De rijdende relatietest: dwars door donker Afrika door Niels Posthumus en Anna Mayumi Kerber Het zou een uitdaging worden, daarvan waren ze zich bewust. Vijf maanden met z’n tweeën in een auto dwars door West-Afrika. Niels Posthumus (29) en Anna Mayumi Kerber (26) deden vijf maanden de ultieme relatietest in woestijnen, op verlaten plekken en dat alles behalve luxe. Het verhaal van twee kanten. Niels: Anna had nog geen vijf meter gereden, of: boem! Onze mintgroene Suzuki Vitara stond met zijn kont tegen het rode betonblok dat het parkeerterrein van de Zwitserse Räststatte afbakende. Ze had even niet goed opgelet bij het achteruit rijden. Een geruststellende gedachte, bromde ik, met nog 15.000 kilometer voor de boeg. Wie heeft er nou oplettendheid nodig in de verkeerschaos van Ouagadougou of Bamako, Afrikaanse miljoenensteden waar autorijden gelijk staat aan Russisch roulette. Het zou een uitdaging worden, daarvan waren we ons beiden bewust, ook zonder rode betonblokken. Vijf maanden met z’n tweeën in een auto. Vijf maanden lang een gedeelde leefruimte die niet meer zou omvatten dan twee autostoelen en een achterbak vol reserveonderdelen, wat kleren en een tent. Geen luxe of privacy. Een reis die ons via het Marokkaanse Atlasgebergte naar de zandstormen van Mauritanië zou brengen, naar de stranden van Senegal en Gambia, de savanne van Mali en Burkina Faso en de tropen van Ghana, Togo en Benin. Vrienden hadden voor ons vertrek weddenschappen afgesloten over hoe lang het zou duren voordat wij elkaar in de haren zouden vliegen, de auto stante pede zouden verkopen en onze relatie definitief zouden beëindigen. Wie inzette op een succes- en liefdevol einde van ons avontuur kon veel geld verdienen. Het viel ook niet altijd mee. Ik bedoel: op het moment dat je vriendin gaat klagen over droge voeten in het midden van de woestijn of in de eindeloze, winderige zandvlakte probeert haar wenkbrauwen te epileren, verzucht je toch regelmatig dat het een stuk gemakkelijker was geweest een goede vriend mee te nemen. Of het gedoe met eten. In de binnenlanden van Afrika dineert men simpel: rijst, saus en met geluk een stukje vlees. Maar Anna was altijd op zoek naar een luxe, voedzame salade. Met de dressing apart, alstublieft. ‘Oh, en kan er geen ei in, maar wel wat extra komkommer?’ Het is in Afrika vragen om culinaire teleurstellingen. Reizen met je vriendin heeft echter ook voordelen. Zo was er die exemplarische grensovergang van Burkina Faso naar Benin in het bloedhete hart van West-Afrika, waar het kwik het hele jaar door boven de veertig graden reikt. Daar ontplofte een alleen reizende Italiaanse man bijna van frustratie – zoals je veel Europeanen met een van agressieve vertrokken gezicht aantreft bij Afrikaanse douane-
balies. Een grenspost kan namelijk binnen uur gepiept zijn, maar de wachttijd loopt met een onwillende douanier soms ook zomaar op tot een hele dag. En wachten is geen pretje in dergelijke hitte. Niet voor niets heet het gebied de Sahel. De Italiaan rolde met zijn ogen. ‘Drie uur ben ik hier al bezig,’ brieste hij. ‘Stel je er maar op in: ze rekken het hier zo lang mogelijk.’ Nog geen tien minuten later stond ik echter de auto al vol te tanken bij een pompstation in Benin. De grenspost was voor ons een fluitje van een cent. Anna flirtte dat het een lieve lust was, lachte overdreven hard om de grappen van de douanier, zei wat prijzende dingen over zijn werkwijze en vertelde geduldig waar zij vandaan kwam, dat zij half Japans is en dat ze daaraan haar mooie donkere ogen dankt. Een stempel, en go! Niet alleen bij grensovergangen hield ik mij wijselijk op de achtergrond. Ook bij banken, ambassades en politieposten liet ik Anna haar gang gaan. Publieke instanties worden in Afrika nog vaak bemand door mannen en die zijn een stuk gewilliger een mooie vrouw te helpen. Reizen met je vriendin maakt dingen regelen in Afrika een stuk gemakkelijker. Tegenover die tijdwinst staan wel andere ongemakken. Zo is er de structurele zoektocht naar een toilet. In landen als Togo heeft meer dan de helft van de bevolking geen toegang tot een fatsoenlijk wc. Plassen doet men er dus veelal op straat. Ook middenin de stad. Voor Europese mannen niets nieuws, maar voor de gemiddelde Europese vrouw is hurken op de openbare weg toch wennen. Ook heb ik mij menig keer afgevraagd waarom Anna elke douchebeurt toch zo nodig haar haar moest wassen. In Nederland is dit al overbodig, vind ik, maar in Afrika is het echt een opgave. In West-Afrika douche je namelijk vaak in een zogenaamde bucket shower. Dit is geen douche met glimmende kranen en een mooie douchekop, maar een afgeschermd stukje grond in de openlucht, waar slechts een ton water met emmer tot je beschikking staat. Het water schep je zelf over je hoofd. Het maakt haar wassen lastig. Je bent immers altijd één hand kwijt aan de emmer. Maar daar kwam ik als vriend in beeld. Of ik ‘s morgens, terwijl ik nog aan het nasoezen was, even wilde helpen. Of ik, met andere woorden, als douche wilde fungeren. Bovendien mocht ik na het shampooën soms nog even blijven, want uiteraard moesten ook benen, bikinilijn en oksels worden geschoren – en dat is wel zo lekker met een beetje water. En denk maar niet dat ik er met één keer per dag vanaf was. In de hitte van Afrika douchte Anna – toegegeven: ik ook – bij voorkeur na elke wandeling, na elke autorit en na elke keer seks. Wat trouwens een uitermate klamme en oververhitte aangelegenheid is in een tentje waarop de woestijnzon een hele dag zijn energie heeft gebotvierd. Zo heet en klam zelfs dat ik soms achteraf bijna blij was dat mijn hypochondrische vriendin, als er wat kleren uitvlogen, allereerst op zoek ging naar eventue-
le luizen en vlooien – niet bepaald een turn-on. Maar die jeukende bulten op haar benen konden toch zeker niet alleen van de muggen komen? En of ik ook even tussen mijn vingers wilde checken, want dat zou de favoriete leefomgeving van mijt zijn. Toch hebben het gehaald. Uiteraard reden we af en toe fout en ruzieden dan als een getrouwd stel over de vraag of ik slecht had geluisterd of dat zij verkeerd had kaartgelezen. Je bent echter ook vijf maanden op elkaar aangewezen. Zonnesteken, lekke banden, in het zand vast zittende auto’s, muezzins die ons ‘s ochtends om vijf uur wakker schreeuwen en bijna-botsingen, we moesten er samen doorheen. Je leert elkaars sterke en zwakke kanten beter kennen dan je ooit voor mogelijk had gehouden. En die van jezelf ook. Je deelt op zo’n reis bovendien uitsluitend met z’n tweeën de mooiste plekken en herinneringen. Je leert in de lastigste situaties samen te werken – niet altijd gemakkelijk bij ons, koppig als we beiden zijn. Samen vonden Anna en ik echter uiteindelijk de weg naar idyllische vissersdorpjes in Gambia, reden wij met vierwielaandrijving door de goudgele zandduinen van Mauritanië, sliepen we op het dak van een hotel in Mali onder vele duizenden sterren en vonden wij keer op keer een uitweg als we weer eens verdwaald waren in de snikhete savannevlaktes van Burkina Faso. Toch ben ik blij dat wij nu op het vliegtuig stappen. Naar het zuiden, waar een echt bed wacht, niet langer een luchtbed in een tentje. Naar Zuid-Afrika, waar het in juli winter is en de nachten heerlijk koel zijn. Naar Johannesburg, de stad waar Anna en ik elkaar ontmoetten.
