De onderwijsvisitatie Criminologische Wetenschappen Een evaluatie van de kwaliteit van de bachelor, master en master-na-masteropleidingen Criminologische Wetenschappen aan de Vlaamse Universiteiten
De onderwijsvisitatie Criminologische Wetenschappen Een evaluatie van de kwaliteit van de bachelor, master en master-na-masteropleidingen Criminologische Wetenschappen aan de Vlaamse Universiteiten
www.vlir.be Brussel – December 2008
De onderwijsvisitatie Criminologische Wetenschappen Een gedrukte versie van dit rapport kan tegen betaling bekomen worden op: VLIR-secretariaat, Ravensteingalerij 27, B-1000 Brussel. T +32 (0)2 792 55 02- F +32 (0)2 211 41 99
[email protected] - www.vlir.be Dit rapport is elektronisch beschikbaar op www.vlir.be Wettelijk depot D/2008/2939/2
Voorwoord van de voorzitter van de VLIR Dit rapport bevat de bevindingen van de visitatiecommissie die de academische opleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de Vlaamse universiteiten heeft geëvalueerd. De Commissie heeft haar taak uitgevoerd in de periode februari tot december 2008, met inbegrip van het bezoek aan de opleidingen. Dat initiatief kadert in de opdracht die de Vlaamse overheid gaf aan de Vlaamse universiteiten en aan de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) betreffende de externe kwaliteitszorg van het academisch onderwijs. De Commissie heeft de visitatieprocedure gevolgd zoals die is vastgelegd in de ‘Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR/VLHORA’ (Brussel, februari 2005). Naast relevante suggesties en aanbevelingen in het kader van de continue verbetering van het academisch onderwijs, formuleert de commissie een beoordeling en geeft zij een evaluatiescore aan de zes onderwerpen en onderliggende facetten van het accreditatiekader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Samen met de kwalitatieve beoordelingen vormen die scores in de opleidingsrapporten een belangrijk element ten behoeve van de accreditatiebesluiten van de NVAO. Het visitatierapport is in de eerste plaats bedoeld voor de betrokken opleidingen en in het bijzonder gericht op de handhaving en verbetering van de kwaliteit ervan. Daarnaast beoogt het rapport ook de samenleving objectief in te lichten over de kwaliteit van de geëvalueerde opleidingen. Daartoe zijn de visitatierapporten publiek gemaakt op de webstek van de VLIR (www.vlir.be). De lezer moet er rekening mee houden dat het visitatierapport een momentopname is en slechts één fase vertegenwoordigt in het proces van blijvende zorg voor onderwijskwaliteit. Al na korte tijd kunnen de opleidingen immers grondig zijn gewijzigd en verbeterd, mee in antwoord op de resultaten van interne onderwijsevaluaties door de universiteiten zelf of als reactie op aanbevelingen van de betrokken visitatiecommissie. Graag dank ik de visitatiecommissie voor de tijd die zij geïnvesteerd heeft in de doorlichting van de opleidingen, maar ook voor de grote deskundigheid waarmee zij haar opdracht heeft uitgevoerd. Deze visitatie was enkel mogelijk dankzij de inzet van velen die binnen de universiteiten betrokken waren bij de voorbereiding en uitvoering ervan. Ik ben hen daarvoor zeer erkentelijk. Het is mijn hoop dat zij de positieve opmerkingen van de visitatiecommissie mogen ervaren als een bevestiging van hun inspanningen en tevens een bijkomende stimulans vinden in de geformuleerde aanbevelingen ten einde de kwaliteit van het academisch onderwijs verder te verbeteren en te versterken. Prof. dr. Marc Vervenne Voorzitter VLIR
Voorwoord van de voorzitter van de visitatiecommissie De visitatiecommissie heeft de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de Vlaamse Universiteiten bezocht met de opdracht een oordeel te geven over de bachelor- en masteropleidingen in de criminologische wetenschappen, alsmede de gevisiteerde manama-opleiding. De Commissie heeft daartoe een zorgvuldige studie gemaakt van elke opleiding waarbij zij zich in eerste instantie baseerde op de uitvoerige en informatieve zelfevaluatierapporten. De intensieve gesprekken en boeiende discussies met alle personeelsgeledingen, studenten en alumni zijn een waardevolle aanvulling gebleken bij de rapporten en de vele documenten die ter inzage lagen. Zij stelden de Commissie in staat om tot een weloverwogen en genuanceerd oordeel te komen over de opleidingen. De gastvrijheid waarmee de Commissie is ontvangen heeft zij daarbij bijzonder op prijs gesteld. Vier jaar geleden zijn de opleidingen overgegaan van het Kandidatuur-Licentiaatssysteem naar de Bachelor-Masterstructuur. De Commissie heeft kunnen beoordelen hoe deze overstap is verlopen, waarbij de ervaringen met de masteropleiding nog zeer beperkt zijn. Deze transformatie heeft niet tot radicale inhoudelijke veranderingen binnen de programma’s geleid en is soepel verlopen. De Commissie stelt vast dat de opleidingen over het algemeen goed aan de slag zijn gegaan met de aanbevelingen van de vorige visitatiecommissie en hun bemerkingen ter harte hebben genomen. De Commissie heeft geconstateerd dat het personeel zich met grote deskundigheid en vol enthousiasme inzet voor de opleidingen. Zij leveren veelzijdige criminologen af die hun plaats in de samenleving weten te vinden. De Commissie komt voor alle gevisiteerde opleidingen tot een positief eindoordeel. Om tot deze positieve eindconclusie te kunnen komen heeft de Commissie de opleidingen aan de hand van het geldende referentiekader op zeer diverse onderdelen beoordeeld en dit vastgelegd in de scores ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’. De beoordeling ‘voldoende’ houdt in dat het onderdeel beantwoordt aan de basisstandaard of basisnorm voor een academische bachelor- of master (of manama)opleiding. De Commissie geeft aan dat de score ‘voldoende’ niet wil zeggen dat er ‘tekorten’ zijn. De categorie ‘voldoende’ is een zéér brede categorie en omvat alles wat zich situeert tussen ‘nipt voldoende’ en ‘ruim voldoende’. De beoordeling ‘goed’ houdt in dat het niveau van het onderdeel uitstijgt boven de basiskwaliteit en de beoordeling ‘excellent’ houdt in dat voor het onderdeel een niveau wordt gerealiseerd waardoor de beoordeelde opleiding zowel in Vlaanderen als internationaal als een voorbeeld van goede praktijk kan functioneren. De Commissie heeft geen scores ‘onvoldoende’ hoeven toekennen.
Als voorzitter wil ik alle leden van de visitatiecommissie hartelijk danken voor hun grote toewijding en hun constructieve bijdragen aan de onderlinge discussies die er toe hebben geleid dat de Commissie in grote eensgezindheid tot haar oordelen is kunnen komen. De grootste dank gaat uit naar de projectleider en secretaris van de commissie, mevr. dr. ir. Els van Zele voor de deskundige en voortvarende ondersteuning bij de totstandkoming van dit rapport. Prof. Dr. Martin Moerings Voorzitter Visitatiecommissie
Inhoud Voorwoord van de voorzitter van de VLIR Voorwoord van de voorzitter van de Visitatiecommissie
Deel 1: Algemeen deel I.
De onderwijsvisitatie Criminologische Wetenschappen 1. Inleiding 2. De betrokken opleidingen 3. De Commissie 4. Een korte terugblik op de visitatie 5. Opzet en indeling van het rapport
3 5 9 11 11 11 12 15 16
II. Het referentiekader
19
III. Algemene bevindingen van de Commissie
41
IV. De opleidingen in vergelijkend perspectief
45
V. Tabellen met scores, onderwerpen en facetten
71
Deel 2: Opleidingsrapporten
77
I. Vrije Universiteit Brussel 1. Bachelor in de criminologische wetenschappen 2. Master in de criminologische wetenschappen II.
79
Katholieke Universiteit Leuven 1. Bachelor in de criminologische wetenschappen 2. Master in de criminologische wetenschappen 3. Master of Criminology
127
III. Universiteit Gent 1. Bachelor in de criminologische wetenschappen 2. Master in de criminologische wetenschappen
181
IV. Universiteit Gent : Manama 3. Master of European Criminology and Criminal Justice Systems
229
Bijlagen Bijlage 1: Personalia van de leden van de Commissie Bijlage 2: De bezoekschema’s
255 263
Deel 1 Algemeen deel
I
De onderwijsvisitatie Criminologische Wetenschappen
1| Inleiding In dit rapport brengt de Visitatiecommissie Criminologische Wetenschappen verslag uit van haar bevindingen over de academische bachelor, master en master-namaster opleidingen in het domein van de Criminologische Wetenschappen aan de Vlaamse universiteiten die zij in de periode februari-mei 2008, in opdracht van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), heeft bezocht. Dit initiatief kadert in de werkzaamheden van de VLIR inzake externe kwaliteitszorg, waarmee de Vlaamse universiteiten gevolg geven aan de decretale verplichtingen ter zake.
2| De betrokken opleidingen Ingevolge haar opdracht heeft de Commissie de volgende instellingen bezocht: - van 19 t.e.m. 21 maart 2008: Vrije Universiteit Brussel ! Bachelor in de Criminologische Wetenschappen ! Master in de Criminologische Wetenschappen - van 16 t.e.m. 18 april 2008: Katholieke Universiteit Leuven ! Bachelor in de Criminologische Wetenschappen ! Master in de Criminologische Wetenschappen ! Master in Criminology - van 23 t.e.m. 25 april 2008: Universiteit Gent ! Bachelor in de Criminologische Wetenschappen ! Master in de Criminologische Wetenschappen ! Master of European Criminology and Criminal Justice Systems De onderwijsvisitatie Criminologische Wetenschappen 11 Deel 1
De volgorde van de bezoeken is uitsluitend bepaald door overwegingen van pragmatisch-organisatorische aard. De Commissie is zich ervan bewust dat deze volgorde, zij het impliciet, een invloed kan hebben gehad op de visitatie. Zij heeft er evenwel uiterst zorgvuldig over gewaakt dat in alle opzichten vergelijkbare beoordelingen en adviezen tot stand kwamen.
3| De Commissie 3.1. Samenstelling De samenstelling van de Commissie Criminologische Wetenschappen werd op 17 januari 2008 bekrachtigd door de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs. De Commissie werd vervolgens door de VLIR ingesteld bij besluit van 18 januari 2008. De Commissie had de volgende samenstelling: Voorzitter: - Prof. dr. L. Martin Moerings, hoogleraar penologie aan de Universiteit Leiden, Nederland Tot leden van de commissie werden benoemd: De andere vakdeskundige leden: - Prof. dr. Chrisje H. (Chrisje) Brants, hoogleraar straf- en strafprocesrecht, Universiteit Utrecht Willem Pompe Instituut, Nederland - Prof. dr. Yves Cartuyvels, hoogleraar Facultés Universitaires St. Louis (FUSL), België Onderwijsdeskundig lid: - Dr. Guido Cuyvers, coördinator onderwijsontwikkeling en departementshoofd van het departement Sociaal Werk, Katholieke Hogeschool Kempen Specifiek ten behoeve van de Master-na-master ‘de Master in European Criminology and Criminal Justice Systems’ aan het Universiteit Gent werd aan de Commissie toegevoegd: - Prof. dr. Joanna Shapland, Professor of criminal justice and Centre director of the Centre for Criminological Research, Sheffield University, Verenigd Koninkrijk Student-leden - Dhr. Amir Jaouadi (Universiteit Gent) - Mevr. Greet Verstrynge (Katholieke Universiteit Leuven)
12 De onderwijsvisitatie Criminologische Wetenschappen Deel 1
De heer A. Jaouadi is als student verbonden aan de Universiteit Gent en heeft niet deelgenomen aan de bezoeken aan de Universiteit Gent. Mevrouw G. Verstrynge is als studente verbonden aan de Katholieke Universiteit Leuven en heeft niet deelgenomen aan het bezoek aan de Katholieke Universiteit Leuven. Beide studentleden hebben deelgenomen aan de voorbereidende vergadering. De heer A. Jaouadi heeft deelgenomen aan het bezoek aan de Vrije Universiteit Brussel en aan de Katholieke Universiteit Leuven. Mevrouw G. Verstrynge heeft deelgenomen aan het bezoek aan de Universiteit Gent. De studenten hebben enkel deelgenomen aan de beoordeling en de redactie van de opleidingen die zij hebben bezocht. Mevrouw dr. ir. Els Van Zele, stafmedewerker van de Cel Kwaliteitszorg van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), trad op als projectleider en secretaris van de Commissie voor deze visitatie. Voor korte curricula vitae van de commissieleden wordt verwezen naar Bijlage 1.
3.2. Taakomschrijving De opdracht aan de Commissie die in het instellingsbesluit is omschreven, luidt als volgt: - op basis van de door de faculteiten aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van de opleiding (inclusief de kwaliteit van de afgestudeerden) en over de kwaliteit van het onderwijsproces (inclusief de kwaliteit van de onderwijsorganisatie), mede gelet op de eisen/verwachtingen die voortvloeien uit de facultaire taak om iedere student voor te bereiden op de zelfstandige beoefening van de wetenschap of de beroepsmatige toepassing van wetenschappelijke kennis; - het formuleren van aanbevelingen om te komen tot kwaliteitsverbetering; - het beoordelen of de kwaliteit van de opleiding voldoet aan de beoordelingscriteria van het accreditatiekader en het geven van een integraal oordeel over de opleiding waarop de NVAO zich zal baseren bij de accreditatie.
3.3. Werkwijze 3.3.1. Voorbereiding Ter voorbereiding van de visitatie werd aan de instellingen gevraagd een uitgebreid zelfevaluatierapport op te stellen. De Cel Kwaliteitszorg van de VLIR heeft hiervoor een visitatieprotocol ter beschikking gesteld, waarin de verwachtingen ten aanzien van de inhoud van het zelfevaluatierapport uitgebreid zijn beschreven. Het zelfevaluatierapport volgt het accreditatiekader. Naast feitelijke beschrijvingen per onderwerp en per facet van het accreditatiekader werd aan de opleidingen ook gevraagd hun toekomstperspectieven kenbaar te maken en een kritische sterkte-zwakteanalyse op het niveau van het onderwerp op te nemen in het zelfevaluatierapport. Daarnaast werden een aantal verplichte bijlagen opgenomen, onder andere een De onderwijsvisitatie Criminologische Wetenschappen 13 Deel 1
beschrijving van het programma, cursusbeschrijvingen, examenvragen en studenten- en personeelstabellen. De Commissie ontving de zelfevaluatierapporten een aantal maanden voor het eigenlijke bezoek, waardoor zij de gelegenheid kreeg deze documenten vooraf zorgvuldig te bestuderen en het bezoek grondig voor te bereiden. De commissieleden werden bovendien verzocht om voor elke opleiding een tweetal eindverhandelingen te selecteren uit een lijst van recente eindverhandelingen. De geselecteerde eindverhandelingen werden eveneens een aantal weken voor het eigenlijke bezoek door de Cel Kwaliteitszorg aan de commissieleden bezorgd. Elk commissielid heeft bijgevolg per opleiding minstens twee eindverhandelingen grondig gelezen vooraleer het bezoek plaatsvond. De Commissie hield haar installatievergadering op 4 maart 2008. Op dat ogenblik hadden de commissieleden het visitatieprotocol en de zelfevaluatierapporten reeds in hun bezit. Tijdens deze vergadering werden de commissieleden verder ingelicht over het visitatieproces en hebben zij zich concreet voorbereid op de af te leggen bezoeken. Verder heeft de Commissie op deze vergadering haar referentiekader geformuleerd (zie hoofdstuk II). Daarnaast werd het programma van de bezoeken opgesteld (zie bijlage 2) en werd een eerste bespreking gehouden van de zelfevaluatierapporten. 3.3.2. Bezoek aan de instellingen De tweede bron van informatie werd gevormd door de gesprekken die de Commissie tijdens haar bezoeken aan de opleidingen heeft gevoerd met alle geledingen die betrokken zijn bij academische programma’s in de Criminologische Wetenschappen. Ook werd aan de instellingen gevraagd als een derde bron van informatie om een veelheid van documenten ter inzage te leggen ten behoeve van de Commissie. Tijdens de bezoeken is voldoende tijd uitgetrokken om de Commissie de gelegenheid te geven om deze documenten te bestuderen. De documenten die typisch ter inzage van de Commissie werden gelegd, waren: het leermateriaal (cursussen, handboeken, syllabi), portfolio’s en verslagen van de studenten, verslagen van de belangrijke beleidsvormende of beleidsopvolgende organen (faculteitsraad, onderwijscommissies, departementsraden), documenten die betrekking hebben op de interne kwaliteitszorg (enquêteformulieren, niet-persoonsgebonden evaluatie van het onderwijs), documenten aangaande de procedures van curriculumherzieningen, voorbeelden van informatieverstrekking aan aspirant-studenten, etc. Bovendien werden nog enkele tientallen eindverhandelingen bijkomend ter inzage gelegd. Daar waar de Commissie het noodzakelijk achtte heeft zij bijkomende informatie opgevraagd tijdens het bezoek om haar oordeel goed te kunnen onderbouwen. Het bezoekschema voorzag – naast gesprekken met het bestuur van de faculteit, de opleidingsverantwoordelijken, de studenten, de assistenten, de docenten en de fa-
14 De onderwijsvisitatie Criminologische Wetenschappen Deel 1
cultaire en opleidingsgebonden beleidsmedewerkers – steeds in een bezoek aan de faciliteiten (inclusief bibliotheek, leslokalen en computerfaciliteiten), een gesprek met de afgestudeerden van de opleidingen en een spreekuur waarop de Commissie bijkomend leden van de opleiding kon uitnodigen of waarop personen op een vertrouwelijke wijze door de Commissie konden worden gehoord. De gesprekken die de Commissie heeft gevoerd, waren openhartig en verhelderend en vormden een goede aanvulling bij de lectuur van het zelfevaluatierapport. Aan het einde van het bezoek werden, na intern beraad van de Commissie, de voorlopige bevindingen mondeling aan de gevisiteerde opleidingen meegedeeld. 3.3.3. Rapportering Als laatste stap in het visitatieproces heeft de Commissie haar bevindingen, conclusies en aanbevelingen in voorliggend rapport vastgelegd. Bovendien geeft zij, overeenkomstig de bepalingen voor de visitaties in het kader van de accreditatie, een oordeel over de zes onderwerpen uit het accreditatiekader volgens een binaire beoordelingsschaal positief/negatief en een integraal oordeel over de betrokken opleidingen. De opleidingsverantwoordelijken van de betrokken opleidingen werden in de gelegenheid gesteld om op het concept van het rapport te reageren alvorens de tekst van de rapporten definitief werd vastgelegd.
4| Een korte terugblik op de visitatie De Commissie heeft conform haar opdracht het academisch onderwijs in de Criminologische Wetenschappen in Vlaanderen nader bestudeerd en heeft de unieke gelegenheid gehad om onder vakgenoten te reflecteren en te debatteren over de aard, de kwaliteit en de toekomst van het academisch voortgezet onderwijs in diverse domeinen van de criminologische wetenschappen. De Commissie heeft de haar toegewezen opdracht met veel belangstelling en toewijding uitgevoerd en waardeert in het bijzonder de gesprekken die zij voor alle opleidingen heeft kunnen voeren met alle geledingen van de opleiding, waardoor zij zich een goed beeld heeft kunnen vormen over de opleidingen. In haar rapport heeft de Commissie steeds getracht, om op een kritische en constructieve wijze, voorstellen te formuleren voor de verdere verbetering van de individuele opleiding. De Commissie heeft in haar evaluatie ook de specificiteit van de universiteit en het geëvalueerde programma in overweging genomen. Zij heeft bijgevolg haar bevindingen en suggesties steeds gekaderd in de specifieke context van de opleiding.
De onderwijsvisitatie Criminologische Wetenschappen 15 Deel 1
Voor de visitatie Criminologische Wetenschappen is het VLIR-VLHORA-visitatieprotocol (Brussel, Februari 2005) gebruikt dat is afgestemd op de accreditatievereisten. Het visitatierapport zal ook worden gebruikt voor de accreditatieaanvraag van de betreffende opleidingen. Met het voorliggend rapport hoopt de Commissie dan ook een bijdrage te leveren tot de verdere positieve ontwikkeling van het academisch onderwijs in de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen in Vlaanderen. De Commissie wenst met het rapport in de eerste plaats een discussie op gang te brengen binnen de betrokken faculteiten en universiteiten met de bedoeling na te gaan op welke punten verbetering nodig is binnen de opleidingen en in welke mate dit binnen de gegeven randvoorwaarden te verwezenlijken is. Verder hoopt de Commissie dat het voorliggend rapport in zijn geheel ook aan de buitenwereld nuttige informatie verschaft en een goed inzicht geeft in de eigenheid en de kwaliteit van de gevisiteerde opleidingen. De Commissie is tot de conclusie gekomen dat de academische opleidingen in de Criminologische Wetenschappen een goede kwaliteit hebben en hun afgestudeerden een goede academische vorming geven. In het licht van het verbeteringsperspectief drukt de Commissie de hoop uit dat dit rapport een positieve impuls zal geven aan de Vlaamse academische opleidingen om op basis van het goede onderzoeksniveau en het opleidingsniveau van de enthousiaste en gemotiveerde academische staf hun opleidingsprogramma’s nog verder te optimaliseren, rekening houdend met de nieuwe ontwikkelingen in het domein van de criminologische wetenschappen, met de groeiende competitie tussen universiteiten in Europa, bevorderd door het Bolognaproces, en daarbij betrekkend de eigenheid, de onderzoeksspecificiteiten en de onderzoekssterkten die aanwezig zijn binnen de verschillende instellingen. De Commissie dankt de opleidingen voor de zorg die zij hebben besteed aan de samenstelling van het zelfevaluatierapport en zij was onder de indruk van de inzet en het enthousiasme van de staf, van de studenten en de alumni over de gevisiteerde opleidingen. De Commissie dankt de bestuurders, alle medewerkers, studenten en afgestudeerden van de betrokken opleidingen die door hun inspanningen tijdens de voorbereiding en door de open dialoog tijdens de bezoeken hebben bijgedragen tot het welslagen van deze visitatie.
5| Opzet en indeling van het rapport Het voorliggend rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel van het rapport beschrijft de Commissie in hoofdstuk II het referentiekader van waaruit zij de gevisiteerde opleidingen heeft beoordeeld. In hoofdstuk III worden de algemene bevindingen van de Commissie besproken. In hoofdstuk IV worden de bachelor- en
16 De onderwijsvisitatie Criminologische Wetenschappen Deel 1
masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen in vergelijkend perspectief geplaatst en in hoofdstuk V worden de toegekende scores in tabelvorm samengevat. De Commissie benadrukt dat de tabellen niet los van de rapporten geïnterpreteerd kunnen worden. In het tweede deel van het rapport brengt de Commissie verslag uit over de verschillende opleidingen die zij heeft gevisiteerd. De aanbevelingen die de Commissie doet ten aanzien van de afzonderlijke opleidingen worden in deze deelrapporten achteraan opgenomen. De deelrapporten zijn geordend in chronologische volgorde van de bezoeken.
De onderwijsvisitatie Criminologische Wetenschappen 17 Deel 1
II
Het referentiekader van de visitatiecommissie Criminologische Wetenschappen voorjaar 2008
Woord vooraf Voorafgaand aan de visitatie heeft de visitatiecommissie in onderhavig referentiekader de criteria vastgelegd waaraan naar haar oordeel een academische opleiding in de Criminologische Wetenschappen moet voldoen. Bij de beoordeling van het onderwijs gaat de visitatiecommissie uit van de doelstellingen, eindtermen en kwaliteitseisen, soms geformuleerd in competenties zoals gesteld in onderstaand referentiekader. Elke faculteit kan binnen haar eigenheid deze doelstellingen en eindtermen invullen. Respect voor de eigenheid van een opleiding veronderstelt ook dat wordt nagegaan of elke faculteit erin slaagt de eigen doelstellingen te realiseren. Bij het opstellen van haar referentiekader heeft de commissie zich gebaseerd op het referentiekader dat in 2001 werd gehanteerd bij de visitatie Criminologische Wetenschappen in Vlaanderen (VLIR, 2001) en het referentiekader dat in 2007 werd gehanteerd bij de visitatie Criminologie in Nederland (QANU, 2007). Daarnaast heeft zij ook de Criminology Benchmarks (draft 3, 21-03-2005, British Society of Criminology) geconsulteerd, alsook de doelstellingen en eindtermen die de opleidingen voor het eigen onderwijs hebben geformuleerd, de internationale eisen die worden gesteld aan academische opleidingen in de Criminologische wetenschappen, het Vlaamse Structuurdecreet (2003) en het toetsingskader van het Nederlands-Vlaams Accreditatie Orgaan (NVAO) waarin een aantal minimumeisen worden vooropgesteld die zijn gebaseerd op de internationaal aanvaarde Dublin descriptoren. De visitatiecommissie volgt bij het specificeren van haar referentiekader de zes onderwerpen van het beoordelingskader, conform de Handleiding Onderwijsvisitaties, VLIR/VLHORA (Feb. 2005). Het referentiekader 19 Deel 1
Specifiek omschrijft het referentiekader naast de domeinspecifieke minimumeisen waaraan de opleidingen (bachelor, master, master na master) moeten voldoen, de minimumeisen die aan een afgestudeerde in het vakgebied mogen worden gesteld en het tewerkstellingsprofiel van de afgestudeerde criminoloog. Het referentiekader omschrijft tevens de algemeen onderwijskundige uitgangspunten waaraan een academische opleiding moet voldoen, de eisen met betrekking tot de onderwijsorganisatie en -realisatie, het personeelsbeleid en het onderwijzend personeel en de interne kwaliteitszorg. Het referentiekader werd vóór de bezoeken, maar na het inleveren van de zelfevaluaties, voorgelegd aan de opleidingen. Tijdens de bezoeken van de visitatiecommissie wordt het referentiekader met de opleidingen bediscussieerd.
Situering van de discipline criminologie De discipline van de criminologische wetenschappen situeert zich op de intersectie tussen de sociale wetenschappen, de juridische wetenschappen en de menswetenschappen. De discipline bestudeert de sociale werkelijkheid en sociale problemen in relatie tot criminaliteit en deviantie, de (sociale) constructie en de oorzaken daarvan, de reactie daarop, alsook de preventie ervan. Bij de studie van criminologische fenomenen gaat het om strafrechtsbedeling, daders en slachtoffers. De bachelor- en masteropleidingen in de criminologie hebben tot doel disciplinebekwame en kritische, maatschappelijk bekwame criminologen te vormen. Zij moeten zelfstandig probleemsituaties kunnen ontleden en oplossingen kunnen voorstellen en daartoe analytisch en ook synthetisch kunnen denken. Dit betekent dat zowel het wetenschappelijke niveau als de maatschappelijke relevantie van de opleidingen moeten worden gegarandeerd. Daarnaast dienen ook de actuele (maatschappelijke) ontwikkelingen binnen het vakgebied gekaderd te worden. De deskundigheid en de wetenschappelijk- kritische instelling van de academische staf is mede bepalend voor de kwaliteit van het opleidingsaanbod. Specialisaties binnen de staf kunnen daarbij beperkend of verrijkend zijn, maar hebben zeker een invloed op de invulling van de opleidingen door de koppeling tussen het onderzoek en het verstrekt onderwijs in de criminologische wetenschappen. De opleidingen dienen de algemene doelstellingen te vertalen in bachelor- en master-eindkwalificaties, in termen van kennis, vaardigheden en attitudes, soms ook gespecificeerd in competenties. De eindkwalificaties dienen een duidelijke en concrete weergave te zijn van wat de bachelor- en masterstudent minimaal moet hebben bereikt.
20 Het referentiekader Deel 1
1| Doelstellingen van de academische opleiding in de Criminologische Wetenschappen 1.1. Dublin Descriptoren De algemene (minimale) doelstellingen van een academische bacheloropleiding en een academische masteropleiding zijn beschreven aan de hand van de vijf Dublin descriptoren, die zijn vertaald naar de Vlaamse situatie in het Vlaamse Structuurdecreet (2003) en die zijn geoperationaliseerd in het accreditatiekader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De vijf Dublin descriptoren zijn (1) kennis en inzicht, (2) toepassen van kennis en inzicht, (3) oordeelsvorming, (4) communicatie en (5) leervaardigheden. Tabel 1 vat de beschrijving van deze Dublin descriptoren samen, zoals ze worden gehanteerd in het toetsingskader van de NVAO, aangevuld met elementen uit de competenties bachelor in het academisch onderwijs en de competenties master die het Vlaamse Structuurdecreet (2003) oplijst in artikel 58 aangaande de generieke kwaliteitswaarborgen. De tabel werd tenslotte ook aangevuld met aandachtspunten die specifiek van toepassing zijn op de academische opleiding Criminologische wetenschappen.
Het referentiekader 21 Deel 1
Tabel 1: Beschrijving van de globale doelstellingen van academische opleidingen, aan de hand van de Dublin-descriptoren (bron: Toetsingskader NVAO) en artikel 58 van het Vlaamse Structuurdecreet.
Kwalificatie bacheloropleiding
Kwalificatie masteropleiding
A. Kennis en inzicht
Heeft aantoonbare basiskennis en inzicht van/in een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet (secundair) onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken en literatuur, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
Heeft aantoonbare grondige kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van bachelor en die deze overtreffen of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
B. Toepassen van kennis en inzicht
Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit getuigt van een wetenschappelijke benadering, en beschikt verder over de nodige competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van theoretische en experimentele problemen in het vakgebied.
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied en aan een onderzoeksgroep; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan.
C. Oordeelsvorming
Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van wetenschappelijke, maar ook maatschappelijke en ethische aspecten. Is in staat de onzekerheid, ambiguïteit en grenzen van de kennis te appreciëren.
Bezit het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere context of op basis van beperkte informatie en houdt daarbij rekening met wetenschappelijke, maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen.
D. Communicatie
Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en nietspecialisten.
Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten; is voorbereid om in een meer internationale context eigen onderzoek te presenteren.
E. Leervaardigheden
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie aan te gaan. Bezit de ingesteldheid tot levenslang leren.
Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. Bezit het vermogen tot originaliteit en creativiteit met het oog op het continu uitbreiden van kennis en inzichten.
22 Het referentiekader Deel 1
1.2. Karakterisering van de doelstellingen van de opleidingen Criminologische Wetenschappen 1.2.1. De Bachelor in de Criminologische Wetenschappen Algemene doelstellingen van de bacheloropleidingen criminologische wetenschappen De algemene doelstelling van de bacheloropleiding in de criminologische wetenschappen is dat deze opleiding abituriënten aflevert die in staat zijn om: - inzicht te verwerven in de (inter)nationale onderzoekscontext en relevante literatuur van de discipline; - een reflectieve, kritische houding en een wetenschappelijke gefundeerde visie te ontwikkelen ten aanzien van de wetenschappelijke discipline en de professionele uitoefening ervan; - te komen tot zelfstandige, verantwoorde oordeelsvorming inzake algemeen maatschappelijke en beroepsgerelateerde vraagstukken omtrent criminaliteit en strafrechtspleging met behulp van relevante literatuur en onderzoeksresultaten; - op academisch niveau te handelen: dat wil zeggen met inzicht in en respect voor uiteenlopende uitgangspunten en standpunten kunnen handelen, conform het niveau van een bacheloropleiding. Domeinspecifieke eisen voor de bacheloropleidingen criminologische wetenschappen De visitatiecommissie expliciteert onderstaande domeinspecifieke eisen voor de afgestudeerde Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, en baseert zich daarbij in de indeling op de Dublin descriptoren: 1. Kennis en inzicht De Bachelor in de Criminologische Wetenschappen: - heeft basiskennis over en inzicht in de belangrijkste problemen, begrippen, en benaderingen ten aanzien van criminaliteit en rechtshandhaving en de instanties die daarvoor verantwoordelijk zijn, tegen de achtergrond van ethische, historische en culturele ontwikkelingen; - heeft basiskennis van de relevante theorieën van de criminologische wetenschappen; - heeft kennis van kwantitatieve en kwalitatieve vormen van sociaal-wetenschappelijk onderzoek om de relevantie en inzetbaarheid van de daarmee samenhangende methoden te kunnen beoordelen; - is in staat om internationale ontwikkelingen op het gebied van criminologie en strafrechtspleging te begrijpen; - heeft een algemene vorming op basisniveau in de menswetenschappen (filosofie, sociologie, psychologie, rechtswetenschap in het algemeen en het strafrecht in het bijzonder); - is in staat om kennis en inzicht uit verschillende wetenschappen te integreren om bv. een casus of probleemstelling interdisciplinair te benaderen.
Het referentiekader 23 Deel 1
2. Toepassen van kennis en inzicht De Bachelor in de Criminologische Wetenschappen is: - bekwaam om de kennis en inzichten (zoals hierboven beschreven) toe te passen bij de analyse van complexe problemen in een bepaald deelterrein van de criminologie; - in staat om verschillende kwantitatieve en kwalitatieve sociaal-wetenschappelijke onderzoeksmethoden toe te passen in een concrete situatie. 3. Oordeelsvorming De Bachelor in de Criminologische Wetenschappen: - is bekwaam om te beoordelen welke onderzoeksmethoden bij specifieke vraagstellingen passen; - is in staat om relevante gegevens uit de literatuur en van experimenteel werk in het vakgebied te verzamelen en te interpreteren; - is in staat zonodig de onzekerheid en grenzen van de voornaamste disciplines van het vakgebied te appreciëren; - heeft voldoende inzicht in sociaal- wetenschappelijke onderzoeksmethoden en -technieken om gericht assistentie te kunnen verkrijgen bij het analyseren van onderzoeksresultaten; - is zich bewust van de ethische, morele, filosofische, maatschappelijke en juridische aspecten van zijn wetenschapsdiscipline, en zal er zich naar gedragen; - heeft een attitude ontwikkeld die het mogelijk maakt kritisch en ethisch te reflecteren over het eigen handelen daarvan. 4. Communicatie De Bachelor in de Criminologische Wetenschappen: - bezit analytisch vermogen, wat moet toelaten problemen aan te pakken; - beheerst de Engelse en de Franse taal in voldoende mate om wetenschappelijke teksten te kunnen lezen en te begrijpen; - kan zowel binnen het vakgebied als vakoverschrijdend informatie, ideeën en oplossingen i.v.m. algemene criminologische en juridische thema’s verwoorden en overbrengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten; - kan onderzoeksresultaten en theorieën mondeling en schriftelijk adequaat rapporteren en presenteren; - beschikt over goede sociale vaardigheden om in groepsverband te kunnen functioneren. 5. Leervaardigheden De Bachelor in de Criminologische Wetenschappen moet: - bij de beschrijving en analyse van een onderzoeks-, beleidsgerelateerd of maatschappelijk probleem de verschillende invalshoeken en benaderingen tegen elkaar kunnen afwegen; - beschikken over de vaardigheden om relevante informatie te verzamelen, te schiften en te analyseren, inclusief de vaardigheid om daarbij gebruik te maken van verschillende informatiesystemen; - beschikken over het vermogen om zelfstandig en kritisch te functioneren in teamverband.
24 Het referentiekader Deel 1
1.2.2. De Master in de Criminologische Wetenschappen Algemene doelstellingen van de masteropleidingen criminologische wetenschappen De algemene doelstelling van de masteropleiding in de criminologische wetenschappen is dat deze opleiding abituriënten aflevert die in staat zijn om: - beargumenteerde afwegingen te maken in complexe vraagstukken, op basis van een wetenschappelijke gefundeerde visie; - zelfstandig onderzoek te verrichten, uitgaande van een kritische analyse van de beschikbare onderzoeksmethoden; - op academisch niveau te handelen bij het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en in de sfeer van de professionele uitoefening: dat wil zeggen met inzicht in en respect voor uiteenlopende uitgangspunten en standpunten, conform het niveau van een masteropleiding. Domeinspecifieke eisen voor de masteropleidingen criminologische wetenschappen De visitatiecommissie expliciteert onderstaande domeinspecifieke eisen voor de afgestudeerde Master in de Criminologische Wetenschappen, en baseert zich daarbij in de indeling op de Dublin descriptoren: 1. Kennis en inzicht De Master in de Criminologische Wetenschappen: - heeft een grondige kennis van de problemen, begrippen, benaderingen ten aanzien van criminaliteit en rechtshandhaving en de instanties die daarvoor verantwoordelijk zijn, tegen de achtergrond van ethische, historische en culturele ontwikkelingen; zowel op nationaal als internationaal niveau; - heeft een grondige kennis van de relevante theorieën van de criminologische wetenschappen; - heeft een grondige kennis van verschillende vormen van sociaal-wetenschappelijk onderzoek; - heeft een goed inzicht in de sociaal-wetenschappelijke, juridische en wetenschapstheoretische vooronderstellingen en beginselen bij het verrichten van een sociaal-juridische/criminologischwetenschappelijke analyse en kan daarop gebaseerde besluiten en adviezen formuleren; - beschikt over een gedegen algemene vorming in de menswetenschappen (filosofie, sociologie, psychologie, rechtswetenschap in het algemeen en het strafrecht in het bijzonder); - heeft naast algemene kennis en inzicht in de criminologische wetenschappen een hetzij bredere, hetzij diepere kennis en inzicht in een meer gespecialiseerd domein van de criminologische wetenschappen; - beschikt over de kennis, vaardigheden en attitudes om potentieel een diversiteit van beroepen te kunnen uitoefenen. 2. Toepassen van kennis en inzicht De Master in de Criminologische Wetenschappen: - is in staat om de kennis en inzichten (zoals hierboven beschreven) toe te passen bij de analyse van complexe problemen in een bepaald deelterrein van de criminologie;
Het referentiekader 25 Deel 1
- is in staat om zelfstandig wetenschappelijke literatuur te verwerken en wetenschappelijke problemen te detecteren; - is in staat om zelfstandig een wetenschappelijk probleem te situeren, te evalueren en een vraagstelling te formuleren; - is in staat om de waarde van wetenschappelijk onderzoek op criminologisch vlak te beoordelen en te evalueren; - is in staat relevante kennis en inzichten uit de verschillende wetenschappen te integreren bij het bestuderen van criminologische vraagstukken; - is in staat om de ethische implicaties van wetenschappelijk criminologisch onderzoek in gevarieerde toegepaste onderzoeksettings te evalueren; - heeft de kennis en de kunde om binnen de context van de huidige stand van de wetenschappelijke kennis ter zake een relevant antwoord op de vraagstelling te geven en oplossingen voor te stellen, en dit zowel in een puur academisch kader als meer toepassingsgericht; - is in staat om autonoom onderzoek met een eenvoudige vraagstelling op te zetten en uit te voeren; - heeft een aantoonbare wetenschappelijke attitude ontwikkeld om in wetenschap en maatschappij op het vereiste (academische) niveau te kunnen functioneren en is daarenboven in staat om wetenschappelijke inzichten te vertalen naar het beleid. 3. Oordeelsvorming De Master in de Criminologische Wetenschappen: - is in staat om uit een diversiteit aan kwantitatieve en kwalitatieve sociaal-wetenschappelijke onderzoeksmethoden die methode te selecteren die in de concrete situatie het gestelde probleem adequaat beschrijft en analyseert; - kan geschikte informatie verzamelen om een bijdrage te leveren aan het oplossen van vraagstukken omtrent criminaliteit en strafrechtspleging; - is in staat om de voor- en nadelen van een uitgevoerde kwantitatieve en kwalitatieve sociaalwetenschappelijke onderzoeksmethode tegen over elkaar te kunnen afwegen; - heeft een goed inzicht in sociaal- wetenschappelijke onderzoeksmethoden en -technieken om zelfstandig gericht en doelmatig onderzoek te kunnen uitvoeren en bekomen onderzoeksresultaten te analyseren; - kan criminologische onderwerpen beoordelen met het in acht nemen van criminologische theorieën, evidenties en via de relatie tot beleid (beleidsontwikkeling); - heeft de attitude ontwikkeld om op een wetenschappelijk professioneel en ethisch verantwoorde wijze te werken; - is in staat zelfstandig een kritische analyse te maken en een gefundeerd standpunt in te nemen in verband met maatschappelijke problemen die in relatie staan tot het brede domein van de criminologische wetenschappen; - heeft een attitude ontwikkeld die het mogelijk maakt kritisch te reflecteren over het eigen handelen en de ethische aspecten daarvan; - heeft een maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel en een gedegen ethische en kritische vorming.
26 Het referentiekader Deel 1
4. Communicatie De Master in de Criminologische Wetenschappen: - beheerst de talen die in de discipline worden gebruikt goed; - kan onderzoeksresultaten en theorieën adequaat – mondeling en schriftelijk – rapporteren en presenteren, ook in het Engels; - beschikt over goede sociale vaardigheden om in groepsverband te kunnen functioneren; - is in staat een systematisch, kritisch en leesbaar verslag over een eigen uitgevoerd onderzoek op te stellen en dit aan een breed publiek te presenteren; - kan zijn/haar bevindingen samenvatten, communiceren en interpreteren op verschillende niveaus en naar verschillende niveaus in de maatschappij: naar gelijken, naar een breed publiek of naar beleidsmakers; - is in staat om helder, mondeling en schriftelijk te rapporteren over een zelfstandig wetenschappelijk werk, zowel aan een wetenschappelijk forum als aan een breed publiek in nationale en internationale context; - beschikt over goede sociale vaardigheden om in groepsverband te kunnen functioneren. 5. Leervaardigheden De Master in de Criminologische Wetenschappen: - weegt bij de beschrijving en analyse van een onderzoeks- of beleidsprobleem /maatschappelijk probleem de verschillende invalshoeken en benaderingen tegenover elkaar af en selecteert de meest geschikte benaderingswijzen – gesteld de gegeven context of het gegeven probleem; - beschikt over de vaardigheden om relevante informatie te verzamelen, te schiften en te analyseren, inclusief de vaardigheid om daarbij gebruik te maken van verschillende informatiesystemen; - kan samenwerken en in teamverband functioneren met medestudenten en navorsers, ook van andere disciplines, bij het verrichten van wetenschappelijk onderzoek; - beschikt over voldoende kritische zin die hem/haar in de mogelijkheid stelt om autonoom kennis te verwerven, te onderzoeken en wetenschappelijke problemen aan te pakken, met aandacht voor originaliteit en creativiteit; - heeft de nodige praktische vaardigheden (o.a. mondelinge en schriftelijke vaardigheden en computerkennis) verworven om adequaat in wetenschap en maatschappij te kunnen functioneren binnen zijn/haar eigen specialisme; - beschikt over de attitude om zich op de hoogte te blijven houden van de ontwikkelingen in het vakgebied of deelgebied ervan; - beschikt over de vaardigheden en attitudes om actief deel te nemen aan wetenschappelijke activiteiten in de discipline en aan theorieontwikkeling; - is in staat tot zelfstudie, dit onder meer in het kader van de aandacht voor het levenslang leren.
Het referentiekader 27 Deel 1
1.2.3. The master-after-master programme in Criminology and Criminal Justice This section of the reference frame is applicable to the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems at Ghent University. General objectives of the master after master’s programme in Criminology and Criminal Justice The master after master’s graduate ought to have developed demonstrable knowledge, understanding and professional views, based on and superseding or expanding upon the acquired (initial) Master’s level. The general objectives of the master-after-master’s programme in criminology and criminal justice are to form graduates who are able: - to make substantiated, scientifically well-founded assessments of complex problems; - to conduct independent research in accordance with the required ethical standards, based on critical judgements of the research methodologies available; - to perform at an academic level and conduct academic research in an environment that is characterised by the professional practice: this means with insight in and respect for divergent opinions and points of view, in conformity with the level of a master’s programme. Discipline-specific requirements, attainment targets for the master after master’s programme in Criminology and Criminal Justice As the master after master’s programme is to be seen as a further deepening or broadening of the field of expertise of the domains explored and studied during the (initial) Master’s programme, the graduate from a master-after-master’s programme in Criminology is to attain at least the discipline-specific requirements for the (Initial) Master’s programme, applied to the specific area of study (which is the focal point) in the master after master’s programme. The assessment panel formulates the following discipline-specific requirements for the graduates from the master-after-master’s graduate in criminology and criminal justice, and refers for these to the Dublin descriptors: 1. Knowledge and understanding The graduate from the master after master’s programme in criminology and criminal justice: - has a thorough knowledge and understanding of the problems, concepts and approaches with respect to crime and criminal justice and of the responsible authorities, and is able to weigh this against a background of ethical, historical and cultural developments, both at a national and international level; - has an advanced knowledge and understanding of the relevant theories used in criminology and criminal justice;
28 Het referentiekader Deel 1
- has a thorough knowledge and understanding of quantitative and qualitative forms of social scientific research and legal research, including comparative research; - has good insight into the social scientific, legal and theoretical perspectives for undertaking criminological analysis and analysis of the social context of law and is able to base decisions and recommendations on this knowledge; - has an in-depth general education in human sciences (philosophy, sociology, psychology, jurisprudence in general and criminal law in particular); - has, besides general knowledge and insight in criminology and criminal justice, broader and/or deeper knowledge and insight in a more specialised field of criminology and criminal justice; - has knowledge, skills and professional abilities at his/her disposition to exercise a wide variety of occupations. 2. Application of knowledge and understanding The graduate from the master after master’s programme in criminology and criminal justice: - is able to apply knowledge and insights (as described above) to analyse complex problems in a certain area of criminology and criminal justice; - is able to independently process (academic) literature and detect (academic) problems; - is able to situate, evaluate and analyse (e.g. pose accurate questions) an academic problem; - is able to assess and evaluate the value of academic research in the criminological area; - is able to incorporate relevant knowledge and insights from different disciplines when studying criminological questions; - is able to evaluate the ethical implications of academic criminological research in varied applied contexts; - has knowledge of and insight into current academic knowledge and is able to formulate a relevant answer to a problem and to propose possible solutions, both in an academic framework and in practical cases; - is able to think methodologically, plan, carry out and draw conclusions; - has a demonstrable academic perspective enabling him/her to function in both a scientific research context and in society at the required academic level and in addition, is able to translate these insights into policy. 3. Making judgements The graduate from the master after master’s programme in criminology and criminal justice: - is able to select from a wide range of quantitative and qualitative research methods, a method which describes and analyses a given problem adequately in a real-life situation; - can collect suitable information to contribute to solving problems about crime and criminal justice; - is able to weigh and balance the advantages and disadvantages of a specific quantitative or qualitative research method; - has good insight into research methods and is able to conduct investigations independently and has relevant techniques to analyse the obtained research results;
Het referentiekader 29 Deel 1
- is able to assess criminological subjects, taking into account criminological theories, empirical evidence and by means of the relation to policy (policy development); - has developed the ability to work in an ethically justifiable academic professional manner; - is able to make a critical analysis and take a well-founded position independently, with respect to social problems that are related to the broad field of criminology and criminal justice; - has developed the ability which allows him/her to critically reflect on his/her own actions and evaluate the ethical aspects thereof; - has developed social responsibility and in-depth ethical and critical abilities. 4. Communication The graduate from the master after master’s programme in criminology and criminal justice: - has mastered the languages that are used in the discipline; - is able to report research results and theories adequately – orally and in writing – and present these in English; - has good social skills to function effectively in a group; - is able to compose a systematic, critical and readable report concerning his/her own research and present this to a lay audience; - is able to summarise his/her findings, communicate and interpret these at several levels and to several levels in society: to peers, to a lay audience or to policy makers; - is able to report clearly, orally and in writing, about an independent academic project, both at an academic forum as well as to a lay audience, in a national or international context. 5. Learning skills The graduate from the master after master’s programme in criminology and criminal justice: - can consider the description and analysis of a research or policy problem/social problem, and possible different angles and approaches and compare these with each other in order to select the most suitable approach(es) – given a particular context or specific problem; - has developed the skills to collect relevant information, to select and to analyse, including the skills required to use different information systems; - is able to cooperate and function in a team with students and researchers, including people from other disciplines, in order to conduct academic investigations; - has a sufficient critical sense to allow him/her to acquire knowledge autonomously, and to examine and tackle problems, with attention to originality and creativity; - has developed the necessary practical skills (among other things oral and written skills and IT skills) to function adequately both academically and in society and to be able to function within his/her own expert area; - has the ability to keep up with developments in knowledge in (a part of) the discipline; - has the skills and attitudes to actively contribute to academic activities in the discipline and in theory development; - is capable of self-study, amongst others with respect to life-long learning.
30 Het referentiekader Deel 1
1.3. Competenties In overeenstemming met de groeiende tendens1 om de realisatie van de doelstellingen en de kwaliteit van een opleiding uit te drukken in ‘learning outcomes’ en ‘competences’ stelt de visitatiecommissie als minimale norm dat de competenties die de opleiding specificeert (ev. op het niveau van het individueel opleidingonderdeel) realiseerbaar moeten zijn voor de gemiddelde student in de voorziene tijd, de werkvormen het realiseren van deze competenties dienen te ondersteunen en deze competenties daarenboven ook concreet toetsbaar moeten zijn. Daarnaast wijst de visitatiecommissie erop dat er een graduele opbouw dient te zijn van de competenties die in de bacheloropleiding worden geïnitieerd, naar de masteropleiding toe. Er dient daarbij aandacht besteed te worden aan kennis, vaardigheden en attitudes met betrekking tot het zelfstandig en verantwoordelijk functioneren van de afgestudeerde. Dit vertaalt zich in een toename van de kennis, een grotere diversiteit en in mindere mate in een cumulatie van de vaardigheden en een graduele toename van de zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van de student doorheen de studieloopbaan van in de bachelor- tot in de masteropleiding.
1.4. Onderwijskundige en onderwijsorganisatorische aspecten in relatie tot de doelstellingen - De doelstellingen en eindtermen van de opleiding zijn mede gebaseerd op de wettelijke regelingen, de ontwikkelingen in het wetenschaps- en vakgebied, de arbeidsmarkt voor de afgestudeerden, de kennis omtrent leren en onderwijzen en relevante maatschappelijke ontwikkelingen. - De keuzes die door de opleiding zijn gemaakt zijn helder en expliciet vastgelegd in het onderwijskundig referentiekader van de opleiding. - In de doelstellingen en eindtermen komt de wetenschappelijke oriëntatie van de opleiding concreet tot uitdrukking. - De doelstellingen en eindtermen zijn richtinggevend voor de inhoud en de vormgeving van het onderwijsaanbod. - De doelstellingen en eindtermen zijn zowel geformuleerd op het niveau van de opleiding als op het niveau van de opleidingsonderdelen. - Elk opleidingsonderdeel draagt op een eigen wijze bij tot de realisatie van de doelstellingen van de opleiding als geheel.
2| Programma De visitatiecommissie is van oordeel dat het programma zo dient te worden ingericht, dat de doelstellingen gerealiseerd kunnen worden. Dit betekent dat het programma een gepaste opbouw dient te hebben, dat er passende werkvormen dienen 1 | EQF: European Qualification Framework for Lifelong learning http://ec.europa.eu/education/policies/educ/ eqf/index_en.html
Het referentiekader 31 Deel 1
te worden ingezet en geschikte evaluatievormen moeten worden aangewend om de realisatie van de doelstellingen te toetsen. De keuzes die de opleiding daarbij maakt, moeten beargumenteerd kunnen worden, in relatie tot de beoogde doelstellingen. De opleiding dient zich garant te stellen voor de wetenschappelijke, maatschappelijke en beroepsvoorbereidende relevantie van het onderwijs, de doelmatigheid en doeltreffendheid van het opleidingsprogramma. Daartoe moet de opleiding: - voldoen aan standaarden bepaald door de ontwikkelingen in het vak- en wetenschapsgebied en rekening houdend met verwachtingen die de arbeidsmarkt stelt; - op de hoogte zijn van de beschikbare wetenschappelijke kennis over leren en onderwijzen nodig voor het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van het onderwijs; - zo veel als mogelijk rekening houden met relevante maatschappelijke ontwikkelingen. Op het vlak van de wetenschap en de methodologie betekent dit dat: - de opleiding op de hoogte is van de (meest recente) theorievorming en van de ontwikkelingen in het vakgebied. Deze zijn terug te vinden in de inhoud en de opbouw van het onderwijsprogramma; - de opleiding een duidelijk wetenschappelijk karakter heeft, d.w.z. zich oriënteert op wetenschappelijke normen, waarden, theorieën, methoden, ontwikkelingen, en toepassingsmogelijkheden en sluit duidelijk aan bij recente (internationale) ontwikkelingen en theorievorming in het wetenschappelijk onderzoek op het betreffende wetenschapsgebied; - het programma ruime aandacht heeft voor het ontwikkelen van de vaktypische theorie en methodologie, gesteund op een grondige bestudering van het begrippenapparaat in sociaal-wetenschappelijk onderzoek, en mede gesteund door zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeksmethoden (bv. methoden van dataverzameling en -verwerking, statistiek en statistische analysetechnieken, en het ontwerpen van onderzoek). Met betrekking tot het beroepenveld en de arbeidsmarkt betekent dit ondermeer dat: - de opleiding contacten opbouwt met het werkveld. - de kennis van en ervaring met het werkveld daar waar dat mogelijk en zinvol is vertaald wordt naar het onderwijsaanbod, bv. via stages. - de opleiding een actief alumnibeleid voert. Met betrekking tot onderwijskundige en didactische kennis betekent dit ondermeer dat: - de opleiding een expliciete visie op leren en onderwijzen heeft (neergeschreven in het onderwijskundige referentiekader) die refereert aan wetenschappelijk aanvaarde onderwijskundige inzichten.
32 Het referentiekader Deel 1
- het onderwijskundig referentiekader mede uitgangspunt is voor de inrichting van het programma. - de interne werk- en overlegstructuur (o.a. tussen docenten afkomstig vanuit verschillende disciplines) is afgestemd op de noodzakelijke sturing van en afstemming binnen het programma. In relatie tot relevante maatschappelijke ontwikkelingen betekent dit ondermeer dat: - de opleiding de vinger aan de pols houdt bij maatschappelijke ontwikkelingen en deze evoluties integreert in het curriculum. - de studenten op een actieve wijze deelnemen aan het debat in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen (bv. door lezingen en seminaries). - de opleiding op de hoogte is van het belang en de betekenis van de informatietechnologie, zowel op inhoudelijk vlak (bv. nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de criminaliteit) als op methodologisch vlak (bv. gebruik van nieuwe media) voor het vak- en wetenschapsgebied en hiermee rekening houdt in het onderwijsprogramma. - de opleiding een duidelijke en geëxpliciteerde visie heeft op de internationalisering van de opleiding.
2.1 Studeerbaarheid, studierendement en studietijd - Het programma, met inbegrip van de keuzeopleidingsonderdelen vertoont voldoende (horizontale en verticale) samenhang. - De programmaorganisatie van de opleiding dient de studeerbaarheid te bevorderen. - De visie op leren en onderwijzen is concreet vertaald in studeerbaarheidskenmerken die in de programmaorganisatie van de opleiding geoperationaliseerd worden. - Het programma dient door de gemiddelde student te kunnen worden afgerond in de ervoor gestelde tijd en dient aan te zetten tot doelmatig tijdsgebruik. - De opleiding bewaakt systematisch de studietijd en remedieert indien noodzakelijk. - De opleiding voert een actief beleid inzake studievoortgang en houdt ondermeer cijfermatige gegevens bij aangaande studievoortgang en studieloopbaan.
2.2. Instroom en toelatingsvoorwaarden - De opleiding geeft duidelijk aan welk beginniveau van de studenten wordt vereist. - Indien noodzakelijk moeten de toelatingsvoorwaarden getoetst worden (bv. kennis van de Engelse taal). - De opleiding voorziet mogelijkheden om de deficiënties in kennis en vaardigheden bij de instroom van studenten weg te werken. - De opleiding voert een beleid gericht op het vroegtijdig signaleren van veranderingen in de instroom. Het referentiekader 33 Deel 1
2.3. Aanwezigheid van studiebevorderende en/of studiebelemmerende factoren Studiebelemmerende factoren worden in kaart gebracht en een adequate remediëring wordt uitgewerkt: - De opleiding voorziet in een systeem van studie- en studentenbegeleiding dat is gericht op het voorkomen en tijdig signaleren van studieproblemen en op het doen van suggesties voor en zorgen voor oplossingen. - De begeleiding van de studenten is vanaf het begin gericht op zelfstandig leren werken, wat steeds belangrijker wordt naarmate de opleiding vordert (van bachelor tot master). - Studenten met een (leer)handicap kunnen op begrip en begeleiding rekenen zodat hun handicap hun slaagkans zo min mogelijk beïnvloedt. Studiebevorderende maatregelen worden genomen, opgevolgd en bijgestuurd waar dit nodig blijkt. - De opleiding neemt aldus gericht maatregelen om de resultaten en de studievoortgang van de studenten te bevorderen.
2.4. Didactiek van het onderwijsleerproces - De opleiding voorziet in een grote diversiteit aan werkvormen en methoden om de ontwikkeling van kennis, vaardigheden en attitudes te stimuleren. - Er is een gevarieerd gebruik van aangepaste didactische werkvormen en een efficiënte begeleiding ervan met relevante technologieën (bv. elektronisch leerplatform). - Het leerproces wordt ondersteund door een adequate didactische uitrusting en door goed aansluitende onderwijs- en leermiddelen die in voldoende mate voor de studenten beschikbaar zijn. - De visie op leren en onderwijzen is concreet vertaald naar door de opleiding noodzakelijk geachte werkvormen en didactiek. - Het leerproces van de student staat centraal en is vertrekpunt voor de invulling en vormgeving van het onderwijsprogramma. - De invulling van de werkvormen is stimulerend en activerend. - Naarmate studenten verder in het programma komen, verschuift het accent steeds meer naar zelfstudie en zelfwerkzaamheid en nemen minder docentafhankelijke onderwijsvormen een steeds belangrijker plaats in. - De gebruikte werkvormen hebben ondermeer aandacht voor samenwerken en projectmatig werken van de student. - De studenten moeten goed doordrongen zijn van het verschil tussen refereren, citeren en het verder bouwen op bestaand werk enerzijds en plagiaat anderzijds.
34 Het referentiekader Deel 1
2.5. Beoordeling en toetsing De visie op leren en onderwijzen is concreet vertaald naar de vorm en inhoud van de evaluatie met inbegrip van tussentijdse evaluatie en toetsmomenten tijdens de lessen, alsook tijdens examens. - Er wordt gestreefd naar een zo gunstig mogelijke planning van de evaluatieactiviteiten tijdens de examenperiodes. - De exameneisen en -vormen zijn vooraf aan de studenten duidelijk bekend gemaakt. - De beoordeling vindt plaats op basis van van te voren vastgelegde beoordelingscriteria. - De opleiding voorziet in feedback over de toetsresultaten aan de studenten. - De opleiding doet het nodige om studenten in te lichten over plagiaat. - De opleiding heeft de nodige middelen ter beschikking om plagiaat te detecteren.
2.6. Kwaliteitseisen m.b.t. de stage Deze kwaliteitseisen komen niet echt voor in het accreditatiekader, maar gelet op de specificiteit van de opleidingen in de criminologie, hecht de visitatiecommissie belang aan de kwaliteit van de stage en de stagebegeleiding voor de opleidingen in de criminologie. - De opleiding voorziet in een zekere graad van relevante werkervaring. - De opleiding ondersteunt de student bij het vinden van een stageplaats. - De opleiding heeft adequate beoordelingscriteria en voorziet in de begeleiding van de studenten.
2.7. Kwaliteitseisen m.b.t. de bachelorproef - De bachelorproef is een individuele proeve van bekwaamheid en vormt het sluitstuk van de bacheloropleiding. - Indien de bachelorproef evenwel een groepsproject is, moeten er mogelijkheden voor de individuele beoordeling van de student voorzien zijn. - De bachelorproef is een getuigenis van een literatuurstudie dan wel van een eenvoudig empirisch onderzoek. - De bachelorproef moet niet zo zeer op integratie van kennis en inzicht gericht zijn, maar moet eerder gericht zijn op het aantonen van de basisvaardigheden van het wetenschappelijk onderzoek. - De opleiding is zo ingericht dat de student zich op een adequate manier kan voorbereiden op het volbrengen van de bachelorproef, bijvoorbeeld door de mogelijke organisatie van stages. - De resultaten van de bachelorproef dienen helder gerapporteerd te worden, schriftelijk en eventueel ook mondeling. - De beoordelingscriteria voor de bachelorproef zijn helder en expliciet vastgelegd en vooraf bekendgemaakt.
Het referentiekader 35 Deel 1
- De studenten moeten op een correcte, integere wijze refereren aan de bronnen die zij gebruiken.
2.8. Kwaliteitseisen m.b.t. de Masterproef - De Masterproef is een individuele proeve van bekwaamheid en vormt het sluitstuk van de opleiding. - Indien de Masterproef evenwel een groepsproject is, moeten er mogelijkheden voor de individuele beoordeling van de student voorzien zijn. - Het afstudeerwerk houdt een zekere mate van specialisatie in en is een duidelijk sluitstuk van de studie. Daarin dient de student aan te tonen de vereiste inzichten, kennis en vaardigheden te hebben verworven, en het vermogen te hebben ontwikkeld om kennis en vaardigheden te integreren. - De opleiding is zo ingericht dat de student zich op een adequate manier kan voorbereiden op het volbrengen van de Masterproef, bijvoorbeeld door de mogelijke organisatie van stages. - Met de Masterproef tonen de studenten aan dat zij de relevante literatuur adequaat kunnen verwerken en dat ze een onderzoeksprobleem op een creatieve en wetenschappelijk verantwoorde manier kunnen analyseren, aanpakken en uitvoeren, en de resultaten ervan helder kunnen rapporteren, zowel mondeling als schriftelijk. - De Masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten. - De beoordelingscriteria zijn helder en expliciet vastgelegd en vooraf bekendgemaakt. - De studenten moeten op een correcte, integere wijze refereren aan de bronnen die zij gebruiken.
2.9. Internationalisering - De opleiding heeft structurele contacten met andere (buitenlandse) universiteiten. - De opleiding moedigt internationalisering en universitaire mobiliteit aan zowel binnen als buiten Europa. - Er worden initiatieven genomen om de internationale dimensie ook voor hen die niet naar het buitenland vertrekken in het onderwijs in te bouwen. - De kwaliteit van het in het buitenland gevolgd onderwijs wordt opgevolgd. - De curriculumstructuur en organisatorische randvoorwaarden van de opleiding houden in de mate van het mogelijke rekening met de mobiliteit van studenten. - Er moet aandacht zijn en een oriëntatie op de presentatie van werkstukken en opdrachten in een relevante vreemde taal (bv. het Engels of het Frans).
36 Het referentiekader Deel 1
2.10. Flexibilisering - Het onderwijsprogramma en het curriculum laten ruimte voor flexibilisering (bv. spreiding van de studielast).
3| Personeel 3.1. Kwaliteitseisen onderwijzende staf - De kwaliteitseisen van de onderwijzende staf hebben ondermeer betrekking op: ! de wetenschappelijke deskundigheid ! de onderwijsdeskundigheid ! de vertrouwdheid en, indien relevant, de ervaring met het werkveld - Er wordt steeds gestreefd naar een duidelijke koppeling van onderzoek en onderwijs van de staf bij de toekenning van de onderwijsopdracht. - De internationale gerichtheid van de opleiding veronderstelt van de staf de uitbouw van internationale contacten met een terugkoppeling naar het onderwijs en/of onderzoek door middel van participatie aan internationale netwerken en samenwerkingsverbanden. - De staf beschikt over een wetenschappelijk curriculum en neemt actief deel aan het wetenschappelijk onderzoek.
3.2. Personeelsbeleid (gevoerd vanuit een onderwijsperspectief) - De procedure aangaande aanwervingen en benoemingen van personeel is helder omschreven en voor iedereen raadpleegbaar. - Selectie, evaluatie en bevordering van personeel gebeurt mede op basis van de onderwijskwaliteit van de betrokkene. - De opleiding heeft een geëxpliciteerd professionaliseringsbeleid. - Het personeel is aanspreekbaar en bereikbaar. - Er wordt gezorgd voor voldoende evenwicht tussen de omvang van het personeelsbestand en de specifieke kwaliteit die wordt vereist van het personeel in functie van de opleiding/afstudeerrichtingen. - Er wordt een actieve politiek gevoerd inzake gelijkekansenbeleid.
Het referentiekader 37 Deel 1
4| Voorzieningen 4.1. Infrastructuur - De staf kan beschikken over voldoende materiële voorzieningen (kwantiteit en kwaliteit) en over adequate accommodatie ter ondersteuning van het onderwijsproces. - De studenten kunnen beschikken over voldoende middelen (kwantiteit en kwaliteit) en adequate accommodatie ter ondersteuning van het onderwijs- en leerproces.
4.2. Studie-informatie en -begeleiding - Er wordt adequate informatie beschikbaar gesteld voor (potentiële) studenten. - Het onderwijs- en examenreglement, inclusief de klachtenprocedure in het geval van betwisting, zijn vooraf bekend gemaakt. - De opleiding voert een beleid gericht op het detecteren van veranderingen in de instroom. - In het onderwijs zijn mogelijkheden ingebouwd om de deficiënties in voorkennis en vaardigheden weg te werken en/of hiervoor door te verwijzen naar andere instanties. - De opleiding voorziet in een systeem van studie- en studentenbegeleiding en neemt gericht maatregelen om de resultaten en de studievoortgang van de studenten te bevorderen.
5| Interne kwaliteitszorg - De opleiding beschikt over een duidelijk omschreven kwaliteitszorgsysteem met betrekking tot onderwijs. - Het kwaliteitsbeleid en -systeem is zowel preventie-, controle- als verbeteringsgericht. - Er is duidelijk vastgelegd wie welke bevoegdheid heeft in het kader van het kwaliteitszorgsysteem. - Er is een duidelijke structuur aanwezig ter ondersteuning van het kwaliteitszorgproces. - De kwaliteitsbewaking is afgestemd op het onderwijskundig referentiekader van de opleiding. - De studenten dienen betrokken te worden bij de reguliere onderwijsevaluaties. - De opleiding betrekt medewerkers, studenten, alumni en vertegenwoordigers van het werkveld in haar kwaliteitszorgsysteem. - De opleiding bewaakt de inhoudelijke kwaliteit van de opleidingsonderdelen met als specifiek aandachtspunt de samenhang en het vermijden van overlappingen tussen de verschillende opleidingsonderdelen.
38 Het referentiekader Deel 1
6| Resultaten De opleiding waakt over de realisatie van haar doelstellingen en heeft oog voor haar onderwijsrendement. Daarbij zijn ondermeer de volgende elementen van belang:
6.1. Realisatie van de doelstellingen - Het eindniveau van de afgestudeerden (onder meer het niveau van de bachelor-/ eind- of masterproef, het niveau van de stage en het niveau van de examens). - De structurele contacten met het werkveld en de aandacht voor de behoeften van het werkveld. - De opleiding voert een actief alumnibeleid: ! de opleiding heeft zicht op de tewerkstellingsprofielen en de tewerkstellingssectoren van haar afgestudeerden; ! de opleiding bevraagt de alumni op gezette tijden over hun ervaringen, bevindingen en suggesties met betrekking tot (het curriculum van) de opleiding; ! de studenten worden terdege voorbereid op de instap in het werkveld (bv. voorlichtingsbijeenkomsten; inrichting van infosessies; ! de opleiding voert een actief alumnibeleid bv. door een alumnivereniging te stimuleren en/of te ondersteunen van initiatieven die door de alumnivereniging worden genomen.
6.2. Het onderwijsrendement - De opleiding voert een expliciet beleid inzake het onderwijsrendement. - De opleiding formuleert streefcijfers met betrekking tot het onderwijsrendement. - De opleiding houdt cijfermatige gegevens bij, die worden bewaakt door het opleidingsbestuur. - De opleiding voert (indien noodzakelijk) een uitvalanalyse uit om zicht te krijgen op de reden waarom studenten de opleiding staken. - Studiebelemmerende factoren worden in kaart gebracht. Een remediering wordt uitgewerkt. Studiebevorderende maatregelen worden genomen, bewaakt en bijgestuurd waar dit nodig blijkt.
Het referentiekader 39 Deel 1
III
Algemene bevindingen van de Commisie
In de afzonderlijke deelrapporten komen aandachtspunten aan de orde die van belang zijn voor de specifieke opleidingen. In het vergelijkende hoofdstuk krijgen bevindingen meer reliëf door de onderscheiden bachelor- en masteropleidingen in een vergelijkend perspectief te plaatsen. Hier worden enkele thema’s belicht die in sterke mate, ook al kunnen de accenten binnen de diverse opleidingen onderling verschillen, voor alle opleidingen van belang zijn en die mogelijkerwijze ook aanleiding kunnen geven tot gezamenlijk overleg en mogelijkerwijze tot het uitwerken van gezamenlijke oplossingen.
Grote studentenaantallen in de eerste bachelor De belangstelling van de studenten voor de bachelor- en masteropleidingen in de criminologische wetenschappen is groot, wat resulteert in grote studentenaantallen, vooral in de eerste bachelor. De Commissie heeft bij de evaluatie van de opleidingen bij alle betrokken instellingen vastgesteld dat het hoorcollege de dominante onderwijsvorm is in de eerste bachelor. Deze wordt in meer of mindere mate aangevuld met werkcolleges. De Commissie meent dat werkcolleges die gegeven worden aan grote groepen studenten niet echt tegemoet komen aan het belang en aan de criteria van studentactiverend onderwijs. Weliswaar biedt het monitoraat in de eerste bachelor mogelijkheden om de leerinhouden verder uit te werken en de studenten te ondersteunen bij het werken volgens diverse studiemethoden. De Commissie wijst er wel op dat het monitoraat vooralsnog een extra-curriculair karakter heeft. De Commissie is zich ervan bewust dat de grote studentenaantallen de realisatie van interactieve onderwijsvormen in het eerste jaar bemoeilijken, maar zij dringt er bij de opleidingsverantwoordelijken op aan om de mogelijkheden ervan verder te exploreren en het personeel bewust te maken van het belang ervan.
