HET MAGAZINE VAN DE BELGISCHE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
dimensie Ontwikkelingswerkers Gisteren, vandaag en morgen
HONGERSNOOD IN OOST-AFRIKA GELD MAAKT NIET GELUKKIG
© Illustratie : Serge Dehaes
DE HORROR VAN CLUSTERMUNITIE
Nr 4 / 2011 • TWEEMAANDELIJKS SEPTEMBER-OKTOBER 2011 • P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X
Overzicht SEPTEMBER-OKTOBER 2011
18/19/20 >
24/25 >
War on hunger
25 >
EuropeAid
Waar clustermunitie ligt,
unieke gesprekspartner voor de Europese ontwikkelingssamenwerking
is geen mens veilig
> ONTWIKKELINGSWERKERS DOSSIER
Gisteren, vandaag en morgen
7 Zich engageren voor ontwikkelingssamenwerking 13 Europese ontwikkelingswerkers: mensen zoals iedereen 21 Geld maakt niet gelukkig
Gratis abonnement Op www.dimensie-3.be of per mail aan
[email protected]
2 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3
29 Hand in hand met verpleegsters uit Congo 30 Puntkomma 32 7.000.000.000
Wees zelf de verandering die je in de wereld wil zien MAHATMA GANDHI
3
dimensie
Laat u inspireren
T
Tweemaandelijks tijdschrift uitgegeven door de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGD) Redactie:
DGD - DIRECTIE SENSIBILISERINGSPROGRAMMA'S Karmelietenstraat, 15 B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 Fax +32 (0)2 501 45 44 E-mail :
[email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be Redactiesecretariaat: Elise Pirsoul, Jean-Michel Corhay, Chris Simoens, Thomas Hiergens Layout en productie: www.mwp.be De artikels geven niet noodzakelijk het officiële standpunt weer van DGD of van de Belgische regering. Overname van de artikels is toegestaan mits bronvermelding en een kopie voor de redactie. Dimensie 3 verschijnt 5 maal per jaar om de 2 maanden, behalve in de zomer. Gedrukt op 100% gerecycleerd papier.
Een pak van die hulpverleners is nu uitgerukt naar Oost-Afrika. Daar grijpt de ergste hongersnood van de laatste twintig jaar plaats. Meer dan 12 miljoen mensen hebben nood aan humanitaire hulp, 440.000 vluchtelingen overspoelden al de veelbesproken tentenkampen van Dadaab in Kenia. Reden te over om u aan te sporen geld te schenken aan een humanitaire hulporganisatie. We vroegen ons af wat er precies gebeurt met de donaties en zochten een antwoord bij Jan Weuts, noodhulpcoördinator van Caritas International. En terwijl Oost-Afrika om geld bedelt, preekt alleman besparingen. Het onheil op de financiële markten lijkt niet meteen te wijken. Dat verhoogt de druk op beleidsmakers om strakker de hand op de knip te houden, zo ook bij de Europese Commissie. Om méér te doen met minder, fusioneerde de Commissie twee van haar grote hulpdepartementen tot één enkele structuur: EuropeAid. We peilden met Klaus Rudischhauser, directeur kwaliteit en impact, en Europees parlementariër Louis Michel naar het waarom van de fusie. Niet alleen in het recente Libische conflict werd clustermunitie ingezet tegen een opstandige bevolking. Rondslingerende mijnen en clusterbommen maken wereldwijd nog dagelijks burgerslachtoffers, geheel onnodig en soms decennia na het beëindigen van de strijd. Vol ongeloof luisterde Dimensie 3 naar Hildegarde Vansintjan, advocacy officer van Handicap International. Misschien moeten we wel naar een andere opvatting van vooruitgang. Wat maakt ons nu echt gelukkig? In het Westen domineert de economische prestatie - het bnp - als indicator van vooruitgang. De inheemse volkeren van Latijns-Amerika en de Caraïben diepen echter het voorouderlijke buen vivir op. Of hoe we goed kunnen (samen)leven.
DE REDACTIE
Abonnement: Gratis in België en in het buitenland.
dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 3
editoriaal
© Illustratie : Serge Dehaes
erwijl miljoenen mensen de voorbije decennia uit de armoede klommen, groeit de kloof tussen rijk en arm. Daarom engageren zich ook vandaag veel mensen voor het Zuiden. Maar wie is en wat doet de ‘ontwikkelingswerker’ anno 2011? En hoe kan iemand zich van hieruit inzetten voor die verre landen? Dimensie 3 laat hen op u los, de ontwikkelingswerkers van gisteren, vandaag en morgen. Allen werken ze, beroepshalve of niet, aan een rechtvaardiger wereld. Laat u inspireren om zelf de handen uit de mouwen te steken. En meteen krijgt u een idee van de lange weg die de hulpsector in 50 jaar heeft afgelegd.
Ontwikkelingswerkers
Ontwikkelingssamenwerking is door de jaren heen sterk geëvolueerd. De missionaris was misschien wel de eerste ontwikkelingswerker. In de prille jaren van de officiële ontwikkelingssamenwerking stuurden Westerse overheden, multilaterale organisaties en ngo’s hun experten uit. Het Westen dacht het Zuiden te moeten tonen hoe het moest. Ze gaven les en leidden mensen op tot landbouwkundige, arts, ingenieur… Of ze bouwden ziekenhuizen, scholen, irrigatie en wegen, kortom infrastructuur. Dat heette toen ‘technische hulp’.
Les geven in Congo Anne gaf les in Congo (Kinshasa) van 1971 tot 1978. Een vorm van technische bijstand die nu verdwenen is. Ook al is de ontwikkelingssamenwerking veranderd, opvolging blijft verzekerd.
Ik vond altijd dat het geen zin had Europese leerTijdens mijn adolescentie wist ik al dat krachten naar Congo te sturen, aangezien Congoik les wilde geven in andere landen. Mijn Onze hulp heeft veel tijd lezen even bekwaam zijn. Jammer genoeg lagen echtgenoot deelde het verlangen om andere landen verspild met technische de lonen er zeer laag, als ze al werden uitbetaald. te ontdekken. Toen hij in ‘71 in Kinshasa werk vond Welnu, ieder persoon, ongeacht zijn culturele achterin de privésector, ben ik hem gevolgd. Ik kon er in bijstand in plaats van grond, zal zijn werk pas goed doen als hij voldoende een school aan de slag als leerkracht (‘Technisch zich toe te leggen op de gemotiveerd is en als de materiële omstandigheden assistente van de Congolese regering’). In ‘72 kreeg volstaan om een fatsoenlijk leven te leiden en het ik het statuut van ontwikkelingswerkster. Na mei ‘68 programmering, wat veel beroep deftig uit te oefenen. Onze hulp heeft veel tijd koesterden we het ideaal om solidair te zijn met de nuttiger zou zijn geweest. verspild met technische bijstand in plaats van zich Afrikanen, die we als onze gelijken beschouwden. toe te leggen op de programmering, wat veel nuttiger zou zijn geweest. Ouderen zeiden dat we het niet zouden volhouden. In werkelijkheid verMomenteel werkt mijn zoon, die een deel van zijn jeugd in Congo doorbracht, schilde de job van leerkracht Frans in Congo niet veel van die in België, ook als expat internationale samenwerking. Toen hij me zei dat hij zou verbehalve dat het in Congo gemakkelijker was. De studenten waren er immers trekken, was ik heel blij voor hem en tegelijk droevig omdat ik mijn kleinkinbijzonder gemotiveerd en gedisciplineerd. Ik had wel geluk met de school: ze deren niet vaak meer zou. Gelukkig zijn de huidige communicatiemiddelen werd op een degelijke manier geleid en had het in materieel opzicht vrij goed. (internet, skype, telefoon) veel efficiënter dan in mijn tijd! Nadien werkte ik bij het Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking (ABOS) in Brussel, op sensibiliseringsacties voor Noord-Zuidsolidariteit in scholen. EP
4 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3
© DGD/Th. Hiergens
ONTWIKKELINGSWERKERS
“Maak er iets moois van”, was de boodschap Hij moest meermaals uitwijken naar veiliger oorden, want op het terrein was het vaak te onveilig. Guido, ontwikkelingswerker bij de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, boogt op 20 jaar terreinervaring in Latijns-Amerika. We blikken terug op hoe het allemaal begon en wat er sindsdien is veranderd.
E
en stedenband haalde Guido naar de sector. Mechelen had projecten lopen in haar zusterstad Andahuaylas in Peru. Men bouwde er een cultureel centrum, een ‘cinema’ zeg maar, en er was een visteelt- en een bosbouwproject. En iemand moest de zaken opvolgen. “Men verkoos een ingenieur land- of bosbouw en ik had het geluk dat het een Mechelaar moest zijn. ‘Maak er iets moois van’, was zowat de boodschap bij mijn vertrek.”
We moeten afstand kunnen nemen. Want eenmaal het loopt, kunnen ze het zelf wel bolwerken. Niet zonder gevaar Uiteindelijk was de jonge ontwikkelingswerker vijf jaar aan de slag in Andahuaylas. In ‘82 werd het er echter te gevaarlijk. Mechelen heeft toen zijn mensen weggehaald. Het Lichtend Pad, of het Sendero Luminoso, een maoïstische guerrillabeweging, ging in die tijd ondergronds en pleegde geregeld bomaanslagen. “Ik heb enkele van die senderistas gekend, in de streek wist iedereen wie ze waren. Begin jaren ‘80 bezocht ik hen zelfs in de gevangenis in Lima.” Op dat moment startte de Belgische Ontwikkelingssamenwerking een programma voor de ontsluiting en het
duurzaam beheer van het regenwoud in Peru. Guido verhuisde van het Andesgebergte naar het tropisch regenwoud. De ontwikkelingswerkers leefden en brousse, in een bosbouwkamp. In het weekend bliezen ze uit in Pucallpa, de dichtstbijzijnde stad.
On a donné! “Ik bleef er tot in ‘89. Toen werd het ons weer ‘te warm onder de voeten’, nu door een andere guerrillabeweging. Er waren regelmatig bomaanslagen, zelfs in Lima.” Uit veiligheidsoverwegingen ging het kantoor van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in Peru tussen ‘90 en ‘98 dicht. Vooral de expats die er met hun gezin verbleven, hadden het moeilijk met de veiligheidssituatie. “Velen vertrokken. Er heerste een drieste vorm van volksjustitie. Mensen werden koudweg gelyncht op straat. Soms zag je lijken langs de weg.” Daarna ging Guido nog op post in Guatemala, Bolivia en Ecuador. In ‘97 werd het tijd om te onthechten. Na vele jaren wordt het moeilijk om afstand te nemen van de landen en de mensen waarmee men samenwerkt. Men moet echter de belangen van het eigen land of de eigen organisatie kunnen blijven verdedigen, niet die van een ander. Hetzelfde geldt voor diplomaten. “Na 20 jaar Latijns-Amerika ben ik nooit meer op post vertrokken. On a donné!”
Vroeger en nu “Ontwikkelingsprogramma’s maken nu meer gebruik van de ministeries en instellingen van het partnerland. We schrijven ons in in de plannen van de regering.” Guido
Vandaag schrijven we ons in in de plannen van de regering.
vindt het een goede zaak dat het nu veel meer hún ontwikkelingsprogramma’s zijn, niet de onze. Projecten die buiten het officieel kader vallen, dat kan niet meer. Als men de zaken wil bestendigen op lange termijn, is dat belangrijk. Die link met de centrale administraties was vroeger minder aanwezig. En ook de ngo’s zijn anders gaan werken. “Ze hebben zich gespecialiseerd. Vroeger deden veel ngo’s eender wat. Neem nu de stedenband toen ik begon in ‘77. Visteelt, bosbouw, onderwijs, gezondheidscentra, een cultureel centrum… zeer diverse zaken allemaal. Dat is nu gedaan.” Men kan onmogelijk alles (goed) doen. Specialisatie verhoogt de kwaliteit van de hulp. Ook, de lokale ngo’s in LatijnsAmerika hebben de capaciteit om veel zelf te doen. De civiele samenleving is er goed georganiseerd. Ontwikkelingssamenwerking zet dus steeds vaker lokale mensen in. Ontwikkeling komt er niet dankzij het ontwikkelingswerk. Maar de sector kan wel waardevolle impulsen gegeven. “We moeten afstand kunnen nemen”, besluit Guido. “Want eenmaal het loopt, kunnen ze het zelf wel bolwerken.” TH
dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 5
ONTWIKKELINGSWERKERS
Goed leven onder de kromstaf Missionarissen, ze zijn met steeds minder. Dom Rik, abt van de Benedictijnenabdij van Affligem, was van 1974 tot 1999 missionaris in Noord-Transvaal, Zuid-Afrika. Hij hielp er mee het klooster Subiaco heroprichten, in het zwarte homeland Lebowa.
N
og niet zo lang geleden hoorden vele Belgen voor het eerst over Afrika vertellen door een teruggekeerde missionaris. Bracht hij de Afrikanen God, de beschaving of ontwikkeling? Was hij weldoener, bekeerder of beschaver? Dom Rik laat meteen verstaan dat het religieuze en zijn roeping als monnik steeds de belangrijkste drijfveer was.
