ALUMNI N
I
E
U
W
S
B
R
FACULTEIT TEW VAN UFSIA JAARGANG 8, NR 32, APRIL 2001
TRIMESTRIEEL TIJDSCHRIFT - AFGIFTEKANTOOR ANTWERPEN X
I
E
F
Jaargang 8, nummer 32, april 2001
Alumni Nieuwsbrief is een uitgave van UFSIA vzw
Kerst op de UFSIA-campus
Inhoud
Solidair verenigd
01 Kerst op de UFSIA-campus
Met de semesterexamens voor de boeg, is december voor universiteitsstudenten letterlijk de donkere maand. Voor ze de campus vaarwel zeggen en zich effectief terugtrekken in hun schuilplaats, worden ze een laatste keer uitgenodigd in een geest van samenhorigheid. Aldus de aangekondigde kerstviering, op uitnodiging van zowat alle UFSIA-presidia.
Solidair verenigd
03 Alumnus Stephan Paridaen, digitale beeldenstormer? Een kijkje achter de schermen bij Barco
05 Gesprek met alumna Anne-Marie Van den dries Een juffrouw die haar mannetje staat
07 Een gewiekste vliegende Hollander “En wat gebeurde er met Wim?”
09 ‘Flikken’ op de UFSIA-campus Opleiding Forensic Auditor aan de UAMS
Woorden als signaal om het eigenlijke kerstconcert te beginnen. Gewoon mensen van goede wil bij elkaar, die bij een warm glaasje glühwein of chocolademelk met een plakje kerststol, kerstliederen zongen, wijl hun adem witte wolkjes schrijft in de koude winternacht. Die kerstbeleving, die elk jaar weer de scherpe kantjes afrondt, dat nijdige trekje verzacht en veel bedekt met de mantel der liefde. Maar 22 uur is 22 uur en de UFSIA blijkt over een wel erg stipt systeem te beschikken, zodat de kerstboomverlichting, even stipt als alle andere lichten, werd gedoofd. Gelukkig was er toen al voldoende glühwein en warme chocolade gedronken, zodat we daar hartelijk om konden lachen, sans rancune… en met wat zachtere stem in het donker verder zongen.
11 Klein maar dapper Gesprek met alumnus Albert Aps Adres UFSIA Lokaal B-213 Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen fax: (03) 220.47.99
13 In memoriam emeritus prof. dr. Jan Persyn
14 TEW studeren als vakantiejob... Prof. dr. Julien Lambert kreeg er alvast zelf geen schubben van...
16 Zo vader, zo zoon? Gesprek met TEW-alumni Eugène en Cedric Van de Putte
Verantwoordelijke uitgever Karel Soudan UFSIA Prinsstraat 13 2000 Antwerpen www.ufsia.ac.be/~ksoudan
[email protected]
Kernredactie P. Cordy, B. De Bruyn, A. Deckers, P-J. Engelen, E. Faucompret, V. Guillaume, N. Pauwels, H. Poriau, P. Sambre, S. Smaers, K. Soudan, P. Van de Wiele, M. Van Hauwermeiren, L. Van Lierde, M. van Loon, K. Vanstalle
Grafische vormgeving en productie ESCO, a De Schutter company
Werkten eveneens mee aan dit nummer K. Dickele
Oplage 13.000 ex.
18 UFSIA-studenten handelsingenieur reizen om te leren... Studentgerichte handelsmissie naar Europese groeiregio Noord-Italië
VAN DE REDACTIE Een wat ongewone foto op de cover: een groep studenten handelsingenieur van de UFSIA tijdens hun studentgerichte handelsmissie naar Noord-Italië op het dak van il Duomo di Milano, met in de achtergrond de UFSIA-binnentuin, zichtbaar doorheen de koepel van de Milanese Galleria Vittorio Emanuele II. U kunt de sfeer van deze schitterende studiereis opsnuiven vanaf pagina 18 van dit nummer. Met dank trouwens aan de steunende bedrijven. Ongewoon ook, zo rond Pasen, een sfeerbeeld van de jaarlijkse Kerst op de Campus, als openingsartikel. Wenst u nog wat virtueel mee te genieten van beide evenementen, dan kan dat ook online via www.ufsia.ac.be/~ksoudan. Surfen maar! Verder in dit nummer: de voorstelling van het nieuwe opleidingsprogramma Forensic Auditor aan de UAMS en veel … heel veel aandacht voor de carrières van onze alumni. We bezochten en interviewden een vader TEW’er en zoon handelsingenieur, een alumnus die van geprojecteerd beeld zijn beroep maakt, een geboren zakenman, een juffrouw die ‘juffrouw’ werd, een alumnus die zijn carrière afsloot met de grootste beursgang in Vlaanderen, en een geneesheer die ook TEW meer dan de moeite waard vond. En bekijk ook eens de achterpagina van dit nummer. Misschien ontmoeten we elkaar dan wel als partners van de tweede editie van de UFSIA-Afstudeer-BBQ. Hoe het er in 2000 aan toeging, kunt u nalezen in Alumni Nieuwsbrief nr. 30, oktober 2000, of nogmaals via www.ufsia.ac.be/~ksoudan. Karel Soudan
riteit dood is, dan moeten we ze maar begraven ook, was haar advies.” Het hele dorp volgde de rouwstoet, die onderweg naar de begraafplaats halt hield, zodat de mensen afscheid zouden kunnen nemen. Benieuwd naar wat er dan wel begraven zou worden, als symbool voor solidariteit, kwam iedereen in de geopende kist kijken … en daarmee meteen naar zijn eigen spiegelbeeld. In de kerstboom op de binnenkoer werd een spiegel opgehangen met de tekst: “Dankzij u is de solidariteit in UFSIA nooit echt dood geweest en is ze aan een nieuwe bloei begonnen.”
Het begon vorig jaar op 20 december met een kerstconcert in de Ignatiuskapel: Peter Van de Velde aan het orgel, het Universitair Koor Antwerpen, en een ensemble dat muzikaal talent van studenten en personeel bundelt, dat alles onder leiding van Dirk De Nef. Zo’n 120 mensen haastten zich op die koude winteravond naar de warme kapel van de Prinsstraat. Uit de sacristie kwam de klank van stemmen die zich opwarmden. Een verkennende babbel met de dirigent had me gewaarschuwd: “de nadruk ligt op ‘concert’, want ik houd niet zo van kerstliederen …”. Het fraaie Monteverdi-programma was hoogstaand, toch klopte de timing niet helemaal met mijn naar Kerst hunkerende hart die avond …
De dag nadien… Kerst op de campus Niet dat ik mij verwachtte aan een blozende maagd met kind, waarrond herders en koningen zouden staan zingen. Uit de luidsprekers galmde de beat op de studentenkerstmarkt. Op sommige plaatsen een wat chaotische toestand, al die standjes van de diverse studentenclubs. Eén gemeenschappelijke klemtoon: eten en drinken. De erwtensoep van Klio, faculteitskring Geschiedenis, benadrukte de winterse kerstsfeer, naast de Vierde Wereld Werkgroep met
Kerstbezinning Na het muzikale gedeelte gaf studentenpastor Johan Vanhoutte s.J. een eigen interpretatie van het kerstverhaal. Via het curriculum van de rector kwam hij bij zijn doordenker: waarom precies dat de eeuwen trotserende verhaal van een kind alle verhalen van macht en getal blijft overstijgen en boeiend blijft verwonderen. Als aanloop naar een versiering die na de bezinning in de kerstboom zou worden gehangen, vertelde Vanhoutte over een wijze moeder die op haar eigen manier de ondergang van haar eens zo sociaal voelende dorp een halt wilde toeroepen. “Als de solida1
Eén ding weet ik zeker! De proffen hadden het meest bekijks. Prof. Bruno De Borger botste, al dan niet met opzet, tegen – gelukkig toeval – een vrouwelijke tegenspeelster … Prof. Koen Vandenbempt was duidelijk de ster van het veld. Maar ook de professoren Guido Vanheeswijck en Wilfried Parys wisten de bal aardig aan de voet te houden. Het doel bewaken bleek een zware deeltijdse job te zijn voor Wim Van Driessen en prof. Jef Plasmans. “Volgende editie treden we aan als cheerleaders voor Jef Plasmans”, bloosden zijn vrouwelijke medewerkers-supporters Annemie en Kristel.
kaarsen- en kaartenverkoop. Prisma, de club die overkoepelend de eerstejaars uit alle faculteiten een helpende hand reikt en daarmee de drempel tussen prof, assistent en student verlaagt, verkocht boekenpakketten voor het goede doel. NSK was ook present, met pitta en tap. Sinds de fusie begin dit academiejaar van de twee Antwerpse TEWfaculteiten, bestaan Wikings en NSK in vreedzame coëxistentie naast elkaar. “We laten elkaar met rust, ieder doet zijn eigen ding. Een echte versmelting moet groeien”, klonk het van onder een stel hevig flikkerende rode puntmutsen. Unifac, met van elandgewei voorziene kerstmutsen en jenever, creëerde Rudolfjes aan de lopende band: je weet wel, die met die flikkerende ‘red nose’… En de Wikings, ja hoor, die waren ook present met loempia’s en wodka ...
Sportieve kerst Om half twee werd de aftrap voor de voetbalmatch proffen-presidia gegeven. Tot mijn spijt kan ik de eindstand niet met zekerheid meedelen. Waarschijnlijk wonnen de studenten, met 7 of 9 tegen 5 of 6 of 7 of 8 … goals bij de proffen. Kenners getuigden dat de proffen collectief beter presteerden, maar dat de studenten individueel superieur uit de hoek kwamen. Zes moedige proffen stonden tegenover niet minder dan tien kwieke studenten, die ‘onze kinderen of zelfs kleinkinderen konden zijn’ en die dan nog permanent wisselden …
Alumnus Stephan Paridaen, digitale beeldenstormer? Een kijkje achter de schermen bij Barco
Om half vijf werd de kerstboomrace aangekondigd. Vier studenten per ploeg moesten op de tarmac van de sportzaal een parcours afleggen, met als ballast een kerstboom. Een amusant schouwspel met kerstingrediënten: kerstkransen als ringen over flessen gooien, kerstballen in korven mikken, een kerstballenbad … Dat de ambiance langs het parcours het slagen van de race bepaalt, dat zijn nu eenmaal de studentikoze regels van dergelijk vertoon. Als de NSK-ploeg in het groene dennenhout eindigt, flikkeren de lichtjes van hun kerstmutsen nog na. De meegetroonde kerstbomen blijven ruim vóór Kerstmis kaal achter …
En toen viel de avond Met de kerstveiling, o.l.v. prof. Guido De Brabander, werd het avondprogramma ingezet. De talrijk ingediende (al-dan-niet-kunst)voorwerpen veranderden bij opbod vlot van eigenaar. De veiling spijst de kas van het goede doel: het Centrum Kauwenberg, een project aan de universiteit van Nicaragua, en Botsabele. Dat laatste is een project van Ann Van Engeland, geestelijke moeder van “Kerst op UFSIA” en momenteel werkzaam in ZuidAfrika. Op de veiling, naast tal van traditioneel te verhandelen voorwerpen, enkele bijzonder originele uitschieters, zoals: een niet-alledaagse wandeling door Brugge onder leiding van de veilingmeester, een VIP-ritje met de oldtimer van een prof-autofreak, een brunch met de decaan, een tennismatch met de rector … Met de prachtige klanken van het Amahoro solidariteitskoor en Close to Seven, werd de kerst-BBQ en de daaropvolgende ‘Kerstnacht van de Film’, met binnen- én buitenvertoningen, ingeleid. Een kerstviering op UFSIA die bij sommigen wel zal hebben nagezinderd.