Algemene beschouwingen 41 Deel 1
Internationalisering De Criminologische Wetenschappen lenen zich gezien het object van de studie en de hedendaagse theorievorming voor een sterk internationale benadering. Deze internationale oriëntatie wordt binnen de onderwijsprogramma’s duidelijk gereflecteerd in de aard van de bestudeerde thema’s en in het gebruik van sterk internationale, vooral Engelstalige en in mindere mate ook Franse literatuur. Er is, zij het in de ene opleiding meer dan in de andere, aandacht voor het (verder) aanleren van vreemde talen. De actieve beheersing daarvan kan verder worden aangemoedigd. De sterke internationale oriëntatie van de curricula – waar ook de vorige visitatiecommissie op wees – betekent alsnog niet dat studenten, ondanks de inspanningen van het personeel en de mogelijkheden om een deel van hun studieprogramma aan een buitenlandse universiteit te volgen, deze kans met beide handen aangrijpen. De internationale mobiliteit van de studenten blijft laag. De Commissie adviseert de opleidingsverantwoordelijken hier verdere inspanningen voor te blijven leveren, ook binnen de eenjarige master, die daar gezien het compacte programma ogenschijnlijk minder geschikt voor is. Het schrijven van de masterproef en het in dit kader te verrichten onderzoek lenen er zich – in de visie van de Commissie – wel toe.
De masterproef binnen de eenjarige master De Commissie was tijdens haar bezoek aan de masteropleidingen verontrust over de vooruitzichten dat slechts ongeveer 30% van de studenten de masterproef tegen de deadline van de eerste examenperiode zou halen. Tijdens de redactiefase bleek deze inschatting iets positiever uit te pakken voor wat betreft de eerste examenperiode, maar het aantal afgeronde masterproeven bleef desalniettemin laag, namelijk tussen de 36 en 45%. De Commissie vernam verder ook dat ongeveer drie vierden van de studenten voor de masteropleiding slaagt, over de twee examenperiodes beschouwd. Zij adviseert de masteropleidingen om op basis van de ervaringen met de voor de eerste keer ingerichte master (in 2007-2008) de haalbaarheid van de masterproef binnen het eenjarig masterprogramma te evalueren en daar waar nodig hiervoor te remediëren.
Rendement, uitvalsanalyse en streefcijfers De Commissie constateert dat de slaagpercentages van de studenten in de eerste bachelor aan de drie onderwijsinstellingen bijzonder laag zijn. In het tweede en derde bachelorjaar zijn deze aanzienlijk hoger. Dat is ook vanzelfsprekend als men aanneemt dat in het eerste jaar de zwakke en ongemotiveerde studenten uitvallen. Duidelijkheid waarom studenten in het eerste jaar afhaken is er echter niet. De opleidingen voeren – en dat was ook een aandachtspunt van de vorige visitatie-
42 Algemene beschouwingen Deel 1
commissie – nog geen uitvalsanalyse uit die voor het eerste jaar cruciale informatie zou kunnen aandragen over de redenen waarom studenten afhaken. De Commissie vraagt zich wel af of het de taak van de opleidingen is om deze analyse uit te voeren en of dit niet een vraagstuk is dat voor het gehele Vlaamse Hoger Onderwijs dient te worden bekeken. Een uitvalsanalyse en de beoordeling van rendementscijfers kunnen hoe dan ook pas gedegen plaats vinden tegen de achtergrond van streefcijfers en een beleid dienaangaande. De Commissie constateert dat door geen van de drie instellingen een expliciet beleid gevoerd wordt inzake het onderwijsrendement voor de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen. Er worden geen bepaalde slaagpercentages of andere streefdoelen als uitgangspunt genomen, die vanzelfsprekend verschillend kunnen zijn voor de opeenvolgende opleidingsjaren. De opleidingen houden wel de vinger aan de pols, maar een meer geëxpliciteerd beleid in deze kan van waarde zijn bij de beoordeling, de interpretatie en de mogelijke remediering van de resultaten.
Algemene beschouwingen 43 Deel 1
IV
De opleidingen in vergelijkend perspectief De opleidingen Bachelor en Master in de Criminologische Wetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel, de Katholieke Universiteit Leuven en de Universiteit Gent
Woord vooraf In dit hoofdstuk geeft de visitatiecommissie (verder de Commissie genoemd) in vergelijkend perspectief een overzicht van haar bevindingen over de bachelor- en masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen. Zij besteedt hierbij voornamelijk aandacht aan elementen die haar het meest zijn opgevallen of die zij belangrijk acht, en die in meerdere opleidingen zijn vastgesteld. Het is niet de bedoeling om in dit hoofdstuk de individuele deelrapporten van de opleidingen aan de verschillende instellingen in detail te herhalen. Bij de visitatie Criminologische Wetenschappen is ook een Master na Master opleiding ‘Master of European Criminology and Criminal Justice Systems’ aan de UGent gevisiteerd, die – omwille van het ander profiel als manama opleiding – niet in dit vergelijkend perspectief is opgenomen. Het is denkbaar dat de grootte van de studentenpopulatie, de omvang van de personeelsomkadering of de onderzoeksopdracht van de instellingen voor de beoordeelde opleiding aangegeven kan worden als argument om een vaststelling vanwege de Commissie of een suggestie ter verbetering voor andere dan de facetten 2.9 ‘toelatingsvoorwaarden’ en 3.3. ‘kwantiteit van het personeel’ als moeilijk realiseerbaar te betitelen. De Commissie is er zich van bewust dat bepaalde realisaties in het onderwijsproces gekoppeld zijn aan de grootte van de studentengroep en aan de personeelsformatie. De Commissie benadrukt evenwel dat zij in het kader van dit visitatierapport een onderwijsevaluatie van de opleidingsprogramma’s in de Criminologische Wetenschappen heeft uitgevoerd en daarbij in eerste instantie het primaire proces van het onderwijs en hoe het onderwijs wordt aangeboden aan de studenten heeft geëvalueerd. In tweede instantie heeft zij bij de (andere dan 2.9 en 3.3) onderscheiden facetten ook de beoordelingscriteria in overweging genomen die beschrijven hoe het onderDe opleidingen in vergelijkend perspectief 45 Deel 1
wijs ondersteund wordt en binnen welke contouren het onderwijsbeleid en het onderwijs vorm krijgen aan de diverse opleidingen. Aspecten die in het bijzonder betrekking hebben op de omvang van de studentenpopulatie heeft zij in het facet ‘toelatingsvoorwaarden’ (2.9) geëvalueerd en gescoord en aspecten die betrekking hebben op de personeelsformatie heeft zij in het facet ‘kwantiteit van het personeel’ (3.3) geëvalueerd en gescoord. Voor de facetten (andere dan 2.9 en 3.3) heeft de Commissie gemeend dat de huidige omstandigheden waarbinnen de opleidingen worden gerealiseerd niet beperkend zijn voor de suggesties ter verbetering die zij heeft geformuleerd. De Vrije Universiteit Brussel (verder de VUB genoemd), de Katholieke Universiteit Leuven (verder de K.U.Leuven genoemd) en de Universiteit Gent (verder de UGent genoemd) bieden een Bachelor in de Criminologische Wetenschappen en een Master in de Criminologische Wetenschappen aan. De bachelor- en masteropleidingen volgen sinds 2004-2005 de Kandidatuur en de Licenties in de Criminologische Wetenschappen op. De masteropleidingen worden sinds het academiejaar 2007-2008 ingericht. . De K.U.Leuven biedt naast de Nederlandstalige Master in de Criminologische Wetenschappen ook een Engelstalig initieel masterprogramma aan, nl. de Master of Criminology. Ten tijde van de bezoeken die de Commissie aan de instellingen bracht liep het bachelorprogramma voor het vierde jaar en het masterprogramma voor het eerst. Bijzonder aan alle door de Commissie gevisiteerde bacheloropleidingen in de Criminologische Wetenschappen in Vlaanderen is de stage in de derde bachelor, waardoor de professionele vorming van de criminologen wordt ondersteund. Bijzonder aan de bachelor- en masteropleiding in de Criminologische Wetenschappen aan de VUB is ook de deelname van een beduidend aantal werkstudenten voor wie een specifiek begeleidingsprogramma wordt aangeboden. Dit programma zet hoofdzakelijk in op zelfstudie, maar biedt de opleidingsonderdelen ’s avonds aan, meestal onder de vorm van syntheselessen. De Commissie heeft zich een goed beeld kunnen vormen van de Bachelor en de Masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen. Daartoe heeft zij de programma’s van de bachelor- en masters in het domein criminologische wetenschappen grondig bestudeerd en heeft zij veelvuldige gesprekken gevoerd met de opleidingsverantwoordelijken en alle bij het onderwijs betrokken geledingen van de verschillende instellingen.
46 De opleidingen in vergelijkend perspectief Deel 1
Onderwerp 1:
Doelstellingen van de opleiding
De VUB heeft bij de beschrijvingen van de doelstellingen expliciet gekozen voor een formulering in termen van competenties d.w.z. kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes én de integratie daarvan. Competenties worden daarbij onderscheiden in persoonsgebonden vermogens (in het deelrapport generieke competenties genoemd) en academische competenties (in het deelrapport wetenschappelijke competenties genoemd). De K.U.Leuven beschrijft de doelstellingen in termen van kennis, inzicht en attitudes en maakt ook de vertaling van de doelstellingen van het vigerend onderwijsconcept in eindtermen voor de drie gevisiteerde opleidingen. De K.U.Leuven heeft er voor gekozen om doelstellingen niet in termen van competenties te formuleren. De UGent geeft een omschrijving van de doelstellingen in termen van kerncompetenties in het zelfevaluatierapport. Zij heeft voor alle opleidingsonderdelen aangegeven welke competenties beoogd worden. 1.1. Niveau en oriëntatie van de academische opleidingen in de Criminologische Wetenschappen Bacheloropleidingen in de Criminologische Wetenschappen De Commissie beoordeelt het facet ‘niveau en oriëntatie’ voor alle bacheloropleidingen in de Criminologische Wetenschappen als goed. De doelstellingen van alle bacheloropleidingen stroken met artikel 58 van het Structuurdecreet en voldoen aan de criteria die de Commissie in haar referentiekader heeft vastgelegd en ze zijn duidelijk van academisch niveau. Ze zijn gericht op het beheersen van algemene competenties (zoals het ontwikkelen van een denk- en redeneervaardigheid, leren samenwerken en het verwerven en kritisch verwerken van informatie), alsook op het ontwikkelen van algemeen wetenschappelijke competenties (zoals het gebruik van methoden en technieken van wetenschappelijk onderzoek). De doelstellingen van de bacheloropleidingen aan de VUB en aan de UGent zijn ook duidelijk omschreven in termen van competenties (nl. de integratie van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes). De K.U.Leuven heeft er tot nog toe bewust voor gekozen om de doelstellingen in de vorm van de elementen kennis, inzicht en attitudes te formuleren. Alle bacheloropleidingen hebben goede doelstellingen geformuleerd om de doorstroom van de bachelor naar een aansluitende master te faciliteren en hebben daarnaast ook goede aandacht voor de uitstroom van de Bachelor naar de arbeidsmarkt. De doelstellingen zijn aan de VUB duidelijk gericht op het vormen van een generalistische, breed gevormde, kritische criminoloog. Uit de doelstellingen aan de K.U.Leuven blijkt naast de academische gerichtheid ook een bijzondere aandacht voor beroepsgerelateerde vaardigheden door de gerichtheid op management, persoonsof organisatiegerichte interventie, naast een sterke aandacht voor methodologie. De opleidingen in vergelijkend perspectief 47 Deel 1
Uit de doelstellingen van de UGent blijkt naast een duidelijke academische gerichtheid ook een duidelijke oriëntatie op beleid. De Commissie is van mening dat er goede aandacht is in de opleidingsdoelstellingen voor ethiek. Zij meent dat de aandacht voor de internationale dimensie van de bacheloropleiding beter tot uiting moet komen in de doelstellingen van de opleiding aan de K.U.Leuven en aan de UGent, alsook de aandacht voor het ontwikkelen van ICT-vaardigheden en het gebruik van software pakketten. De Commissie is verder ook van mening dat de aandacht voor de (passieve) taalkennis van de bachelorstudent meer tot uiting zou moeten komen in de doelstellingen van de bachelor aan de K.U.Leuven. De Commissie meent dat alle opleidingen goede aandacht hebben voor de uitstroom van de studenten naar de arbeidsmarkt, ondanks het vervallen van de wettelijke verplichting ter zake, ondermeer door de aandacht voor de vorming van professionele vaardigheden in diverse opleidingsonderdelen, en niet in het minst door de doelstellingen van de stage. De Commissie beveelt alle opleidingen wel aan om deze doelstellingen af te toetsen bij het werkveld. Masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen De Commissie beoordeelt het facet ‘niveau en oriëntatie’ voor alle masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen als goed. De doelstellingen van alle masteropleidingen stroken met artikel 58 van het Structuurdecreet en voldoen aan de criteria die de Commissie in haar referentiekader heeft vastgelegd. Ze streven algemene en algemeen wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau na (zoals het omgaan met complexe problemen, het reflecteren over het vakgebied en zelfstandig een kritisch onderbouwd oordeel kunnen vormen). Er is tevens aandacht voor een gevorderd begrip van de wetenschappelijkdisciplinaire kennis en van onderzoeksvaardigheden. Typerend voor de doelstellingen van alle masteropleidingen is de aandacht voor het ontwikkelen van een eigen, kritische (reflectieve) houding en een breed maatschappelijk-analytisch vermogen. De Commissie onderkent in de formulering van de doelstellingen van de masteropleidingen een sterkere gerichtheid op competenties in vergelijking tot de bacheloropleidingen – wat overeenstemt met wat men van een masteropleiding mag verwachten. De Commissie meent dat de gerichtheid op competenties het sterkst tot uiting komt in de formulering van de doelstellingen aan de VUB, gevolgd door de omschrijving van de doelstellingen aan de UGent en vervolgens door die van de beide masterprogramma’s aan de K.U.Leuven. De Commissie stelt vast dat er in de drie instellingen voldoende aandacht is in de beschrijving van de doelstellingen voor de internationale dimensie van de opleidingen.
48 De opleidingen in vergelijkend perspectief Deel 1
1.2. Domeinspecifieke eisen De Commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de doelstellingen van alle bachelor- en masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen als goed. De eindkwalificaties van de opleidingen zijn ontleend aan de eisen vanuit de wetenschappelijke discipline en de internationale wetenschapsbeoefening en stroken met de eisen die de Commissie in haar referentiekader heeft geformuleerd. Er wordt rekening gehouden met de behoeften van het beroepenveld, maar een systematisch overleg met het beroepenveld vormt – in de visie van de Commissie – een noodzakelijke aanvulling op het formele overleg dat in deze nu aan alle instellingen gebeurt. De Commissie omschrijft de domeinspecifieke doelstellingen aan de VUB als conform een brede academische vorming met goede aandacht voor de professionele competenties. Zij onderkent de keuzes die de VUB opleidingen maken als zinvolle en verantwoorde keuzes, die stroken met de kennisdomeinen waarin de onderzoeksgroepen actief zijn. De Commissie erkent in de doelstellingen aan de UGent naast de academische focus en de aandacht voor de professionele vorming ook een beleidsgerichte component in de domeinspecifieke doelstellingen van de bacheloren de masteropleiding. In de domeinspecifieke doelstellingen van de bachelor en beide masteropleidingen aan de K.U.Leuven waardeert zij naast de duidelijke academische vorming en de aandacht voor professionele vaardigheden ook de organisatiegerichtheid van de doelstellingen en de aandacht op interventie. De Commissie meent dat vooral de stage in de derde bachelor een goede aanzet geeft voor de instap van de Bachelor criminoloog in het werkveld en voor de vorming van professionele vaardigheden. De Commissie meent ook dat er in de doelstellingen aan de UGent expliciete aandacht moet zijn voor de actieve beheersing van het Engels binnen de disciplines van de criminologie.
De opleidingen in vergelijkend perspectief 49 Deel 1
Onderwerp 2:
Programma
2.1. De relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma Bacheloropleidingen in de Criminologische Wetenschappen De Commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het bachelor programma in de Criminologische Wetenschappen aan de UGent als voldoende en van de bachelorprogramma’s in de Criminologische Wetenschappen aan de VUB en aan de K.U.Leuven als goed. De Commissie is van mening dat alle geëvalueerde bachelorprogramma’s in de Criminologische Wetenschappen de beoogde eindkwalificaties adequaat concretiseren, op het niveau van de individuele opleidingsonderdelen, alsook op het niveau van de opleiding als geheel. De inhoud van de programma’s biedt de studenten de mogelijkheid om de beoogde eindkwalificaties te bereiken. Alle bachelorprogramma’s hebben goede aandacht voor de ontwikkeling van theoretische kennis, voor inzichtsvorming en voor het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden, naast goede aandacht voor methodologie (voor de bacheloropleidingen aan de K.U.Leuven en aan de UGent is dit een verbetering ten aanzien van de vorige externe onderwijsevaluatie). De voldoende aan de UGent houdt voornamelijk verband met het oordeel van de Commissie dat het opleidingonderdeel ‘Informatieverwerking in de Criminologie’ een verplicht opleidingsonderdeel dient te zijn. Ten aanzien van de concretisering van het bachelorprogramma aan de UGent en aan de K.U.Leuven is de Commissie van mening dat er een sterkere aandacht dient te zijn voor het ontwikkelen van mondelinge en schriftelijke vaardigheden. Dit kan ondermeer gerealiseerd worden door een grotere aandacht voor presentaties en papers en de gerichte feedback hierover aan de studenten. Masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen De Commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van de masterprogramma’s in de Criminologische Wetenschappen aan de drie Vlaamse universiteiten als goed. De Commissie is van mening dat alle geëvalueerde masterprogramma’s in de Criminologische Wetenschappen de beoogde eindkwalificaties meer dan adequaat concretiseren, op het niveau van de individuele opleidingsonderdelen, alsook op het niveau van de opleiding als geheel en dat de studenten de mogelijkheid wordt geboden om de beoogde eindkwalificaties te bereiken. Het wetenschappelijk niveau van de opleidingen blijkt duidelijk uit de goede aandacht voor theorievorming, voor methodologie en uit het gebruik van (internationale) onderzoeksgerelateerde contexten in de opleidingsonderdelen en door het gebruik van een ruim aanbod aan wetenschappelijke literatuur waaraan in diverse opleidingsonderdelen gerefereerd wordt.
50 De opleidingen in vergelijkend perspectief Deel 1
De Commissie onderkent wel verschillen tussen de invulling van de programma’s. De VUB leidt op tot generalistische criminologen, met een sterke focus op kritisch academische vragen. De K.U.Leuven profileert zich door de aandacht op interventies, naast een duidelijke academische oriëntatie. De UGent profileert zich door de sterke focus op (overheids)-beleid, naast een duidelijke academische oriëntatie van het programma. De Commissie stelt vast dat deze profileringen ook overeenstemmen met wat in de doelstellingen van de onderscheiden opleidingen is beschreven. De Commissie meent dat een bijzonder aandachtspunt de taalkennis is die erop gericht zou moeten zijn om de student een actieve beheersing van het Engels in de relevante domeinen van de criminologie bij te brengen. Aan de UGent wordt er binnen het curriculum geen verplicht taalopleidingonsderdeel ingeroosterd. De Commissie meent dat door het aanbieden van minstens één verplicht opleidingsonderdeel in het Engels een goede stap zou gezet worden en zij stuurt aan op remediëring. De Commissie dringt er – in het kader van het verbeterperspectief – bij de drie Vlaamse Universiteiten op aan om bij de gevoerde gesprekken tussen de drie instellingen ook de uitwisselingsmogelijkheden voor keuzeopleidingsonderdelen te onderzoeken. 2.2. Eisen professionele en academische gerichtheid van het programma Bacheloropleidingen in de Criminologische Wetenschappen De Commissie beoordeelt de eisen van professionele en academische gerichtheid voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen aan de drie Vlaamse universiteiten als goed. In de bacheloropleidingen aan de drie universiteiten is er goede aandacht voor kennisontwikkeling en inzicht, voor het bijbrengen van onderzoeksattitudes en voor onderzoeksvaardigheden. De Commissie meent dat de drie bachelorprogramma’s goed aansluiten bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied en dat het onderwijs binnen de bachelors voor zover als mogelijk aansluit bij het onderzoek dat in de diverse onderzoeksgroepen aan de instellingen wordt verricht. De Commissie meent ook dat alle bacheloropleidingen goede aandacht hebben voor de vorming van professionele vaardigheden door de studenten, in het bijzonder door het verplichte stage-opleidingsonderdeel in de derde bachelor. Masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen De Commissie beoordeelt de eisen van professionele en academische gerichtheid voor de vier masteropleidingen als goed. In de masteropleidingen aan de drie universiteiten is er goede aandacht voor kennisontwikkeling en inzicht, voor het bijbrengen van onderzoeksattitudes en voor onderzoeksvaardigheden op een gevorderd niveau. Er is in alle masteropleidingen een duidelijke doorstroming van het onderzoek in de eigen onderzoeksgroepen en De opleidingen in vergelijkend perspectief 51 Deel 1
van het onderzoek dat op internationaal vlak gevoerd wordt naar het onderwijs. De Commissie onderkent in de vier onderscheiden programma’s een duidelijk wetenschappelijk karakter. De Commissie meent dat in het bijzonder de academische gerichtheid van het masterprogramma aan de VUB zich onderscheidt van de andere masteropleidingen. Ze meent dat dit gebeurt door de daadwerkelijke concretisering van de multidisciplinaire en interdisciplinaire onderwijsaanpak voor de onderscheiden profielen in de master. Daarenboven wordt in elk van de drie profielen telkens 1 module (d.i. 1/3 van het profiel) integraal in het Engels gedoceerd.Aan de K.U.Leuven is er meer aandacht voor de internationale dimensie. Daarnaast is de inhoud van de masterprogramma’s sterk gelinked aan het onderzoeksinstituut LINC. Het masterprogramma aan de UGent onderscheidt zich door de veelheid aan papers en opdrachten die een goede voorbereiding zijn op het masterproefonderzoek. Daarnaast zijn de inhouden van de masterproeven goed gekoppeld aan het lopend onderzoek dat binnen de vakgroep gevoerd wordt. 2.3. De samenhang van het programma De Commissie beoordeelt de samenhang van alle bachelor- en masterprogramma’s in de Criminologische Wetenschappen die zij evalueerde als voldoende. De Commissie is van oordeel dat de bachelorprogramma’s sequentieel en coherent zijn opgebouwd, waarmee zij bedoelt dat de horizontale coherentie en de verticale opbouw van de kennisdomeinen doorheen de bachelorprogramma’s verzekerd zijn. De bacheloropleiding aan de VUB voorziet niet in keuzeopleidingsonderdelen in de bachelor en omvat alle basisdomeinen van de criminologie in het curriculum. De bacheloropleiding aan de K.U.Leuven voorziet een beperkte keuzemogelijkheid in de derde bachelor. De opleidingsonderdelen die onderwerp zijn van deze keuze zijn zo gekozen dat ze de samenhang van het programma niet bedreigen. De bacheloropleiding aan de UGent biedt vanaf het tweede jaar een ruime keuze aan de studenten. De Commissie heeft op basis van de gesprekken kunnen vaststellen dat de studenten – indien gewenst na advies van de docenten – zinvolle keuzes maken die hen helpen hun studie te oriënteren met het oog op een zekere graad van specialisatie die zij in de master beogen. De Commissie merkt op dat in het bijzonder aan de UGent de toegeleverde opleidingsonderdelen consequent (lessen, cursusmateriaal en evaluatie) op de criminologische context zijn toegespitst. Ook de vier gevisiteerde masteropleidingen vertonen een voldoende samenhang en coherentie. De VUB organiseert het eerste semester van de master als interdisciplinair onderwijs in drie onderscheiden profielen, waarvan de studenten er twee volgen (zoals reeds eerder werd vermeld). In de visie van de Commissie doet het verplicht stellen van de opleidingsonderdelen in het derde semester van de master voor een deel afbreuk aan deze waardevolle werkwijze. De twee masteropleidingen
52 De opleidingen in vergelijkend perspectief Deel 1
aan de K.U.Leuven voorzien in een verplichte stam naast ruimte voor een speciale focus door de drie pijlers waarvan de student er een dient te volgen. Voor de Master of Criminology is er een goede afstemming van de onderscheiden opleidingsonderdelen die in het programma zijn ingeroosterd. De masteropleiding aan de UGent laat de student de vrijheid om een zekere graad van specialisatie of van vrije keuze aan te exploreren domeinen in het curriculum in te brengen. De Commissie stelt vast dat de studenten aan de UGent zeer consciëntieus met deze keuzemogelijkheid omgaan en omschrijft het onderwijsmodel – gezien de daaraan ten grondslag liggende visie – als ‘gestuurde zelfontplooiing’. 2.4. Studieomvang Alle bachelor- en masteropleidingen voldoen aan de decretale eisen met betrekking tot de studieomvang, uitgedrukt in studiepunten. 2.5. Studietijd De Commissie beoordeelt de studietijd van alle bachelor- en masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de Vlaamse universiteiten als voldoende. De Vlaamse universiteiten hebben de beschikking over kwantitatieve en kwalitatieve studietijdmetingen, die door de centrale diensten van de universiteiten zijn uitgewerkt. Daarnaast volgen ook de betreffende organen en commissies de studietijd op. Aan de VUB, zo merkt de Commissie op, wordt de keuze gemaakt om minder te steunen op kwantitatieve maten. De studietijd wordt begroot op basis van schattingen en gesprekken met de studenten, en op de oordelen van opleidingsverantwoordelijken die de vinger nauwlettend aan de pols houden. Aan de K.U.Leuven – dat over een sterk uitgewerkt systeem van studietijdmetingen beschikt – blijkt dat de responsiegraad voor de kwantitatieve studietijdmetingen sterk varieert, wat de representativiteit en de betrouwbaarheid van de resultaten begrenst. Aan de UGent zijn er ook kwantitatieve studietijdmetingen ontwikkeld door de centrale diensten, maar de academische staf die de opleidingen in de criminologische wetenschappen verzorgt gaf aan te twijfelen aan de gebruikte methodologie en daarmee aan de representativiteit en de betrouwbaarheid van de geregistreerde schattingen. De Commissie stelt voor alle opleidingen (bachelor- en masters) vast, op basis van de gesprekken die zij voerde met alle geledingen die betrokken zijn bij het onderwijs, dat de studietijd op diverse wijzen gemeten, bevraagd, besproken of ter discussie gesteld wordt op gezette tijden. De Commissie meent dat dit een goed gegeven is, en dat de opleidingen via diverse kanalen, methoden en technieken de studietijd moeten blijven opvolgen. De Commissie waardeert de studiebevorderende factoren in de bacheloropleidingen aan alle Vlaamse universiteiten die betrokken zijn bij dit evaluatieproces. Zij noemt De opleidingen in vergelijkend perspectief 53 Deel 1
de ombudsdienst, de diverse vormen en voorzieningen van studiebegeleiding, de trajectbegeleiding, het portfolio van de studenten, de proefexamens voor cruciale eerste bachelorvakken, het monitoraat en de inzage in de examens in aanwezigheid van de docent. De Commissie meent dat de studietijd voor de masteropleidingen – die ten tijde van haar bezoek aan de instellingen voor het eerst liepen – nauwgezet moet worden gevolgd, temeer omdat de meerderheid van de studenten met wie zij sprak aangaf de Masterproef alvast voor de eerste examenperiode niet te zullen kunnen afronden. Tijdens de redactiefase vernam de Commissie dat de realiteit positiever lijkt uit te pakken dan verwacht op basis van de gevoerde gesprekken, maar dat deze situatie wel dient te worden gevolgd. De Commissie dringt dan ook aan in deze om de vinger aan de pols te houden en te remediëren indien noodzakelijk. 2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Bacheloropleidingen in de Criminologische Wetenschappen De Commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud van alle bachelorprogramma’s in de Criminologische Wetenschappen als voldoende. De Commissie stelt vast dat voor de drie instellingen de hoorcolleges de dominante onderwijsvorm zijn in de eerste bachelor die in meer of mindere mate worden aangevuld met werkcolleges. De Commissie meent dat dit in de mate van het mogelijke ook wel gebeurt (bv. lectuuropdrachten en oefeningen, discussie of debat), gelet op de grootte van de studentenpopulaties en de personeelsformatie, en vernam van een aantal groepen studenten dat zij de hoorcolleges geenszins als belemmering ervaren voor het stellen van vragen en het bediscussiëren van bepaalde theorieën tijdens de lessen. De Commissie acht het wenselijk dat er wordt nagedacht over het realiseren van meer activerende onderwijsvormen, andere dan hoor- en werkcolleges. De Commissie signaleert een gemis aan voldoende activerende werkvormen (andere dan werkcolleges), voornamelijk binnen de eerste bachelor en is van oordeel dat er meer activerende werkvormen dienen te worden ingezet in het eerste jaar van het curriculum. De Commissie stelt wel een toename van activerende werkvormen vast doorheen de bacheloropleiding, die voor alle bacheloropleidingen uitmonden in de stage. De Commissie is van mening dat de stage het middel bij uitstek is om de studenten competentiegericht te doen leren en stelt vast dat dit leermiddel goed strookt met het streven naar integratie van de verschillende elementen: dat wil zeggen de competenties die voor de opleidingen aan de VUB en aan de UGent ingang hebben gevonden. Ook aan de K.U.Leuven wordt de stage ten volle benut om de studenten de link tussen de theorie en de praktijk te doen leggen.
54 De opleidingen in vergelijkend perspectief Deel 1
De Commissie meent dat er binnen een monitoraat (wat zij typeert als ‘extra-curriculaire’ leermiddelen) zeer nuttige ondersteuning en studiebegeleiding wordt aangeboden aan de studenten, maar zij meent desalniettemin dat er ook binnen het curriculum van de bacheloropleiding voldoende aandacht dient te zijn voor begeleiding van de student in bv. oefeningensessies of werkcolleges. Masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen De Commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud van de Master in de Criminologische Wetenschappen aan de VUB als excellent, van de Master in de Criminologische Wetenschappen en de Master of Criminology aan de K.U.Leuven en van de Master in de Criminologische Wetenschappen aan de UGent als goed. De vier geëvalueerde masteropleidingen gebruiken allemaal een grotere diversiteit aan werkvormen en leermiddelen (hoorcolleges, werkcolleges, interactie- en responsiecolleges inclusief discussies, gebruik van readers, seminaries, groepswerk, het schrijven van papers, excursies, etc.) ten opzichte van de bacheloropleidingen. De kleinere groepen studenten laten toe om meer competentiegericht te werken. De score excellent voor de masteropleiding aan de VUB is hoofdzakelijk ingegeven door de onderscheidende aanpak van de profielen in het eerste semester van de masteropleiding, waarin de thema’s multi- maar vooral interdisciplinair worden ingericht. Dit betekent dat een aantal docenten gezamenlijk de lessen inricht en dat de besproken thema’s vanuit verschillende disciplines en vanuit verschillende invalshoeken bekeken worden. De blokkenstructuur waarin de profielen georganiseerd worden voorzien in een logische opeenvolging van theoretische inleidingen en aansluitende werkcolleges waarin de studenten kritisch dienen te reflecteren over de diversiteit aan invalshoeken, overwegingen en standpunten. De Commissie is van oordeel dat deze onderwijsaanpak in het algemeen navolging verdient. Het onderwijsconcept aan de VUB ‘Competentiegericht leren in Flexibel Onderwijs’ heeft reeds haar ingang gevonden in het onderwijs van de criminologieopleidingen aan de VUB. Ook aan de UGent – hoewel de UGent geen vigerend onderwijsconcept uitdraagt – meent de Commissie sterke indicaties waar te nemen, die haar inziens tekenen zijn van een onderliggende visie, die de Commissie als ‘Gestuurde zelfontplooiing’ karakteriseert. Aan de K.U.Leuven is op centraal niveau het vigerend onderwijsconcept ‘Begeleide zelfstudie’ uitgetekend. De Commissie meent dat een aantal studenten en docenten nog niet ten volle doordrongen zijn van dit dragend concept. Recentelijk zijn door de onderwijsconvenanten goede initiatieven genomen in dit perspectief. De Commissie stelt vast dat elke instelling beschikt over elektronische leeromgevingen die voor alle opleidingen worden ingezet als communicatiemiddel en informatiedrager met betrekking tot het onderwijs. Zij waardeert deze initiatieven, maar De opleidingen in vergelijkend perspectief 55 Deel 1
wenst er in het algemeen op te wijzen dat deze nieuwe middelen ook een didactische invulling dienen te krijgen in het onderwijs en geeft daarom een nog grotere inzetbaarheid van het elektronisch leerplatform bij innoverende werkvormen in overweging. Hier en daar stelt zij reeds goede voorbeelden daarvan vast, zoals aan de UGent, bijvoorbeeld door het aanbieden van klaargezette linken en structuren die de studenten toelaten om in een kluwen van webpagina’s doelgericht te navigeren. 2.7. Beoordeling en toetsing De Commissie evalueert de beoordeling en toetsing van alle bachelor- en masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de Vlaamse universiteiten als voldoende. In het eerste en tweede bachelorjaar overheerst de schriftelijke examenvorm. Ondermeer Multiple Choice examens worden ingezet om de kennis van en het inzicht in het toegeleverd onderwijs te toetsen. De Commissie onderkent een evolutie van toetsen op kennis en inzicht naar toepassing en kritische reflectie doorheen de bacheloropleidingen, tot in de aansluitende masteropleidingen en meent dat dit conform is met wat men van een universitaire opleiding mag verwachten. De Commissie heeft een steekproef aan examenvragen bestudeerd voor de bacheloropleidingen en komt tot de vaststelling dat de examens van de opleidingen op adequate wijze de gedoceerde leerstof toetsen en de toetsvormen aansluiten bij de ingezette lesmethodes. Voor alle bacheloropleidingen strookt de beoordeling van de stage met de doelstellingen die voor de stage zijn geformuleerd. Voor de masteropleidingen heeft de Commissie zich voor een deel gebaseerd op de gegevens uit de voorafgaande licenties, omdat de masteropleidingen nog maar voor het eerst liepen ten tijde van de bezoeken. Voor de Master of Criminology aan de K.U.Leuven (die geen echte ‘voorloper’ heeft), heeft de Commissie mede gesteund op de overwegingen dat de staf die het programma inricht overwegend overeenstemt met de staf die ook het Nederlandstalig programma inricht en dat de onderwijstraditie die blijkt uit het Nederlandstalig programma wordt voortgezet in het Engelstalig programma. 2.8. De Masterproef De Commissie beoordeelt het facet ‘masterproef’ voor de Master in de Criminologische Wetenschappen aan de VUB als goed, voor de twee masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de K.U.Leuven en voor de masteropleiding aan de UGent als voldoende. De Commissie heeft haar oordeel gebaseerd op de kwaliteit van de licentiaatsverhandelingen (en voor de Master of Criminology op de manama scripties) van de opleidingen, op de begeleiding, op het evaluatiemechanisme en de eventuele verdediging van de masterproef. Daarnaast heeft zij dit thema besproken tijdens de bezoeken met alle geledingen die bij het onderwijs betrokken zijn. Ze heeft voor elke masteropleiding een steekproef van de eindverhandelingen van de eerdere licentie
56 De opleidingen in vergelijkend perspectief Deel 1
grondig bestudeerd en zij heeft een groot aantal eindverhandelingen en desgevallend evaluatieverslagen ingekeken tijdens de bezoeken. De Commissie beoordeelt het niveau over de ganse lijn als adequaat en de vorm conform de wetenschappelijke verslaggeving. Onderscheidend aan de VUB is de mondelinge verdediging van de masterproef door de student voor een panel van alle docenten uit de vakgroep Criminologie, de bespreking door de vakgroep van de masterproef en de kwaliteit van de mondelinge verdediging alvorens een score wordt toegewezen. De Commissie meent dat deze (arbeidsintensieve) methode conform is met het multidisciplinair karakter waar in de masteropleiding sterk op wordt ingezet, en meent dat dit de onderscheiden score ten opzichte van dit facet aan de andere masteropleidingen die zij evalueerde verrechtvaardigt. Aan de UGent stelde de Commissie vast dat er geen systematische mondelinge verdediging voorzien is voor de masterproef, maar een student kan opgevorderd worden om zijn werk toe te lichten in geval van twijfel. De Commissie is van oordeel dat een mondelinge verdediging een positief gegeven is en past in het verwerven van mondelinge vaardigheden, wat een afgestudeerde Master zeker ten goede komt. Aan de K.U.Leuven is er ook een mondeling verdediging van de Masterproef, wat zij waardeert, maar de Commissie heeft enige moeite met de beperking in de vrije keuze bij de selectie van het masterproef onderwerp. Verder heeft de Commissie ook begrepen uit de toelichtingen ten tijde van het bezoek dat, anders dan aan de andere instellingen, pas gestart wordt met de voorbereiding van de masterproef in het masterjaar zelf omdat de zij-instromers anders in het ongelijk worden gesteld. De Commissie meent dat deze aanpak een rem zet op de activiteit van de hoofdinstroom en gelet op het éénjarig karakter van de masteropleidingen in de criminologische wetenschappen en de vooruitzichten op het aantal masterproeven dat tijdens het academiejaar (eerste of tweede examenperiode) worden ingediend, heroverwogen dient te worden. De Commissie was voor alle masteropleidingen verontrust over de vooruitzichten dat ongeveer 30% van de studenten de masterproef tegen de deadline voor de eerste examenperiode zouden halen en dringt er bij de masteropleidingen op aan om op basis van de gegevens van 2007-2008 een grondige evaluatie te maken over de haalbaarheid van de masterproef in het éénjarig programma en hiervoor te remediëren indien noodzakelijk. Tijdens de redactiefase bleek deze inschatting iets positiever uit te pakken voor wat betreft het eerste semester, maar het aantal afgeronde masterproeven blijft desalniettemin laag. De Commissie meent dat ongeveer drie vierden van de studenten slagen voor de masteropleiding (over de twee examenperiodes heen beschouwd).
De opleidingen in vergelijkend perspectief 57 Deel 1
2.9. Toelatingsvoorwaarden Bacheloropleidingen in de Criminologische Wetenschappen De Commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen aan de VUB als goed en voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen aan de K.U.Leuven en aan de UGent als voldoende. Voor de drie bacheloropleidingen zijn de instroomvereisten de generieke criteria die gesteld worden aan ongeveer alle opleidingen in het Vlaams hoger onderwijs. De VUB kent naast een groot aandeel instromende studenten uit het secundair onderwijs (uit het ASO en in mindere mate ook uit het TSO), een beduidende instroom van werkstudenten. De Commissie vernam dat er ook aan de K.U.Leuven en aan de UGent de mogelijkheid bestaat om als student het statuut van werkstudent aan te vragen, maar dat daar in de praktijk eerder weinig gebruik van gemaakt wordt. Aan de drie instellingen worden voor de bacheloropleidingen in de criminologische wetenschappen in variabele mate vakinhoudelijke en studiemethodische begeleidingsvormen aangereikt. Dit gebeurt aan de VUB door het ‘Centrum voor Studie en Begeleiding Humane Wetenschappen’ en aan de K.U.Leuven door het monitoraat. Aan de UGent overwegen de opleidingsverantwoordelijken om een monitoraat in te richten dat naast vakinhoudelijke begeleiding ook eventueel studiemethodische begeleidingsvormen aan zal bieden. De Commissie waardeert deze instroombegeleiding, maar meent dat er ook in het curriculum voldoende aandacht moet zijn voor de begeleiding van de studenten (voornamelijk in de eerste bachelor). De onderscheidende score voor dit facet aan de VUB ligt hoofdzakelijk in de goede aandacht van de opleiding voor de instroom van de niet reguliere studenten (werkstudenten, tweedekansonderwijs, enz.) en in het sterke engagement van de staf voor de studenten door de zeer goede (individuele) begeleiding die aan de instromende studenten gegeven wordt. Dit maakt het mogelijk dat studenten hun kennis en competenties bijspijkeren tot het vereiste niveau van de bachelor. Grafiek 1 toont het gemiddeld aantal generatiestudenten (in de eerste kandidatuur/ eerste bachelor) voor de periode 1997-1998 tot 2006-2007, opgesplitst in de gegevens tot 2004-2005, die betrekking hebben op de kandidatuur in de Criminologische Wetenschappen. Vanaf 2004-2005 hebben deze gegevens betrekking op de generatiestudenten in de eerste Bachelor in de Criminologische Wetenschappen.
58 De opleidingen in vergelijkend perspectief Deel 1
Grafiek 1: Overzicht van het gemiddeld aantal generatiestudenten generatiestudenten in de eerste bachelor in de Criminologische Wetenschappen in de periode 1997-1998 – 2006-2007, opgesplitst in de periode voorafgaand en sinds de invoering van de bachelor-master structuur. 250
voor 04-05 (gemiddelde van 7 jaren) vanaf 04-05 (gemiddelde van 3 jaren)
200
150
100
50
0
Vrije Universiteit Brussel
Katholieke Universiteit Leuven
Universiteit Gent
Masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen De Commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden voor de Master in de Criminologische Wetenschappen aan de VUB en aan de K.U.Leuven en voor de Master of Criminology aan de K.U.Leuven als voldoende en voor de Master in de Criminologische Wetenschappen aan de UGent als goed. In de vier masteropleidingen wordt rechtstreeks toegang verleend aan de houders van het diploma Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. Sommige instellingen verlenen ook rechtstreeks toegang tot Bachelors in de Rechten, met afstudeerrichting Criminologie en tot andere Bachelors in de Humane Wetenschappen zonder criminologisch wetenschappelijke opleidingskenmerken, mits een voorbereidingsprogramma wordt gevolgd. Aan de VUB wordt daarnaast door de opleidingsverantwoordelijken overleg gepleegd met andere opleidingen binnen de eigen instelling, waardoor een ‘minor criminologie’ in de Bachelor Sociologie en een ‘minor criminologie’ in de Bachelor Politieke Wetenschappen wordt ingericht. Desalniettemin is het mogelijk om aan de VUB en aan de K.U.Leuven in te stromen in de masteropleidingen zonder evenwel een stage te hebben gevolgd. Aan de UGent is een stage verplicht binnen het kader van de verkorte bachelor. De Commissie meent dat deze keuze strookt met de visie die de opleidingen in de bacheloropleidingen hebben neergeschreven betreffende het belang van de praktijkervaring van de student. De UGent is de enige instelling die geen schakel- en voorbereidingsprogramma aanbiedt, maar enkel een verkort bachelorprogramma. Zo’n verkorte bachelor leidt tot een diploma en niet uitsluitend tot een getuigschrift. De Commissie meent dat deze keuze strookt met de visie die de opleidingen in de bacheloropleidingen hebben neergeschreven, betreffende het belang van de praktijkervaring van de student en maakt daarvoor ook onderscheid in het toekennen van de score voor dit facet. De opleidingen in vergelijkend perspectief 59 Deel 1
Onderwerp 3:
Inzet van personeel
3.1. Kwaliteit van het personeel De Commissie evalueert het facet ‘kwaliteit van het personeel’ voor alle bachelor- en masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de Vlaamse universiteiten als goed. De Commissie heeft vastgesteld dat de staf van alle binnen dit kader geëvalueerde criminologieopleidingen (voor de kernopleidingsonderdelen en voor het toegeleverd onderwijs) beschikken over een zeer gedegen vakinhoudelijke kennis en deskundigheid. Daarnaast zijn ook de onderwijskundige kwaliteiten van de staf over het algemeen goed. Alle universiteiten houden bij het aanstellings- en bevorderingsbeleid in toenemende mate rekening met de onderwijskundige capaciteiten van het (toekomstig) wetenschappelijk personeel en organiseren initiatieven inzake onderwijsprofessionalisering voor docenten. De VUB en de K.U.Leuven organiseren daarnaast ook onderwijsprofessionaliseringsinitiatieven voor het assisterend personeel. De Commissie stelt vast dat de docenten aan de VUB uiterst sterk geëngageerd zijn bij hun onderwijsopdracht en dat de drempel tussen de student en de docenten zeer laag is. Aan de UGent lijkt deze afstand iets groter, maar kunnen de studenten de docenten op gepaste tijden bereiken (via e-mail of tijdens het spreekuur). Aan de K.U.Leuven lijkt deze afstand in verhouding tot de andere twee instellingen het grootst, maar geven de studenten aan dat zij zich vooral richten tot de assistenten en indien noodzakelijk ook de docenten kunnen bereiken (via e-mail of op het spreekuur). De Commissie merkt op dat er aan de UGent en aan de K.U.Leuven ondanks de beduidende vertegenwoordiging van vrouwelijke AAP leden in het kader, slechts een klein aantal vrouwelijke ZAP leden zijn en zij verwijst in deze naar het ‘glazen plafond’. De Commissie meent dan ook dat het aanbieden van halftijdse of deeltijdse betrekkingen die het samengaan van werk en gezin meer ondersteunen tot de mogelijkheden dient te behoren. Daarnaast onderstreept de Commissie de ‘internationalisation at home’, die inhoudt dat de staf internationaal is en voor een bepaalde tijd aan een Vlaamse universiteit doceert, maar aan een buitenlandse universiteit verbonden is, terwijl de studenten aan de eigen universiteit blijven, maar dus wel door een internationale staf onderricht worden. De Commissie is evenwel van mening dat deze vorm van internationalisering niet te vergelijken is met de rijke ervaring van een verblijf van een student in het buitenland. Zij vindt het desalniettemin een goed initiatief, gegeven de geringe deelname van de studenten aan internationale uitwisselingen. De Commissie meent dat er een blijvende aandacht voor internationale uitwisseling van studenten dient te zijn, en dat deze nog versterkt moet worden.
60 De opleidingen in vergelijkend perspectief Deel 1
3.2. Eisen professionele en academische gerichtheid De Commissie evalueert het facet ‘professionele en academische gerichtheid van het personeel voor alle bachelor- en masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de Vlaamse universiteiten als goed. De Commissie stelt – mede op basis van de onderzoeksoutput – vast dat aan de drie instellingen de docenten voor zowel de bachelor- als de masteropleidingen bekend staan als goede onderzoekers en een aantal zelfs international befaamd is. Aan de VUB stelt de Commissie een sterke koppeling vast tussen het onderzoek en het onderwijs rond de drie thema’s penologie en penitentiair recht, jeugdrecht en jeugdcriminaliteit en politie en veiligheid. Aan de K.U.Leuven zijn de 10 onderzoekslijnen samengebracht in het onderzoeksinstituut LINC. Ook aan de UGent is er een directe koppeling tussen het onderwijs en het onderzoek dat in de diverse onderzoeksgroepen verricht wordt. De Commissie meent aldus dat alle opleidingen het onderzoek in de mate van het mogelijke (en in toenemende mate van de bachelor naar de masteropleidingen toe) meenemen in het onderwijs. De Commissie stelt ook vast dat alle instellingen op gezette tijden gastdocenten aantrekken die over de nodige expertise beschikken om een specifiek thema nader toe te lichten. De praktijkervaring wordt, naast de kennis van de docenten hierover, ten gevolge van de informele contacten met het professionele veld ook voor een deel in het curriculum gebracht door praktijkassistenten (zoals aan de K.U. Leuven en aan de UGent) of door de waardevolle inbreng van de stagebegeleiders in de instituten waar de studenten stage lopen. 3.3. Kwantiteit van het personeel De Commissie evalueert het facet ‘kwantiteit van het personeel’ voor alle bachelor- en masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de Vlaamse universiteiten als voldoende. De Commissie stelt over de hele lijn vast dat de personeelsbezetting voor de Vlaamse criminologieopleidingen niet ruim bemeten is. De Commissie is van oordeel dat de omvang van de personeelsformatie voldoende is en de opleidingen in staat stelt om onderwijs van verantwoorde kwaliteit te geven. Maar de Commissie benadrukt dat er in geen enkele van de gevisiteerde instellingen een ‘overschot’ aan personeel is. De Commissie is daarom van oordeel dat zij het facet ‘kwantiteit van het personeel’ niet hoger dan voldoende kan beoordelen. Op basis van de gangbare student-staf ratio (SSR) komt zij echter niet tot een waarheidsgetrouwe weergave van de werkelijkheid omdat in de berekeningswijze van de SSR geen parameters betreffende bv. de arbeidsintensiviteit van de werkvormen is opgenomen, en ook het geoperationaliseerde onderwijsmodel niet wordt meegenomen. De Commissie meent dan ook dat zij de SSR cijfers niet op betrouwbare wijze kan interpreteren. Wel meent de Commissie dat er minstens binnen de faculteiten, waartoe de opleidingen behoren, een evenredige verdeling zou moeten zijn van de middelen die aan De opleidingen in vergelijkend perspectief 61 Deel 1
de opleidingen in de Rechten en aan de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen worden toebedeeld. De Commissie stelt in deze vast dat er binnen de faculteit Recht en Criminologie aan de VUB, ondanks de bereidheid tot het gedeeltelijk vereffenen van de bestaande verschillen in personeelsomkadering, nog een fundamentele ongelijkheid is tussen de hoeveelheid aan personeelsmiddelen die voor de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen worden ter beschikking gesteld, in vergelijking tot de opleidingen in de Rechten. De Commissie onderstreept hier tevens dat ook de beoogde vereffening die ten tijde van de bezoeken besproken werd los staat van de intensiteit van de werkvormen, uitgedrukt in aantal uren studentenbegeleiding. De Decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid aan de K.U.Leuven heeft – in de visie van de Commissie – navolgenswaardig werk verricht door een verdeelsleutel uit te tekenen die wel degelijk rekening houdt met de parameters die door de globale maten buiten beschouwing blijven, en stelt aldus vast dat het personeel van de opleidingen in de Rechten en in de Criminologische Wetenschappen aan de K.U.Leuven op voet van gelijkwaardigheid toegewezen worden. Aan de UGent is er ook nog steeds een ongelijkheid in de toebedeling van de personeelsmiddelen tussen de opleidingen in de Rechten en in de Criminologische Wetenschappen. De staf en de opleidingsverantwoordelijken stellen echter vast dat het nieuwe allocatiemodel (wat de verdeling van de personeelsmiddelen betreft) op zijn minst als evenredig wordt ervaren. Het houdt weliswaar in mindere mate rekening met de onderwijsbelasting, maar dit is niet bij definitie nadelig voor de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen. De opleidingen in de criminologische wetenschappen zouden inzake de personeelstoewijzing voordeel halen uit de grotere onderzoeksoutput (van de onderzoekers in het criminologisch domein) terwijl de opleidingen in de Rechten voordeel zouden halen uit de grotere studentenaantallen.
62 De opleidingen in vergelijkend perspectief Deel 1
Onderwerp 4:
Voorzieningen
4.1. Materiële voorzieningen De Commissie beoordeelt de materiële voorzieningen voor de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de VUB als voldoende, voor de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de K.U.Leuven als goed en voor de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de UGent als voldoende. De VUB en de K.U.Leuven beschikken over de nodige leslokalen (grote auditoria en kleinere lokalen) om het onderwijs te verstrekken. De leslokalen zijn adequaat uitgerust om multimediaal lesgeven te ondersteunen. Aan de UGent is er ten tijde van het bezoek van de Commissie (nog steeds) een tekort aan leslokalen. Dit is een pertinent probleem dat de volledige Faculteit Rechten reeds geruime tijd treft. Het masterplan inzake de uitbreiding van de infrastructuur nadert zijn voltooiing, zodat het leslokalentekort binnenkort zal worden weggewerkt. De UGent maakt in tussentijd nuttig gebruik van een centraal online-reserveringssysteem voor leslokalen – ook aan andere faculteiten – zodat de opleidingen in de criminologie toch over de nodige capaciteit aan leslokalen kunnen beschikken. De bibliotheekfaciliteiten aan de VUB zijn in orde. De studenten van de VUB hebben ook toegang tot de bibliotheek van de Humane Wetenschappen aan de Université Libre de Bruxelles (ULB) en kunnen ook een beroep doen op werken uit de vakgroepsbibliotheek. De bibliotheekvoorzieningen aan de K.U.Leuven zijn – in de visie van de Commissie – bijzonder goed. De bibliotheek van de faculteit huisvest een goede collectie aan boeken, tijdschriften en online bronnen. Er zijn ook voldoende stille werkplekken in de bibliotheek voor de studenten. De bibliotheekvoorzieningen aan de UGent zijn voldoende, maar de financiële mogelijkheden zijn beperkt. De bibliotheekcollectie was op het ogenblik van het bezoek nog verspreid opgesteld, maar na de finalisering van het masterplan, zal deze op een ruimere, centrale plaats worden opgesteld. De Commissie meent wel dat het aantal stille werkruimten voor de studenten in de bibliotheek op het ogenblik van het bezoek aan de UGent bijzonder schaars is, en ook volgens het masterplan schaars blijft, waarvoor zij op remediëring aandringt. Voor de VUB en de UGent is dit een significante verbetering ten opzichte van de vorige visitatie. Alle instellingen beschikken over PC-lokalen die buiten de uren waarin in die lokalen les wordt gegeven, ter beschikking staan voor de studenten. Aan de UGent is een deel van de centrale PC-klas steeds toegankelijk voor de studenten. De Commissie kent de score ‘goed’ toe voor dit facet aan de K.U.Leuven, omdat zij van oordeel is dat de voorzieningen aan de K.U.Leuven, in vergelijking tot de andere universiteiten (in termen van leslokalen, uitrusting, bibliotheekvoorzieningen en
De opleidingen in vergelijkend perspectief 63 Deel 1
beschikbaar budget) het ruimst bemeten zijn, wat de criminologieopleidingen aan de K.U.Leuven ten goede komt. 4.2. Studiebegeleiding De Commissie beoordeelt de studiebegeleiding voor de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de VUB als goed en voor de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de K.U.Leuven en aan de UGent als voldoende. Alle instellingen organiseren eigen initiatieven en/of nemen deel aan bestaande initiatieven ten behoeve van de informatieverstrekking over het hoger onderwijs aan abituriënten (bv. regionale gespreksavonden over studiekeuze, en studie-informatiedagen). Bij de aanvang van het academiejaar worden de studenten aan alle instellingen naar behoren onthaald en adequaat geïnformeerd over de beschikbare diensten. Ook tijdens de opleiding kunnen de studenten terecht bij de docenten, de studie trajectbegeleiders of bij op facultair of op centraal niveau ingerichte adviesdiensten voor studenten, centra voor psychosociale begeleiding, etc. De Commissie meent dat de studiebegeleiding aan de drie instellingen voor alle gevisiteerde opleidingen adequaat is, maar heeft bij haar beoordeling de score goed toegekend voor dit facet aan de bachelor- en masteropleidingen aan de VUB, vanwege het sterk sociaal engagement dat door de beide opleidingen (bachelor- en masteropleiding in de Criminologische Wetenschappen) wordt uitgedragen. Als enige van de drie instellingen heeft zij zeer grote aandacht voor een bijzondere doelgroep van studenten (met name de werkstudenten, deelnemers aan het tweedekansonderwijs, enz.), hoewel het ‘statuut van werkstudent’ ook aan de K.U.Leuven en aan de UGent bestaat. Sinds 1975 richt de faculteit Recht en Criminologie van de VUB een ‘Bijzondere begeleidingsprogramma voor werkende en werkzoekende studenten’ in. Daarnaast meent de Commissie dat het gezamenlijk engagement van de academische staf en de (individuele) begeleiding van de studenten aan de beide opleidingen in de criminologische wetenschappen van de VUB voorbeeldstellend is.
64 De opleidingen in vergelijkend perspectief Deel 1
Onderwerp 5:
Interne kwaliteitszorg
5.1. Evaluatie van resultaten De Commissie evalueert het facet ‘evaluatie van resultaten’ voor alle bachelor- en masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de Vlaamse universiteiten als voldoende. Alle gevisiteerde opleidingen voeren een evaluatie uit van de resultaten. De opleidingsonderdelen worden minimaal om de twee jaar bevraagd, maar de meeste opleidingen hebben die frequentie opgevoerd in het kader van de BAMA hervorming. Aan de VUB wordt een opleidingsonderdeel aan het eind van het semester door de studenten geëvalueerd. De Commissie stelt – over de instellingen heen beschouwd – vast dat, afhankelijk van de methodologie, van het tijdstip van afname en van de wijze van de organisatie van de evaluatie de responsiegraad sterk varieert. Nagenoeg alle opleidingsverantwoordelijken stellen zich vragen van methodologische aard bij centraal georganiseerde bevragingen over de kwaliteit van de opleidingsonderdelen. De Commissie is van oordeel dat de opleidingen ervoor garant moeten staan dat zij op gezette tijden de opleidingsonderdelen en het curriculum als geheel dienen te evalueren, hetzij door kwantitatieve of kwalitatieve methoden, of door een mix van beide methoden. De Commissie waardeert dat de resultaten van de bevragingen aan alle instellingen worden opgevolgd, hetzij in de aard van een systematische bespreking, hetzij in een bespreking van die elementen uit de evaluatie die om bijzondere aandacht vragen. Wat betreft de kwaliteit van de zelfevaluatierapporten heeft de Commissie enige variatie moeten vaststellen en dat voornamelijk op het vlak van de kritische reflectie op onderwerpniveau. De Commissie meent dat het zelfevaluatierapport van de opleidingen aan de VUB het meest toegankelijk, het meest recht toe rechtaan geformuleerd is en het meest getuigt van een kritische benadering en evaluatie van de onderwijspraktijk, wat in de visie van de Commissie ook het best aansluit bij de doelstelling van deze onderwijsevaluatie. 5.2. Maatregelen tot verbetering De Commissie evalueert het facet ‘maatregelen tot verbetering’ voor alle bachelor- en masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de drie Vlaamse universiteiten als goed. De Commissie stelt vast dat de opleidingen – over het algemeen – goed aan de slag zijn gegaan met de aanbevelingen en bemerkingen van de vorige visitatiecommissies. Aan de VUB zijn deze bemerkingen bijvoorbeeld expliciet meegenomen in het ontwerp van de nieuwe (BAMA) programma’s. Daarnaast stelt de Commissie vast dat alle opleidingen ook gevolg geven aan signalen die zich van binnen de opleidingen uit hebben aangediend en aldus ook goed gevolg geven aan systematische De opleidingen in vergelijkend perspectief 65 Deel 1
opmerkingen en kanttekeningen die bijvoorbeeld door studenten worden geformuleerd. Voor een aantal pijnpunten die de vorige visitatiecommissie heeft geformuleerd is er nog niet volledig geremedieerd. Zo voeren de opleidingen bijvoorbeeld nog geen uitvalsanalyse uit die vooral voor het eerste jaar cruciale informatie zou kunnen aanreiken om de redenen van het afhaken van studenten beter te begrijpen. De Commissie vraagt zich wel af in hoeverre dit kan gerealiseerd worden door de opleidingen alleen, en of dit niet een vraagstuk is dat voor het gehele Vlaamse Hoger onderwijslandschap dient te worden bekeken. De Commissie stelt vast dat ook aan de internationale mobiliteit van studenten weinig is veranderd in de periode van 8 jaar tussen de twee opeenvolgende visitaties, ondanks de inspanningen die daartoe door de opleidingsverantwoordelijken aan de diverse instellingen geleverd worden. De Commissie meent dat hiervoor verdere inspanningen geleverd moeten blijven worden. Een niet onbelangrijk punt is de actieve taalbeheersing van het Engels, wat aan de K.U.Leuven en aan de UGent minder aan de orde lijkt te komen. Mogelijkerwijze hangt dat samen met het bestaan van het taalequivalent traject van de Master of Criminology aan de K.U. Leuven en met de Engelstalige master-namasteropleiding aan de UGent. In de visie van de Commissie is de internationale dimensie desalniettemin een belangrijk aandachtspunt, gegeven het internationaal karakter van de theorievorming in het veld van de criminologische wetenschappen en de internationale oriëntering binnen de professionele wereld. 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni, beroepenveld De Commissie evalueert de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld voor alle bachelor- en masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de drie Vlaamse universiteiten als voldoende. De Commissie stelt vast dat de geledingen die bij het onderwijs betrokken zijn participeren aan de onderwijsorganisatie en aan de evaluatie van het onderwijs. De studenten zijn voor alle opleidingen op formele wijze vertegenwoordigd in de diverse organen, terwijl de alumni op meer informele wijze betrokken worden bij het besluitvormingsproces aangaande de kwaliteit van de opleidingen en dat in hoofdzaak door de informele contacten die zij met de staf onderhouden. Ook met het beroepenveld primeren de informele contacten via de docenten met name door de uitwisselingen van ervaringen en ideeën in het kader van de stage en de masterproeven. De Commissie meent dat het beroepenveld voor alle opleidingen nog beter dient betrokken te worden bij de opleidingen.
66 De opleidingen in vergelijkend perspectief Deel 1
Onderwerp 6:
Resultaten
6.1. Gerealiseerd niveau De Commissie evalueert het facet ‘gerealiseerd niveau’ voor alle bachelor- en masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de drie Vlaamse universiteiten als goed. De Commissie is van mening dat de bacheloropleidingen aan de verschillende instellingen academisch geschoolde Bachelors criminologie van een goed niveau afleveren, die een brede basisvorming hebben genoten en inzetbaar zijn in een variëteit aan domeinen. Een bijkomend voordeel daarbij is de eerste werkervaring die de studenten door middel van de stage hebben geproefd. De Commissie meent dat de bacheloropleidingen hun doelstellingen realiseren en de afgestudeerden die vorming hebben genoten die de individuele opleidingen in hun doelstellingen beschrijven, inclusief de focus die in de diverse programma’s wordt ingebracht. De Commissie meent ook dat de diverse masteropleidingen hun doelstellingen realiseren en aan hun afgestudeerden die vorming geven die zij in hun opleidingsdoelstellingen beschrijven. Dit betekent ook dat de Masters in de criminologische wetenschappen (en de Masters of Criminology) die focus in hun opleiding herkennen die de opleidingen hebben uitgeschreven in de opleidingsdoelstellingen. De Commissie meent dat het niveau verder ook blijkt uit de kwaliteit van de masterproeven (bij extrapolatie van de voorheen ingerichte licenties waarvoor eindverhandelingen werden geschreven). De Commissie meent dat alle opleidingen daardoor de basiskwaliteit of wat er minimaal verwacht wordt van een opleiding volgens het accreditatiekader overstijgen en evalueert dit facet voor alle opleidingen als goed. 6.2. Onderwijsrendement De Commissie evalueert het facet ‘onderwijsrendement’ voor alle bachelor- en masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de drie Vlaamse universiteiten als voldoende. De Commissie stelt vast dat het slaagpercentage van de generatiestudenten (in de eerste bachelor/voordien de eerste kandidatuur) bijzonder laag is aan de drie instellingen. Niet elke student die zich voor de opleiding inschrijft meldt zich voor de examens aan, maar een aantal stopt al voor de examens met de studie. De slaagpercentages kunnen daarom op twee manieren worden berekend. Indicator A geeft de fractie van het aantal geslaagden en het aantal studenten dat voor de opleiding ingeschreven is. Indicator B geeft de fractie van het aantal geslaagden en de studenten die zich voor de examens (van de opleiding) hebben ingeschreven. De opleidingen in vergelijkend perspectief 67 Deel 1
Grafiek 2 geeft een overzicht van de gemiddelde slaagcijfers (abstractie gemaakt van de invoering van de bachelor) over de laatste 9 jaar (1997-1998 – 2005-2006). Voor de generatiestudenten is een onderscheid gemaakt tussen de indicator A (slagen op basis van het aantal inschrijvingen) en de indicator B (slagen op basis van het aantal inschrijvingen voor het examen). De slaagpercentages op basis van indicator B zijn voor de drie Vlaamse universiteiten ongeveer gelijk (32 tot 35%) Enkel aan de VUB is er een beduidend verschil tussen de indicator A en de indicator B van het visitatieprotocol. Grafiek 2: gemiddelde slaagpercentage van de studenten in bachelor (voorheen kandidatuur) in de Criminologische Wetenschappen aan de diverse instellingen, uitgemiddeld over 9 academiejaren (1996-1997-2005-2006), abstractie makend van de omvorming van de kandidatuur in de bachelor.
100 96
Vrije Universiteit Brussel Katholieke Universiteit Leuven Universiteit Gent
88 83
75 70
68
71
56
50
33
32
35
35
36
25
0
generatie inschrijving (indicator A)
generatie examens (indicator B)
tweede jaar
derde jaar
De uitvalsanalyse waar de Commissie expliciet aandacht voor vraagt (zie 5.2), kan mogelijkerwijze inzicht bieden in het verschil in slaagpercentage volgens de beide indicatoren en tussen verschillende opleidingen.
68 De opleidingen in vergelijkend perspectief Deel 1
De Commissie stelt vast dat in het tweede jaar het slaagpercentage (indicator A) aan de drie instellingen gevoelig hoger ligt dan in het eerste jaar en het slaagpercentage in het derde jaar of gelijk blijft (aan de VUB), of gevoelig toeneemt zoals aan de UGent en de K.U.Leuven. De meerderheid van de studenten behaalden in het verleden het diploma van de Licentie in de Criminologische Wetenschappen aan de VUB, aan de K.U.Leuven en aan de UGent na 4 jaar studie (2 kandidaturen en 2 licenties). De gemiddelde doorstroomtijd aan drie instellingen bedraagt steeds 4 jaar en een aantal maanden. De Commissie vernam tijdens de redactiefase dat ongeveer drie vierden van de studenten – over de twee examenperiodes beschouwd – slagen voor het masterprogramma. Voor de eerste zittijd situeren de slaagpercentages zich tussen de 36 en 45%. De Commissie stelt vast dat geen van de instellingen een expliciet beleid inzake slaagcijfers voert, en dat er voor de geëvalueerde opleidingen geen algemeen gedragen slaagpercentage of andere streefdoelen als gangbaar worden gehanteerd (eventueel verschillend voor de opeenvolgende opleidingsjaren). De Commissie stelde op basis van de gesprekken vast dat er wel steeds een impliciet beleid gevoerd wordt en de vinger aan de pols gehouden wordt, maar meent dat een meer geëxpliciteerd beleid inzake onderwijsrendement en slaagcijfers voor de opleidingen tot nut kan zijn en hen kan helpen om deze cijfers te interpreteren en ervoor te remediëren.
De opleidingen in vergelijkend perspectief 69 Deel 1
70 De opleidingen in vergelijkend perspectief Deel 1
V
Tabellen met scores, onderwerpen en facetten
In de hierna volgende tabellen wordt het oordeel van de Commissie Criminologische Wetenschappen over de 6 onderwerpen van het accreditatiekader en de onderliggende facetten weergegeven voor academische opleidingen (bachelor, master en master-na-master) in de Criminologische Wetenschappen. Voor het toekennen van de scores heeft de Commissie zich gebaseerd op de minimale decretale eisen die aan dergelijke opleidingen mogen worden gesteld, zoals beschreven in de Dublin descriptoren en vertaald naar de Vlaamse situatie in het Structuurdecreet van het Hoger Onderwijs (2003) en het toetsingskader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie organisatie (2004). Bovendien heeft de Commissie een referentiekader opgesteld, waarin o.a. de domeinspecifieke eisen worden geëxpliciteerd. Het referentiekader van de Commissie is beschreven in Deel 1, hoofdstuk II van dit visitatierapport. De Commissie wil er nadrukkelijk op wijzen dat de toegekende score per onderwerp of per facet een samenvatting inhoudt van een groter aantal aandachtspunten en criteria. Achter elk facet zitten dus diverse (zeer goede, goede en minder goede) aandachtspunten die meespelen in de beoordeling. Bij het toekennen van de scores heeft de Commissie een gewogen gemiddelde gemaakt van haar beoordeling van deze aandachtspunten. Deze tabellen zij aldus onlosmakelijk verbonden met de argumentatie die in de deelrapporten wordt beschreven en elke interpretatie, louter op basis van een vergelijking van scores in de tabellen doet onrecht aan de diverse opleidingen en gaat voorbij aan de opdracht van deze visitatie. De tabellen hebben tot doel om een beter beeld te geven van de diversiteit in kwaliteit van de verschillende opleidingen.