Je brengt God niet “Met drie monniken uit Affligem waren we, en na 4 jaar trad een eerste zwarte monnik in. Op de 2.000 hectare grote missiepost leefden 325 gezinnen, ongeveer 3.000 mensen, allemaal zwarten. De mensen leefden er graag, ze betaalden er minder pacht dan aan het stamhoofd. In het klooster had ik mijn handen vol, vooreerst met een dagelijkse misviering. Daar kwamen vooral grootmoeders op af. Tijdens de zondagsmis zat de kerk nokvol. Mijn preek hield ik in het Sesuthu, en de mis verliep op z’n Afrikaans, met veel zang, animatie en dans. Dat heb ik bij mijn terugkeer nog het meest gemist, dat er in Belgische misvieringen geen animatie of kindergezangen zijn. De eerste missionarissen banden al wat heidens was, en dat was fout. Je brengt God niet, want die is er al! Je moet je kunnen inleven in hun gebruiken. Het religieuze was voor hen liefst zeer tastbaar, met veel wijwater, het inzegenen van de huizen, het assenkruis dat liefst zo dik mogelijk werd aangebracht. . Al
ben ik nooit helemaal in hun begrip van God, of Modimo zoals zij het zeggen, kunnen doordringen. Ze zijn verbonden met al hun overledenen, met geesten, met Modimo.
Ze hebben me in 25 jaar meer geleerd dan ik hen heb kunnen geven. Brood delen en vermenigvuldigen Officieel was ik in Zuid-Afrika als leraar. We breidden de bestaande basisschool uit met een secundaire school en een kindercrèche. Je moet het geld echter niet enkel in gebouwen of land steken, maar ook in de mensen die willen studeren. Ik had altijd veel bewondering voor hun inzet. Een van de oud-studenten die we hielpen met een studiebeurs, heeft nu zijn advocatenbureau in Pretoria. Je moet niet preken voor hongerige mensen, zij luisteren toch niet. Daarom hielpen we hen in hun dagelijks brood te voorzien en het land te bewerken. We installeerden ook een aantal boorputten, en in 1986 slaagden we erin elektriciteit naar de missie te brengen. De aansluiting was technisch nogal complex, zodat het enkel in de betere huizen lukte. Bewoners van rieten hutten bleven olielampen en kaarsen gebruiken.
6 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3
Bij mijn afscheid heb ik hen bedankt. Want ze hadden me in 25 jaar meer geleerd dan ik hen had kunnen geven. Hun solidariteit was geweldig. Als er brood is, delen ze het met iemand die geen heeft. Bij een sterfgeval vangt de familie de weeskinderen op. Het dorp was één familie, men wist steeds alles van iedereen. Met nu wel 11 zwarte monniken, is de toekomst verzekerd. Ze hebben inkomsten dankzij een eigen schrijnwerkerij en een plantage van cactusvijgen of prickle pear. Jaarlijks organiseren we in Affligem een missie-eetmaal waarmee we vooral de zusters steunen van het klooster nabij de missiepost. Ik heb missionering aan den lijve ondervonden: hoe je terug van nul begint, onder een boom de mis leest, je bijna letterlijk brood vermenigvuldigt. Ik hoop dat ze het nu zelf gaan doen, en bid dat ze ooit hun eigen zwarte heilige Sint-Benedictus mogen hebben.” RVV
Je brengt God niet, want die is er al!
ONTWIKKELINGSWERKERS
ZICH
ENGAGEREN voor ontwikkelingssamenwerking
Hoe verder je vordert met je studies, hoe meer belangstelling je krijgt voor de actualiteit en de ontwikkelingen in de wereld. De soms heftige gedachtewisselingen met anderen komen steeds uit op de vraag die je al een tijdje bezig houdt: hoe kun je het leven als volwassene dat voor je ligt zinvol invullen? Hoe kun je op doordachte wijze richting geven aan je leven in overeenstemming met je doelen en idealen?
© DGD/J-M Corhay
A
lleen wat geld geven voor een noodhulpactie ten gunste van landen die worden geteisterd door droogte of een kind aan het andere eind van de wereld sponsoren, schenkt je niet meteen voldoening. Je zou liever een concrete bijdrage leveren aan de strijd tegen de armoede en je kennis ten dienste stellen van een humanitair engagement. Ontwikkelingssamenwerking kan je helpen je nobelste plannen te verwezenlijken en een buitengewone beroepservaring op te doen. Wie als ontwikkelingswerker aan de slag wil, heeft echter meer nodig dan idealen en goede wil. Ontwikkelingssamenwerking stelt vandaag de dag hogere eisen: professionele kennis en werkervaring zijn doorslaggevend.
Een solide bagage Diploma’s zoals ingenieur, econoom of budgetbeheer lenen zich goed tot het ontwikkelingsveld. Zijn ook zeer gegeerd: artsen, verpleegkundigen, apothekers, landbouwdeskundigen, voedingsdeskundigen, leerkrachten, juristen, deskundigen op het gebied van politieke wetenschappen, onderwijs, arbeid, et cetera. Een belangrijke troef voor een ontwikkelingswerker is uiteraard de talenkennis. Nagenoeg 40% van de ontwikkelingswerkers wordt ingezet in Latijns-Amerika (waar kennis van Spaans of Portugees is vereist), meer dan 45% in Afrika en 15% in Azië (waar je vaak Engels en Frans nodig hebt, en de talen die ter plaatse worden gesproken).
En al enige werkervaring Om aangeworven te worden door internationale instellingen of ngo’s, moet je enige ervaring op het terrein kunnen aantonen. Die ervaring kan je via tal van mogelijkheden opdoen bij verenigingen
en organisaties, zoals vrijwilligerswerk in bouwkampen in het Zuiden (zie getuigenissen op pagina 9, 14, 16 en 17).
Wie als ontwikkelingswerker aan de slag wil, heeft meer nodig dan idealen en goede wil.
Met een degelijke voorbereiding en wat bijscholing kan je je al onderscheiden van de vele andere kandidaten. Het is immers zo dat wie als ontwikkelingswerker aan de slag wil, eerst een opleiding in ontwikkelingssamenwerking moet volgen.
Daarvoor organiseren diverse instellingen en ngo’s informatie- en opleidingsprogramma’s. Acodev en Coprogram organiseren informatiesessies, Iteco verstrekt opleidingen. BTC heeft een zeer toegankelijke Infocyclus over internationale samenwerking. Wie meer wil vernemen over hoe actief aan ontwikkelingssamenwerking te doen, kan de brochure Aan ontwikkelingssamenwerking doen downloaden op onze site. De brochure bevat een uitvoerige opsomming van de tewerkstellingsmogelijkheden in de partnerlanden, maar ook in België – bijvoorbeeld door te sensibiliseren voor ontwikkelingssamenwerking, het werkterrein van een groot aantal ngo’s. JEAN-MICHEL CORHAY
ONLINE www.dg-d.be > werken in de ontwikkelingssamenwerking
dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 7
Ontwikkelingswerkers
Volgens de idee dat mensen best zelf hun eigen ontwikkelingsproces uittekenen, zoals vooropgesteld door de Verklaring van Parijs, geeft de hulpsector vandaag het werk steeds vaker in handen van het Zuiden. In het ontwikkelingsland verblijven nog slechts enkele expats om het werk op te volgen en contacten te onderhouden met plaatselijke overheden en lokale ontwikkelingspartners. Het zijn de attachés op de ambassade, de BTC-experten, de ngo- en VN-medewerkers, etc. Ook mensen die beroepshalve geen uitstaans hebben met het Zuiden, zetten zich in: bij Oxfam Wereldwinkels, via een eigen solidariteitsinitiatief (de zogenaamde 4de pijler), als ondernemer…
“Men vraagt me waarom ik nog in de hulpsector werk” Huong: “Het meest waardevolle resultaat van de budgetsteun was niet wat op papier werd behaald, dan wel de veranderde houding van de ontwikkelingspartners op de hulp.”
Toen ze haar masterstudie beëindigde aan de Universiteit Hasselt, keerde Huong terug naar Vietnam - ondertussen een middeninkomenland geworden - met de ambitie bij te dragen aan ‘s lands toekomst. Hoe ze dat precies zou waarmaken, werd pas duidelijk toen ze in 2004 lokale attaché internationale samenwerking werd op de Belgische ambassade in Hanoi. Huong vertelt.
In 2005 kwam met het Nieuwe Hulpparadigma de focus van de ontwikkelingssector te liggen op principes zoals eigenaarschap en gedeelde verantwoordelijkheid. Doordat ik verantwoordelijk was voor budgetsteun in de onderwijssector, kon ik ervaren hoe men deze principes toepaste. Bij budgetsteun injecteert men ontwikkelingsgeld rechtstreeks in het budget van een overheid. De aanpak ervan is alleszins anders dan bij bilaterale projecten. Sectorale budgetsteun vergt niet alleen een grondige kennis van de sector, de instellingen en het beleid, maar vereist ook de kunst samen te werken met zowel overheden als ontwikkelingsorganisaties. Het meest waardevolle resultaat van de budgetsteun was niet wat op papier werd behaald, dan wel de veranderde houding van de ontwikkelingspartners op de hulp. Eigenaarschap en gedeelde verantwoordelijkheid kunnen pas echt gedijen als alle partners elkaar als gelijke beschouwen. Ik denk dat deze les geldig blijft voor het nieuwe samenwerkingsprogramma tussen België en Vietnam (2011-2015), ondanks dat onderwijs er geen prioritaire sector meer van is. Vietnam is een middeninkomenland geworden.
8 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3
Dat zal de klassieke verhouding tussen donor en ontvanger vervangen door een partnerschap tussen gelijken. Het is bijgevolg belangrijk de institutionele capaciteit en human resources van Vietnam te versterken. Daarom zal de Belgische Ontwikkelingssamenwerking de volgende 4 jaar 12 miljoen investeren in een programma ter ontwikkeling van de Vietnamese capaciteit. Wat me nu uitdaagt, is hoe zo’n programma vorm te geven zodat het voldoet aan de noden van het land. In 7 jaar tijd deed Vietnam een grote sprong voorwaarts in zijn ontwikkelingsproces. Men vraagt me soms waarom ik alsnog in de hulpsector aan de slag ben, vele collega’s zijn ondertussen overgestapt naar de privésector. Ik denk dat er nog grote uitdagen schuilen in het tegelijk bestendigen van de economische groei en aanhouden van de inspanningen voor armoedebestrijding.” TH
ONTWIKKELINGSWERKERS
Mensen sterker maken Ruben Baert op de markt van Kamembe, een dorp in Zuidwest Rwanda, samen met een verkoopster van groenten en fruit en een enquêteur die informatie verzamelt over marktprijzen en producthoeveelheden.
Twee jaar terug ging Ruben aan de slag in een project van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in Rwanda. Bij de Rwanda Horticulture Development Authority (RHODA) ondersteunde hij als Junior Assistent de marketing en commercialisering van de tuinbouwsector. “Mensen zelfstandiger, sterker en trotser maken” is zowat zijn leidmotief. Echter, soms staan cultuurverschillen een vlotte samenwerking in de weg. “
I
n het begin was het vooral ‘meedraaien’, bijleren en terreinbezoeken afleggen. Door het grote verloop van personeel werd ik al snel een ancien met een pak verantwoordelijkheden. Zo organiseerde ik een expo waarbij 100 kopers en 100 producenten van groenten en fruit elkaar ontmoetten. De kopers waren hoofdzakelijk Rwandese handelaars, hotels en restaurants geïnteresseerd in kwaliteitsproducten en contracten afsluiten. Bij de producenten had je vooral coöperatieven waarvan de gezamenlijke productie zo goed als mogelijk voldeed aan de totale vraag van de 100 kopers. “Dit initiatief moet zich in de toekomst herhalen”, klonk het bij de deelnemers. Positieve reacties als deze maken dit werk zo geweldig. Iedereen wil toch een baan die motiveert? Werken aan zaken die aansluiten bij je idealen geeft je veel voldoening. Mijn doel is om boeren zelfstandiger, sterker en trotser te maken. We helpen leiders van coöperatieven met bedrijfsanalyse en marketing. Zo kunnen ze bijvoorbeeld onder betere voorwaarden verkopen als ze zich op bepaalde producten toespitsen. Ook informeren we boeren over het grote prijsverschil tussen stad en platteland. Het kan hen doen concluderen dat ze beter zelf de verkoop van hun producten organiseren, waardoor ze betere prijzen kunnen bedingen dan deze die ze krijgen van tussenhandelaren. Een hoger inkomen maakt hen
minder afhankelijk van hulp, en laat hen toe zelf te beslissen aan wie, waar en hoeveel ze verkopen. Er ligt echter nog veel werk op de plank rond proactiviteit en initiatief. De Rwandezen beseffen maar al te goed dat ze nood hebben aan initiatief om competitief te kunnen worden. Er wordt dan ook aan gewerkt om innovators te stimuleren en leiders te helpen groeien. Op de werkvloer blijft het echter moeilijk. De lijn tussen ‘mogelijkheden aanreiken’ en ‘iets in de plaats doen van anderen’ is flinterdun. Je neemt initiatieven en pakt dingen aan op een manier die je logisch lijkt, en hoopt dat men je voorbeeld overneemt. Maar soms wordt dan van je verwacht dat jij dat initiatief verder draagt. Blijven proberen en geduld hebben is de boodschap.
