De leden van de raad van de gemeente Papendrecht.
datum behandeld door ons kenmerk doorkiesnummer faxnummer onderwerp
10 september 2007 Griffier -078-6418322 078-6418316 Uitnodiging voor de openbare raadsvergadering van 20 september 2007
Geacht raadslid,
Hierbij nodig ik u uit tot het bijwonen van een openbare raadsvergadering, te houden op donderdag 20 september 2007 om 19.30 uur in de raadzaal van het raadhuis, met als uitloopdatum maandag 24 september 2007 eveneens om 19.30 uur in de raadzaal van het raadhuis. Een agendavoorstel met bijlagen is bijgevoegd. De op de agenda betrekking hebbende stukken liggen voor u vanaf heden ter inzage in de leeskamer (kamer 0.06). De leeskamer is telefonisch bereikbaar onder nummer 078 – 6 418 213 en de raadzaal onder nummer 078 – 6 418 201.
Hoogachtend, de voorzitter van de gemeenteraad,
C.J.M. de Bruin.
De leden van de raad van de gemeente Papendrecht.
datum behandeld door ons kenmerk doorkiesnummer faxnummer onderwerp
12 september 2007 Griffier -078-6418322 078-6418316 Tarievenverordening reinigingsrechten 2006
Geacht raadslid,
Ten vervolge op de eerder aan u verzonden stukken ten behoeve van de openbare raadsvergadering van donderdag 20 september aanstaande stuur ik u hierbij een nota van wijziging waar het gaat om het voorstel tot wijziging van de Tarievenverordening Reinigingsrechten 2006. Deze nota strekt tot vervanging van de eerdere stukken; de wijzigingen zijn met onderstrepingen voor u inzichtelijk gemaakt. Met deze nota van wijziging meent het college recht te doen aan de opmerkingen van uw zijde gemaakt tijdens de afgelopen vergadering van de raadscommissie samenleving.
Hoogachtend, de voorzitter van de gemeenteraad,
C.J.M. de Bruin
Voorstel agenda voor de openbare vergadering van de gemeenteraad van Papendrecht d.d. 20 september 2007 om 19.30 uur
01. Opening.
-
-
-
02. Vaststelling van de agenda.
-
-
-
03. Vaststelling van het verslag van: a. de openbare vergadering van 14 juni 2007; b. de openbare vergadering van 21 juni 2007.
-
-
CJMdB
037
-
CJMdB
H 05. Voorstel tot het vaststellen van de Verordening commissie bezwaarschriften 2007.
038
039
Ph CJMdB
06. Voorstel tot het vaststellen van de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2007.
039
040
Ph CJMdB
H 07. Voorstel tot opheffing van de Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam “Willem de Zwijger College”, akkoord te gaan met het gewijzigde liquidatieplan, in te stemmen met de daaruit voortvloeiende financiële en personele gevolgen en besluiten dat het Willem de Zwijger College in stand zal worden gehouden door de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs “Willem de Zwijger College” alsook kennis te nemen van het feit dat in het kader van de opheffing nog in overleg getreden moet worden over de staat van onderhoud van de gebouwen in Papendrecht en de mogelijke financiële consequenties.
040
041
Ph JT
H 08. Voorstel tot goedkeuring van de door de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht aangeboden ontwerpbegroting 2007.
041
042
Ph JT
H 09. Voorstel tot het verlenen van goedkeuring aan het ‘financieel kader van de gemeenschappelijke regeling Zuid-Holland Zuid’
042
043
Ph JT
10. Voorstel tot het vaststellen van de wijziging van de Tarievenverordening Reinigingsrechten 2006.
043
044
Ph JT
11. Voorstel om te besluiten tot realisatie van renovatie van Theater de Willem (conform programma van eisen).
044
045
Ph AV
12. Voorstel tot het vaststellen van de Verordening binnenhavengeld september 2007.
045
046
Ph AV
13. Voorstel tot het kenbaar maken van wensen en bedenkingen bij de ontwerpbegroting 2008 van het Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden (Drechtwerk).
046
047
Ph AV
04. Ingekomen en ter inzage gelegde stukken.
14. Voorstel om extra middelen aan het Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden (Drechtwerk) beschikbaar te stellen in verband met de aanpak wachtlijst WSW.
047
048
Ph AV
-
053
Ph AV
H 16. Voorstel tot het vaststellen van het bestemmingsplan Aan de Noord.
048
049
Ph AvL
H 17. Voorstel tot het vaststellen van het Milieujaarverslag 2006.
049
050
Ph MZ
H 18. Voorstel tot het vaststellen van de richtlijnen MER omtrent de aardgasleiding Wijngaarden-Ossendrecht.
050
051
Ph MZ
H 19. Voorstel tot het aangaan van de gemeenschappelijke regeling Halt Zuid-Holland Zuid.
051
052
Ph MZ
-
-
-
H 15. Voorstel om een standpunt uit te spreken t.a.v. het onderzoeksrapport van de Rekenkamercommissie van juli 2007 naar het subsidiebeleid van de gemeente Papendrecht.
20. Sluiting.
2
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 10 september 2007, nummer 037/2007
Raadsvergadering 20 september 2007
Programmaveld Programma 8: Bestuur
Agendapunt 04
Portefeuillehouder C.J.M. de Bruin
Wettelijke basis Artikel 74, lid 2, van de Gemeentewet
Voorstel tot: Het bespreken van de lijst van ingekomen en ter inzage gelegde stukken.
Gevraagde beslissing: 1). De onder categorie I ingekomen stukken voor kennisgeving aannemen (de betreffende stukken zijn al als ingekomen stuk te boek gesteld en aan de orde geweest in de vergaderingen van de raadscommissies). 2). De onder categorie II ingekomen stukken (die hierbij rechtstreeks te boek worden gesteld ten behoeve van de onderhavige vergadering van de gemeenteraad) als volgt te behandelen: A. De ingekomen stukken (afkomstig van derden) voor kennisgeving aannemen; B. De ingekomen stukken (afkomstig van derden) in handen stellen van het college; C. De ter inzage gelegde stukken (afkomstig van het college van burgemeester en wethouders) voor kennisgeving aannemen; D. Kennis te nemen van de stand van zaken betreffende aangehouden en aangenomen moties; E. De antwoorden (afkomstig van het college van burgemeester en wethouders) op schriftelijk ingediende vragen ex art. 36 van het Reglement van Orde voor kennisgeving aannemen.
Financiële consequenties N.v.t.
Aan de raad
I. Verzocht wordt de hieronder vermelde stukken (ten behoeve van de raadscommissies) voor kennisgeving aan te nemen: 1. Een brief van de Minister-President d.d. 14 juni 2007, waarbij wordt toegezonden het Beleidsprogramma 2007-2011 van het Kabinet Balkenende IV. 2. Een brief van de Stichting Veiligheid en Toezicht, waarbij wordt toegezonden het Jaarbeeld 2006.