Naar Kuurne gelokt met de herinnering aan grootvaders Barco, een oerdegelijke televisiekast, val ik in Kuurne van de ene verbazing in de andere. Stephan Paridaen (UFSIA-TEWpromotie 1991) is geen ‘stilzitter’ en troont me mee door Barco’s Internationaal Bezoekerscentrum. Samen met de hoofdzakelijk Aziatische bezoekers zet ik grote ogen op. Na de metershoge controlebeeldschermen voor elektriciteitscentrales dompel ik me even later met de joystick onder in een driedimensionale simulatie van een wolkenkrabber. Stephan krijgt pretoogjes: Barco is vandaag een hoogtechnologisch bedrijf. Hoe komt een TEW’er tussen Barco’s synthesebeelden terecht? Al op de middelbare school kriebelde bij Stephan de informaticamicrobe. Hij stapte over van Latijn-Wiskunde naar Bedrijfsinformatica, geen evidente keuze voor een goed student. Tijdens zijn UFSIA-tijd schrijft Stephan software voor schrijnwerkerijen. De toevallige studentenjob evolueert al snel naar een fulltime eigen bedrijf naast de studie ... Stephan bekent ootmoedig het schrijnwerk van de UFSIA-aula’s niet vaak van nabij gezien te hebben. Maar de uit de hand gelopen bijbaan bezorgt hem een waardevol etiket: dat van de facto handelsingenieur.
Van uw getuige ter plaatse, Myriam van Loon 2
Stephan opteert voor internationale relaties. De timing valt aanvankelijk slecht: luttele dagen na de
thesisverdediging, over joint ventures in de SovjetUnie, valt de Muur. Die onthutsende golf van vrijheid krijgt ook de ondernemende Stephan te pakken. Oost-Europa wordt voor hem de toegangspoort: via een beurs van het Ministerie van Buitenlandse Handel neemt hij een jaartje de rol van Wenen als draaischijf tussen Oost-Europa en de Europese Unie onder de loep, op een bevoorrechte plek: de Belgische ambassade in Wenen. De sleutelrol van Wenen blijkt in de conclusie van Stephans studie trouwens helemaal niet zo rooskleurig: Belgische bedrijven zullen alleen succes boeken via een rechtstreekse aanwezigheid op de Oost-Europese markt. Stephan stapt door de bres in de Muur: na een MBA aan de VUB gaat hij het Oost-Europese zakendoen zelf opsnuiven. Voor het Prins Albertfonds mag hij een jaar studiewerk gaan verrichten voor een Belgisch bedrijf naar keuze. Zo verschijnt Barco in het plaatje.
Beeldig blikveld Twee argumenten geven bij Stephan de doorslag: het bedrijf heeft geen afgelijnd plan; zijn Oost-Europese focus wordt er ook doelbewust niet beperkt tot één land. Een jaar lang leeft Stephan vanuit zijn Praagse koffer om er de nodige bagage op te doen: hij bestudeert kernlanden, productlijnen en commerciële organisaties. Als vanzelfsprekend haalt Barco de jonge doordrijver na de succesvolle stage binnen. Stephan zal voor het bedrijf uit Kuurne het Tsjechische kantoor opstarten. Daarna is het de beurt aan Polen en Rusland. Na vier jaar Praag verlegt Barco de horizon: Stephan en zijn echtgenote trekken naar Azië. 3
Beide partners zien die buitenlandse ervaringen nooit als een tijdelijke last, maar als een bewuste verruiming van hun blikveld. Zo nam Stephans vrouw in Praag de draad van haar talenstudie weer op; die culturele openheid bezorgde hen tot op vandaag vrienden in de hele wereld. Vanaf 1997 raakt Stephan in de virtuele stroomversnelling voor Barco Projection Systems. Op een flatscreen tovert hij het organogram van Barco tevoorschijn. Zeven onderdelen, zes kernactiviteiten, tientallen productlijnen: een ingewikkeld plaatje. Algemeen beschouwd is Barco actief in alles wat verband houdt met beeldanalyse en -verwerking: avionics, medische visualisering, grafische toepassingen, machine vision, controlekamers voor internetproviders, … te veel om op te noemen. Divisie Barco Projection Systems is actief op het vlak van grootbeeldvisualisatie-oplossingen. Voor deze divisie raakt Stephan betrokken bij de oprichting van tal van Aziatische kantoren in Korea, Japan, China: zijn werkterrein strekt zich uit van New Delhi tot Tokio en Hongkong. Stephan Paridaen: “Als Europeaan had ik een monolithisch beeld van het Oosten, maar als je inzoomt valt pas op welke verscheidenheid Azië biedt. Er is niet één ding als Azië; en het is niet omdat je in Singapore werkt dat je dicht bij de markt zit. Het Aziatische continent is enorm groot, in alle opzichten, technologisch en cultureel.”
Lichtpunt We lopen samen langs de Barco-toepassingen in de verduisterde zalen van het bezoekerscentrum. Een software-ingenieur toont me zijn speeltje: een supercomputer die kamerbreed 3D-synthesebeelden genereert. Dit soort toepassingen wordt vooral gebruikt door auto-ontwerpers en grote internationale architectenkantoren. We laten ons meezuigen in de virtuele ontvangsthal van een neorenaissance-wolkenkrabber: indrukwekkend. Ook binnen de meer traditionele projectietoepassingen stond de tijd niet stil: digitale cinema komt binnen handbereik. Bij Star Wars - Episode I: The Phantom Menace kwam er zelfs geen filmrol meer aan te pas. Mijn oog valt op een affiche: “Barco: an exciting company with opportunities.” Stephan greep de Aziatische kans met beide handen aan, zoveel is duidelijk. Met knipperende ogen belanden we vervolgens in een helverlichte ruimte, de montageafdeling van Digital Daylight Displays, waar we even de spotlights zetten op Stephans huidige rol: “Hedendaagse beelddragers zijn beperkt door de lichtintensiteit; zo kunnen we digitaal beeld alleen maar projecteren in een donkere ruimte of na valavond. Barco had de technologie in huis voor projectiesystemen bij daglicht. Ik ging in Azië op zoek naar een interessante overnamekandidaat, maar uiteindelijk besliste Barco zelf die systemen te gaan bouwen. Of ik niet naar Kuurne wilde komen om dan maar zelf de nieuwe business unit uit de grond te stampen?” Stephan hapte toe. De groei 4
valt spectaculair te noemen: van 0 naar meer dan 1 miljard frank omzet in minder dan een jaar tijd, circa 110 medewerkers. De nieuwe unit is een illustratie van de nieuwe Barco-stijl. De organisatie wordt transparanter: elke business unit kreeg financiële autonomie en verantwoordelijkheid. Dat was broodnodig, want Barco Projection Systems alleen al is een uit de kluiten gewassen onderneming met een omzet van 13 miljard. “Met die nieuwe structuur kunnen we veel sneller reageren op de markt.” Enkele maanden geleden ging het afgesplitste BarcoNet naar de beurs: “De andere divisies zullen volgen: de belegger krijgt door die babybarco’s een scherper beeld van wat we doen.”
Gesprek met alumna Anne-Marie Van den dries
Stephan bengelt intussen aan een van zijn technotroetelkinderen: schermen met veelkleurige LED-sets, zo’n 25 000 lichtpunten per vierkante meter. Die clusters van vijf verschillende kleuren geven zulk een intensief licht en zo’n kleurschakeringen dat ook bij volle daglicht multimediabeelden perfect zichtbaar zijn. Een eenvoudig, maar geniaal idee. Modulair gebruik van die schermen, die soms tijdelijk worden verhuurd, zorgt voor oneindig veel toepassingen: scoreborden met video-replays bij sportmanifestaties of bij popconcerten, om er maar een paar te noemen. Barco rijgt de prestigeprojecten aan elkaar: van de Blijde Intredes van Filip en Mathilde, over complete wanden voor de Parijse modedefilés en de Millennium Dome, tot de wereldexpo in Hannover. Boeiend is hoe de Daylight Systems evolueren van een technische toepassing tot een geïntegreerd communicatieconcept.
Een juffrouw die haar mannetje staat
Medium met uitroeptekens Het allernieuwste project komt in alle opzichten in een fraai daglicht te staan: “Signam!cs is een dynamisch en interactief reclamemedium. Je kunt het nog het best vergelijken met een digitaal billboard, dat beheerd wordt via de satelliet of een breedbandnetwerk. De Signam!cs-marketeer kan nu in real time eender welke informatie doorzenden naar eender welke plek, op eender welk ogenblik: digitale animaties, audio, webnieuws, reclameclips. Via SMSberichtjes of de gsm kan de toevallige passant zelf reageren op vragen. ’s Ochtends zien we reclame voor koffie, ’s avonds lezen we wat de televisie ons biedt, en als het sneeuwt biedt een slimme autobandenfabrikant ons na het weerbericht sneeuwkettingen voor een prikje.” Hier vervloeit de technologie met de wereld van de informatie en de marketing: “Ons team probeert marketingmensen, technische specialisten en traditionele spelers in de reclamewereld rond de tafel te brengen voor een gedifferentieerde communicatieaanpak. Dit nieuwe medium klinkt in België misschien nog als toekomstmuziek, maar in Japan is dit soort toepassingen al aan de orde van de dag. Traditioneel is Barco een ingenieurswereld, maar dat verandert. In een geïntegreerde aanpak hebben economisten met een brede focus een streepje voor.” Paul Sambre
Anne-Marie Van den dries (59) behoort tot de laatste generatie studentes die hun diploma behaalden aan de Hogere Handelsschool voor Juffrouwen in de Korte Nieuwstraat. Vandaag is ze verantwoordelijk voor de internationale dienst aan de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen. Maar hoewel ze al meer dan vijfendertig jaar geleden naar Gent en Kortrijk uitweek, blijft ze zich op en top Antwerpse voelen: “Mijn interesse voor internationale relaties heb ik geërfd van mijn geboortestad.” De Hogere Handelsschool voor Juffrouwen - vandaag partner binnen de Lessius Hogeschool - werd in 1923 in Eeklo opgericht als vrouwelijke tegenpool van de Sint-Ignatius Handelshogeschool in Antwerpen. In 1932 verhuisde de school naar de Korte Nieuwstraat in Antwerpen. Anne-Marie Van den dries behaalde er in 1964 haar licentiaatdiploma Handels- en Consulaire Wetenschappen, nog net voor het meisjesbastion definitief afbrokkelde. Want in 1967 veranderde de school haar naam in Handelshogeschool en werden ook mannelijke studenten toegelaten. “In deze tijd lijkt zo'n school voor meisjesstudenten totaal verouderd, maar wij kenden destijds niets anders”, lacht Anne-Marie Van den dries. “We waren er echt niet ongelukkiger om. Bovendien zaten we vanaf de eerste licentie samen met de studenten van Saint-Ignace, voor de vakken van de lerarenopleiding.” Voor de vrouwelijke studenten was het onderwijs in die tijd een voor de hand liggende keuze. “Weinig van mijn medestudentes zijn in het bedrijfsleven gestapt”, weet Anne-Marie. “Dat stel ik vast tijdens de bijeenkomsten van onze oud-studentenvereniging Halicom. In die tijd was zoiets voor een vrouw nog
moeilijker dan nu. Nog moeilijker, zeg ik, want in mijn ogen moeten vrouwen zich vandaag nog altijd meer bewijzen om hetzelfde te bereiken als mannen. Maar pas op, je hoort mij daar niet over klagen, hoor. Je houdt er als vrouw gewoon rekening mee – en je geniet des te meer als je iets bereikt hebt.”
