ONDERWIJSVISITATIE
Industriële wetenschappen: informatica
Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bacheloropleiding en masteropleiding Industriële wetenschappen: informatica aan de Vlaamse hogescholen
Vlaamse Hogescholenraad
18 december 2009
De onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: informatica
Ravensteingalerij 27, bus 3 1000 Brussel tel.: 02 211 41 90
[email protected]
Exemplaren van dit rapport kunnen tegen betaling verkregen worden op het VLHORA-secretariaat.
Het rapport is ook elektronisch beschikbaar op http://www.vlhora.be > evaluatieorgaan > visitatierapporten > huidige visitatieronde Wettelijk depot: D/2009/8696/8
2 | Onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: informatica
voorwoord De visitatiecommissie brengt met dit rapport verslag uit over haar oordelen en de daaraan ten grondslag liggende motivering, conclusies en aanbevelingen die resulteren uit het onderzoek dat zij heeft verricht naar de onderwijskwaliteit van de academisch gerichte bacheloropleiding en masteropleiding Industriële wetenschappen: informatica in Vlaanderen.
De visitatiecommissie heeft hierbij de visitatieprocedure Handleiding onderwijsvisitaties VLIR-VLHORA, aangevuld protocol ter ondersteuning van de opleidingen in academisering (Brussel, juni 2007) gevolgd, waarbij zij niet enkel aanbevelingen en suggesties formuleert in het kader van de continue kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs, maar ook een oordeel geeft in het kader van de accreditatie van de opleiding.
De visitatie en dit rapport passen in de werkzaamheden van de hogescholen en van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs.
Met dit rapport wordt de bredere samenleving geïnformeerd over de wijze waarop de hogescholen en meer bepaald de betrokken opleiding omgaat met de kwaliteit van haar onderwijs. Toch is het rapport in de eerste plaats bedoeld voor de hogeschool die de opleiding aanbiedt. Op basis van de bevindingen van het rapport kan de hogeschool nu en in de nabije toekomst actie nemen om de kwaliteit van het onderwijs in de opleiding te handhaven en verder te verbeteren. De lezer moet er zich echter terdege bewust van zijn dat het rapport slechts een momentopname biedt van het onderwijs in de opleiding en dat de rapportering van de visitatiecommissie slechts één fase is in het proces van kwaliteitszorg.
De VLHORA dankt allen die meegewerkt hebben aan het welslagen van dit proces van zelfevaluatie en visitatie. De visitatie was niet mogelijk geweest zonder de inzet van al wie binnen de hogeschool betrokken was bij de voorbereiding en de uitvoering ervan. Tevens is de VLHORA dank verschuldigd aan de voorzitter, de leden en de secretaris van de visitatiecommissie voor de betrokkenheid en deskundige inzet waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd.
Marc Vandewalle secretaris-generaal
Toon Martens voorzitter
Onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: informatica | 3
inhoudsopgave
voorwoord ........................................................................................................................................................... 3 inhoudsopgave ................................................................................................................................................... 4 deel 1 .................................................................................................................................................................. 5 Hoofdstuk 1
De Onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: informatica ............................................... 7
1.1 Inleiding ............................................................................................................................................. 7 1.2 De betrokken opleidingen .................................................................................................................. 7 1.3 De visitatiecommissie ........................................................................................................................ 7 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4
Samenstelling ......................................................................................................................... 7 Taakomschrijving ................................................................................................................... 8 Werkwijze ............................................................................................................................... 8 Oordeelsvorming .................................................................................................................. 10
1.4 Indeling van het rapport ................................................................................................................... 10 Hoofdstuk 2
Het domeinspecifiek referentiekader .................................................................................... 11
2.1 Domeinspecifieke competenties voor de bachelor in de industriële wetenschappen: informatica ... 11 2.2 Domeinspecifiek competenties voor de master in de industriële wetenschappen: informatica ....... 13 deel 2 ................................................................................................................................................................ 17 Hoofdstuk 1
Hogeschool Gent .................................................................................................................. 19
bijlagen ............................................................................................................................................................. 57
4 | Onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: informatica
deel 1
Algemeen deel
Onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen:informatica | 5
6 | Onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: informatice
Hoofdstuk 1 De Onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: informatica 1.1
Inleiding
In dit rapport brengt de visitatiecommissie verslag uit van haar bevindingen over de onderwijskwaliteit van de academisch gerichte bacheloropleiding en de masteropleiding Industriële wetenschappen: informatica, die zij in november 2008 in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht. Dit initiatief past in de werkzaamheden van de hogescholen en van de VLHORA met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.
1.2
De betrokken opleidingen
De opleiding Industriële wetenschappen: informatica visitatiecommissie bezocht op: -
4, 5 en 6 november 2008
1.3
1.3.1
wordt door
één hogeschool aangeboden. De
Hogeschool Gent
De visitatiecommissie
Samenstelling
De visitatiecommissie werd samengesteld conform de procedure van de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIRVLHORA, aangevuld protocol ter ondersteuning van de opleidingen in academisering, Brussel juni 2007. Meer in het bijzonder werden de richtlijnen van de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs met betrekking tot de onafhankelijkheid van de commissieleden opgevolgd. De visitatiecommissie werd samengesteld door het bestuursorgaan van de VLHORA in zijn vergadering van 11 januari 2008 en door het bestuursorgaan van de VLIR in de vergadering van 10 januari 2008.
De visitatiecommissie: Voorzitter en domeindeskundige: Onderwijsdeskundige: Domeindeskundige: Domeindeskundige: Student:
Paul Lagasse Guido Cuyvers Viviane Jonckers Frank Elewaut Jan Fabry
Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden, zie bijlage 1.
Onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: informatica | 7
Vanuit de VLHORA werden een projectbegeleider en een secretaris aangesteld. Voor de visitatie van de opleiding Industriële wetenschappen: informatica was dit: Projectbegeleider:
Klara De Wilde
Secretaris: Hogeschool Gent
Filip Lammens
Vanuit de VLIR werd Pieter-Jan Van de Velde aangesteld als waarnemer voor deze visitatie.
1.3.2
Taakomschrijving
De commissie geeft op basis van het zelfevaluatierapport van de opleiding en de gesprekken ter plaatse: een oordeel over de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader van de NVAO; een integraal oordeel over de opleiding; suggesties om waar mogelijk te komen tot kwaliteitsverbetering.
1.3.3
Werkwijze
De visitatie van de opleiding Industriële wetenschappen: informatica aan de Hogeschool Gent gebeurde conform de werkwijze zoals die is vastgelegd in de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR-VLHORA, aangevuld protocol ter ondersteuning van de opleidingen in academisering, Brussel juni 2007. Voor de beschrijving van de werkwijze van de visitatiecommissie worden vier fasen onderscheiden. -
fase 1, de installatie van de commissie; fase 2, de voorbereiding; fase 3, het visitatiebezoek; fase 4, de schriftelijke rapportering.
Fase 1
De installatie van de visitatiecommissie
Op 13 maart 2008 werd de visitatiecommissie officieel geïnstalleerd. De installatievergadering stond in het kader van een kennismaking, een gedetailleerde bespreking van het visitatieproces aan de hand van de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR-VLHORA, aangevuld protocol ter ondersteuning van de opleidingen in academisering, Brussel juni 2007 en een toelichting van het ontwerp van het domeinspecifiek referentiekader. Daarnaast werd een aantal praktische afspraken gemaakt, onder meer met betrekking tot het bezoekschema, de bezoekdagen en de te lezen eindwerken en/of stageverslagen.
8 | Onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: informatice
Fase 2
De voorbereiding
De visitatiecommissie heeft een domeinspecifiek referentiekader voor de opleiding opgesteld en aan de opleiding bezorgd. Elk commissielid heeft het zelfevaluatierapport en de bijlagen bestudeerd, de geselecteerde eindwerken gelezen en zijn/haar argumenten, vragen en voorlopig oordeel vastgelegd in een checklist, waarvan de secretaris een synthese heeft gemaakt. De synthese werd uitvoerig besproken en beargumenteerd door de commissieleden. Op basis van de bespreking en de door de commissieleden opgestuurde vragenlijsten, inventariseerde de secretaris kernpunten en prioriteiten voor de gesprekken en het materialenonderzoek bij de visitatie.
Fase 3
Het visitatiebezoek
De VLHORA heeft een bezoekschema ontwikkeld dat desgevallend aangepast werd aan de specifieke situatie van de opleiding. Het bezoekschema is opgenomen als bijlage 3. Tijdens de visitatie werd gesproken met een representatieve vertegenwoordiging van alle geledingen die bij de opleiding betrokken zijn. Tijdens de visitatie werd bijkomend informatiemateriaal bestudeerd en werd een bezoek gebracht aan de instelling met het oog op de beoordeling van de accommodaties en de voorzieningen voor de studenten. Tijdens het visitatiebezoek werd voor de verdere bevraging gebruik gemaakt van de synthese van de checklist en de vragenlijsten. Binnen het bezoekprogramma werden een aantal overlegmomenten voor de commissieleden voorzien om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. Na de gesprekken met de vertegenwoordigers van de opleiding hebben de visitatieleden hun definitief (tussen)oordeel per facet en per onderwerp gegeven. Op het einde van het visitatiebezoek heeft de voorzitter een korte mondelinge rapportering gegeven van de ervaringen en bevindingen van de visitatiecommissie, zonder expliciete en inhoudelijk waarderende oordelen uit te spreken.
Fase 4
De schriftelijke rapportering
De secretaris heeft in samenspraak met de voorzitter en de commissieleden, op basis van het zelfevaluatierapport, de checklisten en de motiveringen gebaseerd op het visitatiebezoek, een ontwerp opleidingsrapport opgesteld. Het ontwerprapport geeft per onderwerp en per facet het oordeel en de motivering van de visitatiecommissie weer. Daarnaast werden - waar wenselijk en/of noodzakelijk - aandachtspunten en eventuele aanbevelingen voor verbetering geformuleerd. Het ontwerp opleidingsrapport werd aan de hogeschool gezonden voor een reactie tijdens de eerste terugmelding. De reactie van de opleiding op het ontwerp opleidingsrapport werd door de commissie in een slotvergadering besproken. Het antwoord van de visitatiecommissie op de reactie van de opleiding en het definitieve opleidingsrapport werd aan de hogeschool toegezonden met de tweede terugmelding.
Onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: informatica | 9
Het definitieve opleidingsrapport werd samengebracht in het voorliggende visitatierapport van de academisch gerichte bacheloropleiding en masteropleiding Industriële wetenschappen: informatica.
1.3.4
Oordeelsvorming
De commissie legt in een eerste fase een oordeel per facet vast. Daarna legt de commissie een oordeel per onderwerp vast op basis van de oordelen van de facetten die van het onderwerp deel uitmaken. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een overzicht gegeven van de oordelen per facet. In geval van een compensatie van facetten, wordt het oordeel op onderwerpniveau gevolgd door een motivering en aangevuld met de weging die de commissie hanteerde in de oordeelsvorming op onderwerpniveau. In de overige gevallen wordt voor de motivering van het oordeel op onderwerpniveau verwezen naar de argumentatie bij de facetten. De oordelen per facet en per onderwerp hebben betrekking op alle locaties, afstudeerrichtingen en varianten. Daar waar er een onderscheid in het oordeel per afstudeerrichting en/of locatie en/of variant nodig is, wordt dit aangegeven in het rapport. De commissie houdt in haar beoordeling rekening met accenten die de opleiding eventueel zelf legt, met het domeinspecifiek referentiekader en met de benchmarking ten opzichte van de gelijkaardige opleidingen in andere instellingen van hoger onderwijs. Alle oordelen en wegingen volgen de beslisregels zoals geformuleerd in de Handleiding onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA van februari 2005. Op het niveau van de facetten volgen de oordelen een vierpuntenschaal: “onvoldoende”, “voldoende”, “goed” en “excellent”. Op het niveau van de onderwerpen en op het niveau van de opleiding in haar geheel geeft de commissie een antwoord op de vraag of er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Hierbij kan het oordeel “voldoende” of “onvoldoende” luiden.
1.4
Indeling van het rapport
Het rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel, hoofdstuk 2, beschrijft de visitatiecommissie het domeinspecifiek referentiekader op basis waarvan zij de gevisiteerde opleiding heeft beoordeeld. In het tweede deel van het rapport brengt de commissie verslag uit over de gevisiteerde opleiding.
10 | Onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: informatice
Hoofdstuk 2 Het domeinspecifiek referentiekader
2.1
Domeinspecifieke competenties voor de bachelor in de industriële wetenschappen: informatica
Gehanteerde input -
-
Referentiekaders van de opleidingen Hogeschool Gent Omvormingsdossier Decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen (20030404) (http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/bundel/HOstruct.htm). Brondocumenten onderschreven door het werkveld VLOR, Studie 108 Opleidingsprofiel Industriële Wetenschappen eerste cyclus (1998) (http://www.vlor.be) VLOR, Studie 026 Beroepsprofiel industrieel ingenieur (1997) (http://www.vlor.be) Werkvelddocumenten Competentieprofiel van de Industrieel Ingenieur: Memorandum Vlaamse Ingenieurskamer (juni 2005) (http://www.vik.be)
Domeinspecifieke competenties -
Inleidende nota
De opleiding tot academische bachelor in de industriële wetenschappen: Informatica is een opleiding die specifiek bedoeld is als voorbereiding op de masteropleiding. De competenties van de academische bachelor zijn de begincompetenties van de master in de Industriële wetenschappen: informatica. Aangezien verschillende uiteenlopende functiecategorieën kunnen ingevuld worden door de masters, is een voldoende brede basisopleiding noodzakelijk. De academische bacheloropleiding is daarom deels polyvalent opgevat zodat de masters later kunnen terugvallen op een brede basiskennis en als master efficiënt diverse functies voor informaticaspecialisten kunnen uitvoeren.
-
Domeinspecifieke competenties
In staat zijn om blijvend kritisch, creatief en wetenschappelijk te denken en te redeneren. In staat zijn om relevante wetenschappelijke en technische informatie adequaat te verzamelen en te verwerken. In staat zijn om eenvoudige managementtaken te kunnen uitvoeren. In staat zijn om informatie, ideeën, problemen en oplossingen in het bijzonder wetenschappelijke en technische adequaat te communiceren en te rapporteren zowel aan leken als aan specialisten. In staat zijn om problemen in teamverband adequaat te bespreken en op te lossen. In staat zijn om milieu, kwaliteits en veiligheidsbewust te handelen. In staat zijn om op een conceptuele en abstracte manier te redeneren. In staat zijn op een zelfstandige manier competenties verder te ontwikkelen.
Algemeen wetenschappelijke competenties (onderzoekende houding, toepassen van onderzoeksmethoden en technieken, …)
In staat zijn om onderzoeksmethoden en onzekere context.
technieken adequaat aan te
wenden ook
binnen een
Domeinspecifiek referentiekader | 11
In staat zijn om adequaat te reflecteren op maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische problemen. In staat zijn om onderzoek probleemgestuurd te initiëren.
Algemene ingenieurscompetenties (basisopdrachten uit technische vakgebieden zelfstandiguitvoeren, praktische engineeringsproblemen oplossen, …)
In staat zijn om wetenschappelijkdisciplinaire inzichten zelfstandig en in teamverband toe te passen op wetenschappelijke en/of ingenieurstechnische problemen. In staat zijn om relevante bestaande en nieuwe technologieën en/of theorieën te assimileren, te implementeren en te gebruiken. In staat zijn om inzichtelijke verbanden te leggen tussen verschillende wetenschappelijke disciplines om technische problemen en processen te begrijpen. In staat zijn om relevantie kwaliteitszorgprocessen te integreren in de dagelijkse werking. In staat zijn om kennis en inzicht te verwerven in de basistheorie van combinatoriek, eindige velden en grafen, met het oog op de toepassing in specifieke domeinen. In zijn om theoretische en praktische inzichten uit de verschillende aanverwante wetenschappelijke disciplines (wiskunde, mechanica, elektriciteit, fluïdomechanica, thermodynamica, sterkteleer, elektronica, chemie, fysica, informatica) correct te hanteren binnen ingenieurswetenschappelijke probleemstellingen. In staat zijn om bedrijfseconomisch cijfermateriaal te kunnen interpreteren. In staat zijn om communicatietechnieken, zowel schriftelijk als mondeling, adequaat te interpreteren en toe te passen. In staat zijn om principes van softwareontwerp toe te passen met het oog op productie, onderhoud en kwaliteit. In staat zijn om verschillende vormen van hedendaagse programmeertechnieken, omgevingen en talen in theorie te kunnen verwerven en die vlot in de praktijk te kunnen toepassen. In staat zijn om moderne bedrijfssystemen te gebruiken, beheren en onderhouden. In staat zijn om zowel kleinals grootschalige netwerken op te zetten, te beheren en te onderhouden. In staat zijn om met de kennis van de architectuur en de componenten van moderne computersystemen de hardware te programmeren. In staat zijn om klein- en grootschalige gegevensbanken op te zetten en te onderhouden. In staat zijn om basisalgoritmen en gegevensstructuren te implementeren en toe te passen.
12 | Domeinspecifiek referentiekader
2.2
Domeinspecifiek competenties voor de master in de industriële wetenschappen: informatica
Gehanteerde input
Referentiekaders van de opleidingen
Hogeschool Gent Omvormingsdossier
Wettelijke bronnen
Decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen (20030404) (http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/bundel/HOstruct.htm).