1
3. Een brief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkszaken d.d. 09 juli 2007 betreffende de onafhankelijkheid van de Rekenkamer(commissie). 4. Een brief van de CdK van de provincie Zuid-Holland, waarbij wordt toegezonden een afschrift van het koninklijk besluit betreffende de herbenoeming van burgemeester C.J.M. de Bruin. 5. Een brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) d.d. 26 juli 2007 betreffende de onkostenvergoedingen voor collegeleden, raads- en commissieleden. 6. Een persbericht van het college d.d. 24 mei 2007 en een nota van het college d.d. 28 maart 2007, betreffende verdergaande samenwerking brandweerkorpsen Drechtsteden-Noord. 7. Een brief van Grand Café Willaerts d.d. 30 mei 2007 betreffende Kunst op het Veerplein. 8. Een brief van het Bureau Drechtsteden d.d. 04 juni 2007, waarbij wordt toegezonden de agenda en bijbehorende stukken van het portefeuillehoudersoverleg Wonen en Stedelijke Vernieuwing van 14 juni 2007. 9. Een brief van Oasen N.V. van 06 juni 2007 betreffende een presentatie over het drinkwaterleidingbedrijf. 10. Een brief van Bureau Drechtsteden van 18 juni 2007, waarbij wordt toegezonden de agenda en bijbehorende stukken van het Portefeuillehoudersoverleg Ruimte, Groen en Milieu Drechtsteden op 28 juni 2007. 11. Een brief van het Samenwerkingsknooppunt Zuid-Holland Zuid d.d. 18 juli 2007, waarbij wordt toegezonden het Jaarverslag 2006. 12. Een brief van de Raad landelijk gebied d.d. 19 juli 2007, waarbij wordt toegezonden het Jaarverslag 2006 en de voortgang werkprogramma 2007. 13. Een brief van het Programmabureau Groene Hart d.d. 27 juli 2007 betreffende de aanstelling van de programmadirecteur. 14. Een brief van Bewonerscommissie flats C. Huygenslaan d.d. 18 april 2007 betreffende parkeervoorzieningen. 15. Een brief van Bureau Drechtsteden d.d. 04 juni 2007, waarbij wordt toegezonden het Plan van aanpak Zonebeheer Drechtsteden. 16. Een brief van Bureau Drechtsteden van 15 juni 2007, waarbij wordt toegezonden het Regionaal Programma Luchtkwaliteit 2006-2010. 17. Een brief van Mr. J.G.M. van Mierlo d.d. 19 juni 2007, waarbij wordt toegezonden de zienswijzen op het ontwerp-bestemmingsplan “Aan de Noord” van De Rivierendriesprong Handelsbedrijf b.v. en Van Herwijnen Beheer b.v. 18. Een brief van Bureau Drechtsteden d.d. 19 juli 2007 betreffende het Plan van aanpak Zonebeheer Drechtsteden en het Regionaal Programma Luchtkwaliteit. 19. Een brief van het college d.d. 08 juni 2007, waarbij wordt toegezonden het Rapport evaluatie en actualisering revitaliseringsprogramma Oosteind. 20. Een brief van het college d.d. 18 juni 2007 betreffende uitnodigingen voor de startmanifestatie Transformatievisie Merwedezone. 21. Een brief van het college d.d. 12 juli 2007 betreffende vragen over de toestand van de dijken. 22. Een nota van het college d.d. 19 juli 2007 betreffende de besteding aan duurzame initiatieven in 2007. 23. Een brief van 20 juli 2007 aan de Provincie Zuid-Holland betreffende de reactie op de Ontwerp Transformatievisie Merwedezone. 24. Een nota van 25 juli 2007 betreffende het Jaarverslag 2006 van de Welstandscommissie. 25. Een brief van het Willem de Zwijger College d.d. 29 mei 2007, waarbij wordt toegezonden het financieel jaarverslag 2006. 26. Een brief van het Bureau Drechtsteden d.d. 07 juni 2007, waarbij wordt toegezonden de agenda en bijbehorende stukken voor het portefeuillehoudersoverleg Sociaal van 21 juni 2007. 27. Een e-mail van de Actiegroep Vroeg Op Stap d.d. 29 juni 2007 betreffende het overmatige alcoholgebruik door jongeren en eventuele maatregelen daartegen. 28. Een brief van de GGD d.d. 23 juli 2007, waarbij wordt toegezonden het Jaarverslag 2006. 29. Een e-mail van de Stichting Radar d.d. 06 augustus 2007 betreffende aanpak van discriminatie op lokaal niveau. 30. Een nota van het college d.d. 08 juni 2007 betreffende het gemeentelijk verslag wet Kinderopvang 2006. 31. Een schrijven van het college d.d. 28 juni 2007 aan Drechtwerk betreffende de reactie van de gemeenteraad op het rapport Strategische verkenning Modernisering voor Drechtwerk en de samenwerkende gemeenten. 32. Een nota van het college d.d. 02 augustus 2007, waarbij wordt toegezonden het Jaarbericht 2006 van de Logopedische Dienst Kring Sliedrecht. 2
33. Een brief van het Bureau Drechtsteden d.d. 25 mei 2007, waarbij wordt toegezonden de agenda en bijbehorende stukken van het portefeuillehoudersoverleg Economie & Bereikbaarheid d.d. 07 juni 2007. 34. Een brief van de Regio ZHZ d.d. 15 juni 2007, waarbij wordt toegezonden de agenda en bijbehorende stukken van de vergadering van het raadsledenplatform Regio Zuid-Holland Zuid op 25 juni 2007. 35. Een brief van het Bureau Drechtsteden d.d. 09 juli 2007, waarbij wordt toegezonden de door de Drechtraad vastgestelde Jaarrekening 2006 en Begroting 2007 van de GR Drechtsteden. 36. Een brief van Gevudo GR d.d. 09 juli 2007, waarbij wordt toegezonden de jaarrekening 2006 en de vastgestelde begroting 2008. 37. Een brief van Vereniging Eigen Huis van 13 juli 2007 betreffende onderzoek naar gemeentelijke reserves. 38. Een brief van de Rekenkamercommissie d.d. 25 juli 2007 betreffende implementatie van rapporten in de praktijk (tweede onderzoek 2007). 39. Een brief van het college d.d. 04 juni 2007 aan het Drechtstedenbestuur betreffende de programmabegroting 2008. 40. Een nota van het college d.d. 10 augustus 2007 betreffende de inspraakprocedure Wijziging Verordening Winkeltijden Papendrecht.
3
II. Verzocht wordt de hieronder vermelde stukken (ten behoeve van de gemeenteraad) als volgt af te handelen: A. De hieronder genoemde stukken 1 en 2 (afkomstig van derden) worden voor kennisgeving aangenomen: 1.
2.
Van de Regio Zuid-Holland Zuid Een brief d.d. 01 september 2007, waarbij wordt toegezonden de agenda en bijbehorende stukken voor de vergadering van het raadsledenplatform op 12 september 2007. Van de Rekenkamercommissie Papendrecht Een brief d.d. 25 juli 2007, waarbij wordt toegezonden het Jaarverslag 2006.
B. De hieronder genoemde stukken 3 en 4 (afkomstig van derden) worden in handen gesteld van het college: 3. Van de heer R.A.C. Nardten Een brief d.d. 27 augustus 2007 betreffende de staat van de paden en stoepen in de omgeving van De Wieken en Pelsertflat. 4. Van de heer W.A. Bode Een e-mail van 06 september 2007 betreffende winkelstellingen, fietsenhekken en parkeergeld. C. De hieronder genoemde stukken a t/m d (afkomstig van het college van burgemeester en wethouders) worden voor kennisgeving aangenomen: a. Een collegebesluit d.d. 23 mei 2007 betreffende het verkeersbesluit tot het instellen van een parkeerschijfzone. b. Een brief van burgemeester C.J.M. de Bruin d.d. 22 augustus 2007 betreffende uitspraken van de Raad van State. c. Een brief van het college van B&W d.d. 23 augustus 2007 betreffende beantwoording van vragen over het Gascompressorstation in Wijngaarden. d. Een brief van het college van B&W d.d. 27 augustus 2007 betreffende de stand van zaken van het beheer van de openbare ruimte van Papendrecht. D. Stand van zaken aangehouden en aangenomen moties; u wordt verzocht kennis te nemen van het bijgevoegde overzicht. Zie het bijgevoegde overzicht.
E.
De hieronder vermelde antwoorden (afkomstig van het college van burgemeester en wethouders) op schriftelijk ingediende vragen ex art. 36 van het Reglement van Orde worden voor kennisgeving aangenomen: Er zijn geen ex. art. 36 vragen ingediend.
Alle relevante stukken onder II zijn voor u ter inzage gelegd. De voorzitter van de gemeenteraad,
C.J.M. de Bruin.
4
OVERZICHT STATUS AANGEHOUDEN EN AANGENOMEN MOTIES (vanaf 2006)
Raadsvergadering 21 juni 2007
Door VVD
14 juni 2007
VVD
M-IX Voorlichting (laten) geven over ouderdomsdiabetes, in relatie tot preventie gezondheidszorg
-
Aangehouden Raad 21 juni 2007: tot raad 21 College: portefeuillehouder neemt alles juni 2007 inhoudelijk mee richting de GGD. Stemverklaring: geen. Raad: indiener trekt in.
14 juni 2007
VVD
M-X
-
Aangehouden Raad 21 juni 2007: tot raad 21 College: portefeuillehouder neemt alles juni 2007 inhoudelijk mee richting de GGD. Stemverklaring: geen. Raad: indiener trekt in.
14 juni 2007
VVD
M-XI Waterbusverbinding met Dordrecht : het college wordt verzocht zich in te zetten voor uitbreiding van de dienstregeling in de avonduren.
14v 6t
Aangenomen
College: motie is overbodig (gezien Drechtstedelijke ontwikkelingen c.q. onderzoeken). Stemverklaring: geen. Raad: wordt door het college op de hoogte gehouden.
14 juni 2007
VVD
M- Ontwikkeling ambtelijk apparaat 17v 3t XXIV sturen in richting regiegemeente. Daarbij de totaalsom personeelskosten gelijke tred laten houden met de algemene ontwikkeling van de overheidscao’s.