Gent Na haar studie kon Anne-Marie Van den dries meteen als lerares beginnen in het Sint-Agnes Instituut in Borgerhout. Niet voor lang echter, want kort daarna moest ze met pijn in het hart de Scheldestad verlaten. Ze verhuisde naar De Pinte bij Gent, waar haar man een vaste benoeming had gekregen. “In die tijd waren mensen nog niet zo mobiel als vandaag. Pendelen tussen Gent en Antwerpen leek toen onoverkomelijk”, blikt Anne-Marie terug. Ze vond opnieuw een baan als lerares in Mariagaard in Kwatrecht-Wetteren. In de jaren tachtig stapte ze over naar de Katholieke Hogeschool voor Paramedische Wetenschappen Gent in de Sint-Lievenspoortstraat, vandaag partner binnen de Arteveldehogeschool. Vandaar werd ze enkele jaren later overgeplaatst naar de Katholieke Hogeschool ZuidWest-Vlaanderen in Kortrijk: een hogeschool die vandaag zeven departementen telt, verspreid over de campussen in Kortrijk, Roeselare, Torhout en Tielt. “Als vakken had ik altijd Frans en recht gegeven”, zegt Anne-Marie. “Maar in de hogeschool in Kortrijk vroegen ze me om ook economie te geven. Na 25 jaar heb ik toen mijn oude syllabi weer opgediept. En tot mijn verbazing vind ik die nog altijd heel helder geschreven...” 5
Erasmusstudenten Sinds 1987 bekommert Anne-Marie Van den dries zich ook om de Erasmusstudenten. In Kortrijk werd dat deel van haar taak steeds belangrijker, en in 1995 werd ze benoemd tot hoofd van de internationale dienst en overkoepelend coördinator van de internationalisering. In één klap kwam haar studie consulaire wetenschappen weer voor tweehonderd procent van pas. “Ik hou me voornamelijk bezig met het uitschrijven en indienen van Europese projecten”, legt AnneMarie uit. “Daarnaast coördineer ik de studenten- en lectorenmobiliteit en help ik bij de ontwikkeling van curricula, zoals een Jean Monnet-module, Global Issues of the 21st Century, Citizenship and Intercultural Management. En ten slotte besteed ik veel tijd aan onze internationale klassen: dat zijn de Engelstalige lessen die we organiseren voor buitenlandse studenten. Een boeiende bezigheid.” Als lid van Adinsa, de adviesraad voor internationale samenwerking van de VLHORA, werkte ze mee aan een enquête waarin onder meer werd nagegaan waarom Vlaanderen amper aanslaat bij buitenlandse studenten. “Het is een feit dat we veel meer studenten uitzenden dan dat we er ontvangen”, zegt AnneMarie Van den dries. “De taal is daarbij een belangrijk knelpunt. Hogescholen kunnen alleen maar colleges in het Engels organiseren als ze daarvoor zelf een grote financiële inspanning leveren. Daardoor zijn buitenlandse studenten verplicht hun vakken in het Nederlands te volgen en vooraf een taalcursus
te volgen. Een taalstudent ziet dat nog zitten, maar een student elektromechanica of verpleegkunde haakt af.”
"En wat gebeurde er met Wim ?"
Zonlicht De studenten die wel hun weg vinden naar de Katholieke Hogeschool zijn voornamelijk Oost-Europeanen: Polen, Tsjechen, Hongaren, Litouwers, Letten, Roemenen ... Of de buitenlandse studenten regelmatig met problemen aan haar deur staan? “Vaak meer dan me lief is”, lacht Anne-Marie Van den dries. “Emotioneel hebben ze het toch moeilijker. Soms al gewoon door het klimaat. Veel Griekse studenten zijn tegen december ziek, die missen het zonlicht.”
Een gewiekste vliegende Hollander
Maar omgekeerd hebben ook de Vlaamse studenten in het buitenland behoefte om wat extra gekoesterd te worden, vervolgt ze. “Voor hun vertrek druk ik ze op het hart om bij problemen eerst met ons contact op te nemen, en niet meteen hun ouders op te bellen. Want de student, die gaat na dat telefoontje een pint pakken en is alles snel weer vergeten. Terwijl die ouders zich hier zorgen zitten te maken.” Al bij al vindt ze de internationale uitwisselingen een oneindige verrijking. “Die manier van denken heb ik meegekregen vanuit mijn studie aan de Handelshogeschool. Maar ook vanuit mijn Antwerpse afkomst. Want Antwerpen is een stad waar altijd een internationale wind gewaaid heeft.” Annick Deckers
Al staan achter zijn naam in het Alumniboek een resem letters als LTEW AE IEDB, ze staan niet, zoals je van een Nederlander zou verwachten, voor evenveel initialen. Nee, Wim de Leur is en blijft dan wel Nederlander, hij werd geboren, studeerde, woont en werkt in België. Grootvader de Leur verdiende zijn sporen als opstarter van de Belgische activiteiten van DAF personenwagens, en ook Wims vader bleef die sector trouw, zodat de familie hier al enkele generaties goed ingeburgerd is. Wim trouwde met de Waregemse Valérie Matthys en geniet van zijn vaderschap als papa van de 4-jarige Mathias en de bijna voor de eerste keer jarige Amélie. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en zoals we onze noorderburen kennen, zijn het gewiekste zakenlui, geboren handelaars. En Wim doet er niet voor onder. Toen hij aan de UFSIA koos voor algemene economie, internationale economische en diplomatieke betrekkingen, specialisatie transport, was dat een keuze voor veelzijdigheid, een zo breed mogelijk spectrum voor maximale opportuniteiten in
6
het kraam van zijn verkopersmentaliteit. Toen Wim in ’91 promoveerde aan de UFSIA, kon hij een trimester aan de slag in een Luxemburgse bank: 6 weken arbitrage en even lang in de kredietafdeling. “Daar zette ik zowat mijn periscoop uit. De financiële sector was niet aan mij besteed. Ik wilde veel korter op de bal spelen, kopen en verkopen, boter bij de vis.”
Mijn deadline “Na de bankwereld kon ik aan de slag in de welriekende en mooi-ogende sector van parfums en verzorgingsproducten bij een dochteronderneming van L’Oréal. Dit lag al meer in de lijn van mijn verkoopaspiraties, maar was nogal beperkend voor mijn persoonlijke mogelijkheden en ambities. Herstructureringen zorgden er bovendien voor dat er nagenoeg geen uitzicht was op interessante doorgroeikansen. Ik stelde mezelf een deadline: zelfstandig ondernemer zijn vóór mijn dertigste!” Geboren in ’67, dat betekende een deadline tot ’97? “Het was dus de hoogste tijd toen ik in 1996 een 100tal Belgische bedrijven aanschreef uit de auto-, voedings- en drankindustrie om met mij als makelaar, zaken te doen in Maleisië. Twaalf reacties kwamen daarop, het dient gezegd, hoofdzakelijk negatief. Maar er was ook een gezonde belangstelling van een fabrikant, marktleider in originele uitlaten voor auto’s, die me verzocht die markt te verkennen. Wel7
iswaar zonder loon, maar tegen een te verrekenen procent op de eventuele omzet.” Met als leuze: beter één vogel in de hand, dan tien in de lucht, vloog Wim met deze vage opdracht op zak naar Maleisië. Na de nodige prospectie kwam hij terug met contacten voor dat bedrijf, maar tevens met een adresboekje vol geïnteresseerde zakenpartners voor tal van uiteenlopende activiteiten: van een pottenbakkerij tot zonnetentmotoren … Was er hier al een potentieel publiek dat brood zag in leveringen aan oosterse kwantiteiten, het bleek klein bier te zijn in vergelijking met de verzuchtingen die er in omgekeerde richting bleken te bestaan.
Mijn toekomst Wie in die tijd naar het Verre Oosten reisde, kon bij zijn thuiskomst als toekomstvoorspeller aan de slag: “Dra loopt iedereen met een mobiele telefoon op straat en belt waar en wanneer het hem past, op de bus, op straat, in het restaurant …” Wim kwam het niet vertellen, maar hij had wel een gat in de markt gezien. De mobiele telefonie sleepte een hele vloot gadgets in haar kielzog mee en die waren in het Verre Oosten uiteraard veel voordeliger dan in het dure Westen. Hij vertelt: “Toen ik in maart ’97 naar Maleisië, Taiwan en Hongkong reisde, was daar een enorm aanbod accessoires voor gsm te vinden. Ik kocht gewoon 1000 zakjes, bracht die mee naar hier en ging er mee naar gsm-verdeelcentra. Ik verkocht er hier 100, daar 150 en na een bezoek aan een winkelketen, was ik door mijn voorraad heen. Het gaf een licht euforisch gevoel. Op enkele weken alles verkocht, boter bij de vis, klanten die om meer vroegen … Ik waagde opnieuw een bestelling van 5000 stuks. En weer was ik er in een mum van tijd doorheen. Mijn grote voordeel was een snelle levering uit voorraad, meteen afgerekend, zodat ik nooit cashproblemen kende. Mijn trein was vertrokken: Delpac, mijn firma, levensvatbaar.” “Op dit ogenblik is het assortiment toebehoren sterk uitgebreid. We kunnen nu zowat alles wat van dichtbij – of ver weg – met gsm te maken heeft, voor alle merken leveren. Alleen toestellen en batterijen verhandelen we niet. Met een goed uitgebalanceerde voorraad van zo’n 300-tal referenties, zijn we snelle leveranciers, die niet met overstocks blijven zitten en derhalve steeds op de laatste trends kunnen inspelen.” Het is een glunderende zakenman die een set knap uitgedokterde blisterkoffers bovenhaalt en het assortiment zakjes, frontjes, antennes, opladers, handfree kits … voor ons etaleert. “Intussen zijn er ook een aantal technische onderdelen en componenten bijgekomen.” Met de vrij beperkte opslagruimte van 80 m2 en de medewerking van Wims vrouw, die zelf marketing aan de hogeschool in Leuven studeerde, blijven de kosten van Delpac ook beperkt tot vooral ticket- en hotelrekeningen. Delpac is gevestigd in 8
hartje Antwerpen, in een bescheiden kantoor op een eerste verdieping aan de Frankrijklei, recht tegenover het Jezuïetencollege. Een gezellig kantoor met zicht op de tuin, mag door Wim in onderlinge overeenkomst met de benedenbuur gebruikt worden als klantenreceptie of voor een interview als dit.