Brondocumenten onderschreven door het werkveld
VLOR, Studie 108 Opleidingsprofiel Industriële Wetenschappen eerste cyclus (1998) (http://www.vlor.be) VLOR, Studie 026 Beroepsprofiel industrieel ingenieur (1997) (http://www.vlor.be)
Werkvelddocumenten
Competentieprofiel van de Industrieel Ingenieur: Memorandum Vlaamse Ingenieurskamer (juni 2005) (http://www.vik.be)
Domeinspecifieke competenties Inleidende nota De opleiding master in de Industriële wetenschappen: informatica beoogt de competenties verworven inde bacheloropleiding verder uit te breiden en uit te diepen, en mensen te vormen die in staat zijn tot het verrichten van zelfstandig onderzoek en tot het uitoefenen van een functie in de bedrijfswereld als industrieel ingenieur in de informatica. De afgestudeerde masters moeten in staat zijn om moeilijke technische en wetenschappelijke problemen zelfstandig aan te pakken en op te lossen. De opleiding is dus gebaseerd op de fundamentele technische en wetenschappelijke kennis binnen het gebied van de informatica en brengt een algemene visie aan die de afgestudeerde master in staat stelt om mee te evolueren in dit snel veranderend gebied.
Domeinspecifieke competenties Algemene competenties op een gevorderd niveau (beheersen wetenschappelijke basiskennis, denken redeneervaardigheid, verwerken informatie, …)
In staat zijn om blijvend creatief en wetenschappelijk te denken, te oordelen en te handelen.
In staat zijn om relevante wetenschappelijke en technische informatie adequaat te verzamelen en te verwerken.
In staat zijn complexe problemen adequaat op te lossen.
Domeinspecifiek referentiekader | 13
In staat zijn om adequaat te communiceren over het eigen onderzoek en zowel met leken als met vakgenoten.
In staat zijn om met de nodige kritische zelfreflectie te oordelen en te handelen binnen een onzekere context.
probleemoplossingen
Algemeen wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau (onderzoekende houding, toepassen van onderzoeksmethoden en technieken, …)
In staat zijn om onderzoeksmethoden en technologieën adequaat aan te wenden en te ontwikkelen.
In staat zijn om wetenschappelijke paradigma's binnen hun grenzen toe te passen.
In staat zijn om kennis en inzichten uit te breiden op een creatieve en originele wijze.
In staat zijn om samen te werken in een multidisciplinaire omgeving.
In staat zijn om op een conceptuele en abstracte manier te redeneren.
In staat zijn op een zelfstandige manier competenties verder te ontwikkelen.
Algemene ingenieurscompetenties op een gevorderd niveau (basisopdrachten zelfstandig uitvoeren, praktische engineeringproblemen oplossen, …)
uit
technische
vakgebieden
In staat zijn om wetenschappelijkdisciplinaire inzichten toe te passen op complexe ingenieurstechnische problemen.
In staat zijn om relevante nieuwe technologieën en/of theorieën te leren kennen, te assimileren, te implementeren en te gebruiken.
In staat zijn om te ontwerpen, te onderzoeken, te analyseren en te diagnosticeren.
In staat zijn om onderzoeksopdrachten zelfstandig uit te voeren op het niveau van een beginnend onderzoeker.
Specifieke competenties (disciplinegebonden, beroepsspecifiek)
In staat zijn om principes van gevorderd softwareontwerp toe te passen met het oog op productie, onderhoud en kwaliteit.
In staat zijn om verschillende vormen van hedendaagse programmeertechnieken, omgevingen talen in theorie te kunnen verwerven en die vlot in de praktijk te kunnen toepassen.
In staat zijn om moderne bedrijfssystemen op een gevorderde manier te beheren en te onderhouden.
In staat zijn om zowel klein als grootschalige netwerken op te zetten, te beheren en te onderhouden.
In staat zijn om moderne bedrijfssystemen op een gevorderde manier te beheren en onderhouden door het gebruik van domeinen, directory services, policies, scripting en replicatietechnieken.
In staat zijn om met de modernste technologieën grootschalige dynamische webapplicaties te ontwikkelen.
14 | Domeinspecifiek referentiekader
en
-
In staat zijn om gevorderde en meer specifieke algoritmen en gegevensstructuren te implementeren en toe te passen.
In staat zijn om de technieken van georganiseerd softwareontwerp, zoals gebruikt in softwarebedrijven en grotere informatica afdelingen te begrijpen en toe te passen.
In staat zijn om kennis en inzicht te verwerven in de domeinen van het wetenschappelijk onderzoek in de moderne informatica.
Domeinspecifiek referentiekader | 15
16 | Opleidingsrapport
deel 2
Opleidingsrapport
Opleidingsrapport | 17
18 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Hoofdstuk 1 Hogeschool Gent Algemene toelichting bij de academisch gerichte bacheloropleiding en de masteropleiding in de industriële wetenschappen: informatica aan de Hogeschool Gent De academisch gerichte bacheloropleiding en masteropleiding in de industriële wetenschappen: informatica is een unieke opleiding in Vlaanderen die wordt georganiseerd door de Hogeschool Gent. Deze hogeschool biedt zowel professionele bacheloropleidingen als academische bachelor- en masteropleidingen aan en dit binnen diverse studiegebieden: architectuur, biotechniek, gezondheidszorg, handelswetenschappen en bedrijfskunde, industriële wetenschappen en technologie, audiovisuele en beeldende kunst, muziek en dramatische kunst, sociaal-agogisch werk, onderwijs en toegepaste taalkunde. In totaal beschikt de Hogeschool Gent over 11 campussen, verspreid over Gent, Aalst en Melle. De Hogeschool Gent behoort tot de Associatie Universiteit Gent. De andere partners zijn de Universiteit Gent, de Hogeschool West-Vlaanderen en de Arteveldehogeschool. De opleiding industriële wetenschappen: informatica wordt aangeboden in het departement toegepaste ingenieurswetenschappen. Dit departement biedt enkel academisch gerichte bacheloropleidingen en masteropleidinge aan, alsook een aantal schakelprogramma’s. Het departement biedt ook nog volgende academisch gerichte bacheloropleidingen aan: industriële wetenschappen: bouwkunde, chemie, elektronica-ict, elektromechanica en textieltechnologie. Daarnaast worden volgende masteropleidingen aangeboden: industriële: wetenschappen biochemie, chemie, bouwkunde, elektronica-ict, elektromechanica, elektrotechniek, landmeten en textieltechnologie. Het departement is de verzameling van opleidingen tot industrieel ingenieur die vóór de fusie van 1995 ingericht werden aan de toenmalige Industriële Hogescholen BME en CTL met uitzondering van de opleiding tot industrieel ingenieur in de landbouw en biotechnologische wetenschappen die na de fusie ondergebracht werd in een apart departement. De benaming “Industriële Wetenschappen BME-CTL” van het departement die sedert de fusie van 1995 gangbaar was, werd in 2006 veranderd in de huidige benaming “Toegepaste Ingenieurswetenschappen”. Tot de recente BAMA-hervorming was de opleiding industrieel ingenieur informatica een twee-cycli opleiding van academisch niveau, bestaande uit twee kandidatuurs- en twee ingenieursjaren (naar deze structuur wordt verder verwezen met “klassieke structuur”). De kandidatuursjaren leidden tot het polyvalente diploma van kandidaat in de industriële wetenschappen dat toegang verschafte tot om het even welke verdere opleiding tot industrieel ingenieur. De opleiding werd opgericht in 1998. Door de invoering van de BAMA-structuur werd de opleiding omgevormd tot de huidige driejarige academisch gerichte bacheloropleiding in de industriële wetenschappen: informatica , gevolgd door de eenjarige masteropleiding in de industriële wetenschappen: informatica.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 19
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstellingen van de opleiding
Niveau en oriëntatie van de academisch gerichte bachelor en master
Beoordelingscriteria academisch gerichte bachelor: De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige managementtaken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren; het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties als een onderzoekende houding, kennis hebben van onderzoeksmethoden en –technieken en deze adequaat kunnen toepassen, het vermogen om de relevante data te verzamelen die een oordeelsvorming over maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische vraagstukken kunnen sturen, een appreciatie van de onzekerheid, de ambiguïteit en de grenzen van de kennis en de vaardigheid tot het probleemgestuurd initiëren van onderzoek; het begrip van de wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, een systematische kennis van de kernelementen van een discipline met inbegrip van het verwerven van coherente en gedetailleerde kennis deels geïnspireerd door de nieuwste ontwikkelingen van de discipline en een begrip van de structuur van het vakgebied en de samenhang met andere vakgebieden. Beoordelingscriteria master: De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties op een gevorderd niveau als het vermogen om op een wetenschappelijke wijze te denken en te handelen, het om kunnen gaan met complexe problemen, het kunnen reflecteren op het eigen denken en werken en het kunnen vertalen van die reflectie naar de ontwikkeling van meer adequate oplossingen, het vermogen tot het communiceren van het eigen onderzoek en probleemoplossingen met vakgenoten en leken en het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere context; het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau als het kunnen gebruiken van methoden en technieken in onderzoek, het kunnen ontwerpen van onderzoek, het kunnen toepassen van paradigma’s in het domein van de wetenschappen of kunsten en het kunnen aanduiden van de grenzen van paradigma’s, het vermogen tot originaliteit en creativiteit met het oog op het continu uitbreiden van de kennis en inzichten en het samen kunnen werken in een multidisciplinaire omgeving; een gevorderd begrip en inzicht in de wetenschappelijk-disciplinaire kennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, inzicht hebben in de nieuwste kennis van het vakgebied of delen ervan, in staat zijn om de wijze waarop de theorievorming beweegt te volgen en te interpreteren, in staat zijn om in een of enkele delen van het vakgebied een originele bijdrage aan de kennis te leveren en het bezitten van specifieke bij het vakgebied horende vaardigheden als ontwerpen, onderzoeken, analyseren en diagnosticeren; hetzij het beheersen van de competenties nodig voor het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek of de zelfstandige beoefening van de kunsten op het niveau van een beginnend onderzoeker of kunstenaar, hetzij het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke of artistieke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.
Oordeel van de visitatiecommissie: goed
20 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie kon uit de gesprekken met de directie vaststellen dat de opleiding werd hervormd naar een BAMAstructuur op basis van drie centrale doelstellingen. Vooreerst wou de opleiding een academisch niveau behalen dat zowel een waardevol diploma als een vlotte doorstroom naar een masteropleiding garandeert. Daarnaast heeft de opleiding de wetenschappelijke oriëntatie van de opleiding herdacht. Reeds in de bachelorjaren confronteert men studenten met een wetenschappelijke basiskennis, daarna moeten ze in de master zelfstandig onderzoek uitvoeren. Tot slot heeft de opleiding aandacht voor haar positionering ten opzichte van andere academische en professionele informaticagerelateerde bachelor- en masteropleidingen. Door het behouden van sommige elementen van de oude opleiding wenst men het unieke karakter van de opleiding te bewaren. De commissie kon tijdens het bezoek vaststellen dat de opleiding zich grondig bewust is van haar unieke positie en dat ze deze op een adequate manier heeft vastgelegd in de doelstellingen. De bacheloropleiding heeft een duidelijke finaliteit: de instap in het werkveld. Ze vormt tevens een degelijke voorbereiding op de masteropleiding. In de bacheloropleiding krijgen studenten een brede basiskennis mee op gebied van de ingenieurswetenschappen. Dit houdt onder meer verband met de brede waaier aan functies die de afgestudeerden in het werkveld kunnen vervullen. Naast deze specifieke competenties wordt ook aandacht besteedt aan communicatie, presentatie en rapportering. De opleiding hecht bovendien belang aan maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische reflecties. Verder komen ook tal van domeinspecifieke en technische aspecten aan bod. In de bacheloropleiding leert men studenten beginnende onderzoeksvaardigheden. Een vakoverschrijdend eindproject vormt het sluitstuk van de bacheloropleiding. De commissie kon uit de gesprekken duidelijk afleiden dat de masteropleiding de verworven competenties uit de bacheloropleiding verder uitdiept. De opleiding is gebaseerd op fundamentele technische en wetenschappelijke kennis. Afgestudeerden moeten in staat zijn wetenschappelijk onderzoek uit te voeren en als industrieel ingenieur informatica aan de slag te gaan in de bedrijfswereld. Masterstudenten moeten op zelfstandige basis evoluties in het vakgebied kunnen opvolgen en moeilijke technische problemen oplossen. De masteropleiding vormt bovendien een voorbereiding op doctoraatsonderzoek. De masterproef vormt het sluitstuk van de masteropleiding. Hieraan stelt men duidelijke eisen inzake originaliteit, kwaliteit en moeilijkheidsgraad. De commissie kon uit de gesprekken met het werkveld concluderen dat er bij de opmaak van het programma rekening is gehouden met hun wensen. In de opleiding is een duidelijke internationale component aanwezig. De algemene doelstellingen komen overeen met de algemene eisen van het internationale werkveld. Afgestudeerden kunnen probleemloos een ingenieursfunctie vervullen in het buitenland of in een internationaal bedrijf. De opleiding participeert in het wereldwijde samenwerkingsverband CDIO. Dit project is gericht op de ontwikkeling van nieuwe educatieve concepten voor ingenieursopleidingen waarbij aspecten inzake "Conceive - Design - Implement - Operate" centraal staan. Het vakoverschrijdende CDIO-project in het eerste bachelorjaar, waarbij studenten een nieuw toestel ontwerpen, bouwen en testen, is een duidelijke implementatie van dit concept in de opleiding. Daarnaast werkt men in de opleiding ook met Engelstalige handboeken en handleidingen. De opleiding biedt de mogelijkheid tot internationale studentenuitwisseling. In het derde jaar organiseert men bedrijfsbezoeken aan internationaal werkzame bedrijven. In het laatste jaar organiseert de opleiding een optionele buitenlandse studiereis waarbij men eveneens bedrijven bezoekt. De commissie apprecieert de inspanningen die de opleiding levert voor de internationalisering, maar kon uit de gesprekken en documenten afleiden dat er nog veel opportuniteiten onbenut blijven. Naast internationalisering en vakgebonden competenties schenkt de opleiding ook aandacht aan algemenere vaardigheden en attitudes omrent communicatie, samenwerking, probleemoplossend denken en levenslang leren. Competent handelen is het doel van elk opleidingsonderdeel. Alle competenties zijn opgenomen in een competentielijst en een kruistabel. Op die manier wordt de complementariteit van opleidingsonderdelen inzake competenties bewaakt. Het projectonderwijs van de opleiding ondersteunt het competentiegericht leren. Bij de beoordeling is eveneens aandacht voor competenties.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 21
De opleidingsdoelstellingen worden via de elektronische leeromgeving van de school verspreid. Docenten bespreken deze doelstellingen op vakgroepvergaderingen en vergaderingen van de opleidingscommissie. Uitgebreide informatie over opleidingsonderdelen wordt via de ECTS-fiches aan de studenten bezorgd. Deze kan men raadplegen via de websites van de hogeschool en het departement. Eerstejaarsstudenten krijgen bovendien een cd-rom met deze fiches. Ze zijn ook terug te vinden op de elektronische leeromgeving. De studiefiches moeten opgenomen worden in de cursussen en besproken worden tijdens de eerste les van een nieuw opleidingsonderdeel.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt de opleiding aan de studenten en docenten tot een grotere internationale gerichtheid te stimuleren .