Als ontwikkelingswerker weet je dat er zaken zijn waar je soms een vermoeden, maar dikwijls geen benul van hebt. Niet alles is echter rozengeur en maneschijn. In dit vak werk je met mensen uit een verschillende cultuur, en dat brengt moeilijkheden met zich mee. Al mijn collega’s zijn Rwandese ambtenaren, op een projectleider na: die is Belg. Je werkt dus in een omgeving die sterk verschilt
JUNIORPROGRAMMA: Een eerste ervaring in de ontwikkelingssamenwerking Je hebt belangstelling voor ontwikkelingsthema’s en je wil je talent inzetten in het Zuiden? Het JUNIORPROGRAMMA werd in 2006 opgericht om jongeren de kans te geven een eerste beroepservaring op te doen in ontwikkelingssamenwerking. Onder begeleiding van een coach werk je als Junior Assistent rechtstreeks mee aan een project van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. De Rwandese bevolking sensibiliseren voor hygiëne, kringloopcentra oprichten in Kinshasa om vervuiling te bestrijden en tegelijkertijd banen te scheppen, producenten in Peru helpen om afzetmarkten te vinden… Je merkt het, er zijn bijna evenveel activiteiten als Junior Assistenten, en dat binnen verschillende sectoren: onderwijs, gezondheidszorg, basisinfrastructuur, landbouw, goed bestuur… De functies binnen een project kunnen sterk verschillen. Vast staat dat het een unieke ervaring wordt. Alle info over het JUNIORPROGRAMMA op www. btcctb.org
van deze waarin je bent grootgebracht. Dat vergt een groot aanpassings- en inlevingsvermogen. Een van de verschillen die mij opvielen is het gebruik van taal: belangrijker dan een weergave van de feiten is de functie van het gesproken woord in de relatie met je gesprekspartner. Een Rwandees gezegde luidt: Akari mu nda y’ingoma kamenywa n’umwiru na nyirayo. Letterlijk: “wat zich in de buik van de trom bevindt, is enkel gekend door de drummer en de eigenaar”. In mensentaal: “enkel hij die spreekt, kent de ware betekenis van zijn woorden”. Als ontwikkelingswerker voelt Rwanda aan als een sterk gelaagde omgeving. Je neemt bepaalde lagen waar, maar beseft dat er nog lagen zijn waar je soms een vermoeden, maar dikwijls geen benul van hebt.” TH
dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 9
Kwetsbare mensen graag zien Als kind van 4 al wilde Suzy als verpleegster in Latijns-Amerika werken. Want in de parochie hoorde ze het verhaal van een christelijke arbeider die naar Bolivia trok. Het lot deed haar in 1981 als zuster Suzy in Mali belanden. Ze is er verantwoordelijk voor een gezondheidscentrum, gericht op opvoeding rond gezondheid en hygiëne, moeder-kindzorg en aidsbehandeling.
stillegt. En soms heb ik het gevoel dat de economische voordelen van de gever Zuster Suzy voelt zich in de eerste plaats zúster van alle kleinen belangrijker zijn dan de levensomstandigheden van de mensen in het Zuiden. die lijden en worstelen om deftig te kunnen leven. En ze wil vooral Men moet meer rekening houden met de basis: verlangen ze echt wat men ‘mensen graag zien’. “Zelf graag gezien worden, maakt me zo gelukkig, dat voorstelt? En hen dan ook degelijk begeleiden.” Op 30 jaar tijd heeft ze in Mali ik dat geluk met anderen wil delen”, zegt ze. Haar geloof is heel belangrijk heel wat zien verbeteren. Ze blijft geloven in een Afrika dat zichzelf kan beredvoor haar. “Voor mij is er maar één God en hij houdt van alle mensen”, deren, op voorwaarde dat het Noorden eerlijk samenwerkt. benadrukt ze. “Een zieke geneest zoveel beter als je hem liefdevol benadert.” Hoe kijkt ze naar België, na al die jaren ver van huis? Maar sterft ‘de missionaris als ontwikkelingswerker’ “Men zou er de dingen meer moeten relativeren. Van niet stilaan uit? “De missionaris op zich misschien wel. hier uit lijken al die politieke problemen zo belachelijk. Maar heeft niet iedereen een missie? Of leeft u voor Ik mis vooral de familie en de vrienden. Zo zijn de zichzelf? Wordt het leven niet veel boeiender als we aan Heeft niet iedereen Fifala-mensen echte vrienden geworden. We denken, onze missie beantwoorden?” delen, werken, lachen, wenen soms samen. Allemaal Zuster Suzy heeft veel waardering voor ontwikkelings- een missie? Of leeft vanuit de sterke ervaring iets zinvols te doen voor werk anno 2011, maar maakt toch enige bedenkingen. u voor zichzelf ? kwetsbare mensen.” “Ik vind het jammer dat men de projecten vaak te vroeg CS
Frisse lucht voor Mali Fifala is een typisch 4depijlerinitiatief zoals we er de laatste jaren meer zien in België: een enthousiaste vriendengroep vindt zich in de ondersteuning van een project in het Zuiden.
Hoe is Fifala ontstaan? Voorzitter Anny: “In 2003 trokken we met zes vriendinnen op reis naar Mali. In Koutienso maakten we kennis met de Vlaamse zuster Suzy, de drijvende kracht van een gezondheidscentrum. De moeilijke omstandigheden waarin ze werkte, lieten ons niet meer los. Terug in België besloten we haar te helpen.” Op een volgende reis sleurde elke deelnemer 20 kg extra bagage mee met medicamenten, medisch materiaal en schoolgerief. In 2005 stuurde de vriendengroep zelfs een heuse container naar Mali. Anny: “Stilaan voelden we de nood om op een meer gestructureerde manier projecten te ondersteunen. Vooral dan voor de vorming van jongeren en vrouwen en de verbetering van hun gezondheid. Daarom richtten we in 2006 Fifala op.” Fifala is de naam van de rieten waaiertjes waarmee men zich in Mali wat koelte toewuift. Om fondsen in te zamelen organiseert de vzw onder meer markten met producten uit Mali, barbecues en wandelingen. Ze rijft ook subsidies binnen van gemeentes en de provincie Limburg. Door een projectrekening te
openen bij de Koning Boudewijnstichting kan ze fiscale attesten geven voor giften. Fifala wil niet geïsoleerd bezig zijn. “Onze projecten zijn ingebed in de onderwijs- en gezondheidsorganisatie van het land. En met zuster Suzy hebben we een verantwoordelijke ter plaatse die ons helpt met de keuze van de projecten. We hebben ook goede contacten met de lokale overheden.” Anny ziet veel resultaten van hun steun in Mali. Vooral over de hulp aan schooldirecteur Adama vertelt ze graag. “Directeur Adama bouwde met de lokale dorpsgemeenschap drie nieuwe klaslokalen. Maar voor de afwerking (dak, ramen, deuren) klopte hij aan bij zuster Suzy, die zijn vraag naar ons doorspeelde. We zamelden vlot de nodige 4.600 euro in. Toen we daarna Koutienso bezochten, wilde de hele gemeenteraad ons ontmoeten. We werden overladen met dankbetuigingen. En met drie kippen. Maar die hebben we in de kippenren van het gezondheidscentrum gelaten.”
www.fifala.be • www.4depijler.be
10 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3
CS
ONTWIKKELINGSWERKERS
© DGD/D. Ardelean
“De Masteropleiding milieubeheer was de meest pertinente opleiding voor mijn werk” Zo Elia werkt in Madagaskar op het Ministerie voor Leefmilieu. Ze is er vormingsverantwoordelijke aan het Centrum voor Vorming, Studie en Onderzoek van de Bosbouw. Met een beurs studeert ze milieubeheer in Aarlen (Universiteit Luik). Waarom heb je voor België gekozen? En wat vind je van ons land? De Master milieubeheer in Aarlen was de meest pertinente opleiding voor mijn werk. Het was dan ook vrij logisch dat ik voor België koos. Ik amuseer me hier best, ook al heb ik nog maar weinig kunnen bezoeken. Veel problemen heb ik niet gehad bij mijn aankomst. Ik pas me aan; aan de voeding, de koude, de omgangsvormen… Hoe belangrijk is de opleiding voor je loopbaan en voor je land? Zeer belangrijk. We leren veel nieuwe tools. Vooral op het vlak van statistiek heb ik heel wat opgestoken. Ook het Geografisch Informatiesysteem (GIS) is uiterst nuttig. We hebben dit nodig om al onze gegevens op te slaan en in kaart te brengen.
Wat zijn volgens jou de belangrijkste verschillen tussen België en Madagaskar? Ik vind het hier vooral net. Bij ons is het zeer stoffig, en onze wagens produceren veel uitlaatgassen. Hoewel, ik was ook in Japan, en daar is het nog een heel stuk netter. Op sociaal vlak lijkt het me hier eerder ‘ieder voor zich’. Maar goed, het gaat wel.
Op sociaal vlak lijkt het me hier eerder 'ieder voor zich'. Maar goed, het gaat wel.
BEURZEN VOOR HET ZUIDEN Sinds jaren al financiert de Belgische Ontwikkelingssamenwerking studie- en stagebeurzen via de universiteiten (CIUF-CUD en VLIR-UOS). Daarmee kunnen mensen uit ontwikkelingslanden in België opleidingen volgen die afgestemd zijn op de noden van hun land. Op die manier wordt ter plaatse expertise opgebouwd. www.cud.be• www.vliruos.be
Hoe valt de groep mee? Oh, er is een heel aangename sfeer! In de groep zitten hoofdzakelijk Afrikanen, maar toch ook mensen van Peru en Haïti, en zelfs twee Belgen. Als vrouw ben ik wel in de minderheid. Er zijn maar vier vrouwen in een groep van 24. Je werkt op een milieudienst. Maar zijn de mensen in Madagaskar wel bekommerd om het milieu? Ja, toch wel. Maar ze hebben de middelen niet, ze hebben geen keuze. Om te overleven hebben ze het bos nu eenmaal nodig. En ze moeten hun land bewerken, ook al degraderen ze hierdoor de bodem. CS
dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 11
ONTWIKKELINGSWERKERS
Ondernemers mogen het Zuiden niet loslaten Als 14-jarige reisde Michel door de Sahel met een Ford van 1919. De tocht liet een diepe indruk bij hem na. Hij maakte kennis met Afrikaanse culturen en met moeilijke levensomstandigheden. Vandaag, als gedelegeerd bestuurder van Bastin & Co, is hij het Zuiden niet vergeten. Noorden mag het Zuiden niet loslaten.” Met zijn bedrijf - een producent van flexibele Voor zaakvoerder Dirk (Terre Bleue, kleding en verpakkingen voor de voedingsindustrie schoenen) betekent ondernemen een bijdrage ondersteunt hij Nouvelle Nutrition Niger, een Ondernemerschap leveren tot een betere maatschappij, ook in programma van Aquadev dat ondervoeding bestrijdt in ontwikkelingslanden. “Als ondernemer vind ik Niger. Michel koos voor dit programma omdat het hem stimuleren in het Zuiden is ondernemerschap in het Zuiden stimuleren een inhoudelijk sterk aanspreekt. Het lot van de vrouwen ligt een stuk van de oplossing. stuk van de oplossing”, stelt hij. hem nauw aan het hart: “Afrikaanse vrouwen hebben het Voor hun bijdrage aan het Zuiden maken beide ondernemers dankbaar moeilijk. Ze moeten in barre omstandigheden overleven en zorg dragen voor gebruik van het Corporate Funding Programme. Dat netwerk maakt de brug hun gezin zonder enige hulp.” Met de giften van Bastin & Co bouwt Aquadev tussen ngo’s en de bedrijfswereld. De ngo’s leren van de bedrijfsleiders bij graanschuren waar voorraden worden bewaard, om te kunnen aanwenden over zaakvoeren, terwijl de bedrijfsleiders iets opsteken van de waarden en bij voedselschaarste. De vrouwen beheren de schuren en zien toe op de principes die de ngo’s hanteren en van hoe ze in moeilijke omstandigheden eerlijke verdeling van het graan. toch kunnen werken. Wat is zijn motivatie? “Ik zie het als een morele verplichting om iets te betekenen voor mensen die het minder goed hebben, om iets terug te doen voor de maatschappij, zonder daar direct of indirect iets voor terug te krijgen. Het CS www.cfp.be
“We zoeken in de eerste plaats lokale mensen” Dirk is hoofd Zuiddienst van PROTOS, een ngo gespecialiseerd in water. Hoe gaat de ngo te werk? En wat is het verschil met vroeger?
