Dienst zondag 12 april 2015 in de Vermaning in Almelo Voorganger: ds. Carla Borgers Organist: Henk Oosterveen
Orgelspel Welkom en mededelingen Aansteken van de kaars Actie Amnesty International Bemoediging Onze hulp is in de naam van God, schepper van hemel en aarde, bron van waaruit wij mogen leven. Geloof en hoop, vrede en vreugde mogen we elkaar toewensen in de liefde van God die ons draagt, in Jezus, de Opgestane die ons vooruit gaat en in de Geest die ons aanvuurt. Openingslied
Liedboek 280 – De vreugde voert ons naar dit huis
Tijd en ruimte voor de kinderen Kinderlied: Liefde is blij zijn (Hanna Lam) Daarna gaan de kinderen naar de Mennozaal Gebed God van vrede, U komt mensen te hulp, U bent een God van ontferming en mededogen. Ontferm U dan over deze wereld, over mensen die geen hoop meer hebben, die niet meer kunnen geloven in vrede. Ontferm U over al die kleine mensen die geen licht meer zien in hun leven. Ontferm U over ons zoals we hier zijn, met alles waar we mee gekomen zijn. Wees aanwezig met uw licht en uw vrede. Wek onze levenskracht, wek ons verlangen naar liefde, wek onze hoop op toekomst. Amen. Loflied
Liedboek 117 d – Laudate omnes gentes
Lezing
Hooglied 5, 2-8 (Naardense bijbel) 2 Ik sliep, maar mijn hart was wakker,de stem van mijn liefste die aanklopte:
‘doe voor mij open!, mijn zusje, mijn vriendin, mijn duifje, mijn volmaakte, want mijn hoofdhaar zit vol dauw, mijn lokken zijn klam van de nacht!’ 3 ‘Ik heb mijn mantel al uitgetrokken, moet ik die weer aantrekken?, ik heb mijn voeten gewassen, moet ik ze weer vuil maken?’ 4 Mijn liefste stak zijn hand door de kier en mijn ingewanden gingen om hem te keer; 5 toen stond ik op, ik, om voor mijn liefste open te doen; mijn handen dropen van mirre, mijn vingers van mirre die wegliep over de handgrepen van de grendel; 6 ik deed open, ik, voor mijn liefste, maar mijn liefste was afgedropen, weggelopen; en mijn ziel was al vertrokken toen hij sprak!ik zocht hem en ik vond hem niet, ik riep hem en hij gaf mij geen antwoord; 7 mij vonden de wachters die rondgaan door de stad: ze sloegen mij, verwondden mij,ze tilden mijn sluier op, de bewakers van de muren!8 dochters van Jeruzalem, ik wil je bezweren,als ge mijn liefste vindt, wat moet ge hem dan melden?dat ik ziek van liefde ben! Lied
Liedboek 518 – Hoe helder staat de morgenster: 1, 3, 5 en 7
Evangelielezing: Johannes 20, 19-31 (Naardense bijbel) 19 Als het dan laat is op die dag, de eerste van de sabbatsweek, en de deuren gesloten zijn daar waar de leerlingen zijn geweest -uit vrees voor de Judeeërskomt Jezus binnen en gaat in het midden staan; hij zegt tot hen: vrede voor u! 20 Als hij dat gezegd heeft, toont hij aan hen én de handen én de zijde. Vol vreugde zijn dan de leerlingen bij het zien van de Heer.