Aangenomen
College: neemt motie over. Stemverklaring: PAB, PvdA, ChristenUnie. Raad: wordt door het college op de hoogte gehouden.
14 juni 2007
VVDPvdACDA
M- Alternatieven voor de huidige XXV gemeenschappelijke regeling Drechtwerk onderzoeken, waarbij wel de sociale
Aangenomen
College: neemt motie over. Stemverklaring: geen. Raad: wordt door het college op de hoogte gehouden.
M-I
Onderwerp Het Basismodel gemeentelijke samenwerkingsverbanden als leidraad hanteren voor de noodzakelijke bestuurlijke reorganisatie bij de GR Drechtwerk.
Samen met scholen themadagen organiseren over roken.
Stemming -
unaniem
1
Uitslag Status van afhandeling Aangehouden College: neemt opmerkingen van de raad mee naar Drechtwerk. Stemverklaring: geen/n.v.t. Raad: wordt door het college op de hoogte gehouden.
OVERZICHT STATUS AANGEHOUDEN EN AANGENOMEN MOTIES (vanaf 2006)
doelstelling overeind blijft.
Raadsvergadering 14 juni 2007
Door PvdACDACU-GLSGP
09 november 2006
PvdA
09 november 2006
PAB
09 november 2006
CDA, CU, PAB, SGP, PvdA, GL
Onderwerp M- Aanpassing Voorjaarsnota op XXVI het gebied van onderwijs (huisvesting basisonderwijs) en parkeerbeleid (Centrumparkeren) en daartoe onderzoek doen naar bezuinigingen op andere terreinen en de raad daaromtrent informeren bij de a.s. begrotingsbehandeling in november 2007. M-I Bij grote investeringen en aanbestedingen worden door de gemeente werkgelegenheidsafspraken gemaakt (social return on investment); actief werk maken van acquisitie van stage- en leer/werkplaatsen; een percentage van 5-10% van de formatieplaatsen aan stageplaatsen creëren. M-II De kwaliteit van de Kinderboerderij dient gehandhaafd en bij voorkeur te worden verbeterd en het eventuele tekort, ontstaan door het niet halen van de beoogde opbrengst aan sponsorgelden, wordt niet ten laste gebracht op het budget van de Kinderboerderij. M-III Positionering Alblasserwaard en Vijfheerenlanden: de positie van de gemeente Papendrecht in het proces van de totstandkoming van de gebiedsvisie Alblasserwaard-
Stemming 14v 6t
Uitslag Aangenomen
Status van afhandeling College: neemt motie over. Stemverklaring: PAB en VVD. Raad: wordt door het college op de hoogte gehouden.
unaniem
Aangenomen
College: neemt motie over (als inspanningsverplichting). Stemverklaring: geen.
unaniem
Aangenomen
Stemverklaring: VVD.
unaniem
Aangenomen
College: neemt motie over. Stemverklaring: VVD. Raad: wordt door het college op de hoogte gehouden.
2
OVERZICHT STATUS AANGEHOUDEN EN AANGENOMEN MOTIES (vanaf 2006)
Vijfheerenlanden opnieuw afwegen en voorstel voor Cie Ruimte voorbereiden. Raadsvergadering 18 mei 2006
Door Alle fracties
M-A
Onderwerp Stemming Bij behandeling van de unaniem Kaderbrief -2006 spreekt de raad uit dat het wenselijk is dat het college maatregelen neemt om ook deregulering tot werkelijkheid te maken en bij de voorjaarsnota duidelijk te maken hoe en wanneer de gewenste deregulering tot werkelijkheid wordt gemaakt.
3
Uitslag Aangenomen
Status van afhandeling College: neemt motie over. Stemverklaring: geen.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 12 juni 2007, nummer 038/2007 Programmaveld Bestuur
Raadsvergadering 20 september 2007
Agendapunt 05
Portefeuillehouder C.J.M. de Bruin
Wettelijke basis Artikel 149 van de Gemeentewet
Voorstel tot Intrekking Verordening commissie bezwaarschriften 2002. Vaststellen Verordening commissie bezwaarschriften 2007.
Gevraagde beslissing - de Verordening commissie bezwaarschriften 2007 vaststellen onder intrekking van de Verordening commissie bezwaarschriften 2002.
Financiële consequenties Door opheffing van Kamer II zal er per jaar ongeveer € 5300,00 minder uitgegeven worden aan zittingvergoedingen en kilometervergoedingen.
Aan de raad. Op 1 januari jl. is de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) van start gegaan. De bestuurscommissie van de SDD is bevoegd tot het nemen van besluiten inzake onder meer de verlening van bijstand. Eveneens heeft het bestuursorgaan de taak om te beslissen op bezwaarschriften die tegen haar besluiten worden ingediend. De wijze waarop bezwaarschriften worden behandeld is beschreven in de “Verordening bezwaarschriften Openbaar Lichaam Drechtsteden”, die op 1 januari jl. in werking is getreden. Deze verordening ziet op de behandeling van bezwaarschriften die worden ingediend tegen besluiten die ná 1 januari 2007 door of namens de bestuurscommissie zijn genomen. Dit betekende, dat bezwaarschriften inzake sociale zekerheidszaken die waren ingediend tegen besluiten die vóór 1 januari 2007 waren genomen, niet door de SDD konden worden afgehandeld, maar door de afzonderlijke colleges moesten worden behandeld. Over deze bezwaarschriften heeft daarom Kamer II van de commissie van advies voor de bezwaarschriften nog van advies gediend en heeft het college nog verschillende besluiten op bezwaar genomen. Thans zijn deze bezwaarschriften geheel afgerond. De enige zaken die Kamer II in het vervolg nog voor advies krijgt voorgelegd, zijn bezwaarschriften in het kader van gehandicaptenparkeerkaarten. Het zal duidelijk zijn dat het niet nodig is om Kamer II speciaal voor deze bezwaarschriften in stand te houden. Het verdient daarom aanbeveling om de behandeling van deze bezwaarschriften over te hevelen naar Kamer I van de commissie en Kamer II in het geheel op te heffen. Omdat er dan één Kamer overblijft, kan er in het vervolg worden gesproken over ‘Commissie’. Gelet hierop dient de verordening commissie bezwaarschriften te worden aangepast.
Verder dient de verordening te worden aangepast aan artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht. Hierin is bepaald dat de indiener van een bezwaarschrift kan verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter. Artikel 2 lid 3 is toegevoegd in de verordening en biedt deze mogelijkheid.
Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
A. Boer (locosecretaris).
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 20 september 2007, nummer 039/2007
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 12 juni 2007; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de Verordening de commissie bezwaarschriften 2007 Artikel 1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen; b. commissie: vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften. Artikel 2 Inleidende bepaling commissie 1. Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. 2. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten: a. op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de Wet waardering onroerende zaken; b. inzake personeelsaangelegenheden 3. De commissie kan worden gepasseerd in geval alle partijen daarmee instemmen. 4. Indien het derde lid van toepassing is, zal de commissie geen advies uitbrengen aan het bestuursorgaan. Artikel 3 Samenstelling van de commissie 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en tenminste twee leden. 2. De voorzitter en de leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen. 3. Het college benoemt een aantal plaatsvervangende leden. 4. Tot voorzitter en lid zijn niet benoembaar personen die deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de gemeente Papendrecht. 5. Alle leden van de commissie kunnen door de voorzitter vooraf worden aangewezen om de voorzitter bij zijn afwezigheid te vervangen. Artikel 4 Secretaris 1. De secretaris van de commissie is een door het college aangewezen ambtenaar. 2. Het college wijst tevens, op voorspraak van de secretaris, één of meer plaatsvervangers van de secretaris aan. Artikel 5 Zittingsduur 1. De voorzitter en de leden van de commissie treden af op de dag van het aftreden van de raad. 2. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen. 3. De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien. Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift 1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend. 2. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld. Artikel 7
Uitoefening bevoegdheden
De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de Algemene wet bestuursrecht worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie: a. artikel 2:1, tweede lid; b. artikel 6:17, voorzover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie; c. artikel 7:4, tweede lid; d. artikel 7:6, vierde lid. Artikel 8 Vooronderzoek 1. De voorzitter van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen. 2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist. Artikel 9 Hoorzitting 1. De voorzitter bepaalt, in overleg met de secretaris, plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen. 2. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht. 3. Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan. Artikel 10 Uitnodiging zitting 1. De voorzitter nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan tenminste twee weken voor de zitting schriftelijk uit. 2. Binnen drie dagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen. 3. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt onmiddellijk aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld. 4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid. Artikel 11 Quorum 1. Voor het houden van een zitting is tenminste aanwezig de voorzitter van de commissie of zijn plaatsvervanger en twee leden. 2. In eenvoudige gevallen kan de voorzitter vooraf beslissen dat het houden van een zitting wordt opgedragen aan twee leden of aan de voorzitter. Artikel 12 Niet-deelneming aan de behandeling De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Artikel 13 Openbaarheid zitting 1. De zitting van de commissie is openbaar. 2. De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of één van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet. 3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren. Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging 1. Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de Algemene wet bestuursrecht vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid. 2. Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen. 3. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding. 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht. 5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie. Artikel 15 Nader onderzoek 1. Indien na afloop van de zitting, maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere leden van de commissie onderzoek
2. 3.