Van 1986 tot 1988 werkte ik voor PROTOS in Haïti. Het was toen nog een kleine organisatie van een 10-tal mensen die heel vriendschappelijk met elkaar omgingen. Alles verliep informeel, ook de contacten met onze financierders. We maakten gewoon een eenvoudig verslag. Vandaag hebben we 67 werknemers, van wie 16 in het hoofdkwartier in Gent. Dat is al een heus bedrijf. Administratie, boekhouding, personeelsbeheer…, alles verloopt gestructureerd. De financierders (overheden en bedrijven) willen, beduidend meer dan vroeger, precies weten wat er met hun geld gebeurt. Terecht. Op het terrein hebben we regionale ondersteuningscellen, geleid door een ontwikkelingswerker van bij ons. Zo’n cel begeleidt lokale partners en volgt projecten op. Vanuit Gent sturen we de ondersteuningscellen aan. Zo gaan we na of ze de beleidslijnen van PROTOS volgen. Werken ze rechtstreeks met de bouwheren, dus met de eigenaars van de waterwerken (gemeentes,
12 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3
boerengroepen)? Beperken ze zich tot onze expertise en werken ze voor aanvullende expertise samen met partners? Dergelijke zaken. Het contact met het terrein is dus vrij indirect, al gaan we af en toe ter plaatse kijken. Voor de ondersteuningscellen zoekt PROTOS in de eerste plaats lokale mensen, een belangrijk verschil met vroeger. Pas als we die niet vinden, gaan we op zoek in België, of in Europa. Naast Belgen werken bij ons ook Nederlanders, een Fransman en een Italiaanse. Als ‘water-ngo’ hebben we nu eenmaal gespecialiseerde mensen nodig die je niet altijd in België vindt. En dat is nog een verschil. Vroeger kon je als pas afgestudeerde, zonder ervaring, gemakkelijk als vrijwilliger aan de slag in een ontwikkelingsproject. Dat is nu anders, zeker bij PROTOS. Het Zuiden vraagt expertise. Maar in ondersteuningscellen met voldoende mensen bieden we soms een plaats aan voor een ‘junior ontwikkelingswerker’. Die kan zich geleidelijk inwerken.” CS
ONTWIKKELINGSWERKERS
EUROPESE ONTWIKKELINGSWERKERS : mensen zoals iedereen “
I
k werk met een ontwikkelingswerkster die twee keer meer verdient dan ik, terwijl ik haar baas ben. Ze weet niet meer dan ik en is zich daar ook van bewust”, zegt met een tikkeltje spijt in de stem een verantwoordelijke van een overheidsinstelling die steun krijgt van de ontwikkelde landen. Ontwikkelingswerkers zijn beter betaald dan hun lokale medewerkers. Sommigen onder hen worden al snel gepromoveerd tot deskundige, ook al hebben ze maar een graduaatdiploma van technicus. Over de al dan niet bewezen deskundigheid van ontwikkelingswerkers worden zelfs onschuldige grapjes gemaakt. “Op het hoogtepunt van de crisis kregen ontwikkelingswerkers die hulp verleenden aan ontheemden de bijnaam ‘yaka’ omdat ze telkens aan de patiënt zegden: je moet alleen veel water drinken, je moet alleen dit of dat doen” (waarbij “yaka” komt van de fonetische woordspeling in het Frans: il n’y a qu’à boire de l’eau, il n’y a qu’à faire ceci ou cela), herinnert journalist P.N. zich. Maar ontwikkelingswerkers worden niet alleen neergezet als karikaturen, ze staan ook aangeschreven als ijverig en bekwaam. “Ik weet niet hoeveel ze verdienen, maar ik vind ze heel deskundig en bekwaam. Burundese officieren zouden niet in staat zijn om ons de opleiding te geven die zij ons geven”, stelde in juli jongstleden een kapitein van het Burundese leger, toen hij het had over de Europese militaire ontwikkelingswerkers.
Het andere gezicht van de ontwikkelingswerker In hun vrije tijd hebben ontwikkelingswerkers weinig contact met de Burundezen. Slechts een veeleer welstellende minderheid Burundezen, de ‘Happy few’, gaat buiten het werk met ontwikkelingswerkers om. “Dat ontwikkelingswerkers doorgaans weinig contact hebben met de Burundezen”,
© 4bp.com
In Burundi worden ontwikkelingswerkers beschouwd als bekwame werknemers met een riant loon, met wie de plaatselijke bevolking wel in contact komt maar niet echt kent. Met de jaren en ondanks de culturele verschillen, zijn de contacten tussen de Burundezen en de expats, die voor hen gewoon buitenlanders zijn, hartelijker geworden.
zegt Nestor Miburo, een student, “is voornamelijk te wijten aan de culturele en de taalbarrières.” Sommige Europeanen proberen contact te leggen door de nationale taal, het Kirundi, aan te leren. Zo schreef een jonge Belgische bij haar terugkeer uit vakantie aan haar collega’s een lange brief in het Kirundi, waarin ze uiting gaf aan haar vreugde terug aan het werk te kunnen. “Ontwikkelingswerkers zijn mensen zoals iedereen, die meeleven met het geluk of de tegenslag van hun Burundese collega’s. Ze gaan in op de uitnodiging voor een huwelijksfeest, een joggingclub, een weekend, enz.”, zegt een BTC-kaderlid. Als ontspanning brengen ze een bezoek aan de trendy bars in de hoofdstad Bujumbura, of in andere steden. In het algemeen ervaren de Burundezen van de kant van ontwikkelingswerkers niet de minste neerbuigendheid, niet op het werk en ook niet daarbuiten. “Op het werk wordt de hiërarchie weliswaar gerespecteerd maar personen van
hetzelfde niveau tutoyeren elkaar en gaan vriendschappelijk met elkaar om, ongeacht de afkomst”, zegt Anaclet N., die vroeger als chauffeur voor een Duitse ngo gewerkt heeft. De expats nemen enige terughoudendheid in acht en vermijden het met de Burundezen over gevoelige onderwerpen te hebben, zoals etnie, godsdienst, kritiek op de overheid. In het binnenland, op het platteland, worden ontwikkelingswerkers wel als anders beschouwd. Dorpelingen verbazen zich over hen en drijven de spot met ontwikkelingswerkers die als toeristen op zoek gaan naar exotische landschappen. “Ze bewonderen de heuvels, nemen vaak foto’s van de koeien op de heuvels, de bomen, het uitzicht, enz.”, zegt André Sinkoma, een dorpoudste die in een gemeente 60 km ten zuiden van Bujumbura woont. SILVÈRE HICUBURUNDI Infosud Belgique
dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 13
Ontwikkelingswerkers In de toekomst zal het werk bijna volledig in handen komen te liggen van plaatselijke mensen. Het Zuiden zet steeds vaker eigen ontwikkelingsorganisatie op. Lokale initiatieven bloeien. In de geïndustrialiseerde landen blijven echter mensen nodig die zich durven engageren voor een solidaire wereld. Jongeren kunnen via verschillende kanalen ervaring opdoen: reisstudiebeurzen, het UN-Volunteerprogramma, de Internationale Civiele Dienst, de gemeente… De idee dat we in eigen land veel kunnen bijdragen aan een rechtvaardiger wereld, dringt stilaan tot ons door.
Eerste kennismaking met Afrika Amandine (29) werkt als kinderanimatrice in een Brussels museum. Voor haar eerste kennismaking met Afrika werkte ze anderhalve maand in Togo als vrijwilligster voor de Internationale Civiele Dienst (ICD). Tijdens mijn master Bevolkings- en ontwikkelingswetenschappen, had ik al interesse in internationale betrekkingen. Er werd veel gesproken over West-Afrika. Dit alles gaf me zin om de streek met mijn eigen ogen te zien en mijn theoretische opleiding uit te breiden met een persoonlijke ervaring, te meer omdat ik in België in een multiculturele omgeving wilde werken. Ik had als studente al deelgenomen aan ‘bouwkampen’ in Europa en ik was dol op de sfeer die daar heerste. Ik wendde mij dus tot de ICD, die mij voorstelde voor zijn partnervereniging ASTOVOT in Togo te werken. Het ‘veldwerk’ hield in dat ik kleuterleidsters elke dag een handje toestak, nadien gaf ik les Frans, geschiedenis en aardrijkskunde. Ik verbleef bij een Togolese gastfamilie. Daardoor werd ik volledig ondergedompeld in de cultuur en had ik weinig contact met westerlingen. Tussen mij en mijn gastfamilie ontstond een hechte band. Zo vond ik de menselijke dimensie waarnaar ik op zoek was. Nu kan ik stemmen en gezichten plakken op het beeld dat ik van Afrika
heb. De enkele vooroordelen die ik nog had, zijn weggevallen. Ik was bang voor de confrontatie met de armoede, maar ik heb er niets van ondervonden. Wel heb ik mensen ontmoet die soms, net zoals wij, met problemen kampen en hard werken. Als ik de stereotype verhalen over de luie Afrikaan hoor, denk ik terug aan mijn gastfamilie die elke dag om 5u ’s ochtends opstaat en zeg dat ook met zoveel woorden. Ik voel mij nu sneller betrokken bij wat er in West-Afrika gebeurt, omdat ik er mensen ken die me nauw aan het hart liggen. En ik wil me blijven inzetten. Want ook van hieruit kunnen we iets ondernemen. Zo maak ik deel uit van de Noord-Zuidgroep van de ICD die werkt rond internationale solidariteit. Dat is mijn manier om een steentje bij te dragen. Zonder naar het buitenland te trekken kan je je ook hier inzetten via het verenigingsleven, je politieke keuzes, je consumptiepatroon, gesprekken met anderen…”
www.scibelgium.com
14 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3
EP
ONTWIKKELINGSWERKERS
Everlyne richtte in 2010 haar eigen ngo op: Emeden. Ze wil van kleine boeren ondernemers maken die duurzaam landbouwen.
“
I
n de jaren ‘70 heb ik op het platteland in Kenia als kind aan den lijve ondervonden wat armoede is”, zegt ze. “Zo ontstond het verlangen een verschil te maken.” Ze blikt tevreden terug op wat ze al bereikt heeft. Zo hebben 2000 boeren – vrouwen, mannen, jongeren – nu toegang tot zaden, meststoffen, toestellen en gewasbeschermingsmiddelen, tegen een aanvaardbare prijs.
Het Noorden moet manieren zoeken om direct met de grassroots te werken. Natuurlijk is het niet gemakkelijk. “De dorpen zijn moeilijk te bereiken. Er zijn nauwelijks wegen in het heuvelachtig gebied. Een degelijke wagen is dan ook een hoge, maar onmisbare investeringskost. Bovendien zijn de mensen in die afgelegen gebieden zeer sceptisch en weinig enthousiast, door jarenlange armoede en vervreemding. Het is dan ook moeilijk hen te overtuigen van nieuwe landbouwsystemen. Ten slotte blijft het lastig om alles wat we willen doen te
“Een win-winsituatie scheppen tussen Noord en Zuid, en iedereen gelijk behandelen, daar ligt de toekomst.” betalen: opleidingen en verwerking van de oogst tot producten met een meerwaarde.” De fondsen voor haar organisatie haalt ze onder meer van de boeren zelf. Ze staan een percentage af van de meeropbrengst die ze dankzij Emeden behaalden. Over de noden van haar land heeft ze een uitgesproken mening. “We moeten ons focussen op de kleine boeren. Door hen te organiseren en vaardigheden aan te leren kan hun landbouw een agrobusiness worden die meespeelt in de nationale economie. Door hun grote aantallen kunnen ze op die manier weerwerk bieden tegen de grote landeigenaars.” Want de ongelijke verdeling van het land (en de welvaart) is volgens haar een kernprobleem. Deze ongelijkheid is een koloniale erfenis, maar vandaag heeft een kleine Keniaanse elite enorme terreinen land in handen. Daarnaast is er ook een politieke elite die vaak vooral uit is op eigen gewin. Of ontwikkelingssamenwerking in de toekomst nog nodig zal zijn, is moeilijk te zeggen, vindt ze. “Het Zuiden mag in elk geval niet afhankelijk worden van de hulp. En het Noorden moet samenwerken met de armen in het Zuiden. Samenwerking via
de regeringen van het Zuiden heeft nooit de gewenste impact gehad. Het Noorden moet manieren zoeken om direct met de basis, de grassroots te werken, en zo duurzaamheid en onafhankelijkheid creëren.” De ontwikkelingswerkers uit het Noorden hebben volgens Everlyne veel goeds gedaan. Maar het mankeert aan duurzaamheid en onafhankelijkheid. Voor een deel wijt ze dit aan de vooroordelen en het wereldbeeld van de ontwikkelingswerkers. “De meesten hebben de ontwikkelingsproblemen van het Zuiden niet goed begrepen. En een verkeerde diagnose leidt tot een verkeerde behandeling. Zo gaat veel geld verloren.” Ze geeft het voorbeeld van het recente Free Primary Education Fund. “Het was een ramp, door de hebzucht van de regering, maar ook door een onzorgvuldige analyse van de situatie door de donor. Het resultaat was overbevolkte klassen en een gebrek aan leraren en lesmateriaal.” De wereld beleeft moeilijke tijden. Hoe moet het verder, Everlyne? “Een winwinrelatie scheppen tussen Noord en Zuid, en iedereen gelijk behandelen, daar ligt de toekomst.” CS
dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 15
Kennis vergaren uit Noord én Zuid Dierenartsstudente Anne trok twee keer voor drie maand naar Ethiopië met een reisbeurs van de universitaire ontwikkelingssamenwerking (VLIR-UOS). Ze bestudeerde er hoe runderen reageren op alternatieve voederplanten.
niet naar een ontwikkelingsland trekken met de Op de boerderijen word je, als jonge, vrouwe- De vijf continenten zijn opvatting ‘ze eens te gaan helpen’. De boeren die lijke arts, niet overal met open armen ontvangen. ik heb ontmoet, en Afrika in het algemeen, zijn Maar een vriendelijk woord in het Amhaars doet wonderen. niet meer dan de vijf niet hulpeloos. Maar we kunnen wel onze ervaring Trouwens, als jonge ‘experte’ wilde ik niet vertellen ‘hoe het vingers aan één hand. delen en zelf bijleren. moet’, hooguit ‘hoe het anders kan’. Daarom luisterde ik In België probeer ik zoveel mogelijk mensen warm te maken om over de grenzen eerst naar het verhaal van de boeren, pas dan onderzochten we samen de heen te kijken: met een blog en met informatiesessies. Wat ik vooral uit wil dradieren. Enkel na veelvuldig overleg kwam ik tot een advies. Ook de Ethiopiërs gen is dat wij allen één enkele familie zijn en dat de vijf continenten niet meer hebben immers hun kennis. Zo gebruiken ze geneeskrachtige planten tegen zijn dan de vijf vingers aan een hand. Ik blijf ook verder denken hoe ik mijn vak, de ziektes van het vee. Het Westen kan hen wel een betere toegang geven tot medisch en wetenschappelijk, tot nut kan stellen van onze planeet. Want wat medisch materiaal en wetenschappelijke gegevensbanken. Maar uiteindelijk is een individu realiseert, heeft wel degelijk impact op het grote geheel.” de kunst de kennis uit beide culturen ten volle te benutten. Ik raad studenten absoluut aan om werkervaring op te doen in een ontwikCS kelingsland. Het moet wel vrijwillig zijn, geen verplichting. En studenten mogen
Werken aan een kinden milieuvriendelijker Vietnam Sinds februari 2011 is Ewout actief als vrijwilliger voor de Verenigde Naties (UN Volunteer of UNV) in het landenkantoor van UNICEF in Hanoi, Vietnam.
