Spaarkrediet, Scott Continental, Hessenatie en Jacob Suchard. Toen ben ik – via de plaatsingsdienst van de UFSIA – bij de Kamer van Koophandel terechtgekomen. Ik heb er mee het Antwerpse Euro Info Centre mogen opstarten en ben daar in 1994 het hoofd van geworden.” Naast infoverstrekking en (betaalde) dienstverlening richt het EIC van Antwerpen zich steeds meer op internationale projecten. “Dat geeft ons de kans om nauw samen te werken met Europese en lokale partners. Kennisoverdracht is belangrijk, maar anderzijds bouwt Vlaanderen op die manier ook verder aan zijn internationaal netwerk. Misschien zijn wij op die manier ook wel een beetje ‘ambas-
10
sadeur van Vlaanderen’. Bij dit alles ligt de nadruk sterk op Oost- en Centraal-Europa, of met andere woorden: op die landen die op termijn EU-lidstaat worden”, gaat Luc verder, die zelf ook al in Roemenië, Litouwen, Bulgarije en Montenegro gewerkt heeft. “Op termijn bouwen wij zo een stevige expertise en kennisvoorsprong in die regio uit.” Ludwig Van Lierde volgde de oriëntatie Economisch en Financieel Beleid, eveneens binnen ‘de publieke’. “Een heel algemene opleiding. En dat blijkt nu een grote troef: ik kan heel veel onderwerpen behandelen, omdat ik in geen enkel onderwerp té gespecialiseerd ben. Want dan is het onmogelijk teksten te schrijven die ook voor niet-specialisten begrijpelijk zijn”, vindt Ludwig. Na zijn legerdienst als onderofficier in een transmissiebataljon werkte hij bij Trends Magazine. Daar leerde hij de ‘schrijfstiel’ van onder meer Frans Crols (Handels- en Consulaire Wetenschappen, 1966) en Erik Verreet (KTEW, 1973). In 1991 richtte hij Tekstiko Copywriting op. “Moeilijke materie zoals financiële, technische of juridische teksten omzetten in mensentaal”, vat Van Lierde zijn werk samen. “Ik schrijf brochures, personeelsbladen, advertenties, reportages, webteksten ... voor tijdschriften en ook rechtstreeks voor het bedrijfsleven. Boeiend – en zo kom je nog eens ergens. In Kosovo, bijvoorbeeld.”
economie. “Gelukkig slaagde ik ieder jaar vrij goed, zonder tweede zit. Allicht heeft de heel goede opvang die ik kreeg in het studentenhome in de Kloosterstraat daar veel mee te maken”, voegt hij er bescheiden aan toe. Stiekem denk ik dat de bekende West-Vlaamse koppige naarstigheid daar voor minstens evenveel tussen zit. “Dat home lag nabij het oude stadscentrum. Pas de laatste jaren drong het tot ons door dat wij dagelijks door het mooiste stukje van de Sinjorenstad gelopen hadden. De meeste bewoners daar studeerden aan de UFSIA, en de uitbaters, Willy en Germaine, waren bekende figuren in de Prinsstraat. Toen verbleven er zowat 80 studenten. Het voelde aan als één grote familie. Destijds studeerden er veel West-Vlamingen aan de UFSIA. Ik vond het geen anonieme universiteit, waar je een nummer was. Je werd er op je persoon aangesproken. Ik behoud er nog steeds de allerbeste herinneringen aan.”
