DoRem (Doopsgezinde/Remonstrantse) dienst op 18 oktober 2015 in de Remonstrantse kerk in Hengelo Thema: ‘Jullie zijn het licht in de wereld…” Organist: Paul Kuiper Voorganger: ds. Carla Borgers N.B. Deze dienst is ook te beluisteren op www.kerkomroep.nl Klik achtereenvolgens op provincie: Overijssel, plaats: Hengelo, denominatie: Remonstrantse kerk, datum: 18-10-2015. U kunt kiezen tussen downloaden of beluisteren op de website. Orgelspel voor de dienst Welkom en mededelingen Aansteken van de kaars Moment van stilte Bemoediging Onze hulp is de naam van de Eeuwige, die sprak: “er zij licht” en er wás licht’. Doe ook vandaag over ons opgaan het licht van uw ogen. Openingslied Liedboek 601 – Licht dat ons aanstoot in de morgen Kyriëgebed Wij komen hier als geroepen, maar niet alleen voor onszelf. Wij komen hier ook ter wille van alle mensen die nog hoop koesteren op vrede, op verbondenheid tussen mensen en mensen, tussen mensen en al het andere leven hier op aarde. Waarom, God, is er nog zoveel dat die hoop tegenspreekt? Ontferm U over deze aarde en haar bewoners. Wij zijn hier ter wille van al die mensen op de vlucht voor oorlog en geweld, zoekend naar toekomst, gestopt door hekken, prikkeldraad scheldwoorden en gebalde vuisten. Maar ook: verwelkomd met warmte, kleding en knuffels. We zijn hier ter wille van mensen, beangst door wat er gaande is in die grote wereld, bang voor het vreemde, het onbekende. Heer, ontferm U over ons allen. Amen. Loflied
‘Elke morgen gaat de zon weer op (ZG 7/23)
Inleiding op het thema De laatste keer dat ik hier voorging in een DoRem dienst schoot iemand mij na afloop aan met een vraag over de kaars. Waarom die kaars aan het begin van de dienst wordt aangestoken terwijl hij anders altijd al brandt voordat de dienst begint. En waarom die
kaars dan niet ook tijdens de dienst –aan het eind ervan- wordt gedoofd. Als je bezig bent met rituelen in een dienst, moet je zo’n ritueel ook tot in detail uitvoeren, vond dit kritische remonstrantse lid. En terecht. Maar weet u, als je met twee gemeenten iets samen doet, zijn er ook twee invalshoeken, twee tradities en een aantal verschillende gewoonten die soms in jaren zijn ingesleten. Dan kom je soms al pratend uit bij een compromis. Het niet uitblazen van de kaars aan het eind van een DoRem dienst is zo’n compromis. Ik heb het gemeentelid dat mij die keer aanschoot beloofd om aan dat licht een keer een preek te wijden. Deze toezegging doe ik nu gestand. De schriftlezingen gaan –hoe kan het anders- over licht. Over het eerste licht en over mensen van licht. Gezongen gebed om de Geest: Liedboek 333 – Kom, Geest van God Schriftlezing Genesis 1, 1-5 11 In het begin schiep God de hemel en de aarde. 2 De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water. 3 God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. 4 God zag dat het licht goed was, en hij scheidde het licht van de duisternis; 5 het licht noemde hij dag, de duisternis noemde hij nacht. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag. Lied
Liedboek 602 – Met niets van niets zijt Gij begonnen
Schriftlezingen: Matteüs 5, 13-16 13 Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout zijn smaak verliest, hoe kan het dan weer zout gemaakt worden? Het dient nergens meer voor, het wordt weggegooid en vertrapt. 14 Jullie zijn het licht in de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. 15 Men steekt ook geen lamp aan om hem vervolgens onder een korenmaat weg te zetten, nee, men zet hem op een standaard, zodat hij licht geeft voor ieder die in huis is. 16 Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel. Johannes 8, 12 12 Jezus nam opnieuw het woord. Hij zei: ‘Ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.’ Lied
Liedboek 500 – Uit uw verborgenheid
Overdenking Waarom steken we elke zondag weer een kaars aan in de kerk? Dat hoeft immers niet meer? We hebben toch al heel lang elektrisch licht? Waarom dan nog altijd die kaarsen? Preekstoelen schaffen we af omdat we geluidsinstallaties hebben. Maar kaarsen zijn in de meeste kerken niet te vervangen door elektrische lampen. Het is de symboliek van het licht die maakt dat kaarsen niet uit kerken zullen verdwijnen. Het licht van de kaars, met de hand aangestoken en niet met een achteloze druk op een knop, dat levende vlammetje verwijst naar een ander licht. Dat is het scheppingslicht uit Genesis 1, het licht dat leven geeft. Door alle eeuwen heen hebben mensen licht en donker ervaren als dé ultieme tegenstelling. Licht en donker, dag en nacht staan symbool voor leven en dood, voor het goede en het kwade.