Mijn post versterkt de decentralisatie: de voorbije jaren heeft de Vietnamese overheid veel macht naar de provincies overgeheveld, maar lokale overheden waren hier niet altijd klaar voor. Daarom ondersteunt UNICEF interventies om provinciale ambtenaren op te leiden en om lokaal sociaal beleid ‘kindvriendelijker’ te maken. Concreet peil ik vooral naar de noden van de provincies (wat is de situatie op het terrein?), bereid ik programma’s voor (wat kan UNICEF doen om deze te verbeteren?) en ontwikkel ik strategieën voor ons engagement op decentraal niveau (waar willen we ons op richten in de toekomst?). Ik reis regelmatig naar de provincies om te overleggen met de lokale overheden. Daarnaast maak ik tijd vrij voor andere ‘vrijwilligersactiviteiten’. Zo heb ik samen met een groep VN-medewerkers zopas een strategie uitgedokterd om de VN in Vietnam milieuvriendelijker te maken. Als je hier komt wonen, valt snel op dat in de razendsnelle ontwikkeling van dit land ecologische duurzaamheid niet altijd hoog op de prioriteitenlijst staat. Met onze campagne Greening the One UN
in Vietnam willen we dat de VN een voorbeeldrol speelt. We werken daarvoor samen met het Wereld Natuur Fonds (WWF). Binnenkort starten we diverse activiteiten, van serieus (aankoopbeleid herzien, vliegtuigkilometers terugschroeven) tot ludiek (filmmiddagen, vegetarische lunches). Waarom ik dit doe? Ik wou me al lang engageren binnen de ontwikkelingssector. Alleen is het moeilijk om terreinervaring op te doen, wat toch noodzakelijk is om te weten of dit type job je echt ligt. Het UNV-programma blijkt daarvoor een ideaal kanaal, en mijn ervaring hier valt dan ook reuze mee. Bovendien vind ik het ontzettend interessant om in Vietnam voor de VN te werken, omdat het een pilootland is van de interne hervorming Delivering as One en het me toelaat om de VN, een steeds belangrijker speler in de sector, van binnenuit te leren kennen1.” ES 1
Delivering as One of One UN : Pilootproject om de diverse VN-instellingen beter op elkaar af te stemmen.
www.unv.org
16 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3
ONTWIKKELINGSWERKERS
“Ik hoef de wereld niet te veranderen, maar meebouwen aan een rechtvaardigere wereld is toch al iets.” Karen is dit jaar voorzitter geworden van de Poperingse GROS, de Gemeentelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking. Ze studeerde Afrikaanse Talen en Culturen, en Internationale Politiek met focus op het Zuiden. Haar vrije tijd gaat op aan haar engagement.
A
ls voorzitter van de Poperingse GROS bereidt ze de vergaderingen voor, zoekt ze activiteiten, speurt ze naar projecten die de GROS eventueel kan steunen, wakkert ze de interesse aan voor het Zuiden, steunt ze de ledenorganisaties en is ze de contactpersoon voor burgers die
We mogen niet onverschillig staan tegenover wat elders gebeurt, maar niet iedereen hoeft er dag en nacht mee bezig te zijn.
vrijwilligerswerk willen doen. Een hele boterham voor de 23-jarige jongedame. Haar grootste drijfveer is de Poperingenaren sensibiliseren voor het Zuiden. “Ik vind het enorm belangrijk dat het Westen niet onverschillig staat tegenover wat elders gebeurt, mede veroorzaakt door ons gedrag. Maar niet iedereen hoeft er dag en nacht mee bezig te zijn, er zijn genoeg andere kopzorgen.” Een concreet doel heeft Karen nog niet voor ogen, maar ze weet nu al dat ze graag een verschil zou maken. “Ik hoef de wereld niet te veranderen, maar meebouwen aan een rechtvaardigere wereld is toch al iets.” Daarvoor wil ze gerust op het terrein gaan werken of de mensen in het Westen sensibiliseren. Onomwonden: “De rest van mijn leven wil ik me engageren voor het Zuiden.”
Werken met mensen uit andere culturen is niet makkelijk. Ze leven op een ander ritme, zijn anders ingesteld, hebben andere verwachtingen. Men moet geduld hebben en bereid zijn zich aan te passen. Het vergt heel wat energie. Maar Karen vindt het immens verrijkend om ondergedompeld te worden in een andere levensstijl. De manier waarop ze zich wil inzetten voor ontwikkelingssamenwerking, baart Karen zorgen. De vraag ‘helpt de hulp?’ houdt haar dag en nacht bezig. “Ik wil zoveel mogelijk verschillende aspecten van ontwikkelingssamenwerking leren kennen, om er de beste uit te halen. Wat zeker beter kan, is de onderlinge samenwerking tussen organisaties, landen en experts.” TH
dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 17
HUMANITAIRE HULP
WAR HUNGER ON
Sinds juli zamelt het Consortium 1212 geld in voor de hongersnood in Oost-Afrika. Maar wat gebeurt er met het geld? Jan Weuts, noodhulpcoördinator van Caritas International, geeft tekst en uitleg.
V
oor ik inga op wat we met het geld doen, eerst een woordje over de situatie in Somalië”, begint Jan Weuts. “Somalië gaat al 20 jaar gebukt onder een conflict en het is te simplistisch om enkel Al-Shabaab, een extremistische moslimmilitie, met de vinger te wijzen. Het conflict is in de eerste
© DGD/D. Ardelean
“
plaats tribaal gekruid. Somalië is een complexe samenleving van clans, subclans en zelfs subsubclans. Al-Shabaab is verre van een homogeen blok.” In haar strijd tegen de extremisten heeft de VS een wet uitgevaardigd die nefast is gebleken voor de hulp, meer bepaald in de gebieden onder controle van opposanten tegen de voorlopige regering. Een hulporganisatie die er wil werken, moet voor een Amerikaans gerechtshof aantonen dat haar hulp niet bij terroristen terechtkomt. Het Wereldvoedselprogramma (WFP) heeft onder andere daarom zijn algemene voedselhulp in Zuid-Somalië moeten opschorten sinds januari 2010.
Zuid-Somalië
“Enkel de grote organisaties kunnen algemene voedselbedeling aan.”
Elk lid van het consortium besteedt het ingezamelde geld binnen zijn internationale netwerk. Caritas Kenya bijvoorbeeld lijst haar noden op en stuurt een emergency appeal naar het hoofdkwartier in Rome. Daarop vraagt het hoofdkwartier aan de andere afdelingen om Caritas Kenya bij te staan. “Het geld voor de hongersnood in OostAfrika wordt op drie plaatsen ingezet”, zegt Weuts. “Vooreerst is er Centraal en ZuidSomalië, het zwaarst getroffen gebied. De
18 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3
helft van de kinderen jonger dan 5 jaar is er ondervoed, een kwart van hen is zwaar ondervoed, dus op sterven na dood. De ngo’s hebben er, samen met de plaatselijke gemeenschap, hun levensreddende activiteiten uitgebreid: ziekenzorg (mazelen, cholera), water en sanitatie, en aanvullende voeding voor kinderen.” Jammer genoeg kan deze ‘aanvullende voeding voor kinderen’ geen oplossing bieden zolang de ‘algemene voedselbedeling voor iedereen’ geblokkeerd is: die povere rantsoenen voor kindjes moeten immers gedeeld worden met de rest van de familie. Andere organisaties, zoals het Internationale Rode Kruis, moeten deze taak nu overnemen van het Wereldvoedselprogramma. “Algemene voedselbedeling vergt een enorme hoeveelheid voedsel: hele schepen in plaats van containers. Daarom kunnen enkel de grote organisaties dat aan.” Maar hoe doe je dat, hulp bieden in een gebied gecontroleerd door krijgsheren of ‘war lords’ ? Weuts: “Er valt te onderhandelen met de war lords. We gebruiken argumenten als: onze hulp is in feite ‘zakat’ (de islamitische plicht om armen te helpen); wij komen met geld van onze bevolking, niet van de regering; het is ook nadelig voor u als de bevolking in uw gebied uitsterft, etc.
ERITREA SOEDAN 200 km
146.600 19.110
12,4
DJIBOUTI Djibouti
ETHIOPIË 4,6 miljoen
MILJOEN
SOMALIË
238.423
mensen hebben humanitaire hulp nodig
3,7 miljoen
Addis-Abada
ZUIDSOEDAN
© naar OCHA/Reliefweb
(Situatie tuatie atie i 9 augu au augustus gus gu ustus 2011 u 2011) 11)
Dollo Ado Onthaalcentrum
OEGANDA
KENIA 3,2 miljoen
Mogadishu
554.585 Dadaab
XX XX
Gebied met beperkte toegang Totaal aantal vluchtelingen Totaal aantal inlandse hulpbehoevenden Vluchtelingenkamp
Classificatie voedselonzekerheid
Nairobi
Geen of minimaal Stress Crisis Noodsituatie Catastrofe/hongersnood
TANZANIA
En dan dwingen we ook af dat ze in ruil voor de hulp, op onze voorwaarden, onze veiligheid garanderen. Het is juist de war on terror die de war lords zo achterdochtig heeft gemaakt. Ze vrezen nu dat elke hulpverlener een spion is die erop uit is een drone (onbemande raket) op hen af te vuren.”
Niemand heeft de leegloop van ZuidSomalië voorzien nadat de algemene voedselbedeling er werd stopgezet.
Kampen Een tweede werkplek zijn de kampen met Somalische vluchtelingen in Kenia en Ethiopië, gecoördineerd door de VN-Vluchtelingenorganisatie UNHCR. Voor zaken waar ze zelf niet voor kan instaan, zoals extra voedsel, water en gezondheidszorg in de kampen, doet UNHCR een beroep op ngo’s. Maar ze is wel afhankelijk van de overheden en die willen niet altijd mee. Zo aarzelt de Keniaanse overheid om toe te staan nieuwe kampen te openen. Nochtans is de dagelijkse toevloed van vluchtelingen enorm. De veelbesproken vluchtelingenkampen in Dadaab (Kenia) zijn overbevolkt en de mensen stromen ook toe op plaatsen waar geen kampen zijn.
Heeft de internationale gemeenschap te laat gereageerd? “Caritas heeft onmiddellijk ingespeeld op het uitblijven van de regen. Maar niemand heeft de leegloop van Zuid-Somalië voorzien nadat de algemene voedselbedeling er werd stopgezet.”
Herders Het is niet enkel kommer en kwel in Somalië. Zo kampen ook Kenia en Ethiopië met voedselschaarste, maar daar proberen de hulporganisaties grootschalige voedselbedelingen te vermijden. Hoewel minder dramatisch dan in Zuid-Somalië, zijn de ondervoedingcijfers kritisch: 18-20%, in sommige gebieden tot 30%.
dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 19
© UN Photo/Stuart Price
HUMANITAIRE HULP
Vrouwen rennen naar de voedselbedeling in Badbado, een kamp voor ontheemden in Mogadishu. De soldaten van de voorlopige regering van Somalië slagen er niet in de massa in toom te houden.
In de getroffen gebieden leven vooral herders. Het is er zeer droog, hoewel er toch elk jaar een kort en een lang regenseizoen is. Dit jaar echter zijn de regens uitgebleven. Als het te droog wordt, migreren de herders met hun vee naar gebieden waar nog gras of waterputten zijn. “Hier is het vaak zinvoller om hooi te geven voor het vee dan voedsel voor de mensen. Het vee is immers het voedsel (melk
Het Consortium 1212 of het Belgisch Consortium voor Noodhulpsituaties groepeert 5 hulporganisaties die samen geld inzamelen bij rampen: Caritas International, Oxfam Solidariteit, Handicap International, Dokters van de Wereld en Unicef België. Artsen zonder Grenzen en het Rode Kruis maken geen deel uit van het consortium.
en vlees) voor deze mensen. Een andere maatregel is het vee opkopen, zelfs al is het vel over been. De mensen kunnen dan met het geld zelf lokaal voedsel kopen. De gekochte koeien worden geslacht of tijdelijk verplaatst naar gebieden met graasland. Om voldoende water te hebben, diepen we waterputten uit of rusten we ze beter uit: pompen herstellen, brandstof voorzien, etc., maar waar nodig moeten we
BELGIË REAGEERT De Belgische Ontwikkelingssamenwerking maakte snel geld vrij voor de slachtoffers, in totaal al 9,05 miljoen euro. Eerst trok ze 4 miljoen euro extra noodhulp uit voor het Wereldvoedselprogramma (WFP) en de Landbouw en Voedselorganisatie (FAO). Een tweede bedrag van 1,05 miljoen euro ging naar UNHAS, de Dienst voor Humanitair Luchttransport van de Verenigde Naties. Aangezien de noodhulpverlening met een geldtekort blijft kampen, heeft België beslist nog eens 4 miljoen euro uit te trekken. Dat geld zal gaan naar humanitaire ngo’s of multilaterale organisaties actief in de regio. Deze 9 miljoen komen bovenop de bijna 30 miljoen euro die in 2011 aan verschillende, in Oost-Afrika aanwezige, internationale organisaties werden gestort, in het kader van de zogenaamde ‘core funding’ (financiering van de algemene budgetten van humanitaire organisaties om een efficiënte werkorganisatie mogelijk te maken) of van flexibele fondsen.
met vrachtwagens water aanvoeren. Met mobiele medische eenheden volgen we de gezondheid op: verkoudheden, diarree…”
De helft van de kinderen jonger dan 5 jaar is ondervoed.