Tabellen 71 Deel 1
Verklaring van de scores op de facetten (vierdelige schaal): E Excellent ‘best practice’, kan (internationaal) als voorbeeld dienen voor andere opleidingen G Goed de kwaliteit stijgt uit boven de basiskwaliteit V Voldoende voldoet aan de basiseisen O Onvoldoende voldoet niet aan de minimumeisen NVT Niet van toepassing Verklaring van de scores op de onderwerpen (binaire schaal): + Voldoende voldoet ten minste aan de minimumeisen voor basiskwaliteit; er is geen verdere schaalverdeling om verdere graden van excellentie aan te duiden. - Onvoldoende voldoet niet aan de minimumeisen voor basiskwaliteit. Het facet 2.4 ‘studieomvang’ wordt gescoord met ‘OK’, indien de opleiding voldoet aan de decretale eisen m.b.t. de studieomvang, uitgedrukt in studiepunten (ECTScredits). Legende: Vrije Universiteit Brussel: - BA: Bachelor in de Criminologische Wetenschappen - MA: Master in de Criminologische Wetenschappen Katholieke Universiteit Leuven: - BA: Bachelor in de Criminologische Wetenschappen - MA: Master in de Criminologische Wetenschappen - Eng Ma: Master of Criminology Universiteit Gent: - BA: Bachelor in de Criminologische Wetenschappen - MA: Master in de Criminologische Wetenschappen - ManaMa: Master of European Criminology and Criminal Justice Systems
72 Tabellen Deel 1
De bachelor- en de masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen
Bachelor
Master
Eng Master
Bachelor
Master
UGent
Master
Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding
K.U.Leuven
Bachelor
VUB
+
+
+
+
+
+
+
Facet 1.1. Niveau en oriëntatie
G
G
G
G
G
G
G
Facet 1.2. Domeinspecifieke eisen
G
G
G
G
G
G
G
Onderwerp 2: Programma
+
+
+
+
+
+
+
Facet 2.1. Relatie doelstelling en inhoud
G
G
G
G
G
V
G
Facet 2.2. Eisen professionele en academische gerichtheid
G
G
G
G
G
G
G
Facet 2.3. Samenhang van het programma
V
V
V
V
V
V
V
OK
OK
OK
OK
OK
OK
OK
Facet 2.4. Studieomvang Facet 2.5. Studietijd
V
V
V
V
V
V
V
Facet 2.6. Afstemming vormgeving en inhoud
V
E
V
G
G
V
G
Facet 2.7. Beoordeling en toetsing
V
V
V
V
V
V
V
NVT
G
NVT
V
V
NVT
V
Facet 2.9. Toelatingsvoorwaarden
Facet 2.8. Masterproef
G
V
V
V
V
V
G
Onderwerp 3: Inzet van personeel
+
+
+
+
+
+
+
Facet 3.1. Kwaliteit personeel
G
G
G
G
G
G
G
Facet 3.2. Eisen professionele en academische gerichtheid
G
G
G
G
G
G
G
Facet 3.3. Kwantiteit personeel
V
V
V
V
V
V
V
Onderwerp 4: Voorziening
+
+
+
+
+
+
+
Facet 4.1. Materiële voorzieningen
V
V
G
G
G
V
V
Facet 4.2. Studiebegeleiding
G
G
V
V
V
V
V
Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg
+
+
+
+
+
+
+
Facet 5.1. Evaluatie resultaten
V
V
V
V
V
V
V
Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering
G
G
G
G
G
G
G
Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni, beroepenveld
V
V
V
V
V
V
V
Onderwerp 6: Resultaten
+
+
+
+
+
+
+
Facet 6.1. Gerealiseerd niveau
G
G
G
G
G
G
G
Facet 6.2. Onderwijsrendement
V
V
V
V
V
V
V
Tabellen 73 Deel 1
Universiteit Gent Master of European Criminology and Criminal Justice Systems Onderwerp 1: Doelstellingen
+
Facet 1.1. Niveau en oriëntatie
G
Facet 1.2. Domeinspecifieke eisen
G
Onderwerp 2: Programma
+
Facet 2.1. Relatie doelstelling – inhoud
G
Facet 2.2. Eisen professionele en academische gerichtheid
G
Facet 2.3. Samenhang
G
Facet 2.4. Studieomvang
OK
Facet 2.5. Studietijd
V
Facet 2.6. Afstemming vormgeving – inhoud
E
Facet 2.7. Beoordeling en toetsing
G
Facet 2.8. *Masterproef
G
Facet 2.9. Toelatingsvoorwaarden
V
Onderwerp 3: Inzet van personeel
+
Facet 3.1. Kwaliteit personeel
G
Facet 3.2. Eisen professionele en academische gerichtheid
G
Facet 3.3. Kwantiteit personeel
V
Onderwerp 4: Voorzieningen
+
Facet 4.1. Materiële voorzieningen
V
Facet 4.2. Studiebegeleiding
G
Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg
+
Facet 5.1. Evaluatie resultaten
V
Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering
G
Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
V
Onderwerp 6: Resultaten
+
Facet 6.1. Gerealiseerd niveau
G
Facet 6.2. Onderwijsrendement
G
74 Tabellen Deel 1
Deel 2 Opleidingsrapporten
I
Vrije Universiteit Brussel
Bachelor in de Criminologische Wetenschappen Master in de Criminologische Wetenschappen
Woord vooraf Conform haar opdracht geeft de visitatiecommissie (verder de Commissie genoemd) in dit rapport een oordeel over de zes onderwerpen uit het accreditatiekader en een integraal oordeel over de opleiding waarop de NVAO zich zal baseren bij de accreditatie. Tevens doet de visitatiecommissie in het kader van de verbeterfunctie van de kwaliteitszorg aanbevelingen om te komen tot kwaliteitsverbetering. De Vrije Universiteit Brussel (verder de VUB genoemd) biedt de opleidingen ‘Bachelor in de Criminologische Wetenschappen’ en ‘Master in de Criminologische Wetenschappen’ aan die ressorteren onder de Faculteit Recht en Criminologie van de VUB. Vóór de programmahervorming in 1978 – die een duidelijker multidisciplinair karakter gaf aan de opleidingen in de criminologische wetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel – werd de opleiding ‘Criminologische Wetenschappen’ ingericht op licentiaatniveau en kwamen vooral de sterke juridische en psychiatrische oriëntatie ervan tot uiting, conform de ontstaansgeschiedenis van deze discipline in België. In 1991 werd een volledig kandidatuur Criminologische Wetenschappen ingericht aan de VUB, terwijl in 1996 een grondige curriculumevaluatie aanleiding gaf tot een programmahervorming in het daaropvolgende jaar. In 2000 werden de Kandidatuur en de Licentie in de Criminologische Wetenschappen, die aanleiding gaven tot het diploma ‘Licentiaat in de Criminologische Wetenschappen’ voor het eerst gevisiteerd. De bevindingen en suggesties van die evaluatie werden meegenomen in de BAMA -hervorming van 2004-2005.
Vrije Universiteit Brussel 79 Deel 2
Bijzonder aan de bacheloropleidingen in de Criminologische Wetenschappen in Vlaanderen is de stage in de derde bachelor, waardoor de professionele vorming van de criminologen wordt ondersteund. Bijzonder aan de bachelor- en masteropleiding in de Criminologische Wetenschappen aan de VUB is ook een beduidend aantal werkstudenten voor wie een specifiek begeleidingsprogramma wordt aangeboden. Dit programma zet hoofdzakelijk in op zelfstudie, maar biedt de opleidingsonderdelen ’s avonds aan, meestal onder de vorm van syntheselessen. De Commissie bezocht de Bachelor en Master in de Criminologische Wetenschappen aan de VUB van 19 tot en met 21 maart 2008. Het bachelorprogramma liep op dat ogenblik voor het vierde jaar. De masteropleiding is in het academiejaar 2007-2008 van start gegaan en liep toen voor de eerste keer. Hoewel de opleidingen nog verder in ontwikkeling zijn, naar aanleiding van de BaMa-hervorming, heeft de Commissie zich een goed beeld kunnen vormen van de bachelor- en masteropleiding in de Criminologische Wetenschappen aan de VUB. Haar oordeel is gebaseerd op de doelstellingen, eindtermen en programma’s, de doelstellingen en beschrijvingen van de verschillende opleidingsonderdelen en – soms ook bij extrapolatie – op de feitelijke gegevens (cursussen, handboeken, examenopgaven, studeerbaarheid, slaagpercentages, rendementen en personeelsgegevens). Voor de beoordeling van het bacheloren het masterprogramma heeft de Commissie ondermeer de doelstellingen en het programma, alsook de volgens het visitatieprotocol gevraagde documenten en de gesprekken met alle bij het onderwijs betrokken geledingen in overweging genomen. Voor haar oordeel over de masterproef heeft de Commissie zich mede gebaseerd op de eindverhandelingen van de licentiaatopleiding en de begeleidings- en evaluatienormen die aan de Masterproef worden gesteld. Ook de ervaringen van studenten en personeelsleden binnen de recent gestarte masteropleiding zijn mee in overweging genomen. De beoordelingen van de facetten door de Commissie hebben voor elk afzonderlijk programma steeds betrekking op alle varianten van de opleiding (nl. het dagprogramma, het avondprogramma en de verkorte programma’s), tenzij dit anders wordt aangegeven in de tekst. De opleidingen in de Criminologische wetenschappen zijn in 2000 (visitatierapport maart 2001) voor het eerst gevisiteerd. De wijze waarop de opleidingen zijn omgegaan met de suggesties en aandachtspunten die de vorige visitatiecommissie heeft geformuleerd, is tijdens deze visitatie mee geëvalueerd.
80 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
Onderwerp 1:
Doelstellingen van de opleiding
Het zelfevaluatierapport beschrijft de onderwijsfilosofie en onderwijsvisie, de algemene doelstellingen en de vertaling van de doelstellingen in competenties van de bachelor- en masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen. Algemene doelstellingen De opleiding beoogt de vorming van generalistische, kritische criminologen die vanuit een inzicht in de nationale en internationale onderzoekscontext algemeen maatschappelijke en beroepsgebonden vraagstukken kunnen analyseren. Niet alleen de op wetenschappelijk onderzoek gerichte, maar ook de meer op de beroepspraktijk gerichte opleidingsonderdelen streven een reflectieve praxis na. Vandaar dat de doelstellingen van de BaMa-opleiding sterk gericht zijn op de ontwikkeling (1) van een reflectieve toepassing van algemene verworven competenties, vaardigheden en attitudes, (2) van wetenschappelijke competenties en (3) van redactionele-, presentatie- en discussievaardigheden. In het BaMa-omvormingsdossier wordt gesteld dat de opleiding Criminologische Wetenschappen geconcipieerd is als een brede opleiding… Vanuit de professionele diversiteit waarin criminologen terecht kunnen komen, wensen wij mensen te vormen die in staat zijn een wetenschappelijk gefundeerde visie te ontwikkelen op fenomenen van criminaliteit en de reacties daarop. Meer bepaald wordt gestreefd naar kennis en inzicht in: - Criminaliteitsfenomenen, hun oorzaken en gevolgen; - Preventiestrategieën van criminaliteit vanuit een welzijnsgerichte en strafrechtelijk – repressieve invalshoek; - Sociale, economische, culturele, juridische en politieke mechanismen van criminaliteitsconstructie en (beleids)strategieën van criminaliteitscontrole; - Veiligheid en onveiligheid(sgevoelens); - De positie van de criminoloog als uitvoerder van (technische professionaliteit) en actor in een beleid (normatieve professionaliteit). Vanuit verschillende invalshoeken en verwante wetenschapsgebieden worden kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes aangeleerd die de student in staat moeten stellen om op een zelfstandige wijze de criminologie te beoefenen. De opleiding is bewust academisch en multidisciplinair opgevat. De volgende algemene doelstellingen worden vooropgesteld: 1. Het stimuleren van feitelijke en inzichtelijke kennis; 2. Het stimuleren van het abstractievermogen en zelfstandig denken, d.w.z. begrippen analyseren en er actief mee aan de slag gaan, verbanden leggen en overzicht en inzicht in samenhang(en) verwerven; Vrije Universiteit Brussel 81 Deel 2
3. Het bevorderen van een kritisch denkvermogen en redeneervaardigheden; 4. Het ontwikkelen van een (onder)zoekende attitude; 5. Het vormen van een maatschappelijk en humanistisch bewustzijn; 6. Het ontwikkelingen van een zelfstandige houding en zin voor verantwoordelijkheid. Vertaling van de doelstellingen in competenties Vertrekkende van de vereiste criteria voor de accreditatie van de bachelor- en masteropleidingen (artikel 58 van het Structuurdecreet) worden de doelstellingen vertaald in generieke en algemeen wetenschappelijke competenties en dit apart voor de bachelor- en masteropleiding. In de Bachelor worden de basiscompetenties bijgebracht, die in de Master worden verdiept. De opleiding bestaat uit een academische Bachelor Criminologische Wetenschappen van drie jaar. De belangrijkste bedoeling en doelstelling van de academische Bachelor is doorstromen naar de éénjarige Master Criminologische Wetenschappen (of eventueel andere Master opleidingen). De opleiding is dus gestructureerd in twee fasen/momenten.
Bachelor in de Criminologische wetenschappen (180 studiepunten) Generieke competenties Bachelor (Ga, Gb, Gc, Gd, Ge, Gf, Gh) A. Inzichtelijke en analytische competenties m.b.t. het vakgebied: kennis, begrip en inzicht in het criminologische vakgebied verwerven. De studenten zijn in staat een totaalbeeld te ontwikkelen van het domein van de Criminologische Wetenschappen. Dit betekent dat de studenten: - kennis en begrip hebben van de toonaangevende paradigma’s, de voornaamste theoretische stromingen, concepten en onderzoekstradities binnen de criminologie; - inzicht hebben in de onderlinge relaties tussen de theorieën en paradigma’s binnen het vakgebied en in verhouding tot de basisdisciplines waarop de criminologie steunt (sociologie, psychologie, psychiatrie, recht, …) (multidisciplinariteit); - in staat zijn de diverse criminaliteitsvormen en reacties in een historische, cultureel-maatschappelijke en politieke context te plaatsen en kritisch te evalueren; - kennis hebben over en inzicht hebben in de in het veld toepasbare onderzoeksmethoden. B. Informatieverwervings- en informatieverwerkingscompetenties: de verworven kennis en inzichten op een wetenschappelijke wijze verder kunnen aanvullen. De studenten zijn in staat tot het inzichtelijk verzamelen, contextualiseren, synthetiseren en kritisch verwerken van wetenschappelijke literatuur en bronnenmateriaal rond een specifiek criminologisch vraagstuk en dit vanuit een interdisciplinaire ingesteldheid. De studenten geven blijk van: - inzicht in de diverse bronnen en zoekstrategieën; - een kritische houding ten aanzien van bronnenmateriaal, met in het bijzonder van de criminografische basisinformatie; - een geïnteresseerde, leergierige en zoekende ingesteldheid t.a.v. kennisvergaring en -opbouw. C. Denk- & redeneercompetenties: op basis van de verworven inzichten binnen een aangereikt kader een eigen wetenschappelijk onderbouwde reflectie kunnen ontwikkelen vanuit een open en kritisch-constructieve attitude.
82 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
De studenten kunnen dus: - een eigen wetenschappelijk onderbouwd oordeel ontwikkelen; - hierbij in de geest van het vrije onderzoek – dat is vanuit een open en kritische houding –handelen. D. Communicatieve en relationele competenties: blijk geven van communicatieve en relationele vaardigheden. De studenten beschikken over het vermogen om: - informatie, bestaande inzichten en eigen onderzoeksbevindingen te communiceren; - individuele persoonsgerichte interventies te doen in uiteenlopende settings; - in teamverband te functioneren. E. Diverse technische competenties: blijk geven van technische vaardigheden. De studenten beschikken over het vermogen om: - op een passieve wijze met anderstalige (Frans, Engels) informatie te kunnen om gaan; - gebruik te kunnen maken van (o.a. statistische) softwarepakketten. F. Zelfstandigheid, organisatorische competenties en zin voor initiatief: blijk geven van zelfstandigheid, ondernemingszin, creativiteit en het vermogen om zaken te plannen en te organiseren. Dit betekent dat de opleiding belang hecht aan: - de emancipatie van de student; - het zelfstandig, creatief, kritisch en ondernemend handelen; - een open attitude ten aanzien van levenslang en zelfstandig leren. G. Algemene attitude: blijk geven van een algemeen reflexief – kritische houding. Dit betekent dat de opleiding belang hecht aan: - een algemene houding van maturiteit, waarbij de student autonoom leert denken en daarbij alle vormen van ‘-centrisme’ zoveel mogelijk inziet en vermijdt (bv. etnocentrisme, gender-, ego-, enz.). Het verwerven van een deontologisch gepaste houding. - Het ontwikkelen van een grote belangstelling voor maatschappelijke en criminologische onderwerpen en een houding van afstandelijkheid en reflexief-kritisch omgaan met de emotionele aspecten van de bestudeerde fenomenen. Criminaliteit, onveiligheidsgevoelens en de antwoorden hierop zijn immers onderwerpen die vaak emotionele reacties teweeg brengen en door vele stereotypen omgeven worden. Algemene wetenschappelijke competenties Bachelor (Wa, Wb, Wc) A. Methodologische competenties: de diverse gangbare onderzoeksmethoden in de criminologie kennen en deze onder begeleiding op een algemeen en beginnend niveau kunnen toepassen. Dit betekent dat de studenten: - kennis hebben van de diverse methoden en technieken; - zich via oefeningen bekwamen in operationalisering; - inzicht hebben in de epistemologische en algemeen wetenschapsfilosofische achtergrond van de belichte methoden; - inzicht hebben in de voornaamste toepassingsmogelijkheden van de diverse onderzoeksmethoden in fundamenteel en toegepast criminologisch onderzoek; Vrije Universiteit Brussel 83 Deel 2
B. Vaardigheden m.b.t. het onderzoeksproces: een criminologisch wetenschappelijk onderzoek kunnen opzetten en volbrengen in de lijn van bestaande onderzoeken. Dit betekent dat de studenten in staat zijn: - op basis van een literatuurstudie een afgebakende probleemstelling te formuleren, de wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie ervan te duiden en ze te vertalen naar concrete onderzoeksvragen; - onder begeleiding een adequate onderzoeksmethode te kiezen en deze op beperkte schaal toe te passen met oog voor de beperkingen van de gekozen methodiek. C. Onderzoeksattitude: getuigen van een kritische en open attitude. De studenten geven blijk van: - een kritische en eerlijke attitude met betrekking tot de origine, betrouwbaarheid en validiteit van onderzoeksmateriaal; - een intellectuele eerlijkheid en ethische houding tegenover eventueel betrokken derden; - een a-dogmatische uitgangspositie waarbij zij niet op zoek gaan naar ‘ultieme waarheden’, maar de relatieve onzekerheid en ambiguïteit van inzichten vanuit een open wetenschappelijke houding erkennen.
Master in de Criminologische Wetenschappen (60 studiepunten) Centraal binnen de Master staat het verwerven van academische competenties op een gevorderd en gespecialiseerd niveau en het zelfstandig toepassen ervan in een wetenschappelijke en een beroepspraktijkcontext. Hierbij wordt vanuit een open, kritische, constructieve en ethische ingesteldheid een niveau van academische excellentie nagestreefd inzake onderzoeks- en denkvaardigheden. De afgestudeerde studenten moeten in staat zijn autonoom de criminologische wetenschap te beoefenen of de wetenschappelijke kennis aan te wenden in de zelfstandige uitoefening van een beroep of groep van beroepen. Het masterprogramma steunt op enkele krachtlijnen. We bespreken ze met oog voor de verschillen met het voormalige licentieprogramma: - Verhoogde flexibiliteit en mogelijkheid tot verdere specialisatie door de introductie van drie profielen-opleidingsonderdelen in het masterprogramma (zie hoofdstuk 2). - De academische excellentie wordt nog sterker voorop gesteld: - De masterproef (vroeger scriptie) blijft hierbij een heel belangrijke rol spelen, maar vormt niet langer het enige opleidingsonderdeel om deze excellentie te bereiken. De introductie van het schrijven van een paper als examenvorm voor de profielen is een belangrijke bijkomende vereiste. - In de profielen worden de actuele internationale evoluties binnen de betreffende deeldomeinen belicht evenals hun vertaling binnen de ruimere beroepspraktijk; deze actuele en onderzoeksgedreven inzichten versterken het academische excellentieniveau van de opleiding. - Aanscherpen van de kritisch-constructieve en ethische attitude met betrekking tot actuele vraagstukken over criminaliteitscontrole en (on)veiligheid om de studenten zo ook aan te moedigen zich als reflectieve beroepsbeoefenaar op te stellen. - Benadrukken van strategisch en probleemoplossend denken via casusgericht onderwijs. - Aandacht voor internationalisering door de studenten de mogelijkheid te bieden voor één semester deel te nemen aan een uitwisselingsprogramma.
84 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
Deze algemene krachtlijnen/doelstellingen werden vertaald in eindcompetenties. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de afgestudeerden Master in de Criminologische Wetenschappen de competenties uit de bacheloropleiding beheersen op een gevorderd niveau. Daarnaast voegen zich volgende competenties op masterniveau toe: Generieke competenties Master A. Verdieping van de inzichtelijke en analytische competenties m.b.t. het vakgebied: blijk geven van diepgaande kennis, begrip en inzicht in het criminologisch vakgebied met oog voor de meest actuele evoluties en discussies. De studenten moeten in staat zijn deze inzichten vanuit een eigen origineel analysekader zelfstandig te verdiepen en aldus de theoretische onderlegdheid te vergroten met betrekking tot de eigen interessedomeinen. Het internationale aspect wordt hier nog meer benadrukt. B. Open en kritische wetenschappelijke competenties en attitudes: in staat zijn de ontwikkelde open attitude en kritische geest verder aan te scherpen en een wetenschappelijk onderbouwde kritische houding tentoon te spreiden in verschillende contexten, in het bijzonder ten aanzien van de emotionele aspecten van criminaliteit en de hiermee samenhangende maatschappelijke reacties. Dit houdt in dat de studenten blijk geven van: - het kunnen omgaan met complexe problemen en het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere context; - een houding van intellectuele eerlijkheid en openheid voor een veelzijdige en genuanceerde probleembenadering; - een zuil- en disciplinedoorbrekende houding: openheid voor verschillende probleemdefinities en onderzoeksmethoden; - een grote belangstelling voor maatschappelijke en criminologische onderwerpen en een houding van afstandelijkheid en kritisch omgaan met de emotionele aspecten van de bestudeerde fenomenen. - de vaardigheid om een discussie te voeren en in debat te treden over actuele thema’s en theoretische ontwikkelingen binnen het vakgebied en dit op basis van kritische, degelijk gefundeerde reflecties en vanuit een open geest. C. Algemene beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis op het niveau van een (beginnend) beroepsbeoefenaar. De studenten moeten blijk geven van algemene vaardigheden die nodig worden geacht voor leidinggevende, beleidsgerichte en wetenschappelijk – onderzoeksmatige functies (kritisch en zelfstandig denken en handelen, communicatievaardigheden, beleidsplannen kunnen evalueren, enz.). Algemene wetenschappelijke competenties Master A. Wetenschappelijke zelfstandigheid: het zelfstandig kunnen verrichten van fundamenteel en toegepast onderzoek op niveau van een beginnend onderzoeker. Dit impliceert in staat zijn op zelfstandige wijze (en dus zonder al te veel sturing) een eigen, origineel onderzoek uit te werken, te plannen, uit te voeren en te rapporteren op een onderbouwde, coherente en overtuigende manier. Vrije Universiteit Brussel 85 Deel 2
B. Methodologische excellentie. De studenten dienen in staat te zijn zich deels begeleid, deels zelfstandig te bekwamen in de onderzoeksmethoden binnen een bepaald deeldomein en deze methoden op een zelfstandige manier toe te passen in concrete onderzoekssituaties. C. Communicatieve competenties: over het vermogen beschikken om schriftelijk en mondeling te communiceren over het eigen onderzoek met vakgenoten en leken. De studenten zijn in staat: - op basis van eigen onderzoeksbevindingen een gefundeerd standpunt in te nemen in wetenschappelijke en maatschappelijke discussies; - dit standpunt op een heldere manier en met een wetenschappelijk onderbouwde argumentatie over te communiceren en te verdedigen.
1.1. Niveau en oriëntatie van de academische opleidingen in de Criminologische Wetenschappen De Commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de bachelor- en van de masteropleiding als goed. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De doelstellingen van de bacheloropleiding stroken met artikel 58 van het Structuurdecreet en voldoen aan de criteria die de Commissie in haar referentiekader heeft vastgelegd. Ze zijn voldoende gericht op het verwerven van algemene en van wetenschappelijk-disciplinaire competenties in de diverse deelgebieden die relevant zijn voor de vorming van een generalistische criminoloog. Dit stemt – volgens de Commissie – overeen met de multidisciplinaire insteek die de VUB aan de opleiding beoogt te geven. De doelstellingen zijn goed gericht op het verwerven van sys tematische kennis van de kerndisciplines en op het ontwikkelen van een kritische reflectieve houding. De integratie van drie componenten (kennis, vaardigheden en attitudes) wordt duidelijk geformuleerd in de vorm van competenties die voor de diverse opleidingsonderdelen en voor de opleiding als geheel worden beoogd. De Commissie is van mening dat er in de doelstellingen goede aandacht is voor ethiek, voor het ontwikkelen van onderzoeksattitudes en voor de internationale dimensie van de discipline. De Commissie waardeert dat er in de doelstellingen en competenties aandacht is voor het (passieve) taalgebruik van de bachelorstudent (in het Frans en in het Engels) en voor het ontwikkelen van ICT-vaardigheden, zoals het gebruik van softwarepakketten. De Bachelor in de Criminologische Wetenschappen beoogt in de eerste plaats een doorstroom naar de Master in de Criminologische Wetenschappen of naar aanverwante masteropleidingen. De opleiding heeft volgens de Commissie goede eindcompetenties uitgewerkt om een dergelijke doorstroom mogelijk te maken. Daarnaast is er ook een goede aandacht voor de eisen van het beroepenveld, in de formulering van de competenties. De Commissie waardeert ten zeerste dat de
86 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
opleidingsverantwoordelijken van de bacheloropleiding (ondanks het vervallen van de wettelijke verplichting dienaangaande) ook hebben stilgestaan bij het professioneel uitstroomprofiel van de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen naar de arbeidsmarkt en in het bijzonder goede aandacht hebben voor de professionele competenties van de bachelor. Deze komen hoofdzakelijk tot uiting in de doelstellingen van de stage in de derde bachelor. De Commissie meent dat deze competenties nog bij het werkveld dienen te worden afgetoetst. De opleidingsdoelstellingen worden kenbaar gemaakt aan externen en aan de instromende studenten via verschillende informatiekanalen (bv. opleidingskaarten, opleidingsonderdeelfiches (ECTS-fiches), onthaalweek en toelichting tijdens de eerste les van elk opleidingsonderdeel). Master in de Criminologische Wetenschappen De doelstellingen en eindtermen van de masteropleiding zijn in overeenstemming met artikel 58 van het Structuurdecreet en voldoen aan de criteria die de Commissie in haar referentiekader heeft vastgelegd. De doeltellingen en eindtermen zijn verder omschreven in termen van competenties. Er is voldoende aandacht in de doelstellingen van de masteropleiding voor het beheersen van generieke en algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau en voor het beheersen van wetenschappelijk-disciplinaire kennis. Er is ook voldoende aandacht in de doelstellingen voor het beheersen van onderzoekscompetenties en voor het ontwikkelen van een geïntegreerde kritische visie. De Commissie meent dat er ook voldoende aandacht is voor de internationale dimensie in de doelstellingen van de masteropleiding. De masteropleiding wordt ingericht volgens 3 profielen (‘Studie van de straf en strafrechtsbedeling’, ‘Jeugdcriminologie’ en ‘Veiligheid en politie’). Deze profielen worden in aaneengeschakelde lesblokken van telkens 1 week aangeboden, met een variatie aan student-activerende werkvormen en in sommige van de profielen een multi- en interdisciplinaire aanpak. De Commissie is van mening dat de profielen goed aansluiten bij de onderzoeksactiviteiten en expertisedomeinen van de staf. Er wordt geen onderscheid gemaakt in de doelstellingen voor de bachelor- en de masteropleiding voor de reguliere (dag)studenten en de avondstudenten. De Commissie heeft tijdens haar bezoek vastgesteld dat de doelstellingen, eindtermen en competenties van de beide opleidingen goed bekend zijn bij de studenten van bij de aanvang van de opleiding.
Vrije Universiteit Brussel 87 Deel 2
1.2. Domeinspecifieke eisen De Commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de bachelor- en de masteropleiding als goed. Net zoals de algemene doelstellingen zijn ook de domeinspecifieke eisen voor het regulier dagonderwijs en voor het avondprogramma identiek. De domeinspecifieke doelstellingen van de Bachelor en de Master in de Criminologische Wetenschappen voldoen aan de criteria die de Commissie in haar referentiekader heeft vastgelegd en zijn voldoende afgestemd op de eisen van (buitenlandse) vakgenoten en de wetenschappelijke discipline. Deze afstemming blijkt ondermeer uit het gebruik van internationale literatuur in de bachelor en van het (inter)nationaal onderzoek van de docenten in de masteropleiding). De studenten zijn vertrouwd met de domein specifieke doelstellingen van de opleidingen. De Commissie is van mening dat er in de bachelor verantwoorde keuzes worden gemaakt en de gekozen domeinen goed worden uitgediept. De afstemming van de bachelor- en masteropleiding op de wensen en behoeften van het beroepenveld gebeurt hoofdzakelijk op informele wijze door de contacten van het de staf met de beroepspraktijk en het beroepenveld. De Commissie is van mening dat er ook voor de domeinspecifieke doelstellingen expliciet overleg met het werkveld noodzakelijk is en meent dat dit op dit ogenblik nog te weinig gebeurt. De doelstellingen van de bachelor zijn uitgewerkt met het oog op de master, waarmee bedoeld wordt dat de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen deze doelstellingen bereikt, maar op een minder gevorderd niveau dan de Master in de Criminologische Wetenschappen. De doelstellingen hebben naast een brede academische vorming ook oog voor de professionele vorming van de criminoloog, alsook voor de mogelijke uitstroom naar de arbeidsmarkt van de Bachelorstudenten. Deze aandacht concretiseert zich ondermeer in de goede aandacht voor de professionele training en vorming van de student in de stage. De stage heeft als algemene doelstelling: “de kennis, inzichten en vaardigheden opgedaan tijdens de [bachelor-]opleiding op een zelfstandige, kritische, constructieve en succesvolle wijze te kunnen toepassen in de praktijk.” De opleiding beoogt de studenten tijdens de stage een professioneel traject én een onderzoekstraject te doen exploreren. Het professioneel traject heeft als doel de student inzicht te doen verwerven in de instelling, het bedrijf, de dienst of de sector waar hij/zij stage loopt. Het onderzoekstraject beoogt de theorie aan de praktijk te toetsen. De Commissie evalueert deze doelstellingen als zeer zinvol.
88 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
Conclusie bij onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Vermits de Commissie de facetten ‘Niveau en oriëntatie’ en ‘Domeinspecifieke eisen’ voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen als goed beoordeelt heeft zij een positief oordeel over het onderwerp ‘doelstellingen’ van de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. Vermits de Commissie de facetten ‘Niveau en oriëntatie’ en ‘Domeinspecifieke eisen’ voor de Master in de Criminologische Wetenschappen als goed beoordeelt heeft zij een positief oordeel over het onderwerp ‘doelstellingen’ van de Master in de Criminologische Wetenschappen.
Vrije Universiteit Brussel 89 Deel 2
Onderwerp 2:
Programma
Bachelor in de Criminologische Wetenschappen Het bachelorprogramma bevat 180 studiepunten (SP) en bevat 3 modeltrajecten (ingericht als eerste, tweede en derde bachelorjaar). Elk modeltraject is ingedeeld in 2 semesters van ongeveer 30 studiepunten. De beschrijving van het programma is gebaseerd op de informatie die in het zelfevaluatierapport wordt omschreven. De globale doelstelling van de bacheloropleiding is de studenten op het vereiste niveau te brengen om de masteropleiding aan te vangen. Het modeltraject in de eerste en de tweede bachelor zijn erop gericht de student een brede, inleidende en multidisciplinaire basisvorming te geven, met als doel de student te wapenen om criminaliteitsfenomenen en diverse reacties daarop in een ruimere maatschappelijke en wetenschappelijke context te plaatsen, te duiden en te analyseren. De eerste twee modeltrajecten zijn opgebouwd als algemeen vormend en inleidend op theoretisch en methodologisch vlak en bevatten ook taalonderwijs. Het modeltraject van de derde bachelor heeft een overwegend criminologische gerichtheid en invulling en legt aldus de basis voor verdere verdieping en specialisatie in de master. Inhoudelijk onderscheiden zich de volgende trajecten in de bacheloropleiding: een criminologisch – sociologisch traject (51 SP, waarvan 18 SP stage), een juridisch traject (24 SP) en een psychologisch – psychiatrisch traject (15 SP), naast taalvakken, statistische informatiepakketten, communicatieve en relationele competentie –gerichte opleidingsonderdelen en de stage. In het bachelorprogramma zijn geen keuzemogelijkheden ingebouwd. De meest significante wijziging van het bachelorprogramma ten opzichte van de kandidaturen is de verplaatsing van de stage (van de vroegere tweede licentie) naar de derde bachelor met een uitbreiding van 14 SP (in de vroegere 2de licentie) naar 18 SP (in de 3de Bachelor), waardoor de nadruk op het wetenschappelijk onderzoek in de master wordt versterkt en er een sterke nadruk op de link met de praktijk wordt gelegd in de bachelor. Er wordt geen afzonderlijk bachelorproject ingericht. Het stageverslag heeft aldus de status van het bachelorproject. Master in de Criminologische Wetenschappen Het programma van de master bevat 60 SP en bestaat uit 2 semesters van ongeveer 30 studiepunten. Het programma van de master bestaat uit een éénjarig modeltraject dat aansluit bij de bachelor. De onderstaande beschrijving van het programma is gebaseerd op de informatie die in het zelfevaluatierapport wordt omschreven. Het programma zet in op wetenschappelijke en criminologische verdieping en op integratie van kennis, vaardighe-
90 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
den en attitudes binnen de kennisdomeinen door de invoering van de profielopleidingsonderdelen ‘studie van de Straf en de strafrechtsbedeling’, ‘Jeugdcriminologie’ en ‘Veiligheid en politie’ en de masterproef. Door deze profielen wordt een geïntegreerde onderwijsaanpak gerealiseerd: bv. de diverse aspecten (bv. methodologische of theoretische inhouden) worden binnen een bepaald profiel gegeven in een cluster aan opleidingsonderdelen die de structuur van de onderscheiden opleidingsonderdelen overschrijdt. Daarnaast richt het programma zich ook op het aanscherpen van synthese- en presentatievaardigheden en van kritische, wetenschappelijke competenties in combinatie met beroepsgerichte attitudes. De masteropleiding bestaat uit verplichte opleidingsonderdelen (51 SP) (nl. ‘gerechtelijke geneeskunde en criminalistiek’, ‘forensische psychiatrie’, ‘persoonlijkheids- en gedragstoornissen’ (12 SP), 2 van de 3 profielen (18 SP) en de Masterproef (21 SP), naast keuzeopleidingsonderdelen (9 SP). De masterproef legt de nadruk op het zelfstandig beoefenen van de criminologie. In antwoord op de internationalisering van het onderwijs wordt in elk profiel 1 module in het Engels aangeboden. De dag- en avondvariant van het programma zijn gelijk maar de onderwijsmethoden zijn aangepast aan de beschikbare tijd (focus op zelfstudie in het avondprogramma) en de opdrachten worden al dan niet binnen de lesuren uitgevoerd. 2.1. Relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De Commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma voor de bacheloropleiding en voor de masteropleiding als goed. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van mening dat het bachelorprogramma een adequate concretisering is van de eindkwalificaties die voor de opleiding geformuleerd zijn, op het niveau opleidingsonderdelen alsook op het niveau van de gehele opleiding. Het programma biedt de studenten goede mogelijkheden om de doelstellingen te bereiken en om de beoogde competenties te verwerven. Doorheen de bacheloropleiding is er goede aandacht voor theoretische kennis, voor inzichtvorming, voor de methodologische component en voor het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden en voor de integratie ervan (competenties). Ook aan het ontwikkelen van schriftelijke en mondelinge vaardigheden wordt goede aandacht besteed, bijvoorbeeld via presentaties en discussies. De Commissie waardeert dat de bacheloropleiding de professionele vorming en praktijkervaring van de criminoloog koppelt aan een stage in het beroepenveld (minstens 300 uur in de derde bachelor, gekoppeld aan het schrijven van een logboek en een stageverslag), waardoor de student de kans krijgt om professionele competenties aan te scherpen. Het uurrooster in het tweede semester van de derde bachelor is dusdanig ingericht dat alle verplichte opleidingsonderdelen op 1 lesdag ingeroosterd worden, zodat de studenten Vrije Universiteit Brussel 91 Deel 2
4 dagen per week op hun stageplaats actief kunnen zijn. De Commissie meent dat er goede aandacht is voor de internationale dimensie in de bacheloropleiding, enerzijds door het bestuderen van internationaal gerichte thema’s alsook door het gebruik van internationale literatuur en door het gebruik van Engelstalige referenties. Er is goede aandacht voor het fenomeen en de detectie van plagiaat, in het bijzonder in het kader van het opleidingsonderdeel ‘Bronnen van de criminologie’. Master in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van mening dat ook het masterprogramma een adequate concretisering is van de eindkwalificaties van de opleiding, op het niveau opleidingsonderdelen alsook op het niveau van de gehele opleiding. Het programma biedt de studenten goede mogelijkheden om de doelstellingen te bereiken en om de beoogde competenties te verwerven. In de masteropleiding worden de profielen gezamenlijk door meerdere lesgevers ingericht, waardoor een geïntegreerde, interdisciplinaire en multidisciplinaire onderwijsvisie wordt geconcretiseerd. Er is hierdoor goede aandacht voor het competentiegericht leren van de student, alsook voor het ontwikkelen van mondelinge en schriftelijke vaardigheden door de vele interactiemomenten en het actief leren van de student. De Commissie is van mening dat het inroosteren van verplichte opleidingsonderdelen ‘Gerechtelijke geneeskunde en criminalistiek’, ‘Forensische psychiatrie’ en ‘Persoonlijkheids- en gedragsstoornissen’ in het tweede semester van de master tot op zekere hoogte haaks staat op de integratiedoelstelling die in de master centraal staat. De Commissie vraagt zich af of deze drie opleidingsonderdelen op die plaats in het curriculum het best tot hun recht komen, en suggereert, in het kader van het verbeterperspectief, en aldus in overeenstemming met de waardering voor deze opleidingsonderdelen die door de vorige Commissie werd uitgesproken, om te evalueren of deze drie opleidingsonderdelen een andere plaats in het curriculum van de bachelor en master kunnen krijgen en suggereert daarbij na te gaan of het zinvol is om hier bijvoorbeeld een vierde profiel in de master in te richten. De Commissie meent dat er goede aandacht is voor de internationale dimensie in de masteropleiding, door het bestuderen van internationaal gerichte thema’s en van internationale literatuur, alsook door het gebruik van Engelstalige handboeken en het doceren van Engelstalige modules binnen de profielen in de Master. Daarnaast worden ook gesprekken gevoerd tussen de drie Vlaamse universiteiten die een Master in de Criminologische Wetenschappen aanbieden (Katholieke Universiteit Leuven, Universiteit Gent en Vrije Universiteit Brussel) om uitwisselingsmogelijkheden voor keuzeopleidingsonderdelen te onderzoeken. De Commissie adviseert om ook de nabijheid van de Université Libre de Bruxelles (ULB) als opportuniteit af te wegen en met de ULB te overleggen om bv. een vierde profiel in te richten, omdat de Commissie meent dat een dergelijke samenwerking tot synergie kan leiden.
92 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
De concretisering van de doelstellingen heeft voor de twee varianten (dag- en avondprogramma) van de bachelor- en de masteropleiding een goed niveau. De specifieke omschrijving van de opleidingsdoelen in termen van competenties voor de verschillende opleidingonderdelen dient nog nader te worden uitgeschreven voor de beide opleidingen. De Commissie is van mening dat de beheersing van vreemde talen (zoals het Frans en het Engels) als wetenschappelijke voertaal meer dan voldoende aan de orde komt doorheen de opleidingen, met een graduele opbouw van passieve (lezen van anderstalige teksten) naar een meer actieve kennis (het presenteren en schrijven in een andere dan de moedertaal) van de bachelor naar de master toe. De Commissie stelde tijdens het bezoek vast dat de opleidingen reeds een heel eind op weg zijn met het concept ‘Competentiegericht Leren’, wat zij sterk waardeert, hoewel de opleidingsverantwoordelijken zelf aangaven tijdens het bezoek dat zij nog een eind dienen te evolueren in deze. De Commissie adviseert – in het kader van het verbeterperspectief – om bij de gesprekken die gevoerd worden tussen de drie Vlaamse universiteiten die een Master in de Criminologische Wetenschappen aanbieden (Katholieke Universiteit Leuven, Universiteit Gent en Vrije Universiteit Brussel) uitwisselingsmogelijkheden voor keuzeopleidingsonderdelen te onderzoeken. 2.2. Eisen professionele en academische gerichtheid van het programma De Commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de bachelor- en van de masteropleiding als goed. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen Er is goede aandacht in het bachelorprogramma voor kennisontwikkeling en voor het bijbrengen van een onderzoeksattitude en onderzoeksvaardigheden. Deze vaardigheden worden gradueel opgebouwd in de opleidingonderdelen in de eerste twee bachelorjaren en worden ook in de stage toegepast (bv. door het uitvoeren van een beperkte onderzoeksopdracht die de relatie tussen de theorie en de praktijk toetst). Als stageplaats wordt steeds een criminologisch relevante setting en plaats gevonden. Daarnaast wordt de professionele werkervaring ook ondersteund door gastcolleges uit de praktijk, die in sommige opleidingsonderdelen structureel zijn ingebed (bv. ‘Jeugdcriminologie’) en vanaf de tweede bachelor en ook in de master in toenemende mate worden aangeboden. Er is voldoende aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied. Bij de opbouw van het bachelorprogramma wordt aandacht gegeven aan de historische ontwikkeling van de criminologiebeoefening in België, maar er is daarnaast ook voldoende aandacht voor ethiologische theorieën, alsook voor de inleiding in de criminologische Vrije Universiteit Brussel 93 Deel 2
theorieën op meso- en macroniveau. De keuze voor – wat zij omschrijft als – het sociaal-constructivistisch perspectief (conform de profilering van de criminologie in België) is volgens de Commissie een aanvaardbare keuze. De Commissie spreekt haar waardering uit voor de bewuste professionele oriëntatie, naast de degelijke academische vorming in de opleiding, gelet op de brede waaier aan disciplines waarin criminologen in de maatschappij worden tewerkgesteld. De Commissie stelt ook vast dat de docenten de hoge kwaliteit van het onderzoek dat in de onderzoeksgroepen binnen de vakgroep Criminologie wordt uitgevoerd inbrengen in het onderwijs en de studenten daardoor in contact komen met lopend onderzoek binnen de vakgroep Criminologie. Master in de Criminologische Wetenschappen De masteropleiding heeft een duidelijk wetenschappelijk karakter. Er is goede aandacht voor kennisontwikkeling, het ontwikkelen van vaardigheden en attitudes, alsook voor het verwerven van competenties op een gevorderd niveau. Dit komt vooral tot uiting in de aandacht voor inter- en multidisciplinair onderzoek in de drie onderscheiden profielen in het eerste semester van de master. Door de integrale aanpak van de lessen in de drie modules sluit het onderwijs sterk aan bij het wetenschappelijk onderzoek van de academische staf en bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied. Studenten worden daadwerkelijk geconfronteerd met het wetenschappelijk onderzoek en met de theoretische en empirische ontwikkelingen op dit vlak. Het toepassing van de onderzoeksvaardigheden en het ontwikkelen van een onderzoeksattitude komen goed aan bod in de Masterproef en worden voorbereid door de veelheid aan papers en opdrachten. De Commissie waardeert ten zeerste dat de avondprogramma voor de Bachelor en voor de Master in de Criminologische Wetenschappen zorgvuldig zijn uitgetekend en daadwerkelijk geoperationaliseerd worden. De Commissie is van mening dat ook deze variant een goede samenhang vertoont en een duidelijke sequentiële opbouw heeft. 2.3. Samenhang van het programma De Commissie beoordeelt de samenhang van de bachelor en de master in de criminologische wetenschappen als voldoende. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van mening dat het bachelorprogramma sequentieel en coherent is opgebouwd. De bewuste keuze om geen keuzeopleidingsonderdelen aan te bieden in de bachelor is – in de visie van de Commissie – een aanvaardbare keuze, omdat er – in haar visie – geen essentiële elementen ontbreken en het bachelorprogramma alle belangrijke aspecten van de criminologie omvat. De goede samenhang van het
94 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
modeltraject is door de sequentiële opbouw verzekerd. De volgtijdelijkheid1 van bepaalde opleidingsonderdelen kan – in de visie van de Commissie – consequenties hebben voor de flexibiliteit, maar is volgens haar wel een verantwoorde keuze. Uit de gesprekken met de studenten bleek overigens dat sommige studenten deze begrenzing verkeerd inschatten. De Commissie stelt vast dat de alumni dit aspect ook aangaven, maar duidelijk wisten te kaderen waarom bepaalde opleidingsonderdelen niet voorafgaand aan andere kunnen worden opgenomen. In het kader van het verbeterperspectief suggereert de Commissie dan ook dit goed en expliciet aan de studenten te communiceren om hen nog duidelijker te informeren. Master in de Criminologische Wetenschappen In het eerste semester van de masteropleiding kiest de student 2 van de 3 profielen, waarin een deel van het kennisdomein van de criminologische wetenschappen inter- en multidisciplinair wordt verdiept. Het concept van de profielen strookt zeer goed met het vernieuwde onderwijsconcept Competentiegericht Leren in Flexibel Onderwijs, wat de Commissie in het bijzonder waardeert. Zij meent dan ook dat het inroosteren van drie verplichte opleidingsonderdelen in het modeltraject in het tweede semester van de master voor een deel haaks staat op deze integrale onderwijsaanpak en de sterkte ervan vermindert. De Commissie vraagt zich in deze af of het mogelijk is om aan deze verplichte opleidingsonderdelen een andere positie te geven in de opleiding (bv. of in de bachelor, of bv. als vierde profiel in de master). De Commissie adviseert de opleidingsverantwoordelijken om dit te onderzoeken. 2.4. Studieomvang De bacheloropleiding omvat 180 SP en de masteropleiding omvat 60 studiepunten, en voldoen daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang. 2.5. Studietijd De Commissie beoordeelt de studietijd van de bacheloropleiding en van de masteropleiding als voldoende. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen Tot op het ogenblik van het bezoek van de Commissie aan de opleidingen werden geen systematische, kwantitatieve studietijdmetingen uitgevoerd. Wel worden de studenten in de jaarlijkse bevragingen over de opleidingsonderdelen bevraagd over hun studietijdinvulling. Op basis van een recente peiling (met een responsiegraad van ongeveer twee derde van de studenten) stemmen de begrote en de reële studietijd voor de meeste opleidingsonderdelen vrij goed overeen. De Commissie heeft de studietijd besproken met een kleine groep studenten en komt – op basis van de schattingen van de studenten – tot de vaststelling dat de werkelijke studietijd 1 | De volgtijdelijkheid beschrijft de aansluitende volgorde van bepaalde opleidingsonderdelen, waardoor deze pas na het behalen van credits voor een voorafgaand opleidingsonderdeel kunnen worden gevolgd.
Vrije Universiteit Brussel 95 Deel 2
van het bachelorprogramma aansluit bij de norm van 60 studiepunten per jaar. Zij evalueert deze studietijd als niet te zwaar en goed haalbaar voor de gemiddelde student. De Commissie is van mening dat het opvolgen en monitoren van de studietijd noodzakelijk is, en niet in het minst omdat de bacheloropleiding slechts recent werd ingevoerd. De Commissie stelt heel wat studiebevorderende factoren vast binnen de bacheloropleiding (bv. de ombudsdienst, diverse voorzieningen en vormen van (individuele) studiebegeleiding, de trajectbegeleiding, het portfolio van de studenten, proefexamens, en het bijzondere begeleidingsprogramma voor werkstudenten voor de studenten criminologie (als enige in Vlaanderen)). De Commissie stelde verder ook vast dat de opleidingsverantwoordelijken sterk gericht zijn op het signaleren van eventuele problemen, het bespreken ervan met de studenten en het uitwerken van oplossingen, nog gedurende het lopende academiejaar. Master in de Criminologische Wetenschappen De studietijd voor de (voor het eerst lopende) master wordt nauwgezet gevolgd en de studiebelasting werd gedurende het eerste jaar al bijgestuurd toen bleek dat de timing en het aantal taken en papers voor de verschillende profielen de studenten in tijdsproblemen brachten. Verder geven de studenten ook aan dat de studielast en de studielastbeleving op informele wijze goed worden gevolgd. De opleidingsverantwoordelijken deelden tijdens de gesprekken met de Commissie mee dat de studietijd aan het eind van het academiejaar grondig geëvalueerd zullen worden. De Commissie is bekommerd over de haalbaarheid van de masterproef binnen het tijdsbestek van één academiejaar. Zij stelt op basis van de gesprekken met de masterstudenten en met de opleidingsverantwoordelijken vast dat het grote tijdsbeslag dat op de studenten wordt gelegd in het eerste semester door het intensieve profielenonderwijs een studiebelemmerend effect kan hebben op het daadwerkelijk ‘tijdig’ (het aan het eind van het tweede semester van de derde bachelor) beginnen met en daardoor ook tijdig indienen van de Masterproef. De Commissie merkt op dat hierover ten tijde van haar bezoek nog geen cijfermateriaal voor handen is en dat dit aan het eind van het lopende academiejaar zal moeten blijken. Gelet op de nauwgezetheid waarmee de opleidingsverantwoordelijken de vinger aan de pols houden, is de Commissie ervan overtuigd dat haar suggestie om de timing van de Masterproef bij te sturen, indien noodzakelijk, ter harte zal genomen worden. Suggesties die tijdens de gesprekken door verschillende partners werden geopperd zijn ondermeer het introduceren van de Masterproef aan het eind van de derde bachelor, om de studenten meer tijd te geven om over het beoogde onderwerp na te denken en het eventueel opnieuw in overweging nemen van een derde zittijd voor het indienen van de Masterproef (diploma in januari van het volgende academiejaar).
96 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De Commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud voor de bacheloropleiding als voldoende en voor de masteropleiding als excellent. Als didactisch uitgangspunt hanteert de opleiding het vernieuwde onderwijsconcept ‘Competentiegericht Leren in Flexibel Onderwijs’. Dit concept heeft betrekking op activerend en studentgericht onderwijs, op het zelfstandig organiseren van de studieloopbaan en op het verwerven van academische competenties. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De Commissie stelt vast dat de dominante werkvorm in de bacheloropleiding hoorcolleges en werkcolleges zijn, met een verschuiving naar discussieseminaries, zelfstudie en praktijk in de master. De Commissie is van mening dat in de hoorcolleges in de bachelor in voldoende mate activerende werkvormen worden ingezet (bv. discussie of debat, gastlezingen) De opleidingsverantwoordelijken zijn zich bewust van het noodzakelijke evolueren van een eerder nog docent-gecentreerde onderwijsvisie naar een meer student-gecentreerde onderwijsaanpak en het daadwerkelijk realiseren van competentiegericht onderwijs. Het gebruik van de PC om bronnen te consulteren, informatie op te zoeken en gegevens te verwerken (statistische verwerking) komt voldoende aan bod in de opleiding. De praktische organisatie van de stage gebeurt door de stagecommissie. Tijdens de tweede bachelor worden collectieve informatiesessies gehouden door sectorverantwoordelijken, waarop de vereisten (in de stagebrochure en in het stagereglement) alsook de mogelijkheden en keuzes voor de studenten worden toegelicht. De student is vrij om een stageplaats te kiezen. De stagecommissie wijst de definitieve plaatsen toe. De stagecommissie waakt erover dat de taken voldoen aan het niveau van een academische bachelor in de Criminologische Wetenschappen en op een criminologisch relevante setting plaatsvinden. De Commissie is van mening dat de stage het middel bij uitstek is om de studenten competentiegericht te doen leren. Dit wordt door de invulling die de opleiding eraan geeft – in de visie van de Commissie – ten volle benut, wat de Commissie bijzonder waardeert. Master in de Criminologische Wetenschappen Het vernieuwde onderwijsconcept ‘Competentiegericht Leren in Flexibel Onderwijs’ wordt in de modulaire aanpak in de profielen in het eerste semester van de master ten volle gerealiseerd, door het samengaan van diverse werkvormen (hoorcolleges, werkcolleges, discussies, groepswerk, het werken aan papers en excursies) en door de intervisie op het ontwikkelen van competenties door de integratie van verschillende kennisdomeinen volgens een inter- en multidisciplinaire aanpak. De opleidingsonderdelen die in een bepaald profiel worden aangeboden worden daartoe Vrije Universiteit Brussel 97 Deel 2
veelal gezamenlijk en soms ook simultaan door meerdere lesgevers gedoceerd. De Commissie heeft bijzondere waardering voor deze – voor het docentencorps bijzonder arbeidsintensieve – aanpak die sterk tegemoet komt aan het competentiegericht leren van de student en die in het algemeen navolging verdient. In het eerste bachelorjaar worden vooral handboeken en cursussen gebruikt. Vanaf de tweede bachelor tot in de master worden er steeds meer wetenschappelijke artikels en literatuur gebruikt, terwijl de ondersteunende syllabi naar mate de opleiding vordert voor sommige opleidingsonderdelen vervangen worden door transparanten die tijdens de les worden geprojecteerd. Het elektronisch leerplatform PointCarré (wat door de werkstudenten in het bijzonder sterk wordt gewaardeerd) wordt door vele docenten gebruikt voor het aanbieden van lesondersteunend studiemateriaal, als informatiekanaal en als discussieforum. De Commissie meent dat het leerplatform ook daadwerkelijk als didactisch instrument binnen het kader van vigerende onderwijsconcept kan worden ingevuld, en stelt vast dat deze evolutie stilaan op gang komt. Binnen het programma voor de werkstudenten wordt nog meer met taken en papers gewerkt dan voor het reguliere dagprogramma, wat volgens de Commissie een zinvolle keuze is, om tegemoet te komen aan de schaarste aan tijd, en het objectief van de doelstellingen voor de opleidingen. De werkstudenten en studenten in het avondprogramma gaven tijdens de gesprekken met de Commissie aan dat zij het huidig cursusmateriaal – wat voor sommige opleidingsonderdelen een reproductie is van de transparanten die tijdens de les geprojecteerd worden, in afwachting van een aangepaste syllabus voor deze opleidingsonderdelen – eerder als schaars studiemateriaal ervaren omdat het hen nu ontbreekt aan een doorlopende tekst om de inhoud van de les te reconstrueren. De Commissie adviseert de staf om ook het avondprogramma met divers lesmateriaal te ondersteunen (eventueel in tussentijd te verwijzen naar referentiewerken) en de digitale leeromgeving ten volle in te zetten om het leren van de studenten te ondersteunen. De Commissie onderstreept als positief dat de studenten tegen betaling van een kleine som een studentenlicentie van SPSS kunnen bekomen, waardoor ze het programma ook thuis kunnen gebruiken. 2.7. Beoordeling en toetsing De Commissie beoordeelt het facet ‘beoordeling en toetsing’ voor de bachelor- en voor de masteropleiding als voldoende. De opleidingen hanteren een semestersysteem waarbij in de loop van het academiejaar twee examenperiodes en een tweede zittijd worden ingericht. De deliberatie vindt plaats na het tweede semester. De opleidingen voorzien niet in deelexamens, er wordt wel een proefexamen georganiseerd voor een opleidingsonderdeel in de
98 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
bachelor. Het faculteitssecretariaat verzorgt de coördinatie en organisatie van de examens. Studenten kunnen via het programma Elvas de precieze afspraak voor een mondeling examen aanvragen. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen In het eerste en tweede jaar van de bachelor overheerst het schriftelijk examen als examenvorm, met een vrij groot aandeel multiple choice vragen (5 van de 20 opleidingsonderdelen of 25% van de opleidingsonderdelen) (al dan niet met giscorrectie), die vooral voor het toegeleverd onderwijs wordt toegepast. De Commissie heeft een steekproef van examenopgaven bestudeerd en beoordeelt het niveau van de examens als voldoende gevarieerd. De examens in de eerste en tweede bachelor zijn nog sterk op reproductie gericht, terwijl de student vanaf de derde bachelor vooral op kritisch inzicht wordt getoetst door middel van casussen. De Commissie onderkent in deze aanpak een graduele opbouw en evolutie doorheen de opleiding in de evaluatievormen en stelt vast dat deze trend strookt met wat zij voor de evaluatie in haar referentiekader heeft vooropgesteld. De stage wordt op twee vlakken beoordeeld: de stagepraktijk wordt beoordeeld door de stagemeester, het logboek en het stageverslag worden beoordeeld door de stagebegeleider. Het stageverslag wordt getoetst op de wetenschappelijke structuur en op zijn aard. De toetsing van de theorie in de praktijk dient daarin aan bod te komen. Het stageverslag krijgt binnen de opleiding de status van de bachelorproef, waardoor er bijzondere aandacht is voor het wetenschappelijk gehalte van dit werkstuk. Vanaf 2007-2008 wordt ook een kritische reflectie en zelfevaluatie gevraagd van de studenten in het logboek. De Commissie beoordeelt deze tweeledigheid van de evaluatie van de stage als bijzonder waardevol. Master in de Criminologische Wetenschappen De Commissie heeft een steekproef van examenopgaven bestudeerd en beoordeelt het niveau van de examens als goed. De examenopgaven peilen naar kennis, inzicht en toepassing, wat overeenstemt met haar visie op evaluatie in de master. Het merendeel van de examens in de master bestaat uit een paper en is gekoppeld aan een mondelinge verdediging. Voor de drie profielen in het eerste semester wordt de student geëvalueerd door de drie docenten gezamenlijk en wordt hij/zij ondervraagd over de wijze waarop hij/zij de kennis en inzichten uit de verschillende disciplines (binnen 1 profiel) op een geïntegreerde wijze toepast. De Commissie waardeert deze integrale aanpak van de evaluatie voor de profielen en stelt vast dat deze evaluatievorm congruent is met de doelstellingen van het profielenonderwijs en tegemoet komt aan het concept van competentiegericht leren. De studenten gaven tijdens de gesprekken met de Commissie ook aan dat zij ervaren dat ze de kennis die zij tijdens de Bachelor verworven hebben daadwerkelijk leren gebruiken in de master.
Vrije Universiteit Brussel 99 Deel 2
De Masterproef wordt door 3 personen gelezen (de promotor en twee andere commissarissen) en besproken binnen de vakgroep Criminologie alvorens de student zijn masterproef mondeling verdedigt. De vorm, inhoud en kwaliteit van de mondelinge verdediging worden mee in overweging genomen bij de beoordeling van de Masterproef. De Commissie vindt dat deze tweeledigheid van de evaluatievorm een goed gegeven is. Studenten worden ook door middel van permanente evaluatie beoordeeld op oefeningen tijdens werkcolleges of voor het groepswerk of papers. Studenten houden hiertoe een logboek bij dat een overzicht geeft van de activiteiten van de studenten binnen de groep. Daarnaast is in 2007-2008 gestart met peer-assessment door de medestudenten van de bijdragen van de student voor groepswerk. De Commissie waardeert deze diversiteit aan evaluatie-elementen. De Commissie stelt ook een betere spreiding van de werklast voor de papers vast, ten aanzien van de vorige visitatie, en waardeert deze bijstelling. De Commissie waardeert de goede transparantie van de examens voor de bachelor en de masteropleiding en de evaluatie van de examens na afloop van het semester door de studenten. De studenten met wie de Commissie sprak vragen wel een eerdere bekendmaking van de examenroosters. De studenten worden bij aanvang van het semester, tijdens de lessen tijdig geïnformeerd over het examenreglement, de examenvereisten en de evaluatievorm (die ook op de ECTS-fiches staan). De Commissie vernam ook dat de studenten en alumni over het algemeen tevreden zijn over de beoordeling en toetsing en van oordeel zijn dat ze fair worden beoordeeld. De studenten kunnen tevens terecht bij de ombudspersoon met hun persoonlijke problemen, met vragen over verplaatsing van examens en met eventuele klachten over examens. 2.8. Masterproef De Commissie beoordeelt het facet ‘masterproef’ voor de masteropleiding als goed. De Masterproef (in de Kandidatuur-Licentie-structuur de eindverhandeling of scriptie genoemd) heeft een gewicht van 21 studiepunten waarmee voldaan is aan de decretale eisen terzake. Van de studenten wordt verwacht “dat zij op een wetenschappelijk gefundeerde en kritische wijze een oorspronkelijk werk schrijven over een onderwerp dat relevant is voor het vakgebied, […] vertrekkend van een oorspronkelijke en duidelijke probleemstelling. De student moet een eigen wetenschappelijk onderzoek realiseren (wetenschappelijke literatuurstudie, eventueel eigen empirisch onderzoek). De Masterproef is de laatste en ultieme test, die moet duidelijk maken of de student over de competenties beschikt om te kunnen afstuderen als Master in de Criminologische Wetenschappen (wetenschappelijke vervolmaking).”
100 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
De studenten worden tijdens de bacheloropleiding voorbereid op de Masterproef, ondermeer door het kritisch analyseren van vakliteratuur en het formuleren van probleemstellingen en het uitvoeren van empirisch onderzoek. De student is vrij in de keuze van het onderwerp (hij/zij kan bijvoorbeeld één van de thema’s uit profielen verder uitdiepen), in de keuze van de promotor en de eventuele co-promotoren. Het examenreglement voorziet in een regelmatige begeleiding van de student tijdens het wordingsproces van de Masterproef. Uiterlijk op 15 november dient de student een onderwerp en een masterproefplan in. Tot uiterlijk 15 februari kunnen wijzigingen in de masterproeftitel worden aangebracht. De beoordeling van de eindverhandeling/masterproef is in handen van de promotor en de twee andere lectoren (veelal AAP- en BAP-leden, alsook beroepsbeoefenaars). Elke evaluator stelt een gemotiveerd evaluatieverslag op, op basis van objectieve beoordelingscriteria. De student verdedigt zijn werk mondeling en de vakgroep Criminologie vergadert over de vorm, inhoud en kwaliteit van de masterproef én van de mondelinge verdediging alvorens een eindcijfer te bepalen. De Commissie heeft waardering voor deze – arbeidsintensieve – evaluatieprocedure van de Masterproef die goed strookt met de visie op het competentiegericht leren van de student. De Commissie heeft een aantal eindverhandelingen van de uitdovende licentie grondig bestudeerd en heeft ter plaatse een grotere steekproef van eindverhandelingen en evaluatieverslagen doorgenomen en zij stelt vast dat de beoordeling in het algemeen overeenstemt met de kwaliteit van de scriptie en van de mondelinge verdediging (die blijkt uit het daarmee verbonden evaluatieverslag). De Commissie evalueert de kwaliteit van de eindverhandelingen in het algemeen als goed. Binnen de opleiding bestaat er een hoogstaand aanbod aan onderzoek, waarbij de thesisonderwerpen zeer goed aansluiten. De eindverhandelingen hebben een goede wetenschappelijke inslag en voldoen volgens de Commissie aan de eisen met betrekking tot wetenschappelijke verslaggeving. Zij meent dat uit de Masterproeven blijkt dat de studenten de bestudeerde materie op een kritische en wetenschappelijke wijze verwerkt hebben. De studenten worden bij het uitwerken van hun eindverhandeling/Masterproef over het algemeen goed begeleid door een promotor en onderzoekers met een onderzoeksexpertise in het desbetreffende wetenschapsdomein. De frequentie van overlegmomenten met de promotoren kan wel eens verschillen, maar de studenten gaven aan dat zij de promotoren die minder goed bereikbaar zijn tijdens de werkuren via e-mail, of langs de assistenten om kunnen bereiken. De Commissie vernam van de studenten dat ongeveer enkel 30% van de studenten voorziet de Masterproef in eerste zittijd te kunnen indienen. De Commissie heeft dit thema besproken met de opleidingsverantwoordelijken die het probleem erkennen en bereid zijn om een grondige evaluatie uit te voeren, aan het eind van de master, waarin een evaluatie van de ondersteuning bij de keuze van het onderwerp en van de timing van de Masterproef (bv. het indienen van de titel, het indienen van een voorstel, tussentijdse versies en opvolging) zeker aan bod zullen komen. Vrije Universiteit Brussel 101 Deel 2
De Commissie spreekt haar vertrouwen uit over deze intenties, en adviseert om dit thema nauwgezet in het oog ter houden en hiervoor te remediëren. De Commissie vernam tijdens de redactiefase dat 43% van de studenten in de eerste zittijd slaagde voor de opleiding en de masterproef met succes heeft beëindigd. Slechts 24% van de studenten heeft de masterproef – over de twee examenperiodes beschouwd – niet ingediend. 2.9. Toelatingsvoorwaarden De Commissie beoordeelt het facet toelatingsvoorwaarden voor de bacheloropleiding als goed en voor de masteropleiding als voldoende. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De toelatingsvoorwaarden voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen zijn de generieke criteria die in het Vlaams hoger onderwijs worden toegepast voor bijna alle opleidingen. Dit betekent dat studenten moeten beschikken over: een diploma secundair onderwijs; - of een diploma hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan; - of een diploma hoger onderwijs voor sociale promotie (met uitzondering van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid); - of een diploma of getuigschrift dat als gelijkwaardig wordt erkend. Het meeste generatiestudenten zijn afkomstig uit het algemeen secundair onderwijs, naast een beduidende groep studenten met een diploma technisch secundair onderwijs. Voor de instroom in de eerste bachelor wordt geen specifieke voorkennis vereist. In de bachelor is er – volgens de Commissie – goede aandacht voor de voorkennis van de student, door (individuele) begeleiding (bv. door de mentoren en studietrajectbegeleiders) waardoor studenten ondersteund worden bij het bijspijkeren tot het vereiste niveau van de bachelor. Daarnaast worden studenten ook verwezen naar taalonderricht om voorkomende hiaten bij te spijkeren. De Commissie waardeert deze initiatieven in het bijzonder. Grafiek 1 geeft de instroom weer van de generatiestudenten in de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen in de periode 1997-1998 – 2006-2007.
102 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
Grafiek 1: Aantal generatiestudenten per academiejaar van de opleiding Bachelor in de Criminologische Wetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel, uitgedrukt in aantal studenten.
120 100 80 60 40 20 0
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
04-05
05-06
06-07
De instroom van generatiestudenten in de eerste kandidatuur/1ste Bachelor in de Criminologische Wetenschappen aan de VUB bedraagt gemiddeld 82 studenten over de laatste 10 jaar. De gegevens van voor 2004-2005 hebben betrekking op de eerste kandidatuur (gemiddeld 75 generatiestudenten per jaar). De gegevens vanaf 2004-2005 hebben betrekking op de bachelor (gemiddeld 99 generatiestudenten per jaar). De Commissie evalueert deze instroomcijfers als goed. De opleiding heeft een procedure inzake de erkenning van elders verworven kwalificaties (EVK’s). Zo organiseert de VUB naast de reguliere bachelor- en masteropleiding, een voor- en schakelprogramma, ook een bachelor met studieduurverkorting, waarin vooral personen die werkzaam zijn bij de politie instromen (zoals houders van het diploma ‘Officier van Politie’). Inzake eerder verworven competenties (EVC’s) voert de opleidingen nog geen actief beleid, wat de Commissie betreurt, gelet op de onderwijsvisie van competentiegericht leren. De Commissie beveelt de opleidingsverantwoordelijken dan ook aan om een dergelijk beleid ter zake uit te tekenen. De Commissie heeft ook de uitval van de studenten bevraagd en vernam van de opleidingsverantwoordelijken dat er op dit ogenblik in Vlaanderen geen systematische systemen voor handen zijn om de uitval van de studenten uit een hogeronderwijsopleiding te monitoren en te analyseren. De Commissie meent dat het nuttig zou zijn om over dergelijke meetinstrumenten te beschikken, ten behoeve van het verwerven van inzicht in de redenen van de uitstroom van studenten uit de opleidingen.
Vrije Universiteit Brussel 103 Deel 2
Master in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van oordeel dat de Master goed aansluit op het (eigen) profiel van de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. Er wordt rechtstreekse toegang verleend tot de masteropleiding aan studenten met een diploma Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. De zijinstroom wordt hoofdzakelijk gevormd door bachelors in de Rechten, afstudeerrichting Criminologie. De masteropleiding is ook toegankelijk voor professionele of academische Bachelors zonder specifieke criminologisch wetenschappelijke opleidingskenmerken, mits het volgen van een verkorte Bachelor, een voorbereidingsprogramma (voor academische Bachelors) of een schakelprogramma (voor professionele Bachelors) of een specifiek schakelprogramma (voor bachelors in het studiegebied Sociaal Agogisch Werk, waarvoor het programma is vastgelegd). Daarnaast hebben de opleidingsverantwoordelijken van de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen overleg gepleegd met andere opleidingen aan de VUB, waardoor een ‘Minor Criminologie’ in de Bachelor Sociologie en een ‘Minor Criminologie’ in de Bachelor Politieke Wetenschappen wordt ingericht. Het voorbereidingsprogramma of schakelprogramma is een éénjarig programma, waarin geen ruimte is voor de stage. Studenten die het schakelprogramma volgen hebben reeds een beduidende stage-ervaring genoten in de voorafgaande opleiding ‘Sociaal Agogisch Werk’. De Commissie meent dat dit – voor het voorbereidingsprogramma – niet strookt met het belang dat de opleidingsverantwoordelijken hechten aan de stage als vereiste praktijkervaring voor de instap in het beroep van de Criminoloog. De Commissie beveelt ten stelligste aan om dit thema op te nemen en hiervoor een oplossing uit te werken. Studenten die er zelf voor kiezen om de stage te doen, kunnen het verkorte bachelorprogramma volgen. Dit duurt 2 jaar en voorziet in een praktijkstage. Aan de VUB stroomt ook een significant aantal werkstudenten in die het speciaal begeleidingsprogramma volgen voor de opleidingen Bachelor en Master in de Criminologische Wetenschappen. De Commissie evalueert dit begeleidingsprogramma als bijzonder waardevol en herhaalt dat zij het sterk waardeert dat de krap bemenste staf (zie onderwerp personeel) het engagement aangaat om de opleidingen ook naast het reguliere programma te blijven aanbieden aan de werkstudenten. De Commissie is ervan overtuigd dat de VUB hierdoor heel wat studenten de mogelijkheid biedt het diploma te behalen, wat voor de werkstudenten onmogelijk zou zijn via het reguliere dagonderwijs. Op basis van de slaagcijfers en op basis van de gesprekken met de studenten uit de master en de alumni stelt de Commissie vast dat de overgang van de bachelor naar de master in de Criminologische Wetenschappen zonder problemen verloopt. De Commissie beschikt evenwel niet over gegevens betreffende de overgang van studenten die de bachelor Criminologische Wetenschappen aan een andere instelling volgden naar de masteropleiding aan de VUB.
104 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
Conclusie bij onderwerp 2: Programma De Commissie beoordeelt het facet ‘relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het bachelorprogramma’ als goed, het facet ‘eisen professionele en academische gerichtheid’ als goed, het facet ‘samenhang’ van het programma als voldoende, het facet ‘studieomvang’ als OK, het facet ‘studietijd’ als voldoende, het facet ‘afstemming tussen de vormgeving en de inhoud’ als voldoende, het facet ‘beoordeling en toetsing’ als voldoende en het facet ‘toelatingsvoorwaarden’ als goed. Zij heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘Programma’ voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. De Commissie beoordeelt het facet ‘relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het masterprogramma’ als goed, het facet ‘eisen professionele en academische gerichtheid’ als goed, het facet ‘samenhang’ als voldoende, het facet ‘studieomvang’ als OK, het facet ‘studietijd’ als voldoende, het facet ‘afstemming tussen de vormgeving en de inhoud’ als excellent, het facet ‘beoordeling en toetsen’ als voldoende, het facet ‘masterproef’ als goed en het facet ‘toelatingsvoorwaarden’ als voldoende. Zij heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘Programma’ voor de Master in de Criminologische Wetenschappen.