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor academisch gerichte bacheloropleidingen en masteropleidingen zijn de eindkwalificaties ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke en/of artistieke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de praktijk in het relevante beroepenveld. Oordeel van de visitatiecommissie: goed De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie kon uit de documenten afleiden dat het domeinspecifiek referentiekader van de opleiding tot stand kwam op basis van het beroeps- en opleidingsprofiel van de opleiding. Dit laatste werd ontwikkeld door de vakgroep informatica in samenwerking met een resonantiecommissie met vertegenwoordigers uit het werkveld. De beroeps- en competentieprofielen van de Vlaamse onderwijsraad (VLOR) en de Vlaamse Ingenieurskamer (VIK) waren eveneens een belangrijke inspiratiebron. Deze documenten werden aangevuld met informatie uit bevragingen bij de studenten, de alumni, het werkveld, personeel en aanverwante opleidingen in binnen- en buitenland. De doelstellingen van de opleiding werden opgesteld conform artikel 58 van het structuurdecreet, het domeinspecifiek referentiekader van de opleiding. Men liet zich verder ook inspireren door de Dublindescriptoren. De commissie kon vaststellen dat de bepalingen van het artikel zowel voor de bachelor als voor de master oordeelkundig werden vertaald naar de eigen opleiding en aangevuld met eigen specifieke competenties. Ze hielden rekening met de noodzaken van het werkveld en met de positionering ten opzichte van andere opleidingen. De opleiding heeft voor alle niveaus algemene competenties geformuleerd, zoals het beheersen van wetenschappelijke basiskennis, denk- en redeneervaardigheid en het verwerken van informatie. Deze zijn aangevuld met algemeen wetenschappelijke competenties zoals het aannemen van een onderzoekende attitude en het kunnen toepassen van onderzoeksmethoden en technieken. Zij definieerden bovendien algemene ingenieurscompetenties waaronder het zelfstandig kunnen uitvoeren van basisopdrachten uit technische vakgebieden en het praktisch oplossen van engineeringsproblemen. Tot slot zijn er ook specifieke
22 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
beroepsspecifieke en disciplinegebonden competenties opgenomen in het domeinspecifiek referentiekader. De opleiding heeft daartoe een aantal competenties afgestemd met het brede veld van de ingenieurswetenschappen en bijkomende competenties geformuleerd die specifiek op de opleiding informatica van toepassing zijn. De opleiding streeft naar een verwerving van onder meer wetenschappelijke, sociale, morele, ethische en economische competenties. Uit analyse blijkt dat alumni terecht komen in diverse functiecategorieën: ontwikkelaar, beheerder, analist, verkoop, helpdesk, instructeur en architect. In kleinere bedrijven combineert een medewerker vaak meerdere categorieën. Elke functie vereist een specifieke set van competenties. De master in de industriële wetenschappen: informatica wordt polyvalent voorbereid op de instap in het werkveld. De bachelor krijgt 90 studiepunten algemene en 90 studiepunten informaticavakken. De masterstudent wordt zowel technisch als operationeel geschoold zodat hij beheer, ontwerp en ontwikkeling van systemen op zich kan nemen. Hij kan zowel analyseren als programmeren en stelt zich daarmee tussen de professionele bachelor en de universitaire master op. Vanuit deze achtergrond kan hij doorstromen naar een leidinggevende functie. De commissie kon tijdens het bezoek vaststellen dat de opleiding zich bewust is van haar positionering ten overstaan van andere opleidingen en dat zij dit adequaat vertaald heeft in het domeinspecifiek referentiekader. De toepassingsgerichtheid in combinatie met de technische achtergrond wordt door diverse stakeholders geapprecieerd.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding:
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 1.1, niveau en oriëntatie: facet 1.2, domeinspecifieke eisen:
goed goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 23
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma
Beoordelingscriteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Oordeel van de visitatiecommissie: goed De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Het curriculum van de opleiding werd uitgewerkt op basis van de eerder geformuleerde doelstellingen en de daarin nagestreefde eindcompetenties. De commissie kon tijdens het bezoek vaststellen dat het programma ook consequent met de doelstellingen is opgesteld. Onder invloed van het academiseringsproces werd een grotere nadruk gelegd op de relatie tussen onderzoek en onderwijs. Er is een duidelijke koppeling tussen de opleidingsonderdelen en de competenties. Op basis van de kruistabel die aangeeft welke competenties in welk opleidingsonderdeel voorkomen werden de studiefiches en concrete vakinhouden uitgewerkt. De opleidingscommissie ziet er op toe dat de inhoud en het niveau voldoen aan de vooropgestelde eindkwalificaties. De concrete invulling is de verantwoordelijkheid van de individuele docent. Bij de bewaking van deze kwaliteit kijkt men naar het niveau en de verwachte competenties, maar ook naar faciliterende factoren als het cursusmateriaal, de onderwijsvorm, de evaluatievorm en de geschatte studiekost en -tijd van het opleidingsonderdeel. Al deze informatie wordt aan de studenten bezorgd door middel van de studiefiche die voor elk opleidingsonderdeel is opgemaakt. De commissie kon uit de studiefiches en de bijbehorende kruistabel opmaken dat de opleiding werkt op een competentiegerichte manier. Het academiseringsproces heeft binnen de opleiding geleid tot een grotere aandacht voor de vorming van onderzoekscompetenties. De opleiding is vertrokken van het structuurdecreet en heeft op basis hiervan een aantal competentielijnen uitgetekend. Er zijn in totaal zes wetenschappelijke en domeinspecifieke lijnen: de wiskundig-wetenschappelijke, de technisch-wetenschappelijke, bedrijfsbeheer, programmeertechnieken- en ontwerp, besturingssystemen/computernetwerken en hardware. Binnen de opleiding zijn er diverse disciplineoverschrijdende elementen aanwezig. De commissie kon vaststellen dat ze bijdragen tot het aanleren van de gewenste competenties. De competentielijnen zorgen voor een nauwe band tussen de individuele opleidingsonderdelen. In het CDIO-project komen studenten in aanraking met engineering en moeten zij mechanische, bouwkundige, wiskundige en fysische aspecten combineren. Daarnaast zijn er ook opleidingsonderdelen die zich richten op management en dus breder zijn dan de typische ingenieursopleiding. Via de keuzevakken kunnen de studenten bovendien opleidingonderdelen volgen bij alle associatiepartners. Op die manier kan een student zijn eigen horizon aanzienlijk verruimen. In het derde bachelorjaar is er een vakoverschrijdend eindproject. De studenten realiseren in dit project een clientservertoepassing met een grafische interface. Zo benadrukt de opleiding de samenhang tussen verschillende vakken en legt men via de rapportage de link met niet-technische aspecten. In het masterjaar is de masterproef duidelijk disciplineoverschrijdend, zeker wanneer deze gecombineerd wordt met een vrijwillige stage. Het programma sluit nauw aan bij internationale ontwikkelingen door de medewerking aan het CDIO. De commissie apprecieert de inspanningen die de opleiding in dit kader levert en bevestigt dat deze een relevante
24 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
bijdrage leveren tot het academisch en competentiegericht onderwijs. Diverse personeelsleden hebben reeds deelgenomen aan internationale conferenties van deze organisatie en tal van gereputeerde internationale onderwijsinstellingen zijn er lid van. De deelname aan dit project heeft reeds geleid tot diverse publicaties van het personeel. Daarnaast participeert de opleiding ook aan het Erasmusprogramma. Sedert enkele jaren beschikt de vakgroep informatica over een werkgroep internationalisering. Deze zoekt op een actieve wijze partners in het buitenland, vergelijkt internationaal informaticaopleidingen, stimuleert docenten- en studentenmobiliteit en volgt uitgaande en binnenkomende studenten op. Doctoraatsstudenten van de opleiding nemen geregeld deel aan buitenlandse congressen en houden, onder meer via de associatie-onderzoeksgroepen, een nauw contact met buitenlandse opleidingen. Al deze internationale contacten kunnen leiden tot aanpassingen van het programma of aanpassingen van de inhoud van specifieke opleidingsonderdelen. Op basis van de BAMA-hervormingen werd de opleiding grondig hervormd. De opleiding heeft zich hierbij laten inspireren door het hogeschoolonderwijsontwikkelingsplan. Dit plan is gestoeld op een continue professionalisering van het personeel, een goede studie(traject)begeleiding voor studenten, aandacht voor nieuwe technologieën in het onderwijs en een blijvende aandacht voor de ontwikkeling van de inhoud en de structuur van de opleidingen. Het personeel van de opleiding neemt regelmatig deel aan de seminaries onderwijskunde die door de hogeschool worden georganiseerd. De opleiding heeft een elektronisch leerplatform geïntroduceerd in de dagelijkse werken. De opleiding kan bovendien beroep doen op een nieuw aangeworven departementaal studietrajectbegeleider. In het curriculum is op basis van dit ontwikkelingsplan duidelijk de aandacht gegroeid voor projectmatig en vakoverschrijdend werken. Naast de elektronische leeromgeving van de hogeschool heeft de opleiding ook een eigen server waarmee reeds jaren studiemateriaal wordt verspreid. De opleidingscommissie van de opleiding informatica is verantwoordelijk voor alle wijzigingen die moeten worden aangebracht in het curriculum. Wijzigingen kunnen worden voorgesteld door het onderwijzend personeel of kunnen worden geïnitieerd op basis van bevragingen van diverse stakeholders. De commissie kon uit de gesprekken en de documenten afleiden dat er een vaste administratieve procedure is voor het wijzigen van het programma. Een volledige evaluatie en eventuele bijsturing van het vernieuwde opleidingsprogramma is voorzien op basis van bevragingen van de eerste afstuderende masterstudenten en analyse van de dan beschikbare statistieken.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.2
Eisen academische gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten) binnen relevante disciplines; Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën; Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en/of de ontwikkeling en beoefening van de kunsten; (bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen) het programma heeft aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 25
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: In het curriculum zijn opleidingsonderdelen opgenomen die de algemene maatschappelijke vorming en beroepsondersteunende vaardigheden bevorderen. De opleiding heeft aandacht voor het management van het milieu, kwaliteitszorg, bedrijfsbeleid en communicatie. Verder komen ook economische en ethische problemen aan bod. Werken in team, plannen en organiseren, probleemoplossend denken, zelfredzaamheid en een algemeen kritische houding zijn eveneens terug te vinden in het programma. Computer- en onderzoeksvaardigheden zitten ook verweven in het hele programma. De commissie kon tijdens het bezoek vaststellen dat men in de bacheloropleiding duidelijk aandacht heeft voor het omzetten van ideeën in 'producten'. Men brengt de student wetenschappelijke kennis en principes bij en leert hem tevens onmiddellijk zijn ingenieursvaardigheden toepassen. In de eerste jaren tracht men met andere woorden de studenten ondernemings- en innovatievaardigheden bij te brengen. De opleiding vult theoretische kennis steeds ruim aan met praktische toepassingen. In het masterjaar worden de professionele en academische vaardigheden verder uitgebouwd. De beoogde breed inzetbare ingenieur is aldus voorbereid op wetenschappelijk onderzoek maar is ook vlot inzetbaar in de praktijk. In de praktijklessen trachten de docenten te werken op basis van problemen die zich in het bedrijfsleven kunnen stellen. Studenten worden gestimuleerd werkveldervaring op te doen door een niet-verplichte stage te volgen in de vakantie voorafgaand aan het masterjaar. Bijkomende werkveldervaring kan worden opgedaan door het uitvoeren van de masterproef in een bedrijf. Tijdens de buitenlandse studiereis kunnen de studenten kennis maken met de internationale praktijk door middel van bedrijfsbezoeken. De commissie kon uit de gesprekken met de studenten afleiden dat zij hun onderzoekscompetenties overwegend bekomen door het CDIO-project, het vakoverschrijdend project en hun labwerk. De opleiding ziet er verder op toe dat er voldoende mogelijkheden zijn om de masterproef binnen een onderzoeksgroep uit te voeren, hoewel het aantal studenten in deze optie tot op heden beperkt bleef. Masterproeven binnen een bedrijf moeten echter ook een duidelijke en voldoende onderzoekscomponent bevatten. De commissie kon uit de gesprekken afleiden dat de koppeling tussen onderwijs en onderzoek de voorbije jaren bevorderd is door de aanwerving van personeel met een doctoraat. Deze onderzoekers worden ook steeds ingezet in het onderwijs waardoor de band tussen onderzoek en onderwijs steeds gewaarborgd is. Er is bovendien een nauwe samenwerking tussen het onderwijzend personeel en het onderzoekspersoneel. De onderzoeksresultaten kunnen aldus vlug opgenomen worden in de diverse cursussen. De opleiding participeert in associatieonderzoeksgroepen die een bijkomende impuls geven aan de actualisatie en onderzoeksgebondenheid van het onderwijs. De opleiding heeft haar eigen onderzoeksdomeinen ook strategisch gekozen om een optimale ondersteuning van deze samenwerking te krijgen. Studenten kunnen via hun masterproef rechtstreeks in contact komen met het onderzoek van de opleiding en de associatie. Onderzoek wordt verricht in aanverwante domeinen, waardoor studenten in hun algemene vakken met onderzoek in aanraking komen. Studenten kunnen voor het masterproef ook kiezen voor projecten inzake maatschappelijke dienstverlening. Diverse personeelsleden geven ook buiten hun normale lesopdracht les voor CEVORA en het Instituut voor Permanente Vorming. Deze lessen zijn gericht op specifieke doelgroepen en zorgen voor een nauw contact tussen het onderwijzend personeel en de praktijk. De continue ontwikkelingen op het vakgebied, zowel nationaal als internationaal, zorgen voor een constante nood aan bijscholing. De commissie kon uit het gesprek met het onderwijzend personeel vaststellen dat zij dit voornamelijk realiseren door zelfstudie, het deelnemen aan workshops, congressen en het CDIO. Het raadplegen en verwerken van internationale vakliteratuur en het opvolgen van digitale informatie op het internet behoort tot een dagelijkse praktijk van het onderwijzend personeel.
26 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.3
Samenhang van het programma
Beoordelingscriterium: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: excellent De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie kon uit de studiegids en vooral uit de gesprekken opmaken dat de opleiding zowel in de bachelorals in de masteropleiding duidelijk rekening gehouden heeft met een sequentiële opbouw. Zij kon tevens vaststellen dat de logische opbouw van het programma gecombineerd wordt met een duidelijke volgtijdelijkheid van de opleidingsonderdelen. De eindcompetenties van een opleidingsonderdeel vormen steeds de begincompetenties van een volgend. Op die manier zijn duidelijke leerlijnen te detecteren binnen het programma. De commissie kon vaststellen dat de opleiding duidelijk vertrekt vanuit algemene ingenieurscompetenties met brede theoretische, wiskundige en wetenschappelijk kaders. Daarna is een duidelijke overgang merkbaar naar domeinspecifieke, informaticagerichte opleidingsonderdelen. De kennis en competenties behaald in de bachelor worden nog verder uitgediept tijdens het eerste semester van de masteropleiding. De masterproef in het tweede semester streeft de integratie van alle eerder opgedane kennis en ervaring na. De commissie kon deze logische en coherente opbouw van de opleiding uitermate appreciëren. Over alle semesters heen houdt de opleiding rekening met overlappingen van vakinhouden. De commissie kon uit de gesprekken afleiden dat deze nauwlettend worden opgevolgd door de opleidingscommissie informatica. Bij detectie verhelpt men deze problemen zo vlug mogelijk. De commissie kon vaststellen dat zowel de formele organen als de informele contacten in grote mate bijdragen tot het optimaliseren van deze problematiek. De gedetecteerde problemen worden vaak op korte termijn geremedieerd. De eerste vijf semesters zijn voor alle studenten van de bachelor informatica identiek. In semester zes kan de student een keuzevak van drie studiepunten zelf bepalen. De vaste keuzemogelijkheden inzake keuzeopleidingsonderdelen worden georganiseerd binnen het departement Toegepaste Ingenieurswetenschappen en de Universiteit Gent. De commissie kon uit de gesprekken met de studenten afleiden dat deze keuze adequaat wordt voorbereid door de organisatie van voorafgaande informatiesessies door de docenten. Naast de informaticavakken kunnen studenten, mits motivering en goedkeuring door de opleiding, ook een algemeen vak binnen de associatie kiezen. Door de vlotte samenwerking met de Universiteit Gent krijgen de studenten een brede waaier van interessante keuzemogelijkheden. De wisselwerking met de UGent bevordert sterk het academiseringsproces dat zowel op studenten als op docenten een duidelijke impact heeft. De commissie kon uit de aanwezige documenten vaststellen dat er diverse flexibele leertrajecten mogelijk zijn binnen de opleiding Informatica. Er is een deeltijds traject waarbij een student het studieprogramma van één studiejaar van het modeltraject evenredig over twee academiejaren kan spreiden. Studenten kunnen een geïndividualiseerd traject volgen. Men kan zich bij niet slagen reeds inschrijven voor opleidingsonderdelen van een volgend jaarprogramma. Verworven credits voor een opleidingsonderdeel blijven onbeperkt geldig. Een actualisatieprogramma kan wel opgelegd worden na vijf jaar. De opleiding levert bij de inrichting van geïndividualiseerde trajecten grote inspanningen om de gelijktijdigheid van opleidingsonderdelen tot een minimum te herleiden.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 27
De commissie kon over het geheel besluiten dat er een goede afstemming is tussen de vakken waardoor het programma goed samenhangt. De docenten functioneren als een hecht, geïntegreerd team. Daardoor zijn de opleidingsonderdelen geen naast elkaar staande entiteiten maar vullen ze elkaar naadloos aan. Het geheel is doordacht en is erop gericht om de vooropgestelde competenties aan te leren. De commissie heeft eveneens vastgesteld dat het progamma permanent wordt bijgestuurd op basis van de feedback van studenten en van het werkveld.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.4
Studieomvang
Beoordelingscriterium: De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang: bachelor: tenminste 180 studiepunten master: ten minste 60 studiepunten Oordeel van de visitatiecommissie: OK De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De academisch gerichte bacheloropleiding bestaat uit drie studiejaren van elk 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 180 studiepunten. De opleiding voldoet hiermee aan de formele eisen voor de minimale studieomvang van een academisch gerichte bachelor. De masteropleiding bestaat uit één studiejaar van 60 studiepunten. In totaal wordt dus een opleidingsprogramma georganiseerd van 60 studiepunten. De opleiding voldoet hiermee aan de formele eisen voor de minimale studieomvang van een master.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.5
Studielast
Beoordelingscriteria: De werkelijke studietijd wordt getoetst en sluit aan bij de normen vastgesteld krachtens decreet. Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