Vervolgens zijn er sedentaire boeren met kleinvee. Voor hen is het van belang dat ze hun boterham kunnen blijven verdienen met hun landbouw. “Daarom verdelen we meststoffen en zaaigoed, en leggen we waterreservoirs en irrigatiesystemen aan. We stellen nu vast dat de korte en lange regenperiode ineenvloeien tot één seizoen. Daarop moeten we inspelen, bijvoorbeeld met sorghumvariëteiten die sneller volgroeid zijn.”
CHRIS SIMOENS
20 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3
TRENDS
Geld maakt niet gelukkig BNP, HDI, BNG en Buen Vivir Wat is ‘geluk’ precies? Hoe bereken je dat? Nu de financiële crisis zich andermaal laat voelen, kan men zich afvragen of het aangewezen is zich enkel en alleen te laten leiden door economische rijkdom, het bruto nationaal product dus. Armen in het Zuiden hebben er immers weinig aan. Dergelijke enge visie op het maatschappelijk welzijn werd al vaker in vraag gesteld en er zijn reeds tal van – nieuwe en traditionele – alternatieven voorhanden. Voor de berekening van het welzijn hanteren ontwikkelingsdeskundigen de human development index, terwijl het Himalayastaatje Bhutan het ‘bruto nationaal geluk’ heeft ingeschreven in zijn grondwet en de Amerindianen van oudsher spreken over ‘buen vivir’.
BRUTO NATIONAAL GELUK
I
© Simonjp
n juni 2011 legde Bhutan een nieuwe resolutie voor aan de Verenigde Naties om van ‘geluk’ het 9e Millenniumdoel (MDG) te maken. Dat de VN hoogstwaarschijnlijk niet willen weten van een 9e Millenniumdoel neemt niet weg dat New York het concept ‘geluk’ als ultieme doel en als alternatieve welzijnsindex ernstig neemt. Vooral nu, na de Millenniumtop van september 2010,
wordt nagedacht over de periode na de Millenniumdoelen. De VN vragen zich af hoe men de berekening van menselijke ontwikkeling kan verbeteren na 2015, deadline voor de Millenniumdoelen. Intussen wisselen landen hierover verder van gedachten. Sommige lidstaten van de VN vinden het begrip ‘geluk’ te vaag en geven de voorkeur aan ‘welzijn’, wat echter niet hetzelfde betekent. Beide
begrippen worden dus naast elkaar gebruikt. Lang niet iedereen is immers de mening toegedaan dat het bruto nationaal product (bnp) als indicator van economische groei de enige en/of beste parameter is om de verbetering van de levensstandaard aan te geven. Het bnp meet vooruitgang voornamelijk in monetaire termen. Het houdt rekening met alle uitgaven, ook militaire uitgaven
geluk) om het welzijn van zijn inwoners te meten, terwijl de meeste regeringen zich laten leiden door het bnp. De bngindex stoelt op 4 dimensies van duurzame ontwikkeling: een verantwoorde groei en economische ontwikkeling, het behoud en de bevordering van de Bhutanese cultuur, de bescherming van het milieu en een verantwoordelijk, goed bestuur. Volgens de eigen rangschikking bekleedt het kleine bergkoninkrijk de 8e plaats wereldwijd. ‘Geluk’ zal in september hoe dan ook zwaar doorwegen in de gesprekken binnen de VN en in 2012 het voorwerp uitmaken van een rapport… Gelukkig maar!
© simonjp
en uitgaven die door grote rampen worden veroorzaakt. Met andere woorden, een dodelijke orkaan zoals Katrina kan aanleiding geven tot een groei van het bnp! Het koortsachtig najagen van economische prestatie-indexen maakt politici blind voor maatschappelijke uitwassen (sociale ongelijkheden) en uitwassen op economisch en milieugebied. Voor de Commissie Stiglitz, naar de befaamde econoom en nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz, is het hoogtijd dat onze statistieken meer aandacht besteden aan het meten van het welzijn van de bevolking. Bhutan, het Himalayastaatje geklemd tussen China en India, hanteerde reeds in 1972 de ‘bng-index’ (bruto nationaal
ELISE PIRSOUL
DE MENSELIJKE ONTWIKKELINGSINDEX e Menselijke ontwikkelingsindex (Human Development Index, afgekort HDI) is een composietindex die in 1990 door het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP) in het leven werd geroepen om het menselijk ontwikkelingsniveau van alle landen in de wereld te evalueren. De HDI stoelt op drie grote pijlers: de levensverwachting, het onderwijsniveau en de levensstandaard. Het bnp per inwoner, dat alleen rekening houdt met de economische productie, vertoont grote verschillen met de HDI. Deze index werd in 1990 ontwikkeld door de Indiase econoom Amartya Sen en de Pakistaanse econoom
D
Mahbub ul Haq. Volgens de index is ontwikkeling veeleer een proces waarin mensen hun keuzemogelijkheden uitbreiden dan enkel en alleen een stijging van het nationaal inkomen. De GDI (Gender-related Development Index) is afgeleid van de HDI en houdt rekening met de genderverschillen ofwel de verschillende leefsituatie van mannen en vrouwen in een bepaald land. In zijn laatste rapport hanteert UNDP een nieuwe index om armoede te meten: de Multidimensionale armoede-index (Multidimensional Poverty Index, afgekort MPI). Er worden verschillende aspecten in gewogen: gezondheidszorg, onderwijs, veiligheid, lokale diensten, politieke vrijheden, enz.
BNP MAAKT DE PLANEET NIET GELUKKIG
BNP
Bruto nationaal product 30.000 + $
HPI
Happy Planet Index 2 componenten goed, 1 middelmatig
2 componenten goed of middelmatig, 1 slecht 2 componenten slecht, of de ecologische voetafdruk dramatisch
30.000 - 12.000 $
3.500 - 1.000 $
1 component goed, 2 middelmatig
12.000 - 3.500 $
1.000 - 0 $
3 componenten middelmatig
www.hdr.undp.org/reports
22 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3
(de 3 componenten:: ecologische voetafdruk, levensverwachting en graad van geluk van de bevolking)
www.happyplanetindex.org
TRENDS
GOED LEVEN IN ZUID-AMERIKA Van beleidswoorden naar beleidsdaden… Zuid-Amerika herontdekt stilaan het begrip Buen Vivir / Vivir Bien, wat zoveel betekent als ‘goed (samen)leven’. Het werd verankerd in de nieuwe grondwet van Bolivia (2009) en Ecuador (2008).
H
Er is stilaan een verschuiving merkbaar van het ‘beter willen leven’ dat veeleer deel uitmaakt van het Westerse wereldbeeld, naar het buen vivir, dat voortvloeit uit het kosmische wereldbeeld (cosmovision) van de inheemse volkeren. Evenwicht versus grenzeloze groei, gemeenschap versus individu. Het in Australië gangbare levensmotto, “Live simply so that others may simply live” is een pragmatische invulling van het begrip Buen Vivir / Vivir bien, waarin de natuur (het milieu) een vaste waarde is en waardoor de natuur ook rechten krijgt toegewezen, een begrip waarin complementariteit in de plaats treedt van solidariteit. Plaatselijke regeringen die vanuit dit begrip werken, staan voor grote uitdagingen. Ze moeten rekening houden met inheemse volkeren die met luide stem respect vragen voor hun culturele eigenheid en hun rechten als individu en als gemeenschap. Deze rechten zijn trouwens
© Valdi Fischer, 2010
et begrip, dat als een nieuw ontwikkelingsparadigma naar voren wordt geschoven, stamt uit de voorouderlijke tradities van de autochtone of inheemse volkeren, erkend als de oorspronkelijke bewoners van Latijns-Amerika en de Caraïben. Sumaq Kawsay en Suma Qamaña: buen vivir in de Andestalen Quechua en Aymara. Het is tweeledig in de zin dat Vivir Bien en Buen Vivir staan voor een leven vol vervulling dat materieel en spiritueel in balans is. Vivir Bien, zoals men het in Ecuador gebruikt, betekent dat jij en je buur in even goede omstandigheden leven en dat geen van beiden streeft naar meer. In Bolivia spreekt men van Buen vivir (of Buen Convivir), waarin een gemeenschapsidee vervat zit. De idee van een maatschappij die ervoor zorgt dat iedereen het goed heeft en in harmonie samenleeft met de omgeving.
al vastgelegd in onder meer een aantal internationale verdragen (ILO-verdrag 169) en in de VN-verklaring over de rechten van inheemse volkeren van 2009. Dat deze volkeren dit begrip aanhangen, betekent niet dat ze willen terugkeren naar hun vroegere levenswijze of dat ze elke technologische vooruitgang afwijzen. Het betekent dat ze hun gemeenschappelijke wijsheid willen benutten als stramien voor een gezonde, evenwichtige levensstijl, in evenwicht met de natuur - de Madre Tierra - waarvan de mens deel uitmaakt.
Een maatschappij die ervoor zorgt dat iedereen het goed heeft en in harmonie is met de omgeving.
Op het gebied van mensenrechten, economie, klimaatverandering en onderwijs moet Buen Vivir ook aan de basis liggen van een aantal indicatoren die niet in centen uit te drukken zijn. En hier wringt het schoentje nu net, want in de praktijk hebben de regeringen die het concept van Buen Vivir hebben onderschreven nog maar weinig vooruitgang geboekt. België is wel al een engagement aangegaan. In 2009 trok het twee miljoen euro uit voor het Fonds voor de Ontwikkeling van de Inheemse Volkeren van Latijns-Amerika en de Caraïben, het zgn. Fondo Indígena. Dit regionale programma ondersteunt een dertigtal kleinschalige projecten die duurzaam en milieuvriendelijk zijn en die op initiatief van de autochtone lokale gemeenschappen worden opgezet. Het zijn stuk voor stuk originele en op zichzelf staande projecten (toerisme bij de inheemse gemeenschappen, landbouw, klimaatverandering, geneeskrachtige planten…), die één punt gemeen hebben: het begrip Buen Vivir / Vivir Bien uitdragen. VALDI FISCHER
ONLINE Familiefoto in het gebied van de Cabécar, een inheems volk in Costa Rica.
www.fondoindigena.org
dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 23
EuropeAid UNIEKE GESPREKSPARTNER VOOR DE EUROPESE ONTWIKKELINGSSAMENWERKING De Europese Commissie spreekt sinds januari 2011 met één stem over ontwikkelingsvraagstukken en haar hulp aan het Zuiden. Twee voormalige directoratengeneraal werden samengevoegd tot één: EuropeAid Development and Cooperation, kortweg EuropeAid. Dimensie 3 vroeg Klaus Rudischhauser, directeur Kwaliteit en Impact, naar het belang van de samensmelting en de eerste stappen van het nieuwe EuropeAid.
Is deze verandering er gekomen op vraag van de lidstaten of is ze het resultaat van een interne denkoefening? Onze denkoefening stoelde op een interne logica die resulteerde in een samenvoeging van de diensten die binnen de Commissie belast zijn met ontwikkeling. Daarmee is de nieuwe EuropeAid een logisch en doeltreffend tegengewicht voor de EDEO. Met andere woorden, we volgen eenzelfde logica zoals vele lidstaten: een ministerie van buitenlandse zaken (EDEO) en een ministerie van ontwikkelingssamenwerking (EuropeAid).
Hoe verloopt de dagelijkse samenwerking tussen EuropeAid en de EDEO? Goed. In de eerste plaats omdat we samenwerken met onze voormalige collega’s. Vervolgens zijn er zeer duidelijke wetteksten die de samenwerking regelen. Neem
nu de onafhankelijkheid van Zuid-Soedan. Er dienden banden te worden aangeknoopt met de autoriteiten van het land en er moest een ontwikkelingsprogramma worden opgezet, wat nieuw was voor Soedan. Aangezien het land de Overeenkomst van Cotonou niet heeft bekrachtigd, kwam het niet in aanmerking voor financiële steun uit het Europees Ontwikkelingsfonds. Zuid-Soedan daarentegen wou meteen toetreden tot de overeenkomst. De EDEO en EuropeAid hebben dan een hulpprogramma opgestart. De EDEO vervulde daarbij de rol van coördinator en integreerde ontwikkeling in het extern beleid ten aanzien van Zuid-Soedan. De Commissie voorzag in humanitaire hulp en een nieuw ontwikkelingsprogramma. © DGD / D. Ardelean
Waarom deze samenvoeging? Welke zijn de voordelen? Er zijn twee redenen. Vooreerst, de ambtenaren in de voormalige DG’s belast met de politieke betrekkingen zijn nu tewerkgesteld bij de Europese dienst voor Extern Optreden (EDEO). Het was dan ook logisch dat de diensten die zich bezighouden met ontwikkeling en samenwerking werden ondergebracht in één DG. Zodoende is er binnen de Europese Commissie maar één aanspreekpunt meer voor ontwikkelingsvraagstukken en de hulp aan het Zuiden. De tweede reden is de grotere doeltreffendheid. Sommigen zullen zich nog herinneren dat de voormalige DG DEV was toegespitst op de ACP-landen (Afrika, Caribisch Gebied, Stille Oceaan). De nieuwe DG werkt voortaan samen met alle ontwikkelingslanden en die van het EU-nabuurschap.