Vrije Universiteit Brussel 105 Deel 2
Onderwerp 3:
Inzet van personeel
De Bachelor in de Criminologische Wetenschappen en de Master in de Criminologische Wetenschappen worden georganiseerd door de vakgroep Criminologie die deel uitmaakt van de Faculteit Recht en Criminologie aan de VUB. In het kader van de aanstellingsprocedure voor nieuwe ZAP-leden wordt telkens een gelegenheidscommissie samengesteld door de Faculteitsraad, waarvan 1/3 van de leden niet tot de betrokken vakgroep behoren. De aanstelling tot lid van het ZAP vereist een diploma op proefschrift of een erkenning van buitengewone wetenschappelijke verdienste (voor deeltijds ZAP). Een ZAP aanwerving gaat steeds gepaard met het geven van een proefles. Naast het voltijds ZAP zijn binnen de vakgroep ook een aantal deeltijdse ‘onderwijsprofessoren’ actief met als hoofdopdracht het onderwijs aan de grote groepen studenten (in de bacheloropleiding). De bevorderingen binnen het ZAP-kader gebeuren mede op basis van het academisch dossier van de betrokkene en de resultaten van de onderwijsevaluaties. Het ZAP kader wordt om de vijf jaar geëvalueerd. De resultaten van de evaluatie worden door de Decaan met het betrokken ZAP-lid besproken. De AAP-leden (assistenten) worden aangesteld voor een termijn van twee jaar die tot tweemaal toe vernieuwd kan worden. Een daartoe door de faculteit ingerichte evaluatiecommissie beoordeelt de prestaties van de assistent, op basis van de wetenschappelijke activiteit, van de onderwijsopdracht en in hoofdzaak op basis van de vordering van het doctoraatsonderzoek. De universiteit, met name de centrale dienst ‘Onderwijsvernieuwing & OnderwijsServiceCentrum’ (OSC) neemt diverse initiatieven voor onderwijsprofessionalisering op onderwijskundig en didactisch vlak. De deelname van de docenten en assistenten aan de onderwijsvernieuwingsseminaries (opgemerkt door de voorgaande visitatiecommissie) is thans toegenomen. Daarnaast organiseert het OSC ook tal van vormingsactiviteiten met betrekking tot onderwijsvernieuwing (bv. competentiegericht leren, leer- en toetsvormen, e-learning). De deelname van het AP aan deze initiatieven wordt meegenomen in het personeelsdossier van de betrokken docent of assistent. Daarnaast organiseert de vakgroep jaarlijks een onderwijsdag waarop een centraal thema of een specifiek probleem of uitdaging wordt besproken vanuit onderwijskundig en didactisch oogpunt. 3.1. Kwaliteit van het personeel De Commissie beoordeelt het facet ‘kwaliteit van het personeel’ voor de bachelor- en voor de masteropleiding als goed. De Commissie stelt vast dat de kern van de academische staf (voor zowel de bachelor- als voor de masteropleiding) bestaat uit zeer energieke, enthousiaste
106 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
wetenschappers (hoofdzakelijk criminologen) die over een zeer gedegen vakinhoudelijke kennis en deskundigheid beschikken. De Commissie beoordeelt de kwaliteit van de staf over het algemeen als zeer goed, dit geldt zowel voor de docenten die de criminologische opleidingsonderdelen verzorgen, als voor de docenten die het toegeleverd onderwijs (andere dan specifieke criminologie opleidingsonderdelen) verzorgen. Daarenboven stelt de Commissie vast dat er een goede koppeling is tussen het onderwijs en het eigen onderzoek van de staf. De Commissie waardeert de uitzonderlijk sterke betrokkenheid van het academisch personeel bij haar onderwijsopdracht en haar sterk engagement ten aanzien van de studenten. De Commissie benadrukt dat het bewonderenswaardig is dat de academische staf – gering in aantal – niet alleen het dagprogramma van de bachelor en de master neerzet, maar daarnaast ook het begeleidingsprogramma voor de werkstudenten verzorgt naast de specifieke aandacht voor studenten die het voorbereidings-, schakel- of verkort bachelorprogramma volgen. De Commissie kan zich vinden in de bemerking van de studenten en de alumni uit alle opleidingen dat de academische staf zeer bereikbaar en luisterbereid is en steeds klaarstaat om de studenten te helpen. Ook de secretariaatsmedewerkers doen al het mogelijke om de studenten te helpen en neemt de bijkomende taak op zich om boeken die studenten uit de onderzoeksbibliotheek willen ontlenen voor hen klaar te leggen. Er worden, centraal gestuurd, steeds meer initiatieven uitgewerkt voor onderwijsprofessionalisering (o.a. de assistententraining, residentieel seminarie voor assistenten) waarvan de participatiegraad weliswaar is toegenomen, in vergelijking tot de voorgaande visitatie, maar waar toch nog te weinig gebruik van wordt gemaakt. De assistenten gaven tijdens het gesprek met de Commissie aan dat zij voldoende begeleid worden door de docenten voor wie zij onderwijstaken verzorgen. De studenten en alumni gaven aan dat ook de assistenten goed bereikbaar en hulpvaardig zijn. Feedback over de onderwijsprestaties van de assistenten maakt deel uit van de evaluatie per opleidingsonderdeel door de studenten, waardoor de assistenten aangewezen zijn op intern overleg met de titularis van het opleidingsonderdeel om inzage te krijgen in de evaluatie van hun eigen lesgeven door de studenten. De Commissie stelt vast, op basis van de gesprekken, dat dit in de meeste gevallen ook gebeurt en hierover – over het algemeen – een goede openheid bestaat tussen de docent en de assistenten, wat zij waardeert. Wat betreft de onderwijskundige invulling van het competentie gericht leren, moedigt de Commissie de opleidingsverantwoordelijken aan om het vernieuwd onderwijsconcept nog verder te operationaliseren.
Vrije Universiteit Brussel 107 Deel 2
3.2. Eisen professionele en academische gerichtheid De Commissie beoordeelt het facet ‘professionele en academische gerichtheid van het personeel’ voor de bachelor- en voor de masteropleiding als goed. Het onderwijs binnen de bachelor- en masteropleiding in de Criminologische Wetenschappen wordt in beginsel verzorgd door onderzoekers die verbonden zijn aan de onderzoeksgroepen van de vakgroep Criminologie. De onderzoeksdisciplines komen reeds aan bod in de bacheloropleiding en corresponderen met de profielen in de masteropleiding. De verschillende onderzoeksgroepen werken rond drie grote thema’s (penologie en penitentiair recht, jeugdrecht en jeugdcriminologie en politie en veiligheid). Alle docenten staan bekend als zeer goede onderzoekers waarvan een aantal internationaal befaamd is. Het docentencorps is internationaal actief, zij het vooral op onderzoeksvlak. De staf neemt deel aan (internationale) conferenties en onderhoudt tal van goede internationale onderzoekscontacten. De verschillende onderzoeksgroepen genereren een goede wetenschappelijke output, ondermeer in internationale tijdschriften en leveren ook doctoraten af die specifiek criminologische thema’s behandelen. De kennis van de beroepspraktijk van de academische staf vloeit voort uit de veelvuldige contacten met de praktijk, ondermeer door het zetelen van de staf in adviescommissies, door projecten voor de Vlaamse Overheid en door de contacten door de stage. Op zeer regelmatige basis worden gastdocenten en -sprekers uitgenodigd in de bachelor- en in de masteropleiding. Leden van het AAP worden incidenteel betrokken bij de hoorcolleges om bijvoorbeeld een presentatie te geven over hun onderzoek. Daarnaast wordt het AAP betrokken bij het geven van oefeningensessies en het begeleiden van seminaries. De hoge onderwijslast van het AAP kan wel ten koste gaan van het onderzoek, wat in de visie van de Commissie een aandachtspunt is. Het wetenschappelijk personeel (AAP en BAP) wordt ook betrokken bij het begeleiden en evalueren van masterproeven. De onderwijsinbreng vanuit het beroepenveld neemt ondermeer de vorm aan van een aantal deeltijdse gastprofessoren die actief zijn in onderzoeksinstituten en van gastsprekers uit het beroepenveld die vanuit hun beroepsdeskundigheid een specifiek thema toelichten. In de opleiding worden ook excursies voorzien naar de verschillende instituten en instellingen. De Commissie is van mening dat gestructureerd overleg van de staf met het beroepenveld nog meer geëxpliciteerd kan worden.
108 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
3.3. Kwantiteit van het personeel De Commissie beoordeelt het facet ‘de kwantiteit van het personeel’ voor de bachelor- en voor de masteropleiding als voldoende. De bachelor- en masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen worden verwezenlijkt door 29 ZAP-leden, die samen 18,1 VTE bestrijken aan de Vrije Universiteit Brussel en waarvan zij voor 8.9 VTE betrokken zijn bij de opleidingen in de criminologische wetenschappen. 13 van de 29 personen behoren tot de vakgroep Criminologie (6.2 VTE). Daarnaast kunnen de opleidingen ook rekenen op 8.5 VTE AAP, gerealiseerd door 13 AAP-leden. Er zijn daarnaast ook 12 bursalen (nl. 8.3 VTE) (bijzonder academisch personeel of BAP) en 7 personen die ook nog bijdragen tot de begeleiding van de studenten (bv. voor seminaries, stage, Masterproef). Het ZAP-kader van de Vakgroep Criminologie verzorgt de lessen voor 73% van de studiepunten in de beide programma’s. Daarnaast doceren ook nog andere ZAP-leden van de Faculteit Recht en Criminologie (voor 15%) en van andere faculteiten (voor het service-onderwijs, 13%) in de Bachelor en Master in de Criminologische Wetenschappen. De vakgroep beschikt over 1.3 VTE ATP, wat weinig is om het secretariaat van de vakgroep, de boekhouding en het contact met de studenten te ondersteunen. De Commissie heeft de student-staf ratio (SSR) berekend op basis van een objectief model, dat rekening houdt met de onderwijsopdracht van de academische staf (het ZAP) voor de opleiding, in verhouding tot de onderwijsopdracht die de staf realiseert in de eigen universiteit. Zij stelt vast dat deze berekening abstractie maakt van vitale parameters zoals de onderwijsvisie, het specifieke onderwijsmodel en meer in het bijzonder de intensiteit – in termen van begeleiding voor de studenten – van de gebruikte werkvormen, naast andere parameters zoals het type personeel en de varianten van de programma’s. De Commissie meent dan ook dat de cijfers, berekend op basis van de procentuele onderwijsopdrachten geen exact beeld geven van de feitelijke situatie. De Commissie meent op basis van de gevoerde gesprekken en het cijfermateriaal dat de kwantiteit van het personeel krap bemeten is. De Commissie meent dat de vergelijkbaarheid betreffende de kwantiteit van het personeel – dit gegeven in overweging nemend – best kan gebeuren op basis van een vergelijking tussen de aan elkaar verwante opleidingen in de rechten en in de criminologie die door de faculteit worden georganiseerd. De Commissie heeft het thema van de kwantiteit van het personeel tijdens het bezoek besproken met verschillende geledingen die bij het onderwijs betrokken zijn en stelt vast op basis van de cijfers die haar door de Decaan van de Faculteit Recht en Criminologie werd toegelicht dat er ten tijde van het bezoek nog een fundamentele ongelijkheid bestaat in de verdeling van de middelen betreffende personeel, maar er een zekere bereidheid bestaat om te praten over een herverdeling van het personeel Vrije Universiteit Brussel 109 Deel 2
voor de beide stammen opleidingen (ba, master en manama’s Rechten en ba en ma in de Criminologische Wetenschappen) die ressorteren onder de Faculteit Recht en Criminologie. De Commissie stelt – op basis van de toegelichte cijfers vast – dat de SSR berekend op basis van de vakgroepleden, voor de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen omzeggens het dubbele is in vergelijking tot de opleidingen in de Rechten en dat eenzelfde tekort aan ZAP-kader – begroot volgens het intern allocatiemodel van de VUB – procentueel beschouwd, vijf keer zwaarder doorweegt voor de opleidingen Criminologie (in vergelijking tot de opleidingen in de Rechten). De Commissie meent dat deze vaststelling ernstig dient genomen te worden en adviseert de opleidingsverantwoordelijken op alle niveaus ten stelligste om deze situatie intern te bespreken en hiervoor gepast te remediëren. De Commissie evalueert dit facet als voldoende, omdat zij vaststelt dat de kwaliteit van de opleidingen niet lijdt onder de beperkte personeelsbezetting – mede door het sterk engagement van het personeel voor de opleidingen – maar dringt er ten stelligste op aan bij de opleidingsverantwoordelijken om dit thema op te nemen met de hogere hiërarchische overheden van de universiteit, om een toename van het aantal VTE personeelsleden voor de opleidingen te bewerkstellingen. De Commissie stelt een goede spreiding vast over de verschillende leeftijdscategorieën. Het aandeel vrouwen in het ZAP en in het AAP is bijzonder hoog. Formeel zijn er geen ATP leden verbonden aan de bachelor en masteropleidingen in de criminologische wetenschappen.
Conclusie bij onderwerp 3: Inzet van personeel De Commissie beoordeelt de facetten ‘kwaliteit van het personeel’ en ‘eisen professionele/academische gerichtheid van het personeel’ als goed en het facet ‘kwantiteit van het personeel’ als voldoende. Zij heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘inzet van personeel’ voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. De Commissie beoordeelt de facetten ‘kwaliteit van het personeel’ en ‘eisen professionele/academische gerichtheid van het personeel’ als goed en het facet ‘kwantiteit van het personeel’ als voldoende. Zij heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘inzet van personeel’ voor de Master in de Criminologische Wetenschappen.
110 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
Onderwerp 4:
Voorzieningen
4.1. Materiële voorzieningen De Commissie beoordeelt de materiële voorzieningen voor de bachelor- en masteropleiding als voldoende. Het onderwijs voor de bachelor en de master in de Criminologische Wetenschappen wordt hoofdzakelijk verstrekt in de gebouwen D, E en Q op de campus Etterbeek. De meeste leslokalen zijn voorzien van de nodige infrastructuur om multimediaal les te geven. In alle leslokalen is ook draadloos netwerk voorzien. In de kleine leslokalen kunnen lesgevers gebruik maken van een draagbare LCD-projector of portable PC. Er zal in de toekomst ook in een aantal lokalen een reproductie-installatie voorzien worden om lessen op te nemen, alsook om video-conferencing te ondersteunen. De Commissie is van oordeel dat de onderwijsruimten ruim zijn en uitgerust zijn van de nodige moderne technieken om multimediaal lesgeven te ondersteunen. De onderwijsruimten zijn aangepast aan de grootte van de studentengroepen. Het tekort aan practicumlokalen (opmerking van de vorige visitatie) werd – in de visie van de Commissie – grotendeels verholpen. De Centrale Bibliotheek (gebouwen B en C op de campus Etterbeek) centraliseert nagenoeg alle boeken, tijdschriften en andere informatiedragers met betrekking tot de humane wetenschappen. De werken in de bibliotheek zijn online consulteerbaar, ook van buiten de bibliotheek. De bibliotheek beschikt over een aantal studieruimten en seminariezalen. Er zijn 54 computers voorzien in de bibliotheek, 28 geven toegang tot het Internet, 10 zijn gericht op het consulteren van juridische databanken en de resterende toestellen bieden alleen toegang tot de bibliotheekcatalogus. Er zijn in de bibliotheek ook 5 kopieermachines ter beschikking van de studenten. Studenten en staf kunnen, tegen betaling, gebruik maken van de interbibliothecaire uitleendienst, waardoor bv. pdf’s van artikels uit andere bibliotheken kunnen opgevraagd worden. Daarnaast hebben de studenten en het personeel van de VUB ook onbeperkte toegang tot de bibliotheek van de ULB. De Centrale Bibliotheek heeft ruime openingsuren. De criminologische collectievorming van de bibliotheek gebeurt door de (ZAP) personeelsleden van de vakgroep, binnen de werkgroep ‘bibliotheek’. Naast de centrale bibliotheek beschikken ook de vakgroep en de onderzoeksgroepen over eigen budgetten en bibliotheekcollecties. Deze zijn eerder gespecialiseerd. Deze literatuur is in een lokaal, naast het secretariaat ondergebracht. Omdat de vakgroep niet beschikt over een bibliothecaris, wordt deze bibliotheek bemand door het personeel van de vakgroep volgens een beurtrol (bv. toegankelijk voor de avondstudenten op vastgestelde tijden). Studenten kunnen ook daar terecht om werken te lenen. De Commissie beschrijft dit als een goed initiatief en waardeert dat de studenten ook deze werken kunnen lenen (of in de voormiddag of via het secretariaat). Vrije Universiteit Brussel 111 Deel 2
In het ‘Centrum voor studie en begeleiding Humane Wetenschappen’ (CSB) is een multimediale ruimte waar de student een waaier aan hulpmiddelen kan vinden ter ondersteuning van zelfstudie. De student vindt er de cursussen en boeken die de docenten gebruiken, voorbeelden van examenvragen, mappen met oefeningen en educatieve cd-roms. Er staan twee voltijdse medewerkers ter beschikking van de studeren. Vooral eerste bachelorstudenten kunnen daar terecht voor informatie en begeleiding bij het studeren. Het zelfstudiecentrum organiseert ook specifieke studie-ondersteunende activiteiten. De studenten worden ook vanuit de opleiding geïntroduceerd in het gebruik van de bibliotheek en het consulteren van online catalogi om referenties en materiaal op te zoeken. De Commissie stelt vast dat de bibliotheek over de nodige werken beschikt voor de studenten en meent dat de collectie tijdschriften adequaat is, wat een verbetering betreft ten opzichte van de vorige visitatie. De studenten zijn over het algemeen tevreden over de materiële voorzieningen. De Commissie is in het algemeen van mening dat er voldoende open of gesloten studeer- en ontmoetingsplaatsen zijn voor de studenten, waar ze aan groepsopdrachten kunnen werken. Er zijn 6 computerlokalen ter beschikking van de studenten humane wetenschappen (5 hebben 15 werkstations, 1 zaal heeft 21 werkstations). Naast algemene programma’s staan er ook specifiek op de humane wetenschappen gerichte toepassingen (bv. SPSS) ter beschikking. Alle VUB-studenten beschikken over een gratis e-mailadres. Tijdens het academiejaar wordt ongeveer 40 procent van de tijd opgevuld met lessen en oefeningen. De overige uren staan de zalen ter beschikking van de studenten. De computerlokalen zijn geopend van 9 uur tot 20 uur. 4.2. Studiebegeleiding De Commissie beoordeelt de studiebegeleiding voor de bachelor- en de masteropleiding als goed. De VUB organiseert diverse informatiemomenten (bv. regionale gespreksavonden over studiekeuze, eigen studie-informatiedagen, deelname aan de Studie-Informatiedagen (SIDin’s) van de Vlaamse overheid) en verspreidt een ruim aanbod aan studie-informatie via diverse kanalen (bv. website, brochures, de ‘kieswijzer’ van de dienst studieadvies. Tijdens de zomervakantie worden brugcursussen georganiseerd (ondermeer voor wiskunde, kwantitatieve technieken). Het Diversiteitsforum organiseert taallessen om het academisch Nederlands van de studenten bij te spijkeren. Eerstejaars kunnen in het Centrum voor studie en begeleiding humane wetenschappen vaardigheidstrainingen bijwonen (analyse van de leerstijl van de student, werken rond startcompetenties: bv. studieplanning, luisteren en noteren, argumentatie
112 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
bekwaamheid). Tijdens de eerste week van het semester vindt er een onthaalweek plaats voor de generatiestudenten, waaraan ook de studentenvereniging meewerkt. De studenten in de schakelprogramma’s vragen meer specifieke aandacht voor hun situatie en Commissie suggereert om tijdens de inhaalweek ook een specifiek informatiemoment voor deze groep studenten te voorzien. Tijdens de opleiding kunnen de studenten met vragen terecht bij de dienst Studieadvies, maar ook bij het academisch personeel en bij de studietrajectbegeleider van de faculteit die hen begeleidt bij het uitstippelen van een individueel studietraject. Jaarlijks geeft de vakgroep Criminologie informatiesessies over het profielenonderwijs in de master, over de Masterproef en over de stage in de derde bachelor. Studenten (van alle jaren) kunnen ook bij het centrum aankloppen voor individuele begeleiding. Voor psychosociale begeleiding zijn er de diensten SJERP (Seksuele, Juridische en Relationele Problemen) en UDGG (Universitaire Dienst Geestelijke Gezondheidszorg). De ombudspersoon (een ZAP-lid) en een plaatsvervangende ombudspersoon worden jaarlijks aangesteld om de studenten bij te staan in geval problemen of betwistingen bij examens. De studenten geven aan zeer tevreden te zijn over de bereikbaarheid en de bereidwilligheid tot het oplossen van problemen van de ombudspersoon. De Commissie stelt vast dat de diverse diensten op centraal en facultair niveau gericht aan elkaar doorverwijzen waardoor een goede dienstverlening gewaarborgd wordt, wat de Commissie waardeert. Ook het studiecentrum voor studenten is – in de visie van de Commissie – een bijzonder waardevol initiatief. Sinds 2006-2007 promoten de opleidingsverantwoordelijken hun masterprogramma’s aan de bachelorstudenten Criminologie aan de andere Vlaamse Universiteiten. De opleidingen hebben een Erasmus-coördinator die de internationalisering verder uitbouwt en opvolgt. De administratie hieromtrent wordt gevolgd door de Dienst Internationalisering van de VUB. De inhoudelijke begeleiding gebeurt door een internationaliseringscoördinator die door de vakgroep is aangesteld. Bijzonder aan de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de VUB is het sociaal engagement dat de universiteit en de faculteit hebben, zichtbaar in het (sinds 1975) ingerichte ‘Bijzondere begeleidingsprogramma voor werkende en werkzoekende studenten’. De Faculteit biedt op deze wijze de beroepsactieve bevolking de kans om universitaire studies (opnieuw) aan te vatten. Dit begeleidingsprogramma sluit aan bij het maatschappelijke streven naar gelijke kansen en speelt tevens in op de groeiende vraag naar het behalen van een tweede universitair diploma. De Commissie spreekt haar bijzondere waardering uit voor dit initiatief. Vrije Universiteit Brussel 113 Deel 2
De Commissie is ook bijzonder te spreken over de diversiteit en de kwaliteit van begeleiding van studenten bij de studiekeuze en tijdens de studieloopbaan. Daarnaast is ook de collectieve inzet van de staf voor de (individuele) begeleiding van de studenten voorbeeldstellend. De Commissie herkent hierin een holistische visie van de student, wat zeer sterke uitzonderlijke kwaliteit is, die aan de Vrije Universiteit Brussel werkelijk leeft. De lage drempel en de goede aanspreekbaarheid en bereikbaarheid van de docenten en assistenten voor de studenten is daarbij opvallend.
Conclusie bij onderwerp 4: Voorzieningen Omdat zij het facet ‘materiële voorzieningen’ als voldoende en het facet ‘studiebegeleiding’ als goed beoordeelt, heeft de Commissie een positief oordeel over dit onderwerp voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. Omdat zij het facet ‘materiële voorzieningen’ als voldoende en het facet ‘studiebegeleiding als goed beoordeelt, heeft de Commissie een positief oordeel over dit onderwerp voor de Master in de Criminologische Wetenschappen.
114 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
Onderwerp 5:
Interne kwaliteitszorg
De interne kwaliteitszorg voor de opleidingen Criminologische Wetenschappen kent een drievoudige gelaagdheid. Op centraal niveau wordt de Onderwijsraad geadviseerd door de Commissie Kwaliteitszorg betreffende het strategisch kwaliteitsbeleid. In deze commissie zetelen vertegenwoordigers van het academisch personeel en van de studenten van de VUB en haar associatiepartners. Binnen de Cel Kwaliteitszorg (ressorterend onder het vice-Rectoraat Onderwijs) worden diverse initiatieven betreffende interne (bv. semestriële bevragingen van alle opleidingsonderdelen) en externe kwaliteitszorg (bv. visitaties) voorbereid, ondersteund en/of uitgevoerd. Op het niveau van de opleidingen waken de Faculteitsraad, de Opleidingsraad, de Vakgroepraad en het Bureau over de kwaliteit van de opleidingen. In deze geledingen zijn docenten, assistenten, navorsers, ATP-leden en studenten vertegenwoordigd. Daarnaast vormt ook de ombudspersoon een belangrijke schakel in de operationalisering van de interne kwaliteitszorg. 5.1. Evaluatie van de resultaten De Commissie beoordeelt het facet ‘evaluatie van de resultaten’ van de bachelor- en de masteropleiding in de criminologische wetenschappen als voldoende. Sinds 2004-2005 evalueren de studenten na elk semester de genoten opleidingsonderdelen door middel van een elektronische ‘onderwijs e-evaluatie’. De studenten hebben aanmeldings- maar geen deelnemingsplicht. De participatiegraad voor de bacheloropleiding is hoog (bv. 82% voor 2006-2007). De kwaliteit van de hoor colleges, de didactische kwaliteiten van de docent, de kwaliteit van het (elektronisch en gedrukt) studiemateriaal, de werkvormen, de aandacht voor het ontwikkelen van praktische vaardigheden, en de kwaliteit en wijze van examinering zijn de voornaamste aspecten die worden bevraagd. Er wordt ook gepeild naar de studietijdervaring, die ondermeer de overeenstemming tussen de begrote en de reële studietijd meet. De resultaten van de bevragingen worden centraal verwerkt, geïnterpreteerd en teruggekoppeld naar de betrokken docenten en het faculteitsbestuur. De decaan gaat bij problemen een gesprek aan met de betrokken docent. Ook de opleidingsverantwoordelijke is aanwezig bij dit besprek. De decaan dient bij de vice-rector onderwijs verslag uit te brengen over dit gesprek en over de opvolging van de remediëring. Het onderwijsdossier van de docenten vormt een element in het aanwervings- en promotiebeleid. De globale resultaten van de enquêtes worden besproken op de Opleidingsraad. De individuele resultaten worden ook binnen de vakgroep besproken. Sinds 2006-2007 wordt jaarlijks ook een programma-evaluatie uitgevoerd. De resultaten worden aan de studenten (via PointCarré) en aan de betreffende organen meegedeeld. Daarenboven wordt vanaf 2006-2007 ook een centrale alumni-enquête georganiseerd die de timing van de visitaties/accreditaties volgt. De Commissie meent in deze alumnibevragingen een goede tendens te onderken-
Vrije Universiteit Brussel 115 Deel 2
nen, maar adviseert de opleidingen de alumni niet alleen op algemeen vlak, maar ook over opleidingsspecifieke thema’s te bevragen. De Commissie waardeert dat de opleidingsonderdelen per semester geëvalueerd worden en heeft op basis van de gesprekken kunnen vaststellen dat de opleidingen de signalen van de studenten die blijken uit de e-evaluaties en via andere kanalen, ter harte nemen. De Commissie waardeert dat de problematische gegevens worden besproken in de betreffende raden en commissies, waarin ook studenten vertegenwoordigd zijn. De Commissie vernam tijdens de gesprekken dat er geen draagvlak is binnen de opleidingen om de niet-problematische resultaten te bespreken binnen de betreffende raden en commissies. De Commissie kon tijdens het bezoek vaststellen dat er binnen de bestuursorganen van de opleidingen een groeiend bewustzijn heerst om actiever en meer gericht om te gaan met elementen van kwaliteitszorg en kwaliteitsbewaking voor de opleidingen en er inspanningen worden geleverd om deze elementen niet alleen als signaalfunctie, maar ook als strategische actiepunten in te zetten om de kwaliteit van de opleidingen permanent te bewaken. De Commissie onderschrijft de vaststelling in het zelfevaluatierapport dat het spanningsveld tussen de bescherming van de individuele docent en de kwaliteitsbewaking van de opleiding, op basis van de e-evaluaties van de opleidingsonderdelen en de programma-evaluatie een aandachtspunt is. De Commissie waardeert dat er een jaarlijkse programma-evaluatie en er op gezette tijden alumni-bevragingen over de opleidingen worden uitgevoerd. De Commissie waardeert ook dat de faculteit in toenemende mate rekening houdt met de didactische prestaties van het academisch personeel (AAP en ZAP) bij beslissingen tot aanwerving of bevordering. De Commissie is van mening dat het zelfevaluatierapport ‘to the point’, helder, vlot leesbaar en zelfkritisch is, vrij volledig en goed gestructureerd is. De Commissie waardeert in het bijzonder de ontwapenende teneur en de open geest die uit de rapportering in de zelfevaluatie blijkt en waardeert in het bijzonder de sterke graad van analyse (op het niveau van de onderwerpen) die in het rapport is opgenomen. De gevoerde gesprekken met alle geledingen tijdens de bezoeken zijn een goede aanvulling gebleken bij het zelfevaluatierapport en de stukken die ter inzage lagen. 5.2. Maatregelen tot verbetering De Commissie beoordeelt het facet ‘maatregelen tot verbetering’ voor de bachelor- en de masteropleiding als goed. De Commissie heeft waardering voor de expliciet uitgevoerde en gedocumenteerde sterkte- zwakteanalyse op het niveau van de opleidingen en op het niveau van de onderwerpen. Zij stelt vast dat in het zelfevaluatierapport duidelijk en omstandig wordt omschreven hoe met de diverse verbeterpunten en bevindingen van de vo-
116 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
rige visitatiecommissie is omgegaan en dat de aanbevelingen van de vorige externe kwaliteitszorg (visitatierapport Criminologie, 2001) aanleiding hebben gegeven tot overleg en bijsturing van de curricula, en duidelijk mee in overweging zijn genomen bij de BaMa hervorming. De Commissie stelt vast dat aan de meeste van de bevindingen van vorige visitatiecommissies (Criminologie of meer recentelijk de Rechten, die ook op de opleidingen criminologie konden worden toegepast) gevolg is gegeven en waardeert dit ten zeerste. Voor een aantal pijnpunten is nog niet geremedieerd, … zoals een drop-out analyse – hoewel die op het niveau van de opleiding moeilijk te realiseren is – en de internationale mobiliteit van studenten. De Commissie stelt vast dat de opleiding ook goede eigen initiatieven ter verbetering van het onderwijs en ter verbetering van de kwaliteitsbewaking van het onderwijs bespreekt of reeds heeft doorgevoerd – in het bijzonder in het kader van de bacheloren masterhervorming – en brengt dit in verband met één van de expliciete doelstellingen van de externe kwaliteitszorg. De Commissie stelt vast dat de vakgroepraad, de Faculteitsraad en de Opleidingsraad hefbomen zijn in de kwaliteitszorg en daadwerkelijk sturen in het overleg met betrekking tot de kwaliteit van de opleidingen, wat zij bijzonder waardeert. 5.3. Betrokkenheid studenten, medewerkers, alumni en beroepenveld Globaal beoordeelt de Commissie de betrokkenheid van de verschillende partijen bij de bachelor- en de masteropleiding als voldoende. De verschillende geledingen die van belang zijn bij de onderwijsverstrekking door de opleidingen kunnen volgens de Commissie deelnemen aan de besluitvormingsprocessen en participeren aan de onderwijsorganisatie en aan de evaluatie van het onderwijsgebeuren. De studenten zijn formeel vertegenwoordigd op alle beleidsniveaus van de faculteit en de universiteit, maar de daadwerkelijke betrokkenheid en inbreng blijft nog beperkt. De Commissie stelt vast dat de opleidingen bereid zijn om effectief rekening te houden met de mening van de studenten. De alumni zijn nu hoofdzakelijk door informele contacten betrokken bij curriculumbesprekingen en overleg. De Commissie stelde tijdens haar gesprekken met alumni vast dat zij geen vragende partij zijn om sterk betrokken te worden bij de curriculumbesprekingen betreffende de opleidingen. De Commissie meent dat een sterkere betrokkenheid van de alumni bij de opleiding en een actueel nascholingsaanbod voor de alumni nuttig kunnen zijn voor de alumni enerzijds en voor de opleiding anderzijds, en een te overwegen optie is. De opleidingen onderhouden goede informele contacten met het beroepenveld (ondermeer door de diverse contacten van de staf met de professionele wereld), maar de Commissie meent dat het beroepenveld nog beter zou kunnen betrokken worden bij de opleidingen.
Vrije Universiteit Brussel 117 Deel 2
Conclusie bij onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg De Commissie beoordeelt het facet ‘evaluatie resultaten’ voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen als voldoende, het facet ‘maatregelen tot verbetering’ als goed en het facet’ betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ als voldoende. De Commissie heeft aldus een positief oordeel over dit onderwerp voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. De Commissie beoordeelt het facet ‘evaluatie resultaten’ voor de Master in de Criminologische Wetenschappen als voldoende, het facet ‘maatregelen tot verbetering’ als goed en het facet’ betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ als voldoende. De Commissie heeft aldus een positief oordeel over dit onderwerp voor de Master in de Criminologische Wetenschappen.
118 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
Onderwerp 6:
Resultaten
6.1. Gerealiseerd niveau De Commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau van de bachelor- en van de masteropleiding als goed. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van oordeel dat de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen academisch geschoolde bachelors criminologen van een goed niveau aflevert, die een brede basis aan kennis en vaardigheden hebben ontwikkeld, een goede wetenschappelijke vorming genieten en (wat bijzonder is voor universitaire opleidingen) goed worden voorbereid op de instap in de arbeidsmarkt door een eerste werkervaring tijdens de stage. De Commissie beoordeelt de kwaliteit van de stage en van de beoordeling ervan als goed, op basis van de ruime steekproef aan stageverslagen die zij tijdens het bezoek heeft kunnen inkijken. De Commissie meent aldus dat de opleiding haar doelstellingen realiseert. De Commissie meent dat de bacheloropleiding goed voorbereidt op de (eigen) masteropleiding. Over de uitstroom van bachelors naar de arbeidsmarkt zijn er omzeggens geen gegevens beschikbaar. De studenten gaven tijdens het gesprek met de Commissie aan dat zij een degelijke, brede basisvorming genieten, die hen in staat stelt de gekozen accenten verder te verdiepen in de masteropleiding, die hen in staat stelt hun weg te vinden in de criminologische literatuur en hen aanleert om kritisch te reflecteren over het eigen handelingen en de criminologische theorieën. De waardering voor de opleiding door de afgestudeerden is over de ganse lijn vrij hoog. De Commissie stelt vast dat, ondanks de inspanningen van de opleidingsverantwoordelijken de studenten slechts een matige interesse vertonen voor internationale uitwisselingen, hoewel de voorzieningen daartoe toereikend zijn. De Commissie waardeert in deze dat de studenten in de derde bachelor (alsook in de master) de kans kunnen grijpen om aan een andere (inter-)nationale universiteit te studeren. Master in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van oordeel dat de criminologische wetenschappen academisch geschoolde criminologen van een degelijk niveau aflevert, die een brede basis hebben om in verschillende sectoren actief te zijn. Het gerealiseerd niveau blijkt ook uit de eindverhandelingen (sinds de invoering van de BAMA masterproeven genoemd), waarvan de Commissie het niveau als goed beoordeelt omdat deze een goede wetenschappelijk gehalte hebben en voldoen aan de eisen die gesteld worden aan een wetenschappelijke verslaggeving. De Commissie meent dat deze eindverhandelingen blijkt dat de studenten de bestudeerde materie op een kritische en wetenschappelijke wijze verwerkt hebben. De studenten en alumni gaven tijdens de gesprekken met de Commissie aan dat zij als bijzonder waardevol beschouwen dat zij kritisch leren denken, in staat zijn zelf een wetenschappelijk werkstuk te schrijven, zelfstandig en ‘eigenzinnig’ aan de slag kunnen. De alumni zijn over het algemeen tevreden over Vrije Universiteit Brussel 119 Deel 2
de opleiding die zij genoten en zijn voor 40% tewerkgesteld in sectoren die aansluiten bij de criminologie. De Commissie waardeert ook de georganiseerde voorlichting over de arbeidsmarkt maar meent dat er nog stappen dienen gezet te worden om de kwalificaties van de Masters te duiden aan de arbeidsmarkt. Met betrekking tot internationalisering en studentenmobiliteit wordt aan de studenten de mogelijkheid geboden om een half jaar aan een ander (buitenlandse) universiteit te studeren. Ook de masterproef kan aan een andere universiteit woorden geschreven. Tot voor kort dienden de studenten vaak ook voor de opleidingsonderdelen die zij niet hebben kunnen volgen aan de eigen instelling en waarvoor geen equivalent werd gevonden aan de andere universiteit tijdens de periode van uitwisseling, na hun terugkeer nog een examen af te leggen. Inmiddels is hiervoor geremedieerd, wat de Commissie waardeert. De profielen in de master worden sinds kort ook als Engelstalig pakket (27 SP) aangeboden, wat de instroom van buitenlandse studenten binnen de opleiding in positieve zin zou kunnen beïnvloeden. De internationale mobiliteit van de studenten Criminologische Wetenschappen is echter laag. De Commissie heeft vastgesteld dat de opleiding wel degelijk inspanningen levert om de studenten te motiveren om deel te nemen aan een internationale uitwisseling, maar dat deze inspanningen niet veel effect hebben. De Commissie koppelt het laag percentage studenten dat deelneemt aan een (inter-)nationale uitwisseling voor een deel aan de éénjarige aard van de Masteropleiding, maar adviseert de opleidingsverantwoordelijken om hier verdere inspanningen voor te blijven leveren. 6.2. Onderwijsrendement De Commissie beoordeelt het onderwijsrendement voor de bachelor- en voor de masteropleiding en als voldoende. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De slaagpercentages van de generatiestudenten Criminologische Wetenschappen aan de VUB zijn weergegeven in grafiek 2. Gemiddeld slaagde 30 tot 33% van de generatiestudenten (op basis van de inschrijvingen voor de 1ste kandidatuur of de 1ste modeltraject van de bachelor) en 55% (op basis van de ingeschrevenen voor de examens voor de 1ste kandidatuur of de 1ste modeltraject van de bachelor). Voor het eerste jaar deeltijdse studenten ligt het slaagpercentage in dezelfde lijn.
120 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
Grafiek 2- Evolutie van de slaagpercentages van de generatiestudenten eerste kandidatuur/ eerste Bachelor (vanaf 2004-2005) in de Criminologische Wetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel van 1997-1998 2005-2006.
100%
80%
60%
52% 39%
40% 30%
26%
33%
33%
00-01
01-02
31%
34%
23%
20%
0%
97-98
98-99
99-00
02-03
03-04
04-05
05-06
De Commissie vernam tijdens de gesprekken met de opleidingsverantwoordelijken dat er geen expliciet beleid wordt gevoerd betreffende de streefcijfers, maar een impliciete norm van 50% slaagpercentage voor het eerste jaar wordt vooropgesteld. De Commissie stelt vast dat de slaagcijfers (op basis van de inschrijvingen) systematisch beduidend beneden deze grens ligt. De Commissie waardeert de ruime inspanningen die geleverd worden om de generatiestudenten te begeleiden bij de instap naar het hoger onderwijs, maar typeert de slaagpercentages (op basis van de inschrijvingen) als laag, gelet op de ruime inspanningen van de staf. Ze erkent in deze dat het mogelijk is dat een groot aantal generatiestudenten wellicht faalt omwille van een verkeerde studiekeuze, een gebrekkige vooropleiding of een verkeerde inschatting van de zwaarte van de opleiding, maar hierover zijn bijzonder weinig gegevens beschikbaar. Voor de 2de kandidatuur /2de modeltraject van de bachelor bedraagt het slaagpercentage 70%. Voor het derde jaar van de opleiding (de voormalige) eerste licentie /(sinds de BAMA hervorming) het 3de modeltraject in de bachelor ligt het slaagpercentage steeds rond 65%. De Commissie erkent de stijgende trend van deze slaagpercentages, naarmate de studie vordert, maar beoordeelt de gerapporteerde slaagpercentages als laag ervan uitgaand dat de selectie van studenten in het eerste jaar heeft plaatsgevonden.
Vrije Universiteit Brussel 121 Deel 2
Master in de Criminologische Wetenschappen Ongeveer 65% van de studenten voltooit de studie binnen de voorziene termijn van 4 jaar. Deze gegevens hebben betrekking op het Kandidatuur-Licentie-systeem, omdat slaagcijfers voor de master nog niet voorhanden waren ten tijde van het bezoek. De Commissie staat positief tegenover de gemiddelde studieduur van de opleidingen (kandidatuur en licenties) in de Criminologische Wetenschappen, die aan de VUB 4 jaar en 6 maanden bedraagt voor een basisduur van de opleidingen (2 kandidaturen en 2 licenties) van 4 jaar. De Commissie gebiedt waakzaamheid voor de studieduur in de master, gelet op het vooruitzicht dat de meerderheid van de studenten de masterproef niet in eerste zittijd zou inleveren. De Commissie vernam tijdens de redactiefase van het rapport vanwege de opleiding dat het slaagpercentage voor de Master in de Criminologische Wetenschappen voor 2007-2008 60% bedraagt en dat de 13% van de studenten (dit zijn de studenten die een deeltijds traject volgen ook op schema zitten en dat ze voor de opleidingsonderdelen die ze tijdens 2007-2008 hebben opgenomen de vereiste credits hebben verworven. Conform de filosofie van het flexibilisering van het hoger onderwijs zit 73% van de studenten op schema (ten aanzien van de door hen opgenomen studiepunten bij aanvang van het academiejaar 2007-2008). De Commissie stelt vast dat er voor beide opleidingen geen expliciet geformuleerde streefcijfers zijn, hoewel er een impliciet beleid ter zake wordt gevoerd: jaarlijks onderzoekt de OC het slaagpercentage van de beide opleidingen en worden maatregelen ter remediëring besproken en onderzocht. De Commissie meent dat een expliciet beleid inzake streefcijfers de opleidingen kan helpen om de slaagcijfers te analyseren en mogelijke strategieën uit te tekenen.
Conclusie bij onderwerp 6: Resultaten Omdat zij het facet ‘gerealiseerd niveau’ als goed en het facet ‘onderwijsrendement’ als voldoende beoordeelt, heeft de Commissie een positief oordeel over het onderwerp ‘resultaten’ van de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. Omdat zij het facet ‘gerealiseerd niveau’ als goed en het facet ‘onderwijsrendement’ als voldoende beoordeelt, heeft de Commissie een positief oordeel over het onderwerp ‘resultaten’ van de Master in de Criminologische Wetenschappen.
122 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
Integraal oordeel van de Commissie Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van oordeel dat de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en heeft aldus een positief eindoordeel over deze opleiding. Master in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van oordeel dat de Master in de Criminologische Wetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en heeft aldus een positief eindoordeel over deze opleiding.
Vrije Universiteit Brussel 123 Deel 2
In het kader van het verbeterperspectief formuleert de Commissie de volgende suggesties. Doelstellingen - treedt in overleg met het werkveld over de algemene en domeinspecifieke doelstellingen van de opleidingen, alsook over de geformuleerde competenties;
Programma - expliciteert het concept ‘competentie’ bij de studenten om het onderwijsconcept bij de studenten ingang te doen vinden; - bespreekt de positie en een mogelijke verschuiving van de drie verplichte opleidingsonderdelen in de master in het curriculum; - overweegt de nabijheid en de opportuniteit van overleg en samenwerking met de Université Libre de Bruxelles (ULB); - optimaliseert het studiemateriaal voor het avondprogramma; - informeert de studenten tijdig over het examenrooster; - evalueert de wenselijkheid om studenten zonder ervaring van de stage in te laten stromen in de master en remedieer indien noodzakelijk; - tekent een actief beleid inzake EVC’s uit, conform de onderwijsfilosofie; Specifiek voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen: - informeert de studenten duidelijk over de volgtijdelijkheid van de opleidingsonderdelen; Specifiek voor de Master in de Criminologische Wetenschappen: - evalueert de haalbaarheid van het indienen van de masterproef in de eerste zittijd en indien nodig remedieer hiervoor; - introduceert het onderwerp van de masterproef eerder in de opleiding, om de studenten tijdig hun onderwerp te doen verkennen; - omschrijft de kwaliteitseisen voor de masterproef expliciet;
Inzet personeel - bespreekt met de academische overheden de druk op de academische en ondersteunende staf om de kwaliteit van de opleidingen blijvend te waarborgen; - bewaakt de onderwijsbelasting van het AAP voor de opleidingen, om hun onderzoekstijd niet teveel te belasten; - bewerkstelligt een uitbreiding van de academische staf en de ondersteunende staf, met het oog op het bekomen van een minimaal gelijke verdeling tussen de opleidingen in de criminologie en in de rechten;
124 Vrije Universiteit Brussel Deel 2
Materiële voorzieningen - voorziet ook een informatiemoment voor studenten in de schakel- en voorbereidingsprogramma’s;
Interne kwaliteitszorg - bepleit een grotere openheid inzake de resultaten van de evaluaties door de studenten naar de docenten toe, als element van de interne kwaliteitszorg voor de opleidingen; - betrekt vertegenwoordigers van het beroepenveld actiever bij de bestuursorganen van de opleiding;
Resultaten - blijft de internationale mobiliteit van de studenten verder stimuleren; Specifiek voor de bachelor in de Criminologische Wetenschappen: - tekent een beleid inzake slaagcijfers en onderwijsrendement uit; Specifiek voor de Master in de Criminologische Wetenschappen: - volgt de studieduur in de master nauwgezet, in relatie tot de haalbaarheid van het tijdig indienen van de masterproef; De Commissie heeft bij de reactie vanwege de Vrije Universiteit Brussel met genoegen vastgesteld dat de Vrije Universiteit Brussel inmiddels (in de tijd tussen het bezoek en de redactie van het rapport) al aan een aantal van haar aanbevelingen is tegemoetgekomen, wat zij bijzonder waardeert.
Vrije Universiteit Brussel 125 Deel 2
II
Katholieke Universiteit Leuven
Bachelor in de Criminologische Wetenschappen Master in de Criminologische Wetenschappen Master of Criminology
Woord vooraf Conform haar opdracht geeft de visitatiecommissie (verder de Commissie genoemd) in dit rapport een oordeel over de zes onderwerpen uit het accreditatiekader en een integraal oordeel over de opleiding waarop de NVAO zich zal baseren bij de accreditatie. Tevens doet de visitatiecommissie in het kader van de verbeterfunctie van de kwaliteitszorg aanbevelingen om te komen tot kwaliteitsverbetering. De Katholieke Universiteit Leuven (verder de K.U.Leuven genoemd) biedt de opleidingen ‘Bachelor in de Criminologische Wetenschappen’, de ‘Master in de Criminologische Wetenschappen’ en de ‘Master of Criminology’ aan. De opleidingen in de Criminologische Wetenschappen ressorteren onder de Faculteit Rechtsgeleerdheid die tot de Groep Humane Wetenschappen van de K.U.Leuven behoort. De opleidingen in de Criminologie zijn als zelfstandige eenheid verankerd in de Faculteit Rechtgeleerdheid. Kenmerkend daarbij is de integratie van de opleidingen in de criminologische wetenschappen met de opleidingen in de rechten binnen deze ‘Rechtenfaculteit’, waarbij de criminologieopleidingen ingebed zijn op grond van gelijkwaardigheid, met respect voor de eigenheid van de opleidingen, in goede verstandhouding met de opleidingen in de rechten en met een gelijkmatige verdeling van de financiële middelen over de beide stammen opleidingen. De Master of Criminology is gegroeid uit een eerdere master na masteropleiding, die omwille van de voorwaarde van volledige zelfbedruipendheid en het actief beleid om het inschrijvingsgeld voor de studenten te beperken, niet langer wordt voortgezet en werd omgevormd tot een initiële masteropleiding. De Master of Criminology is in hoofdzaak een Engelstalig taalequivalent masterprogramma, dat op een beperktere Katholieke Universiteit Leuven 127 Deel 2
hoeveelheid aan keuzeopleidingsonderdelen na, identiek is aan de Nederlandstalige ‘Master in de Criminologische Wetenschappen’. Het onderzoek en het onderwijs in de criminologische wetenschappen is aan de K.U.Leuven geïnitieerd door het collectief gedragen penologisch onderzoek dat in 1960 werd gestart. Sindsdien zijn de actieradius van het criminologisch onderzoek en het eraan gekoppeld onderwijs sterk uitgebreid tot andere disciplines: bv. ‘strafrechtsbedeling’ en ‘de welzijnszorg’, ‘politionele en gerechtelijke organisatie’; ‘de jeugdcriminologie’, ‘preventie’, ‘victimologie’ en de ‘gerechtelijke geestelijke gezondheidszorg’. Deze verruiming leidde in 1970 tot een graduele verzelfstandiging van de criminologie als wetenschap. Gesteund door de sterk groeiende aandacht voor diverse aspecten van criminologische effecten sinds 1980 werd de verzelfstandiging van de opleiding criminologie in 1997 verder vertaald in een programmahervorming in 2001, naar aanleiding van de invoering van het semestersysteem. In 2004-2005 werd ook het curriculum grondig hervormd, met de invoering van de BAMA-structuur. Binnen de Afdeling Strafrecht en Criminologie van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de K.U.Leuven groepeert het Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC) – operationeel sinds 1 januari 2007 – de onderzoekers die betrokken zijn bij het criminologisch onderzoek waarbij synergie wordt beoogd. Bijzonder aan de bacheloropleidingen in de Criminologische Wetenschappen in Vlaanderen is de stage in de derde bachelor, waardoor de professionele vorming van de criminologen wordt ondersteund die voor de opleidingen aan de K.U.Leuven bijzonder wordt benut om de theorie aan de praktijk te toetsen. De Commissie bezocht de Bachelor en Master in de Criminologische Wetenschappen en de Master of Criminology aan de K.U.Leuven van 16 tot en met 18 april 2008. Het bachelorprogramma liep op dat ogenblik voor het vierde jaar. De masteropleidingen zijn in het academiejaar 2007-2008 van start gegaan en liepen toen voor de eerste keer. Hoewel de opleidingen nog verder in ontwikkeling zijn, naar aanleiding van de BaMa-hervorming, heeft de Commissie zich een goed beeld kunnen vormen over de bachelor- en masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen aan de K.U.Leuven. Haar oordeel is gebaseerd op de doelstellingen, eindtermen, programma’s, beschrijvingen van de verschillende opleidingsonderdelen en – soms ook bij extrapolatie – op de feitelijke gegevens (cursussen, handboeken, examenopgaven, studeerbaarheid, slaagpercentages, rendementen en personeelsgegevens). Voor de beoordeling van de bachelor en de beide masterprogramma’s heeft de Commissie ook de volgens het visitatieprotocol gevraagde documenten en de gesprekken met alle bij het onderwijs betrokken geledingen in overweging genomen. Voor haar oordeel over de masterproef heeft de Commissie zich mede gebaseerd op de
128 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
eindverhandelingen van de licentiaatopleiding en de begeleidings- en evaluatienormen die aan de Masterproef worden gesteld. Ook de ervaringen van studenten en personeelsleden binnen de recent gestarte masteropleiding zijn mee in overweging genomen. De beoordelingen van de facetten door de Commissie hebben (voor elke bacheloren masteropleiding afzonderlijk gegeven) steeds betrekking op alle varianten van de opleiding (nl. het programma, voorbereidingsprogramma en de verkorte bachelor), tenzij dit anders wordt aangegeven in de tekst. De opleidingen in de Criminologische wetenschappen zijn in 2000 (visitatierapport maart 2001) voor het eerst gevisiteerd. De wijze waarop de opleidingen zijn omgegaan met de suggesties en aandachtspunten die de vorige visitatiecommissie heeft geformuleerd, is tijdens deze visitatie mee geëvalueerd.
Katholieke Universiteit Leuven 129 Deel 2
Onderwerp 1:
Doelstellingen van de opleiding
Het zelfevaluatierapport beschrijft de doelstellingen, het richtinggevend onderwijsconcept van de K.U.Leuven ‘Begeleide Zelfstudie’ en de vertaling van de doelstellingen van de begeleide zelfstudie in eindtermen voor de bachelor- en beide masteropleidingen in de criminologische wetenschappen; Hieronder worden de doelstellingen en de vertaling van de doelstellingen van Begeleide Zelfstudie in de opleidingsprogramma’s weergegeven voor het bachelor- en de masterprogramma’s: Bacheloropleiding Criminologische Wetenschappen (180 studiepunten) Algemene doelstellingen van de Bachelor Criminologische wetenschappen: - De criminologische opleiding dient op bachelorniveau een brede vorming aan te bieden, waarbij de specifieke vakexpertise van de toekomstige criminoloog wordt ingebed in een stevige algemene vorming in de basisdisciplines van de filosofie, de sociologie, de psychologie en de rechtswetenschap. Mede doordat zij van bij de aanvang worden toegesneden op de criminologische wetenschappen, kunnen die basisdisciplines de toekomstige criminoloog in staat stellen om helder te conceptualiseren en te argumenteren en om op basis daarvan kritisch, creatief en zelfstandig om te gaan met de kennis die in de respectieve criminologische vakken wordt aangeboden. - Het eigen wereldbeschouwelijk erfgoed van onze universiteit dient in bijzondere mate zijn inspirerende doorwerking te vinden in een uitgesproken sensibiliteit voor de positie van de zwakkeren in onze samenleving en voor de concrete persoonlijke en institutionele verantwoordelijkheden van waaruit gepaste diagnoses en interventies zullen moeten worden ontwikkeld. - Methodologisch dient de opleiding zich rekenschap te geven van het klassieke dilemma uit de sociale wetenschappen tussen een benadering die zich eerder vanuit het handelingsperspectief van individuele actoren ontwikkelt enerzijds en een benadering die zich veeleer vanuit een institutioneel of een systeemgebonden perspectief ontwikkelt anderzijds. Dat methodologische dilemma neemt in de laatmoderniteit in scherpte toe. De verwevenheid van de risicomaatschappij met de imperatieven van de hoogontwikkelde kennismaatschappij heeft er immers toe geleid dat een eenzijdige nadruk dreigt te worden gelegd op wat (in navolging van David Garland) een culture of control kan worden genoemd. Er ontstaat dan een zowel theoretische als praktische reactie op het fenomeen van de criminaliteit, waarin de aandacht voor de concrete menselijke persoon wordt vervangen door de stuurbaarheid van de burger als voorspelbaar radertje in een sociale mechanica (de criminoloog en de jurist als social engineers). In dit perspectief werd in de Bamahervorming dan ook uitdrukkelijk gestreefd naar een evenwichtige complementariteit tussen het op beheersing en controle gericht systeemperspectief enerzijds en het op ethische en maatschappelijke waarden kritisch betrokken handelingsperspectief anderzijds. - Voor de Leuvense criminologieopleiding is de band met de rechtswetenschap in het algemeen en met het strafrecht in het bijzonder van grote waarde, zowel in de materieelrechtelijke als in de procedurele zin. Het begrijpen en verklaren van criminaliteit, alsmede de diagnose en de
130 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
aanpak ervan dienen in een democratische samenleving immers te geschieden binnen de normatieve en institutionele randvoorwaarden van de rechtsstaat. De democratische rechtsstaat betreft niet alleen de beginselen en de fundamentele (rechts)verhoudingen die noodzakelijk zijn voor het realiseren van humaniteit, rechtvaardigheid en vrede, maar tevens de institutionele organisatie die noodzakelijk is om die idealen telkens weer in wisselende omstandigheden en situaties te concretiseren. Vanuit een personalistisch perspectief dient binnen de criminologie bijzondere aandacht te worden besteed aan een machtskritische analyse van de democratische rechtsstaat, zoals dat zijn uitdrukking vindt in onder meer de mensenrechten, in een aantal fundamentele rechtsbeginselen en in een institutioneel en procedureel stevig verankerde en doelmatig en doeltreffend gegarandeerde rechtsbescherming. Dat laatste betekent evenwel ook dat de resultaten van criminologisch onderzoek een belangrijke functie te vervullen hebben in het openhouden van de (straf)rechtswetenschap ten aanzien van de maatschappelijke werkelijkheid.
Het concept begeleide zelfstudie – als richtinggevend concept voor het onderwijs – stelt de nauwe band tussen onderzoek en onderwijs centraal en gaat ervan uit dat het onderwijs wetenschappelijk onderbouwd moet zijn en dat deelname aan onderzoek door de studenten kenmerkend is voor goed universitair onderwijs. De (generieke) doelstellingen van ‘begeleide zelfstudie’ worden in het ZER omschreven als: - kennis hebben van de resultaten van in tijd en ruimte gesitueerd wetenschappelijk werk; - inzicht hebben in de wijze waarop onderzoeksresultaten tot stand komen; - zelf aan nieuwe informatie betekenis kunnen verlenen; - een actieve bijdrage kunnen leveren aan kennisontwikkelingsprocessen; en - op basis van kritisch inzicht in onderliggende processen tot een onderbouwd oordeel kunnen komen en op die manier beredeneerde maatschappelijke standpunten innemen. De vertaling van de doelstellingen van begeleide zelfstudie in de eindtermen van de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen In het licht van het voorgaande gelden volgende eindtermen – op het vlak van kennen, kunnen en houding – voor de bachelor in de Criminologische Wetenschappen. Kennis - [de bachelors] moeten … beschikken over een diepgaande kennis van (de)criminaliseringsprocessen, criminaliteit, onveiligheid en de aanpak ervan. - Zij dienen grondig vertrouwd te zijn met criminologische theorieën en het daaraan ten grondslag liggende wetenschappelijk onderzoek. - Tevens moeten zij beschikken over een afdoende juridische kennis en dienen zij geoefend te zijn in de onderzoeksmethodologie. - Tot slot wordt vereist dat bachelors kennis hebben van persoons- en organisatiegerichte methoden van criminologische interventie.
Katholieke Universiteit Leuven 131 Deel 2
Vanuit hun kennis dienen bachelors in de Criminologische Wetenschappen in staat te zijn om Kunnen - om in een multidisciplinair team te functioneren en hierbij een kritische inbreng te waarborgen. - Zij moeten bovendien in staat zijn om op een wetenschappelijk verantwoorde wijze een concreet criminologisch relevant probleem of concrete criminologische relevante vraagstelling te formuleren, te analyseren en hierover te rapporteren. - Tevens wordt van hen verwacht dat ze door anderen verricht onderzoek kritisch kunnen beoordelen. - Tot slot moeten zij over de basisvaardigheid beschikken om concrete persoonsgerichte en/of organisatiegerichte (beleidsgerichte) criminologische interventies te kunnen uitvoeren en begeleiden. In de bacheloropleiding zijn niet alleen kennen en kunnen aan de orde. Met name de omstandigheid dat de criminologie zich van oudsher beweegt op een domein waar normen worden gesteld en met dwang worden gehandhaafd brengt immers met zich dat ook de houding van studenten een belangrijk punt in het onderwijs vormt. In die optiek wordt van hen verwacht Houding - dat ze een positief-kritische en reflexieve houding leren aannemen ten opzichte van maatschappelijke ontwikkelingen en officiële visies op beleid en maatschappij, waarbij zij een grote openheid leren ontplooien om allerhande criminologische relevante thema’s te onderzoeken en om in dat verband te kunnen reflecteren over de verhouding tussen theorie en praktijk.
Master in de Criminologische wetenschappen (60 studiepunten) en Master of Criminology (60 studiepunten) Algemene doelstellingen van de master in de Criminologische wetenschappen en van de Engelstalige variant Master of Criminology: - De criminologische opleiding dient op masterniveau te voorzien in een gespecialiseerd, comparatief en verdiepend aanbod, dat het kritisch-reflexief vermogen verder ontwikkelt en uitgaat van een sterke Europese en internationale gerichtheid. - Het eigen wereldbeschouwelijk erfgoed van onze universiteit dient in bijzondere mate zijn inspirerende doorwerking te vinden in een uitgesproken sensibiliteit voor de positie van de zwakkeren in onze samenleving en voor de concrete persoonlijke en institutionele verantwoordelijkheden van waaruit gepaste diagnoses en interventies zullen moeten worden ontwikkeld. - Methodologisch dient de opleiding zich rekenschap te geven van het klassieke dilemma uit de sociale wetenschappen tussen een benadering die zich eerder vanuit het handelingsperspectief van individuele actoren ontwikkelt enerzijds en een benadering die zich veeleer vanuit een institutioneel of een systeemgebonden perspectief ontwikkelt anderzijds. Dat methodologische dilemma neemt in de laatmoderniteit in scherpte toe. De verwevenheid van de risicomaatschappij met de imperatieven van de hoogontwikkelde kennismaatschappij heeft er immers toe geleid dat een eenzijdige nadruk dreigt te worden gelegd op wat (in navolging
132 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
van David Garland) een culture of control kan worden genoemd. Er ontstaat dan een zowel theoretische als praktische reactie op het fenomeen van de criminaliteit, waarin de aandacht voor de concrete menselijke persoon wordt vervangen door de stuurbaarheid van de burger als voorspelbaar radertje in een sociale mechanica (de criminoloog en de jurist als social engineers). In dit perspectief werd in de Bamahervorming dan ook uitdrukkelijk gestreefd naar een evenwichtige complementariteit tussen het op beheersing en controle gericht systeemperspectief enerzijds en het op ethische en maatschappelijke waarden kritisch betrokken handelingsperspectief anderzijds. - Voor de Leuvense criminologieopleiding is de band met de rechtswetenschap in het algemeen en met het strafrecht in het bijzonder van grote waarde, zowel in de materieelrechtelijke als in de procedurele zin. Het begrijpen en verklaren van criminaliteit, alsmede de diagnose en de aanpak ervan dienen in een democratische samenleving immers te geschieden binnen de normatieve en institutionele randvoorwaarden van de rechtsstaat. De democratische rechtsstaat betreft niet alleen de beginselen en de fundamentele (rechts)verhoudingen die noodzakelijk zijn voor het realiseren van humaniteit, rechtvaardigheid en vrede, maar tevens de institutionele organisatie die noodzakelijk is om die idealen telkens weer in wisselende omstandigheden en situaties te concretiseren. Vanuit een personalistisch perspectief dient binnen de criminologie bijzondere aandacht te worden besteed aan een machtskritische analyse van de democratische rechtsstaat, zoals dat zijn uitdrukking vindt in onder meer de mensenrechten, in een aantal fundamentele rechtsbeginselen en in een institutioneel en procedureel stevig verankerde en doelmatig en doeltreffend gegarandeerde rechtsbescherming. Dat laatste betekent evenwel ook dat de resultaten van criminologisch onderzoek een belangrijke functie te vervullen hebben in het openhouden van de (straf)rechtswetenschap ten aanzien van de maatschappelijke werkelijkheid. De vertaling van de doelstellingen van begeleide zelfstudie in de eindtermen van de Master in de Criminologische Wetenschappen en de Master of Criminology Ook de eindtermen van de master in de Criminologische Wetenschappen [alsook de Master of Criminology] kunnen in het licht van het voorgaande worden omschreven in termen van kennen, kunnen en houding. Kennis - de afgestudeerden [dienen] zowel te beschikken over gespecialiseerde en verdiepende theoretische inzichten in de criminologie, als over een ruime feitenkennis van en inzicht in de ontwikkelingen en de (mogelijke oplossing van) problemen die zich voordoen in het beleid en de praktijk van de instellingen die nauw betrokken zijn bij de aanpak van criminaliteit. - Daarnaast dienen zij een doorgedreven kennis te hebben van de recente ontwikkelingen op het vlak van de methodologie om de problemen vanuit een juridische en empirisch-criminologische wijze te onderzoeken en hierover te rapporteren.
Katholieke Universiteit Leuven 133 Deel 2
Kunnen [Er] wordt van masters in de Criminologische Wetenschappen verwacht dat zij in staat zijn om: - een autonome bijdrage te leveren aan de kennisontwikkeling bij het zoeken naar oplossingen voor complexe maatschappelijke en individuele vraagstukken op het domein van onveiligheid, criminaliteit en de aanpak ervan. - Zij moeten over de vaardigheden beschikken om in een reële situatie de relevante uitdagingen voor verdere kennisontwikkeling te formuleren en om aldus theoretisch en praktijkrelevante onderzoekbare vragen te formuleren. - Daarbij dienen zij tevens de vaardigheden te hebben ontwikkeld om dergelijke vragen te kunnen analyseren en om hierover verslag uit te brengen in een wetenschappelijk en methodologisch onderbouwd rapport. Houding - stellen de afgestudeerden zich kritisch-reflexief op ten aanzien van maatschappelijke en individuele vraagstukken; het eigen kennen en kunnen; en het reeds gevoerd wetenschappelijk onderzoek. - Zij beoordelen de door anderen gebruikte onderzoeksmethoden en -strategieën op kritische wijze en hebben met name ook oog voor de ethische implicaties van het gevoerde wetenschappelijk onderzoek. - Een en ander veronderstelt dat de master in de Criminologische Wetenschappen gevoelig is voor de spanningsvelden die zich bij de aanpak van criminaliteit en onveiligheid voordoen op het individueel, institutioneel en maatschappelijk niveau enerzijds en tussen deze niveaus anderzijds.
1.1. Niveau en oriëntatie van de academische opleidingen in de Criminologische Wetenschappen De Commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de Bachelor en de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als goed. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De doelstellingen van de bacheloropleiding stroken met artikel 58 van het Structuurdecreet en voldoen aan de criteria die de Commissie in haar referentiekader heeft vastgelegd. Ze zijn voldoende gericht op het verwerven van algemene en van wetenschappelijk-disciplinaire competenties, op het verwerven van systematische kennis van de kerndisciplines en op het ontwikkelen van een kritische houding. De doelstellingen worden beschreven in termen van ‘kennen’, ‘kunnen’ en ‘handelen’. De Commissie is van mening dat er in de doelstellingen goede aandacht is voor ethiek en voor het ontwikkelen van onderzoeksattitudes. De Commissie stelt vast dat de internationale dimensie in de opleidingsdoelstellingen niet in het bijzonder worden geëxpliciteerd. De Commissie meent ook dat in de doelstellingen aandacht dient te zijn voor het (passieve) taalgebruik van de bachelorstudent (in het Frans en in het Engels), alsook voor het ontwikkelen van ICT-vaardigheden en dat bv. het
134 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
gebruik van softwarepakketten expliciet dient te worden opgenomen in de doelstellingen. De Bachelor in de Criminologische Wetenschappen beoogt op de eerste plaats een doorstroom naar de Master in de Criminologische Wetenschappen of naar aanverwante masteropleidingen. De opleiding heeft volgens de Commissie duidelijke doelstellingen geformuleerd om een dergelijke doorstroom mogelijk te maken. Daarnaast is er ook aandacht voor de eisen van het beroepenveld, in de formulering van de doelstellingen. De Commissie waardeert dat de opleidingsverantwoordelijken van de bacheloropleiding aandacht hebben voor de beroepsvaardigheden van de bachelor, zo is er goede aandacht voor management en voor persoons- en organisatiegerichte interventie in de 2de en de 3de bachelor en in het bijzonder in de stage (in de derde bachelor). De stage beoogt de student een wetenschappelijke analyse te doen maken van de bestudeerde situatie en een toetsing van de theorie aan de praktijk te doen uitvoeren. De Commissie meent dat deze doelstellingen ook nog bij het werkveld dienen te worden afgetoetst. Master in de Criminologische Wetenschappen en de Master of Criminology De doelstellingen en eindtermen voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology zijn identiek, wat volgens de Commissie aanvaardbaar is, gelet op de voorwaarde die aan het Engelstalig programma is omgelegd om geen meerkost te genereren, waardoor het programma zonder extra financiële input en met de beschikbare staf dient te worden gerealiseerd. Ze zijn in overeenstemming met artikel 58 van het Structuurdecreet en voldoen aan de criteria die de Commissie in haar referentiekader heeft vastgelegd. Er is voldoende aandacht in deze doelstellingen voor het beheersen van generieke en algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau en voor het beheersen van wetenschappelijk-disciplinaire kennis. Er is ook voldoende aandacht in de doelstellingen voor het beheersen van onderzoeksvaardigheden en voor het ontwikkelen van een geïntegreerde kritische visie. De Commissie is van mening dat de doelstellingen van de masteropleidingen meer gericht zijn op toepassing en integratie van kennis, vaardigheden en attitudes in vergelijking tot de bacheloropleiding – wat ook te verwachten is van een masterniveau – en dat de opleidingsonderdelen meer gericht zijn op het verdiepen van kennis en op het leggen van onderlinge relaties en verbanden, in vergelijking tot de bacheloropleiding. De Commissie meent dat er ook goede aandacht is voor de internationale dimensie in de doelstellingen van de masteropleidingen. De opleidingsdoelstellingen betreffende de 3 opleidingen in de criminologische wetenschappen worden kenbaar gemaakt aan externen en aan de instromende studenten via verschillende informatiekanalen (bv. opleidingskaarten, opleidingsonderdeelfiches (ECTS-fiches), onthaalweek en toelichting tijdens de eerste les van elk Katholieke Universiteit Leuven 135 Deel 2
opleidingsonderdeel). De vorige visitatiecommissie gaf in haar rapport aan dat de opleidingsdoelstellingen niet goed door de studenten verwoord konden worden. De opleidingsverantwoordelijken geven in het zelfevaluatierapport aan dat de studenten en het AAP/BAP deze doelstellingen weten te vinden, maar ze niet goed kunnen expliciteren. De Commissie bevestigt deze vaststelling, op basis van de gesprekken die zij met de studenten en met de assistenten voerde en is van mening dat een ruimere vertrouwdheid met de doelstellingen het onderwijs ten goede zou komen. Tevens kwam uit de gesprekken met de studenten naar voor dat de algemene doelstellingen onvoldoende bekend zijn, althans onvoldoende verwoord konden worden. De Commissie suggereert de opleidingsverantwoordelijken om de opleidingsdoelstellingen meer expliciet met de studenten en met het assisterend personeel te communiceren. 1.2. Domeinspecifieke eisen De Commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen voor de Bachelor, voor de Master in Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als goed. De domeinspecifieke doelstellingen van de Bachelor en de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology voldoen aan de criteria die de Commissie in haar referentiekader heeft vastgelegd en zijn voldoende afgestemd op de eisen van (buitenlandse) vakgenoten en de wetenschappelijke discipline. Deze afstemming blijkt ondermeer uit het gebruik van internationale literatuur in de bachelor en van het (inter)nationaal onderzoek van de docenten in de masteropleidingen. De studenten zijn voldoende vertrouwd met de domeinspecifieke doelstellingen van de opleidingen. De Commissie is van mening dat ook voor de domeinspecifieke doelstellingen overleg met het werkveld noodzakelijk is, wat nu op eerder impliciete wijze wordt gerealiseerd door de contacten van de staf met de beroepspraktijk en het beroepenveld. De Commissie erkent in deze als een goed initiatief het recentelijk gestart overleg met het beroepenveld over de domeinspecifieke doelstellingen van de stage. De doelstellingen van de bachelor zijn uitgewerkt met het oog op de master, waarmee bedoeld wordt dat de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen deze doelstellingen bereikt, maar op een minder gevorderd niveau dan de Master in de Criminologische Wetenschappen. De Commissie waardeert naast de organisatiegerichtheid ook de sterke focus van de domeinspecifieke doelstellingen op interventie en de significante verbetering van de aandacht voor methodologie ten opzichte van de doelstellingen tijdens de vorige visitatie. Methodologie komt nu in de doelstellingen van alle opleidingsjaren aan bod. Er is een sterke koppeling tussen het onderzoek en het onderwijs te onderkennen in de domeinspecifieke doelstellingen, reeds vanaf de bachelor, waardoor deze ook een eigen finaliteit heeft, en niet enkel gericht is op de doorstroom naar de masteropleidingen. De domeinspecifieke doelstellingen hebben daarnaast ook oog voor de
136 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
professionele vorming van de criminoloog, alsook voor de mogelijke uitstroom naar de arbeidsmarkt van de bachelors. Deze aandacht concretiseert zich ondermeer in de goede aandacht voor de professionele training en de vorming van de student tijdens de stage. De stage beoogt de student een meer praktijkgerichte kijk te doen ontwikkelen op een deel van het criminologische werkveld en zich op een persoonlijke wijze in te schakelen in het arbeidsproces. De student toetst de theorie aan de praktijk (bv. normovertredingen en de voorkomende conflicten tussen personen en groepen enerzijds en de instellingen die de maatschappelijk bepaalde normen opleggen, bewaken en sanctionerend optreden anderzijds). De student moet kritisch en creatief omgaan met bestudeerde theoretische modellen – met specifieke aandacht voor de complexiteit van normovertredingen en hun aanpak, door actieve observatie en begeleid leren, met aandacht voor beleidsmatige en ethische aspecten van het functioneren van instellingen binnen het criminologische veld, voor het kritisch te reflecteren over het complexe geheel van normovertredingen en strafbaarstellingen en over de wijze waarop de betrokken maatschappelijke instellingen hierbij interveniëren. De doelstellingen van de stage zijn geformuleerd in het zelfevaluatierapport, met name: - het grondig kennismaken met de verschillende onderdelen en de ruimere institutionele en maatschappelijke context van de stageplaats; - het door actieve participatie inzicht verwerven in de verschillende onderdelen en de ruimere institutionele en maatschappelijke context van de stageplaats; - het uitvoeren van en rapporteren over de concrete stageopdracht; - het voortdurend toetsen van de praktijkervaringen aan een aantal (theoretische) inzichten uit de opleiding Criminologische Wetenschappen; - en het integreren en expliciteren van de globale stage-ervaring in een eigen profilering als toekomstig criminoloog en in een criminologische identiteit over de verschillende werkterreinen heen.