28 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie kon tijdens het bezoek vaststellen dat de opleiding beschikt over een degelijke praktische organisatie en dat de studenten dit op prijs stellen. De academische kalender en het lessenrooster worden jaarlijks bij aanvang van het academiejaar aan de studenten meegedeeld. Op die manier biedt men de studenten de mogelijkheid om een jaarplanning op te maken. Per lesweek worden 25 lesuren voorzien. Een semester duurt twaalf weken, gevolgd door vier weken blok en examens. De dertiende lesweek wordt gebruikt om lessen in te halen ter compensatie van officiële vakantiedagen. Alle vakken worden gespreid over deze twaalf weken gedoceerd. Zo verkrijgt men een optimale spreiding van de leerstof. Deze methode laat toe geïndividualiseerde trajecten optimaal uit te werken bij aanvang van het academiejaar. De planning van de masterproef in het tweede semester van het masterjaar maakt internationale studentenuitwisseling makkelijker. Examens van opleidingsonderdelen worden afgenomen in de examenperiode volgend op het semester waarin het opleidingsonderdeel gedoceerd werd. Elk examen is een eindexamen. De semesteriële indeling van het programma laat een evenwichtige spreiding van de examenbelasting toe. Voor grote opleidingsonderdelen worden facultatieve repetities georganiseerd om de student aan te zetten de leerstof tijdig en gespreid in te studeren. De opleiding tracht bovendien de studeerbaarheid van het programma te vergroten door onderwijsvormen en onderwijsmiddelen af te wissen en flexibele leerwegen te voorzien. Praktisch wordt ook aandacht besteed aan de bereikbaarheid van faciliteiten op de campus en het gebruik van de elektronische leeromgeving en andere ICT toepassingen. De commissie stelde ook vast dat de werking van de dienst studiebegeleiding en de laagdrempelige bereikbaarheid van het onderwijzend personeel studiebevorderend werken. De commissie kon tijdens het bezoek vaststellen dat de begrote studietijd niet helemaal overeenkomt met de werkelijke studietijd. Uit de gesprekken kon zij afleiden dat de spreiding van deze studietijd, ondanks inspanningen van de opleiding, binnen een academiejaar en over de jaren heen niet altijd evenredig is verdeeld. Algemeen gezien bedraagt de globale begrote studietijd 1700 uren. Per semester worden ongeveer 300 contacturen voorzien met uitzondering van het tweede semester van het masterjaar waar meer uren besteed worden aan de masterproef. De opleiding heeft diverse studietijdmetingen uitgevoerd volgens de methode van tijdschatting achteraf, telkens aan het einde van een semester. Studenten kunnen in deze meting hun tijdsbesteding aangeven. In de vragenlijst zijn ook kwalitatieve vragen opgenomen. De statistisch verwerkte cijfers en de resultaten van de kwalitatieve vragen worden in een rapport voorgelegd aan de opleidingscommissie Informatica en in de stafvergaderingen. De commissie kon tijdens het bezoek vaststellen dat de opleiding heeft nagedacht over het systeem van studietijdmeting. De opleiding heeft voor- en nadelen van de methode geïdentificeerd en stappen ondernomen om de problemen te remediëren.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt de opleiding aan blijvend aandacht te besteden aan de opvolging en meting van de studietijd. Zij is van oordeel dat dit een positieve invloed kan hebben op de spreiding van de studiebelasting over de jaren heen.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 29
Facet 2.6
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Beoordelingscriteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Oordeel van de visitatiecommissie: excellent De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie kon tijdens het bezoek vaststellen dat de opleiding over een didactisch concept beschikt. Binnen het didactisch concept wordt een veelheid aan onderwijsvormen gebruikt. De competentielijnen vormen de rode draad bij de keuze van de specifieke onderwijsvorm in een opleidingsactiviteit. Men streeft naar een hoge complementariteit tussen werkvormen en doelstellingen van de opleidingsonderdelen. Naarmate de opleiding vordert wordt een grotere nadruk gelegd op zelfstandig en professioneel werken in teamverband. Hoorcolleges en cursussen vormen de basiswerkvormen van de opleiding. Een grondige herschikking en actualisatie van beide zijn gebeurd naar aanleiding van de BAMA-hervorming. Het leergesprek, met gedetailleerde en afwisselende kennisoverdracht, gemotiveerd met voorbeelden en modeloefeningen staat daarbij nog vaak centraal. De commissie kon tijdens het bezoek ook vaststellen dat de cursussen van bovengemiddeld niveau zijn en dat deze gebaseerd zijn op relevante en actuele data uit het werkveld. Eindwerken, stages, onderzoek en dienstverlening en de bijbehorende informele contacten hebben een duidelijke invloed op de inhoud en de kwaliteit van het cursusmateriaal. In de bachelorjaren worden veel werkcolleges en oefeningen gebruikt. De commissie kon uit de gesprekken en de aanwezige documenten afleiden dat er en sterke omkadering is voor de laboratoria. Er ligt een klemtoon op de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de student. De oefeningen sluiten nauw aan bij de gedoceerde leerstof en worden op regelmatige basis bijgewerkt. Alle colleges worden begeleid door assisterend of docerend personeel. De werkcolleges laten probleemoplossend onderwijs toe. Zowel studenten als docenten krijgen onmiddellijke feedback over de gebruikte werkvorm, de verworven kennis, de vaardigheden en de attitudes. De studenten komen in labosessies reeds vroeg in contact met de praktijk. Studenten kunnen zelfstandig experimenten uitvoeren op basis van hun theoretische achtergrond. De resultaten worden steeds gerapporteerd in een schriftelijk verslag of mondelinge toelichting op basis van een powerpoint presentatie. Op basis van projectwerk combineert de student voorgaande werkvormen. Hij houdt deze aan tijdens een langere termijn en leert ook in team te werken. Contextueel werken en leren rekening houden met mogelijkheden en beperkingen van het materiaal en de omstandigheden wordt op die manier aan de student bijgebracht. Projectwerk is steeds vakoverschrijdend. Groepswerk gebeurt in kleine groepen om studenten optimaal te kunnen begeleiden. De commissie kon de omkadering van de laboratoria en de praktische oefeningensessies ten zeerste appreciëren. Het departement is actief lid van het samenwerkingsverband CDIO. Halfjaarlijks komen de leden hiervan samen voor overleg en om recente ontwikkelingen voor te stellen. De nadruk van dit project ligt op de verdere ontwikkeling van vaardigheden en attitudes: werken in een team, zelfstandig en levenslang leren, kritischwetenschappelijk denken en duidelijke rapportering. De opleiding kiest voor heterogene groepen. Studenten met een minder geschikte vooropleiding worden niet in speciale groepen geplaatst. De interactie tussen zwakkere en sterkere studenten, in combinatie met de ondersteuning van de docenten, zorgt voor een optimaal leerklimaat. Het eerste jaar kan elke student beroep doen op twee uur extra begeleiding. Bijkomende uitleg is ook op individuele basis mogelijk. De opleiding biedt studenten de mogelijkheid om opfriscursussen te volgen. De beschrijving van de studiebegeleiding is ook opgenomen in de studiefiche van elk opleidingsonderdeel.
30 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
De uitgebreide onderwijsvormen worden ondersteund door een brede waaier aan onderwijsmiddelen. De opleiding gebruikt tal van multimedia en ict- apparatuur voor presentaties en demonstraties, zonder daarbij het klassieke schoolbord overboord te gooien. De elektronische leeromgeving Dokeos en de vakgroepwebsites leveren presentaties, opdrachten en voorbeelden voor de studenten aan. Elke vaktitularis is verantwoordelijk voor het onderhoud van zijn eigen cursus. De sector informatisering schrijft de studenten in op de juiste cursussen. De elektronische leeromgeving wordt bovendien gebruikt als communicatiemiddel tussen de studenten en het onderwijzend personeel. De studenten maken in het kader van hun opleiding gebruik van actuele softwarepakketten waarvoor licentieovereenkomsten zijn afgesloten die goedkoop thuisgebruik mogelijk maken. De labs en het computerpark die de opleiding gebruikt om les en oefeningen te geven zijn modern en voorzien van de laatste nieuwe besturingssystemen en software. De apparatuur heeft een pedagogische en didactische functie. Deze functie wordt jaarlijks, in combinatie met de noden inzake onderzoek en maatschappelijke dienstverlening, geëvalueerd bij de aankoop van nieuwe materialen. De kwaliteit van de gebruikte onderwijsmiddelen en onderwijsvormen wordt bewaakt aan de hand van studentenbevragingen, die tot op heden steeds positief zijn geweest. De competenties die een informati²ca opleiding moet bijbrengen worden aangeleerd door een weloverwogen mix van een breed gamma van leervormen: van hoorcolleges tot praktijkoefeningen, van individueel werk tot teamwerk, van korte opdrachten tot lange projecten. De opleiding integreert al deze leervormen tot een efficiënt en doelgericht geheel waarbij de systematische competentieopbouw bij de student centraal staat. Het meer expliciteren van deze pedagogische aanpak zou wenselijk zijn.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt de opleiding aan het didactisch concept verder te expliciteren.
Facet 2.7
Beoordeling en toetsing
Beoordelingscriterium: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat en voor studenten inzichtelijk getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Oordeel van de visitatiecommissie: goed De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Studenten kunnen de examenregeling vinden in het onderwijs- en examenreglement en 'IntroduXie'. Dit laatste bevat bovendien de academische kalender met de examenperiodes. Al deze informatie is ook op de website van het departement te bekijken. Aan het einde van elk semester is er een week blok gevolgd door examens. Alle examens zijn eindexamens. Aan het einde van het academiejaar is er een tweede zittijd. Tijdens de examenperiodes wordt een examensecretariaat ingericht onder leiding van de departementssecretaris. Het examensecretariaat is verantwoordelijk voor alle communicatie betreffende de examens. Studenten ontvangen het examenrooster minstens vijf weken voor de examenperiode. Informatie betreffende de tweede zittijd wordt aan het einde van de eerste zittijd aan de studenten meegedeeld. Indien een herkansing omwille van de vakinhoud- of inrichting niet mogelijk is, wordt dit bij het begin van het academiejaar meegedeeld.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 31
De commissie kon uit de documenten en de gesprekken met studenten en onderwijzend personeel opmaken dat de opleiding de evaluatievormen van de verschillende opleidingsonderdelen heeft afgestemd op de leerdoelen van de bijbehorende onderwijsactiviteiten. De evaluatie van de theoretische kennis gebeurt door middel van examens. In het eerste en het tweede bachelorjaar doet de opleiding vooral beroep op schriftelijke examens. In het vierde semester verlopen enkele examens reeds mondeling. In het derde bachelorjaar zijn de examens overwegend mondeling, in het masterjaar hoofdzakelijk, telkens met schriftelijke voorbereiding. Projectwerk, labo's en praktijklessen worden overwegend door middel van permanente evaluatie beoordeeld. Bijkomend evalueert de opleiding op basis van verslagen, mondelinge presentaties en uitgevoerde opdrachten. Voor opleidingsonderdelen die in teamverband uitgevoerd worden maakt de opleiding gebruik van “peerassessment”. Door middel van tussentijdse testen stimuleert de opleiding de studenten om ook tijdens het jaar te studeren en de werklast te verspreiden. De permanente evaluatie gebeurt tijdens het academiejaar in overleg met de studenten. Men spreidt de testen zodat deze het bijwonen van lessen en een degelijke verwerking van de leerstof niet wordt gehinderd. In het derde bachelorjaar en het masterjaar werkt men hiervoor met een testkalender. De eindbeoordeling van een opleidingsonderdeel gebeurt volgens de regels die beschreven staan in het onderwijs- en examenreglement, inclusief de departementale aanvullingen. De opleiding streeft ernaar de volledige leerstof te bevragen door een spreiding van vragen. Het departement heeft hiervoor duidelijke regels uitgewerkt, die zowel betrekking hebben op mondelinge als op schriftelijke examens. Een puntenverdeling en de quotatiemethode wordt bij het begin van het examen meegedeeld aan de student om een objectieve beoordelingswijze te bevorderen. Het uiteindelijke cijfer is de gewogen som van alle deelevaluaties. In bepaalde welomschreven gevallen kan men afwijken van dit gewogen gemiddelde. Het cijfer wordt dan in overleg en bij consensus van alle docenten vastgesteld. Op die manier is compensatie mogelijk indien men vindt dat de student niet alle vereiste competenties voor een opleidingsonderdeel heeft behaald. De commissie kon tijdens het bezoek vaststellen dat de opleiding beschikt over duidelijke richtlijnen inzake toetsing en beoordeling. Een student is geslaagd en krijgt dus een creditbewijs voor een opleidingsonderdeel indien hij minstens de helft van de punten behaalt. Hij is geslaagd voor een opleiding of jaarprogramma als hij voor elk opleidingsonderdeel minstens de helft van de punten heeft gehaald of wanneer hij gedelibereerd werd voor het jaarprogramma. Dit laatste is de beslissing van de examencommissie. De student verwerft zijn diploma als hij voldoet aan de toelatingsvoorwaarden en hij creditbewijzen heeft voor alle opleidingsonderdelen, met eventuele uitzonderingen van vrijstellingen op basis van eerder verworven kwalificaties of competenties. De doelstellingen en de inhoud van alle opleidingsonderdelen worden door de docent tijdens de eerste les van een onderwijsactiviteit besproken met de studenten. De studenten ontvangen gedetailleerde informatie over de evaluatievormen en de respectievelijke wegingcoëfficiënten. In het verloop van de onderwijsactiviteiten geven de docenten duidelijk aan welke leerstof gekend moet zijn. De docent bereidt de studenten voor op de examens door vragen die vergelijkbaar zijn met deze van het examen te verwerken in de tussentijdse testen en evaluaties. De resultaten van de permanente evaluatie worden duidelijk en regelmatig aan de studenten meegedeeld. Docenten voorzien momenten voor feedback, zowel individueel als in groep, voor alle resultaten. Uit de gesprekken met de studenten kon de commissie besluiten dat zij goed worden voorbereid op de examens en dat zij positief staan ten opzicht van deze werkmethode. Inzage is mogelijk in alle persoonlijke documenten. Docenten maken na een mondeling examen een verslag van de gestelde vragen en de wijze van antwoorden. Er wordt ook aangeraden de schriftelijke voorbereiding te bewaren in geval van betwistingen. Alle informatie over toetsing en evaluatie wordt ruim op voorhand en op brede schaal aan docenten en studenten kenbaar gemaakt. Alle examens zijn openbaar. Derden kunnen als waarnemer aanwezig zijn bij het examen, met uitzondering van studenten die in het zelfde opleidingsonderdeel zijn ingeschreven. Ten laatste vijf dagen na de deliberatie worden de globale eindresultaten van de studenten bekend gemaakt in een openbare zitting. Elke proclamatie wordt gevolgd door een moment van feedback. Ten laatste op dit ogenblik krijgt de student een gedetailleerd overzicht van zijn eindresultaat en zijn resultaten per opleidingsonderdeel. Tijdens de feedback is inzage in en bespreking van het examen mogelijk. Na de feedback is herdeliberatie mogelijk. Bij problemen bemiddelt de ombudsdienst.
32 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
De kwaliteit van het toetsingsbeleid wordt bewaakt door bevragingen van de studenten. De ombudsdienst, de examencommissie, de opleidingscommissie en de individuele docenten dragen eveneens een verantwoordelijke rol in de bewaking van de kwaliteit van de toetsing.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.8
Masterproef
Beoordelingscriteria De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch vermogen, van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of van het vermogen tot kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de onderzoeksingesteldheid van de student. De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten. Oordeel van de visitatiecommissie: goed De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie kon vaststellen dat de masterproef een omvang heeft van 21 studiepunten en daarmee voldoet aan de wettelijke voorschriften. De masterproef vindt plaats in het tweede semester van het masterjaar om internationale uitwisselingen makkelijker te maken en om de studenten optimaal te kunnen voorbereiden. De student heeft alle nodige competenties verworven bij aanvang van de masterproef en heeft optimaal de kans om zich te bewijzen. De masterproef omvat steeds de studie en de uitwerking van een nieuw project en de rapportage hiervan. De inhoud is, naar analogie van de brede opleiding, heel uiteenlopend. Onderwerpen kunnen worden aangebracht door de vakgroep informatica, een aanverwante vakgroep, een bedrijf of de student zelf. Een werkgroep 'masterproef' beoordeelt alle onderwerpen en publiceert alle goedgekeurde onderwerpen ad valvas en via de elektronische leeromgeving. De opleiding heeft vijf criteria voor het evalueren van onderwerpen: het onderzoeksgehalte, het werkvolume, de relevantie binnen de opleiding, de techisch/technologische moeilijkheidsgraad en de eventuele vroegere ervaringen met het bedrijf. De werkgroep controleert bovendien of een masterproef door twee personen kan worden uitgevoerd. Masterproeven kunnen ook in het kader van een internationale uitwisseling worden uitgevoerd. De voorbereiding van de masterproef begint aan het einde van het derde bachelorjaar met de verspreiding van de nodige informatie en het zoeken naar een onderwerp en stagemogelijkheden. Alle praktische informatie is te vinden op de website van de opleiding. De begrote studietijd voor de masterproef bedraagt 625 uren. Men raadt de student aan om reeds tijdens de vakantie voorafgaand aan het masterjaar aan de masterproef te beginnen. Bij samenwerking met een bedrijf stimuleert men hem om reeds een aantal weken vrijwillig stage te lopen. De stage is niet verplicht en wordt zelfstandig georganiseerd door de student. Hij kan wel rekenen op ondersteuning van de opleiding.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 33
Bij aanvang van het masterjaar krijgt de student een interne promotor toegewezen. Dit kan zowel de docent zijn die het onderwerp heeft aangebracht als het personeelslid met de meeste expertise in verband met het onderwerp. De interne promotor heeft hoofdzakelijk een functie als coach die de evolutie van de student nauw opvolgt. Als de masterproef in samenwerking met een bedrijf plaatsvindt krijgt de student ook een externe promotor toegewezen die zorgt voor een bijkomende inhoudelijke en praktische sturing. Als de masterproef in een internationale context plaatsvindt gebeuren de begeleiding en de beoordeling door de gastinstelling. Studenten houden tijdens hun masterproef een gedetailleerd logboek bij van hun activiteiten. Op basis hiervan kan de promotor de afstemming tussen begrote en reële studietijd in de gaten houden en de geleverde inspanningen van de student controleren. Aan het einde van de masterproef levert de student een scriptie af. Hiervoor beschikt de student over een duidelijke handleiding. Het eindwerk van de studenten wordt via de bibliotheek van de hogeschool digitaal gepubliceerd. De commissie kon waarnemen dat het aantal onderwerpen met onderzoeksinhoud aanzienlijk is gestegen de voorbije jaren. Er is sprake van een nauwere samenwerking met de onderzoeksgroepen van de hogeschool, de Universiteit Gent en de geassocieerde onderzoeksgroepen. Vanuit de bedrijfswereld is ook een grotere aandacht voor onderzoek merkbaar. De commissie kon uit de gesprekken met de studenten en de alumni opmaken dat ook de onderzoeksattitude zichtbaarder aanwezig is. De masterproef wordt beoordeeld op tal van criteria. De commissie kon tijdens de gesprekken horen dat deze stipt worden opgevolgd en waardeert de inspanningen die de opleiding ter zake levert. Zij is ervan overtuigd dat de omkadering van de masterproef een positieve invloed heeft op de kwalliteit ervan. Tijdens de masterproef moet de student tonen dat hij de probleemoplossend kan werken binnen de informatiemaatschappij. De masterproef moet bovendien een uitbreiding betekenen van de kennis van de student en bevat dus innovatieve elementen die niet tijdens de studie werden aangebracht. Zelfstudie en analyse liggen aan de basis van elke masterproef en de student moet aantonen dat hij bestaande oplossingen en technologieën kan opzoeken en integreren. Een kritische en creatieve instelling wordt steeds geapprecieerd, maar op het einde moet de student een afgewerkt product kunnen afleveren. De demonstratie van een testopstelling, inclusief een uitgeschreven installatieprocedure en een handleiding vormen dan ook steeds het sluitstuk van de masterproef. De commissie kon uit de documenten en de gesprekken met de diverse geledingen opmaken dat de opleiding een duidelijke lijst van documenten en activiteiten heeft die gebruikt worden bij de beoordeling van de masterproef. De student moet een eindwerkvoorstel en een scriptie afleveren die een duidelijke weerspiegeling zijn van zijn eindwerk. Voor het maken van de scriptie zijn duidelijke en gedetailleerde richtlijnen geformuleerd. Hierin zijn onder meer de probleemstelling, de doelstelling, de onderzoeksmethodiek en het uiteindelijke resultaat beschreven. Daarnaast moeten de studenten via een postersessie en een website hun eindwerk presenteren aan een groot publiek. Aan het einde van het academiejaar wordt een openbare verdediging georganiseerd. De student moet hier zijn project toelichten waarna hij door alle aanwezigen kan worden ondervraagd. De uiteindelijke quotering van de masterproef gebeurt op basis van drie aparte beoordelingen. 10% van de punten staat op de presentatie van het project aan een breed publiek, met name de postersessie en de website. 20% van de punten wordt toegekend aan de openbare verdediging. De resterende 70% van de punten kan worden behaald op basis van het gepresteerde werk. Punten worden toegekend door de interne en de externe promotor en eventuele lezers. De opleiding beschikt over evaluatieformulieren voor de beoordeling. De opleiding kent geen vaste verhouding toe aan de interne en externe beoordeling. Men kan flexibel omgaan met een slechte beoordeling van een externe promotor als de masterproef het probleem van het bedrijf niet heeft opgelost en daardoor een slechte quotering wordt gegeven. De opleiding beoordeelt aldus de competenties van de student en niet louter de realisaties.