Veranderende markt vergt grote creativiteit “De markt voor gsm-toebehoren is intussen oververzadigd”, vertelt Wim, die uiteraard elke trip in het Oosten benutte om uit te kijken naar mogelijke nieuwe producten die ook hier zouden aanslaan. Zo zag hij de lamp branden. Letterlijk nog wel, en niet zomaar een lamp, maar de Flashmate. Zien en gezien worden, het past nu wonderwel bij onze alumnus. Een vernuftig systeem waarbij minuscule LED-lampjes, gevoed door een 150 uren sterke batterij van 1,5 V als symbolen of letters ingewerkt kunnen worden in geplastificeerde, soepele verkeerssignalisatie of opvallende kledij. Zij beloven een groot afzetgebied te vinden in de sector van de beveiliging. De lichtsterkte per lampje – en ze worden niet krenterig gemonteerd – is dezelfde als die van het licht van 3 kaarsen en kan bijgevolg tot op een afstand van enkele honderden meters waargenomen worden. De toepassingen zijn natuurlijk onuitputtelijk. Het gebruik van de gevarendriehoek kan bijvoorbeeld worden aangevuld met dat van een soepele pvc-bache met ingewerkte magneten die op ooghoogte achteraan een defecte wagen bevestigd kan worden. Ook volgens datzelfde principe brengt Delpac gordels op de markt, die fietsers, joggers, mensen van de hulpdiensten … lichtend op pad sturen. Wim was er als de kippen bij om het merk in acht Europese landen te laten deponeren en schuimt met het nieuwe product tal van beurzen af. Hij legde reeds contacten in 52 landen en heeft derhalve grootse verwachtingen. Het vinden van agenten in het buitenland, met het oog op een heus netwerk, is nu aan de orde. Daardoor zou de activiteit van Delpac wel eens kunnen verschuiven tot 30% gsm- toebehoren en 70% veiligheidsaccessoires. Met een omzet van 20 miljoen frank vorig jaar, zou ook dat getal wel eens flink in de lift kunnen zitten. En Wim de Leur is van plan te blijven verbazen, vandaar wellicht dat hij bij ons afscheid ook nog een heel bijzondere business card in hologramstijl tevoorschijn tovert. Een bewegend beeld, waarop tot maximum 12 verschillende foto’s tot leven komen en dat dus in een handomdraai een volledig assortiment activiteiten van een bedrijf voorstelt. Een visitekaartje met geïntegreerde bedrijfsfolder. Wel even bedenken dat de fabricatie voor een opdruk met 4 beelden, een minimumafname van 5000 stuks vergt ... Alvast prima geschikt om bijvoorbeeld compact in enkele beelden weer te geven ‘wat er nu juist gebeurde met Wim…’ Myriam van Loon
‘Flikken’ op de UFSIA-campus Opleiding Forensic Auditor aan de UAMS Heel wat oud-studenten van de UFSIA keken verbaasd op, toen ze recent vernamen dat de Universiteit Antwerpen Management School een samenwerkingsakkoord heeft gesloten met de School voor Criminologie en Criminalistiek. Worden onze Alumni nu ook al BOB’ers? We gingen te rade bij de initiatiefnemer van het programma: professor Michel J. De Samblanx. Is dit programma werkelijk zo nieuw? Slechts in de Verenigde Staten en Engeland bestaan al langer dergelijke opleidingen. Vorig jaar is men in Nederland met twee vergelijkbare programma’s gestart. Een postdoctoraal programma in forensic auditing wordt georganiseerd aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. De tweede postdoctorale opleiding, Forensische accountancy, wordt georganiseerd door de Universiteit Leiden en de Universiteit Nyenrode. Sommige andere landen denken erover om zulke programma’s op te starten. Als Universiteit Antwerpen behoren we bij ’s werelds koplopers m.b.t. opleidingen op het vlak van forensische audit. Was die kennis aan onze universiteit aanwezig?
Waar plaats je een programma forensic auditing: is dit een specialisatie voor auditors of een specialisatie voor flikken? Forensic audit, of fraudeonderzoek zo je wilt, is een discipline in beweging. Het fraudeonderzoek wordt meer en meer op systematische en op een wetenschappelijk gefundeerde manier uitgevoerd. Dat geldt niet alléén voor de medische en andere technische werkzaamheden in het kader van onderzoek naar criminele daden. De financiële criminaliteit neemt een steeds grotere omvang aan. Ook bij bekende criminaliteit als illegale handel in drugs, uitbuiting via prostitutie en mensenhandel komen financiële constructies om de hoek kijken. Ik dacht daarom dat het nodig is ook binnen de financiële wereld een specialiteit te ontwikkelen van fraudeonderzoekers. Toen wij de idee en het programma op de UAMS hadden gelanceerd in de programmabrochure van het toenmalige IPO, kwam er interesse vanuit de hoek van justitie: wij hadden een degelijk programma opgezet en zij hadden de noodzaak vastgesteld aan bijkomende opleiding in financiële opsporingstechnieken voor hun rechercheurs. Zo zijn we tot een samenwerking gekomen met de School voor Criminologie en Criminalistiek. Het samenwerkingscontract is ondertekend door Marc Verwilghen, minister van Justititie, en de UAMS.
Op auditvlak hebben wij de laatste 15 jaar heel wat opgebouwd. Zowel binnen de UFSIA als de RUCA worden reeds lang colleges gedoceerd op het vlak van interne controle, audit en computeraudit. Binnen de UAMS hebben we sedert meer dan 15 jaar een opleiding tot Master of internal auditing en sinds meer dan 12 jaar ook een opleiding tot Master of computer auditing. Deze beide programma’s hebben een exclusieve plaats verworven binnen het domein van auditopleidingen. Bovendien kunnen diverse andere auditprogramma’s jaarlijks op een behoorlijk aantal deelnemers rekenen. Vandaaruit is binnen onze universiteit al een grote knowhow van deze materie aanwezig. We hebben een beroep gedaan op enkele specialisten forensische audit. Binnen de grote auditkantoren worden momenteel departementen opgezet die speciaal zijn toegespitst op het onderzoek van financiële fraude. Evert-Jan Lammers, registeraccountant, lid van het Nivra (Nederlands Instituut voor Registeraccountants), is directeur Forensic services van KPMG en Frank Staelens is manager van de afdeling Fraud and integrity risk services bij Arthur Andersen. Samen met hen hebben we een gedetailleerd programma uitgewerkt voor onze opleiding van forensische auditor. Toen de samenwerking met de School voor Criminologie en Criminalistiek een feit was, hebben we een beroep kunnen doen op de voormalige directeur van deze school, Johan Denolf. 9
Hoe ziet zo’n opleiding er nu uit? Zijn daar schietoefeningen bij gepland? Niet direct schietoefeningen, maar toch een aantal technieken die we traditioneel eerder in de politiewereld situeren, zoals bijv. technieken voor het verhoren van verdachte personen. In het programma zit een belangrijk onderdeel met juridische vakken: o.a. aansprakelijkheid van bestuurders en van rechtspersonen; misbruik van vennootschapsgoederen; het beroepsgeheim; de arbeidsrechtelijke situatie van een fraudeur. Daarnaast wordt speciale aandacht besteed aan interne controle, audittechnieken en computeraudit. De twee cruciale modules betreffen uiteraard de interne en de externe fraude. Bij interne fraude gaat het om jaarrekeningenfraude, verduistering van financiële middelen en van niet-financiële middelen (activa, voorraden, computers), corruptie (omkoping, kick backs, afpersing, belangenvermenging) en parallelle circuits. Externe fraude viseert onderwerpen zoals BTW-fraude, accijnsfraude, ontduiking van vennootschapsbelasting, verzekerings- en bankfraude, fraude van eurosubsidies, sterfhuisconstructies en bedrieglijk faillissement, telecomfraude, e-fraude, witwassen. Het programma wordt afgesloten met examens en het schrijven van een scriptie. De kandidaten verwerven de titel van Master of forensic auditing. Zal er met nog andere instanties worden samengewerkt? Een programma als dit moet permanent worden geëvalueerd en bijgestuurd. Een uiterst belangrijke pijler is de juridische context. Wij zijn ervan uitgegaan dat het programma in zijn verdere ontwikkeling moet steunen op een intense samenwerking met juristen van hoog niveau. We hebben daarom een beroep gedaan op de faculteit Rechten van de Universiteit Antwerpen. Dat zal in de volgende versie van het programma duidelijk te zien zijn. Ook andere instanties zijn geïnteresseerd in ons programma, zoals bijvoorbeeld de parketten. Wij hopen hen vanaf volgend academiejaar erbij te betrekken. De hele forensische audit is per definitie multidisciplinair. Juristen en economen werken samen. Het gaat bovendien om het ruime veld van juristen: advocaten, bedrijfsjuristen, juristen die werkzaam zijn in het politionele en het gerechtelijke apparaat, criminologen. De forensische audit kampt met een eeuwenoud probleem: de misdaad blijft altijd een stapje voor in ‘originaliteit’ en een stapje voor op onderzoekers, politie, ... Wij hebben ons ook geëngageerd om het programma, waarschijnlijk volgend academiejaar, aan onze Franstalige landgenoten aan te bieden. Met een Franstalige universiteit worden momenteel voorbereidende besprekingen in die zin gevoerd. Wat zijn te verwachten evoluties? Een eerste spin-off is de oprichting van het Instituut van Forensic Auditors. Het is de bedoeling met dit instituut een beroepsgroep te vormen. De leden moe10