Katholieke Universiteit Leuven 137 Deel 2
Conclusie bij onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Vermits de Commissie de facetten ‘niveau en oriëntatie’ en ‘domeinspecifieke eisen’ voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen als goed beoordeelt heeft zij een positief oordeel over de doelstellingen van de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. Vermits de Commissie de facetten ‘niveau en oriëntatie’ en ‘domeinspecifieke eisen’ voor de Master in de Criminologische Wetenschappen als goed beoordeelt heeft zij een positief oordeel over de doelstellingen van de Master in de Criminologische Wetenschappen. Vermits de Commissie de facetten ‘niveau en oriëntatie’ en ‘domeinspecifieke eisen’ voor de Master of Criminology als goed beoordeelt heeft zij een positief oordeel over de doelstellingen van de Master of Criminology.
138 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
Onderwerp 2:
Programma
Bachelor in de Criminologische Wetenschappen Het bachelorprogramma bevat 180 studiepunten (SP) en bevat 3 modeltrajecten (ingericht als eerste, tweede en derde bachelorjaar). Elk modeltraject is ingedeeld in 2 semesters van ongeveer 30 studiepunten. De beschrijving van het programma is gebaseerd op de informatie die in het zelfevaluatierapport wordt gegeven. De globale doelstelling van de bacheloropleiding is de studenten op het vereiste niveau te brengen om de masteropleiding aan te vangen. De modeltrajecten van de bachelor zijn erop gericht de student een brede, inleidende en multidisciplinaire basisvorming te geven die het volledige studieterrein van de criminologie bestrijkt. De basisvorming in de bachelor bestrijkt 5 grote groepen criminologisch relevante opleidingsonderdelen: ‘Criminologische theorie’, ‘Recht’, ‘Onderzoeksmethoden’, ‘Persoons- en organisatiegerichte interventies met inbegrip van de stage’, en een beleidsgerichte cluster keuzeopleidingsonderdelen. Het bachelorprogramma behelst in de eerst bachelor zowel meer algemene als zuiver criminologische opleidingsonderdelen (plichtvakken): ‘Basisbegrippen statistiek voor criminologen’, ‘Inleiding in de psychologie en criminologische psychologie’, ‘Inleiding tot het recht’, ‘Inleiding in de criminologie’, ‘Methodologie deel 1 met werkcollege: vraagstelling m.i.v. van bronnen’, ‘Inleiding in de antropologie en criminologische thema's’, ‘Inleiding in de filosofie (m.i.v. wetenschapsleer)’, ‘Inleiding in de sociologie en criminologische sociologie’ In de tweede bachelor komen de volgende plichtvakken aan bod: ‘Methodologie deel 2 met werkcollege: onderzoeksdesign en dataverzamelingsmethoden’, ‘Strafrecht en strafprocesrecht’, ‘Gerechtelijke geneeskunde en criminalistiek’, ‘Psychopathologie en psychiatrie’, ‘Methodologie deel 3 met werkcollege: data-analyse en rapportage’, ‘Persoonsgerichte en organisatiegerichte methoden van de criminologische interventie met werkcollege’, ‘Victimologie en strafrechtsbedeling’, ‘Criminaliteitsvormen en misdrijven’, ‘Juridische en gedragswetenschappelijke aspecten van politie’ De derde bachelor programmeert de volgende verplichte opleidingsonderdelen: ‘Jeugdcriminologie en jeugd(beschermings)recht’, ‘Penologie en penitentiair recht’, ‘Gerechtelijke geestelijke gezondheidszorg’, ‘Criminologische praktijk: werkcollege’, ‘Werkcollege persoonsgerichte methoden van de criminologische Interventie’ of ‘Werkcollege organisatiegerichte methoden van de Criminologische interventie’, ‘Religie en zingeving’, ‘Deontologische problemen uit de criminologische praktijk’, ‘Beginselenreflectie op strafrecht en criminologie’, ‘Private bewaking en beveiliging’, ‘Criminologische praktijk: stage en werkcollege’ en het keuzepakket: ‘Deel A: Sociaal recht voor criminologen of Welzijnsrecht’, of ‘Deel B: Beleidsanalyse, Overheidsmanagement, Bestuurskunde’ of ‘andere keuzeopleidingsonderdelen Katholieke Universiteit Leuven 139 Deel 2
naast het opleidingsonderdeel: Criminologische praktijk (stage en begeleidend werkcollege). In de eerste bachelor en in de tweede bachelor zijn er geen keuzeopleidingsonderdelen voorzien, in de derde bachelor zijn er 52 studiepunten (SP) verplichte opleidingsonderdelen en kan de student voor 8 SP kiezen uit een sociaal-juridisch traject en een beleidsgericht traject, of uit het aanbod keuzeopleidingsonderdelen aan de K.U.Leuven, na goedkeuring door de Permanente Opleidingscommissie. De stage in de derde bachelor en het eraan verbonden werkcollege beslaan 15 SP. De stage situeert zich op een criminologische relevante arbeidsplaats, in één van de volgende domeinen: ‘Politie en Justitie’, ‘Strafrechtsbedeling en Welzijnszorg’ of ‘Jeugd en Preventie’. Daarnaast kunnen studenten ervoor kiezen om een specifieke onderzoeksstage (nl. een klein deelonderzoek van een groter onderzoeksproject) uit te voeren, waar de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden expliciet aan bod komt. Master in de Criminologische Wetenschappen Het programma van de master bevat 60 SP en bestaat uit 2 semesters van ongeveer 30 studiepunten. Het programma van de master bestaat uit een éénjarig modeltraject dat aansluit bij de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. De onderstaande beschrijving van het programma is gebaseerd op de informatie die in het zelfevaluatierapport wordt beschreven. Het masterprogramma bestaat uit: - een aantal verplichte opleidingsonderdelen (18 SP): ‘Criminological theories and models of law enforcement’, ‘Criminologie en mensenrechten’, ‘Internationale en Europese criminele politiek’ - een pijler te kiezen uit drie aangeboden pijlers: 1. Criminaliteit en (on)veiligheid: (‘Political crimes and transitional justice’, ‘Stadscriminaliteit en grootstedenbeleid’, ‘Terrorism, organized and corporate crime’) 2. Persoons- en organisatiegerichte criminologie: ‘Juvenile justice and youth criminology’, ‘Vraagstukken uit de penologie en forensische hulpverlening’, ‘Restorative justice’) 3. Rechtshandhaving: (‘International police and judicial cooperation’, ‘Politiestudies’, ‘Psychology, law and criminal justice’) - een aantal keuzeopleidingsonderdelen (12 SP) - een methodologisch seminarie (3 SP) - de masterproef, inclusief seminarie (15 SP). In het Nederlandstalige masterprogramma staan de internationale en de vergelijkende benadering centraal. Studenten die de Master in de Criminologische Wetenschappen (Nederlandstalig masterprogramma) volgen kunnen ook een aantal opleidingsonderdelen uit de Master of Criminology (Engelstalig masterprogramma) volgen. Het examen wordt dan naar keuze in het Nederlands of in het Engels afgelegd.
140 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
De opleidingsverantwoordelijken gaven tijdens de gesprekken aan de BAMA-hervorming te hebben aangegrepen om ondermeer een sterkere focus op methodologie in de programma’s (bachelor en masters) te brengen en een verdere specialisatie in de master te realiseren door een sterkere link tussen het onderwijs en het onderzoek. Master of Criminology Het programma van de master bevat 60 SP en bestaat uit 2 semesters van ongeveer 30 studiepunten. Het programma van deze master bestaat ook uit een éénjarig modeltraject dat aansluit bij de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. De onderstaande beschrijving van het programma is gebaseerd op de informatie die in het zelfevaluatierapport wordt beschreven. Het Engelstalig masterprogramma bestaat uit: - een aantal verplichte opleidingsonderdelen (36 SP): ‘Political crimes and transitional justice’, ‘Terrorism, organized and corporate crime’, ‘Criminological theories and models of law enforcement’, ‘Juvenile justice and youth criminology’, ‘Restorative justice’, ‘International police and judicial cooperation’, ‘Psychology, law and criminal justice’ - een aantal keuzeopleidingsonderdelen (6 SP) - een methodologisch seminarie (3 SP): ‘Quantitative of, Qualitative research methods’ of ‘Comparative law and criminology’ - de masterproef, inclusief seminarie (15 SP). Ook in het Engelstalige programma staan de internationale en de vergelijkende benadering centraal. 2.1. Relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De Commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als goed. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van mening dat het bachelorprogramma een adequate concretisering is van de eindkwalificaties van de opleiding, op het niveau van de opleidingsonderdelen alsook op het niveau van de gehele opleiding. Het programma biedt de studenten goede mogelijkheden om de doelstellingen te bereiken. Doorheen de bacheloropleiding is er goede aandacht voor theoretische kennis, voor inzichtvorming, voor de methodologische component en voor het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden. Het academisch niveau van de bacheloropleiding blijkt ondermeer ook uit de aandacht voor internationale theorievorming en voor het internationaal wetenschappelijk onderzoek, naast het ruime aanbod wetenschappelijke literatuur waarnaar gerefereerd wordt binnen de diverse opleidingsonderdelen. De Commissie stelt vast dat de opleidingsverantwoordelijken een adequaat antwoord hebben Katholieke Universiteit Leuven 141 Deel 2
geformuleerd op de vraag van de vorige visitatiecommissie om een sterkere aandacht voor methodologie in de opleiding in te brengen, wat zij bijzonder waardeert. De Commissie meent – in overeenstemming met de bemerking van studenten en alumni – dat er meer aandacht kan besteed worden aan het ontwikkelen van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de bachelorjaren (bv. door meer groepswerk en presentaties in de bachelor, meer gerichte feedback na het indienen van taken en opdrachten). De Commissie waardeert dat de bacheloropleiding de professionele vorming en praktijkervaring van de criminoloog koppelt aan een stage in het beroepenveld (begroot op 256 uur in de derde bachelor, gekoppeld aan het begeleidend ‘werkcollege Criminologische praktijk’ en de stageopdracht), waardoor de student de kans krijgt om professionele vaardigheden aan te scherpen en de link tussen de theorie en de praktijk te leggen. De bacheloropleiding realiseert – in de visie van de Commissie – een goede integratie van de diverse disciplines door de jaren heen en binnen de verschillende opleidingsjaren. De fundamenten van de verschillende disciplines worden gelegd in de eerste bachelor. Daar wordt op voortgebouwd in het tweede en derde bachelorjaar, waarbij de integratie van het gedragswetenschappelijke, juridische en institutionele perspectief plaatsvindt (bv. penologie en penitentiair recht, victimologie). Er is ook een adequate vertaling van de doelstellingen ‘kennen, kunnen en houding’. Er is goede aandacht voor het gebruik van bronnen en bronvermelding, alsook voor het fenomeen plagiaat en de detectie ervan, in het bijzonder in het kader van de opleidingsonderdelen ‘Methodologie’. De Bachelor in de Criminologische Wetenschappen staat open voor internationale uitwisseling, maar gelet op de exclusieve Nederlandse taal waarin de opleidingsonderdelen gedoceerd worden blijft de internationale uitwisseling beperkt. Master in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van mening dat het masterprogramma een adequate vertaling en goede concretisering is van de eindkwalificaties van de opleiding, op het niveau van de opleidingsonderdelen alsook op het niveau van de gehele opleiding. De kwaliteit van de syllabi is in overeenstemming met wat je van een initiële master mag verwachten. Het academisch niveau blijkt ook uit de sterke aandacht voor theorievorming en voor de methodologie doorheen heel het curriculum, door het gebruik van (internationale) onderzoeksgerelateerde contexten in de opleidingonderdelen, uit het Europees perspectief van de discipline dat zowel in de gedragswetenschappelijke als in de juridische opleidingsonderdelen aan bod komt en uit de studie van de (internationale) criminologische theorieën en denkwijzen. Daarnaast wordt ook naar een ruim aanbod aan wetenschappelijke literatuur gerefereerd in de diverse opleidingsonderdelen. Aan het ontwikkelen van schriftelijke en mondelinge vaardigheden wordt binnen het curriculum van de masteropleiding voldoende aandacht besteed (via papers, presentaties en discussies) die voortbouwen op de vaardighe-
142 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
den die in de bachelor worden geïnitieerd. Binnen de verschillende examens worden de doelstellingen goed in het oog gehouden. Desalniettemin vragen de studenten en alumni nog een grotere aandacht voor deze vaardigheden en goede feedbackmomenten om uit de taken en opdrachten te kunnen leren. De Commissie meent dat deze vraag terecht is. De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de beoogde doelstellingen te bereiken. Master of Criminology De Commissie is van mening dat het Engelstalig masterprogramma een adequate concretisering is van de eindkwalificaties van de opleiding, op het niveau van de opleidingsonderdelen alsook op het niveau van de gehele opleiding. Het academisch niveau van de Engelstalige masteropleiding blijkt duidelijk uit de sterke aandacht voor methodologie in het curriculum en door het gebruik van (internationale) onderzoeksgerelateerde contexten in de opleidingonderdelen. Daarnaast wordt ook naar een ruim aanbod aan internationale wetenschappelijke literatuur gerefereerd in de diverse opleidingsonderdelen. Aan het ontwikkelen van schriftelijke en mondelinge vaardigheden in de Engelstalige master wordt goede aandacht besteed (via papers, presentaties en discussies) die voortbouwen op de vaardigheden die in de bachelor worden geïnitieerd. De inhoud van het programma biedt de studenten goede mogelijkheden om de beoogde doelstellingen te behalen.
De opleidingen Bachelor en Master in de Criminologische Wetenschappen aan de K.U.Leuven hebben geen verplichte taalopleidingsonderdelen in het curriculum, maar studenten kunnen ervoor kiezen om aan het Interfacultair Instituut voor Levende Talen (ITL) taalcursussen te volgen om hun basiskennis Frans en/of Engels bij te schaven (bv. het ‘Leuven Language Learning’ biedt cursussen Frans aan, Het ITL biedt ondermeer een ‘Crash Course’ Engels voor masterstudenten (om de spreekvaardigheid van de studenten te verbeteren). De cursus ‘Academisch Engels’ beoogt de masterstudenten te ondersteunen bij het schrijven van Engelstalige academische teksten. De Commissie stelt in haar referentiekader (cf. internationalisering onder punt 2, programma) – waarmee de opleidingsverantwoordelijken zich akkoord verklaard hebben – dat “er [aandacht] moet zijn en een oriëntatie op de presentatie van werkstukken en opdrachten in een relevante vreemde taal (bv. het Engels of het Frans)” en verduidelijkt verder in haar referentiekader dat er een graduele opbouw moet zijn, van minimaal een passieve kennis in de bachelor, naar actieve talenkennis in de masteropleiding. De Commissie heeft het thema besproken met de opleidingsverantwoordelijken en komt tot de vaststelling dat in de bachelor een toereikende passieve talenkennis (van ondermeer het criminologisch jargon) wordt bereikt. In de (Nederlandstalige) masteropleiding wordt niet expliciet ingezet op de actieve beheersing van het Engels door de student. De Commissie dringt erop aan om meer aan te sturen op het actief gebruik van de Engelse taal in het onderwijs. Katholieke Universiteit Leuven 143 Deel 2
In het kader van de internationalisering kan een student een substantieel deel van het curriculum genieten aan een andere, buitenlandse universiteit. In de derde bachelor kan deze uitwisseling gecombineerd worden met de stageperiode in het tweede semester. Ook tijdens de master kan een semester aan een (andere binnenof) buitenlandse universiteit worden gestudeerd. 2.2. Eisen professionele en academische gerichtheid van het programma De Commissie beoordeelt de eisen professionele en academische gerichtheid van de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als goed. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen In het bachelorprogramma is er aandacht voor kennisontwikkeling en voor het bijbrengen van een onderzoeksattitude en onderzoeksvaardigheden, ondermeer door de duidelijke aandacht in alle opleidingsjaren voor methodologie. Deze vaardigheden worden gradueel opgebouwd in de opleidingonderdelen in de eerste twee bachelorjaren en worden ook in de stage toegepast (bv. door het uitvoeren van een beperkte onderzoeksopdracht die de relatie tussen de theorie en de praktijk toetst). Als stageplaats wordt steeds een criminologisch relevante plaats gevonden. De Commissie erkent de duidelijke professionele gerichtheid van de opleiding door de sterke aandacht op de interventie in samenhang met een wetenschappelijke benadering, wat de Commissie waardeert. Door deze combinatie onderscheidt de Leuvense bachelor zich van professionele bachelors. Zij zijn niet concurrerend maar complementair ten opzichte van elkaar. Er is een voldoende aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied. De Commissie stelt vast dat de opleiding de hoge kwaliteit van het onderzoek van de onderzoeksgroepen binnen de onderzoekseenheid Strafrecht en Criminologie goed benut in het onderwijs en de studenten in contact komen met lopend onderzoek binnen de onderzoekseenheid. Master in de Criminologische Wetenschappen en de Master of Criminology De masteropleidingen hebben – in de visie van de Commissie – een duidelijk wetenschappelijk karakter. De beide masteropleidingen streven naar wetenschappelijke verdieping. Er is voldoende aandacht in de curricula voor kennisontwikkeling en voor het verder ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden en voor kritische wetenschappelijke attitudes. Dit komt vooral tot uiting in de aandacht voor multidisciplinair onderzoek in de programma’s. Studenten worden daadwerkelijk geconfronteerd met het wetenschappelijk onderzoek en met de theoretische en empirische ontwikkelingen van de criminologiebeoefening. Het toepassen van de onderzoeksvaardigheden en het ontwikkelen van een onderzoeksattitude gebeurt finaal in de Masterproef, waarbij een grote meerderheid van de studenten kiest voor kwalitatief onderzoek. Hier wordt sterk op voorbereid door de papers en opdrachten voor diverse opleidingsonderdelen van de masterprogramma’s. Het masterproefonderzoek
144 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
laat toe een directe koppeling te maken met het lopend onderzoek van de onderzoekseenheid. Het onderzoeksinstituut LINC komt ook de koppeling tussen het onderwijs en het onderzoek voor de 3 ingerichte opleidingen in de criminologische wetenschappen ten goede. Het aspect van de ‘kritisch maatschappelijke blik’ – te onderscheiden van een kritisch wetenschappelijke attitude – zoals geformuleerd in de doelstellingen voor de bachelor en de masteropleidingen straalt – in de visie van de Commissie – niet echt af van de studenten en de alumni met wie zij gesprekken voerde, en lijkt niet echt te beklijven. De Commissie adviseert, zoals eerder aangehaald, de opleidingsverantwoordelijken in het kader van het verbeterperspectief om de beoogde meta-doelstellingen die aan de opleidingen gekoppeld zijn meer expliciet met de studenten te bespreken. Typerend hiervoor vindt de Commissie de beschrijvingen die tijdens de gesprekken gegeven werden ‘in termen van wat het niet is’, in contrast tot een beschrijving van de karakteristieken van het bevraagde thema. 2.3. Samenhang van het programma De Commissie beoordeelt de samenhang van de Bachelor in de Criminologische Weten schappen, van de Master in de Criminologische Wetenschappen en van de Master of Criminology als voldoende. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van mening dat het bachelorprogramma sequentieel en coherent is opgebouwd. In de derde bachelor is er een beperkte ruimte voor keuzeopleidingsonderdelen, waarbij de student kiest tussen persoons- en organisatiegerichte methoden. De Commissie meent dat de keuze aan keuzeopleidingsonderdelen weliswaar beperkt is, maar toereikend is, omdat er in de opleiding geen essentiële elementen ontbreken, gezien het brede karakter van het verplichte programma. De volgtijdelijkheid1 van bepaalde opleidingsonderdelen kan – in de visie van de Commissie – consequenties hebben voor de flexibiliteit, maar is volgens haar wel een verantwoorde keuze. Er zijn aan de K.U.Leuven tijdens het bezoek weinig bemerkingen hierover geformuleerd door de studenten. De studenten blijken goed op de hoogte te zijn van welke opleidingsonderdelen zij kunnen opnemen alvorens andere vakken zijn afgerond. Master in de Criminologische Wetenschappen en de Master of Criminology De Commissie is van oordeel dat de samenhang van de beide masterprogramma’s voldoende is. Naast de verplichte stam in de Master in de Criminologische Wetenschappen bestaat de opleiding uit 3 pijlers, waaruit de studenten er 1 selecteren. 1 | De volgtijdelijkheid beschrijft de aansluitende volgorde van bepaalde opleidingsonderdelen, waardoor deze pas na het behalen van credits voor een voorafgaand opleidingsonderdeel kunnen worden gevolgd.
Katholieke Universiteit Leuven 145 Deel 2
Een dergelijke programmering brengt de coherentie en systematische opbouw van het programma niet in gevaar. Het onderzoek binnen de verschillende pijlers wordt op het niveau van de instelling gegroepeerd in het onderzoeksinstituut LINC, waar synergie wordt bereikt tussen de diverse disciplines. De sterke koppeling tussen het onderwijs en het onderzoek binnen de opleidingen in de criminologische wetenschappen heeft ook een positief effect heeft op de samenhang van dit masterprogramma. In de Master of Criminology wordt de voldoende samenhang gewaarborgd door de onderlinge samenhang en afstemming van de Engelstalige opleidingsonderdelen die in het programma zijn samengebracht. Het onderwijs binnen het Engelstalig programma benut ook de synergie die door het onderzoeksinstituut LINC wordt bereikt. 2.4. Studieomvang De bacheloropleiding omvat 180 SP en de masteropleidingen omvatten elk 60 studiepunten. Daarmee voldoen zij aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang. 2.5. Studietijd De Commissie beoordeelt de studietijd van de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, van de Master in de Criminologische Wetenschappen en van de Master of Criminology als voldoende. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De dienst DUO/ICTO van de K.U.Leuven heeft, in voorbereiding op de zelfevaluatie studietijdmetingen uitgevoerd in de 3 bachelorjaren. De resultaten van deze studietijdmetingen zijn goed gedocumenteerd in het zelfevaluatierapport weergegeven. Daaruit blijkt dat de reële studietijd voor de meeste opleidingsonderdelen binnen de marges van de begrote studietijd valt. De Commissie stelt wel vast dat de responsiegraad (ongeveer 30%) sterk varieert en dat dit de representativiteit en dus de bruikbaarheid van de resultaten begrenst. Daarnaast wordt de studietijd ook gevolgd door de Permanente Opleidingscommissie (POC) Criminologie, ondermeer door de bespreking van klachten of bemerkingen die de leden van de opleidingscommissie (ZAP, AAP of studentenvertegenwoordigers) bereiken. Voor een aantal opleidingonderdelen (ondermeer statistiek en strafprocesrecht) stijgt de reële studietijd sterk uit boven de begrote waarde. De studietijdinvulling wordt ondermeer gevolgd door informele contacten en overlegmomenten (bv. focusgroepsgesprekken) tussen de academische staf en de studenten, naast effectieve studietijdmetingen. De Commissie heeft de studietijd besproken met een kleine groep studenten en komt – op basis van de schattingen van de studenten – tot de vaststelling dat de werkelijke studietijd van het bachelorprogramma aansluit bij de norm van 60 studiepunten per jaar.
146 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
De Commissie stelt een aantal studiebevorderende factoren vast binnen de bacheloropleiding (bv. de ombudsdienst, het monitoraat, de trajectbegeleiding, het inkijken van het examen bij de verantwoordelijke docent, een proefexamen door het monitoraat). Daarnaast stelt zij – op basis van de gesprekken die zij voerde en na het bestuderen van de vakinhouden en syllabi – vast dat de aansluiting tussen het Secundair onderwijs en het universitair onderwijs wordt ondersteund door de werking van het monitoraat. De studenten worden in kleine groepen begeleid voor leervaardigheden, naast een bijkomende inhoudelijke begeleiding voor bepaalde ‘zware’ opleidingsonderdelen in de eerste bachelor (‘Inleiding in de criminologie’; Inleiding tot het recht’; ‘Basisbegrippen statistiek voor criminologen’; ‘Methodologie deel 1 met werkcollege: vraagstelling en bronnen’; en ‘Inleiding in de filosofie met inbegrip van wetenschapsleer’). De Commissie stelt vast dat een hoog percentage instromende studenten gebruik maakt van het monitoraat. Master in de Criminologische Wetenschappen en de Master of Criminology De studietijd wordt ook voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology gemeten, maar ook voor deze opleidingen is de responsiegraad laag en is de representativiteit en de bruikbaarheid van de resultaten eerder beperkt. Daarnaast wordt de studietijd ook op informele wijze gevolgd door focusgroepgesprekken met de studenten, wat de Commissie waardeert. De studenten gaven tijdens de gesprekken aan dat de studietijd aanvaardbaar is: in het eerste semester zijn er 6 opleidingsonderdelen waarvoor een aantal papers geschreven moeten worden, het tweede semester is in hoofdzaak voor de Masterproef gereserveerd. De Commissie vernam tijdens de gesprekken met de masterstudenten (Nederlandstalig en Engelstalig programma) dat omzeggens één derde van de studenten het haalbaar acht om de Masterproef in de eerste examenperiode (juni) in te dienen, de meeste masterproeven zouden tegen september klaar zijn. De Commissie vernam tijdens de redactiefase vanwege de opleidingen dat 36% van de studenten de masterproef indiende tijdens de eerste examenperiode en 41% van de studenten de masterproef indiende tijdens de tweede examenperiode. De Commissie is bezorgd over de haalbaarheid van de masterproef binnen het tijdsbestek van één academiejaar. De Commissie merkt op dat hierover ten tijde van haar bezoek nog geen cijfermateriaal voor handen was en dat dit aan het eind van het (voor het eerst) lopende academiejaar zal moeten blijken. De Commissie adviseert de opleidingsverantwoordelijken om de vinger aan de pols houden en indien nodig te remediëren.
Katholieke Universiteit Leuven 147 Deel 2
2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De Commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud voor Bachelor in de Criminologische Wetenschappen als voldoende en voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als goed. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De Commissie heeft het cursusmateriaal voor de bacheloropleiding ingekeken en stelt vast dat het niveau van de cursussen goed is. De Commissie stelt vast dat het hoorcollege de belangrijkste werkvorm is in de eerste bachelor (voor 80%). Voor de grote studentengroepen wordt – ook om financiële redenen – in mindere mate gebruik gemaakt van activerende werkvormen in de eerste bachelor. De Commissie begrijpt dat het concept Begeleide Zelfstudie gradueel wordt ingevoerd, maar meent dat dit ook betekent dat daarmee reeds een aanvang wordt gemaakt in het eerste jaar. De Commissie adviseert daarom om meer aandacht te besteden aan activerende werkvormen, vooral in de eerste bachelor. Vanaf het tweede jaar worden naast de syllabi ook readers ingezet. De Commissie heeft tijdens de gesprekken met de studenten bevraagd hoe zij met deze readers omgaan, en krijgt op basis van de antwoorden van de studenten geen duidelijk beeld van hoe dit leermiddel bij de studenten wordt geïntroduceerd en het gebruik ervan gekaderd wordt binnen de contouren van het leidend onderwijsconcept. De Commissie meent verder ook weinig werkcolleges te onderkennen in het programma die voor té grote groepen gegeven worden en adviseert de opleidingsverantwoordelijken om hiervoor te remediëren. De Commissie stelt ook een variatie aan beschrijvingen van het concept begeleide zelfstudie vast bij de docenten – die elk een persoonlijke invulling geven aan dit concept. De Commissie adviseert daarom ten stelligste de nodige tijd te vinden om dit thema met de docenten binnen de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen te bespreken, gehanteerde werkvormen en leermiddelen erop af te stemmen en dit duidelijk te communiceren aan de studenten om de kracht van de centrale onderwijsvisie ten volle in te zetten. De studenten gaven tijdens de gesprekken met de Commissie aan dat zij ook vragen kunnen stellen via de digitale leeromgeving die door een assistent of docent worden beantwoord, en dat zij indien noodzakelijk vragen kunnen stellen aan de docenten via e-mail of op het spreekuur. Het gebruik van de PC om bronnen te consulteren, informatie op te zoeken en gegevens te verwerken (statistische verwerking) komt voldoende aan bod in de opleiding. Het monitoraat biedt een aanvullende, (extra-curriculaire) begeleiding, betreffende leervaardigheden en een inhoudelijke begeleiding bij een aantal als zwaar ervaren opleidingsonderdelen in de bachelorjaren. De Commissie stelt vast dat de meeste studenten in de eerste bachelor het monitoraat gebruiken voor bijkomende ondersteuning bij het studeren, alsook voor vakinhoudelijke begeleiding bij het verwerken
148 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
van de materie in kleine groepen. De Commissie meent dat het monitoraat een positieve stap is in de goede richting voor de concretisering van de begeleide zelfstudie, maar meent dat dit niet toereikend is. De Commissie meent in deze dat het aspect ‘leren zelfstandig leren’ – wat in haar visie het leidmotief is van het vigerend onderwijsconcept – integraal deel moet uitmaken van de onderwijsaanpak, en zich dus moet tonen in de werkvormen die voor de opleiding worden ingezet. De Commissie adviseert om dit thema te bespreken in de daartoe bevoegde raden en commissies en hiervoor in de komende jaren, een passend – didactisch gedragen – antwoord te formuleren. Het gebruik van de PC om bronnen te consulteren, informatie op te zoeken en gegevens te verwerken (statistische verwerking) komt voldoende aan bod in de opleiding – wat een verbetering is ten opzichte van de vorige visitatie. Naast het cursusmateriaal (syllabi of handboeken) worden de meeste lessen ook ondersteund door MS PowerPoint presentaties of transparanten, en door de bijkomende informatie (weblinks en teksten) die in de digitale leeromgeving TOLEDO ter beschikking is. De doelstellingen, organisatie en evaluatiecriteria van de stage worden toegelicht in een stagebrochure. De voorbereiding van de stage gebeurt in de tweede bachelor (in het opleidingsonderdeel ‘Persoons- en organisatiegerichte methoden van de criminologische interventie met werkcollege’). De assistenten leggen voorafgaand contact met mogelijke stageplaatsen, en stellen op basis daarvan een lijst van stageplaatsen op die aan de studenten wordt meegedeeld. De studenten schrijven zich in voor een bepaalde stageplaats op deze lijst, waarna de plaatsen at random worden toegekend(voor zover meerdere studenten zich voor dezelfde plaats hebben ingeschreven). Wie na de eerste selectie nog geen stageplaats heeft wordt er een toegewezen in een tweede ronde. Een student kan ook zelf een stageplaats voorstellen die hem/haar na goedkeuring wordt toegewezen. De drie domeinen waarin een stage kan worden uitgevoerd worden toegelicht tijdens het tweede semester van de tweede bachelor. De begeleiding tijdens de stage gebeurt ondermeer door formele contacten tussen de student, de stagebegeleider (AAP of ZAP aan de K.U.Leuven) en de stagemeester (op de stageplaats), door individuele gesprekken tussen de stagebegeleider en de student, door de stageverslagen en door andere contactmomenten. De stage wordt uitgevoerd tijdens het tweede semester van de derde bachelor. De student schrijft een stageverslag over de ervaringen op de stageplaats en de stageactiviteiten en een kritische analyse over de stage. Een student kan ook een onderzoeksstage volgen (in een privaatrechterlijke wetenschappelijke instelling of in een wetenschappelijke instelling van de overheid), waarbij de student dan wordt ingeschakeld in de wetenschappelijke onderzoeksactiviteiten in het criminologisch werkveld. De Commissie is van mening dat de stage goed is uitgewerkt, de begeleiding omstandig beargumenteerd is in het zelfevaluatierapport en de student voldoende begeleid wordt bij het uitvoeren van de stageopdrachten. De Commissie Katholieke Universiteit Leuven 149 Deel 2
waardeert dit zeer. Zij waardeert ook de mogelijkheid tot het kiezen voor een onderzoeksstage door de studenten. Ten behoeve van de overstap van een academische bachelor zonder criminologische achtergrond naar de Nederlandstalige of de Engelstalig master kan een voorbereidingsprogramma gevolgd worden dat gedeeltelijk (voor 26 van de 57 SP – voornamelijk voor de opleidingsonderdelen strafrecht) door middel van een e-course gevolgd kan worden. De Commissie heeft het cursusmateriaal voor deze e-course tijdens het bezoek bestudeerd en oordeelt de kwaliteit van het lesmateriaal als zeer goed. Master in de Criminologische Wetenschappen De Commissie stelt een grotere diversiteit (ten opzichte van de bacheloropleiding) aan werkvormen vast in de masteropleiding (nl. hoorcolleges, interactie- en responsiecolleges en seminaries). De Commissie meent dat de werkvormen die in de master worden ingezet beter aansluiten bij de doelstellingen en meer stroken met het leidend onderwijsconcept dan ten tijde van de vorige visitatie. De Commissie heeft het cursusmateriaal voor de masteropleiding ingekeken en stelt vast dat de syllabi, de referentiewerken en de readers een goed niveau hebben. Voor de begeleiding van de masterproef zijn inhoudelijke seminaries en metholodogische ondersteuning voorzien. De invulling van deze beide leermomenten blijkt sterk afhankelijk te zijn van de individuele docent. De Commissie stelt op basis van de gesprekken met alle geledingen vast dat voor de overlap die bleek op te treden tussen de methodologische seminaries en de inhoudelijke seminaries werd geremedieerd tijdens de loop van het jaar, wat zij waardeert. Master of Criminology De Commissie stelt een grotere diversiteit (ten opzichte van de bacheloropleiding) aan werkvormen vast in de Master of Criminology (nl. hoorcolleges, interactie- en responsiecolleges en seminaries). De Commissie heeft het cursusmateriaal voor de Master of Criminology ingekeken en stelt vast dat het niveau van de syllabi, readers en referentiewerken goed is. De buitenlandse studenten waarmee de Commissie sprak meenden desalniettemin dat er vooral ex-cathedra onderwijs wordt gegeven en dat zij zelf aan de slag moeten met de readers. Gelet op de recente start van het masterprogramma en de kleine studentenpopulatie signaleert de Commissie deze bemerking en meent zij dat een goede communicatie hierover met de studenten raadzaam is. De commissie adviseert de opleidingsverantwoordelijken om dit aandachtspunt met de docenten op te nemen en met de studenten nader te bespreken. De Commissie vermeldt in het algemeen nog dat het tijdig ter beschikking stellen van de syllabi een cruciaal element is in een student-gecentreerde onderwijsvisie.
150 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
Dit punt werd onder de aandacht van de Commissie gebracht door de studenten met wie de Commissie sprak. De Commissie meent uit de gesprekken met de staf te hebben begrepen dat dit aandachtspunt – gelet op de recente omvorming van de licentie in de master – door de staf ter harte wordt genomen. 2.7. Beoordeling en toetsing De Commissie beoordeelt het facet ‘beoordeling en toetsing’ voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als voldoende. De opleidingen hanteren een semestersysteem waarbij in de loop van het academiejaar twee examenperiodes en een tweede zittijd worden ingericht. In de loop van de maand november wordt een – vrijblijvend – proefexamen georganiseerd door het monitoraat. De deliberatie vindt plaats na het tweede semester. Naast examens worden bepaalde doelstellingen en attitudes ook door middel van permanente evaluatie beoordeeld. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen In het eerste en tweede jaar van de bachelor overheerst het schriftelijk examen als examenvorm. De Commissie heeft een steekproef van examenopgaven grondig bestudeerd en beoordeelt het niveau van de examens als voldoende en de types examens als voldoende gevarieerd. De evaluatie in de eerste en tweede bachelor zijn, naast inzicht voor een groot deel op reproductie gericht. De Commissie waardeert in het bijzonder dat in de examens van de integratieopleidingsonderdelen de duidelijke betrokkenheid op de criminologische context herkenbaar is. De stage wordt op diverse vlakken beoordeeld o.a. op het niveau van de uitvoering van de stageopdracht, van de rapportering, van de presentatie van de stageresultaten door de student tijdens het werkcollege, en van de activiteiten uitgevoerd tijdens de stage. De toetsing van de theorie (gericht op interventies) in de praktijk en de kritische reflectie krijgt eveneens aandacht. De Commissie heeft een selectie aan stageverslagen bestudeerd en beoordeelt het niveau en de opbouw als goed. Master in de Criminologische Wetenschappen De Commissie heeft een steekproef van examenopgaven uit het licentieprogramma en van het eerste semester van de master grondig bestudeerd en beoordeelt het niveau van de examens als adequaat. De examenvragen zijn voldoende gericht op inzicht en toepassing. De Commissie verwijst hier naar de beperkte omvang van de examenvragen die rechtstreeks verband houdt met het feit dat de masteropleiding voor het eerst wordt ingericht (enkel de examens van het eerste semester 07-08) en beoordeelt dit aspect als voldoende. Hierbij neemt zij de zorg waarmee de afstemming van de doelstellingen, werkvormen en toetsing mede wordt bewaakt door de onderwijsconvenantsmedewerkers mee in overweging. Katholieke Universiteit Leuven 151 Deel 2
De Masterproef wordt door 3 personen gelezen en geëvalueerd (de voorzitter van de leescommissie, de promotor en een tweede assessor). Er is een mondelinge verdediging van de Masterproef. De Commissie vindt dit een goed systeem waarbij met name de onafhankelijkheid van de beoordeling optimaal wordt gegarandeerd. Master of Criminology De Commissie heeft een steekproef van examenopgaven (uit het eerste semester 0708 van deze master) grondig bestudeerd en stelt vast dat de examenvragen peilen naar kennis en inzicht, en meent – op basis van de kleine steekproef – dat het niveau adequaat is. De Commissie heeft van de studenten geen klachten vernomen over de examenvormen. De Commissie beoordeelt aldus – deels op basis van vergelijkbaarheid van het niveau van de examenvragen voor de licenties en de Nederlandstalige master (gelet op de parallelle staf en onderwijstraditie) dat het facet beoordeling en toetsing voor de Engelstalige master vooralsnog voldoende is. Ook de masterproef voor de Master of Criminology wordt ook door 3 personen gelezen en beoordeeld (de voorzitter van de leescommissie, de promotor en een tweede assessor). Er is een mondelinge verdediging van de Masterproef. De Commissie vindt dit een goed systeem gegeven, waarbij met name de onafhankelijkheid van de beoordeling optimaal wordt gegarandeerd. De Commissie waardeert de goede transparantie van de examens voor de bachelor en de masteropleidingen. De studenten met wie de Commissie sprak vragen wel een eerdere bekendmaking van de examenroosters. De studenten worden bij aanvang van het semester, tijdens de lessen geïnformeerd over het examenreglement, de examenvereisten en de evaluatievorm (die ook op de ECTS-fiches vermeld zijn). De Commissie vernam dat de studenten en alumni over het algemeen tevreden zijn over de beoordeling en toetsing en van oordeel zijn dat ze fair worden beoordeeld. De studenten kunnen terecht bij de ombudspersoon met hun persoonlijke problemen, met vragen over verplaatsing van examens en met eventuele klachten over examens. 2.8. Masterproef De Commissie beoordeelt de masterproef voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als voldoende. Master in de Criminologische Wetenschappen en Master of Criminology De Masterproef (in de Kandidatuur-Licentie-structuur de scriptie genoemd) heeft in de beide masteropleidingen een gewicht van 15 studiepunten, waarmee voldaan is aan de decretale eisen terzake. In het zelfevaluatierapport wordt de masterproef als volgt omschreven: “Masters in de Criminologische Wetenschappen moeten een autonome bijdrage kunnen leveren aan de kennisontwikkeling bij het zoeken naar
152 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
oplossingen voor complexe maatschappelijke en individuele vraagstukken op het domein van criminaliteit, onveiligheid en de aanpak ervan. Zij moeten deze vraagstukken vanuit een kritisch-reflexieve houding kunnen benaderen”. De ondersteuning bij de masterproef was bedoeld tweeledig te zijn: enerzijds door een inhoudelijk seminarie en anderzijds door een methodologisch seminarie. Door de overlap van de beide seminaries werd tijdens de loop van het eerste jaar dat de master werd ingericht, bijgestuurd en werden de beide seminaries in elkaar geschoven. De studenten worden tijdens de bacheloropleiding voorbereid op de Masterproef, ondermeer door het kritisch analyseren van vakliteratuur, door het formuleren van probleemstellingen en door het uitvoeren van empirisch onderzoek en in het bijzonder door de sterke aandacht voor methodologie doorheen de opleidingen. De student dient een onderwerp voor de masterproef te selecteren uit een lijst van mogelijke titels en eraan gekoppelde promotoren. De toewijzing gebeurt at random (voor zover meerdere studenten voor hetzelfde onderwerp kiezen). Wie bij de eerste toewijzing zijn/haar eerste of tweede keuze onderwerp niet werd toegewezen, dient uit de overblijvende onderwerpen een nieuwe keuze te maken, de toewijzing gaat door in opeenvolgende fasen, tot aan elke student een onderwerp is toegekend. Studenten kunnen ook zelf een onderwerp aanbrengen, en voorleggen aan een – in hun visie – geschikte promotor, desgevallend krijgt de student – mits goedkeuring van de examencommissie – het zelf voorgestelde onderwerp toegewezen. De Commissie stelt zich vragen bij deze selectieprocedure. Zij meent dat het goed mogelijk is en ook wetenschappelijk verantwoord is dat twee studenten zich over eenzelfde onderwerp buigen, bijvoorbeeld vanuit twee verschillende invalshoeken. De Commissie meent in deze dat het belangrijk is dat een student dat onderwerp kan uitwerken dat zijn voorkeur wegdraagt en geeft mee in overweging dat eenzelfde onderwerp, dat volgens een verschillende benadering is uitgewerkt een sterk afwijkende masterproef kan opleveren. De Commissie adviseert om de selectieprocedure voor de masterproeven op dit punt bij te stellen. De Commissie meent dat persoonlijke motivatie voor en betrokkenheid bij een bepaald thema belangrijke basisvoorwaarden zijn voor het leveren van optimale (wetenschappelijke) prestaties. Er zijn goede mogelijkheden om als onderwerp voor de masterproef een onderzoek te selecteren dat zich binnen de onderzoekseenheid situeert of er nauw bij aansluit. De informatieverstrekking over de masterproef gebeurt via diverse kanalen (bv. de masterproefnota van de POC, de informatie op de website, informatiebrochures). Tijdens het uitvoeren van de Masterproef wordt de student begeleid door de promotor (op individuele basis en in kleine groepen tijdens de begeleidende seminaries). De studenten gaven tijdens de gesprekken aan dat zij over het algemeen goed begeleid worden tijdens het uitvoeren van de masterproef. Katholieke Universiteit Leuven 153 Deel 2
Voor de evaluatie van de masterproef wordt zowel een product- als procesevaluatie uitgevoerd: de masterproef wordt aldus op inhoudelijke, structurele en vormelijke aspecten getoetst. De beoordeling gebeurt door de leescommissie (bestaande uit een voorzitter, de promotor en een corrector). De beoordeling van de masterproef bestaat uit het rekenkundig gemiddelde van de individuele scores van de 3 leden van de leescommissie. De masterproef wordt mondeling verdedigd aan het einde van de tweede examenperiode. De Commissie heeft voor de Master in de Criminologische Wetenschappen een aantal eindverhandelingen van de uitdovende licentie grondig bestudeerd en heeft ter plaatse een grotere steekproef van eindverhandelingen bekeken. Zij heeft vastgesteld dat de beoordeling in het algemeen overeenstemt met de kwaliteit van de eindverhandeling. Voor de Master of Criminology heeft zij een selectie eindverhandelingen van de tevoren ingerichte manama grondig bestudeerd en heeft zij ter plaatse een grotere steekproef van deze eindverhandelingen doorgenomen. Ze heeft vastgesteld dat de beoordeling in het algemeen overeenstemt met de kwaliteit van de eindverhandeling en de normen die aan de masterproef voor deze opleiding gesteld worden gelijk zijn aan deze voor de Nederlandstalige master. De Commissie evalueert de kwaliteit van de eindverhandelingen die zij heeft bestudeerd in het algemeen als goed, maar neemt in overweging dat voor de beide nieuwe programma’s nog geen masterproeven waren afgewerkt ten tijde van het bezoek, waardoor de Commissie –op basis van gegevens uit het verleden en op de beoordelingscriteria een voldoende geeft op dit facet. De eindverhandelingen die de Commissie heeft bestudeerd hebben een goede wetenschappelijke inslag en voldoen volgens de Commissie aan de eisen met betrekking tot wetenschappelijke verslaggeving. De Commissie heeft de timing van de bekendmaking van het onderwerp voor de masterproef voor de Master in de Criminologische Wetenschappen met de opleidingsverantwoordelijken besproken. Toegelicht werd dat er voor gekozen is om pas in de masteropleiding aan te vangen met de selectie van de onderwerpen voor de masterproeven. De reden hiervoor is de gelijke behandeling van studenten die via de zij-instroom binnenstromen in de masteropleiding. De Commissie meent, in overeenstemming met de bemerkingen van de studenten, dat reeds in de derde bachelor kan gestart worden met het informeren van de studenten over de mogelijke onderwerpen zodat – wie dat wenst – reeds in het zomerreces tussen de bachelor en de masteropleiding kan starten met het verkennen van het betreffende domein. De Commissie beseft wel dat het voor de Master of Criminology en de zij-instromers heel moeilijk is om eerder dan in het eerste semester met de masterproef aan te vangen. Er wordt aan studenten die in het eerste jaar voor alle opleidingsonderdelen credits behalen de mogelijkheid geboden om de Masterproef aan het eind van het
154 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
eerste semester van het daaropvolgende academiejaar in te dienen, wat de Commissie waardeert. De Commissie heeft haar bezorgdheid over de haalbaarheid van de masterproef in het éénjarig programma (cf aspect 2.5) besproken met de opleidingsverantwoordelijken en stuurt aan op een grondige evaluatie aan het einde van het academiejaar 07-08. 2.9. Toelatingsvoorwaarden De Commissie beoordeelt het facet toelatingsvoorwaarden voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als voldoende. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De toelatingsvoorwaarden voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen zijn de generieke criteria die in het Vlaams hoger onderwijs worden toegepast voor bijna alle opleidingen. Dit betekent dat studenten moeten beschikken over: - een diploma secundair onderwijs; - of een diploma hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan; - of een diploma hoger onderwijs voor sociale promotie (met uitzondering van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid); - of een diploma of getuigschrift dat als gelijkwaardig wordt erkend. De meeste generatiestudenten zijn afkomstig uit het algemeen secundair onderwijs, naast een kleine groep studenten met een diploma technisch secundair onderwijs. Voor de instroom in de eerste bachelor wordt geen specifieke voorkennis vereist. Er is – volgens de Commissie –goede aandacht voor de voorkennis van de instromende studenten, door het monitoraat waardoor hiaten in de kennis en vaardigheden uit het secundair onderwijs opgevangen kunnen worden. Wel stelt de Commissie vast dat de begeleiding zich situeert buiten de contouren van de opleiding. De Commissie vraagt zich wel af of de student die de begeleiding het meeste nodig heeft door het monitoraat bereikt wordt. Zij heeft dit bevraagd aan de opleidingsverantwoordelijken en stelde vast dat – ten gevolge van de vertrouwelijkheid van informatie omtrent het al dan niet zich beroepen van de student op het monitoraat – daar geen objectieve gegevens over beschikbaar zijn. Grafiek 1 geeft de instroom weer van de generatiestudenten in de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen in de periode 1997-1998 – 2006-2007.
Katholieke Universiteit Leuven 155 Deel 2
Grafiek 1: Aantal generatiestudenten per academiejaar van de opleiding Bachelor in de Criminologische Wetenschappen aan de Katholieke Universiteit Leuven, uitgedrukt in aantal studenten.
250
200
150
100
50
0
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
04-05
05-06
06-07
De instroom van generatiestudenten in de eerste kandidatuur/1ste Bachelor in de Criminologische Wetenschappen aan de K.U.Leuven bedraagt gemiddeld 142 studenten over de laatste 10 jaar. De gegevens van voor 2004-2005 hebben betrekking op de eerste kandidatuur (gemiddeld 113 generatiestudenten per jaar). De gegevens vanaf 2004-2005 hebben betrekking op de bachelor (gemiddeld 208 generatiestudenten per jaar). De Commissie evalueert de groei van de instroomcijfers als positief. De opleiding heeft een procedure inzake de erkenning van elders verworven kwalificaties (EVK’s). Daartoe wordt onderzocht welke credits kunnen meegenomen worden in de opleiding (of op basis van de overeenkomst binnen de associatie, of op basis van een vergelijkende studie van de vakinhouden die de student aan een andere instelling heeft genoten). Met het honoreren van eerder verworven competenties (EVC’s) – waarvoor een bekwaamheidsonderzoek bij de validerende instantie dient te worden verricht heeft de POC Criminologie – in het kader van haar opleidingen – nog geen ervaringen. De Commissie vraagt aandacht voor het feit dat er geen specifieke activiteiten worden ontplooid ten aanzien van studenten met verschillende vooropleidingen en dat deze verschillende groepen studenten niet met elkaar in contact worden gebracht, wat ook de studenten zelf hebben opgemerkt. De Commissie heeft ook de uitval van de studenten bevraagd en vernam dat de opleidingen hierover geen gegevens beschikbaar hebben.
156 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
Master in de Criminologische Wetenschappen en Master of Criminology De Commissie is van oordeel dat de masteropleidingen goed aansluiten bij (het (eigen) profiel van) de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. Er wordt rechtstreekse toegang verleend tot de masteropleidingen in de criminologische wetenschappen (Nederlandstalig of Engelstalig programma) aan studenten met een diploma Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. De masteropleiding is ook toegankelijk voor andere studentengroepen: - voor academische Bachelors en Masters in de humane wetenschappen zonder specifieke criminologisch wetenschappelijke opleidingskenmerken, mits het volgen van een voorbereidingsprogramma; - voor professionele bachelors via een schakelprogramma; - voor professionele bachelors in de maatschappelijke veiligheid via een specifiek (verkort) schakelprogramma, of mits het volgen van een verkorte bachelor, die leidt tot een diploma van de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. Het voorbereidingsprogramma kan gedeeltelijk (voor 26 van de 57 SP) gevolgd worden door middel van een e-course, waarvoor de syllabi in de Engelse taal worden aangeboden. Van de student die instroomt in de master of Criminology wordt voldoende kennis van het Engels verwacht. De Commissie vermeldt hier ook dat de ‘werkstudenten’ aan de K.U.Leuven, geen gebruik maken van het specifiek statuut en zich als reguliere student inschrijven. Voor de Master of Criminology benadrukt de Commissie dat de e-course die wordt ingericht een nuttig initiatief is (dat tijdens het jaar 2007-2008 werd gestart) om de internationale studentenpopulatie op gelijke golflengte te brengen. De Commissie vernam tijdens de gesprekken met de studenten dat zij niet steeds over voldoende taalkennis beschikken om probleemloos aan te sluiten bij het programma en zij adviseert de opleidingsverantwoordelijken aldus om na te denken over de gestrengheid waarmee de taalkennis dient te worden opgelegd. Op basis van de slaagcijfers en op basis van de gesprekken met de studenten uit de master en de alumni stelt de Commissie vast dat de overgang van de bachelor naar de master in de Criminologische Wetenschappen zonder problemen verloopt. De Commissie beschikt evenwel niet over gegevens betreffende de overgang van studenten met een bachelor Criminologische Wetenschappen van een andere instelling naar de masteropleidingen aan de K.U.Leuven.
Katholieke Universiteit Leuven 157 Deel 2
Conclusie bij onderwerp 2: Programma De Commissie beoordeelt het facet ‘relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het bachelorprogramma’ als goed, het facet ‘eisen professionele en academische gerichtheid’ als goed, het facet ‘samenhang’ van het programma als voldoende, het facet ‘studieomvang’ als OK, het facet ‘studietijd’ als voldoende, het facet ‘afstemming tussen de vormgeving en de inhoud’ als voldoende, het facet ‘beoordeling en toetsing’ als voldoende en het facet ‘toelatingsvoorwaarden’ als voldoende. Zij heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘Programma’ voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. De Commissie beoordeelt het facet ‘relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het masterprogramma’ als goed, het facet ‘eisen professionele en academische gerichtheid’ als goed, het facet ‘samenhang’ als voldoende, het facet ‘studieomvang’ als OK, het facet ‘studietijd’ als voldoende, het facet ‘afstemming tussen de vormgeving en de inhoud’ als goed, het facet ‘beoordeling en toetsen’ als voldoende, het facet ‘masterproef’ als voldoende en het facet ‘toelatingsvoorwaarden’ als voldoende. Zij heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘Programma’ voor de Master in de Criminologische Wetenschappen. De Commissie beoordeelt het facet ‘relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het Master of Criminology programma’ als goed, het facet ‘eisen professionele en academische gerichtheid’ als goed, het facet ‘samenhang’ als voldoende, het facet ‘studieomvang’ als OK, het facet ‘studietijd’ als voldoende, het facet ‘afstemming tussen de vormgeving en de inhoud’ als goed, het facet ‘beoordeling en toetsen’ als voldoende, het facet ‘masterproef’ als voldoende en het facet ‘toelatingsvoorwaarden’ als voldoende. Zij heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘Programma’ voor de Master of Criminology.
158 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
Onderwerp 3:
Inzet van personeel
De Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, de Master in de Criminologische Wetenschappen en de Master of Criminology worden georganiseerd door de Faculteit Rechtsgeleerdheid aan de K.U.Leuven. De opleidingsverantwoordelijken hebben tijdens de gesprekken aan de Commissie verklaard dat de beide stammen opleidingen (Rechten en Criminologie) binnen de Faculteit op gelijke voet behandeld worden, dat de Criminologie de ‘parel aan de kroon van de Rechten’ is en men ambieert om de criminologieopleidingen onder de koepel van deze faculteit te houden. De Decaan van de Faculteit heeft – in het kader van het nieuwe allocatiemodel van middelen voor onderwijs – een berekeningsmodel opgesteld dat niet alleen rekening houdt met de werklast, maar ook met de intensiteit van de ingezette werkvormen voor het onderwijs. Op basis daarvan is een rechtvaardige verdeling van de personeelsmiddelen binnen de Faculteit over de twee stammen opleidingen gerealiseerd. De bekendmaking van een vacature gebeurt via een openbare oproep. Voor de aanwerving van ZAP-leden wordt een gelegenheidscommissie samengesteld. De aanstelling tot lid van het ZAP vereist een diploma op proefschrift en wordt de visie van de kandidaat op onderzoek en onderwijs in het betrokken vakgebied mee in overweging genomen. Het ZAP kader wordt regelmatig geëvalueerd, in het kader van de kwaliteitsbewaking van het onderwijs en in het kader van het loopbaanbeleid. De bevorderingen binnen het ZAP-kader gebeuren mede op basis van het academisch dossier van de betrokkene en de resultaten van de onderwijsevaluaties. De AAP-leden (assistenten) worden aangesteld voor een termijn van twee jaar die tot tweemaal toe vernieuwd kan worden. Bij de aanwerving van de AAP-leden wordt doorgaans weinig rekening gehouden met de didactische kwaliteiten van de kandidaat. De voornaamste selectiecriteria worden gevormd door de studieresultaten, de belangstelling en de motivatie van de kandidaat en zijn/haar bereidheid om doctoraatsonderzoek te verrichten. Een verlenging van het assistentschap wordt primair overwogen op basis van de vordering van het doctoraatsonderzoek, maar ook de vervulling van de onderwijsopdracht speelt een rol. De Commissie vernam tijdens de redactiefase dat de Faculteit Rechtsgeleerdheid tijdens het academiejaar 07-08 een beleidswijziging doorvoerde waarbij docenten worden gestimuleerd om een expliciet onderscheid te maken tussen medewerkers voor onderzoek en medewerkers voor onderwijs, die verschillende statuten hebben en aan verschillende criteria moeten voldoen. Op deze wijze probeert de Faculteit Rechtsgeleerdheid zowel de onderzoeksoutput als de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. De ATP-leden, verbonden aan de Faculteit of Groep vervullen onderwijsondersteunende taken. Een beperkt aantal ATP-leden neemt zeer cruciale taken op binnen de Katholieke Universiteit Leuven 159 Deel 2
opleidingen (bv. de beleidsmedewerkers van de KCO, de studietrajectbegeleider, de personeelsleden van de studententadministratie). De centrale dienst ‘Dienst Universitair Onderwijs (DUO/ICTO) biedt diverse initiatieven voor onderwijsprofessionalisering op onderwijskundig en didactisch vlak. Het gebruik van het leer- en toetsplatform wordt ondersteund door het Leuvens Universitair Dienstencentrum voor Informatica en Telematica (LUDIT). 3.1. Kwaliteit van het personeel De Commissie beoordeelt het facet ‘kwaliteit van het personeel’ voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als goed. De onderwijsopdracht van de ZAP-leden die de 3 opleidingen verzorgen situeert zich voor de meeste docenten niet alleen binnen de opleidingen in de criminologische wetenschappen, maar ook in andere vakgebieden. De Commissie stelt vast dat de kern van de academische staf bestaat uit goede wetenschappers (hoofdzakelijk criminologen) die over een zeer gedegen vakinhoudelijke kennis en deskundigheid beschikken. De Commissie beoordeelt de kwaliteit van de staf over het algemeen als goed. Dit geldt zowel voor de docenten die de criminologische opleidingsonderdelen verzorgen, als voor de docenten die het toegeleverd onderwijs (andere dan specifieke criminologie opleidingsonderdelen) verzorgen. Daarenboven stelt de Commissie vast dat er een goede koppeling is tussen het onderwijs en het eigen onderzoek van het ZAP. Leden van het AAP worden sterk betrokken bij de werkcolleges, voornamelijk voor de methodologische opleidingsonderdelen, of in de hoorcolleges om bijvoorbeeld een presentatie te geven over hun onderzoek. BAP- en AAP-leden worden – onder supervisie van het ZAP – ook ingeschakeld voor het begeleiden en evalueren van masterproeven. Nieuwe ZAP-leden worden uitgenodigd op een introductiesessie, tijdens dewelke zij wegwijs worden gemaakt in de belangrijke aspecten van hun functioneren en de K.U. Leuven als organisatie. Daarop volgend worden zij uitgenodigd en door de decaan persoonlijk aangesproken om de door de universiteit georganiseerde docentenopleiding te volgen. De Commissie stelt vast dat de afstand tussen de studenten en de docenten relatief groot is, wat voor een deel wordt overbrugd door de bereikbaarheid van de assistenten voor de studenten en de nabijheid van het monitoraat voor de eerste bachelorstudenten. De studenten kunnen vragen stellen via het forum op TOLEDO of kunnen de professoren een e-mail sturen of op spreekuur gaan. De Commissie waardeert de sterke betrokkenheid van het academisch personeel bij haar onderwijsopdracht.
160 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
In het bijzonder voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology zijn de docenten experten in hun vakgebied en velen zijn internationaal befaamde onderzoekers. Op de vraag naar ‘visiting professors’ in de opleiding (nl. internationale uitwisseling van professoren die voor beperkte tijd in een programma doceren) biedt de Global Law School (sinds januari 2006) een antwoord, waardoor binnen de 2 masteropleidingen voor elke pijler een visiting professor kan worden aangetrokken die overleg pleegt met de academische staf aan de K.U.Leuven en een seminarie (of een korte lessenreeks) verzorgt binnen de opleidingen. De Commissie stelt vast dat meer dan de helft van het AAP-kader vrouwelijk is, maar dat deze verdeling niet terug te vinden is binnen het ZAP-kader. De Commissie vindt dat deze discontinuïteit in procentuele verdeling van het AAP naar het ZAP niet logisch is. De Commissie spreekt haar waardering uit voor het gevoerde personeelsbeleid. Ze stelt vast dat er centraal gestuurd diverse initiatieven zijn voor onderwijsprofessionalisering waaraan de docenten voor de bachelor- en de masteropleidingen in de criminologische wetenschappen kunnen deelnemen. Daarenboven waardeert zij ook dat bij aanstellingen en bevorderingen in toenemende mate rekening wordt gehouden met de didactische kwalificaties van de lesgevers, naast hun onderzoekspotentiëel. 3.2. Eisen professionele en academische gerichtheid De Commissie beoordeelt het facet ‘eisen professionele en academische gerichtheid’ voor Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als goed. Het onderwijs voor de bachelor- en de masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen wordt verzorgd door onderzoekers die verbonden zijn aan de onderzoeksgroepen van de Onderzoekseenheid Strafrecht en Criminologie of aan andere onderzoekseenheden aan de K.U.Leuven. De onderzoekers staan bekend als goede onderzoekers en zijn internationaal actief. Zij publiceren in internationale tijdschriften De staf neemt deel aan (internationale) conferenties en onderhoudt tal van internationale onderzoekscontacten. De verschillende onderzoeksgroepen verrichten onderzoek binnen een breed scala aan criminologische en criminologisch relevante thema’s, en leveren ook doctoraten af binnen deze terreinen. De diverse onderzoekslijnen waarin de staf werkzaam is worden overkoepeld door het LINC. In het LINC zijn 10 onderzoekslijnen uitgetekend: ‘Political crimes, human rights and human security – Politieke criminaliteit, mensenrechten en menselijke veiligheid’, ‘Organized crime, drugs and terrorism – Georganiseerde misdaad, drugs en terrorisme’, ‘Youth delinquency and prevention – Jeugddelinquentie en preventie’, ‘Victims and victim policies – Slachtoffers en slachtofferbeleid’, ‘Restorative justice – Herstelrecht’, ‘Offenders, sentencing and penal measures – Straffen Katholieke Universiteit Leuven 161 Deel 2
en maatregelen’, ‘Police and the judiciary – Politie en Justitie’, ‘Criminal justice policy and administration – Strafrechtelijk beleid en management’, ‘Person-centered criminology – Persoonsgerichte criminologie’ en ‘Forensic mental health care and treatment – Forensische geestelijke gezondheidszorg en hulpverlening’. Het onderzoek van de staf wordt (in de mate van het mogelijke) teruggekoppeld naar het onderwijs. De onderzoeksdisciplines komen reeds aan bod in de bacheloropleiding en worden in goede mate ingebracht in het onderwijs van de masteropleidingen. Systematisch worden ‘visiting professors’ ingezet in de masteropleidingen. De kennis van de beroepspraktijk van de academische staf vloeit ondermeer voort uit de veelvuldige contacten met de praktijk, ondermeer via adviescommissies, contacten met de stageplaatsen, … 3.3. Kwantiteit van het personeel De Commissie beoordeelt het facet ‘kwantiteit van het personeel’ voor Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als voldoende. De bachelor in de Criminologische Wetenschappen worden verwezenlijkt door 21 ZAP-leden, die samen 16 VTE bestrijken, daarvan behoren 10 personen (7,95 VTE) tot de Onderzoekseenheid Strafrecht en Criminologie en 2 tot andere Onderzoekseenheden binnen de Faculteit Rechtsgeleerdheid. De overige 9 professoren behoren tot andere Faculteiten binnen de K.U.Leuven. De Nederlandstalige master in de Criminologische Wetenschappen worden verwezenlijkt door 13 ZAP-leden (samen 9,45 VTE), waarvan er 12 ook in de bacheloropleiding actief zijn en 1 halftijdse doctor-assistent. De Master of Criminology wordt gerealiseerd door 6 professoren (5 VTE) en een halftijdse doctor-assistent. Voor het geheel aan opleidingen in de criminologische wetenschappen aan de K.U.Leuven zijn 23 ZAP leden betrokken, 30 AAP-leden, 12 BAP-leden en 19 andere medewerkers, waaronder ATP en vrijwillig wetenschappelijk medewerkers. Het ZAP-kader van de Onderzoekseenheid verzorgt de lessen voor 82% van de studiepunten in de drie programma’s (voor de bachelor zijn 125 van de 180 studiepunten gekoppeld aan opleidingsonderdelen die door de eigen staf worden gedoceerd; de Nederlandstalige master en de Engelstalige master worden integraal door de eigen staf verzorgd). De Commissie heeft de student-staf ratio (SSR) berekend op basis van een objectief model, dat rekening houdt met de onderwijsopdracht van de academische staf (het ZAP) voor de opleiding, in verhouding tot de onderwijsopdracht die de staf realiseert in de eigen universiteit. Zij stelt vast dat deze berekening abstractie maakt van vitale parameters zoals de onderwijsvisie, het specifieke onderwijsmodel en meer in het bijzonder de intensiteit – in termen van begeleiding voor de studenten – van de gebruikte werkvormen, naast andere parameters zoals het type personeel en de varianten van de programma’s. De Commissie meent dan ook dat de cijfers, berekend op basis van de procentuele onderwijsopdrachten geen exact beeld geven van de
162 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
feitelijke situatie. De Commissie meent op basis van de gevoerde gesprekken en het cijfermateriaal dat de kwantiteit van het personeel krap bemeten is. De Commissie meent dat de vergelijkbaarheid betreffende de kwantiteit van het personeel – dit gegeven in overweging nemend – best kan gebeuren op basis van een vergelijking tussen de aan elkaar verwante opleidingen in de rechten en in de criminologie die door de faculteit worden georganiseerd. De Commissie heeft het thema van de kwantiteit van het personeel tijdens het bezoek besproken met verschillende geledingen die bij het onderwijs betrokken zijn. De Decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid aan de K.U.Leuven heeft de Commissie toegelicht dat de toewijzing van de personeelsmiddelen binnen de faculteit gebeurt op basis van gelijkheid voor de opleidingen in de Rechten en voor de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen die onder de faculteit ressorteren. De Commissie waardeert dit bijzonder. De Commissie meent dat volgens het allocatiemodel dat de Decaan van de Faculteit heeft uitgetekend de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen die personeelsmiddelen toegewezen worden die hen toekomen, op basis van de portefeuille die aan de faculteit ter beschikking wordt gesteld door de academische overheden. De Commissie spreekt hierover haar bijzondere waardering uit – ook aan de Decaan die deze verdeelsleutel heeft uitgetekend – voor een dergelijke visie en voor het voeren van een krachtig beleid. De Commissie evalueert dit facet als voldoende, omdat zij vaststelt dat de kwaliteit van de opleidingen niet lijdt onder de beperkte personeelsbezetting – mede door het sterk engagement van het personeel voor de opleidingen – maar dringt er ten stelligste op aan bij de opleidingsverantwoordelijken om dit thema op te nemen met de hogere hiërarchische overheden van de universiteit, om een toename van het aantal VTE personeelsleden voor de opleidingen te bewerkstellingen. De Commissie stelt een goede spreiding vast over de verschillende leeftijdscategorieën, na de recente verjonging van de staf. Het aandeel vrouwen in het AAP is bijzonder hoog, en in het ZAP-kader eerder laag, ondanks het gevoerde gelijkekansenbeleid. De Commissie suggereert om alternatieve vormen van tewerkstelling (bv. halftijds of 80% aanstellingen) te overwegen om aan het onevenwicht aan vrouwelijke ZAPleden structureel tegemoet te komen. De Commissie erkent in deze de inspanningen van de werkgroep diversiteit die binnen de schoot van de opleidingen is opgericht.