De derde generatie
Deeltijds werken, deeltijds fluiten Alumnus Luc Huyghe, bedrijfsleider en …voetbalarbiter Het grootste deel van de week vind je hem in het eigen West-Vlaamse familiebedrijf. Maar ook tussen de krijtlijnen brengt hij veel tijd door, als scheidsrechter. Van de bedrijfsvloer naar de grasmat en omgekeerd, een onderneming leiden én een voetbalmatch op topniveau. Zo’n dubbelbestaan lijkt verre van evident. Alumnus Luc Huyghe heeft er geen enkele moeite mee. Dat hij hiervoor over een minstens even goed ontwikkeld en onmisbaar EQ als IQ beschikt, mocht ik al vlug vaststellen van bij onze kennismaking, een boeiende babbel in een Antwerps hotel. De wieg van Luc Huyghe (42) stond in Roeselare en vandaag leeft en werkt hij in de buurgemeente Oostnieuwkerke. Hij ziet er atletisch en gedecideerd uit, maar komt toch bescheiden over. Onmiddellijk merk je dat hij over de onontbeerlijke vaardigheden beschikt om de ogenschijnlijk aartsmoeilijke combinatie, ondernemen én arbitreren op topniveau, probleemloos waar te maken. Al zijn er tussen beide evenveel gelijkenissen als verschilpunten. Zoals gewoonlijk beginnen we ons gesprek aan de legendarische UFSIA-poort. Daar eindigde in 1982 de studiecarrière van Luc, als licentiaat TEW richting bedrijfs-
Na tien maanden legerdienst bij de zeemacht, die Luc ook leerrijk vond, startte hij niet onmiddellijk in het familiebedrijf Huyghe-Huro in Oostnieuwkerke, waar zijn vader toen een van de roergangers was. Het bedrijf is nog altijd gespecialiseerd in de productie van bitumineuze dakdichtingsmembranen en industriële dakdichtingswerken. “Eerst deed ik, van ’83 tot ’85, wat ervaring op in de verkoop bij een nabijgelegen bedrijf, MOL in Hooglede, een constructeur van aanhangwagens. Niet meteen in het familiebedrijf stappen was eigenlijk geen bewuste keuze”, overpeinst hij. “Maar achteraf bekeken vind ik het wel goed dat ik eerst elders aan de slag ben gegaan. Je moet immers als ondergeschikte gewerkt hebben om later als bedrijfsleider beter aan te voelen wat er op de werkvloer leeft. Ik werkte overigens heel graag in dat andere familiebedrijf, maar mijn loon was toch wel erg karig. Ware dat niet het geval geweest, dan had ik er nu misschien nog gewerkt. Een samenloop van omstandigheden bracht mij naar ons eigen bedrijf.” Tot 1997 was Luc verkoopleider. Vandaag is hij de ‘baas’ van circa 65 mensen. Een woord waarvan de man die ook op het voetbalveld het laatste woord heeft, helemáál niet houdt. “We zijn eigenaar met meerdere familieleden, nu in de derde generatie. Ik ben afgevaardigd bestuurder, en kreeg van de anderen gewoon de volmacht om de dagelijkse leiding waar te nemen”, benadrukt hij. “Naast twee broers zijn er nog vijf achterneven binnen onze muren actief. Dat zijn dus verre familieleden, maar we hebben wel allemaal dezelfde familienaam.” Tewerkstelling van familieleden is in vele familiebedrijven een bron van ernstige conflicten. Luc kent de valkuilen die de continuïteit van zo’n bedrijf bedreigen maar al te goed. “Met de hulp van professor Jozef Lievens, gedelegeerd bestuurder van het Instituut voor het Familiebedrijf, en andere deskundigen die ons begeleid hebben, hebben wij de grote en moeilijke stap naar de derde generatie feilloos gezet, maar de overgang naar de vierde zal niet makkelijk worden. We moeten daarvoor tijdig een veilig, waterdicht scenario uitwerken. Daarvan zijn wij ons terdege bewust.” 11
Steeds hoger fluiten Ook op de grasmat staat, of beter loopt, Luc op het hogste niveau: in de eerste klasse van onze voetbalcompetitie. Ook hier speelde het toeval een rol. Een referee begint helemaal onderaan, bij de allerjongste spelers. “Ik begon als doelman in Oostnieuwkerke. Toen ik op mijn 18de gekwetst werd, schakelde ik over op de arbitrage. Ik werd vroeg opgemerkt door begeleiders en zo ben ik snel kunnen opklimmen. Op mijn 24ste floot ik al wedstrijden in de eerste provinciale afdeling in West-Vlaanderen. Op mijn 26ste had ik het geluk te promoveren naar hogere divisies. De bevorderingen van derde tot eerste nationale, waar ik in ’92 startte, volgden ook snel. Nu ben ik aan mijn elfde seizoen begonnen. Sinds ’96 mag ik internationale UEFA- en FIFA-wedstrijden leiden. Maar op het einde van dit seizoen stop ik als actieve arbiter”, verklapt hij als een primeur. “In november word ik 42. Ik beleefd prachtige jaren, heb heel veel bijgeleerd, veel voetbal- én mensenkennis opgestoken. Bijleren betekent zowel nieuwe zaken leren als andere afleren. Van iemand leerd ik dat je altijd moet stoppen op je hoogtepunt. Die beslissing nam ik dan ook omdat ik alles heb bereikt dat ik kon bereiken.” Luc is geen opschepper, maar op mijn vraag geeft hij toch toe dat hij in het Belgische wereldje van scheidsrechters op de derde plaats staat, na Frank De Bleeckere (36) en Paul Allaerts (38). “Frank kreeg op heel jonge leeftijd de kans internationaal te fluiten, is een heel goede arbiter en is internationaal doorgestoten tot de top 30. Ook Paul is vroeg doorgegroeid. Zelf ben ik zowat de ervaren routineman, die als derde in België heeft standgehouden. Op internationaal vlak word ik erg gerespecteerd, maar ik weet dat ik geen doorgroeimogelijkheden meer heb”, verklaart hij zijn beslissing. “Ik heb het geluk gehad in ons land alle topwedstrijden te mogen arbitreren, zoals Anderlecht-Club Brugge of omgekeerd, Standard-Anderlecht of omgekeerd, Genk-Club Brugge of omgekeerd, alle topmatchen kreeg ik toegewezen en ook internationaal maakte ik mooie wedstrijden mee, in heel Europa.”