ten aan hoge kwaliteitsnormen voldoen. Zij moeten een ethische code naleven, die tuchtrechtelijk bestraft kan worden. Het instituut zal een tijdschrift uitgeven met artikelen van praktische aard, aangevuld met artikelen op het niveau van toegepast onderzoek. Het instituut wil inderdaad zowel het fundamentele als het toegepaste onderzoek in deze materie stimuleren. De leden van het instituut die de titel Master of forensic auditing hebben behaald, kunnen zich laten inschrijven in een register. Zij zijn dan gerechtigd de titel te dragen van ‘registered forensic auditor’. Dit sluit naadloos aan bij een internationale ontwikkeling. Het is helemaal niet de bedoeling een wettelijke erkenning te bekomen voor een nieuwe beroepsgroep met een monopoliestatuut. Dat zou trouwens geen goede zaak zijn. Maar als de overheid op een bepaald moment toch in die richting zou denken, hebben wij een antwoord en, vooral, een reservoir van kwalitatief hoogopgeleide beroepsbeoefenaars klaarstaan. In de toekomst zullen we ook seminaries, studiedagen en (internationale) congressen organiseren. Heeft forensische audit alleen met opsporen en bestraffen te maken? Neen, in geen geval. Bij corporate governance staat goed bestuur voorop. Daarbij wordt de nadruk gelegd op de verantwoordelijkheid van bestuurders om een degelijk risk management te voeren. Dat geldt ook voor de overheid en dan spreekt men van government governance. In dit risk management ligt het frauderisico besloten. Voorkomen van fraudes, onwettelijkheden en onregelmatigheden heeft inderdaad een maatschappelijke relevantie. Naast ontdekken/melden/onderzoeken hebben zowel bestraffen als voorkomen een eigen plaats in het managementuniversum. Al naar gelang van de context zal het accent gelegd worden op onderzoeken en bestraffen (justitie); op ontdekken en melden (overheid); op onderzoeken, al dan niet melden, eventueel recupereren en voorkomen (het bedrijfsleven in de ruimste zin van het woord). Bovendien mogen we niet vergeten dat de culturele factor belangrijk is. In wat we een ethisch reveil zouden kunnen noemen, worden praktijken die vroeger getolereerd werden en zelfs vanzelfsprekend werden gevonden, nu afgekeurd en aan de kaak gesteld. Corruptie, steekpenningen, geheime commissielonen, ontspoord politiek dienstbetoon zijn daar maar enkele (kleinere) voorbeelden van. Bovendien worden de kopstukken uit de politieke, de bedrijfs- en de publieke wereld voor hun maatschappelijke verantwoordelijkheden geplaatst. Heel wat daden worden afgewogen aan hun maatschappelijke relevantie. Dit heeft niet alleen te maken met situaties waar fraude mee gemoeid is, maar ook met situaties waar niet behoorlijk met macht wordt omgegaan. De ethische dimensie van dit opleidingsprogramma is daarom van cruciaal belang. Kristel Vanstalle
Gesprek met alumnus Albert Aps
Klein maar dapper Allicht verklaart zijn karakter waarom Albert Aps (TEW-alumnus 1967) pas juist vóór Kerstmis in zijn gezellige woning in het rustige en groene Halle-Zoersel wou terugblikken op een erg succesvolle loopbaan. Resultaat: een boeiend verhaal van een man van cijfers maar géén koele kikker, die veel dankt aan zijn roots en ethiek nog steeds hoog in het vaandel draagt. Een man die het, door steeds zijn uiterste best te doen en hard te werken, zonder referenties of carrièrezucht tot gedelegeerd bestuurder van de Agfa-Gevaert Groep geschopt heeft. Albert Aps werd geboren op 1 februari 1945, tijdens de laatste stuiptrekkingen van de Tweede Wereldoorlog. Op zijn geboortestad Sint-Niklaas is er toen nog een regen van bommen gevallen. De glasscherven vielen rond zijn wieg. Als peuter had Albert herhaaldelijk darmvirusproblemen en kon hij bijna nooit naar de kleuterklas. Hij heeft er geen moeite mee te verklaren dat hij daardoor niet enkel klein maar tevens tenger is uitgevallen. Des te groter en sterker is zijn persoonlijkheid. Als zoon uit een eenvoudig arbeidersgezin, met een vader die doorhaler was, is Albert fier op zijn roots. Hij werd géén doorhaler, wél een doorzétter. Dat eerste begrip kent vandaag niemand nog. “Het was een écht vak in de tapijtnijverheid, die in mijn geboorteregio nog floreerde, maar samen met die ambachtelijke industrie is ook het vak verdwenen. Mijn vader was een goed vakman, die behoorlijk zijn brood verdiende. Toen zijn beroep werd geautomatiseerd, trok hij na zijn ontslag en na zijn vijftigste nog naar een metaalbedrijf in Haren Buda om mij te kunnen laten studeren. Later werd hij zelfs nog even dokwerker, om uiteindelijk op zijn vijfenzestigste met pensioen te gaan als meestergast bij Nobels Peelman in SintNiklaas.” Doorzetten zit in Alberts genen.
Een wakkere geest Alberts ouders zagen al vlug in dat zijn hoofd zijn gebrek aan fysieke kracht zou moeten goedmaken. “Mijn zus bleek op de lagere school even verstandig als ik. Maar op haar veertiende moest zij al gaan werken. Destijds was het traditionele rollenpatroon nog verre van doorbroken. Ook aan haar dank ik mijn hogere studie en ik tracht dit nu goed te maken.” Vier jaar op rij haalde Albert in de stadsschool 99 procent van de punten. De pastoor raadde zijn ouders aan hem naar het Sint-Jozef-Klein-Seminarie van SintNiklaas te sturen. “Maar vóór de Schoolstrijd kostte daar les volgen veel geld. Buiten zijn normale dag-
taak ging mijn vader heel wat bijklussen.” De eerste vier jaar van de humaniora, een spartaanse opvoeding, was Albert de primus perpetuus. Reeds na het middelbaar onderwijs zond Agfa-Gevaert naar alle eersten van de klas een uitnodiging om bij hen te komen werken voor een loon dat toen al zowat driekwart hoger lag dan wat zijn vader verdiende. “Toch trok ik naar de toenmalige Sint-Ignatius Handelshogeschool, waar ik met veel plezier handels- en financiële wetenschappen studeerde. Ik ben er fier op dat ik daar gestudeerd heb, want voor economisch hogergeschoolden klonk die instelling in het bedrijfsleven toen al als een klok”, getuigt Albert. “Ik ben ervan overtuigd dat ik door de Jezuïeten beïnvloed gebleven ben. Zo mag je aan bepaalde principes nooit tornen en moet je toch flexibel zijn waar mogelijk.” Albert leerde álles snel. Reeds op het einde van de eerste kandidatuur maakte hij op de tram kennis met zijn vrouw Christiane, een Antwerpse. “Na ons huwelijk in mei 1969 verwachtten wij vrij vlug, in april 1970, een zoon en toen heeft mijn vrouw na enkele maanden haar kantoorbaan opgegeven. Een bewuste keuze. Ik ben haar zeer dankbaar dat zij mij ook op moeilijke momenten altijd gesteund heeft.” Bijna was Albert prof geworden. Prof. Karel Tavernier van de K.U.Leuven had hem al aanvaard als assistent en een onderzoeksopdracht toevertrouwd. Maar het leger liet hem niet tijdig vrij.
Een blitzcarrière Na zijn legerdienst begon Albert in 1968 als budgetanalist bij Bell Telephone. Hij leerde er veel en vond Bell destijds al een moderne vennootschap, georganiseerd in divisies. Maar de heersende bedrijfscultuur in de Antwerpse hoofdzetel lag hem niet. “Toevallig had ik bij Agfa-Gevaert in 1965 mijn verplichte bedrijfsstage gedaan en kennelijk had men mij daar opgemerkt. Men vroeg me daar te komen werken en ook mijn schoonvader, die meer dan 50 jaar dienst 11
had bij Agfa-Gevaert, vermoedde dat ik het er ver zou kunnen schoppen. Op 15 februari 1970 ging ik er aan de slag. Negen maanden lang heb ik er de administratieve, financiële en boekhoudkundige diensten mogen verkennen, als opleiding, met het beschrijven van de verschillende functies en het voorstellen van kleine verbeteringsmogelijkheden. Ik werd dus niet plotseling voor een bepaalde taak in dienst genomen, hetgeen een luxe was … Nadien werd ik manager van de Fabrieksboekhouding, inclusief de loon- en weddeberekening. Om de 14 dagen betaalde ik het loon van de circa 5.000 arbeiders uit van hand tot hand. Zodoende kende ik hen vrij goed. Ik genoot hun vertrouwen en ik kon mee bemiddelen tijdens de staking van het begin van de jaren zeventig. Twee jaar later werd ik hoofd van de Interne Budgettering en Controle, met inbegrip o.a. van de buitenlandse fabrieken. Dat bracht vrij lange verblijven in diverse landen met zich mee, in Zuid-Amerika en Europa.” Vanaf 1972 studeerde Albert weer ijverig aan het toenmalige Instituut voor Postuniversitair Onderwijs (IPO), om in 1974 met grote onderscheiding zijn MBA-diploma op zak te steken. Toen André Leysen de nieuwe topman in het bedrijf werd, liet hij Albert deelnemen aan een Fellowship Action Learning van de Stichting Industrie en Universiteit, een soort uitwisseling tussen bedrijven. Bij Brugeoise et Nivelles (BN) en bij Paribas moest hij als het ware als een externe consultant met het topmanagement onderhandelen over een probleem dat de raad van bestuur aanbelangde. “Het meest leerrijke jaar van mijn hele loopbaan”, meent Albert. Op 1 september 1979 wordt hij lid van de Groepsstaf. “Daar begonnen we aan een ernstige herstructurering, alsook aan een uniek managementinformatiesysteem, dat reeds gebaseerd was op EDI en op automatische herbevoorrading. Van 1980 tot 1991 pendelde ik tussen België en Duitsland. Een pluspunt daarvan was dat vele mensen van de moedermaatschappij Bayer mij kenden en uiteraard kon ik ook mijn kennis van het Duits vervolmaken.” In 1986 werd hij directeur Groepscontrolling, zowel van de Belgische NV als van de Duitse AG, en hoofd van de computercommissie van de groep. Als Groepscontroller kreeg Albert het op zijn heupen van de slechte cijfers vanuit de Verenigde Staten, waar 20 procent van de groepsomzet gerealiseerd werd. Totaal onverwacht kreeg hij in mei ’91 van de topdirectie de uitdaging toegeschoven daar zelf orde op zaken te gaan stellen, een ongewone overstap van een staf- naar een operationele lijnfunctie. “Ik was 46 en had inmiddels drie kinderen, van 21, 19 en 14 jaar. De oudste, die in Gent studeerde voor tandarts, is hier gebleven. Ginds was ik verantwoordelijk voor alles wat geen productie en verkoop was. Na drie jaar kon ik de vooropgezette resultaten van mijn opdracht voorleggen. Op 1 juli 1997 werd ik tot lid van het College van Gedelegeerd Bestuurders van de Groep 12
benoemd, wat ik helemaal niet verwacht had. De functie was aantrekkelijk, maar we moesten onze dochter, die nu met een Amerikaan getrouwd is en in Californië woont, en onze oudste zoon, die nu in zijn laatste jaar voor Master in Finance zit, achterlaten.”
Een beursintroductie als dessert
In memoriam emeritus prof. dr. Jan Persyn
In 1998 begon bij Bayer de idee te rijpen om AgfaGevaert naar de beurs te brengen. Albert was er al aan gewend geraakt tijdens de voorbije 20 jaar 70 uren per week te werken, maar vanaf dat moment was dat zelfs niet meer voldoende. Ongeveer 10 filialen, waaronder de VS, moesten van Bayer worden afgekocht om ze onder de koepel van Agfa-Gevaert NV te brengen. Tevens moesten er ‘Pro Forma’ jaarrekeningen over 1996, 1997 en 1998 worden opgesteld.
alleen door zijn eruditie maar ook door zijn humor en uitzonderlijke aanleg voor talen. Hij las en sprak vloeiend verschillende talen en kon ook tal van dialecten onderscheiden en schitterend imiteren. Zijn Nederlands was niet alleen perfect, hij hanteerde het ook met een uitzonderlijke charme en natuurlijkheid. Daarbij had hij een sterke afkeer van moeilijke formuleringen. Meer dan eens heeft hij met “Ik ben maar een gewone jongen uit Broechem” pseudo-geleerde ballonnetjes doorgeprikt.
