Dienst op 11 oktober 2015 in de Doopsgezinde kerk in Almelo Thema: Geld maakt (niet) gelukkig Organist: Henk Oosterveen Voorganger: ds. Carla Borgers Orgelspel voor de dienst Welkom en mededelingen Aansteken van de kaars Moment van stilte Openingswoorden (pag. 1194 liedboek Herfst, Rainer Maria Rilke) Herfst De blaren vallen, vallen als van ver, Als welkten in de hemel verre tuinen; ze vallen met ontkennende gebaren. En in de nachten valt de zware aarde uit alle sterren in de eenzaamheid. Wij allen vallen. Deze hand zal vallen. En kijk je naar de andere: het is in alle. Maar Eén is er. Hij vangt dit vallen oneindig teder in zijn handen op. Aanvangslied liedboek 280 - De vreugde voert ons naar dit huis Gebed Barmhartige God, De dagen korten, het donker valt sneller in. Maar ook in de mensenwereld lijkt het of er steeds meer donkere plekken komen. Oorlog, gruwelijke aanslagen, protesten tegen mensen die een veilig heenkomen zoeken… Het raakt ons diep, maar we zijn zo machteloos. Wij bidden: laat ons altijd weer geraakt worden door wat mensen elkaar aandoen; laat ons niet afstompen. De dagen korten, het donker valt sneller in. Maar altijd weer wordt het morgen, een nieuwe dag. Laat ons de hoop levend houden dat ooit vrede daagt, verzoening lukt, dat mensen weer samen durven werken aan een toekomst. Zend uw geest van vrede. Amen.
Lied
‘Over licht’ (t: Johan Meijer, m: Jan Haverdings)
Korte inleiding In Deuteronomium 15 horen we een staaltje sociale wetgeving in het oude Israël. Het gaat over wat wij schuldsanering noemen. Maar hier gaat het dan wel over een vergaande vorm daarvan, namelijk kwijtschelding van de hele schuld. Misschien stoort het u dat buitenlanders niet onder die algemene kwijtschelding vielen. Je zou ook kunnen zeggen dat de schrijver een goed inzicht had in wat je van mensen kunt vragen. Het hemd is nu eenmaal nader dan de rok. Overigens is uit rabbijnse bronnen op te maken dat het zeer twijfelachtig is dat deze kwijtscheldingswet überhaupt ooit echt gefunctioneerd heeft in het oude Israël. Het is wel een prachtig ideaal waar we in ons rijke westen nog iets van zouden kunnen opsteken. Lezing
Deuteronomium 15, 1-11
151 Elk zevende jaar moet u algemene kwijtschelding verlenen. 2 Dat houdt het volgende in: elke schuldeiser moet iedereen die iets van hem heeft geleend zijn schuld kwijtschelden; hij mag zijn volksgenoot, zijn broeder, niet tot afbetaling dwingen, want de kwijtschelding is afgekondigd in de naam van de HEER. 3 Van een buitenlander mag u wel betaling vorderen, maar wat u van een volksgenoot te goed hebt moet u kwijtschelden. 4Overigens zal niemand van u in armoede leven, zozeer zal de HEER u zegenen in het land dat hij u in bezit zal geven, 5 tenminste, als u hem gehoorzaamt en de geboden die ik u vandaag voorhoud zorgvuldig naleeft; 6 dan zal de HEER, uw God, u zeker zegenen, zoals hij beloofd heeft. U zult aan veel volken leningen verstrekken, maar zelf hoeft u niet te lenen. U zult over veel volken macht uitoefenen, maar zij niet over u. 7 Zou er in een van de steden in het land dat de HEER, uw God, u zal geven toch iemand uit uw eigen volk gebrek lijden, dan mag dat u niet koud laten. U mag uw hand niet op de zak houden, 8 maar u moet diep in de buidel tasten en hem lenen zo veel als hij nodig heeft. 9 Wees niet zo berekenend om bij uzelf te denken: Het zevende jaar, het jaar van de kwijtschelding, komt eraan – waardoor u zich afsluit voor de ellende van uw volksgenoot en hem met lege handen laat gaan. Als hij dan de HEER zijn nood klaagt om wat u hem hebt aangedaan, zal het u als zonde worden aangerekend. 10 Geef hem dus ruimhartig en zonder spijt, en de HEER, uw God, zal u erom zegenen in alles wat u doet en onderneemt. 11 Armen zullen er altijd zijn bij u. Daarom druk ik u op het hart om vrijgevig te zijn tegenover iedereen in uw land die in armoede leeft of er slecht aan toe is. Lied