Liever geel dan rood, overal Welke vaardigheden moet een goed arbiter hebben? “Je moet natuurlijk het reglement goed kennen, in goede fysieke conditie blijven door regelmatig te trainen, mentaal en psychologisch sterk staan, zeker als je naar de top wilt doorgroeien, én menselijk inzicht verwerven. Ik jog enkele malen per week. Voor de toparbiters zijn er stages, ze krijgen mentale begeleiding en ze volgen samen trainingen in Leuven. Eén keer per jaar moeten wij een fysieke en theoretische test afleggen. Slaag je daar niet voor, dan moet je aan de kant blijven.” Wat bezielt of drijft hem om als scheidsrechter steeds hogerop te willen? Voor velen lijkt dit toch een erg ondankbare klus … “Op het veld een sterke persoonlijkheid zijn is nóg belangrijker dan het reglement beheersen. Soms vraag ook ik mij wel eens af waarom ik dit doe. 12
Je riskeert kritiek, van ouders, supporters, soms de pers. Sommigen haken daardoor af. Ik wilde in het voetbal blijven en ook iets doen in de maatschappij. Voor het geld moet je natuurlijk geen arbiter worden. We verdienen te weinig voor wat we doen, worden hoogstens vergoed voor onze tijd en kosten. De meeste arbiters hebben het ook niet nodig om ervan te leven. We zijn geen spelers. Naturlijk doe je het omdat je een fervent voetballiefhebber bent. En het versterkt je persoonlijkheid, je besluitvaardigheid in het bedrijf, terwijl je ook daar zelf misschien niet helemaal zeker bent van je beslissing. Scheidsrechter zijn vergelijk ik met vrederechter zijn. Op een voetbalterrein is het een beetje als in een bedrijf. Zelfs als je zeggingsmacht hebt, moet je proberen met je mensen tot een goede overeenkomst te komen. Je moet er op staan dat bepaalde reglementen worden nageleefd”, weet Luc. “Zoniet moet je maatregelen nemen. Over de schreef gaan kan niet, al zijn soms compromissen denkbaar. In een bedrijf is dat niet anders.” Luc beaamt dat er een wisselwerking is tussen omgaan met medewerkers en met spelers. “Word je niet door de spelers aanvaard, dan sta je nergens. Helaas moet je ook in het bedrijf al eens een rode kaart trekken, al verkies ik een gele. Gelukkig kennen wij weinig personeelsverloop. Voor het bedrijf was het belangrijk dat ik met diverse mensen in contact ben geweest, al houd ik arbitreren en zaken doen strikt gescheiden. Iedere bedrijfsleider zou enkele matchen gearbitreerd moeten hebben, om te leren wat het is onder druk snel een beslissing te moeten nemen, kritiek te leren aanvaarden tijdens én na de match. Wie dat nooit gedaan heeft, is natuurlijk geen slecht ondernemer. Maar voor mij was het een heel goede leerschool waaraan ik veel deugd heb beleefd.” Hoe beheert hij zijn ondernemers- en zijn arbitersagenda? “Als zelfstandige beschik ik over meer vrijheid in mijn tijdsbesteding”, zegt hij. “Met goede afspraken kan iedereen op zijn bedrijf gemist worden.” Of hij een held heeft, een goed voorbeeld naar wie hij opkijkt? “Helmut Lotti”, klinkt het zonder aarzelen. “Voor mij is dat een man die zijn talent ten volle heeft aangegrepen om iemand te worden die van velen respect geniet. Hij is wel goed begeleid geweest, maar heeft die begeleiding aanvaard. Ook genesheren bewonder ik. Wie zijn medische kennis positief aanwendt, mag van mij gerust veel geld verdienen.” Luc is getrouwd en vader van twee dochters, Charlotte (16) en Barbara (12). “Als ze op televisie voetbal zien, zullen ze altijd automatisch de kaart van de arbiter trekken”, lacht hij. “Omdat zij intussen wel weten dat die job niet zo makkelijk is, zullen zij hem nooit afkraken.” Buiten voetbal heeft hij geen andere hobby’s. “Inclusief verplaatsingen happen de wedstrijden al flink aan de wekendtijd. Wat er dan aan vrije tijd rest, gaat naar mijn gezin.”