21 Dan zegt Jezus weer tot hen: vrede voor u!zoals de Vader mij heeft uitgezonden zo stuur ook ík u uit! 22 Als hij dat gezegd heeft blaast hij hun toe en zegt hij tot hen: neemt in u op heilige geestesadem; 23 wier zonden ge vergeeft, aan die mogen ze vergeven worden; van wie ge ze vasthoudt, zijn ze vastgehouden! 24 Maar één van de twaalf, Tomas, die Tweeling wordt genoemd, is niet bij hen geweest toen Jezus kwam; 25 dus hebben de andere leerlingen het hem gezégd: wij hebben de Heer gezien! Maar hij zegt tot hen: als ik niet in zijn handen het litteken van de spijkers zie en niet mijn vinger kan leggen op de plek van de spijkers en mijn hand mag leggen op zijn zijde, zal ik echt niet geloven! 26 Acht dagen later zijn zijn leerlingen weer daarbinnen geweest en is ook Tomas bij hen. Jezus komt binnen; de deuren zijn gesloten; hij gaat in het midden staan en zegt: vrede voor u! 27 Daarop zegt hij tot Tomas: breng je vinger hierheen, en zie mijn handen; breng je hand (hierheen) en leg hem op mijn zijde; wees niet ongelovig, nee, gelovig! 28 Tomas antwoordt en zegt tot hem: mijn Heer en mijn God! 29 Jezus zegt tot hem: omdat je mij gezien hebt ben je gaan geloven; zalig die niet zien, en geloven! 30 Dan doet Jezus ook wel vele andere tekenen voor het aanschijn van de leerlingen, die niet zijn opgeschreven in dit boek;
31 maar déze zijn opgeschreven opdat gij zult geloven dat Jezus is: de Gezalfde, de zoon van God, en opdat gij, gelovend, leven hebt in zijn naam! Lied
De stilte zingt een lied voor jou (t+m: Henk Harmsen)
Overdenking Is de deur zojuist geopend of wordt hij zo dadelijk gesloten? Kijkt u maar eens goed naar die open deur op uw orde van dienst. Het is een stevige houten deur die naar binnen open staat. Dat kun je zien omdat het zonlicht van buiten (links) naar binnen valt door de geopende deur. Het zou de deur kunnen zijn waardoorheen het meisje uit het Hooglied de straat op is gegaan, haar liefste achterna. De deur die ze eerst zo angstvallig gesloten had gehouden omdat ze al naar bed was gegaan. Ze had haar bovenkleed al uit. Ze had al een bad genomen, sliep al bijna. Moest ze dan toch haar voeten weer vuil maken? Maar de liefste lokte. En had ze haar bed niet met geurige mirreolie besprenkeld als voorbereiding op een liefdesnacht? En toch…Had ze te lang geaarzeld? Toen ze de deur opende was hij wég. We volgen haar naar buiten, de straat op, en hoek om, nóg een straat; struikelend over haar eigen voeten in haar haast hem, de liefste, alsnog te vinden. Haar liefste vond ze niet; wel vonden háár de wachters van de stad. Wat doet dat meisje zo laat nog op straat? Zij die haar zouden moeten beschermen tuigen naar af, vermaken zich met haar, waarschijnlijk in de veronderstelling dat ze een prostituee is. De tekst zegt het niet met zoveel woorden, maar het oplichten van haar sluier zou zelfs kunnen worden opgevat als een eufemisme voor verkrachting. Toch blijft ze overeind en zoekt haar heil bij de meisje, de vrouwen van Jeruzalem. Bij hen zoekt ze hulp: áls jullie mijn liefste vinden, zeg hem dan dat ik ziek ben van liefde. Het thema zoeken en niet vinden of elkaar vinden, maar weer kwijt raken speelt een belangrijke rol in het Hooglied. Deze thematiek lijkt wel wat op de verwarring waar Jezus’ leerling Thomas mee worstelt. De beschrijving die Johannes geeft van de episode op die paasdag lijkt wat op dat zoeken en niet vinden in het Hooglied. Thomas –Tweeling- lijkt op ons. Hij is onze tweelingbroer. Want veel hedendaagse christenen zijn als Thomas: zoekers en soms vinders…voor even. De geloofszekerheden van weleer zijn er voor velen van ons niet meer. We proberen er de vinger op te leggen, maar komen tot de ontdekking dat wat we zoeken plotseling verdwenen is. Verdwenen, zoals de geliefde in het Hooglied plotseling verdween was en het meisje hem wanhopig zocht in de straten van Jeruzalem. Maar soms komt er plotseling een inzicht, zoals Jezus plotseling –ondanks de dichte deur- in het midden van de leerlingen stond. Al eerder in het Johannes evangelie is Thomas’ onzekerheid te lezen over de weg die Jezus gaat. Als Jezus tegen zijn leerlingen zegt: ‘Jullie kennen de weg naar waar ik heen ga’, antwoordt Thomas: ‘Wij weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?’ Maar het was óók Thomas die zijn geliefde meester desnoods tot in de dood wilde volgen op het moment dat Jezus op weg ging om Lazarus op te wekken en zijn leerlingen hem dat afraadden omdat Jezus toen al met de dood werd bedreigd.