34 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 2.9
Toelatingsvoorwaarden
Beoordelingscriteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten bachelor: diploma secundair onderwijs, diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie of een diploma of getuigschrift dat bij of krachtens een wet, decreet, Europese richtlijn of een andere internationale overeenkomst als gelijkwaardig wordt erkend; door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden voor personen die niet aan bovengenoemde voorwaarden voldoen. master: diploma van een bachelorgraad met (een) door het instellingsbestuur nader bepaalde kwalificatie(s)en in voorkomend geval aangevuld met een geïndividualiseerd opleidingsprogramma, een voorbereidingsjaar of een schakelprogramma. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie kon vaststellen dat de toelatingsvoorwaarden voldoen aan de decretale voorschriften. De concrete voorwaarden staan beschreven in het onderwijs- en examenreglement en de departementale aanvullingen. Wie niet in bezit is van een voldoende geacht diploma kan toegelaten worden tot de opleiding indien hij/zij slaagt voor een toelatingsonderzoek. De studenteninstroom voor de bacheloropleiding lag de voorbije jaren rond de 285 studenten en voor de masteropleiding rond de 70. Om de studentenaantallen te verhogen is binnen het departement een voltijdse medewerker voor public relations aangeworven. Deze persoon moet de opleidingen industriële wetenschappen van het departement meer bekendheid geven en de studentenaantallen doen stijgen. De meeste studenten van de opleiding zijn afkomstig uit de opleiding wetenschappen-wiskunde van het algemeen secundair onderwijs. De rest van de studenten is afkomstig uit diverse vooropleidingen, waarvan de aantallen jaarlijks aanzienlijk kunnen fluctueren. Studenten kunnen via LASSI een zelfevaluatie uitvoeren bij het begin van het academiejaar. De visitatiecommissie waardeert de inspanningen van de opleiding inzake de begeleiding van de overgang naar het hoger onderwijs, maar is van mening dat de opleiding niet alle kansen op dit gebied optimaal gebruikt. Studenten kunnen inschrijven met een diplomacontract, een creditcontract of een examencontract. Studenten kunnen één of meerdere opleidingsonderdelen volgen, een voltijds of deeltijds modeltraject of een geïndividualiseerd traject. Bij al deze opties dient men wel steeds de volgtijdelijkheid van opleidingsonderdelen in acht te nemen. Afwijkingen zijn mogelijk op basis van grondige argumentatie. Mits toestemming van de opleidingscommissie kan volgtijdelijkheid ook omgevormd worden tot gelijktijdigheid. Het deeltijdse studietraject is inhoudelijk gelijk aan het modeltraject, maar heeft een grotere spreiding in de tijd. Van studenten die tijdens hun secundaire opleiding minstens zes uur wiskunde, twee uur fysica en één uur chemie per week kregen, veronderstelt men dat ze een ideale vooropleiding genoten hebben. Toch kunnen alle studenten met een diploma secundair onderwijs de opleiding aanvatten. Tijdens het eerste kwartaal van de opleiding kunnen alle studenten via een basiscursus wiskunde hun kennis bijschaven of bijwerken. De commissie
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 35
waardeert dat de opleiding in de maand september opfrissingscursussen wiskunde, elektriciteit, mechanica en chemie organiseert voor studenten uit het secundair onderwijs en dat de studenten een infosessie over studiemethodiek kunnen volgen. Met de opfrissingscursussen herhaalt men de belangrijkste leerstof uit het secundair. Deze basisbeginselen worden verkort en in versneld tempo herhaald in de eerste lesweken van het eerste bachelorjaar. De klemtoon ligt hierbij op oefeningen en zelfstandig werken en heeft tot doel de heterogee studenteninstroom tegemoet te komen. De opleiding beschikt over speciale toelatingsvoorwaarden voor studenten die geslaagd zijn voor het eerste bachelorjaar van verwante opleidingen binnen de wetenschappen en ingenieurswetenschappen. Zij kunnen rechtstreeks toegelaten worden tot het tweede bachelorjaar van het modeltraject. Wie het diploma van bachelor in de industriële wetenschappen: informatica heeft behaald wordt rechtstreeks toegelaten tot de master in de industriële wetenschappen: informatica. Studenten die een professioneel bachelordiploma informatica hebben kunnen toegang krijgen tot de masteropleiding via een schakelprogramma. Zij missen voornamelijk de algemene wetenschappelijke competenties en de wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis. In het schakelprogramma worden 30 studiepunten benut om hieraan tegemoet te komen. De andere opleidingsonderdelen zijn opleidingsspecifiek en tellen 36 studiepunten. De studenten sluiten hierbij zoveel mogelijk aan bij de lessen van het reguliere opleidingsprogramma. De commissie kon uit de gesprekken met de studenten en het personeel opmaken dat het schakelprogramma op een adequate manier wordt opgevolgd. De opleiding hanteert inzake eerder verworven competenties het beleid, de praktische regeling en de procedure zoals deze door de associatie werd omschreven. Een aanvrager moet steeds het bewijs leveren van de competenties die hij beweert te hebben. Daarna kan deze persoon specifieke vrijstellingen aanvragen binnen een opleiding via de EVC-procedure. Elke aanvraag wordt gevolgd door een bekwaamheidsonderzoek. Twee onafhankelijke assessoren beoordelen de aanvraag en richten eventuele bijkomende testen in. Op basis van hun verslag beslist de opleidingscommissie van de opleiding over de erkenning van de competentie(s). Op basis van de erkenning kunnen vrijstellingen worden verkregen tot een maximum van 30 studiepunten.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie beveelt de opleiding aan de instroom en doorstroom beter op te volgen. Zij stellen voor om hiertoe LASSI beter te exploiteren en te implementeren.
Oordeel over onderwerp 2, programma: voldoende Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen academische gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud: facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
goed goed excellent OK voldoende excellent goed goed voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
36 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van het personeel
Kwaliteit van het personeel
Beoordelingscriterium: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Oordeel van de visitatiecommissie: excellent De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie kon vaststellen dat er een uitgebreid en degelijk personeelsbeleid is ontwikkeld binnen de hogeschool en de opleiding. De personeelsformatie van de opleiding wordt jaarlijks op voorstel van de departementsraad door de raad van bestuur van de hogeschool vastgelegd. Dit orgaan benoemt het leidinggevend, onderwijzend, administratief en technisch personeel op basis van het advies van de departementsraad. Ambtswijzigingen en bevorderingen van personeel behoren eveneens tot de bevoegdheden van dit orgaan. De departementsraad heeft een adviserende bevoegdheid voor volgende personeelsaangelegenheden en beschikt op dit vlak over een grote mate van autonomie: vacantverklaring, tijdelijke aanstelling, ambtswijziging, benoeming, bevordering, cumulatieregeling. De selectieprocedure wordt volledig op departementaal niveau uitgevoerd. De departementsraad heeft beslissingsbevoegdheid inzake de evaluatie van het personeel van het departement en de opdrachtenbepaling van dit personeel. De departementsraad beheert de personele en materiële middelen en is verantwoordelijk voor taakomschrijvingen van het personeel. Er zijn formele procedures inzake werving, selectie, aanstelling en bevordering. De opleiding besteedt bijzondere aandacht aan personeelsformatieplanning, functie- en taakomschrijving, wijze van bekendmaking van vacatures en de modaliteiten van selectie. Voor een vlotte opvolging zijn beslissingen van vacantverklaringen en bekrachtigingen van aanstellingen de verantwoordelijkheid van de algemeen directeur. De opleiding beschikt over drie manieren voor aanwerving, elk met hun eigen statuut: statutair, ad interim en contractueel. Voor elke werving wordt een profielomschrijving opgemaakt. Alle aanwervingen gebeuren in het kader van een langetermijnplanning en in functie van onderwijsnoden, academisering en onderzoek. Kandidaten moeten een doctoraatstitel hebben of bereid zijn deze te behalen. De selectiecommissie bestaat uit het departementshoofd, onderwijzend personeel van de opleiding en meestal een professor van de Universiteit Gent. Didactische en communicatieve vaardigheden worden getest tijdens het selectiegesprek. Kwalitatieve prestaties op wetenschappelijk, externe en interne dienstverlening worden eveneens in rekening gebracht bij de selectie van kandidaten. De opleiding bewaakt in het kader van de Associatie Universiteit Gent het diversiteitbeleid dat voor gelijke kansen zorgt van alle kansengroepen. De opleiding beschikt in dit kader over een diversiteitsplan. De opleiding beschikt over een duidelijk benoemingsreglement. Via dit reglement werden alle personeelsleden die in aanmerking kwamen in 2000 benoemd tot het wettelijk plafond bereikt werd. Vanaf 2007-2008 is een nieuw reglement van kracht. De voornaamste wijziging vermindert de benodigde dienstanciënniteit tot drie jaar. Er is een welomschreven evaluatieprocedure voor personeel. Benoemde personeelsleden worden minstens om de vijf jaar geëvalueerd. Tijdelijke personeelsleden worden tweejaarlijks of bij het einde van hun contract geëvalueerd. De evaluatie gebeurt op basis van een zelfevaluatie. Deze wordt samen met de studentenevaluatie gebundeld in een advies door de vakgroepvoorzitter. Dit advies wordt, met eventuele schriftelijke reactie van de geëvalueerde, bezorgd aan het departementshoofd. De conclusie van de evaluatie wordt beslist door de departementsraad. Het onderwijzend personeel van de opleiding is belast met diverse taken: onderwijs en onderwijsinnovatie, organisatie en coördinatie, administratie, internationalisering, dienstverlening, projectwerk en onderzoek. De opdracht van individuele leden van het onderwijzend personeel wordt jaarlijks besproken in de vakgroep en
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 37
bekrachtigd door de departementsraad. Het departement streeft ernaar het onderwijs zo veel mogelijk te laten verrichten door doctoraatsstudenten of onderzoekers met doctoraat. Elk lid van het onderwijzend personeel is op de hoogte van de didactische en elektronische hulpmiddelen die het departement ter beschikking stelt. Alle personeelsleden zijn zelf verantwoordelijk voor de uitrusting van hun lab of practicum. De computerlokalen worden onderhouden door daartoe benoemde personeelsleden. Het beperkte budget voor bijscholing en een grote taaklast van het personeel vormen een hinderpaal voor de verdere professionalisering. Ondanks deze problemen kon de commissie vaststellen dat het personeel een grote inzet vertoont en veel aandacht besteedt aan de state of the art. Door zelfstudie van nieuwe software, technologieën en vakliteratuur wordt dit grotendeels opgevangen. Onderwijsvernieuwingen worden tijdens studiedagen van het departement door interne en externe sprekers toegelicht. Seminaries onderwijskunde die leiden tot een bijscholingsattest worden samen met de andere hogescholen uit de associatie georganiseerd. De hogeschool organiseert bovendien een opleidingscyclus onderzoek. De opleiding stimuleert haar personeelsleden om aan deze activiteiten deel te nemen. Diverse personeelsleden volgden ook een TRIS opleiding rond kwaliteitszorg. De commissie kon uit de gesprekken afleiden dat al het onderwijzend personeel van de opleiding via opleidingscommissies en vakgroepen minstens onrechtstreeks en vaak rechtstreeks betrokken is bij het beleid van de opleiding, het departement en de hogeschool. Waar mogelijk krijgen deze raden ruimte van de departementale raad om zelfstandig beslissingen te nemen. Deze beslissingen kunnen betrekking hebben op alle niveaus van het departement en kunnen gelden voor middellange of lange termijn. In de opleiding zijn diverse werkgroepen actief. Docenten beschikken echter ook over onderwijskundige vrijheid en autonomie. Diverse leden van het onderwijzend personeel zijn actief in departementale werkgroepen, diensten en raden. De sector personeel van de hogeschool stelt samen met nieuwe personeelsleden een administratief dossier op. Het departementshoofd stelt nieuwe personeelsleden voor aan de departementssecretaris en de vakgroepvoorzitter. Zij ontvangen een brochure met informatie over de belangrijkste contactpersonen, diensten van de hogeschool en een overzicht van de werking van het departement. De vakgroepvoorzitter zorgt voor de verdere informatie en sturing. Assistenten worden aangestuurd door de volledige vakgroep waaraan zij verbonden zijn. Twee belangrijke aspecten bij de evaluatie van de kwaliteit van het personeel zijn de individuele kwaliteit en de kwaliteit van het teamwerk. Beide aspecten werden door de commissie uitvoerig doorgelicht vooral in de vorm van gesprekken. De commissie kwam daarbij tot het oordeel dat de individuele kwaliteit van het personeel uitstekend is. Dit is het gevolg van de strenge selectieprocedure en van de belangrijke inspanningen gedaan door het personeel om zich permanent bij te scholen. In een domein dat zo snel evolueert als de informatica is het bijblijven met de state of the art ver van evident en de wijze waarop het personeel hierin slaagt is lovenswaardig. Wat echter speciaal dient benadrukt te worden is de wijze waarop het personeel als een hecht geïntegreerd team functioneert. Dit is een grote meerwaarde voor de kwaliteit van de opleiding. De waarde van het team voor de opleiding is daardoor veel groter dan de som van de waarde van de individuen. Meer bepaald laat het toe om een coherent pedagogisch plan voor de ganse opleiding op een efficiënte wijze te realiseren.