Ben De Bruyn
Guido Verswijvel Succesvol bedrijfsleider, begeleider en professor Vandaag heb ik een afspraak met Guido Verswijvel: oprichter en gedelegeerd besturder van Finpower, een onafhankelijk adviesbureau dat middelgrote Belgische ondernemingen adviseert en begeleidt op financieel gebied. Verder is hij strategisch adviseur van een aantal internationale topbanken, lesgever aan het Insead en trotse vader van vijf kinderen. Voldoende materiaal dus voor een interessante babbel. “Als TEW’er heb ik voor de richting Kwantitatieve Economie gekozen”, vertelt Guido Verswijvel. Goede herinneringen houdt Guido vooral over aan professor Philippe Naert, die bepalend zal zijn voor zijn verdere carrière. “Hij heeft me ervan overtuigd om na het behalen van mijn licentiaatsdiploma het doctoraal programma Marketing/Financiering aan de UFSIA te starten. Oorspronkelijk was het de bedoeling om in de Verenigde Staten verder te studeren. Om familiale redenen was dat echter moeilijk haalbaar”, licht Guido toe. Blijkbaar was hij toen al een gedreven man, want het doctoraal programma aan de UFSIA combineerde hij met een fulltime betrekking bij het toenmalige Beyers & Partners, een spin-off bedrijf van Vlerick. “Aangezien ik vrijgesteld was voor de kwantitatieve vakken, was deze combinatie van werken en studeren haalbaar.”
rijke strategische vraagstukken. Eerst werd er een alliantie met de Nederlandse AMRO-bank afgesloten, daarna kreeg de relatie met de referentie-aandeelhouder, de Generale Maatschappij, een andere dimensie. Als zeer jong directielid werd ik bij die verschillende projecten betrokken. Onnodig te zeggen dat ik in die periode heel wat knepen van het vak geleerd heb.” In 1991 ruilt Guido zijn adviesfunctie voor een operationele betrekking bij de bank en wordt hij benoemd tot directeur Kredieten. In volle crisisperiode (de Golfoorlog) begeleidde hij er de financiële reorganisatie van verschillende nationale en internationale bedrijven in samenwerking met de financiële managers en aandeelhouders van deze bedrijven.
Financieel advies voor KMO’s Na het doctoraal programma trekt Guido Verswijvel naar Fontainebleau, waar hij een MBA-opleiding met specialisatie Financiering volgt. “Dit was voor mij een enorm interessante ervaring. De opleiding was sterk case oriented en dus zeer complementair met wat ik voordien had gedaan. Mede dankzij de steun van Philippe Naert, ondertussen decaan van Insead geworden, ben ik in Fontainebleau assistent kunnen worden bij het departement Marketing. Dat maakte het verblijf aan deze gerenommeerde Business School niet alleen nog interessanter, maar ook financieel haalbaar.” Onmiddellijk na het behalen van zijn MBA gaat Guido Verswijvel voor McKinsey werken. Niet voor lang, want de Franse staalnijverheid waar hij in terechtkomt, kan hem niet echt bekoren. De financiële sector des te meer. Wanneer de Generale Bank hem in 1987 een functie aanbiedt van strategisch adviseur van het directie-comité, twijfelt hij dan ook geen seconde. “De Generale Bank werd eind jaren ’80 geconfronteerd met een aantal belang-
Bij de bank leert Guido Verswijvel Cynthia Cornelissen kennen. Niet alleen de liefde tussen beiden groeit – Guido en Cynthia zijn ondertussen getrouwd – maar ook de diepe overtuiging dat er een duidelijke behoefte bestaat aan financiële begeleiding van middelgrote ondernemingen. Ze verlaten allebei de Generale Bank en richten Finpower op. “Oorspronkelijk was het de bedoeling Finpower kleinschalig te houden, zeg maar: Cynthia en ikzelf. Het is echter anders gelopen”, lacht Guido. “Momenteel zijn we al met een twintigtal medewerkers in twee regionale kantoren: Antwerpen en Limburg. Voor het bespelen van de KMO-markt is het noodzakelijk om voldoende dicht bij de klant te zitten: het opereren vanuit één centraal hoofdkantoor is voor ons vrijwel onmogelijk”. “Uiteraard werd ook het concept aangepast om deze groei mogelijk te maken”, licht Guido verder toe. “Het concept van Finpower is gebaseerd op drie belangrijke pijlers: jonge medewerkers die gedreven zijn en het beste van zichzelf 13
willen geven, ervaren partners met een zekere senioriteit en een weldoordachte methodologie. Dat laatste element is erg belangrijk in het geheel. Als partner kun je voldoende interessant werk blijven doen, terwijl de jongere medewerkers een stevig houvast hebben om autonoom bepaalde analyses uit te voeren. Dat deze methodologie cruciaal is om groei te realiseren, hebben onze partners in Finpower Limburg bewezen: op zeer korte termijn zijn ze uitgegroeid van twee eenmansoperaties tot een kantoor met tien medewerkers.” Naast de traditionele kantoren in Antwerpen en Limburg, introduceerde Finpower ook het concept van Bizzbees. Guido Verswijvel legt uit: “Bizzbees is een netwerk van zogenaamde Business Angels. Dat zijn mensen die voldoende kapitaalkrachtig zijn en betrokken willen blijven bij het beleggen van hun geld. Onze taak bestaat erin om deze mensen in contact te brengen met innovatieve projecten waarvoor financiering gezocht wordt. Je zou ons dus eigenlijk kunnen vergelijken met een huwelijksmakelaar. Ook zij brengen partijen die mogelijk bij elkaar passen, samen. Garanties voor een succesvolle afloop van het vervolgverhaal kunnen zij, en ook wij, echter niet bieden. Helaas!” Verdere groei ziet Guido Verswijvel duidelijk in twee richtingen. “Enerzijds moeten we zeker het aantal regionale kantoren in de toekomst uitbreiden. Anderzijds zullen we proberen nog een aantal innovatieve initiatieven te lanceren in de stijl van BizzBees. Daarbij zijn we uiteraard altijd op zoek naar bekwame mensen met een zekere ervaring in deze sector. Verder blijven we geïnteresseerd in jonge academici, o.a. van de UFSIA.”