2
Dus ook in Bijbelverhalen zien we het licht opgevoerd als tegenstelling van het donker. In het eerste hoofdstuk van het Johannes evangelie lezen we over het Woord dat van den beginne bij God was en dat alles door dat Woord is ontstaan. De schrijver zegt dan: “In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen.” Dit raakt aan een oude rabbijnse opvatting over de pre-existentie van de Tora, de opvatting dus dat de Tora al bestond voordat de wereld er was: “God keek in de Tora en schiep toen de wereld.” De Tora als een soort blauwdruk voor de schepping. Joodse mystici hebben deze opvatting van de rabbijnen overgenomen. En Gods eerste Woord dat Hij uitriep -nadat hij volgens die oude rabbijnen in de Tora had gekeken- is: “Licht!”, en er was licht. En God zag dat het licht goed was. En Genesis verhaalt dan dat God een scheiding maakte tussen het licht en de duisternis en dat God het licht dag en het donker nacht noemde. De evangelist Johannes schreef dus eigenlijk een nieuw scheppingsverhaal waarin opnieuw het Woord al bestond vóórdat al het andere tot aanzijn, tot bestaan werd geroepen. Licht heeft in de wereld van de bijbel alles met leven te maken en duister met dood. In Johannes 8, 12 legt de evangelist Jezus de woorden in de mond: “Ik ben het licht voor de wereld. Wie mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.” Deze Jezus is de leven gevende, de mens in wiens licht wij kunnen leven en groeien, zoals planten leven en groeien in het licht en zullen sterven als ze geen daglicht meer zouden krijgen. Het is een indringend beeld dat de evangelist hier oproept: een mens die licht is voor de wereld. Toch is het geen vreemd beeld. In het jodendom werd een Thora geleerde wel ‘licht van de wereld’ genoemd. Kennis overdragen is immers iemand ‘verlichten’. Daarom werd de meester ‘licht van de wereld’ genoemd. Zijn leerlingen werden ‘lampen’ of ‘zonen van het licht’ genoemd. Pas als zij zelf meester werden, ontvingen ook zij de titel licht der wereld. Bijzonder aan de gelezen tekst uit Matteüs 5 is dat Jezus daar tegen zijn leerlingen zegt: „Jullie zijn het zout van de aarde. Jullie zijn het licht in de wereld.” Want zij waren helemaal nog geen ‘meester’. Ze waren nog in de leer. Volgens de traditie zou hij hen ‘zonen van het licht’ hebben kunnen noemen. Maar dat deed hij niet; hij noemde hen ‘licht van de wereld’, en gaf hen daarmee op voorhand al de meesterstitel. Vandaag zouden we zeggen: ze zijn al Master terwijl ze hun Bachelor nog niet eens op zak hebben. Zout en licht zijn de discipelen. Zout heeft te maken met de gedrevenheid waarmee de mens zich moet inzetten voor het leren en doen van Tora en het dienen van God. Geen wonder dat Matteüs zijn discipelen hier ook ‘zout der aarde noemt’. Tenslotte hoorden ze Jezus de Tora verdiepend en tot in haar uiterste consequenties uitleggen. Dan kún je niet anders dan zout zijn, gedreven zijn. Zout reinigt ook en conserveert. Zout was ook een teken van het verbond tussen God en mens en tussen mensen onderling. Een leerling moest gezouten, dus gedreven zijn én puur, gereinigd door de Tora. De leerlingen van Jezus moesten een soort voorhoede binnen de gemeenschap zijn in verbondenheid met elkaar. Zij moesten de mensen helpen de geboden te vervullen en zo het door Jezus aangekondigde rijk van God naderbij te brengen. Licht noemt Jezus zijn discipelen. De profeet Jesaja zegt (Jes. 49,6b): “Ik zal je maken tot een licht voor alle volken, opdat de redding die ik brengen zal tot aan de einden der aarde reikt.” (NBV) Dat licht waarover Jesaja en Matteüs spreken is het licht van de Tora dat de mensen zichtbaar moeten maken in de goede daden die ze doen. Nog altijd brandt in elke synagoge de nér tamied, de altijd brandende lamp. Die lamp herinnert de geloofsgemeenschap aan zijn opdracht om het licht van de Tora te laten