Anna: Niels slaat de Lonely Planet met een knal dicht en smijt hem tegen de voorruit. Hij heeft er genoeg van. Hij weet niet waar we zijn, en de kaart klopt voor geen meter. Eén blik op de passagiersstoel zegt alles: Niels gaat mij geen centimeter meer door Bamako loodsen. Motoren, auto’s en ezelkarren hobbelen in file aan ons voorbij. Straatverkopers steken beltegoed en kauwgom door de geopende autoramen naar binnen. Daartussen bedelen kinderhandjes. Een orgie van getoeter en geschreeuw in een onafzienbare smogwolk bij veertig graden Celsius. De spits in Mali’s hoofdstad is geen pretje. Zeker niet wanneer je voor het eerst in de chaotische miljoenenstad arriveert. En al helemaal niet als je copiloot in staking gaat. Dergelijke momenten van vertwijfeling zijn geen zeldzaamheid op een reis door Afrika. Dat wisten we natuurlijk al vooraf, bij het plannen van onze reis, maar romantische gedachten hadden toen nog de overhand. Vijf maanden lang, jij en ik, dwars door donker Afrika. Het klonk zo mooi. Samen terugrijden naar Zuid-Afrika. Fantastisch! Waanzinnig! Inderdaad: waanzinnig.
Mannelijk gezelschap past prima bij een roadtrip. Een band verwisselen, een in Sahara-zand vastzittende auto uitgraven en elke avond een tent opzetten, daarbij kun je best wat mankracht gebruiken. Ongeacht of je die hulp ook daadwerkelijk nodig hebt, geef je dit soort traditionele mannenklusjes als vrouw natuurlijk graag uit handen. Niels mag dan niet meteen de ultieme klusjesman zijn, hij is heel bruikbaar als er in de Mauritaanse middaghitte een auto moet worden opgeschroefd met behulp van een roestige krik. En ook bij het vullen van de benzinetank is het goed iemand bij de hand te hebben die, onder het toeziend oog van een groepje kamelen, een 20-liter jerrycan vijf minuten lang in een verkrampte houding boven een trechter tilt. Ander positief punt van reizen met je vriend is dat hij je kan escorteren door minder veilige wijken van een Afrikaanse miljoenenstad. En die van mij wilde, om onbegrijpelijke redenen, maar wat graag volle dagen achter het stuur zitten, en had dan aan het einde van de dag bovendien nog energie over om ons dubbele luchtbed op te blazen. Tijdens een reis door het straatarme West-Afrika gaat het er echter ook vaak om wie de langste adem heeft. Je moet elkaar opvangen. Het is een uitputtingsslag. Helaas kun je die vermoeidheid op twee totaal verschillende manieren uiten. Je kunt simpelweg energieloos in elkaar zakken. Dat is de pacifistische optie. Maar een lichamelijke inzinking kan ook juist een mentale uitbarsting van alle eerder opgehoopte frustratie ontketenen. Niels had een voorkeur voor de tweede variant. Dan vloog er weer een Lonely Planet door de auto, vervolgens leek het vloeken achter het stuur geen einde te kennen. En als hij, na een ruzie, rond middernacht nog steeds niet bij zinnen was, sliep hij maar weer eens op de bank in de hotellobby. Testosteron maakt het leven niet altijd gemakkelijker. Daar kwam nog een tweede probleem bij: Lariam. Deze malariatabletten slaan sterk op het gemoed. Het maakt een toch al zenuwslopende reis niet bepaald meer ontspannen. Vooral niet bij Niels. Het was fascinerend te zien hoe hij de invloed van het paardenmiddel de hele reis stug bleef negeren. De wekelijkse stemmingswisselingen waren na maanden nog altijd elke keer een verrassing voor hem. Ondanks dat zij maandag toch echt vaste prik waren, één dag na de inname van de pil. Desalniettemin plande Niels bij voorkeur uitgerekend op die dag de lastigste grensovergangen. Met dezelfde onverschilligheid sloeg hij ook elke keer zijn ontbijt over als wij een lange dag rijden voor de boeg hadden, dwars door de uitgestorven leegte van de Sahel. Als ik tegen de avond in de verte dan eindelijk een teken van civilisatie waarnam, was hij uitgehongerd en – je raadt het al – een zenuwinzinking nabij. Dan blafte hij plotseling dat vrouwen ook geen kaart kunnen lezen en vergat hij op slag dat de moeilijkheid van navigeren in Afrika juist de gebrekkige nauwkeurigheid van de landkaarten is. Zandpaden stonden daar vaak helemaal niet op aangegeven – en hij had natuurlijk überhaupt geluk dat zijn kaartlezende vrouw de plattegrond niet al lang, geheel in zijn stijl, tegen voorruit had gelazerd.