Strategisch begeleider Naast zijn functie van gedelegeerd bestuurder bij Finpower, treedt Guido Verswijvel op als begeleider van strategische veranderingsprocessen in financiële instellingen. Hij noemt zich in deze rol niet graag consultant, liever begeleider of ‘conseiller’. De verwondering van ondergetekende (zelf werkzaam in de consulting-sector, n.v.d.r.) spreekt ongetwijfeld boekdelen, want Guido verklaart spontaan zijn visie. “Heel wat strategische consultants werken op kortlopende projecten, waarbij doorgaans een welbepaalde, eenmalige deliverable moet worden opgeleverd. De begeleider daarentegen bouwt een langetermijnrelatie uit met de klant en richt zich daarbij voornamelijk op het implementatieproces. Vaak wordt aanvankelijk een businessplan uitgewerkt dat de visie voor de komende jaren voor een bedrijf weergeeft. Gaandeweg moeten echter een aantal compromissen worden gesloten. Als begeleider moet ik dan beoordelen of die compromissen kleine toegevingen links en rechts zijn of daadwerkelijk een serieuze afwijking van de initieel bepaalde koers zullen betekenen. Aangezien ik verscheidene jaren betrokken ben bij dergelijke projecten, heb ik een enorm voordeel: ik ben dan als het ware het ‘geweten’ van een businessplan. Uiteraard werk ik in mijn functie als begeleider vaak samen met de ‘klassieke’ 14
consultantbureaus. Zeker geen hard feelings dus …” Wat maakt de rol van begeleider zo uitdagend? Guido Verswijvel legt uit: “Als begeleider breng ik een stuk neutraliteit in, omdat ik volledig onafhankelijk ben. Dat is uiteraard een enorm voordeel, maar tegelijkertijd een belangrijke handicap. Ik heb immers geen enkele formele, hiërarchische kracht. De enige kracht die ik heb, is de kracht van mijn ideeën.Vanuit mijn academische achtergrond ben ik bovendien heel gevoelig voor nuances. Vaak worden belangrijke discussies gepolariseerd: men is voor optie A of optie B. Aanhangers van optie A zullen er dan alles aan doen om de voordelen ervan te benadrukken en de nadelen wat te minimaliseren of zelfs te verdoezelen, terwijl aanhangers van optie B exact het tegenovergestelde zullen proberen. Het resultaat is een gepolariseerd discussie, die niet altijd tot de beste eindoplossing leidt. Mijn taak bestaat er in om bepaalde visies te nuanceren. Vaak stel ik vast dat men een bepaald concept ten koste van alles wil doordrukken omdat het in een bepaalde context succesvol gebleken is. De oorspronkelijke doelstelling van het concept wordt soms uit het oog verloren. Bovendien moet je je ook altijd afvragen of de context wel dezelfde is en of de oorspronkelijke doelstelling van het concept dus ook hier gerealiseerd zal worden.”