Aanbevelingen ter verbetering: /
38 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Facet 3.2
Eisen academische gerichtheid
Beoordelingscriterium: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten); Bij de daartoe in aanmerking komende opleidingen dient daarenboven voldoende personeel te beschikken over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk. Oordeel van de visitatiecommissie: goed De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie kon tijdens de gesprekken vaststellen dat er in het kader van de BAMA-hervormingen belangrijke inspanningen zijn geleverd inzake aanwerving van onderzoekers. Onderzoek vormt een belangrijk criterium bij aanwervingen. Er werden diverse onderzoeksassistenten en doctorassistenten aangeworven met de door de hogeschool aan de opleiding toegekende academiseringsmiddelen. Het totale personeelsbestand van de opleiding informatica heeft een diverse achtergrond. Dit heeft geleid tot een diversificatie in de onderzoeksdomeinen van de opleiding. Er wordt inzake onderzoek nauw samengewerkt met aanverwante en ondersteunende vakgroepen. De commissie kon tijdens het bezoek vaststellen dat er voldoende potentieel in de opleiding aanwezig is voor de uitbouw van de onderzoeksdomeinen. De vakgroep informatica concentreert zich op de uitbouw van twee onderzoekslijnen: breedbandcommunicatienetwerken en softwareontwikkeling met een wiskundige of algoritmische inslag. Beide domeinen kaderen binnen een associatie onderzoeksgroep, respectievelijk de onderzoeksgroep netwerktechnologie en gedistribueerde software en taaltechnologie en computationele intelligentie. De commissie kon uit de diverse documenten en gesprekken vaststellen dat de geassocieerde onderzoeksgroepen recent zijn. Een aantal lesgevers van het departement hebben werkveldervaring. Personeel en studenten komen regelmatig in contact met het werkveld door bedrijfsbezoeken. Er worden jaarlijks eindwerken georganiseerd in of met bedrijven. Zo verstevigt de opleiding de band met het werkveld en ontvangt het werkveld feedback over de opleiding. Bij maatschappelijke dienstverlening en onderzoeksprojecten zijn er eveneens contacten met het bedrijfsleven. Internationaal is de opleiding betrokken bij het CDIO-project dat kadert binnen een internationaal samenwerkingsverband. De hogeschool beschikt over diverse bilaterale akkoorden. De departementale verantwoordelijke zoekt actief naar nieuwe mogelijkheden. Onderzoekers werken nauw samen met tal van internationale collegae. Via deelname aan congressen en via publicaties vinden veel informele contacten plaats. Formeel werd een buitenlandse onderzoeksassistent aangeworven. De commissie kon uit de gesprekken en de documenten afleiden dat het academiseringsproces van de opleiding, mede door de late start van de geassocieerde onderzoeksgroepen, slechts in zijn kinderschoenen staat. Wel is er een duidelijke positieve evolutie gezien een significante stijging van de onderzoeksoutput in het voorbije academiejaar is gerealiseerd. De projectportfolio biedt nog mogelijkheden tot uitbreiding.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 39
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie kon uit de gesprekken afleiden dat de personeelsleden van de opleiding informatica in grote mate hun eigen administratieve taken verzorgen. De vakgroep heeft geen administratieve personeelsleden. Binnen het departement kunnen negen personeelsleden ondersteuning bieden. De commissie kon bovendien vaststellen dat er geen technisch personeel aanwezig is voor de installatie en het onderhoud van het technisch materiaal. De personeelsformatie van de hogeschool houdt voor de verdeling van de werkingsmiddelen rekening met de nodige decretale coëfficiënten en het aantal opgenomen studiepunten. Aanpassingen aan het personeelsbestand kunnen mits onderbouwing worden toegestaan. De personeelsformatie wordt besproken op stafvergaderingen, opleidingscommissies en het departementaal onderhandelingscomité onder toezicht van het departementshoofd. De departementsraad beslist over het formatievoorstel. In totaal zijn 48 personeelsleden van het departement betrokken bij de organisatie van de bacheloropleiding. Hiervan zijn er 23 doctor en 4 doctorandus. Bij de masteropleiding zijn 22 personeelsleden betrokken. Hiervan zijn 12 personeelsleden doctor en 2 doctorandus. Het personeel organiseert samen 53 opleidingsonderdelen in de masteropleiding industriële wetenschappen in de informatica. Binnen de academische bacheloropleiding is de absolute student/docent ratio 1/2,75. Voor de masteropleiding is deze ratio 1/2,05. Deze personeelsleden hebben echter ook een opdracht in andere opleidingen en in het schakelprogramma. Dit wijzigt de relatieve ratio. Binnen de academische bachelor zijn 5 praktijkassistenten, 14 assistenten, 1 doctorassistent, 5 werkleiders 16 docenten, 3 hoofddocenten en 4 hoogleraars actief. In de masteropleiding zijn er 2 praktijkassistenten, 5 assistenten, 2 werkleiders, 10 docenten, 1 hoofddocent en 2 hoogleraars actief. In het masterjaar is een duidelijke hogere participatie van docenten merkbaar. Zowel in de bachelor- als in de masteropleiding is iets minder dan de helft van het personeel benoemd. De meeste onderwijzende personeelsleden werken voltijds. De leeftijdsklasse van 50-59 jaar is het sterkst vertegenwoordigd in de opleiding. De leeftijdsklasse van 20-29 jaar is het kleinst. De opleiding verwacht de komende jaren een aanzienlijke verjonging van het onderwijzend personeel. De commissie kon uit de aanwezige cijfers vaststellen dat geen enkel personeelslid een voltijdse onderzoeksopdracht heeft. In de bacheloropleiding is 50% van het onderwijzend personeel betrokken bij onderzoek. In het masterjaar bedraagt dit 68%. Van de aantoonbare actieve onderzoekers in de bacheloropleiding zijn er 14,6% assistenten, 20,8% docenten, 4,2% hoofddocenten en hoogleraars en 2,1% praktijkassistenten, doctorassistenten en werkleiders. In de masteropleiding gaat het om 13,6% assistenten, 36,4% docenten en 4,5% praktijkassistenten, werkleiders, hoofddocenten en hoogleraars.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding wat betreft academisering meer aandacht te besteden aan de samenstelling van het personeelsbestand, in het bijzonder het academisch, administratief en technisch personeel.
40 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel:
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel: facet 3.2, eisen academische gerichtheid: facet 3.3, kwantiteit personeel:
excellent goed voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 41
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Beoordelingscriterium: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Oordeel van de visitatiecommissie: goed De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding wordt georganiseerd op de campus Schoonmeersen van de Hogeschool Gent. De campus is zowel met het openbaar als met particulier vervoer goed bereikbaar. Er is een ruime parkeergelegenheid. De campus bestaat uit vijf gebouwen en een sporthal. Het personeel van de opleiding is gehuisvest in gebouw B. In dit gebouw gaan ook de meeste lessen door. De commissie kon tijdens het bezoek vaststellen dat de hogeschool momenteel een veelbelovend nieuw openleercentrum met studentenrestaurant en studenten- en docentenlokalen bouwt. Het globale infrastructuurbeleid van de hogeschool is de verantwoordelijkheid van de dienst infrastructuur. Dagelijks onderhoud van de gebouwen en algemene voorzieningen wordt door meerdere campusverantwoordelijken geregeld. Het gebruik van alle apparatuur wordt door de diverse campusverantwoordelijken besproken. De dienst veiligheid houdt zich bezig met alle veiligheidsaspecten. De dienst lokalenbeheer organiseert het gebruik van les- en vergaderlokalen. Het personeel van het audiovisueel centrum van de hogeschool is verantwoordelijk voor het onderhoud van algemeen didactisch materiaal. De campus liet op de commissie een zeer verzorgde indruk na. De commissie kon tijdens het bezoek vaststellen dat de meeste leslokalen degelijk zijn ingericht en beschikken over een schrijfboard, overheadprojector met scherm en internettoegang. In een aantal lokalen is een vaste beamer bevestigd. De opleiding beschikt over twee draagbare beamers. Het audiovisueel centrum beschikt over extra apparatuur. De labs chemie gaan door in het C-gebouw. De labs voor mechanica, elektriciteit en elektronica zijn gehuisvest in het P-gebouw. Labs fysica en informatica gaan door in het B-gebouw. De laboratoria informatica zijn uitgerust met recente computers waarop alle noodzakelijke software is geïnstalleerd. De capaciteit van de leslokalen varieert van 40 tot 400 personen. De laboratoria bieden plaats voor 24 tot 33 studenten. Voor de CDIO-activiteiten is een speciaal lokaal voorzien in het P-gebouw. De commissie is van oordeel dat de leslokalen en laboratoria adequaat zijn voor het onderwijs. De ruimte voor onderzoek werd door de commissie als te beperkt ervaren. De campus beschikt over tal van faciliteiten: drie cafetaria's, sportinfrastructuur, fietsverhuur en een fietsherstelplaats. Door een deel van de onkosten terug te betalen moedigt de dienst Sovoreg het gebruik van de sportinfrastructuur aan. Deze dienst is ook verantwoordelijk van het beheer van de sportinfrastructuur. Sovoreg biedt de studenten ook cultuurcheques aan. In alle gebouwen zijn fotokopieerapparaten aanwezig. In het Bgebouw is een cursusdienst. De centrale bibliotheek van de hogeschool bevindt zich op de campus Schoonmeersen en heeft ruime openingsuren. Er is een ruim aanbod aan vakliteratuur ter beschikking van de opleiding. Alle catalogi zijn elektronisch te raadplegen. De commissie kon tijdens het bezoek vaststellen dat de benodigde vakliteratuur aanwezig was in de bibliotheek en de digitale catalogi. De hogeschool beschikt over een portaalsite voor elektronische bronnen en bibliotheekapplicaties. Deze biedt toegang tot alle literatuur waarop de hogeschool een abonnement heeft. Office applicaties, woordenboeken en Adobe Acrobat software is ook beschikbaar via dit
42 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
platform. Via de Aleph catalogus van de Universiteit Gent zijn scripties online te raadplegen. Boeken ontlenen in vakgroepbibliotheken van de Universiteit Gent is mogelijk. In de docentenkamer heeft elke docent een interne brievenbus. Docenten kunnen in de diverse gebouwen beschikken over vergaderlokalen met internetaansluiting en projectiemogelijkheden. De vakgroep informatica beschikt over bureauruimte met telefoon en netwerk, een vergaderruimte en een eigen bibliotheek. De opleiding kan beroep doen op uitgebreide computerfaciliteiten. Op de hele campus is draadloos internet beschikbaar. In alle leslokalen zijn er internetaansluitingen voorzien. Het audiovisueel centrum beschikt over een zeventigtal computers. De opleiding beschikt over een eigen domein dat studenten in staat stelt hun eigen gegevens te raadplegen ongeacht waar ze inloggen. Via een VPN-verbinding kunnen studenten ook extern aan hun gegevens. De hogeschool voorziet een server voor het publiceren van websites van personeelsleden en studenten. Op het intranet vindt men bestuurdocumenten. Dit is voor personeel en studenten toegankelijk. Beide groepen kunnen beroep doen op een uitgebreide helpdesk met netwerkinformatie en problemenhulp. De studentenadministratie en algemene administratie voor het personeel wordt via specifieke softwarepakketten ondersteund. De opleiding maakt gebruik van de elektronische leeromgeving Dokeos. Deze wordt gebruikt om cursusmateriaal ter beschikking te stellen aan studenten. De opleiding krijgt van het departement een budget voor materiële voorzieningen. Dit is onder meer gebaseerd op het aantal labo- en lesuren. Opbrengsten uit projecten kan door de betrokken vakgroep vrij worden ingezet. Jaarlijks stelt elke opleiding een investeringsdossier op dat door de departementsraad goedgekeurd wordt. De dienst financiën bewaakt de besteding van de financiële middelen in heel de hogeschool. Deze financieringsmethode en de hoogte van de investeringen vormen een hinderpaal voor het plannen van het investeringbeleid van de opleiding op middellange termijn. De commissie kon ook vaststellen dat er onvoldoende financiële ruimte voorzien is om op een degelijke wijze het onderzoeksluik uit te bouwen.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Beoordelingscriteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Oordeel van de visitatiecommissie: goed De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Abituriënten krijgen informatie over de opleiding op de studie-informatiedagen, de departementale infodagen, de opendeurdag en tijdens de inschrijving. Al deze informatie is ook aanwezig op de website van de hogeschool. Informatie kan opgevraagd worden bij tal van diensten en personen binnen de opleiding en de hogeschool. De opleiding wijst instromende studenten op het verwachte niveau en de moeilijkheidsgraad van de opleiding. Bij een beperkte wiskundige of wetenschappelijke basis raadt men studenten aan de opfrissing- of basiscursussen of bijlessen te volgen. Ouders van eerstejaars worden bij het begin van het academiejaar uitgenodigd op een infoavond.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 43
Ieder jaar organiseert de opleiding een onthaaldag voor nieuwe studenten. Hierop deelt men de studiegids uit en licht men diverse onderdelen mondeling toe. Deze gids bevat een overzicht van studiebegeleidingmogelijkheden, opleidingsprogramma's, het onderwijs- en examenreglement, de departementale "IntroduXie", de jaarkalender, de veiligheidskaart en administratieve formulieren. De gids bevat ook fiches met uitgebreide informatie over alle opleidingsonderdelen van de opleiding. De opleidingsdoelstellingen van elk opleidingsonderdeel worden door de lesgevers mondeling besproken in de les. Al deze informatie is ook permanent online raadpleegbaar op de website van de hogeschool, op de website van het departement en op Dokeos. De commissie kon uit de gesprekken met de studenten afleiden dat er tijdens de opleiding een uitstekende studiebegeleiding is. Tal van monitoraten is opgenomen in het programma van het eerste bachelorjaar en worden stipt door de betrokken docenten opgevolgd. Tijdens blokperioden wordt een extra halve dag monitoraat ingericht. De docenten zijn ook voor en na de les of volgens afspraak beschikbaar voor verdere uitleg. In de oefeningenlessen is ruimte voor interactieve coaching en begeleiding aan de hand van concrete probleemstellingen. Studenten worden aangemoedigd om aan de hand van LASSI (Learning and study strategy inventory) een zelfstudie maken als basis voor hun persoonlijke studiebegeleiding. Het departement organiseert regelmatig infosessies rond onder meer studieplanning en studieaanpak en stress. De opleiding coacht studenten individueel via e-mail. Studenten sturen wekelijks hun tijdsgebruik door via Dokeos en krijgen hierop feedback. De opleiding moedigt zo de studenten aan en stuurt bij waar nodig. Men legt een klemtoon op time-management en concentratiebevordering tijdens het studeren. Studenten met tekorten op het examen in januari worden automatisch in dit systeem opgenomen. De departementale studiebegeleider coördineert de departementale studiebegeleiding. Deze persoon verwijst studenten door naar de bevoegde diensten. De cel studieadvies is verantwoordelijk voor studiemethode en studieaanpak. Zij behandelt psychosociale problemen als faalangst en stress. Zij kunnen studenten doorverwijzen naar Psynet, een netwerk van externe psychologen en therapeuten, dat door Sovoreg is opgericht. Sovoreg voorziet ook in andere sociale voorzieningen zoals huisvesting, tewerkstelling, cultuur, sport en catering. De Gentse hogescholen en de Universiteit Gent werken samen voor de meeste van deze sociale voorzieningen. De dienst Begeleiding Studenten met een Handicap is aanwezig voor studenten met een functiebeperking. Deze dienst tracht te voorkomen dat een beperking de slaagkansen van een student doet dalen. Gedurende de opleiding kunnen studenten voor informatie en advies over hun studiekeuze steeds terecht bij de studietrajectbegeleider, de departementssecretaris, de studiebegeleider of de cel studieadvies. Informatie over flexibele leertrajecten wordt door de studietrajectbegeleider verstrekt. Deze begeleidt en adviseert studenten eveneens bij de aanvraag van vrijstellingen, de opmaak en opvolging van het geïndividualiseerd traject en bij heroriëntering. Geïndividualiseerde trajecten houden rekening met volgtijdelijkheid, verdeling van studiepunten over semesters, overlappingen in het lesrooster en studeerbaarheid van het programma. De studietrajectbegeleider overlegt inzake geïndividualiseerde trajecten met de opleidingscommissie. Deze persoon is ook verantwoordelijk voor de aanvraag van studie- en examenfaciliteiten. Tijdens de evaluatiemomenten kunnen studenten in eerste instantie beroep doen op de departementale studiebegeleider. Tijdens de examenperiode is er ook een "Blok- en examentelefoon" op een gratis groen nummer ter beschikking. Studenten kunnen beroep doen op een ombudsdienst. Deze personen worden aangesteld in overleg met de studentenraad. De ombudspersoon bemiddelt in conflictsituaties tussen studenten en personeelsleden. Indien de oplossing van de ombudspersoon geen voldoening schenkt kan men zich richten tot het departementshoofd. De ombudspersoon woont de vergaderingen van de examencommissie bij met adviesrecht. Alle informatie over de ombudsfunctie kan via Dokeos of de departementale website geraadpleegd worden. De studenten ontvangen hierover ter voorbereiding van evaluatiemomenten een mail. Het departement beschikt over een coördinator en een budget voor internationalisering. Voor de coördinatie en opvolging van uitwisselingsstudenten is 10% van een equivalente lesopdracht vrijgemaakt. Bijkomende
44 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
administratieve ondersteuning wordt geboden door het departement. De functie is voornamelijk ondersteunend en informerend. De departementale coördinator werk nauw samen met de cel internationalisering van de hogeschool. Jaarlijks organiseert de coördinator een infosessie aan alle opleidingen van het departement in verband met de mogelijkheden en de regelgeving. Binnen de opleiding is er een verantwoordelijke internationalisering. Deze volgt opleidingsspecifieke uitwisselingen op, vergelijkt partnerinstellingen op gebied van kwaliteit en niveau, uitwisselingsmogelijkheden en learning agreements. Er zijn weinig internationale samenwerkingsverbanden omwille van het unieke karakter van de Vlaamse masteropleidingen in de Industriële Wetenschappen. De opleiding vangt dit deels op door samen te werken met opleidingsspecifieke instellingen. De participatie van studenten aan uitwisseling is beperkt voor zowel de instroom als de uitstroom. Studenten kiezen in overleg met de opleidingscommissie internationale bestemmingen op basis van bestaande of nieuwe bilaterale overeenkomsten. De beoordeling van internationale studenten gebeurt via de ECTS-procedure. De opleiding ervaart dat de talenkennis van studenten een hinderpaal is voor uitwisselingen. Er worden geen lessen in het Engels gegevens. Uitgaande studenten worden aangespoord om een talencursus te volgen in het zevende semester.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de opleiding een blijvende aandacht voor de feedback van opdrachten en examens naar de studenten.