“Naast mijn lopende verantwoordelijkheden als Chief Financial Officer was de voorbereiding van die beursgang een verschrikkelijke taak. Die houdt véél meer in dan de meesten zich kunnen voorstellen”, zegt Albert. “Die laatste twee jaren heb ik me echt uitgesloofd. Op 1 juni 1999 is het Vlaamse AgfaGevaert zoals gepland op de beurs gebracht, 70 miljoen aandelen, waarop in ons land 148.000 mensen inschreven. Vanaf februari 1999 was ik haast iedere week bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. Zo heb ik voorzitter Jean-Louis Duplat leren kennen als een zeer integer man, die zeer grondig alle publicaties, o.m prospectussen en jaarverslagen, ter bescherming van de kleine aandeelhouder onderzoekt. Ik betreur het dan ook dat de CBF de jongste tijd veel kritiek te slikken krijgt naar aanleiding van enkele frauduleuze praktijken. Op basis van hun inzet onder leiding van de heer Duplat verdienen zij deze kritiek helemaal niet.”
De enthousiaste docent is ook op wetenschappelijk gebied heel actief geweest. Daarvan getuigen zijn talrijke publicaties. Zijn grote liefde was de literatuurgeschiedenis. Zijn proefschrift over Dietsche Warande en Belfort is bekroond door de Academie en in 1963 gepubliceerd. In 1975 verscheen een ander belangrijk werk van zijn hand, de biografie van Juliaan Claerhout. Ook na zijn emeritaat werkte hij door. Hij wilde een boek schrijven over zijn bewonderde vader, professor Jules Persyn, die hij zo vroeg had verloren. Met overgave ging hij op zoek naar de geleerde en de mens. Hij leerde daarvoor ook nog omgaan met de computer, want dat zag hij als de enige manier om het werk tot een goed einde te brengen.
“Geloofwaardig zijn, rechtvaardig en objectief dank ikzelf aan Sint-Ignatius, eenvoudig blijven aan mijn ouders.” Waarom stopt iemand met zo’n boeiende baan op zijn vijfenvijftigste? Albert bekijkt het andermaal door een ethische bril. “Mijn kinderen vonden het ‘de verstandigste stap in mijn leven’ en natuurlijk was ook mijn vrouw gelukkig. Ruim de helft van mijn beroepsleven ben ik in het buitenland geweest. Als je begint te voelen dat de vele werkuren steeds zwaarder doorwegen en de motivatie stilaan vermindert, dan moet je, op een niveau waar je toch een zeer grote sociale en economische verantwoordelijkheid draagt, die taken ook aan anderen kunnen overlaten. Daarnaast leer je door persoonlijke en familiale belevenissen alles meer relativeren.” Albert is nog bestuurder van drie ondernemingen. Maar nu heeft hij toch meer greep op zijn agenda en tijd voor zijn gezin. “Er zijn er al genoeg die zich vastklampen aan hun positie, die onbewust verslavend kan werken.” Ben De Bruyn
Op 26 januari is professor Persyn overleden, onverwacht maar duidelijk niet onvoorbereid. Tot 1986, toen hij door ziekte vroeger dan gepland met pensioen is gegaan, doceerde hij Duits en Taalvaardigheid aan de faculteit TEW. In 1964 was hij in dienst gekomen van de St.-Ignatiushandelshogeschool en hij behoort dan ook tot de UFSIA-pioniers. Jarenlang is hij trouwens een gewaardeerd lid geweest van de Algemene Vergadering. Voor zijn benoeming in Antwerpen had hij al een succesrijke onderwijscarrière achter de rug, onder meer aan de Koninklijke Cadettenschool in Lier en de Normaalschool van het Heilig Graf in Turnhout. Van deze laatste instelling heeft hij overigens slechts moeilijk afscheid kunnen nemen: jarenlang heeft hij er een beperkte lesopdracht behouden. Velen zullen zich de gedreven hoogleraar blijven herinneren, de geboren verteller, de cultuurmens, de levende encyclopedie, de bourgondiër ook, die zo intens genieten kon van het goede der aarde, van gezelligheid en een warm gesprek onder vrienden. Jan Persyn verbaasde daarbij telkens weer niet
Zijn onderzoek en lidmaatschap van het Gezellegenootschap brachten met zich mee dat Jan Persyn veel naar de UFSIA bleef komen. Waarschijnlijk is er tot nu toe geen emeritus geweest die wij nog zo lang zo vaak op de campus hebben ontmoet. Dat had ongetwijfeld ook te maken met zijn behoefte aan contact met oud-collega's. Hij maakte graag een praatje, zag en hoorde hoe het vakgebied evolueerde maar bemoeide zich nergens mee: de fakkel was doorgegeven. Wij zagen dat hij ouder werd – hij wees ons daar zelf geregeld op – maar ook dat hij moedig leerde leven met zijn handicap en bleef werken. Hij besefte dat het elke dag kon gebeuren maar hoopte vurig dat hij zijn boek nog zou mogen afwerken. En zie: op donderdag heeft hij met een paar vroegere medewerkers de laatste voetnoten aangebracht in het boek over zijn vader en de volgende ochtend is hij naar zijn vader gegaan. Wij, die zovele goede jaren met hem hebben mogen beleven, gedenken hem met dankbaarheid. Stijn Verrept 13
Je moet wel een blokbeest geweest zijn. “Ik denk dat ik het resultaat te danken heb aan mijn systematische werkmethode en toch wel flink wat zelfdiscipline. Ik was wel dégelijk een échte student, met alles erop en eraan, zetelde actief in het presidium en sloeg nauwelijks een TD over. Maar steevast was ik de volgende ochtend tijdig opnieuw aan de slag. Bij het derde doc moest ik afhaken in de TEW, om de eenvoudige reden dat het stagejaar aansloot bij het academiejaar en ik dus niet kon deelnemen aan de tweede zittijd aan de UFSIA. Het jaar daarop kon ik met de grootste onderscheiding mijn studie geneeskunde afronden. Althans voorlopig, omdat ik na de stageperiode gekozen had te specialiseren in dermatologie. De opleiding startte in ’83 aan de UIA. In het derde jaar specialisatie (’85), kwam er dan opnieuw ruimte om weer aan te knopen aan de UFSIA in de eerste licentie TEW. Het kon gelukkig in avondonderwijs, als werkstudent. Toen moesten wij ook nog afrekenen met de verplichte militaire dienstplicht, waarvoor ik in oktober ’87 werd opgeroepen en als KRO (kandidaat-reserveofficier) in Soest (D) gekazerneerd werd. Mijn verlof diende uitsluitend om aan mijn eindverhandeling te werken, te studeren en examens af te leggen, wat gespreid kon gebeuren.”
TEW studeren als vakantiejob … Prof. dr. Julien Lambert kreeg er alvast zelf geen schubben van …
Bij oudere generaties alumni gaat er bij het lezen van de naam wellicht een lichtje branden. Julien Lambert is de kleinzoon en het petekind van de illustere alumnus van promotie ’21, met dezelfde naam. De Julien van promotie 1988 mag dan wel minder imposant ofte bourgondisch ogen, zijn curriculum is rijk gevuld. Uiteraard geeft niet de afstamming aanleiding tot een interview, maar kadert dit gesprek in de reeks ‘onorthodoxe loopbaan van een TEW’er’. En zelfs dat is niet helemaal juist, aangezien er geen sprake is van een TEW’er die een niet-evidente weg inslaat. Nee, Julien Lambert is een geval apart. Lees maar. Na drie glansrijke kandidaturen geneeskunde besloot Julien Lambert er de TEW-studie bij te nemen. “Een monorail-opleiding”, bestempelt hij die eerste jaren geneeskunde, “van koele wetenschappen”. Hij miste filosofie, geschiedenis, politiek. “Gewoon lezen laat heel wat minder sporen na dan iets grondig bestuderen, met het oog op reproductie …” Een medestudente van het eerste doctoraatsjaar cumuleerde haar studie met een cursus psychologie en bestempelde die ervaring als een heuse verademing. Via pater Peeters s.J. van de UFSIA, begon Julien aan de eerste kandidatuur TEW. Interesse voor een basisverbreding en het voordeel van de vrijstellingen wiskunde en statistiek, maakten van de wat overjaarse eerstekanner een gemotiveerde student. College lopen aan de UFSIA werd noodgedwongen tot een minimum beperkt. Maar in combinatie met een flinke voorraad goed uitgewerkte notities doorgrondde hij de beginselen van de toegepaste economie en genoot van de 14
cursussen geschiedenis, aardrijkskunde, recht en talen. In juni legde hij examens van het eerste doc geneeskunde af, en tijdens de tweede zit aan de UFSIA, deed hij examens eerste kan TEW en behaalde er onderscheiding. Waarom na een zwaar jaar UIA geen drie maanden van de verdiende vakantie genieten? “Als oudste in een gezin van drie, met twee zussen in mijn kielzog, was er geregeld wel iemand die met een tweede zit de vakantiesfeer toch dempte. Door zelf ook te studeren in de vakantie kreeg ik een goed gevoel van solidariteit en verbondenheid. Tweede doc geneeskunde in combinatie met tweede kan TEW, was nog een flink pak zwaarder. Ik was niettemin tevreden toen ik zowel aan de UIA als aan de UFSIA mijn inspanningen met onderscheiding gehonoreerd zag.”
“De titel van mijn verhandeling? Die lag in het verlengde van mijn dubbele interessesfeer: geneeskunde en economie. Promotor was prof. Guy Carrin. Ik behandelde de economische kosten van aidsbehandeling, goed voor de prijs Gezondheid en Economie en een waardevolle cheque. Uiteindelijk bracht mijn jarenlange vakantiejob in extremis zo toch nog iets op … In november ’88 verhuisde ik een jaar naar Parijs, waar ik me kon onderdompelen in het twee eeuwen oude Mekka van de dermatologie, het Institut Saint Louis. Bij mijn terugkeer in ’89 werd ik geneesheer-resident in het UZA op de dienst dermatologie, waarvan ik sinds 1 oktober ’97 diensthoofd ben.”