Fontainebleau Alsof dit alles nog niet voldoende is, doceert Guido Verswijvel ook nog een 10-tal keer per jaar voor telkens 3 dagen Service Marketing aan het general managementprogramma van Fontainebleau (Cedep). “Dat is voor mij het substituut van een echte academische carrière die ik niet heb opgebouwd. Bovendien geef je er les aan managers met heel wat ervaring, waardoor het ook voor de lesgever interessant is. Je werkt er samen met mensen met een andere achtergrond, met andere ervaringen, uit andere culturen. Na elke sessie voel ik me dan ook intellectueel en menselijk rijker.” Guido Verswijvel heeft een goedgevulde professionele agenda, maar hij is ook vader van vijf kinderen, waaronder een tweeling van acht maanden. “Ik heb altijd al gedroomd van een groot gezin. De consequentie hiervan is uiteraard dat er naast het werk en het gezin niet veel tijd meer overblijft voor hobby’s. Wel probeer ik af en toe wat tijd vrij te maken om aan sport te doen. Het voordeel van zoveel kinderen is trouwens dat je uit het hectische ritme van elke dag gesleurd wordt. Mijn vrouw – die Finpower-Antwerpen leidt – en ikzelf werken allebei heel hard in de week. De weekends zijn heilig: dan trachten we maximaal tijd te maken voor elkaar en de kinderen. Ook regelmatig vakanties inplannen hoort daarbij. De schaarse tijd die we samen doorbrengen, moet dus absoluut qualitime zijn.” Noël Pauwels
Alumni Ward en Jean-Paul Van Canneyt Twee complementaire broers: betonsterk Dit is het verhaal van twee leuke jongens uit het noeste, toen nog streng-katholieke West-Vlanderen. Vanuit “Brugghe, die scone”, trokken ze in ’81 naar de UFSIA en ze zouden er langer blijven dan gepland … Eind goed, al goed en meer dan een verhaal waard … een vader waar niet mee gesold werd. Maar de broers waren vorbeeldige leerlingen en niets deed vermoeden dat het stilte voor de storm was … Bij de vraag ‘wat na de humaniora?’ schommelde de wijzer van het studiekeuzerad tussen ingenieur, dokter, piloot … om uiteindelijk stil te staan op TEW. Was het bij Jean-Paul ‘liefde op het eerste gezicht’, Ward werd een beetje ‘gepusht’ … Met het oog op de continuïteit in het betonbedrijf leek TEW de beste keuze. Tijdens vroegere vakanties hadden de broers al duchtig kennis gemaakt met de werkvloer van de betonfabriek. Geen klusje dat ze niet moesten opknappen. Iets waarvoor ze pa nu wel dankbaar zijn, al was het toen een heel corvee. Vader Van Canneyt had rechten en notariaat gestudeerd en belandde door zijn huwelijk in de betonindustrie van het sinds 1898 bestaande familiebedrijf De Clercq. Toen het gezin Van Canneyt-De Clercq in ’63 met twee zonen tegelijk gezegend werd, betekende dat ook de verre aanloop naar de vierde generatie van de oudste nog bestande betonindustrie in België.
Vlotte start Na een onbezorgde kindertijd, samen met hun één jaar oudere zus, oordeelde men het raadzaam de tweeling voor hun humaniorastudie bewust uit elkaar te halen. Kwestie van de eigen identiteit te ontdekken en te ontwikkelen. Ward (officieel Edouard), met 20 minuten voorsprong de oudste van de twee, liep, als extern, school in het OnzeLieve-Vrouwcollege van Assebroek, een ‘uitsluitend jongens’-school. Jean-Paul, daarentegen, toog naar het gemengde internaat in de abdijschool van Loppem. Elk weekeinde was het feest, wanneer de twee broers na een week van scheiding samen thuis waren. Daar was de opvoeding vrij strikt: duidelijke regels en afspraken, en
Slechts één beste Gezien de reputatie van de UFSIA, bracht vader Van Canneyt zijn beloftevolle tweeling naar Antwerpen. Ze gingen op kot in de peda, waar ze kamers tegenover elkaar toegewezen kregen. Na de beschermende en toch wel als strikt ervaren opvoeding op de thuisbasis, was er plots de oneindige vrijheid, met als enige limiet: one o’clock … Dat in de weekends het uitgaansleven zich volgens de geldende normen beperkte tot anderhalf uurtje ‘ballroom dansles’, zonder drankje achteraf, kwam de broers uiterst gelegen. Wat pa en ma natuurlijk niet meteen doorhadden, was dat het weekend een adempauze betekende in het drukke uitgaansleven van een hele week. Zou er één TD geweest zijn in die beginjaren ’80 waarop de danslustige broers niet zowat alle meisjes de geneugten van een goedgeleide wals, tango, foxtrot, jive … bezorgden? Terwijl de meeste van hun vrienden aan de toog hingen en de kracht van de mooie dansmelodieën negeerden, kwijtte de lichtvoetige tweeling zich galant van de dankbare taak heel wat meisjes ten dans te nodigen. Succes verzekerd. 15