Oordeel over onderwerp 4, voorzieningen:
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 4.1, materiële voorzieningen: facet 4.2, studiebegeleiding:
goed goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 45
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Beoordelingscriterium: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: goed De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De hogeschool beschikt over een kwaliteitsverklaring. Er zijn kwaliteitszorgcoördinatoren op niveau van de hogeschool en de departementen. De kwaliteitszorg van de opleidinginformatica wordt mede behartigd door de opleidingscommissie informatica. Centraal in de kwaliteitszorg staan de zelfevaluatie en de bevragingen van studenten, afgestudeerden en werkveld. Er zijn eveneens informele contacten. Op basis van deze acties worden verbeterdoelen geformuleerd en opgenomen in een jaaractieplan dat wordt gerapporteerd en opgevolgd door de departementsraad. De commissie kon vaststellen dat zowel de opleiding als de hogeschool over een duidelijk systeem van kwaliteitszorg beschikken. De commissie apprecieert hierbij de consequentie in het systeem van de metingen en de opvolging van de verbeterprocessen. Minstens om de vier jaar wordt aan de hand van een TRIS/EFQM model een zelfevaluatie uitgevoerd door de opleiding. De opleiding bezorgt het rapport van de zelfevaluatie aan de departementsraad en de centrale kwaliteitszorgcoördinator. Voor intern gebruik is dit rapport beperkt tot een sterkte/zwakte analyse en de formulering van verbeterdoelen. Bij visitaties schrijft men een zelfevaluatierapport. Studenten worden bevraagd over specifieke onderwijsactiviteiten, de opleiding in zijn geheel en over studietijd. De commissie kon uit de gesprekken afleiden dat deze bevragingen van studenten leiden tot aanpassingen van het programma. De opleiding maakt voor de bevraging gebruik van twee algemene vragenlijsten die ontwikkeld werden op hogeschoolniveau. Minimum drie onderwijsactiviteiten worden bevraagd per semester en per opleiding. De opleidingscommissie kan de onderwijsactiviteiten voorstellen. De departementale kwaliteitszorgcoördinator zorgt dat alle onderdelen bevraagd worden, en dit zowel voor de theorie als voor de oefeningen van een opleidingsonderdeel. Bij de bevraging van de gehele opleiding komen onder meer elementen als ondersteunende diensten, onderwijs- en examenorganisatie en informatievoorziening aan bod. Studietijdmetingen gebeuren via een enquête over de tijdsbesteding van studenten. Er wordt gepeild naar de globale tijdsbesteding en de tijd per opleidingsonderdeel. De bevraging wordt aangevuld met vragen rond studeerbaarheid, motivatie en prestatie-inschatting. De resultaten worden besproken met de studenten en voorgelegd aan de opleidingscommissie en departementale raden. De commissie besluit uit de gesprekken en de documenten dat naast de studenten ook andere belanghebbenden worden betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding. Pas afgestudeerden worden jaarlijks bevraagd over hun opleiding en hun masterproef. Alumni worden minstens elke vier jaar bevraagd. Hierbij peilt men naar tewerkstelling, de opleidingsdoelstellingen en het programma en samenwerkingsmogelijkheden. Het werkveld wordt regelmatig informeel bevraagd over inhoudelijke aspecten van de opleiding. Er zijn plannen om een resonantiecommissie samen te stellen met vertegenwoordigers van het werkveld. In het academiejaar 2004-2005 werd het werkveld bevraagd over de vereiste vaardigheden van de afgestudeerden en de inhoud en de kwaliteit van de opleiding. Het onderwijzend personeel werd in 2006 bevraagd in een departementale medewerkersenquête. In het academiejaar 2006-2007 gaf men een aanzet tot kwaliteitszorg van het onderzoek in samenwerking met de centrale diensten voor kwaliteitszorg en onderzoek, de Universiteit Gent en een partner hogeschool. De opleiding wil door het bevragen ook de kwaliteit van het onderzoek borgen en verbeteren.
46 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Elk academiejaar stelt de opleiding een jaaractieplan kwaliteitszorg op. Hierin formuleert men de verbeterdoelen die men prioritair wenst aan te pakken. Verslaggeving over de uitvoering van het plan gebeurt in de departementsraad en het departementaal jaarverslag. Opvolging van het jaaractieplan gebeurt door de vakgroepvoorzitter, de opleidingscommissie en de individuele medewerkers. Binnen elke vakgroep worden op individuele basis de resultaten met de personeelsleden besproken. De vakgroepvoorzitter maakt een verslag van dit gesprek over aan het departementshoofd. Deze resultaten worden meegenomen in de evaluatie van medewerkers. De opleidingscommissie bepaalt de verbeterpunten en stelt een verbeterplan op voor de opleiding. Opmerkingen over opleidingsonderdelen kunnen door de voorzitter van de opleidingscommissie met de individuele docent worden besproken of doorgegeven worden aan de vakgroepvoorzitter. Resultaten van de medewerkerenquête worden besproken in de vakgroep en op personeelsvergaderingen. Men formuleert verbeterdoelen in overleg met het departementshoofd en de stafvergadering.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Beoordelingscriterium: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Oordeel van de visitatiecommissie: excellent De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding onderneemt tal van verbeteracties naar aanleiding van aandachtspunten die werden geformuleerd op basis van bevragingen. De commissie zag dat de bevragingen op een directe manier werden teruggekoppeld naar de diverse doelgroepen en dat de bevragingen uitgebreid aan bod kwamen in diverse vergaderingen. Men maakt een duidelijk onderscheid tussen eenmalige en tijdsgebonden acties. Opmerkingen die buiten de bevoegdheid van de vakgroep vallen worden aangekaart op niveau van het departement. De commissie kon in de gesprekken en documenten vaststellen dat op basis van de bevraging van studenten aanpassingen aangebracht werden in de informatieverstrekking naar abituriënten, de zichtbaarheid en de werking van de ombudsdienst, de dienst studiebegeleiding en de psychosociale dienst, internationalisering, praktische regelingen van lessen- en examenroosters, participatie van studenten. Voor de opleiding informatica besteedt men specifiek aandacht aan informatieverstrekking over de beroepsmogelijkheden, de doelstellingen en het programma van de opleiding, de stage en het eindwerk. De geformuleerde verbeterpunten op basis van de medewerkerenquête werden allemaal gerealiseerd. De verbeterdoelen die op basis van de interne zelfevaluatie werden geformuleerd zijn opgenomen in de jaaractieplannen. De opleiding evalueert en actualiseert op regelmatige basis het bevragingsysteem en de gebruikte vragenlijsten. Een werkgroep bevragingen werd opgericht om de centrale stafmedewerker bevragingen en studietijdmetingen te ondersteunen. Naast het opstellen van de vragenlijsten buigt de groep zich ook over praktische vraagstukken. Men wenst over te schakelen van teleform-formulieren naar een elektronische omgeving om de tijdsbesteding te verminderen. Men verhoogt de respons door de enquête af te nemen tijdens de lessen van bereidwillige leden van het onderwijzende personeel.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 47
De opleiding heeft naast de jaaractieplannen ook verbeterdoelen die meerdere jaren duren. Op niveau van het departement coördineert men acties om de studiefiches en eindcompetenties verder uit te werken binnen onderwijsontwikkeling. Centraal werden richtlijnen voor de opstelling van de fiches ontwikkeld. Deze werden de voorbije jaren doorgevoerd in de opleiding. In het kader van onderwijsvernieuwing en curriculumontwikkeling werden eveneens diverse acties in gang gezet. De opleiding nam Dokeos in gebruik als elektronisch leerplatform. De opleiding richt zich meer op projectgericht onderwijs. Opleidingonderdelen werden herschikt, vernieuwd of vervangen naar aanleiding van de BAMA-hervormingen. Peer- en selfassessment werden geïntroduceerd als nieuwe evaluatievormen. Problemen met de volgtijdelijkheid inzake keuzepakketten worden verholpen. Inzake de kwaliteitsbewaking binnen de opleiding werden aanvullende werkgroepen opgericht. Elke werkgroep focust op een deelaspect van de opleiding. De werkgroep alumni & werkveld zoekt samenwerkingsmogelijkheden met de bedrijfswereld en houdt contact met afgestudeerden. De werkgroep 'internationalisering' contacteert buitenlandse instellingen voor het afsluiten van samenwerkingsverbanden. Daarnaast wordt er door de opleiding continue gewerkt aan de documenten over het beroepsprofiel, de algemene doelstellingen van de opleiding en de kwaliteitsvisie. Alle communicatie van de opleidingscommissie en de werkgroepen gebeurt via Dokeos. Vergaderingen worden via dit platform aangekondigd en verslaggeving wordt via dezelfde weg verspreid. De commissie kon uit de gesprekken met docenten en studenten vaststellen dat in de opleiding op een consequente manier een PDCA-cirkel wordt gerealiseerd. De kwaliteitsbewaking is hierbij uitgegroeid tot een instrument dat permanent wordt aangescherpt en dat bovendien de basis vormt van een continue en efficiënt geïmplementeerde bijsturing. Deze bijsturing is bovendien niet alleen merkbaar op niveau van de opleiding, maar bovendien bij individuele docenten op niveau van de opleidingsonderdelen.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Beoordelingscriterium: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Oordeel van de visitatiecommissie: goed De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De hogeschool beschikt over een centraal orgaan dat instaat voor de uitvoering van alle beleidsbeslissingen. Dit orgaan werkt op basis van diverse cellen met diverse bevoegdheden waarbij personeelsleden en studenten uit diverse geledingen in aanwezig zijn. Het personeel is op niveau van de hogeschool vertegenwoordigd in de raad van bestuur en het hogeschool onderhandelingscomité. Op niveau van de departementen is er een personeelsvertegenwoordiging aanwezig in het departementaal onderhandelingscomité. De diverse departementen zijn verantwoordelijk voor het organiseren van onderwijs, projectmatig wetenschappelijk onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. De departementsraad die bestaat uit zes verkozen personeelsleden, drie verkozen studenten en drie gecoöpteerde leden uit sociale en economische sectoren die aansluiten bij het milieu van het departement, is verantwoordelijk voor de uitvoer van deze taken. Het
48 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
departementshoofd wordt op advies van de departementsraad door de Raad van Bestuur voor een periode van vier jaar aangesteld. Binnen elk departement wordt gewerkt met opleidingscommissies. Elke commissie bestaat uit twee studenten en onderwijzend personeel betrokken bij de organisatie van de opleiding. De voorzitter wordt voorgedragen door de commissieleden en aangeduid door de departementsraad. De commissie adviseert deze raad over de doelstellingen en het profiel van de opleiding en de vertaling hiervan naar het programma. De opleidingscommissie bewaakt eveneens de studielast en participeert in de interne en externe kwaliteitszorg, door onder meer het praktisch organiseren van bevragingen van diverse doelgroepen (studenten, alumni, werkveld) en het formuleren van verbeterdoelen. De commissie formuleert voorstellen voor het personeelsbeleid. De visitatiecommissie kon tijdens de gesprekken vaststellen dat binnen de opleiding Informatica de opleidingscommissie het belangrijkste beslissingsorgaan vormt. Zij wordt ondersteund door diverse werkgroepen binnen de opleiding. Verslagen van dit orgaan worden verspreid via het digitaal leerplatform. Er zijn diverse vakgroepen. Deze adviseren de departementsraad over samenhangende gehelen van vakgebieden. De voorzitter wordt door de leden voorgesteld en benoemd door de departementsraad. De vakgroep formuleert voorstellen inzake financiering van uitrusting, personeel, onderzoek en dienstverlening. De vakgroepvoorzitter is verantwoordelijk voor de evaluatie van de vakgroepleden, inclusief de bespreking en opvolging van de bevragingen van de onderwijsactiviteiten met het betrokken onderwijzend personeelslid. Het departement organiseert stafvergaderingen. Dit is een interactieplatform tussen de departementale leiding en de diverse opleidingscommissies, vakgroepen en ondersteunende diensten. Deze vergadering bereidt beleidsplannen voor inzake personeel, de onderwijs- en examenregeling, de verdeling van financiële middelen binnen het departement en de werking van de kwaliteitszorg. Voor kwaliteitszorg is een werkgroep actief. Deze is samengesteld uit leden van het onderwijzend personeel die binnen hun opleiding verantwoordelijk zijn voor de kwaliteitszorg. Deze werkgroep wordt voorgezeten door de departementale kwaliteitszorgcoördinator en verleent advies over de kwaliteitszorg in het departement en de opleiding. De commissie kon uit de gesprekken met de studenten vaststellen dat deze vertegenwoordigd zijn in de opleidingscommissie, de Raad van Bestuur, de departementsraad en het dagelijks bestuur van Sovoreg. Studenten worden bovendien betrokken via bevragingen. Er is bovendien een departementaal studentenoverleg. Deze participatiecommissie heeft een eigen site om te communiceren met alle studenten. Studenten kunnen mondeling of via email problemen aan deze commissie melden. Twee studenten van deze raad zijn tevens lid van de departementsraad. Dit overlegplatform vormt aldus een belangrijke schakel in het rapporteren en remediëren van knelpunten binnen de opleiding of het departement. De bevoegdheden van dit orgaan omvatten onder meer de examenroosters, het digitaal leerplatform, sensibilisering inzake participatie en het onderwijs in het algemeen. De commissie kon uit de gesprekken met de alumni en het werkveld opmaken dat zij inzake onderwijsevaluaties en curriculumvernieuwing benaderd worden tijdens infodagen en eindwerkpresentaties die de opleiding organiseert. Om de contacten te optimaliseren heeft de opleiding een werkgroep 'alumni en werkveld' opgericht. Deze werkgroep heeft de alumni en het werkveld bevraagd inzake het programma en de competenties en de resultaten besproken in de opleidingscommissie. Een alumniwerking is in 2005 opgericht en begint mede door de oprichting van een website vorm te krijgen. De opleiding heeft stappen ondernomen om een resonantiecommissie op te richten. De opleiding heeft ook tal van informele ontmoetingsmogelijkheden met de alumni en het beroepenveld. Dit is zo bij het zoeken van stageplaatsen en onderwerpen voor masterproeven en het uitvoeren van onderzoeksprojecten met bedrijven. De alumni worden bovendien jaarlijks uitgenodigd voor een opendeurdag en een barbecue en ze krijgen een receptie bij het afhalen van hun diploma. Er is een samenwerking met de alumniwerking van de hogeschool.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 49
Aanbevelingen ter verbetering: /
Oordeel over onderwerp 5, interne kwaliteitszorg:
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 5.1, evaluatie resultaten: facet 5.2, maatregelen tot verbetering: facet 5.3, betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld:
goed excellent goed
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp Voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
50 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Beoordelingscriterium: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde competenties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Oordeel van de visitatiecommissie: excellent De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De alumni zijn in het algemeen erg tevreden over hun opleiding en geven met name de koppeling tussen praktijk en theorie een positief rapport. Tekorten die worden aangegeven hebben vaak te maken met een ver doorgedreven specialisatie die nodig is voor de specifieke job die ze uitoefenen. Waar mogelijk en relevant voor de opleiding wordt hiermee rekening gehouden in de vakinhouden. Veelvoorkomende vragen, zoals deze naar projectmanagement en design patterns, tracht men, eventueel via keuzevakken, op te nemen of dieper uit te werken in het programma. Uit de gesprekken met de alumni kon worden afgeleid dat ze in het algemeen tevreden zijn over hun tewerkstelling en dat ze de waarde kennen van hun diploma op de arbeidsmarkt. Jaarlijks wordt ook de masterproef bevraagd bij de alumni. Hieruit blijkt eveneens een algemene tevredenheid, zowel over het niveau als over de inhoud van het eindwerk. De studenten en alumni gaven tijdens het bezoek ook aan dat de bachelor een goede voorbereiding vormt voor de masteropleiding. Voornamelijk studenten die instromen via het schakelprogramma lijken problemen te ondervinden bij de uitwerking van het programma. Om de kwaliteit van de masterproef te verbeteren heeft men diverse stappen ondernomen. Men heeft de voorbereiding inhoudelijk beter uitgewerkt, een betere informatiedoorstroom naar studenten en bedrijven voorzien en verder structuur aangebracht in de begeleiding en de beoordeling van de masterproef. De commissie kon tijdens het bezoek vaststellen dat deze maatregelen een duidelijke positieve invloed hebben gehad op het niveau en de kwaliteit van de masterproeven. Diverse eindwerken werden reeds genomineerd voor de Barco-prijs, waarvan één deze zelfs heeft gewonnen. Inzake internationalisering participeert de opleiding reeds jaren in het internationale CDIO-programma voor de vernieuwing van de ingenieursopleiding. Dit heeft een duidelijke weerslag gehad op inhoud van diverse opleidingsonderdelen, zeker voor wat betreft de opvolging en doorstroom van recente ontwikkelingen naar het onderwijs en het assimileren van nieuwe onderwijsvormen als projectgestuurd onderwijs. Bij Europese studentenuitwisselingen zien we dat het aantal internationale uitwisselingen de voorbije jaren in aantal is toegenomen. Uitwisselingen van docenten zijn er nog niet geweest. De commissie kon vaststellen dat de opleiding diverse initiatieven neemt om de studenten voor te bereiden op hun instap in het werkveld. Op niveau van de hogeschool organiseert Sovoreg regelmatig infosessies over sollicitatietechnieken, opstellen van het curriculum vitae, de VDAB, ziekenfondsen, vakbonden en dergelijke meer. De opleiding stimuleert de studenten om een stage uit te voeren in de vakantie voorafgaand aan het uitvoeren van de masterproef. Deze kennismaking blijkt in veel gevallen een positieve invloed te hebben op de latere tewerkstelling. Aanvullend organiseert de opleiding reeds een aantal jaren bedrijfsbezoeken, onder meer tijdens de buitenlandse reis. Jaarlijks organiseren de departementen van de campus Schoonmeersen een loopbaaninfodag voor alle studenten van het laatste jaar. Tijdens deze dag is er een bedrijvenbeurs waar rechtstreeks contact met bedrijven mogelijk is en waar algemene informatie over de instap in het werkveld gegeven wordt. Daarnaast kunnen bedrijven ook zelf vacatures bekend maken aan de studenten via het departementssecretariaat. Via mail en de website van de alumnivereniging van de opleiding kan de vakgroep informatica zelf bijkomende vacatures verspreiden.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 51
De afgestudeerden hebben een breed profiel. Ze hebben een uitgebreide technische kennis en de gewenste competenties die ze op een professionele manier kunnen toepassen. Tijdens het gesprek met de alumni kon de commissie duidelijk vaststellen dat zij heel tevreden zijn over hun opleiding. Doorheen de opleiding, de masterproef en een eventuele stage krijgen de studenten bovendien tal van onderzoeksvaardigheden mee. Vanuit deze achtergrond is het tewerkstellingsprofiel van de afgestudeerden dan ook heel breed. Uit analyses van vacatures waarvoor afgestudeerden geselecteerd worden blijkt dat zij tal van competenties beheersen en dat het profiel algemeen nauw aansluit bij de verwachtingen van het werkveld. Slechts enkele sterk gespecialiseerde kennisdomeinen blijken soms een probleem te zijn, maar vaak kan de afgestudeerde zich deze, steunend op zijn brede opleiding, op korte termijn zelfstandig eigen maken. Uit een analyse van de meest frequente vacaturesites blijkt verder dat een industrieel ingenieur met specialisatie informatica op regelmatige tijdstippen keuze heeft uit meerdere vacatures. Het mogelijke werkveld blijkt ook breder dan de specifieke afstudeerrichting. Ingenieurs informatica worden ook vaak gevraagd in andere sectoren. Tewerkstelling is dus zeker gegarandeerd voor de studenten. De commissie kon uit de gesprekken met de alumni, het werkveld en de aanwezige documenten vaststellen dat de vele mogelijkheden wat betreft tewerkstelling ook weerspiegeld wordt in de effectieve tewerkstelling van de alumni. De commissie kon bovendien vaststellen dat deze gespreksgroepen uitermate tevreden zijn over het niveau van de kwaliteit van de afgestudeerden. Het niveau van de tewerkstelling is vaak gerelateerd aan de individuele wensen en mogelijkheden van de student. De meesten krijgen kansen om een mooie professionele carrière uit te bouwen. Dit gegeven vinden we ook terug in de verloning van de studenten, waar het diploma van industrieel ingenieur zich kan handhaven naast de vijfjarige universitaire masters. De koppeling tussen de theorie en de praktijk is ook voor het werkveld een pluspunt. De voorbije jaren is er vanuit het werkveld ook een stijgende vraag naar studenten van de masteropleiding industriële wetenschappen: informatica merkbaar. Dit is zowel af te leiden uit analyse van de vacatures als een stijgend aanbod van onderwerpen voor masterproeven. Uit bevragingen van het werkveld lijkt een hoge tevredenheid van de studenten tijdens de stage en de tewerkstelling. Verbeterpunten die worden aangegeven hebben vaak te maken met individuele verschillen, zoals communicatie, talenkennis, teamspirit en onvoldoende voeling met het bedrijfsleven. Algemeen blijkt duidelijk een zeer grote tevredenheid, zowel van de alumni als van het werkveld over het gerealiseerde niveau van de opleiding. In een domein dat zo snel evolueert en waarin de aard van de tewerkstelling zo sterk kan variëren bewijst dit de kwaliteit en het hoog niveau van de opleiding.