Katholieke Universiteit Leuven 163 Deel 2
Conclusie bij onderwerp 3: Inzet van personeel De Commissie beoordeelt de facetten ‘kwaliteit van het personeel’ en ‘eisen professionele/ academische gerichtheid van het personeel’ als goed en het facet ‘kwantiteit van het personeel’ als voldoende. Zij heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘inzet van personeel’ voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. De Commissie beoordeelt de facetten ‘kwaliteit van het personeel’ en ‘eisen professionele/academische gerichtheid van het personeel’ als goed en het facet ‘kwantiteit van het personeel’ als voldoende. Zij heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘inzet van personeel’ voor de Master in de Criminologische Wetenschappen. De Commissie beoordeelt de facetten ‘kwaliteit van het personeel’ en ‘eisen professionele/academische gerichtheid van het personeel’ als goed en het facet ‘kwantiteit van het personeel’ als voldoende. Zij heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘inzet van personeel’ voor de Master of Criminology.
164 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
Onderwerp 4:
Voorzieningen
4.1. Materiële voorzieningen Globaal beoordeelt de Commissie de materiële voorzieningen voor Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als goed. Het onderwijs voor de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen wordt hoofdzakelijk verstrekt in de gebouwen van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van het College De Valk van de K.U.Leuven dat gelegen is in het centrum van Leuven. De Faculteit beschikt over een voldoende aantal ruimere auditoria en diverse lokalen voor kleinere studentengroepen. De onderwijsruimten worden centraal toegewezen, maar de eigenlijke verdeling gebeurt door de Faculteit. De leslokalen zijn voorzien van de nodige infrastructuur om multimediaal les te geven. De bibliotheek van de Faculteit Rechtsgeleerdheid is een afzonderlijke, gespecialiseerde faculteitsbibliotheek die bijna uitsluitend documentatie over recht, criminologie en rechtsgeschiedenis bevat. Daarnaast zijn ook criminologisch relevante werken aanwezig in de Centrale bibliotheek van de K.U.Leuven. In de bibliotheek zijn 6 kopiemachines opgesteld voor de studenten. Binnen de bibliotheek zijn er 50 PC’s waarop de studenten de databanken van de K.U.Leuven kunnen raadplegen en toegang verlenen tot het Internet. De bibliotheek heeft ruime openingsuren (van 8.30 uur tot 21,00 uur op weekdagen en tot 18u00 op zaterdag). Studenten en staf kunnen boeken en werken ontlenen, de uitleentermijn is afhankelijk van het lezerstype (student of onderzoeker) en het publicatietype. Studenten en staf kunnen, tegen betaling, gebruik maken van de interbibliothecaire uitleendienst, waardoor bv. pdf’s van artikels uit andere bibliotheken kunnen opgevraagd worden. De Commissie is van mening dat de bibliotheek ruim, goed uitgerust is met stille werkplaatsen voor de studenten en een goede collectie aan boeken, tijdschriften en online- bronnen huisvest. Daarnaast waardeert de Commissie ook dat de bibliotheek over een voldoende budget beschikt om de collecties te onderhouden en nieuwe tijdschriften/ databanken aan te kopen. Er zijn, buiten de centrale bibliotheek, voldoende zelfstudieruimten of werkruimten voor de studenten aanwezig. De centrale computerlokalen van het Leuvens Universitair Dienstencentrum voor Informatica en Telematica (LUDIT) heeft 9 lokalen met ruim 300 PC’s die ter beschikking staan van alle K.U.Leuven studenten, als de zalen niet worden gebruikt voor lessen. Studenten kunnen ook een PC huren bij deze diensten. Alle K.U.Leuven studenten beschikken bij inschrijving ook over een e-mail adres van de K.U.Leuven. Studenten die in de stad een kamer huren hebben ook gratis toegang tot Kotnet, dat via de kabel wordt gedistribueerd.
Katholieke Universiteit Leuven 165 Deel 2
4.2. Studiebegeleiding De Commissie beoordeelt de studiebegeleiding voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als voldoende. De K.U.Leuven organiseert diverse informatiemomenten, zoals een abituriëntendag, regionale gespreksavonden over studiekeuze, deelname aan de Studie-Informatiedagen (SID in’s) en aan de Kwalitatieve Informatie in verband met Studiekeuze voor Studenten- dagen of (KISS-dagen). Daarnaast verspreidt de K.U.Leuven een ruim aanbod aan studie-informatie via diverse kanalen op centraal niveau door de Cel Onderwijscommunicatie en door de Dienst Studieadvies, alsook op facultair niveau. In de krokus- en in de herfstvakantie houdt K.U.Leuven een Open Lesweek die aspirant-studenten de kans geven om enkele lessen te volgen in de eerste en tweede bachelor. De Faculteit Rechtsgeleerdheid organiseert ook jaarlijks een aantal informatiedagen met toelichting over de Bachelor-Master-structuur en promotie van de opleidingen Rechten en Criminologie. Tijdens de opleiding kunnen de studenten criminologie met inhoudelijke vragen – behalve bij het onderwijzend personeel – vooral terecht bij het monitoraat (met voor 2,6 VTE assistenten die specifiek gericht zijn op de criminologische vakken van een totaal van 7,1 mandaten assistenten). De opdracht van het monitoraat bestaat erin de overgang van het secundair onderwijs naar het universitair onderwijs te faciliteren. Daartoe wordt informatie verstrekt over de studie naast vakinhoudelijke begeleiding voor bepaalde opleidingsonderdelen uit de eerste bachelor (nl. ‘Inleiding in de criminologie’; ‘Inleiding tot het recht’; ‘Basisbegrippen statistiek voor criminologen’; ‘Methodologie deel 1 met werkcollege: vraagstelling en bronnen’; en ‘Inleiding in de filosofie met inbegrip van wetenschapsleer’). Deze begeleiding wordt aangeboden in kleine groepen. Daarnaast voorziet het monitoraat ook in leertraject- en individuele begeleiding, naast proefexamens voor diverse opleidingsonderdelen en examenbegeleiding. Voor psycho-sociale begeleiding worden de studenten accuraat doorverwezen naar de bevoegde instanties die op het niveau van de instelling zijn ingericht. Het monitoraat vervult de eerste lijnshulp voor instromende studenten. De leertrajectbegeleider nodigt de eerstejaars uit voor een verkennend gesprek, waarbij ook de werking van het monitoraat wordt toegelicht. De leertrajectbegeleider fungeert als cruciaal aanspreekpunt voor alle bachelorstudenten criminologische wetenschappen betreffende de studievoortgang en het studietraject. Na de semesterexamens kunnen de studenten terecht bij de studietrajectbegeleider voor een vrijblijvend studieadviesgesprek met analyse van de studieresultaten, het studeergedrag van de student en de motivatie. Studenten kunnen met de zorgcoördinator een individueel plan uitzetten terzake.
166 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
Ook de studentenvertegenwoordigers zijn een belangrijke schakel in de studie-informatiedoorstroom naar de basis. Praktische informatie wordt via de website, maar vooral via TOLEDO, de elektronische leeromgeving van de K.U.Leuven verzorgd. Daarnaast wordt de leeromgeving ook gebruikt om relevante links aan te reiken aan de studenten, als discussieforum, om oefeningen aan te reiken, toetsen, enz. Specifiek voor de Master of Criminology stelt de Commissie vast dat de ontvangst van de arriverende studenten nog beter kan georganiseerd worden. De opleidingsverantwoordelijken zijn zich daarvan bewust, gesteund op de eigen ervaringen van het eerste proefjaar en gehoord de suggesties en feedback van de huidige studentenpopulatie in deze master. De studenten gaven tijdens de gesprekken met de Commissie aan dat veel van het tekort door het ontbreken van een gemeenschappelijk onthaalmoment voor de studenten gecompenseerd wordt door de hulpvaardigheid van de academische staf. De Commissie is ervan overtuigd dat de opleiding deze bezorgdheid ter harte zal nemen, omdat zij meent dat het in het belang is van de studenten om zich snel ‘thuis’ te kunnen voelen in de nieuwe omgeving. Jaarlijks geeft de Onderzoekseenheid Strafrecht en Criminologie ook informatiesessies over de masteropleidingen. De ombudsfunctie wordt verzorgd door de facultaire stafmedewerker onderwijs en – voor wat het eerste jaar bachelor betreft – door het monitoraat. De opleidingen in de criminologische wetenschappen beschikken over een eigen ombudspersoon (een AAP-lid) en een plaatsvervangende ombudspersoon die jaarlijks worden aangesteld om de studenten bij te staan in geval van problemen of betwistingen bij examens. De studenten geven aan zeer tevreden te zijn over de bereikbaarheid en de bereidwilligheid tot het oplossen van problemen van de ombudspersoon. Op centaal niveau verzorgen de geijkte instanties de informatieverstrekking en begeleiding van internationale studenten. De inhoudelijke begeleiding gebeurt binnen de onderzoekseenheid zelf. De dienst Studieadvies verstrekt informatie aan de laatstejaars over voortgezette studies en over het betreden van de arbeidsmarkt. Studenten kunnen terecht op de website, in de infotheek, op de infosessies of bij een gespecialiseerd adviseur voor individueel advies. De Commissie waardeert de initiatieven inzake begeleiding en informatie aan uitstromende studenten. De Commissie leidt uit de gesprekken met alle bij het onderwijs betrokken geledingen af dat de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen zich niet expliciet richten op de studenten die het hoger onderwijs betreden met een zekere achterstand (tweedekansonderwijs, werkstudenten, enz.) maar op de van oudsher als ‘reguliere studentenpopulaties’ omschreven studentengroepen.
Katholieke Universiteit Leuven 167 Deel 2
Conclusie bij onderwerp 4: voorzieningen Omdat zij het facet ‘materiële voorzieningen’ als goed en het facet ‘studiebegeleiding’ als voldoende beoordeelt, heeft de Commissie een positief oordeel over dit onderwerp voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. Omdat zij het facet ‘materiële voorzieningen’ als goed en het facet ‘studiebegeleiding als voldoende beoordeelt, heeft de Commissie een positief oordeel over dit onderwerp voor de Master in de Criminologische Wetenschappen. Omdat zij het facet ‘materiële voorzieningen’ als goed en het facet ‘studiebegeleiding als voldoende beoordeelt, heeft de Commissie een positief oordeel over dit onderwerp voor de Master of Criminology.
168 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
Onderwerp 5:
Interne kwaliteitszorg
De interne kwaliteitszorg aan de K.U.Leuven rust op 4 pijlers: ‘de definiëring van de onderwijsvisie’; ‘de implementatie van het onderwijs’; ‘de evaluatie van het onderwijs’; en ‘de opvolging van de evaluatie’, gesteund op het centrale onderwijsconcept van de K.U.Leuven: ‘Begeleide Zelfstudie’. In de eerste pijler wordt de onderwijsvisie omschreven, die voor elke opleiding nader wordt uitgewerkt in het onderwijskundig referentiekader. De curriculumvoorstellen worden besproken alvorens te worden geïmplementeerd in de tweede pijler. De Permanente OpleidingsCommissie (POC) en de docenten implementeren de curricula en worden hierbij ondersteund door de facultaire en/of centrale onderwijsondersteunende diensten (bv. DUO/ICTO, LUDIT, AV-Net). Deze instanties voorzien diverse kwaliteitsbevorderende initiatieven (bv. onderwijsinnovatie en onderwijskundige vorming). De evaluatie van het onderwijs (nl. de derde pijler) gebeurt d.m.v. systematische bevraging van curricula en opleidingsonderdelen en d.m.v. een omkadering voor ad hoc evaluaties. De opvolging van de onderwijsevaluaties ressorteert onder de vierde pijler. Bijvoorbeeld – in het kader van de visitaties – brengt de POC één jaar na publicatie van het visitatierapport verslag uit aan de Academische Raad over de manier waarop opvolging werd gegeven aan de curriculumevaluatie en visitatie. Tussen de publicatie van het rapport en de rapportering aan de Academische Raad wordt overleg gepleegd over een mogelijke opvolging van de evaluatie en hoe de opleidingen hierin ondersteund kunnen worden door de centrale diensten. De POC en de individuele docenten dragen de hoofdverantwoordelijkheid voor de evaluatie van de opleidingsonderdelen. Zij worden daarin ondersteund door de Facultaire OnderwijsOndersteuningsCel (FOOC) en door de centrale onderwijsondersteunende diensten, in het bijzonder DUO/ICTO. Binnen de FOOC dragen 2 convenantsmedewerkers bij tot de algemene onderwijsondersteuning voor de opleidingen (Rechten en Criminologie) van de Faculteit Rechtsgeleerdheid. Daarnaast zijn er ook OnderwijsInnovatieprojecten (OI-projecten) aan de K.U.Leuven die actief zijn op het domein van de onderwijsvernieuwing. Sinds oktober 2003 loopt ook het IMBEZE-project, dat een systematische implementatie van het onderwijsconcept Begeleide Zelfstudie beoogt. 5.1. Evaluatie van de resultaten De Commissie beoordeelt het facet ‘evaluatie van de resultaten’ voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als voldoende. Om de acht jaar vindt een grondige curriculumevaluatie plaats, ondermeer in voorbereiding op de visitatie. Daarnaast worden alle opleidingsonderdelen om de 2 jaar door de studenten geëvalueerd. De evaluatie van de opleidingsonderdelen levert input voor de kwaliteitsverbetering (wordt niet meegenomen in het dossier van de individuele docent) en voor de kwaliteitsbewaking (maakt deel uit van het dossier van de individuele docent). De opleidingen in de Criminologische Wetenschappen Katholieke Universiteit Leuven 169 Deel 2
hebben – bij wijze van proefproject – deelgenomen aan de evaluaties in 2005-2006 en de resultaten daarvan zijn positief. De resultaten van deze bevragingen worden in de POC besproken. Daarnaast kan de POC ook zelf initiatief nemen tot het uitvoeren van evaluaties binnen de opleidingen. De Commissie waardeert dat de opleidingsonderdelen frequent geëvalueerd worden en dat signalen van de studenten die blijken uit de evaluaties en via andere kanalen, ter harte worden genomen. De Commissie waardeert dat de resultaten van de bevragingen worden besproken in de betreffende raden en commissies, waarin ook studenten vertegenwoordigd zijn. De Commissie waardeert dat de evaluaties integraal besproken worden binnen de POC, waarin ook studenten vertegenwoordigd zijn. De Commissie waardeert ook dat de faculteit in toenemende mate rekening houdt met de didactische prestaties van het academisch personeel (AAP en ZAP) bij beslissingen tot aanwerving of bevordering. De Commissie meent dat er op het niveau van de instelling waardevolle initiatieven inzake interne kwaliteitszorg zijn uitgetekend en uitgewerkt, die door de opleidingen worden gehanteerd, maar die nog beter geoperationaliseerd kunnen worden in een beleidsplan op het niveau van de opleidingen. De Commissie stelt vast dat er voor een aantal aspecten in de masteropleidingen verschilpunten zijn tussen de beschrijvingen in de zelfevaluatie en de situatie zoals zij deze tijdens de bezoeken heeft aangetroffen en stelt – in goede zin – vast dat er op diverse vlakken binnen deze opleidingen reeds werd bijgestuurd tijdens de loop van het jaar (waarin de beide masterprogramma’s voor het eerst werden ingericht). Een voorbeeld hiervan is de selectie van de masterproeven op voorstel van de studenten en het samensmelten van de inhoudelijke en methodologische seminaries voor de masterproef. De Commissie is van mening dat het zelfevaluatierapport goed geschreven, vlot leesbaar en uitvoerig is, maar stelt vast dat de kritische analyse op het niveau van de onderwerpen zo goed als ontbreekt. Daar waar er kritische noten worden gerapporteerd, worden deze steeds gekoppeld aan de bevindingen van de studenten. De Commissie meent dat de verwijzing naar de verbeterpunten ten opzichte van de vorige visitatie in de tekst van het rapport adequaat zijn beschreven onder het facet 5.2. De gevoerde gesprekken met alle geledingen tijdens de bezoeken zijn een goede aanvulling gebleken bij het zelfevaluatierapport en de stukken die ter inzage lagen. 5.2. Maatregelen tot verbetering De Commissie beoordeelt ‘de maatregelen tot verbetering’ voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als goed. De Commissie stelt vast dat het zelfevaluatierapport een goede omschrijving geeft van de diverse verbeterpunten en bevindingen van de vorige visitatiecommissie. De Commissie heeft ook tijdens de gesprekken met de verschillende geledingen die
170 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
bij het onderwijs betrokken zijn vastgesteld dat de opleidingsverantwoordelijken goed zijn omgegaan met alle aanbevelingen die de vorige visitatiecommissie (visitatierapport Criminologie, 2001) heeft geformuleerd m.b.t. de masteropleiding (voor de licentie geformuleerd in de vorige visitatie). De Commissie meent dat ook voor de bacheloropleiding significante verbeteringen zijn aangebracht in die domeinen waar de vorige visitatiecommissie suggesties voor verbeteringen en aandachtspunten heeft geformuleerd (bv. sterkere academische gerichtheid van het programma met behoud van een goede aandacht voor de professionele vorming van de student (ondermeer door de stage), sterkere focus op methodologie doorheen de bacheloren de daarop aansluitende masteropleidingen, goede aandacht voor criminologierelevante onderwerpen in de combinatie-opleidingsonderdelen en in de betreffende examens). Voor een aantal pijnpunten is nog niet geremedieerd, zoals de realisatie van het concept begeleide zelfstudie op het niveau van de opleidingen, de drop-out analyse – hoewel die op het niveau van de opleiding moeilijk te realiseren is - de internationale mobliteit van studenten, het actieve gebruik van Engels door studenten en de ondervertegenwoordiging van vrouwen in het ZAP-kader. De Commissie stelt ook vast dat aan de bevindingen van de POC ter verbetering en optimalisering van de opleidingen goed gevolg wordt gegeven en deze worden aangegrepen om de opleidingen, ook reeds tijdens de loop van het eerste masterjaar ‘en cours de route’ bij te sturen waar nodig. De Commissie heeft zich beraden over de contouren waarbinnen de Engelstalige master dient te worden geplaatst. Zij vernam dat het Engelstalig programma gegroeid is uit de voorafgaande manama die zonder extra kosten diende te worden voortgezet, in de vorm van een Engelstalige initiële master. Dit betekent dat de bestaande mankracht (academisch en ondersteunend personeel) en de bestaande middelen van de faculteit toereikend dienen te zijn om deze opleiding kwalitatief te organiseren. De Commissie is van oordeel dat de Master of Criminology deze ambities realiseert – mede gelet op de restricties die aan het programma worden opgelegd. De Commissie geeft desalniettemin in overweging of het opheffen van vooral de financiële restricties (want op dit ogenblik moet het programma zelfbedruipend zijn) niet een horizon zou openen om het programma aantrekkelijker, met een sterkere internationale benadering van het domein van de criminologie, en dus met een sterker profiel in de markt te zetten. De Commissie meent dat dit programma, met een aangepast curriculum en ondersteund door diverse experten in de verschillende disciplines wel een parel aan de kroon van de faculteit zou kunnen worden. Daarnaast zou dit programma een beduidende groep internationale studenten kunnen aantrekken. De Commissie meent dat de kans om dit te realiseren met een programma dat omzeggens een ‘vertaalslag’ van een Nederlandstalig programma is, sterk gelimiteerd wordt, wat in haar mening geen recht doet aan de faculteit in het algemeen en aan de opleiding op zich. Katholieke Universiteit Leuven 171 Deel 2
5.3. Betrokkenheid studenten, medewerkers, alumni en beroepenveld De Commissie beoordeelt de betrokkenheid van studenten, medewerkers, alumni en het beroepenveld voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als voldoende. De verschillende geledingen die van belang zijn bij de onderwijsverstrekking door de opleidingen kunnen volgens de Commissie deelnemen aan de besluitvormingsprocessen en participeren aan de onderwijsorganisatie en aan de evaluatie van het onderwijsgebeuren. De studenten zijn formeel vertegenwoordigd op alle beleidsniveaus van de faculteit en de universiteit, maar de daadwerkelijke betrokkenheid en inbreng blijft nog beperkt. De studenten in de Master of Criminology zijn door middel van de studentenvertegenwoordigers voor de Nederlandstalige masteropleiding mee vertegenwoordigd in de POC. De Commissie stelt vast dat de opleidingen bereid zijn om effectief rekening te houden met de mening van de studenten. De opleidingsverantwoordelijken geven in het zelfevaluatierapport aan dat de academische staf ruime inspanningen levert om de studenten bewust te maken dat een studentenvertegenwoordiging belangrijk is, en dat ook de doorstroom van informatie van de studentenvertegenwoordigers naar de basis nog verder kan uitgebouwd worden (naast ondermeer de POC-community of TOLEDO, waarop POC verslagen aan de studenten worden gecommuniceerd). De Commissie heeft deze drempel ook vastgesteld tijdens de gesprekken die zij voerde en stelt vast dat de studenten gaandeweg ondervinden dat hun vertegenwoordiging binnen de opleidingen belangrijk is. De alumni zijn nu hoofdzakelijk door informele contacten betrokken bij curriculumbesprekingen en overleg. De Commissie stelde tijdens haar gesprekken met alumni een toenemende interesse van de alumni in de opleidingen vast. De Commissie meent dat een sterkere betrokkenheid van de alumni bij de opleiding en een actueel nascholingsaanbod voor de alumni nuttig kunnen zijn voor de alumni enerzijds en voor de opleiding anderzijds. Een afgevaardigde van de Vereniging van Afgestudeerde Leuvense Criminologen (VALC) wordt uitgenodigd op de POC-vergaderingen. De opleidingen onderhouden goede informele contacten met het beroepenveld (ondermeer door de diverse contacten van de staf met de professionele wereld), maar de Commissie meent dat het beroepenveld nog beter zou kunnen betrokken worden bij de opleidingen.
172 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
Conclusie bij onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg De Commissie beoordeelt het facet ‘evaluatie resultaten’ voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen als voldoende, het facet ‘maatregelen tot verbetering’ als goed en het facet’ betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ als voldoende. De Commissie heeft aldus een positief oordeel over dit onderwerp voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. De Commissie beoordeelt het facet ‘evaluatie resultaten’ voor de Master in de Criminologische Wetenschappen als voldoende, het facet ‘maatregelen tot verbetering’ als goed en het facet’ betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ als voldoende. De Commissie heeft aldus een positief oordeel over dit onderwerp voor de Master in de Criminologische Wetenschappen. De Commissie beoordeelt het facet ‘evaluatie resultaten’ voor de Master of Criminology als voldoende, het facet ‘maatregelen tot verbetering’ als goed en het facet’ betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ als voldoende. De Commissie heeft aldus een positief oordeel over dit onderwerp voor de Master of Criminology.
Katholieke Universiteit Leuven 173 Deel 2
Onderwerp 6:
Resultaten
6.1. Gerealiseerd niveau De Commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als goed. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van oordeel dat de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen academisch geschoolde bachelors criminologen van een degelijk niveau aflevert, die een brede basis aan kennis en vaardigheden hebben ontwikkeld, een goede wetenschappelijke vorming genieten en (wat bijzonder is voor universitaire opleidingen) goed worden voorbereid op de instap in de arbeidsmarkt door de eerste werkervaring tijdens de stage. De Commissie beoordeelt de kwaliteit van de stage en van de beoordeling ervan als goed, op basis van de ruime steekproef aan stageverslagen die zij tijdens het bezoek heeft kunnen inkijken. De Commissie meent aldus dat de opleiding in dit opzicht haar doelstellingen realiseert. De Commissie meent dat de bacheloropleiding goed voorbereidt op de (eigen) masteropleiding. De studenten gaven tijdens het gesprek met de Commissie aan dat zij opgeleid worden tot kritische en zelfstandige criminologen die kunnen bogen op een sterke methodologische vorming. De waardering voor de opleiding door de afgestudeerden is over de ganse lijn vrij hoog. Master in de Criminologische Wetenschappen en Master of Criminology De Commissie is van oordeel dat de criminologische wetenschappen academisch geschoolde criminologen van een degelijk niveau aflevert, die een brede basis hebben om in verschillende sectoren actief te zijn. Het gerealiseerd niveau blijkt ook uit de eindverhandelingen (sinds de invoering van de BAMA masterproeven genoemd), waarvan de Commissie het niveau als voldoende beoordeelt omdat deze een toereikend wetenschappelijk gehalte hebben en voldoen aan de eisen die gesteld worden aan een wetenschappelijke verslaggeving. De Commissie meent dat uit deze eindverhandelingen blijkt dat de studenten de bestudeerde materie op een kritische en wetenschappelijke wijze verwerkt hebben. De alumni (van de kandidatuur-licenties) gaven tijdens de gesprekken met de Commissie aan dat zij de sterke koppeling tussen het onderwijs en het onderzoek en de sterke focus op onderzoeksmethodologie als bijzonder waardevol ervaren, naast de goede voeling met de praktijk door de stage en de aandacht voor professionele aspecten binnen de opleiding. De alumni zijn over het algemeen tevreden over de opleiding die zij genoten. Voor ongeveer de helft zijn ze tewerkgesteld in een specifiek criminologische sector, en ongeveer 16% in sectoren die aansluiten bij de specifiek criminologische sector. De Commissie waardeert ook de georganiseerde voorlichting over de arbeidsmarkt maar meent dat er nog stappen dienen gezet te worden om de kwalificaties van de Masters te duiden aan de arbeidsmarkt.
174 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
De internationale mobiliteit van de studenten Criminologische Wetenschappen is laag. De Commissie heeft vastgesteld dat de opleiding wel degelijk inspanningen levert om de studenten te motiveren om deel te nemen aan een internationale uitwisseling, maar dat deze inspanningen niet veel effect hebben. De Commissie koppelt het laag percentage studenten dat deelneemt aan een (inter-) nationale uitwisseling voor een deel aan de éénjarige aard van de Masteropleiding, maar adviseert de opleidingsverantwoordelijken om hier verdere inspanningen voor te blijven leveren. De Engelstalige masteropleiding kan met het oog op de toekomst een vorm van internationalisering op gang brengen, waardoor ook een uitwisseling met de studenten van het Nederlandstalig programma kan gerealiseerd worden. De Commissie denkt daarbij aan samenwerkingsakkoorden met buitenlandse universiteiten, waardoor Vlaamse studenten in het buitenland kunnen studeren, de toegankelijkheid van de Engelstalige master voor Vlaamse studenten en het aanmoedigen van uitwisseling van ideeën tussen de Vlaamse en de internationale studenten over criminologische thema’s en theorieën. 6.2. Onderwijsrendement De Commissie beoordeelt het onderwijsrendement voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen, Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology als voldoende. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De slaagpercentages van de generatiestudenten Criminologische Wetenschappen aan de K.U.Leuven zijn weergegeven in grafiek 2. Gemiddeld slaagde 29 tot 42% van de generatiestudenten (op basis van de inschrijvingen voor de 1ste kandidatuur of het 1ste modeltraject van de bachelor). De Commissie stelt vast dat de drop-out in het eerste jaar hoog is. Ze erkent in deze dat het mogelijk is dat een groot aantal generatiestudenten wellicht faalt omwille van een verkeerde studiekeuze, een gebrekkige vooropleiding of een verkeerde inschatting van de zwaarte van de opleiding, maar hierover zijn bijzonder weinig gegevens beschikbaar. De Commissie vernam tijdens de gesprekken met de opleidingsverantwoordelijken dat er geen expliciet beleid wordt gevoerd betreffende de streefcijfers en de eindtermen impliciet als norm gesteld worden voor de gehele studentenpopulatie. De opleiding lijkt te mikken op excellentie van haar studenten. De Commissie meent dat een actief beleid ondermeer inhoudt dat er minstens een alarmprocedure is voor het geval, op basis van actieve metingen van het slaagpercentage en het volgen van deze resultaten, blijkt dat het slaagpercentage beneden een bepaalde grenswaarde zakt. Voor de inspanningen geleverd worden om de slaagkansen van de studenten te verhogen verwijzen de opleidingsverantwoordelijken naar het monitoraat. De Commissie meent in overeenstemming met de bevindingen van de vorige visitatiecommissie dat het bewaken van de minimale grenswaarde voor het ‘slagen’ in het Katholieke Universiteit Leuven 175 Deel 2
eerste jaar een punt van zorg is, wat nog de nodige aandacht dient te krijgen binnen de bacheloropleiding. De Commissie typeert de slaagpercentages in het eerste jaar als laag, mede gelet op de inspanningen van het monitoraat. Grafiek 2: Evolutie van de slaagpercentages van de generatiestudenten eerste kandidatuur/eerste Bachelor (vanaf 2004-2005) in de Criminologische Wetenschappen aan de Katholieke Universiteit Leuven van 1997-1998 2006-2007. 100%
80%
60%
40%
41%
37%
36%
01-02
02-03
32%
42%
43% 35%
26%
20%
0%
17%
97-98
14%
98-99
99-00
00-01
03-04
04-05
05-06
06-07
Voor de 2de kandidatuur /2de modeltraject van de bachelor (gemiddeld 79 studenten per jaar) (gemiddeld 144 sinds de 2004-2005) bedraagt het slaagpercentage 83%. Voor het derde jaar van de opleiding (de voormalige) eerste licentie/het 3de modeltraject in de bachelor (gemiddeld 88 studenten per jaar) ligt het slaagpercentage steeds rond 95%. Deze slaagpercentages zijn in de visie van de Commissie een mooi resultaat, dat toch wel in de lijn van de verwachtingen ligt, omdat de primaire selectie van de studenten gebeurt in de eerste jaren en het bijgevolg logischerwijze te verwachten is dat de slaagpercentages voor de master hoog zijn. Master in de Criminologische Wetenschappen en Master of Criminology Ongeveer 64% van de studenten die slagen, voltooit de studie binnen de voorziene termijn van 4 jaar. Deze gegevens hebben betrekking op het Kandidatuur-Licentiesysteem, omdat slaagcijfers voor de master nog niet voorhanden waren ten tijde van het bezoek. De Commissie staat positief tegenover de gemiddelde studieduur van de opleidingen (kandidatuur en licenties) in de Criminologische Wetenschappen, die aan de K.U.Leuven 4 jaar en 6 maanden bedraagt voor een basisduur van de opleidingen (2 kandidaturen en 2 licenties) van 4 jaar. De Commissie gebiedt waakzaamheid voor de studieduur in de master, gelet op het vooruitzicht dat de meerderheid van de studenten de masterproef niet in eerste zittijd zou gaan inleveren.
176 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
De Commissie stelt vast dat er voor beide opleidingen geen expliciet geformuleerde streefcijfers zijn, en er vooralsnog geen expliciet beleid ter zake wordt gevoerd: de slaagpercentages worden wel besproken in de POC, waar ook naar maatregelen voor remediëring wordt gezocht. De Commissie meent dat een expliciet beleid inzake streefcijfers de opleidingen kan helpen om de slaagcijfers te analyseren en daadwerkelijk mogelijke strategieën uit te tekenen.
Conclusie bij onderwerp 6: Resultaten Omdat zij het facet ‘gerealiseerd niveau’ als goed en het facet ‘onderwijsrendement’ als voldoende beoordeelt, heeft de Commissie een positief oordeel over het onderwerp ‘resultaten’ van de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. Omdat zij het facet ‘gerealiseerd niveau’ als goed en het facet ‘onderwijsrendement’ als voldoende beoordeelt, heeft de Commissie een positief oordeel over het onderwerp ‘resultaten’ van de Master in de Criminologische Wetenschappen. Omdat zij het facet ‘gerealiseerd niveau’ als goed en het facet ‘onderwijsrendement’ als voldoende beoordeelt, heeft de Commissie een positief oordeel over het onderwerp ‘resultaten’ voor de Master of Criminology.
Katholieke Universiteit Leuven 177 Deel 2
Integraal oordeel van de visitatiecommissie Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van oordeel dat de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen aan de Katholieke Universiteit Leuven voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en heeft aldus een positief eindoordeel over deze opleiding. Master in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van oordeel dat de Master in de Criminologische Wetenschappen aan de Katholieke Universiteit Leuven voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en zij heeft aldus een positief eindoordeel over deze opleiding. Master of Criminology De Commissie is van oordeel dat de Master of Criminology aan de Katholieke Universiteit Leuven voldoende generieke kwaliteitswaarborgen bieden en zij heeft aldus een positief eindoordeel over deze opleiding.
178 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
In het kader van het verbeterperspectief formuleert de Commissie de volgende suggesties Doelstellingen - treedt in overleg met het werkveld over de algemene en domeinspecifieke doelstellingen van de opleiding; - besteedt meer aandacht aan het ontwikkelen van ICT-vaardigheden en taalkennis in de doelstellingen; Specifiek voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen - bespreekt de doelstellingen voor de opleidingen meer expliciet met de studenten en met het AAP/BAP; - versterkt de aandacht voor de internationale dimensie van de discipline in de opleiding; - expliciteert het onderwijsconcept beter en licht de relatie tot de dagelijkse onderwijsaanpak duidelijker toe aan de studenten; - licht het gebruik van readers beter toe, en kadert het in het vigerend onderwijsconcept;
Programma - besteedt meer aandacht aan het ontwikkelen van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de opleidingen; - bespreekt het leidend onderwijsconcept expliciet met de staf en communiceert het meer expliciet naar de studenten toe; - stelt de examenroosters tijdig ter beschikking van de studenten; Specifiek voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen - neemt een meer expliciete internationale insteek in de curriculum opnieuw in overweging; - integreert (vooral in de eerste bachelor) meer werkcolleges, voor kleinere groepen en voorziet meer begeleiding daarvoor; Specifiek voor de Master in de Criminologische Wetenschappen - besteedt meer aandacht aan de actieve beheersing van het Engels; - onderzoekt uitwisselingsmogelijkheden met de andere Vlaamse universiteiten die een master in de criminologische wetenschappen aanbieden; - evalueert de haalbaarheid van de masterproef in het kader van het éénjarig programma en remedieert indien noodzakelijk;
Katholieke Universiteit Leuven 179 Deel 2
Specifiek voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en voor de Master of Criminology - stelt tijdig de syllabi ter beschikking van de studenten; - stelt de procedure voor de toewijzing van de masterproefonderwerpen bij, zodat ze meer in lijn is met het concept van zelfstandig en verantwoordelijk leren; Specifiek voor de Master of Criminology - omschrijft en documenteert de gevraagde taalkennis van de student beter bij instroom in het programma;
Inzet personeel - tracht de personeelsomkadering nog verder uit te breiden (ZAP, AAP voor begeleiding van oefensessies);
Materiële voorzieningen Specifiek voor de Master of Criminology - organiseert een onthaalmoment voor de internationale studentenpopulatie;
Interne kwaliteitszorg - betrekt vertegenwoordigers van het beroepenveld actiever bij de bestuursorganen van de opleiding; - initieert een kritische analyse over de eigen opleiding als hefboom om de operationalisering van de interne kwaliteitszorgmechanismen te ondersteunen;
Resultaten - blijft de internationale mobiliteit van de studenten verder stimuleren; - tekent een beleid inzake slaagcijfers en onderwijsrendement uit; Specifiek voor de Master in de Criminologische Wetenschappen en de Master of Criminology: - volgt de studieduur van de masterprogramma’s nauwgezet op, in relatie tot de haalbaarheid van het tijdig indienen van de masterproef; De Commissie heeft bij de reactie vanwege de K.U.Leuven met genoegen vastgesteld dat de Katholieke Universiteit Leuven inmiddels (in de tijd tussen het bezoek en de redactie van het rapport) al aan een aantal van haar aanbevelingen is tegemoetgekomen, wat zij bijzonder waardeert.
180 Katholieke Universiteit Leuven Deel 2
III
Universiteit Gent
Bachelor in de Criminologische Wetenschappen Master in de Criminologische Wetenschappen
Woord vooraf Conform haar opdracht geeft de visitatiecommissie (verder de Commissie genoemd) in dit rapport een oordeel over de zes onderwerpen uit het accreditatiekader en een integraal oordeel over de opleiding waarop de NVAO zich zal baseren bij de accreditatie. Tevens doet de visitatiecommissie in het kader van de verbeterfunctie van de kwaliteitszorg aanbevelingen om te komen tot kwaliteitsverbetering. De Universiteit Gent (verder de UGent genoemd) biedt de opleidingen ‘Bachelor in de Criminologische Wetenschappen’ en ‘Master in de Criminologische Wetenschappen’ aan, die ressorteren onder de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de UGent. In 2002 werd binnen de schoot van de Opleidingcommissie Criminologische Wetenschappen aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Gent (verder de UGent genoemd) gestart met de programmahervorming van de ‘Bachelor in de Criminologische Wetenschappen’ en van de ‘Master in de Criminologische wetenschappen’ die een omvorming zijn van respectievelijk de voorafgaande Kandidatuur en de Licentie in de Criminologische wetenschappen en dit naar aanleiding van de BaMa-hervorming in 2004-2005. Bijzonder aan de bacheloropleidingen in de Criminologische Wetenschappen in Vlaanderen is de stage in de derde bachelor, waardoor de professionele vorming van de criminologen wordt ondersteund. Voor de opleidingen aan de UGent betekent dit in hoofdzaak een verschuiving en uitbreiding in studiepunten van de stage in de vroegere eerste licentie Criminologie naar de derde Bachelor in de Criminologische Wetenschappen.
Universiteit Gent: Bachelor en Master 181 Deel 2
De Commissie bezocht de Bachelor en Master in de Criminologische Wetenschappen aan de UGent van 23 tot en met 25 april 2008. Het bachelorprogramma liep op dat ogenblik voor het vierde jaar. De masteropleiding is in het academiejaar 20072008 van start gegaan en liep toen voor de eerste keer. Hoewel de opleidingen nog verder in ontwikkeling zijn, naar aanleiding van de BaMa-hervorming, heeft de Commissie zich een goed beeld kunnen vormen van de bachelor- en masteropleiding in de Criminologische Wetenschappen aan de UGent. Haar oordeel is gebaseerd op de doelstellingen, eindtermen en programma’s, de doelstellingen en beschrijvingen van de verschillende opleidingsonderdelen en – soms ook bij extrapolatie – op de feitelijke gegevens (cursussen, handboeken, examenopgaven, studeerbaarheid, slaagpercentages, rendementen en personeelsgegevens). Voor de beoordeling van de beide programma’s heeft de Commissie ook de volgens het visitatieprotocol gevraagde documenten en de gesprekken met alle bij het onderwijs betrokken geledingen in overweging genomen. Voor haar oordeel over de masterproef heeft de Commissie zich mede gebaseerd op de eindverhandelingen van de licentiaatopleiding en de begeleidings- en evaluatienormen die aan de Masterproef worden gesteld. Ook de ervaringen van studenten en personeelsleden binnen de recent gestarte masteropleiding zijn mee in overweging genomen. De opleidingen in de Criminologische wetenschappen zijn in 2000 (visitatierapport maart 2001) voor het eerst gevisiteerd. De wijze waarop de opleidingen zijn omgegaan met de suggesties en aandachtspunten die de vorige visitatiecommissie heeft geformuleerd, is tijdens deze visitatie mee geëvalueerd.
182 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
Onderwerp 1:
Doelstellingen van de opleiding
De UGent heeft naar aanleiding van de toenemende aandacht voor ‘learning outcomes’ en competenties een competentiemodel ontwikkeld, waarbij de interpretatie van de Dublin-descriptoren, het ontwerp van het European ‘Qualification Framework for Lifelong Learning’ en de decretaal vastgelegde competenties voor academische bachelors en masters in Vlaanderen in overweging werden genomen. Daarnaast werden ook competentiemodellen van buitenlandse universiteiten geconsulteerd. Het competentiemodel bestaat uit zes competentiegebieden en houdt rekening met de bestaande eindcompetenties van de opleidingen en opleidingsonderdelen aan de UGent. Elk competentiegebied omvat een aantal competenties op bachelor- en op masterniveau, die verder worden opgesplitst in deelcompetenties, meestal met een niveauaanduiding in termen van toenemende complexiteit. Het zelfevaluatierapport beschrijft de doelstellingen en eindtermen van de bachelor- en masteropleiding Criminologische Wetenschappen als volgt: Bacheloropleiding Criminologische Wetenschappen (180 studiepunten) Doelstellingen De opleiding tot bachelor in criminologische wetenschappen is een academisch gerichte opleiding, die zich tot doel stelt de studenten te brengen tot een niveau van algemene en specifieke competenties, eigen aan het wetenschappelijk functioneren in het algemeen en aan het domein van de criminologische wetenschappen in het bijzonder. De opleiding tot Bachelor in de Criminologische Wetenschappen wordt in principe volledig in de Nederlandse taal onderwezen. De Bachelor in Criminologische Wetenschappen is gericht op de algemene vorming van de studenten en op het verwerven van academische competenties eigen aan het functioneren in het criminologisch domein. De bacheloropleiding in criminologische wetenschappen is op wetenschappelijk onderzoek gesteund. De bacheloropleiding in de criminologische wetenschappen beoogt in de eerste plaats een algemene en multidisciplinaire wetenschappelijke vorming van de studenten. De opleiding bereidt de studenten voor om op zelfstandige wijze, vertrekkend vanuit multidisciplinaire sociaal-wetenschappelijke inzichten en theoretische kennis, gewapend met methodologische vaardigheden en professionele attitudes, sociaal-wetenschappelijke vraagstukken met betrekking tot criminaliteitsfenomenen en de reacties erop te kunnen beantwoorden. De bacheloropleiding in criminologische wetenschappen wil de studenten tot een niveau van competenties brengen dat in eerste instantie toelaat een opleiding op masterniveau aan te vatten (bij voorkeur een masteropleiding criminologische wetenschappen), of in tweede instantie uit te stromen naar de arbeidsmarkt. De opleiding bereidt de studenten tevens voor op de zelfstandige professionele aanwending van de criminologische competenties in diverse beroepen, onder meer door het inbouwen van een stage in het werkveld, gekoppeld aan een hoor- en werkcollege. Desalniettemin is de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen in de eerste plaats een wetenschappelijke en generalistische studierichting. Dat houdt in dat de studenten niet voorbereid Universiteit Gent: Bachelor en Master 183 Deel 2
worden op de uitoefening van één welbepaald beroep in een specifieke sector. De klemtoon ligt op de vorming van professionelen die over de competenties beschikken om in een verscheidenheid van criminologisch relevante beroepen zelfstandig te kunnen functioneren. De basisfilosofie van de bacheloropleiding is de multidimensionele benadering van criminaliteits- en deviantiefenomenen (bestuderen van oorzaken en reacties) doorheen de verscheidene opleidingsonderdelen. De opleiding beoogt overigens niet enkel een geïntegreerd inzicht in de diverse schakels van de strafrechtsbedelingsketen (preventie, hulpverlening, wetgeving, opsporing, vervolging, straftoemeting, strafuitvoering), maar neemt ook alternatieve vormen van sociale reactie in overweging, zoals het civielrechtelijk, het medisch en het hulpverleningsmodel. De afstemming van de doelstellingen op de competenties van de bachelor in de criminologische opleiding De volgende kerncompetenties werden vastgelegd voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen: Competentiegebied 1: Competentie in criminologie en aanverwante wetenschappen: - B.1.1. Criminaliteits- en deviantiefenomenen en de reacties daarop kritisch benaderen vanuit algemene en criminologische referentiekaders en verschillende paradigmata, perspectieven en onderzoekstradities. - B.1.2. Lokale, regionale en nationale (Belgische) dimensies van strafrechtsbedeling kennen en deze kennis aanwenden bij criminaliteits- en deviantiefenomenen. - B.1.3. De Europese en internationale institutionele context van de strafrechtsbedeling kennen. - B.1.4. Inzicht hebben in de basisbeginselen van de belangrijkste disciplines die een bijdrage leveren aan de criminologische studie van deviantie- en criminaliteitsfenomenen en hun samenhang met de criminologie duiden (multidisciplinariteit). - B.1.5. Inzicht hebben in de methodologieën van onderzoek en het belang ervan voor de criminologie aantonen. - B.1.6. Naar gelang van de eigen interesse of persoonlijke voorkeur gespecialiseerd inzicht hebben in een aantal gebieden/specialismen/sectoren van de criminologische wetenschappen. Competentiegebied 2: Wetenschappelijke competentie (Onderzoek en ontwerp): - B.2.1. Criminologisch relevante bronnen en wetenschappelijke literatuur identificeren, naar waarde schatten, selecteren, verwerken en kritisch benutten. - B.2.2. Criminaliteits- en deviantiefenomenen en reacties daarop kritisch analyseren vanuit verschillende theoretische referentiekaders en vertalen naar criminologische vraagstellingen. - B.2.3. Een praktijkvraagstuk vertalen naar een criminologisch relevante probleemstelling. - B.2.4. Analysetechnieken (kwalitatief en kwantitatief) van sociaal-wetenschappelijk onderzoek adequaat toepassen en de resultaten ervan correct evalueren.
184 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
Competentiegebied 3: Intellectuele competentie: - B.3.1. Een kritische professionele houding hebben, die getuigt van sociaal inlevingsvermogen, openheid, waardenbewustzijn. - B.3.2. Kritisch reflecteren op eigen denken, beslissen en handelen en dit daarmee bijsturen. - B.3.3. Getuigen van een onderzoekende houding, wetenschappelijke nieuwsgierigheid, bereidheid tot zelfstudie, en een ingesteldheid tot ‘levenslang leren’. - B.3.4. Innovatieve en creatieve ideeën durven aankaarten. Competentiegebied 4: Competentie in samenwerken en communiceren: - B.4.1. Een heldere uiteenzetting geven over een criminologisch onderwerp en deelnemen aan actuele discussies. - B.4.2. Literatuurstudie, analyse en originele aanbevelingen bij deviantie- en criminaliteitsfenomenen neerschrijven in een kwaliteitsvolle paper. - B.4.3. Samenwerken aan projecten met mensen actief in het criminologisch werkveld. - B.4.4. Wetenschappelijk en vakspecifiek jargon in het Nederlands, Frans en/of Engels beheersen en toepassen. Competentiegebied 5: Maatschappelijke competentie: - B.5.1. Zich bewust zijn van de waarden en plichten waarop criminologen hun professioneel en wetenschappelijk werk grondvesten. - B.5.2. Getuigen van maatschappelijke dienstbaarheid en betrokkenheid. - B.5.3. Inzicht hebben op de relatie maatschappij – overheid – individu – praktijk. Competentiegebied 6: Beroepsspecifieke competentie: - B.6.1. Verdere studie- of beroepsmogelijkheden weloverwogen kiezen en zelfstandig functioneren in een werkdomein. De doelstellingen van de bacheloropleiding in relatie tot de academische eisen zijn: - Het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid (B.1.2.; B.2.2.; B.6.1.); het verwerven en verwerken van informatie (B.1.3.; B.2.1.; B.2.4.), het vermogen tot kritische reflectie (B.1.1.; B.3.2.; B.4.1.; B.4.2.; B.5.1.); creativiteit (B.3.4.; B.4.2.); het kunnen uitvoeren van eenvoudige managementtaken (B.3.2.; B.4.1.; B.4.3.); het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren (B.4.1.; B.3.4.; B.3.2.; B.3.3.); - Het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties als een onderzoekende houding, kennis hebben van onderzoeksmethoden en -technieken en deze adequaat kunnen toepassen, het vermogen om de relevante data te verzamelen die een oordeelsvorming over maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische vraagstukken kunnen sturen, een appreciatie van de onzekerheid, de ambiguïteit en de grenzen van de competenties tot het probleemgestuurd initiëren van onderzoek (B.2.1.; B.2.2.; B.2.3.; B.2.4.); - Het begrip van de wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, een systematische kennis van de kernelementen van een Universiteit Gent: Bachelor en Master 185 Deel 2
discipline met inbegrip van het verwerven van coherente en gedetailleerde kennis deels geïnspireerd door de nieuwste ontwikkelingen van de discipline en een begrip van de structuur van het vakgebied en de samenhang met andere vakgebieden (B.1.1.; B.1.3.; B.1.4.; B.1.5.; B.1.6.).
Master in de Criminologische Wetenschappen (60 studiepunten) Doelstellingen De opleiding tot Master in de Criminologische Wetenschappen is – net zoals de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen – een academisch gerichte opleiding, gesteund op wetenschappelijk onderzoek, maar stelt zich daarenboven tot doel de studenten te brengen tot een meer gevorderd niveau van algemene en specifieke eindcompetenties eigen aan het wetenschappelijk functioneren in het algemeen en aan het domein van de criminologische wetenschappen in het bijzonder. De masteropleiding in de criminologische wetenschappen stelt zich tot doel studenten competenties bij te brengen om op een professionele manier in beleidsvoorbereidende, beleidsondersteunende, beleidsevaluerende én beleidsvoerende beroepen volwaardig en zelfstandig te kunnen functioneren. Deze competenties kunnen zich uitstrekken over de domeinen van het strafrechtelijk beleid sensu lato en sensu stricto (de strafrechtsbedeling), het opsporingbeleid, het drugsbeleid, het preventiebeleid en andere relevante beleidsdomeinen die zich situeren in de opleiding van bachelor en master in de criminologische wetenschappen. De masteropleiding in de criminologische wetenschappen stelt zich enerzijds tot doel de student de mogelijkheid te bieden zich in een aantal specialismen, sectoren of bijzondere vraagstukken van de criminologische wetenschappen grondiger te verdiepen. De basisfilosofie van de masteropleiding blijft een multidimensionele benadering van criminaliteits- en deviantiefenomenen (het bestuderen van oorzaken en reacties) doorheen de verscheidene opleidingsonderdelen. De opleiding beoogt een geïntegreerd inzicht in de diverse schakels van de strafrechtsketen (preventie, hulpverlening, wetgeving, opsporing, vervolging, straftoemeting, strafuitvoering), maar neemt ook -net als in het bachelorprogramma- alternatieve vormen van sociale reactie in overweging, zoals het civielrechtelijk, het medisch en het hulpverleningsmodel. De masteropleiding in de criminologische wetenschappen stelt zich anderzijds tot doel de competenties van de student met betrekking tot de Europese en internationale aspecten van de individuele en maatschappelijke reactie op deviantie en criminaliteit, met inbegrip van de criminele politiek, m.b.t. de verschillende fasen van de strafrechtsbedeling, te verbreden. De masteropleiding criminologische wetenschappen heeft tot algemeen doel studenten te brengen tot een competentieniveau dat noodzakelijk is voor de zelfstandige beoefening van de multi- en interdisciplinaire studie van deviantie- en criminaliteitsfenomenen en de individuele en maatschappelijke reactie daarop, of voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke competenties in criminologisch relevante beroepen. De studenten moeten zelfstandig – en gebruik makend van hun theoretische inzichten, hun ruimere visie op de maatschappelijke werkelijkheid en hun kennis over criminologische methoden en technieken – in staat zijn tot het formuleren, het onderzoeken en het oplossen van criminologische vraagstellingen. De masteropleiding wordt afgesloten met een ‘masterproef’, die blijk geeft van het zelfstandig probleemoplossend vermogen.
186 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
Afstemming van de doelstellingen op de competenties van de master in de Criminologische wetenschappen De volgende kerncompetenties (verder aangeduid met hun randnummer) werden vastgelegd voor de master in de criminologische wetenschappen: Competentiegebied 1: Competentie in criminologie en aanverwante wetenschappen (Kennis): - M.1.1. Persoonlijke originele en kritische reflecties op de criminaliteits- en deviantiefenomenen formuleren en beleidsanalyses over de reacties daarop maken. - M.1.2. (Crimineel-)politieke kennis van de actoren, beleidsprocessen, besluitvormingsprocessen op verschillende beleidsniveaus in relevante sectoren en op diverse beleidsniveaus zelfstandig toepassen bij criminaliteits- en deviantiefenomenen. - M.1.3. Criminaliteits- en deviantiefenomenen en de reacties daarop zelfstandig benaderen vanuit achterliggende Europese institutionele contexten. - M.1.4. Criminaliteits- en deviantiefenomenen multidimensioneel benaderen met het oog op een polyvalente aanpak. - M.1.5. Methoden van onderzoek bij eigen onderzoek gebruiken. - M.1.6. Verdiepende of verbredende inzichten wetenschappelijk verantwoord aanwenden. Competentiegebied 2: Wetenschappelijke competentie (Onderzoek en ontwerp): - M.2.1. Wetenschapskritisch inzicht hebben in criminologisch relevante bronnen en wetenschappelijke literatuur en deze origineel en persoonlijk gebruiken. - M.2.2. Vanuit een visie op theorie en onderzoek criminaliteits- en deviantiefenomenen en reacties daarop kritisch analyseren en operationaliseren. - M.2.3. Een relevant en samenhangend onderzoeksopzet uitschrijven. - M.2.4. Zelfstandig passende analysetechnieken selecteren, uitvoeren en de resultaten hiervan kritisch interpreteren. - M.2.5. Eigen onderzoek opzetten, uitvoeren en evalueren. Competentiegebied 3: Intellectuele competentie: - M.3.1. Een kritische professionele houding hebben die getuigt van constructief en generalistisch oordeelsvermogen, kritische distantie en zelfstandig denken. - M.3.2. Zelfstandig systematisch en kritisch reflecteren over het eigen denken en bijgestuurd handelen. - M.3.3. Blijk geven van een actieve houding tegenover actualiteit, permanente kennisontwikkeling, ‘levenslang leren’ en een wetenschappelijke gerichtheid. - M.3.4. Innovatief beleidsgericht, beleidsvoorbereidend en beleidsondersteunend denken. Competentiegebied 4: Competentie in samenwerken en communiceren: - M.4.1. Eigen wetenschappelijk onderzoek en ideeën communiceren. - M.4.2. Eigen wetenschappelijk onderzoek en ideeën neerschrijven in een kwaliteitsvol rapport. - M.4.3. Afhankelijk van de situatie gepast inspirerend, adviserend of beginnend leidinggevend communiceren, samenwerken en handelen.
Universiteit Gent: Bachelor en Master 187 Deel 2
Competentiegebied 5: Maatschappelijke competentie: - M.5.1. Inzicht hebben in de maatschappelijke rollen en de relevantie van de criminologie(beoefenaar) en van de daarmee samenhangende ethische, culturele en juridische vraagstukken. - M.5.2. Getuigen van maatschappelijke verantwoordelijkheid. - M.5.3. Openstaan voor het criminologisch debat. Competentiegebied 6: Beroepsspecifieke competentie: - M.6.1. In een verscheidenheid van criminologische beroepssituaties zelfstandig en beginnend leidinggevend functioneren. - M.6.2. Zelfstandig criminologisch onderzoek kunnen verrichten en zich inpassen in een groep die sociaal-wetenschappelijk onderzoek verricht. De doelstellingen van de masteropleiding in relatie tot de academische eisen zijn: - Het beheersen van algemene competenties op een gevorderd niveau als het vermogen om op een wetenschappelijke wijze te denken en te handelen, het om kunnen gaan met complexe problemen, het kunnen reflecteren op het eigen denken en werken en het kunnen vertalen van die reflectie naar de ontwikkeling van meer adequate oplossingen, het vermogen tot het communiceren van het eigen onderzoek en probleemoplossingen met vakgenoten en leken en het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere context (M.1.1.; M.1.2.; M.2.2., M.3.2.; M.3.3.; M.4.1.; M.4.2.; M.4.3.); - Het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau als het kunnen gebruiken van methoden en technieken in onderzoek, het kunnen ontwerpen van onderzoek, het kunnen toepassen van paradigma’s in het domein van de wetenschappen of kunsten en het kunnen aanduiden van de grenzen van paradigma’s, het vermogen tot originaliteit en creativiteit met het oog op het continu uitbreiden van deze competenties en het samen kunnen werken in een multidisciplinaire omgeving (M.2.1.; M.2.2.; M.2.3.; M.2.4.: M.3.1.; M.3.2.; M.3.3.; M.3.4.; M.4.1.; M.4.2.; M.4.3.); - Een gevorderd begrip en inzicht in de wetenschappelijk-disciplinaire kennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, inzicht hebben in de nieuwste kennis van het vakgebied of delen ervan, in staat zijn om de wijze waarop de theorievorming beweegt te volgen en te interpreteren, in staat zijn om in een of enkele delen van het vakgebied een originele bijdrage aan de kennis te leveren en het bezitten van specifieke bij het vakgebied horende vaardigheden als ontwerpen, onderzoeken, analyseren en diagnosticeren (M.1.1.; M.1.2.; M.1.3.; M.1.4.; M.1.5.; M.1.6.); - Hetzij het beheersen van de competenties nodig voor het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek of de zelfstandige beoefening van de kunsten op het niveau van een beginnend onderzoeker of kunstenaar, hetzij het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke of artistieke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar (M.2.1.; M.2.2.; M.2.3.; M.2.4.; M.2.5.).
188 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
1.1. Niveau en oriëntatie van de academische opleidingen in de Criminologische Wetenschappen De Commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de bachelor- en van de masteropleiding als goed. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De doelstellingen van de bacheloropleiding stroken met artikel 58 van het Structuurdecreet en voldoen aan de criteria die de Commissie in haar referentiekader heeft vastgelegd. Ze zijn voldoende gericht op het verwerven van algemene en van wetenschappelijk-disciplinaire competenties. De doelstellingen zijn goed gericht op het verwerven van systematische kennis van de kerndisciplines en op het ontwikkelen van een kritische houding. De integratie van de drie componenten (kennis, vaardigheden en attitudes) wordt duidelijk omschreven in de vorm van competenties die voor de diverse opleidingsonderdelen en voor de opleiding als geheel worden beoogd. De Commissie is van mening dat er in de doelstellingen duidelijke aandacht is voor ethiek en voor het ontwikkelen van onderzoeksattitudes. De Commissie meent dat de aandacht voor de internationale dimensie van de discipline in de bacheloropleiding nog versterkt kan worden. De Commissie waardeert dat er in de doelstellingen en competenties aandacht is voor het (passieve) taalgebruik van de bachelorstudent (in het Frans en in het Engels). De Commissie meent dat ook de aandacht voor het ontwikkelen van ICT-vaardigheden, zoals het gebruik van softwarepakketten in de competenties expliciet dient te worden opgenomen. De Bachelor in de Criminologische Wetenschappen beoogt op de eerste plaats een doorstroom naar de Master in de Criminologische Wetenschappen of naar aanverwante masteropleidingen. De opleiding heeft volgens de Commissie goede eindcompetenties uitgewerkt om een dergelijke doorstroom mogelijk te maken. Daarnaast is er ook een goede aandacht voor de eisen van het beroepenveld, in de formulering van de competenties. De Commissie waardeert ten zeerste dat de opleidingsverantwoordelijken van de bacheloropleiding (ondanks het vervallen van de wettelijke verplichting dienaangaande) ook hebben stilgestaan bij het professioneel uitstroomprofiel van de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen naar de arbeidsmarkt en in het bijzonder goede aandacht hebben voor de professionele competenties van de bachelor. Deze komen hoofdzakelijk tot uiting in de doelstellingen van de stage in de derde bachelor die gekoppeld is aan een hoor- en werkcollege. De Commissie meent dat deze competenties nog bij het werkveld dienen te worden afgetoetst. De opleidingsdoelstellingen worden kenbaar gemaakt aan externen en aan de instromende studenten via verschillende informatiekanalen (bv. opleidingskaarten, opleidingsonderdeelfiches (ECTS-fiches), onthaalweek en toelichting tijdens de eerste les van elk opleidingsonderdeel). De studenten waarmee de Commissie tijdens het bezoek sprak gaven aan dat zij goed vertrouwd zijn met de doelstellingen. Universiteit Gent: Bachelor en Master 189 Deel 2
Master in de Criminologische Wetenschappen De doelstellingen en eindtermen van de masteropleiding zijn in overeenstemming met artikel 58 van het Structuurdecreet en voldoen aan de criteria die de Commissie in haar referentiekader heeft vastgelegd. De doeltellingen en eindtermen zijn omschreven in relatie tot competenties. Er is voldoende aandacht in de doelstellingen van de masteropleiding voor het beheersen van algemene en algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau en voor het beheersen van wetenschappelijk-disciplinaire kennis. Er is ook voldoende aandacht in de doelstellingen voor het beheersen van onderzoekscompetenties en voor het ontwikkelen van een geïntegreerde kritische visie. De Commissie heeft tijdens haar bezoek vastgesteld dat de doelstellingen, eindtermen en competenties van de masteropleiding goed bekend zijn bij de studenten vanaf de aanvang van de opleiding. De Commissie is van mening dat de doelstellingen van de master meer gericht zijn op toepassing en integratie van kennis, vaardigheden en attitudes in vergelijking tot de bacheloropleiding – wat ook te verwachten is van een masterniveau – en dat de opleidingsonderdelen meer gericht zijn op het verdiepen van kennis en op het leggen van onderlinge relaties en verbanden, in vergelijking tot de bacheloropleiding en meent dat de doelstellingen van de masteropleiding daardoor (in vergelijking tot de bacheloropleiding) tegemoet komen aan het concept ‘competentie’ in de betekenis van de integratie van kennis, inzicht en vaardigheden, zoals omschreven is. De Commissie meent dat er ook voldoende aandacht is voor de internationale dimensie in de doelstellingen van de masteropleiding. 1.2. Domeinspecifieke eisen De Commissie beoordeelt de domeinspecifieke eisen van de bachelor- en de masteropleiding als goed. De domeinspecifieke doelstellingen van de bachelor- en de masteropleidingen voldoen aan de criteria die de Commissie in haar referentiekader heeft vastgelegd en zijn voldoende afgestemd op de eisen van (buitenlandse) vakgenoten en de wetenschappelijke discipline. Deze afstemming blijkt ondermeer uit het gebruik van internationale literatuur in de bachelor en van het (inter)nationaal onderzoek van de docenten in de masteropleiding. De studenten zijn vertrouwd met de domein specifieke doelstellingen van de opleidingen. De Commissie stelt vast dat er in de bachelor verantwoorde keuzes worden gemaakt en de gekozen domeinen goed worden uitgediept. De Commissie is van mening dat ook voor de domeinspecifieke doelstellingen overleg met het werkveld noodzakelijk is, wat nu op eerder impliciete wijze – door de contacten van de staf met de beroepspraktijk en het beroepenveld – wordt gerealiseerd. De doelstellingen van de bachelor zijn uitgewerkt met het oog op de master, waarmee bedoeld wordt dat de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen deze doelstellingen bereikt, maar op een minder gevorderd niveau dan de Master in de Criminologische Wetenschappen.
190 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
De domeinspecifieke doelstellingen hebben een academische focus en zijn daarnaast ook beleidsgericht. Verder hebben de domeinspecifieke doelstellingen oog voor de professionele vorming van de criminoloog, waaronder ook voor de mogelijke uitstroom naar de arbeidsmarkt van de bachelors. Deze aandacht concretiseert zich ondermeer in de goede aandacht voor de professionele training en vorming van de student in de stage, die gekoppeld is aan een hoor- en werkcollege. De stage beoogt de studenten in contact te brengen met de praktijk en heeft als doel de student de interactie tussen de leercontext en de praktijk te doen ervaren aan de hand van een duidelijk omschreven project waarin de theoretische inzichten (multidisciplinair en sociaal-wetenschappelijk) getoetst worden aan de praktijk. De doelstellingen van de stage zijn als na te streven competenties geformuleerd in het zelfevaluatierapport: - Criminologische kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes zelfstandig kunnen aanwenden in het professionele werkveld. De verworven theoretische inzichten kunnen aan de praktijk worden getoetst. De theorie kan op haar beurt ook bevrucht worden door de in de praktijk gegroeide werkmodellen en ervaringen. Via de stage dienen de studenten eindcompetenties in samenwerken en communiceren, maatschappelijke competenties en vooral beroepsspecifieke competenties te verwerven; - Grondige kennis van en inzicht in de concrete sector (waar stage werd gelopen) bezitten. De stagiair dient zich op een persoonlijke wijze in te schakelen in het arbeidsproces en een actieve, constructieve bijdrage te leveren voor het functioneren van de stageplaats; - Een open en correcte basishouding leren aannemen ten aanzien van hun cliënten en collega’s, waarmee ze tijdens de uitoefening van hun (criminologisch) beroep moeten werken (respect, waardering, belangstelling, objectiviteit, …); - Bereid zijn zich te verdiepen en zich in te leven in de uiteenlopende situaties, perspectieven, en beleving van criminaliteitsfenomenen (en de reacties daarop) door diverse doelgroepen en actoren in het werkveld (‘empathisch vermogen’); - Oog leren hebben voor de maatschappelijke rol en de relevantie van de criminologie(-beoefenaar) en van de daarmee samenhangende ethische, culturele en juridische vraagstukken; - Zich bewust worden van de waarden en plichten waarop criminologen hun professioneel en wetenschappelijk werk grondvesten.
De Commissie meent dat er in de masteropleiding een grotere specifieke aandacht moet zijn in de doelstellingen (alsook in het programma) voor de actieve beheersing van het Engels met betrekking tot de disciplines van de criminologie.
Universiteit Gent: Bachelor en Master 191 Deel 2
Conclusie bij onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Vermits de Commissie de facetten ‘Niveau en oriëntatie’ en ‘Domeinspecifieke eisen’ voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen als goed beoordeelt heeft zij een positief oordeel over de doelstellingen van de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. Vermits de Commissie de facetten ‘Niveau en oriëntatie’ en ‘Domeinspecifieke eisen’ voor de Master in de Criminologische Wetenschappen als goed beoordeelt heeft zij een positief oordeel over de doelstellingen van de Master in de Criminologische Wetenschappen.