4.
houden. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden. De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op een dergelijk verzoek. Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16 Raadkamer en advies 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies. 2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. 3. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter. 4. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt. 5. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift. 6. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend. Artikel 17 Uitbrengen advies en verdaging 1. Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 16 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen. 2. Indien naar het oordeel van de voorzitter de termijn van tien weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verdagen. 3. Van een besluit verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden een afschrift. Artikel 18 Intrekking oude regeling De Verordening commissie bezwaarschriften 2002 wordt ingetrokken. Artikel 19 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de datum van haar bekendmaking. Artikel 20 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening commissie bezwaarschriften 2007.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 september 2007. De griffier,
De voorzitter,
Mr. A.P.M.A.F. Bergmans
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 21 augustus 2007, nummer 039/2007 Programmaveld 8. Bestuur
Raadsvergadering 20 september 2007
Agendapunt 06
Portefeuillehouder C.J.M. de Bruin
Wettelijke basis Artikelen 44, 2e en 3e lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet
Voorstel tot Vaststelling van de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.
Gevraagde beslissing Vaststelling van de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.
Financiële consequenties Kosten worden ingeschat op € 5.000,-- per jaar. Consequenties voor 2007 zullen bij de najaarsnota in beeld worden gebracht.
Aan de raad. In de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening de vergoedingen, tegemoetkomingen en andere (financiële) voorzieningen voor wethouders en raads- en commissieleden vaststelt. In de huidige (verouderde) verordening ontbreken bepaalde uitvoeringsbepalingen. Met name de gevolgen van de vergoedingssystematiek zoals die door landelijke wetgeving is bepaald, zijn nog onvoldoende in een lokale verordening uitgewerkt. Door aanpassingen in de diverse rechtspositiebesluiten zijn tevens de mogelijkheden om bepaalde voorzieningen te treffen verruimd. Het gaat daarbij om voorzieningen die tot de bedrijfsvoering horen en die naast de algemeen onkostenvergoeding als (geldelijke) voorzieningen kunnen worden verstrekt. Bij het vaststellen van nieuwe verordening is rekening gehouden met de bij Algemene Maatregel van Bestuur gestelde regels (het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De nieuwe verordening is gebaseerd op de voorbeeldverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Onder intrekking va de bestaande verordeningen wordt voorgesteld te besluiten tot vaststelling van de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2007.
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar de betreffende besluitenlijst. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
A. Boer (locosecretaris)
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 20 september 2007, nummer 040/2007
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 21 augustus 2007; gelet op de artikelen 44, tweede en derde lid, 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet; gelet op het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden;
besluit: vast te stellen de volgende verordening Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2007 Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet of een van de volgende door de raad, het college of door de burgemeester ingestelde commissies of raden: 1. Rekenkamercommissie 2. Vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften 3. Bezwaarschriftencommissie inzake personele aangelegenheden 4. Adviesraden (bijv. seniorenadviesraad, adviesraad voor sociaal beleid, sportadviesraad) b. Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243; c. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244; d. Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders; e. Reisbesluit binnenland: Verplaatsingskostenregeling 1989: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 20 oktober 1989, nr AB87/74/U6DGMP/AV/FAR, Stcrt 212; f. Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56; g. raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder; h. Reisregeling buitenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 12 september 1994, nr AD94/U1011, Stcrt. 181; i. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet; j. gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet. Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden
Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 6 (24.001 - 40.000 inwoners) vastgestelde maximum. Artikel 3 Onkostenvergoeding 1. De vergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse 6 (24.001 – 40.000 inwoners), vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raadsen commissieleden. 2. Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, is in afwijking van het eerste lid de onkostenvergoeding gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse 6 (24.001 – 40.000 inwoners) vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen 1. Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest. 2. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen. Artikel 5 Reiskosten 1. Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed. 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten; b. bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 4, onderdeel b van de Regeling rechtspositie wethouders. c. Bij gebruik van een eigen (brom)fiets: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 3 en 4 van de Reisregeling Binnenland. Artikel 6 Verblijfkosten De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed conform het Reisbesluit Binnenland respectievelijk Reisbesluit Buitenland. Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium 1. De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente. 2. Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij het presidium. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap. Artikel 8 Computer en internetverbinding Vervallen
Artikel 9 Kinderopvang Vervallen. Artikel 10 Spaarloonregeling/levensloopregeling 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling. 2. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964. 3. Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling. 4. Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente. Artikel 10a Fietsregeling 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van het raadslid wordt de raadsvergoeding dan wel vaste onkostenvergoeding verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling. 2. Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente. Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van een raadslid worden verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering 1. In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. 2. In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. 3. Het raadslid dat voor toepassing van dit artikel in aanmerking wil komen, dient daartoe een schriftelijk verzoek in bij het presidium van de raad. Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad 1. Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.
Artikel 13a Ziektekostenvoorziening 1. De tegemoetkoming in de kosten van de premie voor een verzekering op grond van de zorgverzekeringswet als bedoeld in artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt € 175,00 per jaar. 2. In het geval een raadslid gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid van de raad is geweest, ontvangt hij een tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest. 3. De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijkse termijnen. Artikel 13b Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte 1. De artikelen 2 tot en met 4, 10 tot en met 12 en 13a blijven van toepassing op het raadslid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit raadslid op grond van artikel 3, eerste of tweede lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is. 2. De artikelen 1 tot en met 7,en 11 tot en met 13a van deze verordening zijn van toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd te vervanging van een raadslid dat ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte. Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders Artikel 14 Onkostenvergoeding 1. De vergoeding voor aan de uitoefening van het wethouderschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse 6 (24.0001 – 40.000 inwoners), vermeld in artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders. 2. In afwijking van het eerste lid wordt de onkostenvergoeding verminderd indien de wethouder op grond van artikel 23 van deze verordening een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking is gesteld. 3. Deze vermindering bedraagt, bij een fulltime betrekkingsomvang 9% en bij een parttime betrekkingsomvang 12% van het voor hem ingevolge het eerste lid geldende bedrag. 4. Bij gebruik van de privé-telefoon voor zakelijke doeleinden wordt de korting tot een bedrag van € 25,00 niet berekend. Bij een parttime dienstverband geldt dit bedrag naar evenredigheid. Artikel 15 Reiskosten woon-werkverkeer Vervallen Artikel 16 Zakelijke reiskosten 1. Aan de wethouder wordt een vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van reizen ten behoeve van de gemeente gemaakt. De vergoeding betreft: a. bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de reiskosten; b. bij gebruik van een eigen personenauto: de vergoeding als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders; c. een vergoeding van noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfskosten en de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel b, van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders. 2. Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de wethouder gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor gemeentelijk personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de wethouder plaats
overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989. Artikel 17 Dienstauto Vervallen Artikel 18 Verblijfkosten Vervallen Artikel 19 Buitenlandse dienstreis 1. Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed op grond van het Reisbesluit Binnenland 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden. Artikel 20 Cursus, congres, seminar of symposium 1. De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente. 2. De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder. Artikel 21 Computer en internetverbinding 1. Op aanvraag worden de wethouder ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het ambt een computer en een PDA, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld. 2. Voor zover er sprake is van een belastingheffing in verband met een ten laste van de gemeente ter beschikking gestelde computer en PDA, bijbehorende apparatuur en software als bedoelt in het eerste lid ontvangt de wethouder ten laste van de gemeente op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer en PDA, bijbehorende apparatuur en software welke het college aan wethouders in bruikleen ter beschikking stelt. 3. Indien geen computer en PDA, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld, verleent het college de wethouder op aanvraag voor de uitoefening van het ambt voor een periode van maximaal drie jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde voor: a. aanschaf van een computer of PDA, bijbehorende apparatuur en software, of b. gebruik van een eigen computer of PDA, bijbehorende apparatuur en software,. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer en PDA, bijbehorende apparatuur en software welke het college aan de wethouders in bruikleen ter beschikking stelt. 4. Op aanvraag worden de wethouder de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of derde lid genoemde computerapparatuur vergoed. 5. De wethouder ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente. 6. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast. Artikel 22 Mobiele telefoon Op aanvraag wordt de wethouder voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter
beschikking gesteld. 1. De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente 2. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast 3. Voor zover de in bruikleen beschikbaar gestelde mobiele telefoon voor privé-doeleinden is gebruikt, vindt maandelijks een verrekening van de gesprekskosten plaats. Artikel 23 Spaarloonregeling/levensloopregeling 1. De wethouder kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling. 2. De wethouder kan deelnemen aan de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964. 3. Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien de wethouder gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling. 4. Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente. Artikel 23a Fietsregeling 1. De wethouder kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van de wethouder wordt de bezoldiging dan wel vaste onkostenvergoeding dan wel eindejaarsuitkering verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling. 2. Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente. Artikel 24 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van de gemeente aanspraak op vergoeding van: a. reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositie wethouders; b. verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de Regeling rechtspositie wethouders. Artikel 25 Kinderopvang Vervallen Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden Artikel 26 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen 1. De voorzitter van een commissie, zoals genoemd in artikel 1, lid a, onder 1, 2 en 3, ontvangt een vergoeding voor het bijwonen van een vergadering van deze commissie van € 180,00 (prijspeil 1 januari 2005). 2. Een lid van een commissie, zoals genoemd in artikel 1, lid a, onder 4, niet zijnde een raadslid, ontvangt een vergoeding voor het bijwonen van een vergadering van deze commissie van € 130,00 (prijspeil 1 januari 2005). 3. De vergoedingen genoemd in het eerste en tweede lid worden per januari van elk jaar herzien aan de hand van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar vastgestelde indexcijfer CAO lonen overheid voor volwassenen.