Economie en gezondheid. De prijs die Lambert te beurt viel met zijn verhandeling vormt dan weer de aanleiding tot een ander verhaal. Binnen de Universiteit Antwerpen is een werkgroep ‘gezondheid en economie’ actief, waarvoor Julien gevraagd werd als voorzitter. Een tweejaarlijks symposium en een cursus ter zake moeten bijdragen om de gezondheidseconomie te leren kennen aan allen die ermee te maken hebben: geneesheren, apothekers, farmaceutische groepen, mensen uit de gezondheids- en de financiële sector, de ziekenfondsen … “Of economie en mijn verantwoordelijkheden als diensthoofd elkaar beïnvloeden? Ja, en eigenlijk zelfs op drie niveaus.” “Eén: op mijn eigen dienst dermatologie. Als diensthoofd vergelijk ik graag mijn taak met het runnen
van een KMO. Naast het feit geneesheer te zijn, wordt de taak hoe langer hoe meer ook die van een manager met taken op het vlak van personeelsbeleid, het opstellen van begrotingen en aandacht voor de public relations van de dienst, zowel naar de patiënt als naar de eerste en tweede lijn van de gezondheidszorg.” “Twee: binnen het UZA. Je gaat de gang van zaken binnen een ziekenhuis ook vanuit een economische reflex benaderen. Aan geneeskunde bengelt immers een prijskaartje. De universitaire ziekenhuizen staan momenteel voor de grote uitdaging om, ondanks de beperkte middelen – en dat zeker in vergelijking met andere landen – die door de staat ter beschikking worden gesteld voor onderwijs- en onderzoeksopdrachten, de goede kandidaten blijvend te motiveren. Binnen de budgettaire realiteit krijg je een sterk verhoogde werkdruk. Geneeskunde bedrijven in een universitair ziekenhuis, veronderstelt dat je arts bent, college geeft, stagiairs en assistenten begeleidt, vergaderingen bijwoont, voordrachten geeft en bovendien aan wetenschappelijk onderzoek doet … Een veelheid van taken tegen een verloning die voor sommigen duidelijk lager ligt dan in andere ziekenhuizen. Het is dus een creatieve uitdaging om binnen het universitair ziekenhuis aanlokkelijke voorwaarden en intensivering van de middelen te creëren, waarbij de waarborg, dat het blijvend aanbieden van de meest geavanceerde geneeskunde, de meerwaarde moet zijn om de beste elementen te hebben en te houden.” “Drie: binnen het organisatorisch kader van de gezondheidszorg. Echelonnering, accreditering, generische medicaties en het steeds duurder worden van de geneeskunde door de geavanceerde technologie zijn problematieken die momenteel aan de orde zijn in de organisatie van de gezondheidszorg en die precies een extra dimensie krijgen wanneer je die ook met een economische reflex benadert.” Is Julien Lambert overtuigd van zijn ‘juiste’ keuze? “Ik ben geboren en getogen Antwerpenaar, heb gestudeerd aan elk van wat toen nog de drie Antwerpse universiteiten waren. Ik heb in ’83 gekozen voor dit huis en blijf mij loyaal inzetten opdat het de faam zou genieten waarop het recht heeft.” Julien Lambert is 42. In de fleur van zijn leven, enthousiast en zeer sterk gemotiveerd. Zijn curriculum is er een om van te watertanden. Hij is niet getrouwd – “mijn schoonouders zijn kinderloos gebleven”, is zijn prettige verklaring – dus toch wel dat beetje meer verknocht aan zijn werk, is zeer betrokken bij het reilen en zeilen in het gonzende wereldje van de gezondheidszorg en specifiek van het Antwerps universitair ziekenhuis. Hij is naast een getalenteerd geneesheer ook een boeiend professor, een gewaardeerd vorser, maar last but not least: een economist van goeden huize … Myriam van Loon 15
Gesprek met TEW-alumni Eugène en Cedric Van de Putte
“Mijn werk bij CMB was me te theoretisch. Ik wilde een baan met een concrete invulling”, verklaart hij zijn keuze. Binnen De Schutter werd hij achtereenvolgens hoofd technologie en manager van de offsetafdeling in Antwerpen. Tot hij vijf jaar geleden directeur werd van de vestigingen in België. “Om in deze sector bij te blijven, volstaat het niet dat je zeven uur per dag komt werken”, zegt Van de Putte. “We zijn op relatief korte tijd van het lood naar de digitale media geëvolueerd. De grafische kunsten zijn een grafische industrie geworden.” Het bedrijf is vandaag gespecialiseerd in verpakkingen, drukwerk, digitale media en kaarten. Naast vestigingen in Antwerpen en Brussel zijn er intussen ook filialen in Kerkrade, Groningen, Denemarken en Thailand.
Deadlines
Zo vader, zo zoon ? In 1967 – de UFSIA had net de overstap gemaakt van hogeschool naar universiteit – zwaait Eugène Van de Putte af als licentiaat in de handels- en financiële wetenschappen. Op de kop af dertig jaar later stapt zoon Cedric diezelfde UFSIA buiten als handelsingenieur in de beleidsinformatica. Tot zover de gelijkenis. Want terwijl Van de Putte senior in de grafische sector zit – hij is Belgisch directeur van de groep De Schutter, het prepressbedrijf dat onder meer de Alumni Nieuwsbrief verzorgt – werkt junior als auditor bij KPMG. Een gesprek met vader en zoon. Valt de appel dan inderdaad niet ver van de boom? De appel en de boom, naast elkaar gezeten in de smaakvol ingerichte historische vergaderzaal van Photogravure De Schutter, kijken elkaar wat twijfelend aan. “Ik heb hem zeker niet in die richting geduwd”, verzekert Eugène Van de Putte mij. En Cedric: “Ik was op zoek naar een studierichting met een grote verscheidenheid aan vakken. Dat mijn vader ook economie heeft gestudeerd, speelde geen rol.” De gemeenschappelijke studiekeuze leidde ook niet meteen tot diepgaande discussies aan de zondagse ontbijttafel. Vader Van de Putte zag dat het goed liep, en liet zijn zoon rustig zijn gang gaan. “De enige regel die we hadden, was dat ik er elk jaar door moest zijn”, lacht Cedric. Dat nam niet weg dat pa Van de Putte 16
wel verschillen zag met ‘zijn tijd’. “Ik heb de indruk dat TEW vandaag veel meer wiskunde en wetenschap is, en minder economie. Daarmee gaat het menselijke aspect een beetje verloren, wat ik wel spijtig vind. Want ofwel word je burgerlijk ingenieur, ofwel studeer je economie”, vindt hij.
Bologna Zelf studeerde Eugène Van de Putte na zijn opleiding aan de UFSIA nog twee jaar verder. Hij volgde Diplomatieke Internationale Studies in Bologna en een managementopleiding aan de Vlerick School in Gent. Daarna ging hij bij de financiële studiedienst van CMB aan de slag. Na drie jaar stapte hij over naar De Schutter, waar hij de toenmalige filialen in Brussel ging leiden.
“Ons bedrijf verkoopt in de eerste plaats tijd”, stelt Van de Putte. “Door de concurrentie met televisie en internet moet het bij de gedrukte media alsmaar sneller gaan. Voor ons betekent dat voortdurend knokken tegen deadlines. Het materiaal voor Humo bijvoorbeeld komt hier op vrijdag binnen en moet nog voor middernacht naar de drukker. Want op dinsdag moeten die honderdduizenden exemplaren in de winkels liggen.” In die omstandigheden moeten mensen soms op korte tijd het schijnbaar onmogelijke klaarspelen. “Maar dat is voor mij juist het boeiende”, zegt Van de Putte. “Niet de machines, maar het menselijke aspect. Mensen motiveren om iets te doen waarvan ze misschien denken ‘dat lukt niet’. Als zoiets dan toch lukt, geeft dat veel voldoening.”
Cijfermateriaal Zoon Van de Putte sloeg een heel andere richting in dan zijn vader. Al tijdens zijn studie aan de UFSIA koos hij systematisch voor de financiële vakken, en nadien trok hij nog een jaar naar Louvain-la-Neuve om er het bijkomende diploma Etudes Spécialisées en Finances te behalen. “Ik ben altijd graag met cijfermateriaal bezig geweest. In Louvain-la-Neuve raakte ik specifiek geboeid door evaluatie van ondernemingen en aanverwante vakgebieden. Vandaar mijn keuze om in de auditsector te gaan werken”, vertelt Cedric. Amper twee maanden nadat hij was afgestudeerd, kon hij beginnen bij KPMG, de audit-gigant met adviesbureaus in 159 landen. Cedric werkt voor het filiaal in Wilrijk. Maar in de praktijk zit hij bijna voltijds bij klanten, bij wie hij balans- en resultaatberekeningen controleert. De kloof tussen de veilige schoolbanken en het bedrijfsleven was aanvankelijk groot, blikt Cedric terug. “Je belandt in een heel nieuw ritme, en je moet voor het eerst de theorie effectief gaan toepassen. Dat was even wennen. Maar bij KPMG word je gelukkig goed begeleid. Je begint met eenvoudige zaken, onder de hoede van een meer ervaren collega.”