192 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
Onderwerp 2:
Programma
Bachelor in de Criminologische Wetenschappen Het bachelorprogramma bevat 180 studiepunten (SP) en bevat 3 modeltrajecten (ingericht als eerste, tweede en derde bachelorjaar). Elk modeltraject is ingedeeld in 2 semesters van ongeveer 30 studiepunten. De beschrijving van het programma is gebaseerd op de informatie die in het zelfevaluatierapport en in de informatiebrochure ‘Bacheloropleidingen aan de Universiteit Gent, Criminologie’ wordt omschreven. De modeltrajecten van de bachelor zijn erop gericht de student een brede, inleidende en multidisciplinaire basisvorming te geven, met als doel de student te wapenen om criminaliteitsfenomenen en diverse reacties daarop in een ruimere maatschappelijke en wetenschappelijke context te plaatsen, te duiden en te analyseren. Het bachelorprogramma maakt onderscheid tussen de volgende algemene opleidingsonderdelen (plichtvakken): - Algemeen vormende basisopleidingonderdelen (bv. ‘Sociale Psychologie’, ‘Sociologie’, ‘Biologische Antropologie’, ‘Belgische Binnenlandse Politiek’, ‘Moraalfilosofie’). - Methodologische opleidingonderdelen (bv. ‘Encyclopedie van de Criminologische Wetenschappen’, ‘Statistiek’, ‘Kwantitatieve Methoden en Technieken in de Criminologie’, ‘Kwalitatieve Methoden en Technieken in de Criminologie’ en ‘Criminografie’). - Specifiek criminologische opleidingsonderdelen (bv. ‘Criminologie’, ‘Etiologische Criminologie’, ‘Criminologie van de Strafrechtsbedeling’ en ‘Jeugdcriminologie en Jeugdrecht’, ‘Europese en Internationale Instellingen’, ‘Politionele en Gerechtelijke Organisatie’). - Algemene juridische vakken (bv. ‘Grondslagen van het (straf)Recht’, ‘Belgisch publiek recht’). - Specifieke juridische opleidingsonderdelen (bv. ‘Materieel en Formeel Strafrecht’, ‘Jeugdcriminologie en Jeugdrecht’). - Opleidingsonderdelen gelinkt aan de sociale sector (bv. ‘De welzijnszorg en het Sociaal Beleid’, ‘Drugsfenomenen’, ‘Forensisch Welzijnswerk’). Daarnaast wordt een ruim aanbod aan keuzeopleidingsonderdelen voorzien die diverse domeinen bestrijken: bv. het criminologisch anderstalige jargonkennis, sociologie, filosofie, methodologie en technische opleidingsonderdelen, naast informatiegerelateerde opleidingsonderdelen, keuzeopleidingsonderdelen verwant aan de sociale sector, verdiepende rechtsopleidingsonderdelen, werking van de criminologische instituties, de maatschappijgerichte structuur, alsook uit de lerarenopleidingen. In de eerste bachelor zijn er geen keuzeopleidingsonderdelen voorzien, in de tweede bachelor zijn er 42 tot 45 Studiepunten (SP) verplichte opleidingsonderdelen en voor Universiteit Gent: Bachelor en Master 193 Deel 2
15 tot 18 SP keuzeopleidingsonderdelen. De derde Bachelor bestaat uit verplichte opleidingsonderdelen (36 – 39 SP), keuzeopleidingsonderdelen (5 tot 8 SP), de stage (10 SP) en de bachelorproef (6 SP). De stage situeert zich in een criminologische relevante arbeidsplaats, binnen één van de volgende domeinen: ‘Politie’, ‘Justitie’,’Sociaal’ of ‘Onderzoek en Beleid’. Master in de Criminologische Wetenschappen Het programma van de master bevat 60 SP en bestaat uit 2 semesters van ongeveer 30 studiepunten. Het programma van de master bestaat uit een éénjarig modeltraject dat aansluit bij de bachelor in de criminologische wetenschappen. De onderstaande beschrijving van het programma is gebaseerd op de informatie die in het zelfevaluatierapport en in de informatiebrochure ‘Masters faculteit Rechtsgeleerdheid 2008 van de UGent’ wordt beschreven. Het programma zet in op wetenschappelijk onderzoek en criminologische verdieping, alsook op integratie van kennis, vaardigheden en attitudes binnen de kennisdomeinen die in de bacheloropleiding geïnitieerd werden. Het masterprogramma bestaat uit: - een aantal verplichte opleidingsonderdelen (28 SP) (bv. Theoretische Criminologie’, ‘Methoden van Criminologisch Onderzoek: Ontwerp en Dataverzameling’, ‘Bijzondere Vraagstukken in de Criminologie’ (vak met twee opties: Financieel-Economische Delinquentie of Drugsbeleid), ‘Criminaliteitspreventie’, ‘Strafrechtelijk Beleid’, ‘Penologie’ en ‘Deontologie en Integriteitsbewaking’). - een selectie van 3 keuzeopleidingsonderdelen (voor 12 SP) uit de lijst (bv. ‘Internationaal Strafrecht’, ‘Bijzonder Strafrecht’, ‘Rechten van het Kind’, ‘Samenlevingsopbouw’, ‘Filosofie en Ethiek van de Hulpverlening in het Welzijnswerk’, ‘Publieke Politiestudies’, ‘Private Politiestudies’, ‘Kritische Criminologie en de Strafrechtsbedeling I/II’, ‘Gerechtelijke Geneeskunde’, ‘Politieke Economie’, ‘Criminalistiek’, ‘Forensische Psychiatrie’, ‘Historische Criminologie’, ‘Rechtssociologie’, ‘Multivariate Analyse’, ‘Psychologische Modellen voor Normoverschrijdend Gedrag’, ‘Management in de Strafrechtsbedeling’, ‘Rechtseconomie’, ‘Rechtsantropologie’, ‘Recht en Gender’ en ‘Europees Beleid inzake Justitie en Binnenlandse Zaken’). - de masterproef (20 SP). Eén van de opleidingsonderdelen kan ook gekozen worden uit het aanbod van de Master in de Criminologische Wetenschappen van de Vrije Universiteit Brussel of de Katholieke Universiteit Leuven of uit het aanbod van een bachelor- of masterprogramma van de Universiteit Gent, indien de relevantie van de keuze geduid wordt. Er kan ook een opleidingsonderdeel uit de Specifieke Lerarenopleiding Criminologische Wetenschappen gekozen worden. Verder kunnen studenten keuzeopleidingsonderdelen volgen die aan hogescholen gedoceerd worden. Daarnaast kunnen één
194 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
of meerdere opleidingsonderdelen uit het masterprogramma gevolgd worden aan een andere Europese universiteit in het kader van een Erasmus-uitwisseling, mits toestemming van de Examencommissie. De opleidingsverantwoordelijken gaven tijdens de gesprekken aan dat de BAMAhervorming geleid heeft tot een verhoogd percentage criminologische opleidingsonderdelen in de eerste en in de tweede bachelor, dat er een ruimere invulling is van de sociaal-wetenschappelijke opleidingsonderdelen en een sterkere nadruk is gelegd op methodologie en taalonderwijs. Daarnaast is ook de focus op schriftelijke en mondelinge vaardigheden versterkt. 2.1. Relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma De Commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma voor de bacheloropleiding als voldoende en voor de masteropleiding als goed. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van mening dat het bachelorprogramma een adequate concretisering is van de eindkwalificaties van de opleiding, op het niveau van de opleidingsonderdelen alsook op het niveau van de gehele opleiding. Het programma biedt de studenten goede mogelijkheden om de doelstellingen te bereiken en voldoende mogelijkheden om de beoogde competenties te verwerven. Doorheen de bachelor opleiding is er goede aandacht voor theoretische kennis, voor inzichtvorming en voor het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden. Het academisch niveau van de bacheloropleiding blijkt ondermeer ook uit het ruime aanbod wetenschappelijke literatuur waaraan gerefereerd wordt binnen de diverse opleidingsonderdelen. De bacheloropleiding heeft ook voldoende aandacht voor de internationale dimensie. De Commissie spreekt ook haar bijzondere waardering uit over de aansluiting van het toegeleverd onderwijs (andere dan specifieke criminologie opleidingsonderdelen) in de bacheloropleiding bij de aard en specificiteit van de criminologie. Aan de nodige sterkere aandacht voor methodologie in het basiscurriculum, zoals aangegeven door de vorige visitatiecommissie, is ruim gehoor gegeven, maar de Commissie stelt voor om van het keuzeonderdeel ‘Informatieverwerking in de criminologie’ – gedoceerd in de derde bachelor – een verplicht opleidingsonderdeel te maken, als noodzakelijk sluitstuk voor het onderwijs in de methoden en technieken. Daarbij zouden de studenten bijvoorbeeld de keuze kunnen maken om zich verder te bekwamen in kwantitatieve dan wel kwalitatieve (analyse)methoden. Nu kan het voorkomen dat studenten tijdens de masterproef vaststellen dat ze de noodzakelijke analysevaardigheden missen. Een lacune in deze is tijdens de master nog moeilijk te repareren.
Universiteit Gent: Bachelor en Master 195 Deel 2
De Commissie meent dat er meer aandacht kan besteed worden aan het ontwikkelen van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de bachelorjaren (bv. door meer groepswerk en presentaties in de bachelor, ondanks de grote studentengroepen). De Commissie waardeert dat de bacheloropleiding de professionele vorming en praktijkervaring van de criminoloog koppelt aan een stage in het beroepenveld (minstens 300 uur in de derde bachelor, gekoppeld aan diverse intervisiemomenten in kleine groepen studenten en een stageverslag). De student krijgt daardoor de kans om professionele competenties aan te scherpen en de link tussen de theorie en de praktijk te leggen. Er is goede aandacht voor het gebruik van bronnen en bronvermelding, alsook voor het fenomeen plagiaat en de detectie ervan, in het bijzonder in het kader van het opleidingsonderdeel ‘Encyclopedie van de Criminologische Wetenschappen’. Master in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van mening dat het masterprogramma een meer dan adequate concretisering is van de eindkwalificaties van de opleiding, op het niveau van de opleidingsonderdelen alsook op het niveau van de gehele opleiding. De masteropleiding is – in de visie van de Commissie – meer expliciet op integratie gericht dan de bacheloropleiding en biedt de studenten goede mogelijkheden om de doelstellingen te bereiken en voldoende mogelijkheden om de vooropgestelde competenties te verwerven. Het academisch niveau van de masteropleiding blijkt duidelijk uit het gebruik van (internationale) onderzoeksgerelateerde contexten in de opleidingsonderdelen en uit het ruime aanbod aan wetenschappelijke literatuur waaraan wordt gerefereerd in de diverse opleidingsonderdelen, uit de aandacht voor de internationale dimensie en de verdere ontwikkeling van discipline-specifieke kennis en inzichten. Aan het ontwikkelen van schriftelijke en mondelinge vaardigheden wordt in de masteropleiding goede aandacht besteed (via papers, presentaties en discussies) die voortbouwen op de competenties die in de bachelor worden geïnitieerd. De opleidingen Bachelor en Master in de Criminologische Wetenschappen aan de UGent hebben geen verplichte taalopleidingsonderdelen in het curriculum, maar studenten kunnen ervoor kiezen om in de 2de of de 3de Bachelor twee taalspecifieke opleidingsonderdelen (nl. Frans of Engels voor criminologen) te volgen. In de masteropleiding worden alle opleidingsonderdelen in het Nederlands gedoceerd, maar er wordt anderstalige (voornamelijk Engels, door de schaarste aan Franstalige literatuur) referentieliteratuur gebruikt. De Commissie stelt in haar referentiekader (cf. internationalisering onder punt 2, programma) – waarmee de opleidingsverantwoordelijken zich akkoord verklaard hebben – dat “er [aandacht] moet zijn en een oriëntatie op de presentatie van werkstukken en opdrachten in een relevante vreemde taal (bv. het Engels of het Frans)” en verduidelijkt verder in haar referentiekader dat er
196 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
een graduele opbouw moet zijn, van minimaal een passieve kennis in de bachelor, naar actieve talenkennis in de masteropleiding. De Commissie heeft het thema besproken met de opleidingsverantwoordelijken en komt tot de vaststelling dat in de bachelor een toereikende passieve talenkennis (van ondermeer het criminologisch jargon) wordt bereikt. In de Master in de Criminologische Wetenschappen wordt niet expliciet ingezet op actieve kennis van het Engels. Studenten die zich daarin willen bekwamen kunnen taallessen volgen, of kunnen (in voorbereiding op een Europese carrière) de Engelstalige manama (Master of European Criminology and Criminal Justice Systems) volgen, aldus de opleidingsverantwoordelijken. Een groot aantal van de alumni waarmee de Commissie sprak gaven echter als verbetersuggesties aan om de actieve kennis van het Engels meer expliciet, maar zeker ook deze van het Frans meer aan bod te laten komen in de opleiding, omwille van de relevantie ervan voor de professionele ontplooiing van de afgestudeerde criminoloog. De Commissie is van mening dat de actieve beheersing van vreemde talen in de masteropleiding op dit ogenblik nog té weinig aandacht krijgt en dringt aan op remediëring. De Commissie is van mening dat er in de masteropleiding minimaal 1 opleidingsonderdeel in het Engels moet worden aangeboden. De Commissie geeft in overweging dat Engelstalige opleidingsonderdelen in de initiële masteropleiding een mogelijkheid zouden bieden om Erasmus studenten toe te laten, wat de druk op de manama zou verlichten (cf. het manama rapport over de ‘Master of European Criminology and Criminal Justice Systems’ in dit visitatierapport). Hoewel de UGent geen expliciete universiteitsbrede onderwijsvisie heeft uitgeschreven en de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de UGent, waaronder de opleidingen in de criminologische wetenschappen ressorteren, geen expliciete onderwijsvisie voor de voor evaluatie voorliggende opleidingen heeft opgenomen in het dossier van de zelfevaluatie, onderkent de Commissie wel degelijk een aantal sterke kenmerken van een duidelijke onderwijsvisie die gedragen wordt door de academische staf van de opleidingen en die ook uit de gesprekken met de studenten blijken. De Commissie omschrijft deze visie op onderwijs als ‘gestuurde zelfontplooiing’ en erkent in de aansluiting tussen de bachelor- en de masteropleiding en in de specifieke accenten die in de beide opleidingen worden gelegd een graduele opbouw naar een toenemende zelfstandigheid en ontplooiing van de studenten. In het kader van de internationalisering kan een student een substantieel deel van het curriculum genieten aan een andere universiteit. In de derde bachelor kan deze uitwisseling gecombineerd worden met de stageperiode in het tweede semester. Ook tijdens de master kan een semester aan een (andere binnen- of ) buitenlandse universiteit worden gestudeerd. Het ‘Universitair Centrum voor Taalonderwijs’ UCT verstrekt gratis taalcursussen in de taal van het land van bestemming voor uitgaande studenten en een cursus Nederlands voor anderstalige instromende studenten, naast diverse zelfstudiefaciliteiten. Universiteit Gent: Bachelor en Master 197 Deel 2
De Commissie adviseert – in het kader van het verbeterperspectief – om bij de gesprekken die gevoerd worden tussen de drie Vlaamse universiteiten die een Master in de Criminologische Wetenschappen aanbieden (Katholieke Universiteit Leuven, Universiteit Gent en Vrije Universiteit Brussel) uitwisselingsmogelijkheden voor keuzeopleidingsonderdelen te onderzoeken. 2.2. Eisen professionele en academische gerichtheid van het programma De Commissie beoordeelt de eisen professionele en academische gerichtheid van de bachelor- en de masteropleiding als goed. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen In het bachelorprogramma is er aandacht voor kennisontwikkeling en voor het bijbrengen van een onderzoeksattitude en onderzoeksvaardigheden. Deze vaardigheden worden gradueel opgebouwd in de opleidingonderdelen in de eerste twee bachelorjaren en worden ook in de stage toegepast (bv. door het uitvoeren van een beperkte onderzoeksopdracht die de relatie tussen de theorie en de praktijk toetst). Als stageplaats wordt steeds een criminologisch relevante setting en plaats gevonden. De Commissie kan zich vinden in de bewuste beleidsmatige oriëntatie van de bacheloropleiding. Er is voldoende aansluiting van het programma bij recente ontwikkelingen in het wetenschapsgebied. De Commissie stelt vast dat de opleiding de hoge kwaliteit van het onderzoek van de vier onderzoeksgroepen binnen de vakgroep Strafrecht en Criminologie goed benut in het onderwijs, waardoor de studenten in contact komen met lopend onderzoek binnen de vakgroep. Bijzonder aan de aanpak van de UGent is dat voor het aanleren en verwerven van vaardigheden een (unieke) samenwerking met de hogescholen binnen de associatie is opgezet. Master in de Criminologische Wetenschappen De masteropleiding heeft naast een duidelijk wetenschappelijk karakter ook een adequate professionele gerichtheid. Er is goede aandacht in het curriculum voor kennisontwikkeling en het ontwikkelen van (wetenschappelijke) vaardigheden en attitudes op een gevorderd niveau. Dit komt vooral tot uiting in de aandacht voor inter- en multidisciplinair onderzoek in de master. Studenten worden daadwerkelijk geconfronteerd met het wetenschappelijk onderzoek en met de daarvoor relevante theoretische en empirische ontwikkelingen. Het toepassen van de onderzoeksvaardigheden en het ontwikkelen van een onderzoeksattitude gebeurt finaal in de Masterproef, maar wordt sterk voorbereid door de veelheid aan papers en opdrachten voor diverse opleidingsonderdelen van de master. Het masterproefonderzoek laat toe een directe koppeling te maken met het lopend onderzoek (bv. binnen de onderzoeksgroepen van de vakgroep).
198 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
2.3. Samenhang van het programma De Commissie beoordeelt de samenhang van de bachelor- en de masteropleiding als voldoende. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van mening dat het bachelorprogramma sequentieel en coherent is opgebouwd. Vanaf de tweede bachelor is er een ruime variatie aan keuzeopleidingsonderdelen. De studenten worden geadviseerd bij het maken van hun keuze en waarderen bijzonder dat zij de kans krijgen om een curriculum samen te stellen dat het best overeenstemt met hun persoonlijke interesse in diverse deelaspecten van de criminologie. De Commissie meent dat de keuze aan keuzeopleidingsonderdelen ruim maar relevant is en dat deze keuzemogelijkheden geen belemmering vormen op de samenhang van het curriculum van het bachelorprogramma. De Commissie geeft als sterk punt aan dat de toegeleverde opleidingsonderdelen (die door andere vakgroepen binnen de opleiding verzorgd worden) allemaal op de criminologie zijn toegespitst, wat zij bijzonder waardeert. De volgtijdelijkheid1 van bepaalde opleidingsonderdelen kan – in de visie van de Commissie – consequenties hebben voor de flexibiliteit, maar is volgens haar wel een verantwoorde keuze. De studenten blijken goed op de hoogte te zijn over welke opleidingsonderdelen zij pas kunnen opnemen nadat andere vakken zijn afgerond (bv. geen stage indien methodologie nog niet is afgerond). Een aantal opleidingsonderdelen kan voorafgenomen worden in de master. Master in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van oordeel dat de samenhang van het masterprogramma voldoende is. De opleiding heeft er duidelijk voor gekozen om de studenten de vrijheid te laten om een coherent geheel aan opleidingonderdelen te selecteren en om aldus een bijzondere oriëntatie toe te laten van de gevolgde opleiding. De Commissie vernam tijdens de gesprekken van de docenten dat de studenten waardevolle keuzes maken. Zij kiezen in het algemeen niet ‘het pad van de minste weerstand’, maar maken zinvolle keuzes met het oog op een verdere specialisatie of in verband met hun bijzondere interesse binnen de discipline. De Commissie meent hier in de master een aspect van de ‘gestuurde zelfontplooiing’ van de studenten te herkennen. 2.4. Studieomvang De bacheloropleiding omvat 180 SP en de masteropleiding omvat 60 studiepunten. Zij voldoen daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang.
1 | De volgtijdelijkheid beschrijft de aansluitende volgorde van bepaalde opleidingsonderdelen, waardoor deze pas na het behalen van credits voor een voorafgaand opleidingsonderdeel kunnen worden gevolgd.
Universiteit Gent: Bachelor en Master 199 Deel 2
2.5. Studietijd De Commissie beoordeelt de studietijd van de bachelor- en van de masteropleiding als voldoende. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De vakgroep Strafrecht en Criminologie voert geregeld studietijdmetingen uit, waaruit blijkt dat de reële studietijd voor de meeste opleidingsonderdelen onder de begrote studietijd ligt. Daarnaast wordt de studietijd ook gevolgd door de Opleidingscommissie, ondermeer door de bespreking van klachten of bemerkingen die de leden van de opleidingscommissie (ZAP, AAP of studentenvertegenwoordigers) bereiken. Voor een aantal opleidingonderdelen stijgt de reële studietijd sterk uit boven de begrote waarde. De Commissie heeft de studietijd besproken met een kleine groep studenten en komt – op basis van de schattingen van de studenten – tot de vaststelling dat de werkelijke studietijd van het bachelorprogramma aansluit bij de norm van 60 studiepunten per jaar. De Commissie stelt heel wat studiebevorderende factoren vast binnen de bacheloropleiding (bv. de ombudsdienst, voorzieningen en vormen van (individuele) studiebegeleiding, het geplande monitoraat, de trajectbegeleiding, het portfolio van de studenten, proefexamens). Daarnaast stelt zij – op basis van de gesprekken die zij voerde en na het bestuderen van de vakinhouden en syllabi – vast dat er geen expliciet ‘bijspijkerbeleid’ wordt gevoerd binnen de bacheloropleiding voor hiaten uit het secundair onderwijs. Er bestaat duidelijk wel behoefte aan begeleiding bij het ontwikkelen van leervaardigheden, naast een bijkomende inhoudelijke begeleiding voor bepaalde ‘zware’ opleidingsonderdelen (bv. ‘statistiek’ en ‘encyclopedie van de criminologische wetenschappen’) voor een beduidende groep instromende studenten. De Commissie erkent in deze het initiatief van de UGent om een monitoraat voor studiebegeleiding voor de eerste bachelor in te richten als een goed initiatief. Master in de Criminologische Wetenschappen De opleidingsverantwoordelijken deelden tijdens de gesprekken met de Commissie mee dat de wijze waarop de studietijd gemeten wordt, volgens een universitair systeem, bij hen methodologische bedenkingen oproept en er aldus getwijfeld wordt aan de betrouwbaarheid van de metingen. De studietijd wordt, naast op informele wijze door de contacten tussen de staf en de studenten, ook gevolgd binnen de Opleidingscommissie, op basis van klachten of bemerkingen van de studentenvertegenwoordigers. De studenten gaven tijdens de gesprekken aan dat de studietijd aanvaardbaar is: in het eerste semester zijn er 6 opleidingsonderdelen waarvoor een aantal papers geschreven moeten worden, het tweede semester is in hoofdzaak voor de Masterproef gereserveerd.
200 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
De Commissie vernam tijdens de gesprekken dat omzeggens één zesde van de studenten het haalbaar acht om de Masterproef in de eerste examenperiode (juni) in te dienen, de meeste masterproeven zouden tegen september klaar zijn. De Commissie is bekommerd over de haalbaarheid van de masterproef binnen het tijdsbestek van één academiejaar. De Commissie merkt op dat hierover ten tijde van haar bezoek nog geen cijfermateriaal voor handen was en dat dit aan het eind van het (voor het eerst) lopende academiejaar zal moeten blijken. De Commissie adviseert de opleidingsverantwoordelijken om de vinger aan de pols te houden en indien nodig te remediëren. De Commissie erkent dat de masterproef aan de studenten derde bachelor wordt toegelicht en met de voorbereiding ervan door de student kan gestart worden tijdens het zomerreces na de derde bachelor. De studenten die tijdens het masterjaar credits behaald hebben voor alle opleidingsonderdelen, maar de Masterproef niet in september hebben ingediend, kunnen deze aan het eind van het eerste semester van het daaropvolgende academiejaar doen, wat de Commissie waardeert. 2.6. Afstemming tussen vormgeving en inhoud De Commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud voor de bacheloropleiding als voldoende en voor de masteropleiding als goed. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De Commissie stelt vast dat het hoorcollege de belangrijkste werkvorm is in de bachelor. De grote studentengroepen hebben in mindere mate toegang tot activerende werkvormen. In de mate van het mogelijke gebeurt dit wel (bv. lectuuropdrachten en oefeningen, discussie of debat, etc). De Commissie vernam tijdens de gesprekken met de studenten dat zij de hoorcolleges geenszins als belemmering ervaren voor het stellen van vragen en het bediscussiëren van bepaalde theorieën tijdens de lessen. De opleidingsverantwoordelijken zijn zich bewust van het noodzakelijke evolueren van een eerder nog docent-gecentreerde onderwijsvisie naar een meer student-gecentreerde onderwijsaanpak en het daadwerkelijk realiseren van competentiegericht onderwijs. De Commissie meent verder ook eerder weinig werkcolleges te onderkennen in het programma die voor té grote groepen gegeven worden en adviseert de opleidingsverantwoordelijken om hiervoor te remediëren. De studenten gaven tijdens de gesprekken met de Commissie aan dat er buiten de werkcolleges ook ruime mogelijkheden zijn om vragen te stellen aan de docenten (via e-mail of op het spreekuur). De Commissie onderstreept de inspanningen die in het kader van bepaalde opleidingsonderdelen geleverd worden (ondermeer voor het opleidingsonderdeel ‘Europese en internationale instellingen en organisaties’) als bijzonder. Een voor de studenten specifiek klaargemaakte overzichtelijke structuur van de internetbronnen betreffende de Europese instellingen laat de studenten toe hun weg te vinden in een Universiteit Gent: Bachelor en Master 201 Deel 2
kluwen van informatiestromen die zonder deze inleiding daartoe, volstrekt ontoegankelijk zouden zijn. Het monitoraat dat per 1 oktober 2008 zal worden ingevoerd zal voorzien in studiebegeleiding en kan in de visie van de Commissie beschouwd worden als een ‘extracurriculair’ leermiddel om de hiaten uit het Secundair Onderwijs (o.a. leervaardigheden) bij te spijkeren, naast het verstrekken van inhoudelijke begeleiding. Het gebruik van de PC om bronnen te consulteren, informatie op te zoeken en gegevens te verwerken (statistische verwerking) komt voldoende aan bod in de opleiding. De oefeningen doorheen het jaar, die voor bepaalde opleidingsonderdelen voorzien zijn, worden permanent geëvalueerd. In de keuzeopleidingsonderdelen is er meer variatie aan werkvormen (bv. werkcolleges, casussen, presentaties door studenten, groepswerk, oefenen van specifieke vaardigheden, feedback en bespreking van werkstukken in kleine groepen). Naast het cursusmateriaal (syllabi of handboeken) worden de meeste lessen ook ondersteund door MS PowerPoint presentaties of transparanten, en door de bijkomende informatie (weblinks en teksten) die in de digitale leeromgeving ter beschikking is. De voorbereiding van de stage gebeurt door de stagecommissie en de examencommissie. Tijdens de tweede bachelor wordt een informatiebrochure verspreid en worden er collectieve informatiesessies gehouden, waarop de vereisten alsook de mogelijkheden en keuzes aan de studenten worden toegelicht. De studenten geven hun voorkeur voor een stageplaats aan, waarna de stagecoördinator de initiële communicatie tussen de student en de stageplaats verzorgt. Dit proces situeert zich in het zomerreces na de tweede bachelor. In die periode kan de student ‘solliciteren’ naar de stageplaats en bespreekt hij/zij het stageplan met de stageplaats. De student koppelt het stageplan en de inhoud van het overleg met de stageplaats terug aan de stagecoördinator alvorens de stagecommissie de definitieve stageplaatsen toewijst. Iedere student wordt een interne stagebegeleider toegewezen (AAP of ZAP lid van de vakgroep Strafrecht en Criminologie). Vanaf dat ogenblik neemt de student contact op met de stagebegeleider (op de stageplaats) om de doelstellingen en het stageplan verder uit te werken, wat in een ‘stagecontract’ wordt geformaliseerd. De stage wordt uitgevoerd tijdens het tweede semester van de derde bachelor. De opleiding voorziet (mede op advies van de vorige visitatiecommissie) begeleiding van de student tijdens de stage. Dit gebeurt onder de vorm van de opleidingsonderdelen ‘Hoor- en Werkcolleges Stage’ en ‘Intervisiesessies’ met de interne stagebegeleider. Daarnaast wordt de stage ook gekoppeld aan de bachelorproef, waarin in het bijzonder de kritische visie van de student omtrent de praktijkervaring verder wordt uitgediept. Het zelfevaluatierapport omschrijft de bachelorproef als volgt: “De bachelorproef omvat de omschrijving van een praktijkvraagstuk (gelinkt aan de stage) en bevat een theoretische omkadering en een uitgebreide kritische visietekst over het praktijkprobleem dat de student geïdentificeerd heeft. Via de bachelorproef wordt niet alleen getoetst of de studen-
202 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
ten behoorlijk schriftelijk in het Nederlands kunnen rapporteren, maar vooral of zij de concrete werking van de stageplaats op een kritische wijze binnen een bredere maatschappelijke context kunnen plaatsen. Via de bachelorproef moeten studenten opnieuw aantonen dat zij over de vaardigheid beschikken om kritisch te reflecteren over deviantie- en criminaliteitsfenomenen en de individuele en maatschappelijke reactie daarop, dat zij oplossingsgericht kunnen denken, dat zij een open en correcte basishouding aannemen ten aanzien van hun cliënten en collega’s, waarmee ze tijdens de stage hebben moeten werken (respect, waardering, belangstelling, objectiviteit,…); dat zij bereid zijn zich te verdiepen en zich in te leven in de uiteenlopende situaties, perspectieven, en beleving van criminaliteitsfenomenen (en de reacties daarop) door diverse doelgroepen en actoren in het werkveld (‘empathisch vermogen’); en dat ze zich bewust zijn van de waarden en plichten waarop criminologen hun professioneel en wetenschappelijk werk grondvesten”.
De Commissie is van mening dat de stage het middel bij uitstek is om de studenten competentiegericht te doen leren. Dit wordt door de invulling die de opleiding eraan geeft – in de visie van de Commissie – ten volle benut, wat de Commissie bijzonder waardeert. Master in de Criminologische Wetenschappen De Commissie stelt een diversiteit aan werkvormen vast in de masteropleiding (nl. hoorcolleges, werkcolleges, discussies, groepswerk, het werken aan papers en excursies) en meent dat het ontwikkelen van competenties in de zin van integratie van kennis, vaardigheden en attitudes binnen en tussen de verschillende kennisdomeinen door een inter- en multidisciplinaire aanpak wordt gerealiseerd. De Commissie meent dat de werkvormen die in de master worden ingezet beter aansluiten bij de doelstellingen. Het werken in kleinere groepen studenten stimuleert ook beter het ontwikkelen van competenties. Er is een goede mix aan onderscheiden onderwijsmethoden. De readers leveren een goede ondersteuning voor de zelfstudie die bij de studenten geïnitieerd wordt. De Commissie meent in deze ook facetten van het niet uitgesproken onderwijsconcept te herkennen. De Commissie meent dat de elektronische leeromgeving ook in de masteropleiding goed wordt ingezet. De Commissie onderstreept als positief dat de studenten software kunnen gebruiken die op de software-server Athena geïnstalleerd is (bv. SPSS). 2.7. Beoordeling en toetsing De Commissie beoordeelt het facet ‘beoordeling en toetsing’ voor de bachelor- en de masteropleiding als voldoende. De opleidingen hanteren een semestersysteem waarbij in de loop van het academiejaar twee examenperiodes en een tweede zittijd worden ingericht. De deliberatie vindt plaats na het tweede semester. Naast de periodegebonden evaluatie worden bepaalde doelstellingen en attitudes ook door middel van niet- periodegebonden evaluatie (permanente evaluatie) beoordeeld. Universiteit Gent: Bachelor en Master 203 Deel 2
Bachelor in de Criminologische Wetenschappen In het eerste en tweede jaar van de bachelor overheerst het schriftelijk examen als examenvorm, met een vrij groot aandeel multiple choice vragen (al dan niet met giscorrectie), dat vooral binnen het toegeleverd onderwijs wordt toegepast. De Commissie heeft een steekproef van examenopgaven grondig bestudeerd en beoordeelt het niveau van de examens als goed en de examens als voldoende gevarieerd. De evaluatie in de eerste en tweede bachelor is nog sterk op reproductie gericht, terwijl de student vanaf de derde bachelor veel meer op kritisch inzicht en die ondermeer door middel van casussen getoetst worden. De Commissie onderkent in deze aanpak een graduele opbouw in de evaluatievormen doorheen de opleiding en stelt vast dat deze trend strookt met wat zij voor de evaluatie in haar referentiekader heeft vooropgesteld. De Commissie waardeert in het bijzonder dat ook in de examens van het toegeleverd onderwijs de duidelijke betrokkenheid op de criminologische context herkenbaar is. De stage wordt op diverse vlakken beoordeeld: tijdens de duur van de stage wordt het proces geëvalueerd tijdens de intervisiemomenten (4 of 5 sessies, per 10 studenten) met de (interne) stagebegeleider. De stagepraktijk wordt beschreven door de student in het logboek (met dagelijks verslag van de activiteiten en een reflectie) en in het stageverslag, dat door de stageplaats ondertekend wordt. De toetsing van de theorie in de praktijk en de kritische reflectie daarop wordt verder uitgediept in de bachelorproef. Een tweede toetsing vindt plaats tijdens het evaluatiegesprek tussen de student, de stagemeester en de stagebegeleider. De Commissie beoordeelt deze tweeledigheid van de evaluatie van de stage en de kritische reflectie van de ervaringen tijdens de stage in de bachelorproef als bijzonder waardevol. Master in de Criminologische Wetenschappen De Commissie heeft een steekproef van examenopgaven grondig bestudeerd en beoordeelt het niveau van de examens als goed. De examenopgaven peilen naar kennis, inzicht en toepassing, wat overeenstemt met haar visie op evaluatie in de master. Het merendeel van de examens in de master bestaat uit een paper en is gekoppeld aan een mondelinge verdediging. De studenten gaven tijdens de gesprekken met de Commissie aan dat zij ervaren dat ze de kennis die zij tijdens de Bachelor verworven hebben daadwerkelijk leren te gebruiken in de master. De Masterproeven worden beoordeeld op basis van het gemiddelde van de punten die de leden van de leescommissie toekent. Studenten worden ook door middel van permanente evaluatie beoordeeld voor oefeningen tijdens werkcolleges of voor het groepswerk of papers. De Commissie waardeert deze diversiteit aan evaluatie-elementen. De Commissie waardeert de goede transparantie van de examens voor de bachelor en de masteropleiding. De studenten met wie de Commissie sprak vragen wel een eerdere bekendmaking van de examenroosters.
204 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
De studenten worden tijdens de lessen bij aanvang van het semester geïnformeerd over het examenreglement, de examenvereisten en de evaluatievorm (die ook op de ECTS-fiches staan). De docenten lichten tijdens de lessen ook toe hoe de beoogde competenties geëvalueerd zullen worden. De Commissie vernam dat de studenten en alumni over het algemeen tevreden zijn over de beoordeling en toetsing en dat ze vinden dat ze fair worden beoordeeld. De studenten kunnen terecht bij de ombudspersoon met hun persoonlijke problemen, met vragen over verplaatsing van examens en met eventuele klachten over examens. 2.8. Masterproef De Commissie beoordeelt de masterproef als voldoende. De Masterproef (in de Kandidatuur-Licentie-structuur de scriptie genoemd) heeft een gewicht van 20 studiepunten, waarmee voldaan wordt aan de decretale eisen terzake. In het zelfevaluatierapport wordt de masterproef als volgt omschreven: “Een masterstudent dient blijk te geven in staat te zijn tot het formuleren van een criminologisch relevante probleemstelling en het hanteren van bronnen op een correcte manier. De masterstudent dient de masterproef uit te werken op een verantwoorde manier, d.w.z. dat er gelet wordt op de verhoudingen tussen inleiding en probleemstelling, de ontwikkeling van de probleemstelling op een consequente manier en de eindconclusie van de masterproef. Men dient ook aan te tonen dat men in staat is het geheel te kunnen afsluiten met een persoonlijke en kritische bespreking. Indien van toepassing moet de student(e) aantonen dat hij/zij in staat is de tekst aan te vullen met een reflectie op de criminologische praktijk en/of met een beleidsanalyse”.
De studenten worden tijdens de bacheloropleiding voorbereid op de Masterproef, ondermeer door het kritisch analyseren van vakliteratuur en het formuleren van probleemstellingen en door het uitvoeren van empirisch onderzoek. De student is vrij in de keuze van het onderwerp van de masterproef, zolang het aansluit bij één van de opleidingsonderdelen en criminologisch relevant is. De student wordt ook begeleid bij het maken van deze keuze. De Commissie waardeert deze ‘gestuurde keuzevrijheid’. De student wordt voor de masterproef begeleid door de promotor op individuele basis. De studenten worden reeds tijdens de 3de Bachelor aangemoedigd om te starten met de masterproef. De masterproef wordt zowel inhoudelijk als op vorm getoetst. De beoordeling gebeurt door de leescommissie (bestaande uit de promotor en 2 secretarissen). De beoordeling van de masterproef bestaat uit het rekenkundig gemiddelde van de individuele scores van de 3 leden van de leescommissie. Er is geen systematische mondelinge verdediging, maar de student kan wel door de examencommissie gevraagd worden zijn masterproef te komen toelichten. Er zijn goede mogelijkheden om als onderwerp voor de masterproef een onderzoek te selecteren dat zich binnen de vakgroep situeert. De Masterproef maakt het onderwerp uit van een aparte deliberatie. Jaarlijks wordt de prijs voor de beste scriptie/masterproef uitgereikt. Universiteit Gent: Bachelor en Master 205 Deel 2
De Commissie heeft een aantal eindverhandelingen van de uitdovende licentie grondig bestudeerd en heeft ter plaatse een grotere steekproef van eindverhandelingen doorgenomen. De Commissie evalueert de kwaliteit van de eindverhandelingen in het algemeen als voldoende en stelt vast dat de beoordeling in het algemeen overeenstemt met de kwaliteit van de eindverhandeling. Binnen de opleiding bestaat er een hoogstaand aanbod aan onderzoek, waarbij de thesisonderwerpen zeer goed aansluiten. De eindverhandelingen hebben een adequate wetenschappelijke inslag en voldoen volgens de Commissie aan de eisen met betrekking tot wetenschappelijke verslaggeving. De studenten worden bij het uitwerken van hun eindverhandeling/Masterproef over het algemeen goed begeleid door een promotor en onderzoekers met een onderzoeksexpertise in het desbetreffende wetenschapsdomein. De Commissie heeft haar bezorgdheid over de haalbaarheid van de masterproef in het éénjarig programma (cf aspect 2.5) besproken met de opleidingsverantwoordelijken die het probleem erkennen en bereid zijn om een grondige evaluatie uit te voeren, aan het eind van de Master, waarin een evaluatie van de timing van de Masterproef (bv. het indienen van de titel, het indienen van een voorstel, tussentijdse versies en opvolging) zeker aan bod zal komen. De Commissie spreekt haar vertrouwen uit over deze intenties, en adviseert om dit thema nauwgezet in het oog ter houden en hiervoor te remediëren. De Commissie vernam tijdens de redactiefase vanwege de opleiding over de twee examenperiodes genomen, 72% van de studenten slaagden, en bijgevolg dus met succes hun masterproef behaalden. 2.9. Toelatingsvoorwaarden De Commissie beoordeelt het facet toelatingsvoorwaarden voor de bacheloropleiding als voldoende en voor de masteropleiding als goed. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De toelatingsvoorwaarden voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen zijn de generieke criteria die in het Vlaams hoger onderwijs worden toegepast voor bijna alle opleidingen. Dit betekent dat studenten moeten beschikken over: - een diploma secundair onderwijs; - of een diploma hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan; - of een diploma hoger onderwijs voor sociale promotie (met uitzondering van het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid); - of een diploma of getuigschrift dat als gelijkwaardig wordt erkend. De meeste generatiestudenten (85%) zijn afkomstig uit het algemeen secundair onderwijs, daarnaast is er een beduidende groep studenten met een diploma technisch secundair onderwijs. Voor de instroom in de eerste bachelor wordt geen specifieke voorkennis vereist.
206 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
In de bachelor is er – voor zover de Commissie heeft kunnen constateren – geen specifieke aandacht voor het remediëren van eventuele hiaten uit het Secundair Onderwijs, maar het geplande monitoraat kan daar verandering in brengen. Grafiek 1 geeft de instroom weer van de generatiestudenten in de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen in de periode 1997-1998 – 2006-2007. Grafiek 1: Aantal generatiestudenten per academiejaar van de opleiding Bachelor in de Criminologische Wetenschappen aan de Universiteit Gent, uitgedrukt in aantal studenten.
300 250 200 150 100 50 0
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
04-05
05-06
06-07
De instroom van generatiestudenten in de eerste kandidatuur/1ste Bachelor in de Criminologische Wetenschappen aan de UGent bedraagt gemiddeld 227 studenten (over 10 jaar). De gegevens van voor 2004-2005 hebben betrekking op de eerste kandidatuur (gemiddeld 235 generatiestudenten per jaar). De gegevens vanaf 20042005 hebben betrekking op de bachelor (gemiddeld 211 generatiestudenten per jaar). De Commissie evalueert deze vrij constante instroomcijfers als positief. De opleiding heeft een procedure inzake de erkenning van eerder verworven competenties (EVC’s) en elders verworven kwalificaties (EVK’s). Telkens wordt er onderzocht welke credits kunnen meegenomen worden in de opleiding (of op basis van de overeenkomst binnen de associatie, of op basis van een vergelijkende studie van de vakinhouden die de student aan een andere instelling heeft genoten). De Commissie heeft ook de uitval van de studenten bevraagd en vernam van de opleidingsverantwoordelijken dat er op dit ogenblik in Vlaanderen geen systematische systemen voor handen zijn om de uitstroom van de studenten uit een hoger Universiteit Gent: Bachelor en Master 207 Deel 2
onderwijs-opleiding te monitoren en te analyseren. De Commissie meent dat het nuttig zou zijn om over dergelijke meetinstrumenten te beschikken, ten behoeve van het verwerven van inzicht in de redenen van de uitstroom van studenten uit de opleidingen. Master in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van oordeel dat de Master goed aansluit op het (eigen) profiel van de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. Er wordt rechtstreekse toegang verleend tot de masteropleiding aan studenten met een diploma Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. Na het volgen van een verkort bachelortraject staat de masteropleiding ook open voor academische en professionele Bachelors zonder specifieke criminologische vooropleiding. Aan professionele bachelors ‘maatschappelijke veiligheid’ of ‘sociaal werk’ met een stage in een criminologisch domein wordt een studieduurverkorting van 120 ECTS toegestaan, wat resulteert in een verkorte bachelor van 60 ECTS die in 1 jaar kan afgerond worden. Andere professionele bachelors krijgen studieduurverkorting van 60 ECTS en volgen een verkort Bachelorprogramma van 120 ECTS, en behalen (normaliter) na 2 jaar het diploma ‘Bachelor in de Criminologische Wetenschappen’. De UGent heeft de expliciete keuze gemaakt om geen schakelprogramma’s in te richten die leiden tot een getuigschrift (en niet tot het bachelordiploma), waardoor ook verzekerd wordt dat elke student in de Bacheloropleiding een stage uitvoert in een criminologisch relevante setting. De Commissie waardeert deze aandacht voor de praktijkervaring van de bachelorstudenten ten zeerste. De opleidingsverantwoordelijken geven aan dat zij goede ervaringen hebben met de professionele bachelors die binnenstromen in de masteropleiding, niet in het minst omdat deze studenten een ander perspectief binnenbrengen in de opleiding die voor de reguliere masterstudenten en ook voor de staf verruimend is. De Commissie vermeldt hier ook dat er een statuut voor werkstudenten bestaat aan de UGent, maar dat de studenten die de studie met een job combineren geen gebruik maken van dit statuut en zich inschrijven als regulier student. Op basis van de slaagcijfers en op basis van de gesprekken met de studenten uit de master en de alumni stelt de Commissie vast dat de overgang van de bachelor naar de master in de Criminologische Wetenschappen zonder problemen verloopt. De Commissie beschikt evenwel niet over gegevens van studenten die de bachelor Criminologische Wetenschappen aan een andere instelling volgden en overstapten naar de masteropleiding aan de UGent.
208 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
Conclusie bij onderwerp 2: Programma De Commissie beoordeelt het facet ‘relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het bachelorprogramma’ als voldoende, het facet ‘eisen professionele en academische gerichtheid’ als goed, het facet ‘samenhang’ van het programma als voldoende, het facet ‘studieomvang’ als OK, het facet ‘studietijd’ als voldoende, het facet ‘afstemming tussen de vormgeving en de inhoud’ als voldoende, het facet ‘beoordeling en toetsing’ als voldoende en het facet ‘toelatingsvoorwaarden’ als voldoende. Zij heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘Programma’ voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. De Commissie beoordeelt het facet ‘relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het masterprogramma’ als goed, het facet ‘eisen professionele en academische gerichtheid’ als goed, het facet ‘samenhang’ als voldoende, het facet ‘studieomvang’ als OK, het facet ‘studietijd’ als voldoende, het facet ‘afstemming tussen de vormgeving en de inhoud’ als goed, het facet ‘beoordeling en toetsen’ als voldoende, het facet ‘masterproef’ als voldoende en het facet ‘toelatingsvoorwaarden’ als voldoende. Zij heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘Programma’ voor de Master in de Criminologische Wetenschappen.
Universiteit Gent: Bachelor en Master 209 Deel 2
Onderwerp 3:
Inzet van personeel
De Bachelor in de Criminologische Wetenschappen en de Master in de Criminologische Wetenschappen worden georganiseerd door de vakgroep Strafrecht en Criminologie die deel uitmaakt van de Faculteit Rechtsgeleerdheid aan de UGent. Het personeelsbeleid van de opleidingen in de Criminologische Wetenschappen is onderhevig aan de interfacultaire verdeelsleutel (via de toekenning van AP-punten) die op basis van een aantal criteria (die voornamelijk in functie van de component ‘onderwijs’ en tot voor kort in mindere mate in functie van de component ‘onderzoek’ worden toegekend). Door het groeiend aantal studenten in de Faculteit Rechtsgeleerdheid heeft ook de vakgroep Strafrecht en Criminologie de laatste jaren een beduidende (noodzakelijke) personeelsuitbreiding gekend. Recentelijk werden de criteria aangepast, en houden deze – in de visie van de opleidingsverantwoordelijken – in eerder beperkte mate rekening met de onderwijsbelasting. Nochtans zou het nieuwe allocatiemodel niet bij definitie nadelig zijn voor de opleidingen in de criminologische wetenschappen, omdat ook op basis van de onderzoeksoutput nog een toename aan personeel mogelijk zou zijn. Binnen deze krijtlijnen en conform de geldende regelgeving en universitaire reglementen bepaalt de vakgroep in grote mate autonoom haar eigen personeelsbeleid. De bekendmaking van een vacature gebeurt via een openbare oproep. Voor de aanwerving van ZAP-leden wordt een gelegenheidscommissie samengesteld. De aanstelling tot lid van het ZAP vereist een diploma op proefschrift en de visie van de kandidaat op onderzoek en onderwijs in het betrokken vakgebied daarvoor mee in overweging genomen. Het ZAP kader wordt twee- of vierjaarlijks geëvalueerd, in het kader van de kwaliteitsbewaking van het onderwijs en in het kader van het loopbaanbeleid. De bevorderingen binnen het ZAP-kader gebeuren mede op basis van het academisch dossier van de betrokkene en de resultaten van de onderwijs evaluaties. De AAP-leden (assistenten) worden aangesteld voor een termijn van twee jaar die tot tweemaal toe vernieuwd kan worden. Bij de aanwerving van de AAP-leden wordt doorgaans weinig rekening gehouden met de onderwijskundige en didactische kwaliteiten van de kandidaat. De voornaamste selectiecriteria worden gevormd door de studieresultaten, de belangstelling en de motivatie van de kandidaat en zijn/haar bereidheid om doctoraatsonderzoek te verrichten. Een verlenging van het assistentschap wordt overwogen op basis van het vervullen van de onderwijsopdracht en in hoofdzaak op basis van de vordering van het doctoraatsonderzoek. De ATP-leden, verbonden aan de vakgroep vervullen onderwijsondersteunende taken. Een beperkt aantal ATP-leden nemen zeer cruciale taken op binnen de op-
210 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
leidingen (bv. de beleidsmedewerkers van de KCO, de studietrajectbegeleider, de personeelsleden van de studententadministratie). Er zijn geen formele procedures voor de introductie en begeleiding van nieuwe ZAP-leden. Nieuwe AAP-leden worden voornamelijk begeleid door de docenten voor wie zij onderwijsondersteuning verstrekken. De centrale dienst ‘Dienst Onderwijsaangelegenheden’ (DOWA) biedt sinds 1998 diverse initiatieven voor onderwijsprofessionalisering op onderwijskundig en didactisch vlak aan. 3.1. Kwaliteit van het personeel De Commissie beoordeelt het facet ‘kwaliteit van het personeel’ voor de bachelor- en voor de masteropleiding als goed. De onderwijsopdracht van de ZAP leden situeert zich voor de meeste docenten slechts gedeeltelijk binnen de basisopleidingen criminologische wetenschappen. Daarnaast verzorgen zij ook opleidingonderdelen in de opleidingen Rechten, leveren zij serviceonderwijs in andere faculteiten, nemen zij lesopdrachten op in de master na masteropleidingen en in de academische initiële lerarenopleiding (AILO). De Commissie stelt vast dat de kern van de academische staf bestaat uit zeer energieke, enthousiaste wetenschappers (hoofdzakelijk criminologen) die over een zeer gedegen vakinhoudelijke kennis en deskundigheid beschikken. De Commissie beoordeelt de kwaliteit van de staf over het algemeen als goed, voor de docenten die de criminologische opleidingsonderdelen verzorgen, alsook voor de docenten die het toegeleverd onderwijs verzorgen. Daarenboven stelt de Commissie vast dat er een goede koppeling is tussen het onderwijs en het eigen onderzoek van de staf. De Commissie waardeert de uiterst sterke betrokkenheid van het academisch personeel bij haar onderwijsopdracht. De Commissie stelt vast dat 85% van het AAPkader vrouwelijk is, maar dat deze verdeling niet terug te vinden is binnen het ZAPkader. De Commissie geeft in overweging dat deze discontinuïteit in procentuele verdeling van het AAP naar het ZAP niet logisch is en verwijst hierbij naar het ‘glazen plafond’. De Commissie suggereert aldus in het kader van het verbeterperspectief om actief voorwaarden te creëren (zoals halftijds of 80% betrekkingen) om een betere procentuele verdeling binnen het ZAP-kader te realiseren. Naast de reguliere staf ondersteunen praktijkassistenten (die ook een opdracht hebben buiten de universiteit) de praktijkcomponent in de stage en verlenen academische consulten advies aan de opleidingsverantwoordelijken en de docenten over de wijze waarop de link tussen onderwijs en onderzoek gewaarborgd kan worden. De Commissie meent dat zij een waardevolle ondersteuning bieden voor de opleidingen.
Universiteit Gent: Bachelor en Master 211 Deel 2
De assistenten gaven tijdens het gesprek met de Commissie aan dat zij voldoende begeleid worden door de docenten voor wie zij onderwijstaken verzorgen en dat beginnende assistenten goed worden geïntegreerd in de groep. De studenten en alumni gaven aan dat ook de assistenten goed bereikbaar en hulpvaardig zijn. Feedback over de onderwijsprestaties van de assistenten maakt deel uit van de evaluatie per opleidingsonderdeel door de studenten. De assistenten zijn daardoor aangewezen op intern overleg met de titularis van het opleidingsonderdeel om inzage te krijgen in de evaluatie van hun eigen lesgeven door de studenten. De Commissie stelt vast, op basis van de gesprekken, dat dit in de meeste gevallen ook gebeurt en dat hierover – over het algemeen – een goede openheid bestaat tussen de docent en de assistenten, wat zij waardeert. 3.2. Eisen professionele en academische gerichtheid De Commissie beoordeelt het facet ‘eisen professionele en academische gerichtheid’ voor de bachelor- en de masteropleiding als goed. Het onderwijs binnen de bachelor- en masteropleiding in de Criminologische Wetenschappen wordt verzorgd door onderzoekers die verbonden zijn aan de onderzoeksgroepen van de vakgroep Strafrecht en Criminologie of aan andere vakgroepen (o.a. Recht, Psychologie, Sociologie) aan de UGent. Alle onderzoekers staan bekend als goede onderzoekers en zijn op hun onderzoeksgebied internationaal actief en publiceren in internationale tijdschriften. Een aantal docenten is bijzonder gerenommeerd in hun vakgebied. De staf neemt deel aan (internationale) conferenties en onderhoudt tal van goede internationale onderzoekscontacten. De verschillende onderzoeksgroepen verrichten onderzoek in een breed scala aan criminologische en juridische thema’s en leveren ook doctoraten af op deze specifieke terreinen. Het onderzoek van de staf wordt (in de mate van het mogelijke) teruggekoppeld naar het onderwijs. De onderzoeksdisciplines komen reeds aan bod in de bacheloropleiding en worden in goede mate ingebracht in het onderwijs van de masteropleiding. De kennis van de beroepspraktijk van de academische staf vloeit voort uit de veelvuldige contacten met de praktijk, ondermeer door het zetelen in adviescommissies, projecten voor de Vlaamse Overheid, contacten via de stages, enz. Op regelmatige basis worden gastsprekers uitgenodigd in de bachelor- en in de masteropleiding. Leden van het AAP worden incidenteel betrokken bij de hoorcolleges om bijvoorbeeld een presentatie te geven over hun onderzoek. Daarnaast wordt het AAP betrokken bij het geven van oefeningensessies en het begeleiden van seminaries. Naast de reguliere staf ondersteunen ook praktijkassistenten en academische consulenten de opleidingen. De Commissie meent dat ook zij een valabele (praktijk) component binnenbrengen in de opleidingen.
212 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
3.3. Kwantiteit van het personeel De Commissie beoordeelt het facet ‘kwantiteit van het personeel’ voor de bachelor- en de masteropleiding als voldoende. De bachelor- en de masteropleidingen in de Criminologische Wetenschappen worden verwezenlijkt door 33 ZAP-leden, die samen 29,2 VTE bestrijken. Deze cijfers zijn identiek voor de bachelor en voor de masteropleiding. Eer behoren 9 personen tot de vakgroep Strafrecht en Criminologie (7,9 VTE). Er zijn 13,5 VTE AAP in de vakgroep, gerealiseerd door 17 AAP-leden, alsook 18 bursalen (nl. 14,64 VTE) (wetenschappelijk personeel of WP) en 3,5 VTE (4 personen) ATP. Het ZAP-kader van de Vakgroep Criminologie verzorgt de lessen voor 53% van de studiepunten in de beide programma’s. Daarnaast doceren ook nog andere ZAP-leden van de Faculteit Rechtsgeleerdheid uit andere vakgroepen en van andere faculteiten (voor het service-onderwijs) in de Bachelor en Master in de Criminologische Wetenschappen. De Commissie heeft de student-staf ratio (SSR) berekend op basis van een objectief model, dat rekening houdt met de onderwijsopdracht van de academische staf (het ZAP) voor de opleiding, in verhouding tot de onderwijsopdracht die de staf realiseert in de eigen universiteit. Zij stelt vast dat deze berekening abstractie maakt van vitale parameters zoals de onderwijsvisie, het specifieke onderwijsmodel en meer in het bijzonder de intensiteit – in termen van begeleiding voor de studenten – van de gebruikte werkvormen, naast andere parameters zoals het type personeel en de varianten van de programma’s. De Commissie meent dan ook dat de cijfers, berekend op basis van de procentuele onderwijsopdrachten geen exact beeld geven van de feitelijke situatie. De Commissie meent op basis van de gevoerde gesprekken en het cijfermateriaal dat de kwantiteit van het personeel krap bemeten is. De Commissie meent dat de vergelijkbaarheid betreffende de kwantiteit van het personeel – dit gegeven in overweging nemend – best kan gebeuren op basis van een vergelijking tussen de aan elkaar verwante opleidingen in de rechten en in de criminologie die door de faculteit worden georganiseerd. De Commissie heeft het thema van de kwantiteit van het personeel tijdens het bezoek besproken met verschillende geledingen die bij het onderwijs betrokken zijn. De Commissie stelt vast dat de AAP-leden op de voorziene tijd promoveren, dat er geen klachten over geuit zijn tijdens de gesprekken, en dat de reorganisatie volgens het nieuwe allocatiemodel van de faculteit, hoewel in mindere mate rekening houdend met het onderwijs, niet nadelig zal zijn voor de vakgroep als geheel, omdat de onderzoekers in de criminologie een behoorlijk omvangrijke onderzoeksoutput genereren, terwijl de onderzoekers in de Rechten vooral kunnen steunen op de grote studentenaantallen in de opleidingen Rechten. De Commissie stelt in de feiten vast dat er dus een omzeggens eerlijke verdeling van de personeelsmiddelen binnen de vakgroep wordt bereikt wat zij bijzonder waardeert. Universiteit Gent: Bachelor en Master 213 Deel 2
De Commissie evalueert dit facet als voldoende, omdat zij vaststelt dat de kwaliteit van de opleidingen niet lijdt onder de beperkte personeelsbezetting – mede door het sterk engagement van het personeel voor de opleidingen – maar dringt er ten stelligste op aan bij de opleidingsverantwoordelijken om dit thema op te nemen met de hogere hiërarchische overheden van de universiteit, om een toename van het aantal VTE personeelsleden voor de opleidingen te bewerkstellingen. De Commissie stelt een goede spreiding vast over de verschillende leeftijdscategorieën. Het aandeel vrouwen in het AAP is bijzonder hoog, terwijl hun aandeel in het ZAP kader klein is, ondanks het gevoerde gelijke kansenbeleid. De Commissie suggereert om alternatieve vormen van tewerkstelling (bv. halftijds of 80% aanstellingen) te overwegen om aan het onevenwicht aan vrouwelijke ZAP-leden structureel tegemoet te komen.
Conclusie bij onderwerp 3: Inzet van personeel De Commissie beoordeelt de facetten ‘kwaliteit van het personeel’ en ‘eisen professionele en academische gerichtheid van het personeel’ als goed en het facet ‘kwantiteit van het personeel’ als voldoende. Zij heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘inzet van personeel’ voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. De Commissie beoordeelt de facetten ‘kwaliteit van het personeel’ en ‘eisen professionele en academische gerichtheid van het personeel’ als goed en het facet ‘kwantiteit van het personeel’ als voldoende. Zij heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘inzet van personeel’ voor de Master in de Criminologische Wetenschappen.
214 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
Onderwerp 4:
Voorzieningen
4.1. Materiële voorzieningen Globaal beoordeelt de Commissie de materiele voorzieningen voor de bachelor- en masteropleiding als voldoende. Het onderwijs voor de bachelor en de master in de Criminologische Wetenschappen wordt hoofdzakelijk verstrekt in de gebouwen van de Faculteit Rechtgeleerdheid van de UGent en in de omgeving van de Universiteitsstraat. De Faculteit Rechtsgeleerdheid kampt sinds jaren met een leslokalentekort (in aantal en capaciteit), waar binnen afzienbare tijd voor geremedieerd zal zijn, wanneer het masterplan voor de uitbreiding van de infrastructuurwerken aan de Faculteit voltooid zal zijn. De Faculteit beschikt over een aantal ruimere auditoria (3 met een capaciteit van 325 studenten, 2 met een capaciteit van 110 tot 150 studenten) en 21 lokalen voor kleinere studentengroepen. De reservatie van de leslokalen gebeurt door het centraal online-reserveringssysteem en wordt ondersteund door duidelijke afspraken met andere faculteiten. Voor de grootste studentengroepen in de eerste bachelor is er nog steeds een tekort aan zitruimte in de auditoria en moet uitgeweken worden naar andere faculteiten of minder geschikte lokalen voor de lessen. De meeste leslokalen zijn voorzien van de nodige infrastructuur om multimediaal les te geven. Wanneer het masterplan voltooid zal zijn, zal de vakgroep Strafrecht en Criminologie in haar geheel gehuisvest worden op 1 locatie. De bibliotheek van de rechtsfaculteit bevindt zich in de gebouwen van de Universiteitsstraat. De studenten criminologie gebruiken vooral de deelbibliotheken ‘criminologie’, ‘strafrecht en strafvordering’. De bibliotheek centraliseert nagenoeg alle boeken, tijdschriften en andere informatiedragers met betrekking tot de rechten en criminologische wetenschappen. De online werken (tijdschriften en zoekmachines) zijn consulteerbaar in de bibliotheek, sommige ook van buitenaf (indien de licentie dat toelaat). De Commissie beschouwt het als een aandachtspunt om alle online databases ook via een VPN verbinding voor de studenten consulteerbaar te maken. De bibliotheek beschikt over een aantal stille studieruimten en een lokaal voor groepswerk. De Vakgroep Strafrecht en Criminologie staat in voor de aankoop van de titels van ondermeer de deelbibliotheken ‘criminologie’ en ‘strafrecht en strafvordering’, alsook voor het dagelijks beheer van de bibliotheek, wat ongeveer 4/5 van het facultair budget beslaat. De bibliotheek heeft naast een voldoende ruime collectie aan boeken en tijdschriften ook een aantal elektronische databanken aangekocht. Voor sommige databanken is de toegang tot de full-text version slechts mogelijk vanuit de bibliotheek. De opleidingsverantwoordelijken gaven tijdens de gesprekken aan dat er in de toekomst nog meer aandacht zal besteed worden aan de aankoop van elektronische databanken die zich op het domein van de criminologische wetenschappen richten. De bibliotheek heeft redelijke openingsuren. De studenten van de derde bachelor en van de master kunnen boeken ontlenen tijdens Universiteit Gent: Bachelor en Master 215 Deel 2
het weekend. Er zijn in de bibliotheek 8 kopieermachines ter beschikking van de studenten. Studenten en staf kunnen, tegen betaling, gebruik maken van de interbibliothecaire uitleendienst, waardoor bv. pdf’s van artikels uit andere bibliotheken kunnen opgevraagd worden. De Aleph-catalogus van de boeken kan via het Internet geconsulteerd worden. De Commissie meent dat de collectie in de bibliotheek (paper en elektronische boeken) adequaat is. Er is een facultair computerknooppunt met 60 werkstations (elke weekdag open van 9 tot 20h30) en een PC-klas in de bibliotheek. De PC-klas wordt ook voor lesdoeleinden gebruikt, maar 20 werkstations staan altijd ter beschikking van de studenten. Naast algemene programma’s (bv. MS Office) staan er ook specifiek op de humane wetenschappen gerichte toepassingen (bv. SPSS via de software-server Athena) ter beschikking van de studenten. Alle UGent-studenten beschikken over een gratis emailadres. Er waren ten tijde van het bezoek, buiten de centrale bibliotheek, geen zelfstudieruimten of werkruimten voor de studenten aanwezig. In de nieuwe gebouwen zal er 1 werkruimte voorzien worden voor studenten. De opleidingsverantwoordelijken zijn zich bewust van dit tekort. Ook de Commissie geeft aan dat dit een punt van zorg is. 4.2. Studiebegeleiding De Commissie beoordeelt de studiebegeleiding voor de bachelor- en de masteropleiding als voldoende. De UGent organiseert diverse informatiemomenten (bv. abituriëntendag, regionale gespreksavonden over studiekeuze, deelname aan de Studie-Informatiedagen (SID in’s)) en verspreidt een ruim aanbod aan studie-informatie via diverse kanalen (bv. website en brochures). Aan het eind van de maand september wordt er voor de instromende studenten een introductiedag georganiseerd in samenwerking met het personeel van de vakgroep Strafrecht en Criminologie. De studietrajectbegeleider verzorgt de eerstelijns instroombegeleiding van de studenten en neemt diverse initiatieven om de overgang van het secundair naar het universitair onderwijs voor de studenten optimaal te laten verlopen. De studietrajectbegeleider fungeert als cruciaal aanspreekpunt voor alle bachelorstudenten criminologische wetenschappen betreffende de studievoortgang en het studietraject. Na de semesterexamens kunnen de studenten terecht bij de studietrajectbegeleider voor een vrijblijvend studieadviesgesprek met analyse van de studieresultaten, het studeergedrag van de student en de motivatie. Tijdens de opleiding kunnen de studenten met inhoudelijke vragen terecht bij het Adviescentrum voor studenten, bij het academisch personeel of bij de studietrajectbegeleider van de faculteit. Ook de studentenvertegenwoordigers zijn een belangrijke schakel in de studie-informatiedoorstroom naar de basis. Praktische informatie
216 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
wordt via de website, maar vooral via Minerva, de elektronische leeromgeving van de UGent verzorgd. Daarnaast wordt de leeromgeving ook gebruikt om relevante links en oefeningen aan te reiken aan de studenten. Het dient verder onder meer als discussieforum. Vanaf het academiejaar 2008-2009 zal een monitoraat voor de studiebegeleiding voor eerstejaarsstudenten ingericht worden. De Commissie heeft dit onderwerp met de opleidingsverantwoordelijken besproken en stelt vast dat aan dit monitoraat een dubbele invulling gegeven zou worden: enerzijds studiebegeleiding (bv. leervaardigheden, studieplanning, mondeling en schriftelijk rapporteren), anderzijds een meer inhoudelijke begeleiding (coaching) van de student. Het monitoraat wordt decanaal aangestuurd, maar dient bestaft te worden door de vakgroep Strafrecht en Criminologie. Het ligt in de lijn van de verwachtingen dat de studietrajectbegeleider het monitoraat zal bemensen, onder dagelijkse aansturing van de KCO. Jaarlijks geeft de vakgroep Strafrecht en Criminologie ook informatiesessies over de master. Voor psycho-sociale begeleiding worden de studenten door de ombudspersoon of door de studietrajectbegeleider doorverwezen naar het Centrale Adviescentrum. De opleidingen in de criminologische wetenschappen beschikken over een eigen ombudspersoon (een AAP-lid) en een plaatsvervangende ombudspersoon die jaarlijks worden aangesteld om de studenten bij te staan in geval van problemen of betwistingen bij examens. De studenten geven aan zeer tevreden te zijn over de bereikbaarheid en de bereidwilligheid tot het oplossen van problemen van de ombudspersoon. Op centraal niveau verzorgt de centrale dienst Internationale Betrekkingen de informatieverstrekking en begeleiding van studenten. De inhoudelijke begeleiding gebeurt door de Erasmus-coördinator die door de vakgroep is aangesteld. De dienst Studie- en Loopbaanadvies verstrekt informatie aan de laatstejaars over voortgezette studies en over het betreden van de arbeidsmarkt. Studenten kunnen terecht op de website, in de infotheek, op de infosessies of bij een gespecialiseerd adviseur voor individueel advies. De Commissie waardeert de initiatieven inzake begeleiding en informatie aan uitstromende studenten. De Commissie is van mening dat voldoende studiebegeleiding op maat wordt aangeboden.
Universiteit Gent: Bachelor en Master 217 Deel 2
Conclusie bij onderwerp 4: Voorzieningen Omdat zij de facetten van het onderwerp voorzieningen als voldoende beoordeelt, heeft de Commissie een positief oordeel over dit onderwerp voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. Omdat zij de facetten van het onderwerp voorzieningen als voldoende beoordeelt, heeft de Commissie een positief oordeel over dit onderwerp voor de Master in de Criminologische Wetenschappen.
218 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
Onderwerp 5:
Interne kwaliteitszorg
De interne kwaliteitszorg voor de opleidingen Criminologische Wetenschappen aan de UGent kent een drievoudige gelaagdheid. Op centraal niveau wordt het toezicht op de kwaliteit van het onderwijs toevertrouwd aan de Dienst Onderwijsaangelegenheden (DOWA) en aan de Onderwijsraad. Deze organen tekenen het strategisch kwaliteitsbeleid van de universiteit uit. Binnen DOWA worden diverse initiatieven betreffende interne (bv. semestriële bevragingen van alle opleidingsonderdelen) en externe kwaliteitszorg (bv. visitaties) voorbereid, ondersteund en/of uitgevoerd. Op centraal niveau wordt ook vorm gegeven aan de universitaire docententraining (operationeel sinds 1998). Op facultair niveau waken de KwaliteitsCel Onderwijs (KCO) en de OpleidingsCommissie Criminologische Wetenschappen (OC) over de kwaliteit van het onderwijs. In de OC zetelen alle ZAP-leden van de vakgroep, een AAPdelegatie en een vertegenwoordiging van de studenten. Daarnaast kunnen ook de lesgevers die onderwijs toeleveren uitgenodigd worden tot de OC. Verder vormt ook de ombudspersoon een belangrijke schakel in de dagdagelijkse operationalisering van de interne kwaliteitszorg. 5.1. Evaluatie van de resultaten De Commissie beoordeelt het facet ‘evaluatie van de resultaten’ voor de bachelor- en masteropleiding in de Criminologische Wetenschappen als voldoende. Alle opleidingsonderdelen zijn tot dusver binnen een periode van 2 academiejaren door de studenten geëvalueerd. De OC van de Criminologische Wetenschappen heeft deze frequentie nu opgevoerd en evalueert jaarlijks (gelijklopend aan de progressieve invoering van de BAMA-hervorming) alle opleidingsonderdelen. De evaluaties worden in een druk bijgewoonde les afgenomen, waardoor de participatiegraad steeds vrij hoog is. De doceerstijl, praktische oefeningen en zelfstandige opdrachten, leermiddelen, leereffecten, eigenschappen van de lesgevers, de examens en een algemene beoordeling vormen de verschillende dimensies die door de evaluaties bevraagd worden. In de Onderwijsraad werd beslist om een deel van de vragen op het niveau van de universiteit te uniformiseren, om een onderlinge vergelijking tussen verschillende faculteiten mogelijk te maken. De opleidingsverantwoordelijken gaven aan dat zij kritisch zijn ten aanzien van de methodologie die voor sommige vragen gehanteerd werd. Er wordt ook gepeild naar de studietijdervaring, die ondermeer de overeenstemming tussen de begrote en de reële studietijd meet. De resultaten van de bevragingen worden centraal verwerkt. Een beleidsmedewerker maakt een synthese van de cijfers per opleidingsonderdeel en de onderwijsdirecteur formuleert een advies per opleidingsonderdeel en interpreteert de cijfers. Deze syntheserapporten worden op de KCO besproken, eventueel bijgesteld en gefinaliseerd. De individuele lesgever krijgt inzage in de evaluatie van de door hem/haar gedoceerde opleidingsonderdelen. De onderwijsdirecteur kan bij problemen een gesprek aangaan met de betrokken docent. Het onderwijsdossier van de docent vormt een Universiteit Gent: Bachelor en Master 219 Deel 2
element in het aanwervings- en promotiebeleid. Teneinde een goede opvolging te verzekeren werd een opleidingsonderdeel dat minder positief werd beoordeeld het daaropvolgend jaar opnieuw geëvalueerd. Na de beslissing van de KCO over de evaluaties bespreekt de OC de resultaten in aanwezigheid van alle aan de opleidingen geassocieerde lesgevers. De Commissie waardeert dat de opleidingsonderdelen nu jaarlijks geëvalueerd worden en dat signalen van de studenten die blijken uit de evaluaties en via andere kanalen, ter harte genomen worden. De resultaten van de bevragingen worden integraal besproken in de OC, waarin ook studenten vertegenwoordigd zijn. De Commissie kon tijdens het bezoek vaststellen dat er binnen de bestuursorganen van de opleidingen een goed bewustzijn heerst om steeds actiever en meer gericht om te gaan met elementen van kwaliteitszorg en kwaliteitsbewaking voor de opleidingen en dat er inspanningen worden geleverd om deze elementen niet alleen als signaalfunctie, maar ook als strategische actiepunten in te zetten om de kwaliteit van de opleidingen permanent te bewaken. De Commissie stelt vast dat de faculteit in toenemende mate rekening houdt met de didactische prestaties van het academisch personeel (AAP en ZAP) bij beslissingen tot aanwerving of bevordering. De Commissie is van mening dat het zelfevaluatierapport omvangrijk, breed beschrijvend en voldoende informatief is. De Commissie mist een duidelijke verwijzing naar de verbeterpunten ten opzichte van de vorige visitatie en een duidelijke kritische analyse op onderwerpniveau in de bulk van de tekst. In het bijkomend hoofdstuk (‘evaluatie van de opleidingen’) worden wel de voornaamste realisaties en werkpunten uit het zelfevaluatierapport nogmaals thematisch samengevat. De gevoerde gesprekken met alle geledingen tijdens de bezoeken zijn een goede aanvulling gebleken bij het zelfevaluatierapport en de stukken die ter inzage lagen. 5.2. Maatregelen tot verbetering De Commissie beoordeelt 220 de maatregelen tot verbetering voor de bachelor- en voor de masteropleiding in de Criminologische Wetenschappen als goed. De Commissie heeft tijdens de gesprekken vastgesteld dat de opleidingsverantwoordelijken goed zijn omgegaan met alle aanbevelingen die de vorige visitatiecommissie (visitatierapport Criminologie, 2001) heeft geformuleerd m.b.t. de masteropleiding (voor de licentie geformuleerd in de vorige visitatie). De Commissie meent dat ook voor de bacheloropleiding significante verbeteringen zijn aangebracht in die domeinen waar de vorige visitatiecommissie suggesties voor verbeteringen en aandachtspunten heeft geformuleerd, maar dat deze nog niet steeds ten volle zijn gerealiseerd (bv. op het terrein van de methodologie). Voor een aantal pijnpunten is nog niet geremedieerd, zoals de drop-out analyse – hoewel die op het niveau van de opleiding moeilijk te realiseren is –, de internationale mobiliteit van studenten,
220 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
het actieve gebruik van Engels door studenten en de ondervertegenwoordiging van vrouwen in het ZAP-kader. De Commissie stelt vast dat de vakgroepraad, de Faculteitsraad en de Opleidingsraad hefbomen zijn in de kwaliteitszorg en daadwerkelijk sturen in het overleg met betrekking tot de kwaliteit van de opleidingen, wat zij bijzonder waardeert. 5.3. Betrokkenheid studenten, medewerkers, alumni en beroepenveld Globaal beoordeelt de Commissie de betrokkenheid van studenten, medewerkers, alumni en het beroepenveld voor de bachelor- en voor de masteropleiding als voldoende. De verschillende geledingen die van belang zijn bij de onderwijsverstrekking door de opleidingen kunnen volgens de Commissie deelnemen aan de besluitvormingsprocessen en participeren in de onderwijsorganisatie en in de evaluatie van het onderwijsgebeuren. De studenten zijn formeel vertegenwoordigd op alle beleidsniveaus van de faculteit en de universiteit, maar de daadwerkelijke betrokkenheid en inbreng blijft nog beperkt. De Commissie stelt vast dat de opleidingen bereid zijn om effectief rekening te houden met de mening van de studenten. De alumni zijn nu hoofdzakelijk door informele contacten betrokken bij curriculumbesprekingen en overleg. De Commissie stelde tijdens haar gesprekken met alumni vast dat bij hen de behoefte niet echt leeft om sterk betrokken te worden bij de curriculumbesprekingen betreffende de opleidingen. De Commissie meent dat een sterkere betrokkenheid van de alumni bij de opleiding en een actueel nascholingsaanbod te overwegen is in het belang van de alumni en de opleiding. De opleidingen onderhouden goede informele contacten met het beroepenveld (ondermeer door de diverse contacten van de staf met de professionele wereld), maar de Commissie meent dat het beroepenveld nog beter structureel zou kunnen betrokken worden bij de opleidingen.