3
stralen in de wereld. De geloofsgemeenschap doet dat door met goede daden het duister in de wereld van geweld en lijden te verlichten. Die altijd brandende lamp herinnert natuurlijk aan de menora, de kandelaar met de zeven armen die altijd in de tempel in Jeruzalem brandde. Misschien vraagt u zich af of de altijd brandende Godslamp in rooms-katholieke kerken diezelfde functie heeft als de altijd brandende lamp in de synagoge. De godslamp is een olielampje dat blijft branden in de buurt van het tabernakel zolang de geconsacreerde hosties in het tabernakel aanwezig zijn. De godslamp getuigt hier van de werkelijke tegenwoordigheid van Christus en heeft dus niet dezelfde betekenis als de nér tamied in de synagoge. Het licht waarover Jezus sprak symboliseert dus –net als in de tempel of de synagogehet licht van de Tora dat de geest van mensen en via hen de wereld moet verlichten. Dat licht is ook het licht van de goede daden die uit de studie van de Tora voortvloeien. Nu is die wereld wel heel erg groot. Soms lijkt onze wereld even een dorp als we in de zomer een straatgenoot ergens op een camping in Frankrijk treffen. “Nou zeg, júllie hier?” zeggen we dan. “de wereld is toch wel heel klein!” Nou, zo klein is die wereld niet. Zolang zelfs iemand in onze eigen buurt nog steeds ziek kan worden en kan sterven zonder dat we er weet van hebben, zolang is de hele wereld wel héél erg groot. En als we dan horen dat Jezus’ volgelingen zout en licht in de wereld zijn, krabben we ons misschien liever nog eens achter de oren. Zijn wij dat dan ook? Ook wij zijn immers Jezus’ volgelingen, Jezus’ leerlingen. Maar wij kunnen toch niet de hele wereld op onze nek nemen? Dat is toch Godsonmogelijk? U kent vast dat liedje nog wel dat we als kind leerden zingen: "Jezus zegt dat hij hier van ons verwacht, dat wij zijn als kaarsjes, brandend in de nacht...". En dan het refrein: "Jij in jouw klein hoekje en ik in 't mijn". Kijk, dat is wat dichterbij, wat overzichtelijker. Iedereen een lichtje op zijn eigen vierkante meter. Maar licht in de wereld... zout van de aarde? Bij deze grote woorden zou ons de moed in de schoenen kunnen zakken. Maar de tekst gaat nog even verder: “Een stad op een berg kan niet verborgen blijven.” Dat is een tekst die hoop geeft en moed. Wij zijn zout en licht volgens de woorden van Jezus. Dat zijn van zout en licht geeft een diepe betekenis en bestemming aan ons leven en aan het leven van de gemeente. Een bestemming waar we met gedrevenheid (met zout) voor gaan, waar we onszelf voor kunnen geven. Waar leef je voor als mens, als individu? Waar leeft de gemeente van Christus voor? Dat hoeft bij het lezen van deze tekst geen vraag te zijn, of misschien wordt het antwoord op de vraag pas gaandeweg duidelijk. Hoe klein ook het hoekje waar we met z’n alle zitten, hoe klein en grijs onze gemeenten ook zijn, het licht dat we zijn is zichtbaar, het zout dat we zijn wordt door mensen ervaren en geproefd. De Geest waait ons wel weg uit dat benauwde hoekje en weet ons in vuur en vlam te zetten. Die Geest komen we tegen in mensen om ons heen die een beroep doen op ons of op onze geloofsgemeenschappen. Die Geest duwt en trekt net zolang aan ons tot we in haar spoor meedansen. In de afgelopen week kwam iets meer dan een handvol mensen bij elkaar in het gebouw van de Vrije Evangelische Gemeente in Enschede. Daar is de Raad van Kerken wegens gebrek aan menskracht opgeheven. Maar die middag ontstond de Werkgroep Enschedese Kerken, een soort vloeibare werkgroep. Wie aanschuift hoort erbij. Met elkaar zijn we even stad op een berg, met in ons het verlangen dat ook in Jesaja leefde naar die stad van vrede waar alle volken samenkomen, waar ze zich met elkaar verbinden en met elkaar in vrede een maaltijd houden. De messiaanse droom bij uitstek. Zo in Christus met elkaar verbonden en met dat gedeelde verlangen kunnen wij ons door die Geest laten uitdagen om grenzen te doorbreken. Bijvoorbeeld door in alle rust en eenvoud te spreken over de opdracht van het evangelie om vreemdelingen in nood op te nemen en een plek te bieden. Bijvoorbeeld door goed te luisteren naar mensen die angst hebben