Aanbevelingen ter verbetering: /
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Beoordelingscriteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Oordeel van de visitatiecommissie: voldoende
52 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Vlaanderen heeft geen traditie in het verzamelen van slaagcijfers per studiegebeid en/of opleiding over de jaren heen. Uit ervaring blijkt dat de algemene slaagcijfers voor generatiestudenten op Vlaams niveau tussen de 45% en de 50% liggen. Noch de evolutie over de jaren heen, noch de situatie per opleiding of studiegebied worden opgevolgd. Daardoor kan de opleiding geen streefcijfers formuleren in vergelijking met relevante andere opleidingen. De commissie kon vaststellen dat de opleiding, voornamelijk na de afschaffing van het toelatingsexamen tot de burgerlijke ingenieursopleiding aan de universiteiten, veel aandacht besteedt aan de studenteninstroom in het eerste jaar. Een academische opleiding is voor veel studenten te hoog gegrepen, waardoor de slaagcijfers in het eerste jaar vrij laag liggen. Door het aanbieden van een degelijke begeleiding en ondersteuning kunnen de meest waardevolle studenten succesvol worden behouden. De opleidingscommissie heeft er ook voor gekozen om veel praktijksessies en labwerk te voorzien in het eerste jaar om de detectie van problemen te vergemakkelijken en aldus een hoger studierendement te bekomen. De opleiding komt aldus zoveel mogelijk tegemoet aan de heterogene instroom. De commissie kon vaststellen dat de opleiding streeft naar een slagingspercentage van 50% in het eerste jaar, maar vraagt zich af of de het nog relevant is dergelijke cijfers te hanteren gezien de toenemende flexibilisering van het onderwijs. Bij de bepaling van dit cijfer werd rekening gehouden met de flexibilisering en het wegvallen van het toelatingsexamen. Voor het tweede en derde jaar streeft de opleiding naar 75%. Voor het masterjaar wil men een 85% slagingspercentage behalen. Uit de cijfers kon de commissie concluderen dat in het eerste jaar het streefcijfer niet wordt gehaald, maar dat dit wel in de lijn ligt van de algemene slaagcijfers in Vlaanderen. In het tweede jaar zien we een gelijkaardige trend. In het derde en vierde jaar worden de streefcijfers wel behaald. Naar aanleiding van de flexibilisering is het moeilijk om de huidige cijfers te vergelijken met de oudere situatie. Wanneer we de doorstroomcijfers van de opleiding bekijken zien we dat studenten er doorheen de jaren gemiddeld 2,4 jaar over doen om te slagen. Dit cijfer is van toepassing op zowel de kandidaturen als voor de licentiejaren van de opleiding. Studenten doen nu drie jaar over de nieuwe bacheloropleiding en één jaar over de masteropleiding. Exacte cijfers over de doorstroom na de BAMA-hervormingen zijn nog niet beschikbaar bij de opleiding. Studenten die stoppen met hun studie worden bij uitschrijven verzocht een enquête in te vullen. Studenten die stoppen doen dit meestal tijdens het eerste jaar. Omdat niet alle afhakers officieel uitschrijven werkt de opleiding met cijfers inzake deelname aan examens. Daaruit blijkt dat tussen de 4,5% en 13%. van de studenten van het departement niet deelneemt aan alle examens in het eerste jaar . In het eerste jaar van de opleiding is dit verschil groter: van 4,1% tot 18,2%. De voornaamste redenen van afhaken blijken het niveau van de opleiding en het feit dat de opleiding minder aanspreekt dan oorspronkelijk gedacht.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert de opleiding bijkomende aandacht te besteden aan het onderwijsrendement in verband met flexibiliering. De commissie adviseert de opleiding de streefcijfers niet langer te formuleren in absolute of procentuele cijfers, maar eerder in termen van studie-efficiëntie.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 53
Oordeel over onderwerp 6, resultaten:
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 6.1, gerealiseerd niveau: facet 6.2, onderwijsrendement:
excellent voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
Globaal oordeel De visitatiecommissie baseerde haar oordeel en motivering op de volgende bronnen: -
het zelfevaluatierapport van de opleiding en de bijhorende bijlagen,de gevoerde gesprekken met de betrokkenen, de documenten ter inzage tijdens het bezoek, de opgevraagde documenten, de reactie van de opleiding op het opleidingsrapport.
Op basis van de oordelen over: onderwerp 1, niveau en oriëntatie: onderwerp 2, programma: onderwerp 3, personeel: onderwerp 4, voorzieningen: onderwerp 5, interne kwaliteitszorg: onderwerp 6, resultaten:
voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende
is de commissie van mening dat er voldoende generieke kwaliteitswaarborgen in de opleiding aanwezig zijn.
54 | Opleidingsrapport Hogeschool Gent
Overzichtstabel van de oordelen
1
score facet
Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen academische gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5 Studietijd Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden
score onderwerp
Voldoende Goed Goed Voldoende Goed Goed Excellent OK Voldoende Excellent Goed Goed Voldoende
Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Kwaliteit personeel Facet 3.2: Eisen academische gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement
Voldoende Excellent Goed Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Goed Excellent Goed Voldoende Excellent Voldoende
De oordelen zijn van toepassing voor: HoGent
Hogeschool Gent
Academisch gerichte bacheloropleiding Industriële wetenschappen: informatica masteropleiding Industriële wetenschappen: informatica
1
Indien in de tabel één enkel oordeel vermeld staat, dan geldt dit oordeel voor alle afstudeerrichtingen, locaties en varianten die vermeld staan bij de betreffende opleiding. Indien één of meer afstudeerrichtingen/locaties/varianten een verschillende beoordeling hebben gekregen, dan zijn al deze oordelen opgenomen in de tabel.
Opleidingsrapport Hogeschool Gent | 55
56 | Bijlagen
bijlagen
Bijlagen | 57
58 | CV van de visitatieleden
bijlage 2
Curriculum vitae van de commissieleden
Guido Cuyvers (1951) is doctor in de criminologie en verbonden aan de Katholieke Hogeschool Kempen (K.H.Kempen) Naast docent psychologie en organisatiekunde, was hij coördinator onderwijsontwikkeling aan de K.H.Kempen en kwaliteitscoördinator van het departement Sociaal Agogisch Werk binnen deze hogeschool. Sinds 2008 is hij departementshoofd van het departement Sociaal Agogisch Werk. Tot zijn talrijke publicaties behoren: Op de vleugels van de hoop, De lijdende mens, Een caleidoscoop van geweld, Organisatiekunde, Gedrag als menselijke ervaring en Integrale kwaliteitszorg.
Frank Elewaut (1961) is Burgerlijk Electrotechnisch Ingenieur, richting Zwakstroom. In 1988 behaalde hij aan de Universiteit Gent zijn doctoraatstitel in de Toegepaste Wetenschappen. Tot 1996 werkte hij bij IBM als specialist in High Performance Computing, Account Manager voor Large Accounts en Development Manager voor Healthcare Industry. In 1996 richt hij zijn eerste bedrijf, Fit IT nv op. In 1999 en 2006 richt hij respectievelijk Thinking Solutions nv en Ebit nv op. Fit IT, Thinking Solutions en Ebit zijn sinds juli 2008 onderdeel van het beursgenoteerd bedrijf Imtech. Frank Elewaut is vandaag Country Director van Imtech ICT Belgium. Hij heeft geen eerdere ervaring met visitaties.
Jan Fabry (1984) is student theoretische informatica, optie databanken aan de universiteit Hasselt. Hij is momenteel bezig met het schrijven van zijn masterproef. Hij was één jaar voorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Studenten en was ook betrokken bij de selectie van studenten voor visitatiecommissies.
Viviane Jonckers (1955) is professor aan de vakgroep Computerwetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Zij behaalde een licentie informatica aan de Vrije Universiteit Brussel in 1983 en startte als onderzoeker aan Laboratorium voor Artificiële Intelligentie (AI-Lab) onder het promotorschap van Luc Steels. Zij verdedigde haar doctoraat in 1987 en was daarmee de allereerste gedoctoreerde van het AI-Lab. Haar onderzoeksdomein was kennisgebaseerd programmeren, i.e. het gebruik van AI technieken in softwareontwikkeling. Sinds 1990 staat zij aan het hoofd van het Systeem en Software Engineering Lab, één van de zeven onderzoeksgroepen van de vakgroep computerwetenschappen. De focus van haar onderzoek nu is softwareontwikkelingsmethodologieën en -technologieën. Zij is ook de voorzitter van de vakgroep computerwetenschappen.
Paul Lagasse (1947) is Burgerlijk Electrotechnisch Ingenieur en behaalde in 1972 zijn doctoraat in de Toegepaste Wetenschappen aan de Universiteit Gent. Aan deze instelling is hij vanaf 1981 verbonden als hoogleraar. Momenteel is hij voorzitter van de vakgroep informatietechnologie. Daarnaast is hij onder meer directielid van IMEC, voorzitter van de raad van bestuur van het IWT en lid van de raad van toezicht van het Nederlandse ICTRegieorgaan. Hij nam reeds een aantal keer deel aan visitaties in Wallonië en Groot-Brittanië.
CV van de visitatieleden | 59
60 | Bezoekschema
bijlage 3
Onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden
CV van de visitatieleden | 61
62 | Bezoekschema
CV van de visitatieleden | 63
64 | Bezoekschema
CV van de visitatieleden | 65
66 | Bezoekschema
CV van de visitatieleden | 67
68 | Bezoekschema
CV van de visitatieleden | 69
70 | Bezoekschema
CV van de visitatieleden | 71
72 | Bezoekschema
bijlage 4
Bezoekschema
Bezoekschema visitatie academische wetenschappen: informatica
Dag 0 20.00 Dag 1 09.00 – 10.30 10.30 – 11.00 11.00 – 12.30 12.30 – 13.30 13.30 – 16.00 16.00 – 17.30 17.45 – 18.30 18.30 – 19.00 19.00 – 20.00 20.00 Dag 2 08.30 – 09.00 09.00 – 10.00 10.00 – 10.45 11.00 – 12.30 12.30 – 13.30 13.30 – 14.00 14.00 – 15.00 15.15 – 16.00 16.15 – 16.45 16.45 – 18.00 18.00 – 19.00
19.00 – 19.45 20.00
1
bacheloropleiding
en
masteropleiding
in
de
industriële
(facultatief voor de commissieleden die dat wensen) aankomst in het hotel en avondmaal voor de commissie
voorbereidende vergadering van de commissie en inzage werkdocumenten kennismaking met de algemeen directeur, het departementshoofd inzage werkdocumenten door de commissie lunch voor de commissie inzage werkdocumenten door de commissie opleidingsverantwoordelijken bacheloropleiding en masteropleiding, opstellers ZER en een student betrokken bij het onderwijskundig overleg (onder meer bespreking referentiekader)1 kwaliteitsverantwoordelijke(n) en verantwoordelijke(n) onderwijsontwikkeling (van de opleidingen, het departement en/of de hogeschool) intern werkoverleg informeel ontmoetingsmoment intern overleg en avondmaal voor de visitatiecommissie
intern werkoverleg studenten bacheloropleiding (max. 12 representatief samengesteld, inclusief de studentenvertegenwoordigers) studenten masteropleiding (max. 10 representatief samengesteld, inclusief de studentenvertegenwoordigers) bezoek lokalen lunch voor de commissie intern werkoverleg docenten bacheloropleiding (max. 12 representatief samengesteld, inclusief de personen betrokken bij onderwijskundig en/of beleidsoverleg) docenten masteropleiding (max. 10 representatief samengesteld, inclusief de personen betrokken bij onderwijskundig en/of beleidsoverleg) administratief-technisch personeel intern werkoverleg vertegenwoordigers werkveld (max. 10, gedifferentieerd samengesteld, personen die afgestudeerden in dienst hebben of fungeren als stagementoren, eindwerkbegeleiders of promotoren van masterproeven die niet ingeschakeld zijn in het opleidingsprogramma) afgestudeerden (max. 10 uit de drie laatste afstudeerjaren) intern overleg en avondmaal voor de commissie
Indien de opleiding dit wenst kan deze groep worden opgesplitst.
Bezoekschema | 73
Dag 3 08.30 – 09.00 09.00 – 09.45 10.00 – 10.30 10.30 – 11.30 11.30 – 12.30 12.30 – 13.30 13.30 – 14.00 14.00 – 15.00 15.00 – 18.00 18.00
1
intern werkoverleg ombudsperso(o)n(en), verantwoordelijken studieadvies en –begeleiding verantwoordelijke internationalisering (van de opleidingen, het departement en/of de hogeschool) begeleiders stages, eindwerken en masterproeven (max. 10, representatief samengesteld) intern werkoverleg lunch voor de commissie opleidingsverantwoordelijke(n) vrij spreekuur1 voorbereiding mondelinge rapportering mondelinge rapportering
De commissie vraagt om het vrij spreekuur op ruime schaal binnen de hogeschool aan te kondigen. Aanmelding gebeurt rechtstreeks bij de secretaris van de visitatiecommissie tijdens het bezoek (cf. pag 54 van de handleiding onderwijsvisitaties VLIR-VLHORA). De commissie kan ook zelf personen uitnodigen; desgevallend zal zij de namen doorgeven aan de opleidingsverantwoordelijke(n) bij de start van dag 3.
74 | Bezoekschema
bijlage 5
Beslissingen Erkenningscommissie
Afkortingenlijst | 75
76 | Afkortingenlijst
Afkortingenlijst | 77
78 | Afkortingenlijst
Afkortingenlijst | 79
80 | Afkortingenlijst
bijlage 6
Lijst van afkortingen en letterwoorden
BAMA
Bachelor Master
CDIO-project
Conceive – Design – Implement – Operate
CEVORA
Sectoraal Navormingscentrum van PC218
ECTS
European Credit Transfer System
EFQM
European Foundation for Quality Management
Erasmus
uitwisselingsprogramma voor studenten in het hoger onderwijs, onderdeel van het Project Socrates van de Europese commissie
EVC
elders verworven competenties
HoGent
Hogeschool Gent
ict
internet- en communicatietechnologie
LASSI
Learning and Study Strategies Inventory
LESSIUS
Lessius Hogeschool
NVAO
Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie
PDCA
letterwoord voor: ‘Plan Do Check Act’
SOVOreg
Studentenvoorzieningen Hogeschool Gent
TRIS
Transnationale Institutionale Samenwerking (een Instrument van kwaliteitszorg)
UGent
Universiteit Gent
VLHORA
Vlaamse Hogescholenraad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLOR
Vlaamse Onderwijsraad
VPN
Virtual Private Network
VUB
Vrije Universiteit Brussel
ZER
Zelfevaluatierapport
Afkortingenlijst | 81