4. Aan de voorzitter en leden van een adviesraad, zoals genoemd in artikel 1, lid a, onder 4, zal een onkostenvergoeding van € 120,00 per jaar (prijspeil 1 januari 2005) worden verstrekt voor reis-, porto- en telefoonkosten. Deze vergoeding zal in twee termijnen worden verstrekt. Voorwaarde voor het ontvangen van deze onkostenvergoeding is het bijwonen van minimaal 75% van de vergaderingen in het afgelopen half jaar, zoals vastgesteld door de voorzitter via de presentielijsten. 5. In bijzondere gevallen kan het college van deze regel afwijken en toch een vergoeding toekennen van een lid dat minder dan 75% van de vergaderingen heeft bijgewoond. Een verzoek hiertoe wordt door het betreffend lid schriftelijk aan het college voorgelegd. 6. Het college kan desgewenst bij de voorzitter van een adviesraad advies inwinnen over het toekennen van een vergoeding aan de leden van een adviesraad. 7. Een adviesraad krijgt jaarlijks een budget van € 350,00 (prijspeil 1 januari 2005) ter bestrijding van algemene kosten zoals deskundigheidsbevordering of het ondernemen van een gezamenlijke activiteit. De vergoeding vindt plaats op declaratiebasis: niet bestede budgetten kunnen derhalve niet worden uitgekeerd aan leden. 8. De vergoeding genoemd in het eerste lid worden per januari van elk jaar herzien aan de hand van het consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar en bekend gemaakt in de Staatscourant.
Artikel 27 Reis- en verblijfkosten De voorzitter en leden van een commissie ontvangen een vergoeding voor gemaakte reiskosten tot ten hoogste de fiscaal onbelast uit te betalen bedragen. Artikel 28 Buitenlandse excursie of reis 1. De gemeenteraad kan een commissie uit de gemeenteraad toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden. 2. De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd. 3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente. Artikel 29 Cursus, congres, seminar of symposium 1. De kosten van deelname van een commissielid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente. 2. Het commissielid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het commissielidmaatschap. Artikel 30 Computer en internetverbinding Vervallen Hoofdstuk V De procedure van declaratie Artikel 31 Betaling van kosten Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door a. betaling uit eigen middelen; of
b. rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente; of Artikel 32 Declaratie van vooruit betaalde kosten 1. Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 16, 19, 24 en 27 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald. 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid of het commissielid dient het declaratieformulier binnen 2 maanden bij de griffier in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken. 3. De wethouder dient het declaratieformulier binnen 2 maanden in bij de gemeentesecretaris of zijn vervanger, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken. Artikel 33 Rechtstreekse facturering bij de gemeente 1. De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 16, 20 en 24 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente. 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het accorderen van de factuur op het begeleidingsformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld. Artikel 34 Gebruik creditcard Vervallen Hoofdstuk Vl Citeertitel en inwerkingtreding Artikel 35 Intrekking oude regeling De Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden 1995 en de Verordening geldelijke voorzieningen commissieleden 2005 worden per 1 juli 2007 ingetrokken. Artikel 36 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2007 en werkt voor wat betreft de artikel 13 a terug tot 16 maart 2006 en voor wat betreft artikel 21 terug tot 10 april 2006. Artikel 37 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2007. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 september 2007. De griffier,
De voorzitter,
Mr. A.P.M.A.F. Bergmans
C.J.M. de Bruin.
TOELICHTING op de verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2007 ALGEMEEN Wettelijke regelingen De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB, ministeriële regeling (alleen wethouders) en gemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn totstandgekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Enkele vergoedingen voor wethouders die gelijk zijn die voor rijksambtenaren, maar voor hen voorheen in verschillende regelingen waren opgenomen waarnaar in het verleden werd verwezen, zijn om pragmatische redenen sinds 1 januari 2004 opgenomen in een ministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering of een uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen Hoofdlijnen gemeentelijke verordening In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raad- en commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van de Gemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van Gedeputeerde Staten vereist. De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden. Afzonderlijke verordeningen Sommige gemeenten geven er de voorkeur aan de lokale regeling voor wethouders en voor raads- en commissieleden in afzonderlijke verordeningen op te nemen. Daartegen bestaat geen bezwaar. In dat geval bestaat de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden uit de hoofdstukken I, II, IV, V
en VI van de voorbeeldverordening en de Verordening rechtspositie wethouders uit de hoofdstukken I, III, V en VI van de voorbeeldverordening. De verordening bevat bepalingen inzake: - de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 26), waarbij is op te merken dat voor wethouders niets is opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het Rechtspositiebesluit wethouders; - een vaste algemene onkostenvergoeding voor wethouders en raadsleden (artikelen 3 en 14); - reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden, waarbij voor wethouders een onderscheid is gemaakt tussen woon-werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 5, 6, 15 t/m 19, 27 en 28); - reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige wethouder (artikel 24) - beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan wethouders (artikel 21 en 22) en faciliteiten in de vorm van deelname van wethouders, raads- en commissieleden aan cursussen en congressen e.d. (artikel 7, 20 en 29); - een aantal secundaire voorzieningen voor raadsleden, zoals voor zowel wethouders als raadsleden zoals de spaarloonregeling of levensloopregeling (artikelen 10 en 23); - de procedure van declareren (artikelen 31 t/m 34). De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Als gevolg van een wijziging van artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden van 6 december 2006 (Stb. 2006, 660) kan de raad echter bij verordening wel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering worden toegekend. Daardoor is tegemoet gekomen aan de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder). Wethouders zijn sinds de dualisering van het gemeentebestuur ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Er is sinds de dualisering van het gemeentebestuur derhalve geen mogelijkheid meer om wel of niet voor de loonbelasting te opteren. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. Wachtgeld na aftreden en ouderdomsen nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Wethouders zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben
derhalve op grond van die wet recht op vergoeding door de gemeente van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. De loon- en inkomstenbelasting Opting in regeling Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting in regeling” genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Het meest duidelijke voorbeeld is de onkostenvergoeding, die aan raadsleden die gekozen hebben voor “opting-in”als een bruto bedrag wordt verstrekt. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling ontvangen een lager bedrag dat vergelijkbaar is met het netto resultaat van de bruto vergoeding. Raadsleden kunnen ook deelnemen aan de spaarloonregeling of de levensloopregeling en de fietsregeling. Fiscale standaardpositie Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over het lagere bedrag dat zij als onkostenvergoeding ontvangen inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten voortvloeiend uit het raadslidmaatschap. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling en de levensloopregeling en de fietsregeling. Eenmalige keuze per zittingsperiode Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3).
Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode. De vergoedingssystematiek Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren: - welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten); - welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie; - kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt); - voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt. Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende. Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering - bruikleen van computer- en communicatieapparatuur; - zakelijk gebruik van dienstauto’s; - deelname aan cursussen en congressen e.d. De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder of het raadslid maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven de wethouder of het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed. Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 14 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat. Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.
Controle en verantwoording Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting. Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. In hoofdstuk V is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruit betaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computeren communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.
ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 3 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. De afwijking naar beneden kan op twee manieren: - de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen 80 en 100 van het door de minister vastgestelde maximum; - de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn. - de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast. Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden. Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen
nadere besluitvorming nodig als in de verordening in algemene zin is aangegeven dat de raadvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan. Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen kunnen sinds 1 januari 2006 verzoeken hun raadvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze keuzemogelijkheid moet bij verordening worden toegestaan en is opgenomen in artikel 11 van deze verordening. Artikelen 3 en 14 vaste onkostenvergoeding Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van wethouder c.q. aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten: - representatie - vakliteratuur - contributies, lidmaatschappen - telefoonkosten - bureaukosten, porti - zakelijke giften - bijdrage aan fractiekosten - ontvangsten thuis - excursies. Sinds 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7, 20, 21en 29). De onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bijgesteld. De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting. De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in de rechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 14 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Ook de onkostenvergoeding kan door de raad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum. Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de verordening in algemene zin is aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan. Artikel 5, 6 en 27 reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor “woon-werk-verkeer” voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden een vergoeding ontvangen voor
reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raadsen commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerstel lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoeding worden gegeven de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente. Tot 2004 werd in de rechtspositiebesluiten verwezen naar, in dit geval, de Reisregeling Binnenland en de Reisregeling Buitenland zoals die voor de sector Rijk zijn vastgesteld. Sinds 1 januari 2004 is voor wethouders de “Regeling rechtspositie wethouders” en voor burgemeester de “Regeling rechtspositie Burgemeester” ingevoerd. De vergoedingen in deze regelingen zijn in principe dezelfde als in de genoemde reisregelingen zijn opgenomen, maar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft door deze specifieke regelingen voor politieke ambtsdragers de mogelijkheid meer op het ambt toegespitste vergoedingen vast te stellen. De huidige regelingen voor burgemeester en wethouders kennen in beginsel dezelfde bedragen als de rijksregeling. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid die kan worden vastgelegd in een voor de wethouders door het college en voor de raadsleden door de raad vast te stellen uitvoeringsregeling, waarbij eventueel aansluiting gezocht kan worden bij de rijksregelingen. Het is aan te bevelen de lokale uitvoeringsregelingen op elkaar af te stemmen. Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, aansluiting gezocht bij de vergoedingsregeling voor wethouders, die, zoals gezegd, overeenkomt met de vergoedingen in de Reisregeling Binnenland. Daardoor wordt het aantal regelingen waarnaar verwezen zou kunnen worden, beperkt. De vergoeding van noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is ook voor raads- en commissieleden een lokale aangelegenheid die kan worden vastgelegd in een door de raad vast te stellen uitvoeringsregeling, waarbij aansluiting gezocht kan worden bij de uitvoeringsregeling voor de wethouders. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt. De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. In het Handboek loonheffingen 2007 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt: Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing. Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.
Artikelen 7 en 20 Cursus, congres, seminar of symposium Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. Partijgebonden bijeenkomsten kunnen niet ten laste van de gemeente worden gebracht. Om die reden wordt in het tweede lid het algemeen belang van de cursus etc. benadrukt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt. De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikel 10 en 23 Spaarloon/levensloop Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnen deelnemen aan de spaarloonregeling dan wel aan de levensloopregeling. Een combinatie van beide is niet toegestaan. Evenmin is het mogelijk een “werkgeversbijdrage” te verstrekken. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het levensloopsaldo kan niet omgezet worden in verlof omdat raadsleden noch wethouders in hun politieke functie, verlof kennen. Het saldo valt bij beëindiging van het ambt vrij en kan worden meegenomen naar een andere levensloopregeling. Artikel 10a en 23a Fietsregeling Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnen deelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk om een “werkgeversbijdrage” te verstrekken. Afhankelijk van de kostprijs van de fiets bedraagt de vermindering ten hoogste het bedrag dat in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vastgelegd. Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raadsleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van artikel 12 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 11 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid. Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WWuitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raadslidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 12 van de verordening Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad In artikel 75 van de Gemeentewet is geregeld dat het voorzitterschap van de gemeenteraad bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt waargenomen door het langstzittende raadslid. De gemeenteraad kan ook een ander raadslid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is in artikel 13 van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffende raadslid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de vaste onkostenvergoeding. Artikel 13a Ziektekostenvoorziening Ongeacht of een raadslid gekozen heeft voor het fictieve werknemerschap of de status van fiscaal zelfstandige moet over de raads- en onkostenvergoeding een inkomensafhankelijke bijdrage worden betaald van 4,4%. Bij degene die hebben gekozen voor het fictieve werknemerschap wordt deze door de gemeente ingehouden; zelfstandigen betalen deze via de inkomstenbelasting. Na afloop van het belastingjaar zal aan de hand van de vaststelling van het maximum inkomen waarover de bijdrage wordt geheven (dus alle belastbare inkomsten die in welke hoedanigheid dan ook zijn ontvangen) worden vastgesteld of te veel is ingehouden resp. betaald. In dat geval zal dat door Belastingdienst worden terugbetaald, te beginnen bij de inhoudingen van 4,4% Met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 kan de raad op grond van artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden besluiten dat deze tegemoetkoming wordt vastgesteld. Dit moet bij verordening worden bepaald. Deze tegemoetkoming is door tussenkomst van de VNG tot stand gekomen op verzoek van een groot aantal gemeenten als reactie op de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage waardoor de netto raadsvergoeding vermindert. De tegemoetkoming kan worden gezien als een compensatie hiervoor. Artikel 13b Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte Raadsleden kunnen tijdelijk worden vervangen wegens zwangerschap en bevalling dan wel wegens langdurige ziekte. De regeling daarvan is opgenomen in de Kieswet, omdat het te vervangen raadslid
