Dienst in de serie ‘Spiegelgestalten van Jezus’ van zondag 22 maart 2015, Kloosterkerk. Voorganger: Ds. Margreet Klokke O, God, Soms kan ons het gevoel overvallen dat het leven goed is; dat het met al zijn grandeur moeite en pijn toch goed is. Dan is er verwondering over het licht in onze ogen, de adem in onze neus. Dan is het besef er dat heel dit leven van ons met zijn goede en kwade dagen niet buiten U om gaat, dat U er bij betrokken bent al zouden we niet precies kunnen zeggen hoe… Mag dit besef van verbondenheid met U ons bij blijven ook als de kwade dagen daar zijn zo bidden wij; HEER ONTFERM U…
Soms kan ons het gevoel overvallen dat het leven goed is, dat het met al zijn grandeur moeite en pijn toch goed is. Dan staan we erbij stil welke mensen het met ons delen, bij wie wij een schouder vinden om bij uit te huilen, en met wie wij kunnen vieren wat ons gelukkig maakt. Dan beseffen wij hoe een gemeenschap dragend kan zijn in goede en kwade dagen ja, hoe U verborgen aanwezig kunt zijn in mensen die elkaar vasthouden. Mag dit besef ons bij blijven ook als de kwade dagen daar zijn zo bidden wij HEER ONTFERM U.
O, God Mag het besef dat het leven uiteindelijk goed is ons toch niet verlaten als wij horen en zien hoe de ene mens de ander ook kwaad kan doen en hoe dat maar door en door gaat. Want alleen in het vertrouwen dat U de bron bent van het leven en uw wereld altijd weer toekomst geeft kunnen wij hier iets tegenover zetten – wij kunnen door en door gaan met waar mogelijk goed doen en licht brengen in al het duister om ons heen. Zo bidden wij: HEER ONTFERM U
Preek over 1 Samuël 16: 11-13 en Mattheus 22: 34-46. Het thema van de verhalen in de boeken 1 en 2 Samuël is het ware koningschap. Of, in de taal van vandaag, het ware leiderschap. Een thema, dat elk van ons aangaat. Je hebt immers allemaal te maken met mensen, die je leiding geven. En je geeft zelf ook leiding. Je bent om te beginnen de leider van je eigen leven. En bovendien heb je altijd invloed in je omgeving. In je familie, op je werk, in je vriendenkring en in de verenigingen en clubs waar je lid van bent. Leiderschap, koningschap is een thema dat elk van ons aangaat. En daarover gaat het in 1 en 2 Samuël. In de geschiedenis van God en mensen is de koning een laatkomer. Israël doet het lange tijd met niet meer dan incidentele leiders. En dat is niet zomaar. Een koning wordt in de bijbel als een risico gezien. Want met verantwoordelijkheid, krijgt een koning macht. Met macht krijgt hij zelfvertrouwen. En door een groeiend zelfvertrouwen kan hij zichzelf gaan overschatten. Dan luistert hij niet meer, naar mensen die hem tegenspreken. En dan krijgt hij ook steeds minder ruimte voor de stem van zijn geloofstraditie, zijn God. Hij raakt in zichzelf besloten. Hij is zichzelf genoeg. Maar op een gegeven moment wil Israël toch niet langer achterblijven bij de rest van de wereld. De roep om een koning wordt sterker. En dan, zegt de verteller van 1 en 2 Samuël, gaat God om. Goed, Israël mag een koning hebben. Een duidelijk zichtbare leider. Maar onder één voorwaarde. Hij moet gezalfd worden door de profeet. Als teken, van zijn verbondenheid met de Eeuwige. De leider van Israël moet zich met andere woorden altijd ook láten leiden. De koning moet een levende heenwijzing zijn naar Gods koningschap. Saul wordt dan de eerste koning van Israël. Hij valt op, hij steekt met kop en schouders boven de rest uit. Hij wordt gezalfd. En