En hoe ging het met de studie? Het eerste jaar UFSIA brachten ze er nog relatief goed van af: twee zittijden, maar wie baalt daar nu om, na zo’n overheerlijk studentikoos academiejaar? Ook thuis niet, want vader moet zich duidelijk de geneugten van die tijd herinnerd hebben … Op naar de tweede kan, al liep dat niet van een leien dakje. Er was namelijk voorbehoud geformuleerd op verder logement in de peda, door ene professor Claes, die in bijberoep ‘kotmadam’ speelde. Geheel ten onrechte – omdat niemand bekende de ‘wateroverlast’ te hebben veroorzaakt – werden de gebroeders Van Canneyt als daders gestigmatiseerd. Nu ja, met actieve brandslang in de slapgang spuiten is ook niet niks, maar uitgerekend die keer dat het rampenplan van kracht werd, waren de broers niet bij de ‘dijkbreuk’ betrokken. Maar wanneer je als huurders de laatste kamers in de gang betrekt, wanneer alle ondervraagden ontkennend hebben geantwoord op de schuldvraag en de rogatoire commissie veiligheidshalve de schuldvraag onthoudt aan de laatste twee om alzo geen ontkennend antwoord te krijgen, dan … Zodoende luidde het ontegensprekelijke vonnis: gelet op de absolute nodzaak een of meerdere daders aan te wijzen, met het oog op een precedent, teneinde dergelijke escalaties in de toekomst bij voorbaat op te drogen, werd besloten de gebroeders Van Canneyt dringend te verzoeken hun bedje elders te spreiden … De familieraad kwam bijeen en een bevriende Pater Overste bij de Kapucijnen werd aangesproken. Met resultaat: het klooster aan de Ossenmarkt verleende studentikoos asiel. De brave paters tastten in het duister omtrent het vrolijke duo, wat overigens veel zegt over de waarde van het biechtgeheim bij de Jezuïeten … Preventief of toevallig, de tweelingen werden wel elk op een andere verdieping te slapen gelegd. De versobering in logement, een voormalige kloostercel, schakelde ook de nachtelijke limiet van 1 uur uit. Niet one o’clock, maar the sky werd the limit … De veroveringstochten van het tweetal werden legendarisch. Naast de chocomelk met ijs – tot dan hun lievelingsdrank – ontdekten zij het schuimende gerstenat en, nu pas voorgoed, het vrouwelijk schoon. De tooghangers lieten ze het nakijken, zij waren dansers. Voral Ward genoot van het bruisende veroveringsleven, terwijl Jean-Paul genietend toekeek op de escapades van zijn wat hyperkinetische broer. Een tegenstelling die ook nu erg opvalt: dat ongelooflijk complementaire, elkaar perfect aanvoelend en aanvullend, in compleet vertrouwen, een twee-eenheid, geen concurrentie, geen afgunst, sans rancune, gewoon waarderend, Ward het bruisende vat, de klaterende fontein, Jean-Paul de rustige, minzame, luisterende tegenpool. Samen: de perfecte combinatie van temperament en bedachtzaamheid, voortvarendheid en controle, nieuws- en behoudsgezind, maar allebei gedreven en ambitieus. Na grondige kandidaturen, goed voor de volle zes zittijden … stappen de broers vol vertrouwen de licenties tegemoet. College volgen werd als tijdrovend ervaren. Er viel zoveel meer te beleven, maar ook te werken. Want al waren de studie en het kot gefinancierd, de flamboyante 16
studentenhandel en -wandel kwam uit eigen zak. Bij de twee Jannen van het Sportpaleis (ook Ufsianen) werkten ze verschillende maanden per jaar mee aan de organisatie van de Night of the Proms. Allerlei interimjobs zorgden voor het evenwicht tussen inkomsten en uitgaven. Ook voor twee lichtingen Wikingpresidia trokken zij de campagne-kar mee op gang. Ward startte zelfs de nieuwe studentenclub Originalia op. Precies zoals de naam doet vermoeden, bood die andere zaken dan de traditionele studentenclubs. Ze ging echter na twee jaar ter ziele. De eerste licentie werd in twee zittijden afgewerkt, althans door Jean-Paul, want Ward had een zitje meer nodig. De tweede licentie is onlosmakelijk verbonden met de eindverhandeling. Jean-Paul kiest voor de statistische analyse van vijf jaar betonindustrie, terwijl Ward uitzoekt of een bestaande activiteit zonder toekomst wel om te bouwen valt, reconversie dus. Er waren voor de twee broers wat extra zittijden nodig, maar uiteindelijk hebben ze het allebei gehaald: eerst Jean-Paul, wat hem de eerste keuze opleverde voor een baan in het familiebedrijf, Ward na nog een jaartje als vrij student informatica aan de EHSAL. Ward en Jean-Paul: “Onze pa moet geweten hebben, althans dat denken we nu (hij overleed op 58-jarige leftijd in 1992), dat we leden aan het vrijheidssyndroom. Het is achteraf bekeken wel een verspilling van tijd geweest, maar anderzijds ook een onovertroffen levensleerschool. Feit is dat onze ‘uitgebreide’ studietijd aan de UFSIA ervoor gezorgd heeft dat we verschillende generaties TEW’ers kennen. En het is toch aangenaam, altijd wel ergens – en zo veel – studiegenoten te mogen ontmoeten. We waren er ons al die tijd wel permanent van bewust dat we, hoe dan ook, ons diploma moesten behalen.” Ward en Jean-Paul: “Na de ongebreidelde vrijheid kwam de verplichte legerdienst eigenlijk perfect op tijd. Opnieuw leren functioneren in een geordend geheel, weer discipline en regelmaat.” Hun opleiding tot reserveofficieren, met het strikt gereglementeerde leven in de kazerne, bracht hen opnieuw de noodzakelijke stabiliteit.