“De nieuwe EuropeAid is een logisch en doeltreffend tegengewicht voor de Europese Dienst voor Extern Optreden.”
24 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3
Welke impact heeft deze samenvoeging op het budget? We mogen niet vergeten dat de lidstaten inspanningen leveren om tegen 2015 0,7 % van het bruto nationaal product aan ontwikkelingshulp te besteden. Aangezien het Europees gemiddelde nu rond 0,40 % ligt, is het belangrijk dat de lidstaten hun hulp nog verder opvoeren, ondanks de moeilijke budgettaire context. Op initiatief van commissaris Piebalgs, besloot de Commissie deze gemeenschappelijke inspanningen te steunen in
EUROPESE UNIE
haar volgend meerjarig financieringsplan (2014-2020) door de budgetten voor Europese hulp en voor de ontwikkeling van derde landen op te voeren. Deze budgetverhoging geldt niet voor de organisatie, wel integendeel. Door de samensmelting hebben we synergieën kunnen creëren en bezuinigd op personeel. In de toekomst zullen we meer hulpprojecten uitvoeren met minder personeel. Willen we dat ons geld goed wordt besteed en dat onze ontwikkelingshulp resultaten boekt, dan is een goede opvolging van het grootste belang; Geen makkelijke opdracht! We zullen het ook in moeilijke landen met minder personeel moeten doen. Dit is een nieuwe uitdaging voor de Commissie die net zoals alle andere Europese administraties moet snoeien in haar administratief budget.
In de toekomst zullen we meer hulpprojecten uitvoeren met minder personeel. Hoe heeft het personeel zich op deze nieuwe uitdaging voorbereid? We proberen een nieuwe teamgeest te kweken en de banden tussen de diensten opnieuw aan te halen. Iedereen moet zich daarvoor inspannen. We lanceerden een nieuw intern communicatieprogramma met debatten, teambuildings en andere initiatieven. Ook voor de delegaties werden gerichte acties op touw gezet. Met ongeveer 4.300 personeelsleden, 1.300 in het hoofdkantoor en 3.000 bij de delegaties, is EuropeAid de grootste dienst van de Commissie. Hieruit blijkt hoeveel belang de EU hecht aan haar ontwikkelingsbeleid en aan de financiële middelen die hiervoor worden uitgetrokken (met een bijdrage van 53 miljard euro officiële ontwikkelingshulp in 2010 is de Europese Unie de grootste donor wereldwijd, nvdr). MARTINE WARCK
ONLINE
© Union Européenne
EuropeAid moet het beste ontwikkelingsagentschap ter wereld worden.
Reactie van Louis Michel, ex-commissaris Ontwikkelingssamenwerking en co-president van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACP-EU Wat vindt u van de nieuwe structuur van EuropeAid? De fusie is een goede zaak omdat de planning en de uitvoering van het ontwikkelingsbeleid nu in één directoraat zijn ondergebracht. De samenhangende respons van de EU naar aanleiding van de aardbeving in Haïti, het standpunt van de EU op de Millenniumtop in New York of op de EU-Afrika-top en de EU-Azië-top, zijn maar een paar voorbeelden van dit gunstig effect.
Het directoraat ACP is niet meer. Een goede zaak? Ontwikkelingsvraagstukken komen hoe langer hoe meer buiten het ACP-EU-stramien aan bod (ACP = Africa, Caribbean, Pacific). Verder worden de betrekkingen tussen de ACP-landen, de groeilanden (China, India, Brazilië) en de niet-overheidsdonoren (grote privéfondsen) intensiever. Ik zie dat niet als concurrentie maar als een gezonde wedijver. Het einde van de bevoorrechte relatie die al 35 jaar bestaat tussen de ACP-landen en de EU, is nog lang niet in zicht. Het Akkoord van Cotonou is een bijzonder volledig akkoord. Het gaat niet alleen over ontwikkelingsvraagstukken, maar ziet ontwikkeling ook als een hefboom om de ACP-landen te laten uitgroeien tot volwaardige actoren op het internationale toneel. Ik wil hier overigens het uitzonderlijke werk huldigen van Dr. Mohammed Ibn Chambas, secretaris-generaal van de ACP-groep.
Het is hoe dan ook een feit dat het ACPEU-partnerschap niet los staat van veranderingen en dat het op zoek moet naar nieuwe onderwerpen van gemeenschappelijk belang zoals de omvang van de steun, de naleving van verbintenissen, de doeltreffendheid van de hulp, energie, de voedselcrisis. De ACP-landen moeten ook aansluiting zoeken met het Middellandse Zeegebied, Zuid-Afrika en Latijns-Amerika en Azië. Over 9 jaar loopt het Akkoord van Cotonou af. Het is nu tijd om de betrekkingen tussen beide partijen te herzien.
Wat verwacht u van EuropeAid? Het zou mooi zijn als de Commissie, via EuropeAid, op internationaal niveau wordt erkend als voortrekker in ontwikkelingsvraagstukken. Momenteel lijkt haar handelingsbevoegdheid veeleer beperkt. Het mag evenmin zo zijn dat door de versterking van de vier geografische diensten, EuropeAid uitgroeit tot een uitvoerend superagentschap waardoor zijn deskundigheid voor het uittekenen van beleidslijnen op de achtergrond raakt. De Commissie heeft al heel wat politieke initiatieven op haar actief staan, maar ze moet ook deze vier diensten nog meer middelen en kennis aanreiken. Alleen zo kan ze in mondiale fora de plaats bekleden die haar toekomt, overeenstemmend met het bedrag van de ontwikkelingshulp dat ze spendeert. EuropeAid moet niet alleen het grootste maar ook het beste ontwikkelingsagentschap ter wereld zijn.
www.ec.europa.eu/europeaid
dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 25
Het ontmijningsteam van Handicap International had meer dan drie uur nodig om deze bom, vlakbij een dorp in Laos, onschadelijk te maken en naar de vernietigingsplaats te brengen.
WAAR CLUSTERMUNITIE LIGT, IS GEEN MENS VEILIG Slachtoffers verbannen gemene killer naar eeuwige jachtvelden Clusterbommen en landmijnen leiden tot vreselijke toestanden, bijna altijd bij onschuldige burgers. Wachtend tot iemand erop trapt of ze opraapt, zijn het echte terreurwapens. Daarbij verminken ze niet alleen mensen, maar hele bevolkingsgroepen. Vol ongeloof vroeg Dimensie 3 Hildegarde Vansintjan, advocacy officer van Handicap International, naar het waarom van de gemene munitie. Tijdens de jongste oorlogen in Afghanistan en Irak werden massaal clusterbommen gedropt. Hoe komt het dat men die wapens in de 21ste eeuw nog steeds blijft gebruiken? Meer dan honderd staten, Handicap International (HI) en de Coalitie tegen Clustermunitie vinden dat clustermunitie niet past in het militaire arsenaal van de 21ste eeuw. Daarom scharen ze zich
achter de Conventie inzake clustermunitie van 2008. Ze verbiedt het gebruik, de productie, het opslaan en de transfer van clustermunitie en gebiedt de vernietiging van stocks, het ruimen van clustermunitie en het ondersteunen van slachtoffers. De slachtoffers tonen met hun leven en hun getuigenis aan hoe onmenselijk deze wapens zijn. Wanneer Kadhafi of een land als Thailand anno 2011 clustermunitie inzet, reageren zij met ongeloof.
26 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3
Hoe belemmeren clustermunitie en landmijnen de ontwikkeling van een land? Op de eerste plaats is er het verlies en leed van de vele getroffen gemeenschappen, meestal in afgelegen en arme streken. Clustermunitie maakt hen nog armer. Kijk naar Laos, het meest getroffen land. Wekelijks vallen er nog slachtoffers van de clustermunitie die dateert van de oorlog in Vietnam. Ik ontmoette er
© Tim Dirven, Laos
VEILIGHEID
Een clusterbom valt in de lucht uiteen in vele kleine bommen, submunitie. Het geografisch bereik van de bom is dus groot. Hierdoor worden - zonder onderscheid - militaire doelwitten én burgers getroffen. Bovendien ontploft niet alle submunitie meteen, zodat ze vele jaren blijft liggen, totdat ze plots ontploft bij aanraking. Slachtoffers zijn vaak boeren en spelende kinderen. Volgens Handicap International zijn 98% van alle bevestigde slachtoffers van clustermunitie burgers. Een landmijn ontploft bij ‘aanraking’ of druk. Een sensor registreert dat de mijn met iets in contact komt. Antipersoonsmijnen worden vlak onder de grond begraven en ontploffen als er een persoon overheen loopt. Doel is het slachtoffer te verminken maar niet te doden. Antivoertuigmijnen gaan pas af als er iets overheen gaat dat zwaarder is dan een paar honderd kilo, zoals een auto of een tank.
families die zo arm zijn dat ze hun kinderen uitsturen om in het bos bamboescheuten op te graven, ook al kennen ze het gevaar. Wanneer we hen willen aanleren om groenten te kweken in een eigen tuintje, moeten we eerst de grond
Ik ontmoette families die zo arm zijn dat ze hun kinderen uitsturen om in het bos bamboescheuten op te graven, ook al kennen ze het gevaar.
ontmijnen. Waar clustermunitie ligt, is geen mens veilig: niet om te werken, naar school te gaan, te bouwen of wegen aan te leggen. Het verlamt hele streken en volkeren. In 2006 was België het eerste land ter wereld dat clusterbommen verbood. Zo ook voor landmijnen in 1996. Brussel speelt dus een voortrekkersrol. Hoe komt dat? Het is een reden om trots te zijn op ons land. Onze politici zijn gevoelig voor ontwapening, vrede en mensenrechten. HI heeft altijd gezegd dat het meer gaat om mensen dan om wapens. De kracht van ons middenveld en zijn goede contacten met het parlement heeft ook
meegespeeld. Na een persconferentie van HI, Netwerk Vlaanderen e.a., werd in de senaat prompt een wetsvoorstel ingediend voor een verbod op die munitie. Het parlement plaatste het welzijn van de burgers boven elk ander argument. Toen een landmijnslachtoffer in het parlement kwam pleiten voor een verbod op clustermunitie, kon je een speld horen vallen. De overtuigingskracht van de slachtoffers was enorm. Omdat zij de beste pleitbezorgers zijn van een verbod, bracht HI België hen samen in een groep om ook internationaal te gaan lobbyen. Het werden de Ban Advocates. In 2008 kregen ze tijdens de ondertekeningsconferentie van de Conventie inzake clustermunitie in Oslo een staande ovatie.
dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 27
VEILIGHEID
Niet alle landen willen meestappen in de strijd tegen landmijnen en clustermunitie. Wie zijn de slechte leerlingen en waarom? Kadhafi gebruikte mijnen en clustermunitie, maar de Libische rebellen engageerden zich om af te zien van clustermunitie. Dat een land als Thailand clustermunitie inzet tijdens een grensconflict tegen Cambodja is erg verontrustend. Staten die zich bedreigd voelen zeggen vaak dat ze geen clustermunitie zullen gebruiken als ze niet worden aangevallen, maar ze komen er niet toe de munitie uit hun militaire arsenaal te bannen. Zo bijvoorbeeld sommige landen in Oost-Europa, want ze weten dat de Russische Federatie clustermunitie heeft en openlijk zegt die nodig te hebben. Ook grootmachten als de VS en China blijven zweren bij clustermunitie. Ze zijn zich bewust van de vernietigende impact op mensen, maar willen ze toch niet helemaal verbieden. Dat is onaanvaardbaar.
Toen een landmijnslachtoffer in het parlement kwam pleiten voor een verbod op clustermunitie, kon je een speld horen vallen.