hij krijgt de Geest. Hij komt in een open verbinding te staan, met de Eeuwige. Maar dat duurt niet lang. Want met z’n verantwoordelijkheid krijgt hij macht. Met de macht, zelfvertrouwen. En door een groeiend zelfvertrouwen, gaat hij zichzelf overschatten. Hij luistert nog maar half, naar wat de profeet hem zegt. Hij staat minder open, voor de stem van zijn God. Hij begint zijn eigen wensen voorrang te geven. Hij raakt besloten in zichzelf. En ja, dan wordt het koningschap van hem afgenomen. De profeet zegt het hem recht in het gezicht. Ik kan nu niet anders dan op zoek gaan naar een ander, die beter is dan jij. En dan komt hij bij David uit. Een heel ander iemand, dan Saul. Een kleine jongen. Iemand die maar zo over het hoofd gezien kan worden. De jongste zoon van Isaï. De achtste. Een bijzonder getal, in de bijbel. Een getal van God. Wij mensen tellen elke week tot zeven. Onze tijd bestaat uit een meervoud van dat getal. Maar God gaat verder. Hij telt tot acht. Op de achtste dag sluit hij een verbond met Abraham. Op de achtste dag worden de zonen van Israël besneden. Op de achtste dag begint God met andere woorden iets nieuws. Als Isaï zijn achtste zoon laat halen, van het veld, waar hij de schapen en geiten hoedt, weet
de profeet: Deze is het. En David wordt gezalfd. Hij krijgt de Geest. Hij komt in een open verbinding met God te staan. En dat zal deze koning blijven kenmerken. Natuurlijk, ook hij krijgt te maken met de verleidingen van de macht. Hij is ook maar een mens. Maar hij kan zich ook altijd weer tot de orde laten roepen door de profeet naast hem. En zo wordt hij het symbool, van het ware koningschap in Israël. Hij wordt een leider, die zich kan láten leiden. Een levende heenwijzing, naar Gods koningschap. Het is goed om dit verhaal in je achterhoofd te hebben, als je de laatste hoofdstukken leest van Mattheus’ evangelie. Want ook daarin gaat het om de vraag, naar het ware leiderschap. Jezus is dan in Jeruzalem aangekomen. De stad waar de tempel staat. Waar het sanhedrin vergadert. Waar de religieuze leiders van Israël hun stem laten gelden. De rabbi van Nazareth krijgt al direct veel aandacht. De mensen in de stad volgen hem. Ze luisteren naar hem. Ze praten over hem. Ze zingen hem zelfs toe. Daar zal volgende week over gelezen worden, als het Palmpasen is. ‘Hosanna, de zoon van David!’ Klinkt het dan. Alsof zij in hem een koning zien. Iemand die in Gods geest leiding kan geven in Israël! U kunt zich voorstellen dat dit slecht valt, bij wie de officiële leiders zijn. Zij voelen zich aangetast, in hun positie. Dat kunnen zij niet op zich laten zitten. Zij gaan naar hem toe. En spreken hem aan. Zij zoeken de discussie met hem. Zij beginnen een woordenwisseling. Want een gesprek kun je dit niet noemen. De woorden van de Sadduceeën en Farizeeërs zijn geen bruggetjes, waarover zij Jezus proberen te bereiken. Het zijn valkuilen, waarin ze hem terecht willen laten komen. Hun taal is vermomde agressie. Pijnlijk om te lezen, te meer omdat het ook herkenbaar is. Je hebt zelf ook ervaring, met dit soort ‘gesprekken’. Het gaat er eigenlijk niet in, om het onderwerp. Het gaat er niet in, om waarheidsvinding. Het gaat erin, om de ander te pakken. Tijdens de verkiezingen van de afgelopen week hebben we er veel van gezien. In de debatten ontstond geen ontmoeting. Er gebeurde niets nieuws. Het waren woordenwisselingen. Bedoeld, om de ander de baas te zijn. Dat is natuurlijk ook