Niels wilde in sommige opzichten maar niet leren. Ik deed dat wel. Noodgedwongen. Nadat wij meerdere keren alle tassen, de hele auto en verschillende hotelkamers ondersteboven hadden gekeerd op zoek naar sleutels, bleef voortaan altijd één exemplaar in mijn portemonnee. En ondanks dat hij elke ochtend volhield geen honger te hebben, begon ik stiekem pinda’s en fruit de auto in te smokkelen. Moedertrekjes, lachte hij mij dan uit. Al wist ook hij natuurlijk dondersgoed dat ik voornamelijk uit zelfbescherming handelde. Het was ten slotte vaak bijzonder moeilijk mijn geliefde ertoe te bewegen mij te helpen in een Afrikaanse bucket shower. Een minuutje of twee water over mijn hoofd scheppen tijdens het haar wassen, was te veel gevraagd. Hoewel hij mij eigenlijk dankbaar zou moeten zijn! Als je dagelijks liters zweet verliest, is het immers wel zo fris elk beetje waswater te benutten. En ik ben echt geen tutje met smetvrees dat overal een tien kilo zware beautycase mee naartoe sleurt – dan was ik om te beginnen nooit meegegaan. Niels zelf zag bovendien gerust een dag of vier af van een douche als het hem allemaal te veel moeite leek. Onafhankelijk van zijn eigen welbevinden, dat ook zonder douche prima in orde leek, was deze hygieneboycot voor mij als vriendin natuurlijk niet altijd even aangenaam. De zure stank van zeven lagen zweet geldt nou eenmaal niet als een turn-on. Wanneer de Afrikaanse hitte onze tent weer eens in lichterlaaie had gezet, verdween de lichamelijke aantrekkingskracht dan ook regelmatig als sneeuw voor de zon. Zo ver mogelijk van elkaar af lagen wij dan op ons luchtbed te puffen. Gek genoeg vonden wij onze gedachten elkaar juist perfect op die momenten. Wanhopig verlangden wij samen naar stromend water, naar een aangenaam bed zonder mijt, naar een kamer waar voor de verandering eens geen rat over je voeten loopt, zoals mij overkwam in Lomé. We droomden op die momenten niet eens over airconditioning, maar verlangden slechts naar het soort ventilator dat niet elk moment van het plafond lijkt te vallen of zo veel herrie maakt dat je elkaar met geen mogelijkheid meer kunt verstaan. ‘Het spijt me,’ zegt Niels, als hij na een nieuwe oprisping van Lariamwoede onze donkere hotelkamer binnen komt schuifelen. Hij gaat naast mij op bed zitten en kust mijn beide kuiten. ‘Wat doe je,’ murmel ik slaapdronken. ‘Verdomd, je ligt andersom in bed,’ klinkt het verbaasd vanaf het hoofdeinde. ‘Ja, aan deze kant stinkt het bed minder,’ antwoord ik, en we barsten beiden in lachen uit. Op dit soort momenten, als je de humor van de situatie kunt inzien, weet je dat het goed zit.