liedboek 119a: 1, 2 en 4 - Uw woord omvat mijn leven
Lezing
Marcus 10, 17-31
17
Toen hij zijn weg vervolgde, kwam er iemand naar hem toe die voor hem op zijn knieën viel en vroeg: ‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ 18 Jezus antwoordde: ‘Waarom noemt u mij goed? Niemand is goed, behalve God. 19 U kent de geboden: pleeg geen moord, pleeg geen overspel, steel niet, leg geen vals getuigenis af, bedrieg niemand, toon eerbied voor uw vader en uw moeder.’ 20 Toen zei de man: ‘Meester, sinds mijn jeugd heb ik me daaraan gehouden.’ 21 Jezus keek hem liefdevol aan en zei tegen hem: ‘Eén ding ontbreekt u: ga naar huis, verkoop alles wat u hebt en geef het geld aan de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten; kom dan
terug en volg mij.’ 22 Maar de man werd somber toen hij dit hoorde en ging terneergeslagen weg; hij had namelijk veel bezittingen. 23 Jezus keek de kring rond en zei tegen zijn leerlingen: ‘Wat is het moeilijk voor rijken om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ 24 De leerlingen schrokken van zijn woorden. Maar Jezus zei nog eens uitdrukkelijk: ‘Kinderen, wat is het moeilijk om het koninkrijk van God binnen te gaan: 25 het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’26 Nu waren ze nog meer ontzet, en ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie kan er dan nog gered worden?’ 27 Jezus keek hen aan en zei: ‘Bij mensen is dat onmogelijk, maar niet bij God, want bij God is alles mogelijk.’ 28 Petrus nam het woord en zei: ‘Maar wij hebben alles achtergelaten om u te volgen!’29 Jezus zei: ‘Ik verzeker jullie: iedereen die broers of zusters, moeder, vader of kinderen, huis of akkers heeft achtergelaten omwille van mij en het evangelie, 30 zal het honderdvoudige ontvangen: in deze tijd broers en zusters, moeders en kinderen, huizen en akkers, al zal dat gepaard gaan met vervolging, en in de tijd die komt het eeuwige leven. 31 Vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten.’ Lied
liedboek 843 - Wat te kiezen
Overdenking Geld maakt gelukkig, toch? Of toch niet? We zéggen immers vaak braaf dat geld niet gelukkig maakt, maar een beetje geld hebben is toch wel makkelijk. Er is een verhaal over een miljonair in een paleis die zijn dagen doorbrengt met het tellen van zijn goudstukken, ongeveer zo iemand als Dagobert Duck. Naast het paleis woont een arme schoenlapper die alle dagen zingt onder het repareren van andermans schoenen. Maar dat vreugdevolle zingen ergert zijn rijke buurman. Die probeert er iets op te verzinnen. En op een dag heeft hij het gevonden. Hij besluit om een paar goudstukken aan de schoenlapper te geven. De schoenlapper is in de wolken natuurlijk en hij pakt de goudstukken en verbergt ze. Maar dan wordt hij ongerust en gaat terug om te zien of de munten er nog wel zijn. Teruggekeerd in zijn werkplaats wordt hij opnieuw bezorgd; misschien heeft iemand hem wel gezien met de munten. En hij gaat terug, pakt de gouden munten en verstopt ze op een andere plek. En al die tijd zingt hij niet. Maar op een dag realiseert hij zich dat hij is opgehouden met zingen, en dat enkel en alleen vanwege die goudstukken. Hij haalt ze tevoorschijn, gaat ermee naar zijn rijke buurman en zegt: ‘Hier heb je je goudstukken weer; geef mij mijn liedjes terug!’ Geld, rijkdom, dat is waar het om draait of in elk geval lijkt te draaien in het verhaal over Jezus en de rijke man. Het is een verhaal waar we doorgaans verlegen mee zijn. Wilde Jezus werkelijk dat mensen hun bezit weggeven aan de armen? Het stáát er wel. Een theologe schreef in een commentaar bij deze tekst dat ze het verhaal van de rijke man en Jezus voor het eerst las toen ze zeven jaar oud was. Ze lag in bed in haar bijbeltje Marcus 10 te lezen tot ze bij vers 25 kwam…. Ze stormde haar bed uit, rende naar beneden en schreeuwde tegen haar moeder: mama, mama, Jezus zegt dat rijke mensen niet in de hemel komen.