Afwisseling Cedric werkt nu iets meer dan twee jaar bij KPMG en is intussen tot supervisor gepromoveerd. Wat hem in zijn werk het meest boeit? Voor een stuk de afwisseling. “Je zit voortdurend bij andere klanten, je werkt met veel verschillende mensen ... En ook het feit dat ik bij een van de grootste auditkantoren ter wereld zit, vind ik een voordeel. Dat geeft meer mogelijkheden op het vlak van materiaal en cursussen.” Zowel vader als zoon hebben nooit spijt gehad van hun studiekeuze. “Het belangrijkste is dat je tijdens je studie een brede kijk op de wereld ontwikkelt. De technische aspecten van de job kun je nadien nog leren”, vindt Eugène Van de Putte. Een stelling waarmee Cedric het alleen maar eens kan zijn. “Voor één keer dan toch”, lacht zijn pa. Annick Deckers 17
UFSIA-studenten handelsingenieur reizen om te leren ... Studentgerichte handelsmissie naar Europese groeiregio Noord-Italië
Eind januari trokken een twintigtal enthousiaste laatstejaars handelsingenieur, versterkt met enkele studiegenoten uit het voorlaatste jaar en in het gezelschap van Karel Soudan en Paul Sambre, voor een week naar de laars van Europa. Voor één keer was dit land niet synoniem met dolce far niente. De jongelui, op de rand van het beroepsleven, verkenden intensief de drie sterkste industrieregio’s van Noord-Italië. Alumni Nieuwsbrief trok incognito mee naar il bel paese om het winterse leven op te snuiven in Lombardia, Piemonte en Veneto. We voelden de zes organisatoren aan de tand tijdens de hoogtepunten van de reis. Een sfeerbeeld ... Na een nachtrit, inclusief videovertoning van La vita è bella, komt de UFSIA-groep aan in Maranello, thuishaven van Ferrari, waar een opgewonden sfeer hangt. De maandag nadien wordt hier immers de nieuwe Formule 1-bolide aan de wereldpers voorgesteld. We kijken gefascineerd naar een indrukwekkende twaalfcilinder-motor, die op zes uur tijd door slechts één mecanicien wordt gemonteerd. Deze motor wordt het hart van een van de ongeveer 3000 exclusieve Ferrari’s, die jaarlijks van de montagelijnen vertrekken. Zowat alles kun je bij aankoop en vóór de eigenlijke montage kiezen en personaliseren: tot en met de kleur van de remcilinders en de lede18
voor kort in leven gehouden met studiereizen naar Berlijn. Ik stapte met vijf medestudenten naar prof. Soudan, die erop aandrong dat het project een initiatief van en voor de laatste- en voorlaatstejaarsstudenten HI zou worden: ‘Maak er een soort studentgerichte handelsmissie van, met aandacht voor cultuur, economie, technologie en de handelsbetrekkingen tussen de regio die je bezoekt en Vlaanderen. Het moet mogelijk zijn Vlaamse bedrijven als partners voor zo’n project te interesseren, zodat hun sponsoring de organisatiekosten sterk kan verlichten. Belangrijk is er nu, een jaar vooraf, met een stevig team aan te beginnen; we zullen dan wel zien waar we uitkomen’. We kozen voor een zonnige bestemming: Noord-Italië, een Europese regio met een sterke industriële en commerciële traditie, een streek ook die qua natuur en cultuur over veel troeven beschikt. We startten van nul en moesten zowat alles tegelijk aanpakken: interessante bedrijven zoeken om te bezoeken, de praktische kant onder de loep nemen, de handelsrelaties tussen Vlaanderen en Noord-Italië onderzoeken en vooral: onder de Vlaamse bedrijven de geschikte projectpartners vinden om het project ook financieel rond te krijgen voor de deelnemers.” Even later duikt Steven na een stuk pizza met zijn studievrienden het Ferrarimuseum in ... Diezelfde namiddag rijden we naar Turijn, eerste hoofdstad na Italiës eenmaking. In de straten hangt een Franse sfeer. De volgende ochtend, veel te vroeg, testen we onze conditie uit in de diepsneeuw van de Italiaanse Alpen. Turijn wordt in 2006 stad van de Olympische Winterspelen. De groep geniet na de januari-examens zichtbaar van de sneeuwpret. ’s Maandags volgt het serieuze werk. Tom De Maayer: “Vanuit de westelijke gouden driehoek met de basisindustrie van Turijn en Milaan trekken we via Modena door de Povlakte, tot in de dynamische oostelijke regio van de Veneto. Ik sta verbaasd van het
natuurschoon en de intense industriële activiteiten.” We lopen samen het statige bordes op van de Fiatfabriek van Mirafiori. De commercieel directeur Europa verwelkomt ons in het moederhuis van de Fabbriche Italiane Automobili Torino. Sinds 1939 rolden hier haast 30 miljoen auto’s van de band. We rijden door de gerobotiseerde ‘lastroferrage’-afdeling van de Fiat Punto. In de montageafdeling van de Multipla wordt het onderscheid met de bijna ambachtelijke aanpak van Ferrari tastbaar. Turijn is synoniem van Fiat, al eiste de automatisering een zware tol: van de 60.000 arbeiders in de jaren zeventig blijven er nog 15.000 over. Diezelfde namiddag bezoeken we de Kamer van Koophandel van het industriële district van Biella, een zone die al 1.000 jaar werk maakt van textiel. In deze dynamische regio is één op negen beroepsactieven ondernemer. Jan Peeters mijmert nog even na over de voorbereiding: “Ik heb veel opgestoken van de samenwerking in een projectteam. Verrassend was hoeveel Vlaamse bedrijven dit project wilden steunen. De mix tussen economie, technologie en de internationale dimensie van ons plan sloeg dadelijk aan. Italië is onze zesde handelspartner, en dit na onze
ren bekleding van een eventuele bijbehorende kinderstoel. Je opties worden met ambachtelijke nauwgezetheid ingebouwd, met de garantie dat er geen twee identieke exemplaren rond zullen rijden. Pech! Bij de Scuderia Ferrari vallen voor minder dan drie miljoen frank geen koopjes te doen. Voor Steven De Haes is dit eerste bezoek al een voltreffer. “Professor Soudan lanceerde vorig jaar een oproep aan de handelsingenieurs van het voorlaatste jaar. In zijn Leuvense studententijd organiseerden ingenieursstudenten traditiegetrouw buitenlandse studiereizen. Soudan had aan de UFSIA die traditie tot 19
Zo komen we bij de inhoudelijke voorbereiding van het reisproject. De UFSIA-studenten nodigden vóór de reis twee gastsprekers uit: de heer Thomaes van het Italiaanse Instituut voor Buitenlandse Handel en mevrouw Mehuys van Export Vlaanderen belichtten de economie van Noord-Italië tijdens een Forum Technologie en Management. Ook de sponsors stelden er kort hun bedrijf voor en hun link met Italië,
Italië Project Team: staand v.l.n.r.: Philippe, Michel, Tom zittend v.l.n.r.: Jan, Paul, Kristel, Karel, Steven
vooraleer tijdens een receptie persoonlijk kennis te maken met de nieuwe lichting handelsingenieurs. Networking met de bedrijfswereld is voor de UFSIA dan ook een belangrijke strategische doelstelling. onmiddellijke buren, maar blijft toch ergens een onbekende. Onze sponsors waren het met ons eens dat dit land het verdiende via een studiebezoek in de kijker te worden gezet. De voorbereiding werd een verademing naast het studiewerk: je bent gedwongen samen te werken om een sterk concept te ontwikkelen en tegelijk realistisch te blijven.” Ook voor de Italiaanse textielbedrijven is samenwerking letterlijk schering en inslag. Het district van Biella is een der belangrijkste van Italië: meer dan 40.000 werknemers in 1.500 wolverwerkende bedrijven zijn verticaal geïntegreerd via toenemende productspecialisatie en gemeenschappelijke transport- en communicatiediensten. Michel De Ridder: “Alles samen zullen we van naaldje tot draadje drie gerenommeerde textielbedrijven bekijken: de kasjmierweverij Piacenza, die voor reuzen als Ermenegildo Zegna produceert, wereldmarktleider Marzotto, een textielgigant met 58 miljard omzet, die enkele jaren geleden nog Hugo Boss overnam, en de labelproducent Texcontrol, deel van de Benetton-holding die met de unieke marketing van Oliviero Toscani en een reeks unieke productie-innovaties een revolutie veroorzaakte. Het wordt ons geleidelijk aan duidelijk dat Noord-Italië een unieke handelsregio is. Belangrijker nog dan de goede ligging t.o.v. de Europese markten lijkt me de creativiteit van de Italiaanse ondernemers, die zich van de concurrenten onderscheiden door innovatie en streven naar kwaliteit. De regio leent zich perfect voor ons concept – dat van een studentgerichte handelsmissie – wat ons al tijdens het inleidend Forum duidelijk werd.” 20
Twee dagen later, na een bezoek aan de nagelnieuwe luchthaven van Milano Malpensa, en twee laboratoria van het Europese onderzoekscentrum ISPRA, bewonder ik met de UFSIA-studenten de monumentale dom van Milaan, hoofdstad van Lombardije: “In mevrouw Mehuys vonden we een fantastische bondgenote. Als economisch en commercieel vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering in Milaan heeft zij een voet in huis bij grote Italiaanse bedrijven. Zij werkte met ons een fascinerend programma uit, een mix tussen economie en technologie, met bezoeken aan wereldleiders als Benetton en Marzotto, een kennismaking met de Italiaanse districten, grote namen uit de automobielsector als Fiat en Ferrari. Het succes van deze reis is in grote mate aan haar inzet te danken, want zelfs in het digitale tijdperk blijven persoonlijke contacten in de zakenwereld van levensbelang.” De waardering uit officiële hoek wordt later die avond in de verf gezet door de Belgische ConsulGeneraal, die de groep ontvangt op een buffet in zijn Milanese ambtswoning. De charmante diplomaat licht er zijn rol toe in Italië en wijst op het economisch belang van de regio. De consul ontpopt zich tot een pragmatisch didacticus: hij nodigde een aantal Belgische zakenlui uit die bij een hapje en een drankje met de studenten een babbel slaan over het zakendoen met de Italianen. Het wordt een onvergetelijke ontspannen en stijlvolle avond. Professor Soudan dankt de consul voor zijn gastvrijheid: “Uw steun voor dit UFSIA-initiatief is voor ons het bewijs dat wij de weg van de internationalisering verder moeten inslaan. De Vlaamse handelsingenieur doorloopt een uniek opleidingstraject, met een economische en technologische component. Voor deze generatie studenten zal Europa
en de wereld het natuurlijke werkterrein worden. Die internationale invulling verzorgen wij niet alleen via langlopende buitenlandse studieverblijven, maar ook met kortlopende programma’s, waarvan deze studentgerichte handelsmissie een praktisch bewijs vormt. Voor volgend jaar is er al een nieuwe groep opgestaan, die een missie naar ofwel Zuid-Afrika ofwel Mexico in elkaar zal boksen...” De volgende dag staat het tweede industrieel district op het programma: het keramiekdistrict van Sassuolo. Philippe Despierre, die de webstek (raadpleeg deze site via: www.ufsia.ac.be~ksoudan) voor de handelsmissie in elkaar stak, is onder de indruk van de ontvangst bij Assopiastrelle, de koepel van producenten. Ik zie hem enthousiast SMS’en naar het thuisfront: “De confrontatie van de economische realiteit van België en Italië is fascinerend. Om eerlijk te zijn, hadden we een stereotiep beeld van de Italianen: kleine, op zichzelf besloten bedrijven. Maar dat beeld strookt niet met wat we hier zien: 35.000 werknemers in meer dan 100 bedrijven, een jaarlijkse productie van meer dan 600 miljoen vierkante meter tegels, 40% van de wereldproductie. En dit alles gekoppeld aan een uitermate internationale oriëntatie, een intelligente koepel voor beheer van energie, opleiding, transport en noem maar op. Hier past maar één conclusie: deze mensen zijn professionals.” Tijdens het bezoek aan de grootste tegelproducent uit de regio wordt ons enthousiasme
overstemd door geraas van persmachines en gasovens, we leren er alles van emailleertechniek tot porselein. Vrijdag zetten we koers naar ons eindstation: de oostelijk gelegen Venetiaanse regio. Om de overtollige kilootjes pasta en pizza weg te doen smelten, zet laatstejaars Katrijn een originele fitnesstraining op in het gangpad van onze autocar. Met stramme buikspieren kijken we naar een aflevering van Inspector Morse, die zich in Vicenza en Verona afspeelt. ’s Avonds laat verkennen we Vicenza, de bakermat van Andrea Palladio, Italiës beroemdste renaissancearchitect. Volgens Kristel Pyl symboliseert de architecturale rijkdom van de stad het economisch dynamisme van de regio: “Het is opvallend hoe alle Italiaanse bedrijven die we bezochten, de band met de geschiedenis benadrukken. De Italiaanse Veneto stond lang onder de Habsburgse invloed, de roots zijn hier anders dan in Turijn of Milaan. Ook de verbondenheid met de natuurlijke rijkdommen van de streek blijven van belang: wol, water, klei. Italiaanse ondernemers zien zich dan ook als erfgenamen van een eeuwenlange traditie. Ik vond het belangrijk een cultureel interessante reis te ondernemen. De rijkdom van de Italiaanse steden betekent toch echt een meerwaarde voor deze trip.” De dag nadien trekken de jongelui dadelijk naar het balkon van Romeo en Giulietta in fascinerend Verona, terwijl ik, hierover nog namijmerend, van de arena over de middeleeuwse brug van het Castelvecchio naar de gemarmerde dom van San Zeno trek. Binnen wacht me een verrassing: de bisschop wijdt er de carnavalsmaskers in een plechtige kathedraal vol historische kostuums. En mij bekruipt Romeo’s nostalgie kort voor het vertrek uit het Verona van de Capulets: “Night’s candles are burnt out, and jocund day Stands tiptoe on the misty mountain tops: I must be gone and live, or stay and die.” Paul Sambre
21