Conclusie bij onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg De Commissie beoordeelt het facet ‘evaluatie van de resultaten’ voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen als voldoende, het facet ‘maatregelen tot verbetering’ als goed en het facet betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld als voldoende. De Commissie heeft aldus een positief oordeel over dit onderwerp voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. De Commissie beoordeelt het facet ‘evaluatie van de resultaten’ voor de Master in de Criminologische Wetenschappen als voldoende, het facet ‘maatregelen tot verbetering’ als goed en het facet ‘betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ als voldoende. De Commissie heeft aldus een positief oordeel over dit onderwerp voor de Master in de Criminologische Wetenschappen.
Universiteit Gent: Bachelor en Master 221 Deel 2
Onderwerp 6:
Resultaten
6.1. Gerealiseerd niveau De Commissie beoordeelt het gerealiseerd niveau van de bachelor- en de masteropleiding als goed. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van oordeel dat de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen academisch geschoolde bachelors criminologen van een degelijk niveau aflevert, die een brede basis aan kennis en vaardigheden hebben ontwikkeld, een degelijke wetenschappelijke vorming genieten en goed worden voorbereid op de instap in de arbeidsmarkt door de eerste werkervaring tijdens de stage. De Commissie beoordeelt de kwaliteit van de stage en van de beoordeling ervan door het personeel als goed, op basis van de ruime steekproef aan stageverslagen die zij tijdens het bezoek heeft kunnen inkijken. De Commissie meent aldus dat de opleiding haar doelstellingen realiseert en goede stappen zet op weg naar competentiegericht onderwijs. De Commissie meent dat de bacheloropleiding goed voorbereidt op de (eigen) masteropleiding. De studenten gaven tijdens het gesprek met de Commissie aan dat zij opgeleid worden tot kritische criminologen die een duidelijk inzicht verwerven in de maatschappij, in criminologische concepten en de relevante theorieën en dat zij een brede basisvorming genieten, die hen in staat stelt om de gekozen accenten verder te verdiepen in de masteropleiding. De waardering voor de opleiding door de afgestudeerden is over de ganse lijn vrij hoog. De Commissie stelt vast dat, ondanks de inspanningen van de opleidingsverantwoordelijken de studenten slechts een matige interesse vertonen voor internationale uitwisselingen, hoewel de voorzieningen daartoe toereikend zijn. Master in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van oordeel dat de criminologische wetenschappen academisch geschoolde criminologen van een degelijk niveau aflevert, die een brede basis hebben om in verschillende sectoren actief te zijn. Het gerealiseerd niveau blijkt ook uit de eindverhandelingen (sinds de invoering van de BAMA masterproeven genoemd), waarvan de Commissie het niveau als voldoende beoordeelt omdat deze een goede wetenschappelijk gehalte hebben en voldoen aan de eisen die gesteld worden aan een wetenschappelijke verslaggeving. De Commissie meent dat uit deze eindverhandelingen blijkt dat de studenten de bestudeerde materie op een kritische en wetenschappelijke wijze verwerkt hebben. De alumni waarmee de Commissie sprak, gaven aan dat zij het als bijzonder waardevol beschouwen dat zij een ruim denkvermogen ontwikkelen over criminologische thema’s en leren beleid uit te tekenen en te implementeren. Daarnaast gaven zij ook aan dat de multidisciplinariteit van de opleidingen in de criminologische wetenschappen een sterk punt is. De alumni zijn over het algemeen tevreden over de opleiding die zij genoten, en zijn voor 25%
222 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
tewerkgesteld in sectoren die redelijk nauw of sterk aansluiten bij de criminologie. De Commissie waardeert ook de georganiseerde voorlichting over de arbeidsmarkt maar meent dat er nog stappen dienen gezet te worden om de kwalificaties van de Masters te duiden aan de arbeidsmarkt. De internationale mobiliteit van de studenten Criminologische Wetenschappen is laag. De Commissie heeft vastgesteld dat de opleiding wel degelijk inspanningen levert om de studenten te motiveren om deel te nemen aan een internationale uitwisseling, maar dat deze inspanningen niet veel effect hebben. De Commissie koppelt het laag percentage studenten dat deelneemt aan een (inter-) nationale uitwisseling voor een deel aan de éénjarige aard van de masteropleiding, maar adviseert de opleidingsverantwoordelijken om hier verdere inspanningen voor te blijven leveren. Daarnaast gebeurt er ook een type ‘internationalisation at home’ wat betekent dat diverse buitenlandse lesgevers worden aangetrokken om in de opleiding te doceren, wat in de visie van de Commissie een alternatieve beleving van internationalisering is. 6.2. Onderwijsrendement De Commissie beoordeelt het onderwijsrendement voor de bachelor- en de masteropleiding als voldoende. Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De slaagpercentages van de generatiestudenten Criminologische Wetenschappen aan de UGent zijn weergegeven in grafiek 2. Gemiddeld slaagde 35% van de generatiestudenten (op basis van de inschrijvingen voor de 1ste kandidatuur of de 1ste modeltraject van de bachelor) en 37% (op basis van de ingeschrevenen voor de examens voor de 1ste kandidatuur of de 1ste modeltraject van de bachelor). De Commissie vernam tijdens de gesprekken met de opleidingsverantwoordelijken dat er geen expliciet beleid wordt gevoerd betreffende de streefcijfers, maar een impliciete norm van 35% slaagpercentage voor het eerste jaar wordt vooropgesteld en dat dit cijfer gebaseerd is op de slaagcijfers uit het verleden. De Commissie typeert de slaagpercentages (op basis van de inschrijvingen) als laag. De Commissie stelt vast dat de drop-out in het eerste jaar hoog is. Ze erkent in deze dat het mogelijk is dat een groot aantal generatiestudenten wellicht faalt omwille van een verkeerde studiekeuze, een gebrekkige vooropleiding of een verkeerde inschatting van de zwaarte van de opleiding, maar hierover zijn bijzonder weinig gegevens beschikbaar.
Universiteit Gent: Bachelor en Master 223 Deel 2
Grafiek 2: Evolutie van de slaagpercentages van de generatiestudenten eerste Kandidatuur/ eerste Bachelor (vanaf 2004-2005) in de Criminologische Wetenschappen aan de Universiteit Gent van 1997-1998 2005-2006. 100%
80%
60% 41%
40%
33%
42% 34%
33%
36%
38% 32%
25%
20%
0%
97-98
98-99
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
04-05
05-06
Voor de 2de kandidatuur /2de modeltraject van de bachelor (gemiddeld 262 studenten per jaar) bedraagt het slaagpercentage 67%. Voor het derde jaar van de opleiding (de voormalige) eerste licentie/het 3de modeltraject in de bachelor (gemiddeld 224 studenten per jaar) ligt het slaagpercentage rond 88%. De Commissie beoordeelt deze slaagpercentages voor het tweede bachelorjaar als vrij laag en voor het derde jaar als adequaat. Master in de Criminologische Wetenschappen Ongeveer 88% van de studenten voltooit de studie binnen de voorziene termijn van 4 jaar. Deze gegevens hebben betrekking op het Kandidatuur-Licentie-systeem, omdat slaagcijfers voor de master nog niet voorhanden waren ten tijde van het bezoek. De Commissie staat positief tegenover de gemiddelde studieduur van de opleidingen (kandidatuur en licenties) in de Criminologische Wetenschappen, die aan de UGent 4 jaar en 6 maanden bedraagt voor een basisduur van de opleidingen (2 kandidaturen en 2 licenties) van 4 jaar. De Commissie gebiedt waakzaamheid voor de studieduur in de master, gelet op het vooruitzicht dat de meerderheid van de studenten de masterproef niet in eerste zittijd zou inleveren. De Commissie vernam tijdens de redactiefase van de opleiding dat het slaagpercentage voor de Master in de Criminologische Wetenschappen voor 2007-2008 72% bedraagt. 32% van de studenten slaagde in de eerste examenperiode en 40% slaagde na de tweede examenperiode. De Commissie stelt vast dat er voor beide opleidingen geen expliciet geformuleerde streefcijfers zijn, hoewel er een impliciet beleid ter zake wordt gevoerd: jaarlijks onderzoekt de OC het slaagpercentage van de beide opleidingen en worden maat-
224 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
regelen ter remediëring besproken en onderzocht. De Commissie meent dat een expliciet beleid inzake streefcijfers de opleidingen kan helpen om de slaagcijfers te analyseren en mogelijke strategieën uit te tekenen.
Conclusie bij onderwerp 6: Resultaten Omdat zij het facet ‘gerealiseerd niveau’ als goed en het facet ‘onderwijsrendement’ als voldoende beoordeelt, heeft de Commissie een positief oordeel over het onderwerp ‘resultaten ‘van de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen. Omdat zij het facet ‘gerealiseerd niveau’ als goed en het facet ‘onderwijsrendement’ als voldoende beoordeelt, heeft de Commissie een positief oordeel over het onderwerp ‘resultaten’ van de Master in de Criminologische Wetenschappen.
Universiteit Gent: Bachelor en Master 225 Deel 2
Integraal oordeel van de visitatiecommissie Bachelor in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van oordeel dat de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen aan de Universiteit Gent voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en zij heeft aldus een positief eindoordeel over deze opleiding. Master in de Criminologische Wetenschappen De Commissie is van oordeel dat de Master in de Criminologische Wetenschappen aan de Universiteit Gent voldoende generieke kwaliteitswaarborgen biedt en zij heeft aldus een positief eindoordeel over deze opleiding.
226 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
In het kader van het verbeterperspectief formuleert de Commissie de volgende suggesties Doelstellingen - treedt in overleg met het werkveld over de algemene en domeinspecifieke doelstellingen van de opleidingen, alsook over de geformuleerde competenties; Specifiek voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen: - versterkt de aandacht voor de internationale dimensie van de discipline in de opleiding;
Programma - expliciteert beter het impliciet aanwezig onderwijsconcept van de opleidingen; Specifiek voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen: - besteedt meer aandacht aan het ontwikkelen van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de bachelorjaren; - neemt een meer expliciete internationale insteek in het curriculum opnieuw in overweging; - maakt het vak ‘Informatieverwerking in de criminologie’ verplicht met de keuze voor een kwalitatief dan wel een kwantitatief pad; - integreert (vooral in de eerste bachelor) meer werkcolleges, voor kleinere groepen en voorzie meer begeleiding daarvoor; Specifiek voor de Master in de Criminologische Wetenschappen: - besteedt een grotere aandacht aan de actieve beheersing door de student van het Engels; - richt minimaal 1 verplicht opleidingsonderdeel in dat in het Engels gedoceerd wordt; - onderzoekt uitwisselingsmogelijkheden met de andere Vlaamse universiteiten die een master in de criminologische wetenschappen aanbieden; - evalueert de haalbaarheid van de masterproef in het kader van het éénjarig programma en remedieer indien noodzakelijk;
Inzet personeel - tracht de personeelsomkadering nog verder uit te breiden (ZAP, AAP voor begeleiding van oefensessies);
Materiële voorzieningen - voorziet voldoende zelfstudieruimte en kleinere werklokalen voor groepswerk voor de studenten; Universiteit Gent: Bachelor en Master 227 Deel 2
Interne kwaliteitszorg - betrekt vertegenwoordigers van het beroepenveld actiever bij de bestuursorganen van de opleiding;
Resultaten - blijft de internationale mobiliteit van de studenten verder stimuleren; Specifiek voor de Bachelor in de Criminologische Wetenschappen: - tekent een beleid inzake slaagcijfers en onderwijsrendement uit; Specifiek voor de Master in de Criminologische Wetenschappen: - volgt de studieduur in de master nauwgezet op, in relatie tot de haalbaarheid van het tijdig indienen van de masterproef;
228 Universiteit Gent: Bachelor en Master Deel 2
IV
Universiteit Gent The Master of European Criminology and Criminal Justice Systems
Preface In accordance with its mission, the assessment panel presents in this report its opinion on the six subjects from the reference frame for accreditation and a global opinion, which will be the basis for the NVAO to accredit the study programme. In addition, the assessment panel makes recommendations for further improvement of the quality of the education delivered by the programme. The Department of Criminal Law and Criminology of the Universiteit Gent (hereafter ‘Ghent University’ or ‘UGent’) offers the Advanced Master’s programme in Criminology ‘The Master of European Criminology and Criminal Justice Systems’. In 1938, a School for Criminology was established at Ghent University as part of the Faculty of Law. Until the seventies, ‘Criminology’ was an advanced study programme for graduates holding a Law degree. In 1983, a 4 year programme was established, leading to the degree of ‘Master in Criminology’. The Master of European Criminology and Criminal Justice Systems originates from a particular interest in European issues related to criminology and criminal justice. The programme has been established against a background of various international co-operations and networks (e.g. from the intensive programme on ‘Critical Criminology and Criminal Justice Systems’ with partners : the University of Rotterdam (NL), Bologna (I), Komotini (GR), Middlesex (GB), Hamburg (D), and Barcelona (E) and Ghent University (B)). In 1999 the advanced Master’s programme in ‘European Criminology and Criminal Justice Systems’ started, allowing interested and capable international candidates from various backgrounds (e.g. law, sociology, psychology) to enrol for the programme.
Universiteit Gent: Manama 229 Deel 2
The assessment panel visited the Advanced Master’s programme at the UGent during the site visit from 23rd until 25th April 2008. The assessment panel has formed its judgement about the programme based on the self-evaluation report, the conversations and interviews with the co-ordinators, teaching staff, students and alumni of the programme, people responsible for study counselling and internal quality assurance, the documentation of the programme and its Board meetings, the additional information requested during the assessment site visit, the study and evaluation materials, and the Master’s work produced by the students in recent years, including theses. The assessment panel has visited the lecture rooms, PC accommodation and the library during the assessment site visit.
230 Universiteit Gent: Manama Deel 2
Subject 1:
Objectives of the study programme
In the self-evaluation report the aims and objectives of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems are described. These aims and objectives are summarised hereafter. The Master of European Criminology and Criminal Justice Systems (60 ECTS) The self-evaluation report describes the general aims and objectives of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as follows: The Master of European Criminology and Criminal Justice Systems aims to: - provide students science based insights into quantitative, qualitative, and contextual aspects of different forms of crime and deviance with a European or international dimension; - make students understand the organisation and functions of criminal justice systems in Europe and of European institutions and organisations involved in criminal policy; - for students to acquire methodological skills for comparative research in law and social sciences with an eye to organizing European and international comparative research into crime and deviance and the reaction to these phenomena.
UGent has described the aims and objectives in terms of learning outcomes and competences: Competence 1: Competence in Criminology and related sciences area (Knowledge) - Ma.1.1. To formulate a personal, original and critical reflection on criminal and deviant phenomena of European Countries and make policy analyses. - Ma.1.2. Independent approach of criminal and deviant phenomena and their reactions from the perspective of institutional contexts of European countries. - Ma.1.3. Getting insight in and practicing the methodology of comparative criminological research. Competence 2: Scientific competence area (Research and design) - Ma.2.1. Developing a critical sense of science in criminological relevant sources and scientific literature from (countries of) Europe and using these in an original and personal way. - Ma.2.2. To critically analyse and put into operation criminal and deviant phenomena from European countries from a view on theory and research. - Ma.2.3. To write a relevant and coherent, comparative or European research plan. - Ma.2.4. To plan, conduct and evaluate own comparative or European research. Competence 3: Intellectual competence area - Ma.3.1. To show one’s active and critical position towards current events, permanent development of knowledge, ‘life long learning’ and a scientific orientation with regard to criminological topics from European countries. - Ma.3.2. To think innovative about European comparative policy.
Universiteit Gent: Manama 231 Deel 2
Competence 4: Competence in cooperation and communication area - Ma.4.1. To present and verify own scientific research and ideas in English. - Ma.4.2. To write down own scientific research and ideas in a high grade English report. - Ma.4.3. To understand and interpret (European) scientific and technical terminology in English. Competence 5: Social competence area - Ma.5.1. To transcend national frames of reflection and reaction in regard to criminality and deviance. Competence 6: Professional competence area - Ma.6.1. To conduct scientific research independently and to be able to fit in a group that carries out comparative and European scientific research.
Aspect 1.1. Level and Orientation of the objectives of the programme The assessment panel evaluates the level and orientation of the objectives of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as good. The assessment panel finds that the aims and objectives of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems are in agreement with article 58 of the Act on the Restructuring of Higher Education and with the aims and objectives formulated by the assessment panel in its reference frame. The objectives of the programme clearly aim to develop general competences and general academic-oriented competences at an advanced level, as well as to develop an advanced understanding of and insight into academic-disciplinary knowledge. There is good attention in the aims and objectives for how new theories are built, for new developments and for current evolution in the discipline. The aims and objectives are also oriented towards having students develop the ability to make an original contribution to knowledge in one or more parts of the discipline. The students and staff are familiar with the aims and objectives of their study programme, through various channels (brochure, website) and the informal exchange of information e.g. through personal contacts with alumni and staff. Ghent University and the Faculty of Law are committed to the Advanced Master’s programme and agreed to further support the advanced master’s programme, even if the programme will no longer be funded by the government. The department has invested additional resources to hire staff for the Criminology programmes. The current policy is not to raise the tuition fees to an advanced master’s levels. Students nowadays pay the regular tuition fee (€ 533 for a full-time non-scholarship student), similar to the Bachelor’s and the Master’s programmes, in order not to deter students on financial grounds. Nevertheless, the programme aspires to be fully self-supportive.
232 Universiteit Gent: Manama Deel 2
Aspect 1.2. Discipline-specific requirements The assessment panel evaluates the discipline-specific requirements of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as good. The discipline-specific requirements of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems are outlined in the self-evaluation report : “The Master’s programme focuses on the quantitative, qualitative, and contextual aspects of different crime phenomena with a European or trans-national dimension (European criminology) as well as on the organization and the functioning of criminal justice systems in Europe and the European institutions relevant to that field (European criminal justice). The programme further aims at developing methodological skills to understand, evaluate, and carry out comparative studies on crime phenomena and criminal policy within Europe. Finally, the programme aims to allow students, subject to their choices, to work on specific phenomena or policies in courses focusing on organised crime in Europe, European security and prevention policy and drug policy, European police models, private policing and security as well as penal systems in Europe.”
The assessment panel is of the opinion that the discipline-specific requirements are in accordance with what might be expected, given the particular focus on European aspects, on criminal justice and on the comparative approach of the discipline. The assessment panel furthermore emphasises that the discipline-specific requirements are well considered, well thought through and well documented in the self-evaluation report. The aims and objectives particularly aim at the study of crime and crime control from a European and comparative perspective. Also the requirements of the broad professional field are well considered in the aims and objectives. The discipline specific aims and objectives are also known by the students.
Conclusion related to subject 1: Objectives of the study programme Since the ‘level and orientation’ and the ‘discipline-specific requirements’ of the programme are scored as ‘good’, the assessment panel evaluates ‘the objectives of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems programme positively.
Universiteit Gent: Manama 233 Deel 2
Subject 2:
Curriculum
Master of European Criminology and Criminal Justice Systems The Master of European Criminology and Criminal Justice Systems has designed a concordance matrix in which the different competences are attributed to the distinct courses. The Master of European Criminology and Criminal Justice Systems programme comprises: - general courses (29 study credits (SC) = ECTS-credits) (‘European Criminology (8 SC), ‘European Criminal Justice Systems’ (8 SC), ‘European Criminal Policy’ (7 SC), ‘Comparative Methodology’ (6 SC)) - optional courses (16 SC) (‘Security and Prevention Policy in Europe’ (4 SC), ‘Police Models in Europe’ (4SC), ‘Penal Systems in Europe’ (4 SC), ‘Private Policing and Security in Europe’(4 SC), ‘Drug Policing in Europe’ (4 S), ‘Organised Crime in Europe’ (4 SC)). - the Master’s thesis (15 ECTS-credits). In the second semester the courses are grouped in blocks of intensive teaching, allowing the students time in between the different blocks of teaching to work on the papers and on the Master’s thesis. Aspect 2.1. Correspondence between the aims and objectives and the curriculum The assessment panel evaluates the relationship between the aims and objectives and the curriculum of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as good. The Master of European Criminology and Criminal Justice Systems translates the objectives and final qualifications into clear learning targets for each course (with respect to the level and orientation and to the discipline-specific requirements) and for the programme as a whole. The learning targets are described in terms of competences that are clearly linked to the distinct courses. The subjects studied introduce students to a broad spectrum of concepts and knowledge related to ‘criminal justice’. The assessment panel is of the opinion that the multidisciplinary nature of the programme gives students good opportunities to obtain the final qualifications and to enter rele vant professional fields. In its view, the programme covers a very broad range of recent theories and empirical studies about crime phenomena and crime control in a European, comparative perspective. The level of the courses is consistent with an Advanced Master’s curriculum. The programme prepares students for a wide range of occupations within the field of study: they are taught the competences and skills required for independent application of general and discipline-specific knowledge in new contexts. The alumni commented during the interviews that the programme is an asset to their further professional career and provides them with the necessary background and knowledge to further develop in their professional career.
234 Universiteit Gent: Manama Deel 2
The programme employs adequate mechanisms, formal and informal, involving all stakeholders, to respond to changes in the field and to adapt the curriculum when necessary. Aspect 2.2. Requirements for professional / academic orientation of the programme The assessment panel evaluates the requirements for professional/academic orientation of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as good. After studying the self-evaluation report and through the interviews with the academic staff, the assessment panel concludes that the Master of European Crimino logy and Criminal Justice Systems well emphasises development of knowledge and vocational skills and the development of research skills and competences (though the latter is focused mainly on comparative criminal justice work). The programme directors acknowledge the specific focus on the European and comparative perspectives of the discipline. Furthermore the programme lives up to expectations by using multi-disciplinary and comparative research. The assessment panel is of the opi nion that there is good attention for the understanding and application of research methods in the programme. Students write several papers, prior to their writing the Master’s thesis, which fosters the development of their analytical and writing skills. The assessment panel approves of this attention to writing skills, as this – in its view – is a good preparation for writing the Master’s thesis. The knowledge and research advancement in the programme is further supported by the professionalism of the staff of whom most are recognised internationally in their discipline. The international and comparative perspective of the discipline demands the curriculum to be updated constantly, a condition which is addressed and discussed in the appropriate bodies. In addition, the academic staff guarantees a good alignment with current developments in the discipline through its professional expertise and their authority in the research fields associated. With respect to further improvement of the programme, the assessment panel suggests directing students without adequate prior knowledge of ethical questions arising in social research ethics towards additional introduction to this specific field. Aspect 2.3. Consistency of the curriculum The assessment panel evaluates the consistency of the curriculum of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as good. The coherence within the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems is strong as the compulsory courses contribute to the study of crime phenomena and criminal justice in the European and comparative context There is a good balUniversiteit Gent: Manama 235 Deel 2
ance between general courses at a more or less introductory level and more advanced courses, as well as between theory and research. The second semester builds on the concepts and themes explored in the first semester and students indeed need to apply the concepts in their assignments, group work and papers. Moreover, the consistency of the curriculum is further strengthened by the alignment of the Master’s thesis subject with one of the courses followed by the student. The paper, required as part of selection before admission, ensures students’ interest in the discipline and helps to select students with the right profile to enter the programme. This selection tool also has a positive effect on the consistency of the programme. With respect to flexible learning paths, students are allowed to spread the programme over 2 or more years. Students can also opt for an individual learning path tailored to suit the individual student’s background. Aspect 2.4. Size of the curriculum The Master of European Criminology and Criminal Justice Systems consists of 60 study credits (ECTS-credits). The assessment panel evaluates the size of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as being in line with the formal regulations described in the Decree on the Restructuring of Flemish Higher Education. Aspect 2.5. Workload The assessment panel evaluates the study load of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as satisfactory. The students explained during discussions with them that the programme is very demanding and that the workload is high. Some students described the expected level of achievement to be positioned well above the level of expectations in Initial Master’s programmes. The assessment panel is convinced that this programme is indeed very demanding, consistent with what is to be expected from an Advanced Master’s programme. Aspect 2.6. Coherence of structure and contents The assessment panel evaluates the coherence of structure and contents of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as excellent. The Master of European Criminology and Criminal Justice Systems uses an impressive variety of interactive teaching activities to support the students’ active learning processes e.g. microteaching, peer teaching of students, seminar discussions, paper presentations, group work and the use of (electronic) e-books, excursions to the institutions (e.g. Europol, Eurojust, ICTY in European Institutions of Criminal Policy). The active learning processes take various forms, e.g. students read one another’s papers and serve as commentators in discussion sessions held for the course. The assessment panel is impressed by these interactive work forms and suggests the
236 Universiteit Gent: Manama Deel 2
programme directors might stress these assets in communication about the programme, as these contribute to the attractiveness of the programme. In the second semester, the lectures are grouped in blocks, leaving time in between for students to work on papers and assignments and on their Master’s thesis. This variety of teaching approaches, students and alumni commented, brings students – from different backgrounds – to a common high level of understanding. The programme makes effective use of the online learning environment Minerva to support the student’s learning (handouts, additional material, discussion fora, assignments, …). Aspect 2.7. Learning assessment The assessment panel evaluates the aspect ‘learning assessment’ of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as good. Students are evaluated by means of a mixture of non-periodic evaluation (e.g. for assignments and papers) and periodic evaluation (two examinations periods). The assessment panel has examined a selection of examination questions (in the selfevaluation report and on display during the assessment visit) and evaluates the examination questions as having a good overall quality and fairly representing a cross-section of the subjects addressed in the distinct courses. Students are tested for their knowledge, their insight into the subject knowledge and for their capacity to apply and critically reflect on the subjects learned. The Master of European Criminology and Criminal Justice Systems uses a good variety of test- and examination formats (oral and written examinations with or without prior written preparation, papers, and presentations). In particular students’ writing skills are trained and evaluated by means of assignments and papers. The assessment panel approves of the evaluation method for the Master’s thesis (see 2.8 Master’s thesis). There is good transparency of the examination formats and students report that the way they are evaluated is in agreement with the skills and qualifications to be developed and attained during the courses. The students are informed well in advance (at the beginning of the academic year) about the university policy, about the examination regulations (available in English) and about the nature of the examination formats through different channels (discussion in the lectures, website, brochures etc). Students have a right to feed back from the lecturers about their examination, and in case of dispute, a mediation and appeal procedure is available. Aspect 2.8. Master’s thesis The assessment panel evaluates ‘the Master’s thesis’ of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as good. The Master’s thesis for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems comprises 15 ECTS-credits. The number of ECTS for the Master’s thesis Universiteit Gent: Manama 237 Deel 2
is in agreement with the Act on the Restructuring of Higher Education. The selfevaluation report describes the expected level of the Master’s paper as follows: “Departing from a vision on theory, research, and practice the student is to set up an own critical and scientific research design based on a relevant criminological/criminal justice question with a European relevance or a comparative study between at least two European countries. The Master’s dissertation demonstrates the ability of the student to adopt successfully the competences outlined by the Master’s programme of European Criminology and Criminal Justice Systems, in particular to graduate as a competent researcher, able to conduct independent scientific research from a comparative and European perspective.”
Students select the topic and their promoter at the latest in November; the Master’s thesis is to be submitted by the end of May. Students are informed about the requirement for the Master’s thesis through various modes (in the lectures, on the website, by the examination regulations) and about plagiarism. The assessment panel advises the programme directors to develop an appropriate policy in time to detect and address plagiarism. Students are introduced to research methods for undertaking an investigation, but currently without reference to ethical and legal best practice in relation to their subjects chosen. The assessment panel suggests – with respect to further improvement of the programme – to consider introducing this aspect as well in the programme. The students commented during the interviews that they appreciate the proximity of the staff through e-mail and the fact that they always can go to the counselling hour for advice or help. The proximity of the staff is especially helpful for the students having a background different from criminology or law. The staff helps them in preparing their Master’s thesis by directing them towards the necessary resources and background knowledge to be covered or considered. The assessment panel read and analysed a number of Master of European Criminology and Criminal Justice Systems Master’s theses in detail and examined a larger selection of Master’s theses during the site visit. It is of the opinion that the Master’s theses have a good average academic level and that the evaluation and grading reflects the quality of the Master’s thesis. Furthermore the subjects cover the whole range of the programme. The Master’s theses are read by all the lecturers teaching in the programme and defended in front of the Board of Examiners (the assembly of all the lecturers in the programme). The Board of Examiners determines the score for the Master’s thesis. The assessment panel particularly approves this practice, as this is – in its view – an element of the internal quality assurance system. The assessment panel furthermore appreciates that from 2008 onwards, students who passed for the courses
238 Universiteit Gent: Manama Deel 2
except for the Master’s thesis, are offered the possibility to hand in their Master’s thesis by the end of the following semester, the next year. Aspect 2.9. Admission requirements The assessment panel evaluates the admission requirements for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as satisfactory. The following requirements are set for admission to the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems programme: - holders of a Master’s degree in Law, Criminology, Political Science, Sociology, Communication Science, Psychology, Educational Science, History, or Social Work. - holders of a diploma of the second cycle in Law, Criminology, Political Science, Sociology, Communication Science, Psychology, Educational Science, and History Other applicants have to pass an entrance test (e.g. a paper on a specific topic, such as describing the trends and developments in the nature and the extent of violence in the candidate’s country of origin during the last decade). Candidates send the paper, a copy of their certificate and a letter about why they wish to undertake the programme to the chair of the Board of Examiners, who decides on admission of the candidates. The assessment panel qualifies the admission test and the admission procedure as such as good, given the constraint that it is difficult to check before arrival whether the candidate him/herself has written the paper. The university has general admission requirements for international students as well, including language skills, diploma supplement, solvability, insurance and deadlines. The assessment panel is of the opinion that the form and content of the curriculum is in line with the qualifications of the student intake and students are very well directed towards specific introductory (electronic) e-courses in criminology. The assessment panel describes the quality of the preparatory courses as good and very helpful for the students who have inadequate prerequisite knowledge of criminology upon arrival at the programme. Furthermore the assessment panel appreciates the multi-disciplinary nature of the programme, given the diverse intake characteristics and the different backgrounds of the applicants. With respect to flexible learning paths, students are allowed to spread the curriculum over 2 or more years, and are provided with ample flexibility in the content of the programme as well. Graph 1 presents the number of full-time students enrolled for The Master of European Criminology and Criminal Justice Systems over the last seven years, since its start in 1999 (period 1999-2000 – 2007-2008).
Universiteit Gent: Manama 239 Deel 2
Graph 1: Number of full-time students for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems, UGent, over the last 9 years, (expressed in number of students).
25
20
15
10
5
0
99-00
00-01
01-02
02-03
03-04
04-05
05-06
06-07
07-08
The number of students enrolled for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems is on average about 15 students a year. Typically, the student body comprises three types: foreign students, students with prior professional experience and masters from the UGent. Although the advanced master’s programme is open to all holders of a master’s degree, most students have a Master’s of Law or a Master’s of Criminology and a minority hold a Master’s degree in Psychology. The assessment panel evaluates that the number of students is favourable for the realisation of interactive teaching and learning methods. The assessment panel understands that having Erasmus students (who are initial Master’s students) as well in the programme can reflect on the quality of the lectures, as their prerequisite knowledge of English can be considerably lower compared to the Advanced Master’s students and hence insufficient for the course. Therefore these students may not participate in the discussions as actively as the Advanced Master’s students, resulting in their being rather passive in the interactive lectures. A positive effect of having Erasmus students in the programme certainly is the richness of different and diverse views and angles of approaches on the subject matter and the fruitful discussions that result from this diversity. The assessment panel suggests increasing the selection procedures, taking care to allow only Erasmus students having a sufficient grasp of English as a working language into the course. Offering courses taught in English in the initial, ordinary criminology master could be an option for the Erasmus students as well.
240 Universiteit Gent: Manama Deel 2
Conclusion related to subject 2: Curriculum Since the aspects that compose the subject ‘curriculum’ are scored at least as ‘satisfactory’, the assessment panel evaluates the subject ‘curriculum’ for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems positively.
Universiteit Gent: Manama 241 Deel 2
Subject 3:
Deployment of staff
Aspect 3.1. Quality of staff The assessment panel evaluates the aspect ‘quality of the staff’ for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as good. The Master of European Criminology and Criminal Justice Systems is exclusively taught by staff members from the Department of Criminal Law and Criminology at Ghent University. No visiting staff can be attracted to the programme, as it was opted by the Department to organise this programme without additional costs. Attracting visiting staff would result in higher tuition fees for the students. The range of disciplines covered by the staff is impressive. The expertise of the teaching staff in the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems is very good. Each professor is an expert in his or her research discipline and many professors are authorities in their respective disciplines. The teaching staff has good didactic qualities and the students appreciate the quality of their lecturing as well as the open door attitude of both the teaching and assisting staff. The staff is subject to the general university policy and regulations with regard to the deployment of staff and career planning in particular. The university has an equal opportunity policy for female academic staff. Junior academic staff vacancies are published on the personnel website of the university and in various newspapers. When appointing new staff members, the educational experience in the discipline of expertise is considered. (New) staff members can follow educational training sessions and methodological courses for a wide range of topics. The participation rate has been increasing over the last years. The assessment panel appreciates the formal guidance of new teaching staff, which also strengthens the link between research and teaching. Aspect 3.2. Requirements for professional/academic orientation The assessment panel evaluates the requirements for professional/academic orientation of the staff of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as good. The Department of Criminal Law and Criminology houses various research units, in which the lecturers are actively involved in international research. Many of the academic staff members are recognised internationally in their discipline. They participate in various international networks, actively participate in (international) conferences, act as guest lecturers in other programmes, etc. The staff has a broad and active international experience which they bring into the programme through their lectures, through the seminars and the topics discussed, the new developments analysed, and which is also reflected in the Master’s theses topics. The cutting-edge research, represented by the staff – and apparent from the list of publications and scientific output of the staff – ensures a high level of transfer of advanced knowledge, research theory and practice to the students.
242 Universiteit Gent: Manama Deel 2
The assessment panel strongly suggests introducing some possibility to attract staff from abroad to teach in the programme (possibly in conjunction with offering visi ting fellowships of a limited duration, organising some courses in the aftermath of a conference or inviting overseas academics to Flanders in cooperation with the Flemish universities offering Criminology) in order to broaden the international horizon of the discipline even further. Aspect 3.3. Quantity of staff The assessment panel evaluates the quantity of the staff of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as satisfactory. The teaching staff of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems – all being member of the Department of Criminal Law and Criminology – consists of 7 persons (5,3 full time equivalent – FTE). Most have their main assignment as a lecturer in the Bachelor and Master in Criminology (Dutch programme) at Ghent University or the Faculty of Law. Assistants are only seldom involved in the programme as all courses are taught by the ZAP staff members of the Department. The student-staff ratio is 3,4 (i.e. 18 students/5,3 FTE ZAP) for 2006-2007. The assessment panel is of the opinion that this number is favourable for the active teaching style used for the programme and is at least adequate to continuously support the programme. Nevertheless, most of the lecturers, having their main teaching assignment in the Bachelor or Master’s programmes in Criminology or Law, do invest much time on top of their main teaching assignment to run this programme. The assessment panel appreciates this commitment very much, but suggests finding further support abroad or at other universities to expand the number of good lecturers associated with this programme. The assessment panel finds that the staff has a good age distribution, but remarks that given the equal opportunity policy, there are very few female senior staff members.
Conclusion related to subject 3: Deployment of staff As the three aspects that comprise the subject ‘deployment of staff’ are evaluated to be at least ‘satisfactory’, the assessment panel has a positive opinion about the ‘deployment of staff’ of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems.
Universiteit Gent: Manama 243 Deel 2
Subject 4:
Facilities and provisions
Aspect 4.1. Facilities The assessment panel evaluates the facilities for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as satisfactory. The students enrolled for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems use the facilities (for lectures and seminars) at the Faculty of Law of the UGent. Currently the auditoria are rather small, but they are amply equipped with the necessary facilities to support active learning approaches. The Master of European Criminology and Criminal Justice Systems has recently been provided with a fixed room to meet after and in between the lectures, which is good because it encourages cooperative working amongst the students. There will – in the future – be a good number of small size work spaces, while the current situation is steadily improving. In the last few years considerable investment has been made to broaden the number of lecture halls and to improve the quality of the lecture rooms in the Faculty of Law. The assessment panel has visited the lecture rooms and the library facilities during the assessment visit and was impressed by the improvements currently being made. The assessment panel particularly approves of the policy of continuous improvement of the facilities and has confidence that in the end, the Faculty will be provided with good working spaces for the researchers and with adequate lecture halls and an ample number of smaller working rooms. The library is amply equipped with paper and electronic subscriptions and houses a good collection of criminology journals. The library has reasonable opening hours and the students can borrow books over the weekend. Students can also request books via the inter-library loan system and the Aleph catalogue of the books can be consulted online. Students can work in silence in the library and all rooms are equipped with a wireless Internet connection. The students can consult online resources either in the library or from home via a VPN connection, if the contracts with the providers allow this. The assessment panel is of the opinion that the library book collection is adequate, but could still be improved. The Faculty has a PC classroom with 40 PC’s that can be used for lectures, and 20 PC’s that are available at all times to the students. The programme makes good use of the online learning environment Minerva and IT support is available to students, as well as there being introductory sessions. In addition students can log on to the Athena server of the UGent to use software at home without having to install additional programmes.
244 Universiteit Gent: Manama Deel 2
Aspect 4.2. Tutoring The assessment panel evaluates the aspect ‘tutoring’ for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as good. Prospective students are informed through various channels (website, promotional materials, advice from the staff) about the programme. Upon registration for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems, students contact the staff and are directed to the relevant services (e.g. learning path counsellor, student administration, student representatives, central ‘Centre for Student Advice’ in case of psychosocial counselling). Practical course-related questions are directed towards the programme director or the teaching staff, while organisational questions are taken up and solved by the administrative staff. If necessary, students can approach the ombudsperson (at faculty or central level) for help, but the advanced master’s students most often approach the academic or administrative staff to seek help. The assessment panel approves of this personal contact between the students and the staff and its accessibility in this respect. Students can always ask for additional information, and – according to the interviews with the assessment panel – they are directed towards the appropriate bodies.
Conclusion related to subject 4: Facilities and tutoring As the aspect ‘facilities’ and ‘tutoring’ are scored at least as ‘satisfactory’, the assessment panel evaluates the facilities and provisions for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems positively.
Universiteit Gent: Manama 245 Deel 2
Subject 5:
Internal quality assurance
The internal quality assurance for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems has a three layered structure. At the central level the Department of Educational Affairs safeguards the quality of education at Ghent University. The Council of Educational Affairs has developed into an institutional organisation for educational policy and quality control. At faculty level, the Education Quality Care Unit (EQCU) deploys the quality assurance for the programmes. The EQCU outlines the educational vision and policy and translates this into educational targets and objectives for the programme as a whole as well as for the individual courses. The process is developed into a PDCA-cycle (Plan – Do – Check and Adjust). The EQCU safeguards the educational matters related to the programme, follows up on the student surveys and debates curriculum revisions for the programme, and is thus a driving force for development and innovation of the teaching and learning process. The Study Programme Commission – having both a staff and student representation – is an important body in the internal quality assurance process, which operates at the level of the programme: it covers general educational policy and the organisation and provision of education. Aspect 5.1. Evaluations of results The assessment panel evaluates the aspect ‘evaluation of the results’ for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as satisfactory. Each year students are surveyed about the practice of teaching for the programme, addressing various aspects of the educational practice (e.g. the teaching style, course contents, educational tools, study outcomes of the lectures, attitudes of the professors, the examination and a general evaluation of the teaching of the professor, etc) and a general section concerning more general themes (e.g. the practical organisation of the programme, ICT-facilities, etc). The questionnaires are analysed, the lecturers have the opportunity to comment on the outcomes related to their course and a report is prepared and discussed by the EQCU. Finally all lecturers receive the report related to the programme evaluation and the results of the evaluation are discussed in the Study Programme Commission. In case of major problems, the Director of Education discusses the issue with the particular lecturer in order to address and solve the problem. Every two years all courses of each lecturer are evaluated. The assessment committee considers the frequency of this evaluation a very good initiative. The assessment committee remarks that particularly given the international student population, the online learning environment could be used to organise the yearly surveys of the students which could help improve the response rate for these questionnaires.
246 Universiteit Gent: Manama Deel 2
With respect to the self-evaluation report of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems, the assessment panel remarks that there might have been more self-critical analysis in the report. The site visit and the discussions were held in an open atmosphere and provided the assessment committee with good additional insights and information to establish a clear opinion about the programme. Aspect 5.2. Measures for improvement The assessment panel evaluates the measures for improvement for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as good. The current assessment visiting process is the first external quality assurance initiative that has been undertaken for the Advanced Master’s programmes and therefore, the programme can not list a number of changes, based on the recommendations of independent, external evaluators. Nevertheless, the assessment committee appreciates that the programme follows up closely the student evaluations and feedback (received through formal and informal channels) and discusses possible changes in the Study Programme Commission, taking into account recent developments in the discipline. The self-evaluation report indicates a number of possible further improvements with regard to the introduction of more electives and student participation in the student survey. The assessment panel further remarks that a more formal manner of demonstrating the quality of the courses to the external world could also be beneficial for the international recognition of the programme. Aspect 5.3. Involvement of staff, students, alumni and the professional field The assessment panel evaluates the involvement of staff, students, alumni and the professional field for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as satisfactory. Next to the representation of the academic staff, there is good student representation in the boards and committees in which the internal quality control of the programme is addressed. Alumni are currently not actively involved in procedures for curriculum revisions but they are involved in the curriculum debate through mostly informal contacts with the teaching staff in the programme. The assessment panel suggests improving the aftercare for the graduates from the programme and tightening connections with alumni, in supporting some kind of alumni association, as this may be beneficial for the alumni as well as for the programme. All lecturers have close (informal) contacts with the broad professional field and debate the expectations with respect to the desired learning outcomes and competences of their advanced Master’s students at various occasions. The assessment committee suggests further improvement of these informal contacts with the proUniversiteit Gent: Manama 247 Deel 2
fessional field and the organisation of some kind of formal meeting to (even) more substantially involve the non-academic professional field in the curriculum discussions of the programme.
Conclusion related to subject 5: Internal Quality Assurance As the aspect ‘evaluations of results’ and ‘involvement of staff, students, alumni and the professional field’ are evaluated as ‘satisfactory’, and the ‘measures for improvement’ are evaluated as ‘good’, the assessment panel evaluates ‘the internal quality assurance’ for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems positively.
248 Universiteit Gent: Manama Deel 2
Subject 6:
Results
Aspect 6.1. Achieved learning outcomes The assessment panel evaluates the achieved learning outcomes by the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as good. The assessment panel finds that the aims and objectives of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems are indeed realised and that the Master’s theses have a good overall quality. The standard of English is good. The students have good opportunities to finish the programme in the time foreseen. The majority of the alumni (from the alumni questionnaire, organised to document this external evaluation) agree that the programme achieves its general aims, gives students a deeper understanding of and a critical view on crime, crime prevention and crime control in a European context, provides them with a clear understanding of the quantitative, qualitative, and contextual aspects of different crime phenomena with a European dimension and helps them understand the organisation and the functioning of criminal justice systems in Europe and the European institutions engaged in criminal policy. The programme is as such an international programme because of its focus and European perspective, because of its student population and the research discipline of the academic staff. Students have to take the compulsory courses (in the first semester) at Ghent University. During the second semester, students can take courses at one of the Erasmus partner universities. The alumni are working in various disciplines related to criminal justice and are appreciated on the labour market. Having a Master’s degree from this programme is experienced as an added value and creates new job opportunities: many alumni hold high level (academic) positions and have a good position in their job. The alumni with whom the assessment panel talked during the site visit were very enthusiastic about the programme and explained that they indeed apply the knowledge learned and competences acquainted in their everyday professional activities. Aspect 6.2. Study progress The assessment panel evaluates the study progress for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as good. The programme directors have not imposed fixed target rates for the programme, as it is believed that the number of students successfully completing the programme is determined amongst other things by the quality and nature of the students taking the programme in that particular year. The programme directors carefully analyse the yearly pass rates and seek to understand the reality behind the numbers and figures, draw conclusions and take appropriate measures if necessary. During the Universiteit Gent: Manama 249 Deel 2
interviews with the programme directors, the assessment panel was informed that the implicit target figure of the programme is 100% completion. Graph 2 presents the success rate1 for the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems for the last 7 years (period 1996-1997 2005-2006). Graph 2: Success rate of the students in the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems at the UGent, expressed in percentage, over a 7 year period of time (1996-1997 2005-2006). 100% 90%
89%
92%
92%
03-04
04-05
90%
82%
80% 70%
60%
40%
20%
0%
99-00
00-01
01-02
02-03
05-06
Averaged over the last 7 years, 87% of the students obtained their degree in one year. The vast majority of the students complete the programme in one year. Also the students who opt for a flexible learning path mostly graduate ‘in time’ with respect to the chosen segments of their learning path. The average study duration, as stated in the self-evaluation report is about one year and one month over the last 7 years. The average study duration for the part-time students (spreading the programme over 2 years) is 2 years and 3 months. The assessment panel is of the opinion that the success rate achieved by the programme (both for the full-time and for the part-time students) are reasonably high. The assessment panel remarks that the small number of students enrolled in the programme have as a consequence that one single student corresponds with a relatively high percentage of the student population in the graph, which has an effect on the interpretation of the results. The achieved pass rates (since the beginning of the programme) are in the view of the assessment panel in conformity with the expectations of an Advanced Master’s programme.
1 | The success rate is defined as the percentage of students passing in one academic year for the Advanced Master’s programme of 60 ECTS (which is taught in one academic year).
250 Universiteit Gent: Manama Deel 2
Conclusion related to subject 6: Results Since the different aspects contributing to the subject ‘results’ are scored as ‘good’, the assessment panel evaluates the results of the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems positively.
Universiteit Gent: Manama 251 Deel 2
General opinion of the assessment panel The panel evaluates the Master of European Criminology and Criminal Justice Systems as having good generic quality elements and expresses a positive final opinion since the six subjects from the accreditation framework are satisfied.
252 Universiteit Gent: Manama Deel 2
With regard to improvements to be made to the programmes, the assessment panel raises the following suggestions for change Curriculum - direct students without adequate prior knowledge in ethical issues in social science research towards additional introductory materials and discussions with supervisors in this area; - measure and monitor actual study time in order to detect, improve and follow up on the students workload and the balance in the programme; - ensure that only suitable (in respect to prerequisite knowledge of the candidates) Erasmus students enter the Advanced Master’s programme;
Deployment of staff - consider attracting international staff to the programme, for instance through encouraging visiting staff to give seminars;
Facilities and provisions - continue the planned renovations and expansion of the facilities;
Internal quality assurance - investigate whether the online learning environment could be used for student evaluations in order to improve the response rate; - set up a more formal manner to demonstrate the quality of the courses in the programme to the international community; - improve the involvement of alumni in curriculum debates; - improve the aftercare for the graduates from the programme and tighten connections with alumni, in supporting some kind of alumni association; - involve the non-academic professional field in curriculum discussions in a more formal manner;
Bijlage 1 Curricula vitae
Prof. Dr. Martin Moerings Martin Moerings is hoogleraar penologie aan de universiteit van Leiden. Bij de aanvaarding van zijn hoogleraarschap in 2003 hield hij zijn oratie, getiteld Straffen met het oog op veiligheid, een onderneming vol risico’s. Daarvoor is hij jarenlang verbonden geweest aan het Willem Pompe instituut voor Strafrechtswetenschappen van de Universiteit Utrecht. Hij studeerde sociologie in Tilburg en rechten in Utrecht. In 1977 promoveerde hij aan de Universiteit van Utrecht op het proefschrift De gevangenis uit, de maatschappij in, een empirische studie naar de sociale gevolgen van de gevangenisstraf voor de gedetineerde en zijn familie. Hij was gastdocent criminologie en penologie aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen, een half jaar associate-professor aan de Wayne State University in Detroit. Recent doceert hij in China cursussen aan functionarissen binnen het gevangeniswezen over mensenrechten. In onderwijs en onderzoek houdt hij zich bezig met het spanningsveld tussen rechtswaarborgen bij de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties enerzijds en de effectiviteit ervan anderzijds. Daarnaast heeft hij de afgelopen jaren onderzoek verricht naar de versterking van de positie van het slachtoffer binnen de strafrechtspleging en de aanscherping van de zedenwetgeving. Martin Moerings is voorzitter van de afdeling Criminologie en Penologie van de Leidse Universiteit die verantwoordelijk is voor de bachelor- en masteropleiding in de criminologie. Binnen het departement Strafrecht en Criminologie is hij lid van het dagelijks bestuur. Hij is voorzitter van de examencommissies van de opleiding criminologie. Bovendien maakte hij deel uit van het onderzoeks- en onderwijsbestuur van de faculteit rechten. Hij was lid van het bestuur van de interfacultaire Onderzoeksschool Maatschappelijke Veiligheid (OMV). Martin Moerings is rechter-plaatsvervanger bij de rechtbank in Arnhem, voorzitter van de sectie gevangeniswezen van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) die onder meer de minister van justitie adviseert, lid van de redactieraad van Justitiële Verkenningen en tot voor kort was hij lid van de deelredactie Sancties van Delikt en Delinkwent. Hij was voorheen (tot 2006) voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kriminologie, vice-voorzitter van de herzieningscommissie klachten politieoptreden regio Utrecht en voorzitter van de commissie van toezicht bij de Foba, een penitentiaire inrichting voor psychisch gestoorde gedetineerden in Amsterdam.
Curricula vitae 257 Bijlage 1
Prof. dr. Yves Cartuyvels Yves Cartuyvels is doctor in de Criminologie, heeft een M.D. in de Rechten en een M.D. in de Filosofie (Université Catholique de Louvain). Hij is voor het ogenblik decaan van de Faculteit Rechten aan de Facultés universitaires Saint-Louis (FUSL) te Brussel, waar hij Strafrecht, Introductie tot de Criminologie en Rechtstheorie doceert. Hij is professor aan de European Academy of Legal Theory in Brussel, en doceert daar een cursus ‘Introduction to penal and criminological theory’. Hij is voorzitter van the IRSI (Institut de Recherches Société et Interdiciplinarité), hij is ook mede-directeur van het SIEJ (Séminaire Interdisciplinaire d’Etudes Juridiques), lid van het CES (Centre d’Etudes Sociologiques) aan de FUSL. Hij is lid van de redactieraad van ‘Déviance et Société’ en ‘Revue de droit pénal et de criminologie’. Hij is promotor van verschillende Ph.D. thesissen over misdaad en criminaliteit, hij was/is ook directeur of co-directeur van verscheidene nationale en internationale onderzoeken voor de Europese Commissie, voor de Belgische Federeale Overheid en voor de Franse Gemeenschap. Daartoe behoren ondermeer een onderzoek over Treatment experiences in Social Defense systems, (IENS, France, 2008); Treatment trajectories of druggebruikers van ethnic minority groups ‘(Belgisch Wetenschapsbeleid, 2007); ‘Shifts in the Justice system powers’, Belgisch en Federaal Agentschap voor Wetenschappelijk, Technisch en Culturele Zaken, (2001-2005); a European Seminar on ‘The evolutions of the juvenile justice system’s in Europe’, GERN/ Council of Europe (2003-2005); hij is ook verantwoordelijk voor de Workpackage 3 ‘Criminalisation’ van een GERN project over ‘Assessing Deviance, crime and prevention in Europe’, Coordination Actions FP6-2004-Citizens-5, priority 7 (2006-2009). Zijn voornaamste publicaties behelsen: Cartuyvels Y. (dir.), Les ambivalences du risque: regards croisés en sciences sociales, Bruxelles, FUSL 2008; de Coninck Fr, Cartuyvels Y., e.a., (2005), Aux frontières de la Justice, aux marges du social, Gent, Academia Press, 2005 Ponsaers P., Cartuyvels Y., Le traitement policier: une autonomie relative? Etude empirique sur le traitement policier autonome, Gand, Academia Press, 2003.; Cartuyvels Y., D'où vient le code pénal? Une approche généalogique des premiers codes pénaux dans l'Europe absolutiste du XVIIIe siècle, Bruxelles, Montréal, Ottawa, Deboeck-Université, presses de l'Université de Montréal, Presses de l'Université d'Ottawa, 1996.
258 Curricula vitae Bijlage 1
Prof. dr. Chrisje Brants Chrisje Brants (°1948) studeerde in 1978 af in de criminologie en daarna in 1983 in het Nederlands recht aan de Universiteit van Amsterdam. Als criminoloog en jurist was zij als onderzoeker verbonden aan het Criminologisch Instituut Bonger te Amsterdam en daarna, vanaf 1985, aan het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen in Utrecht. Haar doctoraat behaalde zij aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam in 1991 met de dissertatie 'De sociale constructie van fraude'. In 1997 werd zij tot hoogleraar straf- en strafprocesrecht benoemd in Utrecht en was vanaf 1999 directeur van het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen en tevens van 1999-2001 decaan van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Zij publiceert veelvuldig op een breed terrein en treedt regelmatig op als gastspreker en gastdocent in binnen- en buitenland. Haar onderzoek en publicaties betreffen onder andere de strafrechtsvergelijking, criminaliteitsbeleid en openbaar ministerie, het internationale strafrecht en criminaliteit/strafrecht en media. Het meest recente boek van haar hand is: ‘Strafbare discriminatie’ (Boom: 2007); de meest recente artikelen: ‘Journalistiek verschoningsrecht: hoe wenselijk is een wettelijke regeling?’ (Delikt en Delinkwent, 2008), en ‘The Vulnerability of Dutch Criminal Procedure to Miscarriages of Justice’ in: Miscarriages of Justice. A Comparative Study, eds. C. Ron Huff and Martin Killias (Temple University Press: 2008).
Curricula vitae 259 Bijlage 1
Prof. dr. Joanna Shapland Joanna Shapland is Professor of Criminal Justice at the University of Sheffield, UK and Director of the University of Sheffield Centre for Criminological Research. After taking her doctorate at the University of Oxford on self-reported delinquency, she held research fellowships at King’s College London and at the University of Oxford Centre for Criminological Research, before going to Sheffield. She is Executive Editor of the International Review of Victimology and was previously Editor of the British Journal of Criminology. She was part of the founding group of the current series of British Criminology Conferences and has undertaken reviews of criminology/victimology departments at the Universities of Cambridge, UK and Tilburg, the Netherlands, as well as at Queen’s University Belfast. She was an independent assessor on the Review of Criminal Justice in Northern Ireland, part of the Good Friday Agreement. She has researched widely in criminology and criminal justice, including projects funded by the Economic and Social Research Council, the European Commission, and the Home Office and the Ministry of Justice in England and Wales. She has written over 100 books, articles and reports, with publications including Justice, Community and Civil Society (2008), Restorative Justice: the views of victims and offenders (2007), The Informal Economy: threat and opportunity in the city (2003), Social Control and Policing: the public-private divide (1999), Policing by the Public (1988) and Victims in the Criminal Justice System (1985).
260 Curricula vitae Bijlage 1
Dr. Guido Cuyvers Guido Cuyvers studeerde criminologie, familiale en seksuologische wetenschappen en filosofie aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij doctoreerde in de criminologie met een onderzoek over de secundaire victimisatie van slachtoffers van misdrijven. Hij is sinds 1975 verbonden aan de Katholieke Hogeschool Kempen te Geel waar hij zijn loopbaan begon als docent in het departement Sociaal Werk. Later werd hij coördinator Onderwijsontwikkeling van die hogeschool. Hij was ook gedurende 25 jaar verbonden aan de academische lerarenopleiding van de faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven. Zijn onderwijs heeft betrekking op psychologie, psychopathologie, organisatiekunde en kwaliteitszorg. Zijn onderzoek speelt zich voornamelijk af op het terrein van de gerontologie en ouderenzorg met als focus de sociale inclusie van ouder wordende mensen. Als coördinator van dat onderzoeksdomein richtte hij het Vlaams Onderzoeks- en Kenniscentrum Derde Leeftijd (VONK3) op. Momenteel is hij departementshoofd van het departement Sociaal Werk van de Katholieke Hogeschool Kempen. Hij was herhaaldelijk lid, voorzitter of secretaris van visitatiecommissies van de VLIR en de VLHORA. Hij begeleidde vele non-profit organisaties in hun proces van kwaliteitsontwikkeling. Hij publiceerde boeken en artikels over psychologie, kwaliteitszorg en gerontologie.
Amir Jaouadi Amir Jaouadi (°Gent, 1984) studeert sinds 2003 aan de Universiteit Gent. In 2005 was hij actief als studentenvertegenwoordiger. Als werkstudent behaalde hij zijn master in de Criminologische Wetenschappen in 2008. Daarop aansluitend volgt hij een voorbereidingsprogramma Toegepaste Economische Wetenschappen aan de Universiteit Gent.
Greet Verstrynge Greet Verstrynge werd geboren op 7 februari 1986 in Herk-De-Stad. In 2004 vatte ze haar bachelorstudies Criminologische Wetenschappen aan aan de K.U.Leuven, waar ze in 2008 met grote onderscheiding haar Masterdiploma behaalde. Gedurende haar gehele opleiding was ze ook actief als studentenvertegenwoordiger in de POC Criminologische Wetenschappen. Momenteel zet Greet haar studies verder in een Master Overheidsmanagement en –beleid.
Curricula vitae 261 Bijlage 1
Bijlage 2 De bezoekschema’s
Bezoekschema visitatie Criminologische Wetenschappen Vrije Universiteit Brussel Bachelor in de Criminologische Wetenschappen Master in de Criminologische Wetenschappen Woensdag 19 maart 2008 10u00 - 12u30
13u15 - 14u00
intern beraad visitatiecommissie (inclusief lunch) faculteitsbestuur, opleidingsverantwoordelijken, opstellers zelfevaluatie, facultair coördinator, student betrokken bij onderwijskundig overleg Bachelor in de Criminologische Wetenschappen studenten in opleidingscommissie(s) (alle opleidingen)
14u00 - 14u45
academisch personeel (AAP en ZAP) in opleidingscommissies (alle opleidingen)
14u45 - 15u15
pauze
15u15 - 16u00
studenten BA waaronder studenten betrokken bij onderwijskundig overleg, Bachelor in de Criminologische Wetenschappen
16u00 - 16u30
studenten schakelprogramma's Criminologie, waaronder studenten betrokken bij onderwijskundig overleg, Bachelor in de Criminologische Wetenschappen
16u30 - 17u00
inzage examenvragen en pauze
17u00 - 17u45
personeel AAP en bursalen met ondersteunende onderwijsopdracht, Bachelor in de Criminologische Wetenschappen
17u45 - 18u15
ZAP verantwoordelijk voor stagebegeleiding (en bachelorproef), Bachelor in de Criminologische Wetenschappen
18u15 - 19u00
personeel ZAP, Bachelor in de Criminologische Wetenschappen
19u00 - 20u00
intern beraad en inzage lesmateriaal
20u00 - 21u00
ontvangst met een vertegenwoordiging van de academische overheid, het faculteitsbestuur en opleidingsafgevaardigden (alle betrokken opleidingen)
21u00
avondmaal visitatiecommissie
12u30 - 13u15
Donderdag 20 maart 2008 09u00 – 09u45 09u45 - 10u30
faculteitsbestuur, opleidingsverantwoordelijken, opstellers zelfevaluatie, student betrokken bij onderwijskundig overleg, Master in de Criminologische Wetenschappen studenten, waaronder studenten betrokken bij onderwijskundig overleg, Master in de Criminologische Wetenschappen
10u30 - 11u00
inzage examenvragen en pauze
11u00 - 11u45
personeel AAP en bursalen met ondersteunende onderwijsopdracht, Master in de Criminologische Wetenschappen
11u45 - 12u30
personeel ZAP, Master in de Criminologische Wetenschappen
12u30 - 13u15
intern beraad en inzage lesmateriaal
13u15 - 14u00
lunch
14u00 - 15u00
verantwoordelijken studie-advies en –begeleiding, ombudspersoon, internationalisering, interne kwaliteitszorg (opleidingen, facultair en centraal)
15u00 - 17u00
bezoek onderwijsruimten, practicumlokalen, bibliotheek e.d.
17u00 - 17u30
spreekuur en aanvullende gesprekken op uitnodiging van de commissie
17u30 - 18u00
werkstudenten van de Bachelor- en Master in de Criminologische Wetenschappen
18u00 - 18u45
afgestudeerden Master in de Criminologische Wetenschappen
18u45 - 19u30
informele ontmoeting met het faculteitsbestuur en opleidingsafgevaardigden (alle betrokken opleidingen)
19u30
avondmaaltijd visitatiecommissie
264 Bezoekschema’s Bijlage 2
Bezoekschema visitatie Criminologische Wetenschappen Vrije Universiteit Brussel Bachelor in de Criminologische Wetenschappen Master in de Criminologische Wetenschappen Vrijdag 21 maart 2008 09u00 - 11u00
intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering
11u00 - 12u00
gesprek met het bestuur van de faculteit(en), opleidingsverantwoordelijken van alle opleidingen, facultair coördinatoren
12u00 - 12u45
intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering
12u45
mondelinge rapportering
Bezoekschema’s 265 Bijlage 2
Bezoekschema visitatie Criminologische Wetenschappen Katholieke Universiteit Leuven Bachelor in de Criminologische Wetenschappen Master in de Criminologische Wetenschappen Master of Criminology Woensdag 16 april 2008 11u00 - 13u00
intern beraad visitatiecommissie (inclusief lunch)
13u00 - 13u45
faculteitsbestuur, opleidingsverantwoordelijken, opstellers zelfevaluatie, facultair coördinator, student betrokken bij onderwijskundig overleg, BA criminologische wetenschappen
13u45 - 14u30
studenten in opleidingscommissie(s) (alle opleidingen)
14u30 - 15u15
academisch personeel (AAP en ZAP) in opleidingscommissies (alle opleidingen)
15u15 - 15u45
pauze
15u45 - 16u30
studenten, waaronder studenten betrokken bij onderwijskundig overleg
16u30 - 17u15
personeel AAP en bursalen met ondersteunende onderwijsopdracht, alsook stagebegeleiders BA
17u15 - 17u45
inzage examenvragen en pauze
17u45 - 18u15
ZAP verantwoordelijk voor stagebegeleiding (en bachelorproef) BA
18u15 - 19u00
personeel ZAP, alsook stagebegeleiders BA
19u00 - 19u45
intern beraad en inzage lesmateriaal
19u45 - 20u45
ontvangst met een vertegenwoordiging van de academische overheid, het faculteitsbestuur en opleidingsafgevaardigden (alle betrokken opleidingen)
20u45
avondmaal visitatiecommissie
Donderdag 17 april 2008 09u00 – 10u00
intern beraad (de commissie moet de beide taalvarianten afzonderlijk evalueren en aldus over elke variant een uitspraak doen in haar rapport)
10u00 - 10u45
faculteitsbestuur, opleidingsverantwoordelijken, opstellers zelfevaluatie, student betrokken bij onderwijskundig overleg MA en ENG MA (stud op studieuitstap)
10u45 - 11u30
studenten, waaronder studenten betrokken bij onderwijskundig overleg MA NL
11u30 - 13u00
inzage examenvragen en lunch
13u00 - 13u45
personeel AAP en bursalen met ondersteunende onderwijsopdracht MA NL en ENG
13u45 - 14u30
personeel ZAP, MA NL en ENG
14u30 - 16u00
intern beraad en inzage lesmateriaal MA NL en ENG
16u00 - 18u00
bezoek onderwijsruimten, practicumlokalen, bibliotheek e.d.
18u00 - 18u45
afgestudeerden MA NL en MA ENG (oude licentiaats-alumni)
18u45 - 19u30
informele ontmoeting met het faculteitsbestuur en opleidingsafgevaardigden (alle betrokken opleidingen)
19u30
avondmaaltijd visitatiecommissie
266 Bezoekschema’s Bijlage 2
Bezoekschema visitatie Criminologische Wetenschappen Katholieke Universiteit Leuven Bachelor in de Criminologische Wetenschappen Master in de Criminologische Wetenschappen Master of Criminology Vrijdag 18 april 2008 09u00 - 10u00
verantwoordelijken studie-advies en –begeleiding, ombudspersoon, internationalisering, interne kwaliteitszorg (opleidingen, facultair en centraal)
10u00 - 10u45
studenten, waaronder studenten betrokken bij onderwijskundig overleg MA ENG
10u45 - 11u15
spreekuur en aanvullende gesprekken op uitnodiging van de commissie
11u15 - 12u15
gesprek met het bestuur van de faculteit(en), opleidingsverantwoordelijken van alle opleidingen, facultair coördinatoren
12u15 - 15u15
intern beraad van de commissie, lunch en voorbereiding mondelinge rapportering
15u15
mondelinge rapportering
Bezoekschema’s 267 Bijlage 2
Bezoekschema visitatie Criminologische wetenschappen Universiteit Gent Bachelor in de Criminologische Wetenschappen Master in de Criminologische Wetenschappen Master of European Criminology and Criminal Justice Systems Woensdag 23 april 2008 10u00 - 12u00
intern beraad visitatiecommissie
12u00 - 12u45
faculteitsbestuur, opleidingsverantwoordelijken, opstellers zelfevaluatie, facultair coördinator, student betrokken bij onderwijskundig overleg BA en MA
12u45 - 13u15
vertegenwoordiging van de vakgroep ‘Strafrecht en Criminologie’ (ZAP, AAP, ATP, …) BA en MA
13u15 - 13u30
pauze
13u30 - 14u15
studenten in opleidingscommissie(s) (BA en MA)
14u15 - 15u00
Academisch personeel (AAP en ZAP) in opleidingscommissies (BA en MA)
15u00 - 15u30
pauze
15u30 - 16u15
studenten, waaronder studenten betrokken bij onderwijskundig overleg BA
16u15 - 17u00
personeel AAP BA
17u00 - 17u30
inzage examenvragen en pauze
17u30 - 18u00
ZAP verantwoordelijk voor stagebegeleiding (en bachelorproef) BA
18u00 - 18u45
personeel ZAP BA
18u45 - 19u30
intern beraad en inzage lesmateriaal
19u30 - 19u45
verplaatsing naar het Pand, UGent
19u45 - 20u45
ontvangst met een vertegenwoordiging van de academische overheid, het faculteitsbestuur en opleidingsafgevaardigden (alle betrokken opleidingen)
20u45
avondmaal visitatiecommissie
268 Bezoekschema’s Bijlage 2
Bezoekschema visitatie Criminologische wetenschappen Universiteit Gent Bachelor in de Criminologische Wetenschappen Master in de Criminologische Wetenschappen Master of European Criminology and Criminal Justice Systems Donderdag 24 april 2008 09u30 - 10u00
intern beraad commissie
10u00 - 10u45
studenten, waaronder studenten betrokken bij onderwijskundig overleg MA
10u45 - 11u30
personeel AAP MA
11u30 - 12u15
personeel ZAP MA
12u15 - 14u15
intern beraad en inzage lesmateriaal en lunch (with prof. Shapland)
14u15 - 15u00
faculteitsbestuur, opleidingsverantwoordelijken, opstellers zelfevaluatie, student betrokken bij onderwijskundig overleg MANAMA
15u00 - 15u45
studenten, waaronder studenten betrokken bij onderwijskundig overleg
15u45 - 16u15
inzage examenvragen en pauze
16u15 - 17u15
personeel AAP en ZAP MANAMA
17u15 - 18u00
intern beraad en inzage lesmateriaal MANAMA
18u00 - 18u45
afgestudeerden MANAMA
18u45 - 19u30
afgestudeerden MA
19u30 - 19u45
verplaatsing naar Sofitel
19u45 - 20u30
informele ontmoeting met het faculteitsbestuur en opleidingsafgevaardigden (alle betrokken opleidingen)
20u30
avondmaaltijd visitatiecommissie
Vrijdag 25 april 2008 09u00 - 10u00
verantwoordelijken studie-advies en –begeleiding, ombudspersoon, internationalisering, interne kwaliteitszorg (opleidingen, facultair en centraal)
10u00 - 12u00
bezoek onderwijsruimten, practicumlokalen, bibliotheek e.d.
12u00 - 12u45
middagmaaltijd visitatiecommissie
12u45 - 13u15
spreekuur en aanvullende gesprekken op uitnodiging van de commissie
13u15 - 14u15
gesprek met het bestuur van de faculteit(en), opleidingsverantwoordelijken van alle opleidingen, facultair coördinatoren
14u15 - 16u15
intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering
16u15
mondelinge rapportering
Bezoekschema’s 269 Bijlage 2
Ravensteingalerij 27 B – 1000 Brussel T +32 (0)2 792 55 02 F +32 (0)2 211 41 99 www.vlir.be
[email protected]