Geld maakt niet gelukkig
“Twee dingen heb ik van U gevraagd, onthoud ze mij niet, voordat ik sterf: Houd valsheid en leugentaal ver van mij. En: geef mij geen armoede of rijkdom, voorzie mij van mijn toegewezen deel aan brood. Anders zou ik, verzadigd, U verloochenen en zeggen: Wie is de HEERE? of anders zou ik, arm geworden, stelen, en de Naam van mijn God aantasten.” (Spr. 30:7–9)
Jacobus God verlangt ernaar dat wij een echt en levend geloof hebben en Hij is in ons leven aan het werk om dat te bewerken.
Een echt en levend geloof wordt zichtbaar in hoe wij met onze rijkdom omgaan.
WANTZOLIEFHEEFTGODDEWERELDGEHAD DATHIJZIJNENIGGEBORENZOONGEGEVENH EEFTOPDATIEDERDIEINHEMGELOOFTNIETV ERLORENGAATMAAREEUWIGLEVENHEEFT
“En nu dan u die zegt: Wij zullen vandaag of morgen naar die en die stad reizen, en daar een jaar doorbrengen en handeldrijven en winst maken, u, die niet weet wat er morgen gebeuren zal, want hoe is uw leven? Het is immers een damp, die voor een korte tijd verschijnt en daarna verdwijnt. In plaats daarvan zou u moeten zeggen: Als de Heere wil en wij leven, dan zullen wij dit of dat doen. Maar nu roemt u in uw hoogmoed. Al zulk soort roem is slecht. Wie dan weet goed te doen, en het niet doet, voor hem is het zonde.
Nu dan, rijken, huil en jammer over al de ellende die u overkomt. Uw rijkdom is vergaan en uw kleren zijn door de motten aangevreten. Uw goud en zilver is verroest en hun roest zal een getuigenis tegen u zijn en uw vlees als een vuur verteren. U hebt schatten verzameld in de laatste dagen. Zie, het loon van de arbeiders die uw velden gemaaid hebben, dat door u achtergehouden is, schreeuwt tot God, en de jammerklachten van hen die geoogst hebben, zijn doorgedrongen tot de oren van de Heere van de hemelse legermachten. U bent u aan weelde te buiten gegaan op de aarde en hebt uw eigen lusten gevolgd. U hebt uw hart gevoed als op de dag van de slacht. U hebt de rechtvaardige veroordeeld en gedood en hij verzet zich niet tegen u.”
Het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen.
“Want geldzucht is een wortel van alle kwaad. Door daarnaar te verlangen, zijn sommigen afgedwaald van het geloof, en hebben zich met vele smarten doorstoken.” (1 Timotheüs 6:10)
Nu dan, rijken, huil en jammer over al de ellende die u overkomt. Uw rijkdom is vergaan en uw kleren zijn door de motten aangevreten. Uw goud en zilver is verroest en hun roest zal een getuigenis tegen u zijn en uw vlees als een vuur verteren. U hebt schatten verzameld in de laatste dagen. Zie, het loon van de arbeiders die uw velden gemaaid hebben, dat door u achtergehouden is, schreeuwt tot God, en de jammerklachten van hen die geoogst hebben, zijn doorgedrongen tot de oren van de Heere van de hemelse legermachten. U bent u aan weelde te buiten gegaan op de aarde en hebt uw eigen lusten gevolgd. U hebt uw hart gevoed als op de dag van de slacht. U hebt de rechtvaardige veroordeeld en gedood en hij verzet zich niet tegen u.”
“Hij heeft u, mens, bekendgemaakt wat goed is en wat de HEERE van u vraagt: niets anders dan recht te doen, goedertierenheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God.” (Micha 6:8)
“Nu dan, rijken, huil en jammer over al de ellende die u overkomt. Uw rijkdom is vergaan en uw kleren zijn door de motten aangevreten. Uw goud en zilver is verroest en hun roest zal een getuigenis tegen u zijn en uw vlees als een vuur verteren. U hebt schatten verzameld in de laatste dagen.”
“Maar wee u, rijken, want u hebt uw troost al. Wee u, die verzadigd bent, want u zult hongerlijden. Wee u die nu lacht, want u zult treuren en huilen.” (Lukas 6:24–25)
“Nu dan, rijken, huil en jammer over al de ellende die u overkomt. Uw rijkdom is vergaan en uw kleren zijn door de motten aangevreten. Uw goud en zilver is verroest en hun roest zal een getuigenis tegen u zijn en uw vlees als een vuur verteren. U hebt schatten verzameld in de laatste dagen.”
“Verzamel geen schatten voor u op de aarde, waar mot en roest ze verderven, en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamel schatten voor u in de hemel, waar geen mot of roest ze verderft, en waar dieven niet inbreken of stelen; want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.” (Mat. 6:19–21)
“Zie, het loon van de arbeiders die uw velden gemaaid hebben, dat door u achtergehouden is, schreeuwt tot God, en de jammerklachten van hen die geoogst hebben, zijn doorgedrongen tot de oren van de Heere van de hemelse legermachten. U bent u aan weelde te buiten gegaan op de aarde en hebt uw eigen lusten gevolgd. U hebt uw hart gevoed als op de dag van de slacht. U hebt de rechtvaardige veroordeeld en gedood en hij verzet zich niet tegen u.”
“Beveel de rijken in deze tegenwoordige wereld dat zij niet hoogmoedig zijn, en hun hoop niet gevestigd houden op de onzekerheid van de rijkdom, maar op de levende God, Die ons alle dingen in rijke mate verschaft om ervan te genieten; ook om goed te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig te zijn en bereid om samen te delen. Zo verzamelen zij voor zichzelf een schat: een goed fundament voor de toekomst, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen.” (1 Timotheüs 6:17–19)