Carrière Tot daar de kroniek van twee studenten, die wellicht menig lezer de wenkbrauwen deed fronsen. Maar uiteindelijk bereikten Jean-Paul en Ward wel het doel: professioneel zijn het geen bissers. Thuiskomen in een familiebedrijf kan makkelijk ogen, je hoeft niet te solliciteren, maar je moet het toch maar waarmaken, tegen alle voroordelen in. Onze redactieraad besliste dat het nu eens geen stuk zou worden over de carrière, ook al is die florissant. Maar niettemin willen we u toch graag meegeven dat Jean-Paul de betonfabriek in Gent leidt, waar 20 mensen voor een omzet van 3,5 miljoen euro zorgen, terwijl Ward de fabriek in Brugge runt, die met 45 personeelsleden goed is voor een omzet van 6,5 miljoen euro. Maar creatievelingen als ze zijn, hebben ze ook gediversifieerd. Naast verschillende vastgoedvennootschappen, beheren ze nog een drukkerij en een milieubedrijf, dat zich
met industriële waterzuivering bezighoudt. Daarnaast is er ook in het beton een diversificatie met een spanbetonfabriek, geleid door twee neven. Intussen sleutelt Ward samen met de organisatoren van de zandsculpturen aan een super-waterspektakel in de sfeer van Cirque du Soleil, dat in de zomer van 2003 zo’n 50.000 bezoekers naar Brugge moet lokken. Zou er een verband gezocht moeten worden met de voormalige ‘dijkbreuk’ in de peda? …
Hoe ze zelf terugblikken op die gerekte studententijd? Voor Ward was hij “heerlijk, met veel voldoening.” Jean-Paul is kritischer: “heerlijk, met weinig voldoening”. “Voor mij is het tij al tijdens de studententijd gekeerd. Ik had er uiteindelijk genoeg van. Ik wilde slagen, en dan gebeurde het ook.” “Eén ding is zeker, we hebben er nooit aan getwijfeld dat we zouden slagen.” En dat zijn ze. Geslaagd in het leven, wat veel meer is dan een diploma behalen.
Naast het professionele is er ook het gezinsleven, al komt dat wel eens in de verdrukking door de veeleisende baan met lange werkdagen. Maar ze zijn er wel erg trots op. Allebei zijn ze getrouwd met een apothekeres, die ze helemaal los van elkaar leerden kennen. Allebei zijn ze ook de trotse vader van drie kinderen: Ward van de 9-jarige Justine, de 7-jarige Julien en 6-jarige Camille, Jean-Paul van Nicolas (7), Louis (6) en Marie (4).
Levenswijsheid én levenskunst, je leert het in geen enkel boek. Hoe meer je leeft, hoe meer je leert … en dat doen deze twee in duplo … Myriam van Loon
NIEUWS VAN DE CEL ALUMNIWERKING BOEKENKORTING! De Alumnidienst van de UFSIA en boekhandel Acco-Somville (Prinsstraat 23 te Antwerpen) starten begin 2003 een samenwerking met de bedoeling de TEW-alumni regelmatig en gestructureerd maar vrijblijvend te informeren over nieuwe publicaties in hun interesse- en of vakgebied. Acco-Somville te Antwerpen zal voortaan een permanent aanbod bieden van enkele duizenden publicaties in de diverse domeinen van management en economie. Het is de bedoeling in deze disciplines dé referentie-boekhandel van Vlaanderen te worden. Op de UFSIA alumni-website worden in de rubrieken Management, Marketing, Human Resources Management en Finance telkens 20 relevante publicaties getoond met een summiere bespreking. Elke maand zal één rubriek grondig veranderd en aangepast worden, zodat elke rubriek drie keer per jaar grondig ge-updated wordt. Zonder de pretentie te koesteren een volledig overzicht te bieden is het wel de bedoeling de belangrijkste Nederlandstalige en Engelse publicaties aan bod te laten komen. Bovendien zullen publicaties van UFSIA-afgestudeerden op deze website extra aandacht krijgen. De Ufsia Alumni genieten op deze titels van speciale voorwaarden (korting) in de Acco-Somville boekhandel. U vindt dit aanbod op het webadres www.ufsia.ac.be/alumni. Bovendien is het mogelijk om via de website de gewenste literatuur thuis of op kantoor te laten bezorgen.
gepaste kapstok voor uw grafisch maatwerk! design: Esco
de
www.deschutter.com