Het laconieke antwoord van de moeder: o, wij zijn niet rijk. Ga maar terug naar bed. Het antwoord van de moeder is één van de argumenten waarmee christenen deze tekst proberen en hebben geprobeerd af te zwakken of niet van toepassing te verklaren. Wij zijn niet rijk, dus wij hoeven ons die woorden niet aan te trekken. Nog zo’n argument: met het ‘oog van een naald’ bedoelde Jezus waarschijnlijk een heel kleine poort in de stadsmuur van Jeruzalem, waar de kamelen moesten bukken om er onderdoor te gaan. En dan is er natuurlijk de smoes die het altijd goed doet. Die gaat als volgt: Die Jezus stond wel heel erg buiten het gewone leven. Hoe kun je nou verlangen dat de rijken hun goederen, hun bedrijven, hun huizen zomaar te gelde maken en alles weggeven aan de armen? Dan wordt het toch een zooitje in de wereld? Op deze mensen draait immers onze economie? Wat denkt u van de mondiale werkgelegenheid, en hoe zou het dan komen met onze wereldeconomie? En wat denkt u dat de armen met dat geld gaan doen? Mooi weer spelen natuurlijk en het over de balk gooien! In de tekst draait het zoals we hoorden om twee zaken: om rijkdom en om eeuwig leven en het Koninkrijk van God. Een rijke man komt op Jezus af, valt voor hem neer en vraagt wat hij moet doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven. In het verloop van het verhaal komen we te weten dat het om een goed levend mens gaat. Hij houdt zich keurig aan de Thora, al vanaf zijn jeugd. Dus het is geen grote zondaar die bij Jezus komt aankloppen. Waarom dan toch die vraag wat hij moet doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven. Deze jongeman krijgt te horen: ‘Goed, als je dan wilt, dan zo: verkoop alles wat je hebt, geef het aan de armen, en volg mij.’ Dan claimt Jezus deze man ook helemaal. Inclusief zijn rijkdom. Blijkbaar heeft ‘ie nogal wat, en dat is geen toeval. De mensen die doorgaans bij Jezus komen zijn mensen met problemen. Een menigte zonder eten, mensen met ziekte en ellende, blinden die willen zien, doven die willen horen, lammen, melaatsen, zondaars door Jezus vrijgesproken. Sommigen gaan hem volgen, anderen gaan gewoon weer naar huis, en dat is blijkbaar ook goed. Van hen wordt niet meer gevraagd dan God dankbaar te zijn. Ze zijn immers aangeraakt door Gods genade, en zullen nooit meer dezelfde zijn. Jezus stelt radicale eisen aan wie zijn leerling wil zijn: ‘Laat alles in de steek en volg mij.’ Zo riep hij een aantal vissers weg van hun netten, weg van hun gezinnen, zo riep hij Levi de tollenaar weg uit zijn verfoeilijke bestaan. En zo riep hij ook deze rijke man. Jezus riep hem weg uit …ja, uit wat? Uit zijn rijkdom? Maar wanneer ben je rijk? Is dat als je meer hebt dat je nodig hebt? Of ben je pas rijk als je in het blad Quote genoemd wordt? Rijkdom is nogal afhankelijk van tijd en plaats. Als we alle Nederlanders vergelijken met de inwoners van de armste ontwikkelingslanden, dan kun je zelfs de armste Nederlanders nog rijk noemen. Dus waar heeft Jezus het hier over? Misschien moeten we het allemaal niet zo hoog opnemen. Misschien moeten we wat meer oog krijgen voor de humor en de absurditeit die uit Jezus woorden naar voren komt. Tenslotte is het beeld van een kameel die door het oog van een naald moet een volstrekt