spel. Het hoort erbij, in de politiek. Na afloop praten de tegenstanders meestal vrolijk met elkaar na, onder het genot van een drankje. Maar dat is lang niet altijd zo, met dit soort ‘gesprekken’. Je herinnert je er misschien wel één of twee, waar je zelf aan deelnam. Dan praatte je met iemand. Je verbeeldde jezelf, dat het ergens over ging. Maar in werkelijkheid ging het alleen om gelijk krijgen. En was de woordenwisseling een machtsstrijd. Zo’n ‘gesprek’ laat een verdrietige leegte na, of je er nu als winnaar uitkomt of als verliezer. U zult dat, vermoed ik, herkennen. Die leegte hangt ook om het ‘gesprek’ dat de religieuze leiders met Jezus aangaan. Ogenschijnlijk gaat het over theologie. Over een paar van de grootste vragen van geloven en leven. Ik las ze u niet allemaal voor. De eerste gaat over de verhouding van de gelovige tot de overheid. Is het toegestaan de keizer belasting te betalen of niet? De tweede over de opstanding. Een vrouw, die
zeven keer getrouwd is geweest – van wie zal ze zijn bij de opstanding? Telkens voel je, dat het niet over de inhoud gaat. Maar dat het de bedoeling is, Jezus te laten struikelen over zijn eigen woorden. De derde vraag gaat over het grootste gebod. De religieuze leiders weten van Jezus, dat mensen voor hem belangrijker zijn dan godsdienstige regels. Ze hopen dus, dat hij zal zeggen: Het grootste gebod is: Heb je naaste lief, zoals jezelf. Maar hij is behendig, met woorden. Hij ontwijkt de speer, die ze op hem afgooien. En hij zegt: Het is èn, èn. Het grootste en eerste gebod is: Heb de Heer uw God lief. Het tweede is daaraan gelijk: Heb uw naaste lief als uzelf. En dan neemt hij het initiatief over. Hij stelt hen een vraag terug. Wat denkt u over de messias? Van wie is hij een zoon? Van David, antwoorden ze. Maar Jezus vraagt verder: Hoe kan David hem dan, in één van zijn psalmen, Heer noemen? De messias kan toch niet tegelijk zijn zoon en zijn Heer zijn? Misschien denkt u nu: Wat is dit voor theologische haarkloverij? Waar gaat dit in Godsnaam over? Dan hebt u gelijk. Dit gaat nergens over. Dat is wat Jezus de religieuze leiders wil laten voelen. Hij houdt hen een spiegel voor, met zijn bijbelse spitsvondigheid. Ons ‘gesprek’, dat gaat niet over de grote vragen van geloven en leven. U wilt niet horen, wat ik zeg. U wilt mij alleen ergens op pakken. Het is verhulde agressie. Een machtsstrijd. En de Sadduceeën en Farizeeërs: ze voelen, dat hij gelijk heeft. Met een leeg gevoel, keren ze hem de rug toe. Vanaf dit moment durft niemand van hen hem nog een vraag te stellen… Tegelijk is er wel iets gebeurd, met het noemen van die naam, op dit punt van het ‘gesprek’: ‘zoon van David’. De lezer voelt: Hier staan twee soorten leiderschap tegenover elkaar. Aan de ene kant: Het leiderschap van Saul. Van de mensen, die met hun verantwoordelijkheid macht hebben gekregen. Met hun macht zelfvertrouwen. En die door hun zelfvertrouwen buiten hun schoenen zijn gaan lopen. Zichzelf zijn gaan overschatten. En in zichzelf besloten zijn geraakt. Die niet meer open staan, naar degene die hen tegenspreekt. Die geen ruimte meer hebben, voor de stem van God. En aan de andere kant: Het leiderschap van de zoon van David. Van de mens, die om zo te zeggen altijd de jongste blijft. De achtste, die maar zo over het hoofd kan worden gezien. Die open blijft, voor de ander met een kleine letter en de Ander met een hoofdletter. De leider, die zich ook wil láten