Elk land moet stap voor stap en uiteindelijk voorgoed afstappen van clustermunitie. Onder Obama heeft de VS een eerste stap gezet door het transport te beperken. We hopen dat de VS spoedig zal toetreden tot het landmijnenverdrag om nadien ook af te zien van clustermunitie. Besteden onze politici er nog genoeg aandacht aan? In België blijven ze zich inzetten voor de uitvoering van de conventies, in het bijzonder door ontmijning en het steunen van slachtoffers. België verstevigt nog altijd zijn engagement. We hopen dat de middelen beschikbaar zullen blijven. Bij het grote publiek is de aandacht inderdaad wat afgenomen, maar ze wordt helaas telkens weer wakker geschud bij gebruik, zoals nu in Libië. HI is daar onmiddellijk de bevolking gaan waarschuwen voor mijnen. En het kan niet genoeg worden herhaald: slachtoffers blijven hun leven lang aandacht vragen, maar krijgen niet altijd de steun waar ze recht op hebben. HI heeft in vele landen rehabilitatiecentra, waar slachtoffers van mijnen en clustermunitie terecht kunnen. Ze hebben nood aan medische zorg en rehabilitatie, maar ook aan psychologische begeleiding, werk, een waardige plaats in de samenleving en inspraak bij slachtofferondersteuning. Ons netwerk werkt niet alleen op het terrein. We proberen voortdurend staten te overtuigen toe te treden tot de
verdragen, ze om te zetten in de praktijk en vooral de slachtoffers nog efficiënter te ondersteunen. Stel dat landmijnen en clustermunitie volledig verdwijnen uit het mondiaal militair arsenaal. Is de strijd van Handicap International dan gestreden? Neen, want zolang er munitie ligt, moeten we het ruimen en zal HI blijven waarschuwen voor de gevaren. Bovenal zullen de vele slachtoffers nog hun hele leven moeten kunnen rekenen op ondersteuning. HI wil handicaps voorkomen waar mogelijk en heeft daarom ook aandacht voor geweld door andere wapens, verkeersveiligheid, de gezondheid van moeder en kind, de zorg voor zwangere moeders, enz. HI wil ook dat de Conventie voor de Rechten van Personen met een Handicap in de praktijk wordt omgezet. De strijd zal nooit gestreden zijn. THOMAS HIERGENS
HET OSLOO PROCES VOOR OR DE CONVENTIE IN INZAKE ZAKE CLUSTERMUNITIE UNITI • Februari 2005: HI roept op tot een verbod op clustermunitie • Juni 2006: België verbiedt als eerste land clustermunitie • November 2006: HI publiceert rapport Fatal Footprint: 98% van de slachtoffers van clustermunitie zijn burgers • Februari 2007: Conferentie in Oslo over clustermunitie • September 2007: HI lanceert het project Ban Advocates • Mei 2008: Onderhandelingsconferentie in Dublin over clustermunitie • December 2008: Ondertekeningsconferentie in Oslo over clustermunitie • Augustus 2009: Conventie inzake clustermunitie treedt in werking • November 2010: Eerste rapport van de Cluster Munition Monitor
© Gaël Turine / Handicap International
Ban advocate Aynalem Zenebe (18) verloor een been toen een clusterbom haar school in Mek’ele, Noord-Ethiopië, in vuur en vlam zettev. Ook haar broer en twee zussen raakten gewond. “Thuis spreken we niet meer over die bewuste dag. We worden er liever niet aan herinnerd.”
28 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3
• Sept September 2011: Twe ede bijeenkomst van Tweede Ve Verdragspartijen dragsp in Beiroet, Libanon
© S. Van de Vijver
OP STAP MET
Wie ? Sabine Van De Vyver, hoofdvroedvrouw SintVincentiusziekenhuis Deinze
Wat ? stapt mee in Ziekenhuis voor Ziekenhuis van ngo Memisa
Waarom ? om de zorg in het ziekenhuis van Kasongo-Lunda in DR Congo te verbeteren
Zeven jaar geleden stapte het Sint-Vincentiusziekenhuis Deinze in Memisa’s project Ziekenhuis voor Ziekenhuis. Het ging een partnerschap aan met het ziekenhuis in Kasongo-Lunda in DR Congo. Hoofdvroedvrouw Sabine getuigt over hoe ze met volle overgave richting geeft aan de samenwerking tussen beide ziekenhuizen.
HAND IN HAND met verpleegsters uit Congo
H
et was een jeugddroom om ooit iets te kunnen doen in een ontwikkelingsland. Ik moest dan ook niet lang nadenken om mijn schouders onder dit project te zetten. Van meet af aan was het duidelijk dat de betrokkenheid van alle lagen binnen het ziekenhuis essentieel was, wilden we dit project laten groeien. Ons partnerziekenhuis in Kasongo-Lunda werd pas echt tastbaar toen ik op inleefreis ging naar Congo. Dankzij een getuigenis recht uit mijn hart, voelde iedereen, van de directie tot de verpleegkundigen en de mensen uit de onderhoudsploeg, zich betrokken bij het wel en wee van onze collega’s in Kasongo-Lunda. Onze eerste acties kregen vorm. Het dessertenbuffet, waarvoor elke afdeling één dag verantwoordelijk was, werd een krachtig middel om de collega’s bij het project te betrekken. Doorheen het ziekenhuis hingen we foto’s van Kasongo-Lunda op. De betrokkenheid met Kasongo-Lunda had een plaats gekregen in het hart van vele medewerkers. Een golf van solidariteit trok door ons ziekenhuis. Begin 2011 lanceerden we een ‘fata morgana’. We gingen met een promotiefilmpje langs op teamvergaderingen en bij het directiecomité, en we verspreidden het via intranet.
We installeerden spinningfietsen en probeerden de kilometers tussen onze twee ziekenhuizen te overbruggen. Dankzij de gespierde kuiten van artsen, directie, vroedvrouwen, verpleegkundigen en andere medewerkers, maar ook met de héél belangrijke steun van het gemeentebestuur, OCMW-raadsleden, brandweer en politie, vond ons project grote weerklank in Deinze. Zelfs een heel bejaardentehuis sprong solidair mee op de fiets. Zo reden we samen met gemak tot in Congo, zelfs bijna heen en terug.
Diep vanbinnen weet ik dat de vrijwillige inzet van velen vaak leven of dood betekent voor de zieken in Kasongo-Lunda. Natuurlijk zijn er mensen die onze hulp een druppel op een hete plaat vinden. Soms denk ik dat ze niet helemaal ongelijk hebben, maar diep vanbinnen weet ik dat de vrijwillige inzet van velen vaak leven of dood betekent voor de zieken in Kasongo-Lunda. Ik blijf er in geloven dat het beekje van solidariteit dat ontstaan is, mag uitgroeien tot een kabbelende stroom ver buiten onze grenzen!
In mei 2011 trok ik met Memisa en medewerkers uit andere Belgische ziekenhuizen opnieuw naar Congo. Ik kwam terug met een rugzak vol schrijnende verhalen, maar ook met tekenen van hoop. Schrijnend is het beeld van de verloskamer waar het bloed uit Muheka’s buik gutst. Door een baarmoederruptuur vocht de 16-jarige vrouw voor haar leven. Of de wenende Malewa, een 4-jarige peuter die werd behandeld voor malaria. Ze lag er subcomateus in een ziekenzaal met nog tientallen andere ‘zieke’ kinderen. Maar er was hoop als ik ontroerd merkte dat spuiten en naalden niet meer naast maar in de vuilbak liggen, dat een vroedvrouw liefdevol haar hand op die van de jonge moeder ‘in arbeid’ legt en er niet meer bovenop kruipt om de baby eruit te duwen, dat verpleegkundigen enthousiast meedoen met mijn workshop rond handhygiëne. Natuurlijk kan nog veel veranderen, maar die kleine tekenen van hoop zijn zo ongelofelijk hartverwarmend dat ze me de kracht geven om te blijven getuigen, te blijven geloven dat dit partnerschap geen druppel op een hete plaat is, maar het begin kan zijn van zaad dat gaat kiemen.
ONLINE www.memisa.be
dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 29
Puntkomma
BTC
publiceert zijn jaarverslag 2010
Voor het derde jaar op rij stelt BTC, het uitvoerend agentschap van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, zijn jaarverslag op in de vorm van een duurzaamheidsverslag. BTC concentreerde zich in 2010 op drie grote acties: de aanpassing van de organisatiestructuur, de grotere verantwoordelijkheid van de lokale partners bij de uitvoering van de samenwerkingsprogramma’s en het actieplan voor de strijd tegen fraude en corruptie.
Aanpassing organisatiestructuur De aanpassing van de organisatiestructuur is noodzakelijk omdat BTC de kwaliteit van zijn dienstverlening wil blijven verbeteren. De herstructurering is ook nodig omdat de middelen voor de bilaterale samenwerking, de budgetten per land en per project explosief gegroeid zijn en ook in de toekomst zullen blijven groeien. Via responsabilisering, decentralisatie en interdepartementale samenwerking wil BTC zijn professionele expertise optimaal inzetten.
Verantwoordelijkheid naar de partner Het nieuwe hulpparadigma legt de nadruk op eigenaarschap en afstemming op de lokale systemen van de begunstigde landen. BTC schreef een vademecum over ‘nationale uitvoering’ van projecten, waarbij de verantwoordelijkheid voor het financiële beheer en de overheidsopdrachten aan de partner wordt toevertrouwd na een uitgebreide capaciteitsanalyse en mits periodieke audits. De toepassing van dat systeem leidt er toe dat BTC steeds minder directe greep en invloed heeft op het uitvoeringstempo en de bestedingsgraad van de programma’s en projecten.
Fraude en corruptie Fraude en corruptie zijn in de sector van de ontwikkelingssamenwerking blijvende aandachtspunten. BTC stelde in 2010 een actieplan op waarin sensibilisering, preventie, controle en sanctionering van fraude en corruptie worden gecombineerd. Een belangrijk wapen in de strijd tegen fraude en corruptie is transparante communicatie. Daarom publiceert BTC een lijst met de fraudegevallen van het afgelopen jaar.
30 SEPTEMBER-OKTOBER 2011 I dimensie 3
Download het BTC-jaarverslag 2010 op www.btcctb.org
Jaarverslag van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking Het verslag is een samengaan van twee verslagen: het jaarverslag van DGD en de jaarlijkse rapportage aan het Parlement over de Belgische bijdrage aan het behalen van de Millenniumdoelen.
Belgische Ontwikkelingssamenwerking bestrijdt
CHOLERAUITBRAAK IN DR CONGO
Sinds maart 2011 trekt een grote cholera-epidemie westwaarts door DR Congo. Het ministerie van gezondheid spreekt van een ramp op nationale schaal en vraagt om hulp. De Belgische Ontwikkelingssamenwerking maakt 43.000 euro vrij via het noodfonds voor rampen van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan. Dat moet de epidemie helpen terugdringen. inds 10 jaar wordt DR Congo geteisterd door cholera-epidemieën. Meestal brak de ziekte uit in Oost-Congo, in de provincies Zuid-Kivu en Katanga, maar nu woedt ze vooral in West-Congo. De choleraepidemie brak uit in maart in Kisangani (1402 gevallen, 70 doden) en verspreidt zich westwaarts via de Congostroom naar Bandundu, Equateur en Kinshasa. Daar trof de ziekte begin juli al respectievelijk 1223 personen (66 doden), 525 personen (44 doden) en 35 personen (6 doden).
S
et eerste deel van het verslag schetst de grote dossiers, tendensen en veranderingen waarbinnen de belangrijkste activiteiten van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in 2010 plaatsvonden. Wat was de specifieke bijdrage van België op de Millenniumtop in New York? Welke punten heeft België op de internationale agenda gezet in het kader van het EU-voorzitterschap? Op welke manier leert de Belgische Ontwikkelingssamenwerking uit evaluaties en kennisplatformen? Het tweede deel gaat specifiek in op de acht Millenniumdoelen. Na een korte schets van de mondiale stand van zaken, beschrijft het verslag per Millenniumdoel de inspanningen van België op dat vlak. Zwart op wit bewijzen en berekenen in welke mate België heeft bijgedragen tot een specifiek Millenniumdoel is niet realistisch. Daarom wil dit verslag het Belgische aandeel aantonen via een exemplarische, niet-exhaustieve aanpak, die een reëel inzicht biedt in de werking en resultaten van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking..
H
Het Jaarverslag 2010 is gratis beschikbaar in het Nederlands, Frans en Engels. Bestellen kan via
[email protected] of downloaden op www.dg-d.be
Het Rode Kruis en de Rode Halve Maan verlenen hulp aan de slachtoffers van de epidemie. Het gros van de acties is erop gericht de verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen. Met gerichte informatiecampagnes en de ontsmetting van boten, publieke gebouwen en huizen van geïnfecteerde personen probeert men de ramp terug te dringen. In een reusachtig en moeilijk doordringbaar land als DR Congo is een dergelijke epidemie bestrijden geen sinecure. De Belgische Ontwikkelingssamenwerking heeft beslist 43.000 euro vrij te maken in het kader van het DREF, het noodfonds van de Internationale Federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen voor hulpoperaties bij rampen.
dimensie 3 I SEPTEMBER-OKTOBER 2011 31
© farm3 - flickr
Nog voor het einde van dit jaar zal de wereldbevolking de kaap van 7 miljard mensen overschrijden. In 1999 werd de grens van 6 miljard mensen overschreden.
H
et zal volgens onderzoekers nog eens veertien jaar duren alvorens we met 8 miljard zijn. Daarna zou de groei afvlakken en omstreeks 2100 stabiliseren op 9 à 10 miljard. De huidige groei is vooral toe te schrijven aan Afrika, waar vrouwen gemiddeld bijna vijf kinderen krijgen. China heeft het hoogste inwonertal, met 1,33 miljard mensen. India, waar nu 1,17 miljard mensen wonen, zal naar verwachting zijn buurland inhalen in de loop van de komende decennia. Om de aarde leefbaar te houden, zullen we hoe dan ook ons consumptiepatroon moeten aanpassen. Vandaag al rijden 1 miljard auto’s op onze wegen.
DGD - DIRECTIE-GENERAAL ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Karmelietenstraat 15 • B-1000 Brussel Tel. +32 (0)2 501 48 81 • Fax +32 (0)2 501 45 44 E-mail :
[email protected] www.diplomatie.be • www.dg-d.be