absurd beeld waar je om in de lach zou kunnen schieten. Dat weerhoudt ons er gelijk van om deze tekst te gebruiken als wapen om anderen mee om de oren te slaan. En de humor die onder de schijnbaar strenge woorden schuilgaat behoedt ons misschien ook voor een al te grote somberheid over ons onvermogen om Gods koninkrijk binnen te komen. Ach, zegt Jezus laconiek, wat bij mensen onmogelijk is, is dat bij God niet. Bij God is alles mogelijk. Wij, met al onze mitsen en maren, wij met onze berekeningen en onze logica, wij leggen het af tegen de humor van God. Bij God kan zelfs een kameel door het oog van een naald kruipen en waarschijnlijk geen deuk of schrammetje oplopen. Maar het gaat uiteraard niet over die kameel; het gaat over ons. Het gaat erom of wij in staat zijn deel te krijgen aan het eeuwige leven, aan leven met de kwaliteit van de eeuwigheid. Het gaat erom of wij ons los kunnen maken van onze gehechtheid aan mensendingen, of wij ons los kunnen maken van de mythes die we hebben gecreëerd – zoals b.v. de mythe van de economische groei- en ons willen inzetten voor de droom van God: een samenleving waarin alle mensen tot hun recht komen en niet alleen een handjevol rijken; het gaat erom of wij ons willen inzetten voor een leefbare aarde voor mens en dier. Het ging tot nu toe allemaal over die rijke. Maar hoe zit het met de armen? Kunnen we met de kritische opstelling van Jezus tegenover rijkdom iets beginnen in het hier en nu? In het verhaal van Marcus gaat het eigenlijk niet om die armen. Heel anders is dat in de tekst uit Deuteronomium. Dat is nog eens praktisch: wetgeving, om te zorgen dat een volksgenoot niet verarmt. Daarvoor is het zevende jaar, het sabbatsjaar, het jaar van de kwijtschelding. Schulden moeten niet eeuwig duren, een mens moet met een schone lei kunnen beginnen. Dat is hoogst actueel als we denken aan Griekenland. Maar schulden kwijtschelden op zo’n grote schaal, gaat dat werken? Je mag onder elkaar alleen maar lenen zonder rente, staat er, en dat werkt niet in onze economie. Misschien binnen een agrarische samenleving, zoals in het Israël van toen, maar bijvoorbeeld Luther vond het al een lastige vraag. Rente vragen mocht eigenlijk niet, bijbels gezien, maar als iemand nou echt alleen maar van een kapitaaltje moet leven? Calvijn, iets later, had er al helemaal geen moeite meer mee. Het kán ook niet in onze ingewikkelde samenleving. Maar ook in het jodendom van toen werkte het niet echt. Tegen de tijd dat het jaar van kwijtschelding naderde weigerden rijke mensen de armen nog iets te lenen. Reden voor de rabbijnen om het gebod van de kwijtschelding buiten werking te stellen omdat het contraproductief bleek. Letterlijk werkt het dus niet, maar kijkend naar de inhoud van het gebod kan het wel. Gewoon door te zorgen dat mensen niet verarmen of dat een schuld levenslang als een molensteen om iemands nek blijft hangen. Dan gaat het om solidariteit. Een woord dat in de gewone wereld bijna een vies woord is geworden. Griekenland moet ons niets kosten. Europa moet ons niets kosten. Ontwikkelingshulp is weggegooid geld; dat blijft toch maar aan strijkstokken hangen. Wie schulden heeft gemaakt moet ook zelf maar zorgen eruit te komen. Dat zijn zo wat uitspraken van mensen die we vaak horen in de media of aan de borreltafel. Het is maar goed dat onze samenleving als geheel beschermende wetten heeft die ervoor zorgen dat mensen niet helemáál door de bodem zakken.