tijdelijk ontslagen wordt. In de vacature wordt voorzien door de tijdelijke benoeming van de vervanger. Er is steeds sprake van een vaste periode van 16 weken. Door zowel het tijdelijk ontslagen, de tijdelijke benoeming en de vaste periode van vervanging is het niet nodig dat tussen beiden een afspraak wordt gemaakt over de duur van de vervanging. Het is hierdoor ook niet mogelijk weer binnen de termijn van 16 weken het raadslidmaatschap te hervatten. Evenmin is het mogelijk de vervanging nog even voort te laten duren, tenzij opnieuw een verzoek wordt gedaan voor een tijdelijk ontslag. Bij inwilliging van dat verzoek, is opnieuw sprake van een periode van 16 weken. In de artikelen X10, X11 en X12 van de Kieswet zijn de voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan voor een vervanging, de datum van ingang en beëindiging van de vervanging. De verklaring van een verloskundige dan wel behandeld arts is bepalend voor de aanvang van de vervanging. De benoeming van de vervanger kan later plaatsvinden, maar wijzigt het tijdstip van het einde van het tijdelijke ontslag niet. De feitelijke vervanging kan daardoor korter zijn dan 16 weken. Na afloop van de termijn van 16 weken wordt zonder enig verzoek of besluit de oude situatie hersteld. Dat geldt zowel voor de hervatting van het raadslidmaatschap, het einde van het tijdelijke raadslidmaatschap als de rechtspositionele aspecten daarvan. Artikelen 15 en 16 Reiskosten woon/werk en zakelijke reiskosten Voor wethouders is in artikel 15 een belastingvrije vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling rechtspositie wethouders. Bij gebruik van de eigen personenauto bedraagt de vergoeding in 2007 € 0,14 per afgelegde kilometer. Ingevolge artikel 16 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto in 2007 € 0,28 per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is, voor zover die meer bedraagt dan € 0,19, belast. Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon/werkverkeer) kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast. In het Handboek loonheffingen 2006 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt: Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing. De fiscus staat toe de reiskostenvergoedingen voor de verschillende doeleinden te salderen. Dat houdt in dat als bijvoorbeeld de verstrekte reiskostenvergoeding voor dienstreizen hoger is dan de fiscaalwettelijk vastgestelde belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer een verstrekte lagere vergoeding dan € 0,19 voor woon/werkverkeer daarop in mindering mag worden gebracht. Die salderingsmogelijkheid moet wel in een formele vergoedingsregeling zijn vastgelegd. Die is opgenomen in artikel 16, tweede lid. Indien voor het gemeentelijk personeel een salderingsregeling geldt wordt daarbij aangesloten. Ontbreekt een dergelijke regeling, dan geldt in ieder geval de salderingsregeling voor het rijkspersoneel. In het volgende voorbeeld wordt toegelicht
wat het vorenstaande betekent voor het salderen en de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van reiskostenvergoedingen. Voorbeeld Betrokkene krijgt in een kalenderjaar van zijn werkgever een reiskostenvergoeding van in totaal € 2.240, bestaande uit: - een vergoeding voor 10.000 woon/werkkilometers x € 0,14 = € 1.400 en - een vergoeding voor 3.000 kilometers wegens dienstreizen x € 0,28 = € 840. Als er geen salderingsregeling is, moet de inhoudingsplichtige in ieder tijdvak het bovenmatig bedrag van de vergoeding voor de dienstreizen in de heffing betrekken (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270). Als er wel een salderingsregeling is mag de inhoudingsplichtige deze heffing uitstellen (dit is niet verplicht). Saldering leidt dan tot het volgende resultaat: totale reiskostenvergoeding € 2.240 gedeeld door het totaal aantal kilometers 13.000 = gemiddelde vergoeding per km van € 0,17 per kilometer. Na saldering blijft de vergoeding onder de € 0,19 per km waardoor de totale reisvergoeding onbelast blijft. Indien de werkgever het “bovenmatige’ gedeelte van € 0,09 van de dienstreiskilometers reeds heeft belast (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270) mag de inhoudingsplichtige uiterlijk in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar in zijn loonadministratie als negatief loon opnemen: € 270. Reiskostenvergoedingen mogen dus ook onderling worden gesaldeerd. Kilometers die betrekking hebben op het reizen per openbaar vervoer waarvoor een vergoeding in geld is ontvangen, alsmede kilometers die als meerijder zijn afgelegd zonder dat sprake is van vervoer vanwege de werkgever en zonder dat de betrokkene daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, mogen eveneens bij de saldering worden betrokken. Saldering, respectievelijk belastingheffing over het bovenmatig deel dat na saldering overblijft, mag worden uitgesteld. Afrekening met de fiscus op basis van saldering kan na afloop van een bepaald loontijdvak, maar dient uiterlijk plaats te vinden in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar. Saldering na afloop van een kalenderkwartaal, half kalenderjaar of heel kalenderjaar is mogelijk zolang de vergoeding niet definitief is toegekend. In verband daarmee wordt de reiskostenvergoeding in eerste instantie bij wijze van voorschot uitbetaald. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in een gekozen periode uitbetaalde reiskostenvergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstkilometers, vermeerderd met de daadwerkelijk afgelegde woon/werkkilometers. Artikel 17 Dienstauto Niet van toepassing Artikelen 19 en 28 Buitenlandse dienstreis Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis. Ook gemeenteraden of raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizen naar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. Hetgeen hierboven is
geschreven over buitenlandse dienstreizen van wethouders geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van de gemeenteraad of raadscommissies. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Artikel 21 Computer en internetverbinding Voor de uitoefening het ambt van wethouder wordt op aanvraag om niet een computer met bijbehorende apparatuur en software in bruikleen beschikbaar gesteld. Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een modem, een printer, een fax en een digitale fotocamera. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die de wethouder met de gemeente sluit. Het model van die overeenkomst is door het college vastgesteld. De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in de rechtspositiebesluiten voor wethouders. Sinds 2005 kan een computer met bijbehorende apparatuur en software alleen onbelast worden vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld indien deze geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt. In de Nota naar aanleiding van het verslag (Tweede-Kamerstuk 29 767, nr. 14, blz. 22) wordt hierover het volgende opgemerkt: Er is juist omwille van de eenvoud gekozen voor het criterium geheel of nagenoeg geheel. Op deze wijze blijven computers die louter zakelijk worden gebruikt buiten de heffing. Het aanvullende criterium “nagenoeg geheel: zorgt ervoor dat de werkgever bij zeer incidenteel prive-gebruik niet meteen de gehele computer in de heffing hoeft te betrekken. De werkgever dient namelijk aannemelijk te maken dat de computer geheel of (nagenoeg geheel) zakelijk wordt gebruikt om deze onbelast te kunnen vergoeden, verstrekken of ter beschikking te stellen. Hierbij geldt de vrije bewijsleer. In dit kan bijvoorbeeld worden gedacht aan situaties waarin technische voorzieningen zijn aangebracht aan de computer die privé-gebruik als zondanig te bemoeilijken, de werknemer via de computer toegang heeft tot het intranet van de werkgever, hij via de computer geen vrije internettoegang heeft, er op de computer geen software anders dan bedrijfsmatige software op staat, de werknemer ook niet de mogelijkheid heeft er software op te zetten en hij geen eigen randapparatuur kan aansluiten. Omwille van het creëren van een compensatie voor de belastingheffing, wordt er in de respectievelijke rechtspositiebesluiten en de verordening van uitgegaan dat betrokkenen de computer niet geheel of nagenoeg geheel voor zakelijk gebruik bestemmen. Dat betekent dat zowel de vergoeding, de verstrekking als de terbeschikkingstelling van computerapparatuur en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming zal worden belast. In verband hiermee vindt er gedurende de afschrijvingsperiode van drie jaar voor de door de gemeente beschikbaar gestelde computer een fiscale bijtellingplaats van 30% van de waarde in het economische verkeer op het moment van eerste ingebruikneming. Na het derde jaar wordt de waarde op nihil gesteld. Geregeld is dat de gemeente op aanvraag 30% van de aanschafprijs vergoedt gedurende de drie jaar dat i.v.m. het beschikbaar stellen van de computer belasting is verschuldigd. Deze vergoeding is overigens belast. Indien een computer tijdens het kalenderjaar wordt verstrekt geldt in het eerste en vierde kalenderjaar een vergoeding naar evenredigheid van het aantal kalendermaanden waarin de computer beschikbaar is gesteld. De gemeente bepaalt zelf de hoogte van de vergoeding. Als norm kan daarvoor worden uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer die de gemeente ter beschikking stelt.
Een andere methode die toegepast kan worden is de volgende, waarbij wordt uitgegaan van een bruikleen-pc en toebehoren ad € 1.500,00. Deze is voor belanghebbende bij wie loonbelasting wordt ingehouden toepasbaar omdat het inhoudingpercentage bekend is. Voor de fiscaal zelfstandigen zal ofwel het percentage door betrokkene vrijwillig moeten worden aangereikt dan wel dat voor die belanghebbende één en hetzelfde percentage wordt toegepast zonder rekening te houden met de feitelijke situatie van betrokkene. De vergoeding wordt berekend aan de hand van de formule: : x T/(100-T) waarin: L = het ter zake van de voorziening tot het belastbare loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 behorende bedrag; T = het hoogste percentage van de in de tarieftabel van artikel 20a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 opgenomen percentages. Cijfermatig uitgewerkt ziet dit er als volgt uit: Fiscale bijtelling voor een ter beschikking gestelde computer is 500 Tarief 52% = € 260. Resulteert netto in (€ 500 - € 260 =) € 240. Compensatie: L500 x T52% / (100 -T52) = € 541 bruto Bruto € 541 = netto (€ 541 – 52%=) € 260 Recapitulatie: Totaal brutoloon € 500 + € 541 = € 1041 Totaal netto € 240 + € 260 = € 500 Het is ook mogelijk om een vergoeding te geven voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer. Een compensatie voor belastingheffing is dan echter niet toegestaan. De gemeente bepaalt zelf de hoogte van de vergoeding. Als norm kan daarvoor worden uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer die de gemeente ter beschikking stelt. De aanleg- en abonnementskosten van de internetvoorziening komen ten laste van de gemeente. Hier is er eveneens van uitgegaan dat de internetverbinding niet geheel of nagenoeg geheel voor zakelijk gebruik is. In dat geval is de vergoeding onbelast. Zie pag. 153 Handboek loonheffingen 2007. Ook hierbij kan de gemeente zelf een normbedrag vaststellen uitgaande van bijvoorbeeld de laagste of de gemiddelde kosten, Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. De Belastingdienst accepteert inmiddels ook van commissieleden de toepassing van de opting-inregeling. Artikel 22 Mobiele telefoon Met ingang van 1 januari 2007 zijn de vergoedingen of verstrekking van een mobiele telefoon geheel onbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt.