Thomas is de gelovige die vraagt en dóórvraagt. De oude antwoorden gaan voor hem niet op. Hij zoekt verder, maar als hij een antwoord gevonden heeft, komen er nieuwe vragen. Thomas houdt de deur open voor de twijfel. Voor de kerk was Thomas eeuwenlang ‘de ongelovige’ en nóg in sommige kringen. Daarmee werd en wordt Thomas geen recht gedaan. Met de figuur van Thomas geeft de evangelist een beschrijving van christenen uit zijn omgeving aan het eind van die eerste eeuw. Mensen die Jezus nooit in levende lijve hebben gezien, maar hun geloof ‘van horen zeggen’ hebben. Ook zij geloofden ‘vragenderwijs’, kenden geen in beton gegoten zekerheden. Als ze samenkwamen, het brood braken, de wijn lieten rondgaan herkenden ze hierin de Opgestane; kregen ze inzicht in zijn verhaal van dood en leven, van opstanding. Zoals ook wij vierenderwijs en vragenderwijs inzicht krijgen in de betekenis van ‘gelovig zijn’. Dat is iets anders dan ‘geloven’. Geloven is gestoeld op zekerheden. Gelovig zijn is een manier van leven; is leven in verbondenheid, is zoeken en vinden…voor even… en weer loslaten om opnieuw op zoek te gaan. Een klein humoristisch joods verhaaltje vertelt hoe zelfs de meest vrome gelovige bevangen kan worden door twijfel. Een rabbijn heeft lang en vroom gebeden, glijdt op weg naar huis uit en valt in een ravijn. Hij klampt zich vast aan een takje en roept naar beneden: “Is daar iemand?”. “Ja”, antwoordt God, je roep is gehoord, “laat je takje maar los, mijn engelen zullen je dragen”. Maar de rabbijn kijkt nog een keer angstig de diepte in en roept: “Is daar nog iemand anders?” In gelovig zijn is ruimte voor twijfel en onzekerheid; is ruimte voor tastend een weg zoeken, samen. Want we hebben elkaar nodig om die geloofsweg te gaan. We hebben elkaar nodig om niet te verzanden in onbenulligheden en in sprookjes te gaan geloven. We houden elkaar gaande op de weg van tasten, de weg van twijfel en het uithouden met die twijfel, van het vinden van nieuwe inzichten, van het aanboren van nieuwe lagen in de verhalen die we horen. Zo worden we volwassen gelovigen. Zoals het paar in het Hooglied moest groeien in de liefde en ging beseffen dat bij liefde ook de twijfel hoort, de wanhoop, de verlatenheid. Zo moeten ook wij leren dat het bij één belijdenis niet ophoudt. Dat de vragen, de twijfel, de wanhoop blijven komen. Maar ook de momenten van dagend inzicht, van diepe vreugde, van weet hebben van Liefde met een hoofdletter. De dichter Vasalis schreef ooit: Geloven is weten van een grote Liefde die ruimte laat aan twijfel, wanhoop en gemis. Wie twijfel durft toelaten is uiteindelijk innerlijk vrij. En is die innerlijke vrijheid niet de essentie van de geloofsweg waarop Jezus ons is voorgegaan? Amen. Orgelspel Open ruimte Gebeden God van vrede, U hebt ons geroepen om nieuwe mensen te zijn: paasmensen, mensen die weet hebben van liefde en geloof en hoop. Maar ook mensen die durven vragen, telkens weer. Wij bidden voor wie de twijfel niet aandurven, voor wie gevangen gehouden worden in opgelegde zekerheden.
Wij bidden voor alle mensen die lijden onder geloofsextremisme en fanatisme. Voor zieken bidden wij, voor wie staat voor een zware operatie, voor wie weet niet meer beter te worden, voor wie rouwt om het verlies van een geliefde. Voor onszelf bidden we, dat we trouw blijven aan U, dat we trouw blijven aan deze wereld, dat we mee blijven werken aan vrede, aan rechtvaardigheid, dat we mensen helpen opstaan tegen alles wat het leven vernietigt. Stil gebed Onze Vader Slotlied
Liedboek 687 – ‘Wij leven van de wind’
Opdracht en zegenbede Liefde, sterk als de dood staat in het Hooglied. Liefde, sterker dan de dood heeft Jezus ons voorgeleefd. Geroepen zijn we en worden we telkens weer om die liefde te laten zien in ons doen en laten. Dat de God van liefde ons daartoe zegent: Moge de Eeuwige ons zegenen en beschermen. Moge de Eeuwige zijn licht over ons laten stralen en ons liefde geven. Moge de Eeuwige altijd bij ons zijn en ons met vrede omgeven. Lied na de zegenbede: Laat ons maar van liefde zingen (t: Hein Stufkens, m: F. de Vries) Doven van de kaars Orgelspel Collecte bij de uitgang, bestemd voor de Mennonite World Conference in Harrisburg, USA