Het mag zo zijn dat totale kwijtschelding van schulden zoals Deuteronomium dat voorstelt in de praktijk niet werkt. Maar wat recht overeind blijft is de opdracht vrijgevig te zijn tegenover iedereen in het land die in armoede leeft of er slecht aan toe is. Maakt geld gelukkig? Bill Gates werd naar eigen zeggen pas echt gelukkig toen hij zijn geld ging weggeven en zo zijn er meer voorbeelden. De rijke man vroeg Jezus: wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven? Dat woord ‘doen’ is een woord dat erg goed bij ons doopsgezinden past. Toch besluit de tekst van vanmorgen niet met doen, maar met laten. Achterlaten. ‘Ieder die broers, zusters, moeder, vader of kinderen, huis of akkers heeft achtergelaten omwille van mij en het evangelie, zal het honderdvoudig ontvangen, al zal dat gepaard gaan met vervolging. En in die tijd komt het eeuwig leven. Wat ik meen te begrijpen uit deze raadselachtige woorden is dit: als je niet langer krampachtig vasthoudt aan macht, status of bezit, kortom aan alles waar wij menen recht op te hebben- als je dat alles los kunt laten, dan begint het je misschien te dagen dat al die dingen je geschonken worden en dat je daarvan weer weg kunt geven. Wie zo leeft, leeft in Gods domein, in Gods koninkrijk. Zo kun je zeggen dat in de economie van het koninkrijk geld wél gelukkig maakt. Amen. Orgelspel Open ruimte Gebeden God van mensen, we zijn blij dat we er zijn, dankbaar voor alle mensen die bij ons horen en die ons lief zijn. We zijn dankbaar voor de dingen die ons leven tot een goed leven maken: voedsel, schoon water, een dak boven ons hoofd en veel meer dan dat. Wij bidden om bescheidenheid, om het besef dat ons leven en dat van anderen een geschenk is waar we met eerbied mee om moeten gaan. In dat besef bidden wij voor hen die zuchten onder het geweld van anderen, voor mensen die te lijden hebben van honger en dorst, onder armoede en ziekten, enkel omdat wij menen dat rijkdom allen óns goed recht is. Wij bidden voor de zieken, in het bijzonder voor Joop Hollander die morgen een zware operatie moet ondergaan, voor Grietje die het er erg moeilijk mee heeft, voor zijn kinderen en kleinkinderen, wij bidden voor wie stervende is, dat er mensen naast hen zijn die het willen en kunnen uithouden tot het einde; voor de ouderen onder ons bidden wij, dat zij hun leven als zinvol mogen blijven ervaren; dat zij zich niet laten ontmoedigen door een samenleving die hen aan de kant zet.
Voor de kinderen van onze westerse wereld bidden wij U. Dat zij leren beseffen dat er méér in het leven is dan kopen en hebben. Stil gebed Onze Vader Slotlied
liedboek 991 – De eersten zijn de laatsten (in wisselzang)
Woorden voor onderweg Mogen wij voor elkaar een zegen zijn, bij alles wat ons te doen staat, alles wat we beleven mogen, alles wat ons overkomt. Mogen wij voor elkaar een zegen zijn, in het leven dat we samen delen, zo kwetsbaar en aangevochten als het is. Zegenbede Eeuwige, Behoed ons zegen ons bewaar ons Gij die ons hebt toegekeerd naar elkaar, om elkaar te zegenen te bewaren te behoeden Lied ter beaming liedboek 425 – Vervuld van uw zegen Doven van de kaars Orgelspel Collecte bij de uitgang, bestemd voor projecten van Doopsgezinde Gemeenteopbouw