4
voor de grote aantallen mensen die ons land binnen komen. Bijvoorbeeld om vluchtelingen uit te nodigen voor een adventsviering of kerstdienst of te vragen voor een maaltijd. En u kunt zelf de lijst eindeloos uitbreiden. Ik herhaal de vraag die ik aan het begin stelde. Waarom steken we elke zondag weer een kaars aan in de kerk? Natuurlijk omdat die kaars verwijst naar het licht van Christus. Maar óók om ons er telkens weer aan te herinneren dat ook wij -als gemeente bijeenlicht zijn én zout én een stad op een berg. En dan laten we die kaars toch zeker niet ruim voor de dienst al door iemand aansteken terwijl de mensen nog binnen moeten komen? Dan ontsteken we dat licht op die kandelaar als de gemeente verzameld is en de dienst begint. En ja, in de doopsgezinde gemeenten wordt die kaars dan ook aan het eind van de dienst weer in de nog verzamelde gemeente gedoofd met de opdracht erbij om dat licht mee te nemen, de wereld in. Want, zo zongen we: Wij delen met elkaar het licht, het lied, de zegen. Wij zijn uw kandelaar, wij gaan het donker tegen. Amen. Moment van stilte Orgelspel Gelegenheid voor het uitspreken van gebedsintenties Gebeden Licht zijn we, zout zijn we, laat ons dan bidden voor deze wereld, waar zo veel donker is, en zo weinig gedrevenheid om tot vrede te komen. Bidden wij voor wie werken aan gerechtigheid en vrede, voor wie liefde en licht verspreiden in hun omgeving. Dat ze mogen standhouden en dat het onze samenleving nooit zal ontbreken aan mensen die ons voorgaan in hoop en vertrouwen. Dat hun visioen hier en daar werkelijkheid mag worden en dat zij zijn en blijven: licht in de wereld. Bidden wij voor wie ziek zijn, voor wie lijdt aan dementie en zichzelf gaandeweg verliest, voor wie het levenseinde ziet naderen, dat zij allen mensen van licht en liefde om zich heen hebben. Bidden we voor onszelf als gemeenten van Christus, geroepen om zout en licht te zijn. Dat wij angsten en conflicten niet uit de weg gaan, maar ze onder ogen zien en bespreekbaar maken. Dat we de moed niet verliezen, maar in onze eigen omgeving blijven werken aan een samenleving waarin ruimte is voor veelkleurigheid en veelvormigheid. Stil gebed Onze Vader (tekstbron: Doopsgezinde gemeente Wageningen)
5
God, Verborgen Aanwezig Dat uw Naam aan het licht komt Dat tastbaar wordt de wereld naar uw hart Dat gegaan wordt uw weg van barmhartigheid Dat wij ontvangen wat we nodig hebben om onze bestemming te leven Dat wij elkaar durven vergeven en niet laten vallen maar zoeken naar vrede Dat wij niet losraken, als het lastig wordt maar verbonden blijven met U. Geef ons daartoe de moed en de spankracht het geloof, de hoop en de liefde die van U komt, vandaag en alle dagen totdat alles is voltooid. Amen
Collecte, bestemd voor het Burundi project Slotlied
Liedboek 974 – Maak ons uw liefde, God, tot opmaat
Woorden om mee te nemen (tekst: Sytze de Vries) Voorg: Allen:
Licht voor ons uit en Woord dat ons goed doet, steek ons aan en maak ons bevlogen! Licht voor ons uit en Woord dat ons goed doet.
Zegenbede Moge God met je meegaan als licht in je ogen, als lamp voor je voet, als hand op je hoofd en arm om je schouder, als baken bij ontij en verte die wenkt, als groet op je lippen en hoop in je hart, als stem die je uitdaagt, en woord dat je voorgaat. Lied ter beaming: Liedboek 426 – God to enfold you / God zal je hoeden (2x) Orgelspel na afloop van de dienst
6