leiden. Wiens koningschap van zichzelf afwijst naar God toe. Een verhaal, dat ook u en mij een spiegel voorhoudt. Want elk van ons heeft niet alleen te maken met mensen die ons leiding geven. Je bent ook de leider van je eigen leven. Je hebt invloed, in je familie, op je werk, in je vriendenkring, in de verenigingen en clubs waar je bij hoort. En dan is de vraag: Wat voor leiders wil je volgen? Wat voor leider wil je zijn? Voor welke type leiderschap kies je? Dat van Saul, en de religieuze leiders, waarin alle energie gericht is op het hebben en houden van de leiding? Of dat van David en Jezus, waarin het accent ligt op het ontvàngen van leiding, het vragen naar inspiratie van de Eeuwige? Misschien voelt u zich nu aangetrokken tot die tweede manier van leiderschap. Maar vergis u niet, die is niet vanzelfsprekend. Daarmee ga je tegen de stroom
in. Er viel deze week een reclame foldertje in mijn brievenbus. Daar stond met grote letters op: Powermanager. Ik kon een cursus volgen, waarin ik leerde om als manager overeind te blijven. Daarvoor zou nodig zijn: Bewustwording van mijn persoonlijke missie en kwaliteiten. Assertiviteit: Mijn plek innemen en zichtbaarheid creëren. Initiatief nemen, ook in lastige situaties. Het draagvlak voor mijn ideeën vergroten. Mijzelf krachtig presenteren. En nog zo wat meer. Kijk, ik kan me voorstellen dat dit allemaal nodig is. Maar tegelijk klinkt het ook wel een beetje leeg. Wat er mist, is het van waaruit en waartoe van het ‘manager’ zijn. Een verbinding met iets dat boven je uit gaat. Een verlangen. Een droom. Een bron van inspiratie. De Davidische koning, die van het veld moet worden gehaald, waar hij de schapen en geiten hoedt, en zachtjes op zijn harp tokkelt - die stáát daarmee in verbinding. Hij kan zich láten leiden, door wat hij hoort in het ruisen van een beek, het suizen van de wind, het spreken van de stilte. Een leiderschap in zijn Geest wijst van zichzelf af, naar God toe. Naar zijn Koninkrijk van liefde, vrede en recht. Amen. Bronnen: N.M.A. ter Linden, Het verhaal gaat, deel 3 (over de boeken 1 en 2 Samuël) F.O. van Gennep, School voor koningen Een preek van Peter Nejsum over Mattheus 22: 34-46, via Göttinger Predigthilfen im internet.
Goede God Wij danken u voor gestalten als die van Saul en David die ons een spiegel voorhouden en bewust maken van de keuzes die we hebben: welke leider wij willen volgen en welke leider wij zelf willen zijn. Wij bidden dat wij in de manier waarop wij ons leven leiden ons ook láten leiden door U dat wij ruimte maken en tijd om stil te zijn en U te zoeken…
Wij bidden voor mensen die niet alleen de leiding hebben over hun eigen leven maar ook over dat van anderen. Wij denken in het bijzonder aan wie deze week verkozen zijn voor een verantwoordelijke positie in ons land. Mogen zij niet te groot van zichzelf gaan denken opdat zij open blijven voor mensen die hen tegenspreken en voor U als zij uw stille stem in het hart kunnen horen en herkennen…
O God uw wereld heeft meer dan ooit leiders nodig en koningen die verwijzen naar wat hen te boven gaat: uw Koninkrijk van liefde vrede en recht. Wij bidden voor mensen van wie het leven tijdelijk onbestuurbaar lijkt. Het loopt niet zoals ze het van te voren hadden gepland. Voor wie ziek zijn en nare behandelingen moeten ondergaan, voor wie rouwen om een verloren droom of een verloren geliefde. Mogen zij nieuwe richting zoeken en vinden bij U. In stilte… Onze Vader…