In de vaste onkostenvergoeding is een component telefoonkosten opgenomen. Voor deeltijdwethouders is dan 12% van de onkostenvergoeding en voor volgtijd wethouders 9%. Bij het verstrekken van een mobiele telefoon kan sprake zijn van overbedeling. De component telefoonkosten kan om die reden verminderd worden. Anderzijds is ook bij wethouders sprake van gebruik van de privé-telefoon voor zakelijke doeleinden. Voor dit doel ontvangen burgemeesters maandelijks bruto een bedrag van € 25,00. Het is redelijk om, wanneer plaatselijk de component telefoonkosten wordt gekort, deze korting tot een bedrag van € 25,00 per maand van de bruto onkostenvergoeding achterwege te laten. Artikel 23 Spaarloonregeling/levensloopregeling Een wethouder is een werknemer en kan dientengevolge gebruik maken van de spaarloonregeling dan wel de levensloopregeling. Wanneer de wethouder gebruik maakt van de gemeentelijke levensloopregeling is het niet toegestaan een levensloopbijdrage ten laste van de gemeente te verstrekken. De opbouw van de levensloopvoorziening mag uitsluitend ten laste van de wethouderswedde plaatsvinden. Aangezien wethouders geen verlof kennen, is het slechts mogelijk dat de opgebouwde voorziening bij de beëindiging van het wethouderschap wordt meegenomen naar een volgende werkgever of dat uitbetaling ineens plaatsvindt. Artikel 24 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de gemeenteraad tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 24 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast. Artikel 26 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldt niet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben. Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient. De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 33, eerste lid, is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. Het bedrag van het presentiegeld is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 26, vierde lid. Er kan gekozen worden voor een procentuele verhoging, maar het is ook mogelijk om het bedrag uit een hogere gemeenteklassen te kiezen.
Artikelen 31 t/m 34 De procedure van declaratie In artikel 31 zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 37 t/m 39 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden. Declaratie van vooruitbetaalde kosten Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten: - reis- en verblijfkosten van raadsleden; - zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders - reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders - reis- en pensionkosten en verhuiskosten; - reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies Rechtstreekse facturering bij de gemeente Rekeningen kunnen rechtreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen: - deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en wethouders; - zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders; - reis- en pensionkosten en verhuiskosten - reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders. Gebruik creditcard Niet van toepassing Artikelen 35 t/m 37 Citeertitel en inwerkingtreding Gekozen is voor inwerkingtreding met terugwerkende kracht van een beperkt aantal gewijzigde bepalingen tot en met het aantreden van de nieuwe gemeenteraad respectievelijk de benoeming van de nieuwe wethouders.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 21 augustus 2007, nummer 040/2007
Raadsvergadering 20 september 2007
Programmaveld .
Agendapunt 07
Portefeuillehouder Mr. J. Tegelaar
Wettelijke basis Wet gemeenschappelijke regelingen, de “Gemeenschappelijke regeling het Openbaar Lichaam Het Willem de Zwijger College, augustus 1992” , artikel 42b Wet op het voortgezet onderwijs en de Gemeentewet;
Voorstel tot Opheffing van de Gemeenschappelijke regeling het Openbaar Lichaam Het Willem de Zwijger College.
Gevraagde beslissing 1. besluiten tot opheffing van de Gemeenschappelijke regeling het Openbaar Lichaam Het Willem de Zwijger College; onder de voorwaarde dat het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam het liquidatieplan zal wijzigen, in dier voege dat de gemeente Alblasserdam als eindafrekening bij de opheffing een bedrag voldoet van € 750.000, te betalen in drie termijnen, te voldoen uiterlijk 31 december 2007, 31 december 2008 en 31 december 2009. De gemeente Papendrecht zal in dit kader € 153.000 als eindafrekening voldoen. Dit bedrag zal betaald worden uiterlijk 31 december 2007. De gemeenten Hardinxveld-Giessendam en Papendrecht zullen geen beroep doen op compensatie in welke vorm en van welke aard dan ook als gevolg van deze wijziging. 2. besluiten akkoord te gaan met het overeenkomstig onder punt 1 gewijzigde liquidatieplan en in te stemmen met de daaruit voortvloeiende financiële en personele gevolgen, waarbij de overschrijdingsregeling niet van toepassing is; 3. besluiten dat het Willem de Zwijger College in stand zal worden gehouden door de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs “Willem de Zwijger College”. 4. kennis te nemen van het feit dat in het kader van de opheffing van het Openbaar Lichaam Het Willem de Zwijger College nog in overleg getreden moet worden over de staat van onderhoud van de gebouwen in Papendrecht en de mogelijke financiële consequenties.
Financiële consequenties Investeringen: gemeente Papendrecht: € 153.600 gemeente Alblasserdam: € 2.153.000. gemeente Hardinxveld-Giessendam: € 400.000.
1
Aan de raad. I Voorgeschiedenis Het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam Het Willem de Zwijger College heeft in de AB-vergadering van 28 februari 2006 besloten om op korte termijn het Openbaar Lichaam om te zetten in een Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs “Willem de Zwijger College”. Redenen hiervoor zijn de volgende. 1. Door het bestuur meer los te koppelen van de relatie met de lokale overheid, kan een krachtiger positionering van de beleidspartners in het onderwijsveld aan de orde zijn. 2. De rol van het schoolbestuur, maar ook de rol van de gemeente binnen dit beleidsveld wordt door de ontvlechting van bestuurlijke functies versterkt. 3. De professionalisering binnen het (voortgezet) onderwijs maakt het wenselijk schoolbestuurders niet (meer) op basis van politieke en bestuurlijke motieven te benoemen, maar op basis van deskundigheid en kwaliteiten. Deze verzelfstandiging past binnen de huidige maatschappelijke ontwikkelingen en de decentralisatie van rijkstaken. Dit betekent dat de gemeenschappelijke regeling Het Willem de Zwijger College dient te worden opgeheven door de deelnemende gemeenten Alblasserdam, Hardinxveld-Giessendam en Papendrecht. Ten behoeve van de verzelfstandiging heeft de Vereniging van Openbare en Algemeen Toegankelijke Scholen (VOS/ABB) in november 2006 een onderzoeksrapport uitgebracht, waarin zij onder andere aandacht heeft gegeven aan aspecten als statuten, CAO, huisvesting, financiële situatie van het Openbaar Lichaam en de vereffening bij liquidatie. II Gemeenschappelijke regeling Volgens de onlangs gewijzigde Wet gemeenschappelijk regelingen behoeft een besluit tot opheffing van een gemeenschappelijke regeling geen goedkeuring van G.S. meer. De geschillenregeling bij G.S. is wel in stand gelaten. Verdere regels inzake opheffing staan in de gemeenschappelijke regeling (hierna te noemen regeling) zelf. In artikel 45 lid 1 van de regeling staat dat de regeling kan worden opgeheven bij eensluidende besluiten van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten. De liquidatie bij opheffing geschiedt door het algemeen bestuur van het Openbaar Lichaam (AB). Na raadpleging van de gemeenteraden stelt het AB het liquidatieplan vast (lid 2). Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële en personele gevolgen van de beëindiging van de regeling (lid 3). Verder blijven de bestuursorganen van het openbaar lichaam in functie totdat de liquidatie is beëindigd (lid 4). III Oprichten Stichting Het Openbaar Lichaam zal na de definitieve besluitvorming inzake de liquidatie de stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs “Willem de Zwijger College” oprichten. Het nieuwe stichtingsbestuur zal moeten verklaren de personele en financiële gevolgen van de liquidatie over te nemen. De liquidatie leidt overigens niet tot personele wijzigingen. Reeds in het voorjaar van 2007 zijn de wervingsacties voor een nieuw schoolbestuur gestart. Er hebben zich voldoende gekwalificeerde kandidaten gemeld. Het gebruik van de stichting als privaatrechtelijke bestuursvorm laat onverlet dat er nog steeds sprake is van openbaar onderwijs. De wetgever heeft het gemeentebestuur immers opgedragen een toezichthoudende rol te vervullen. Door oprichting van de stichting blijft het bestaan van het voortgezet openbaar onderwijs in de regio van de betrokken gemeenten gewaarborgd. De gemeenten Alblasserdam, Hardinxveld-Giessendam en Papendrecht nemen gezamenlijk het besluit tot opheffing van het Openbaar Lichaam. De gemeenten Hardinxveld-Giessendam en Papendrecht zullen vervolgens aan de toezichthoudende rol op het stichtingbestuur invulling dienen te geven. Alblasserdam treedt terug uit die rol, aangezien er geen huisvesting meer in die gemeente aanwezig is. Aan de nieuwe stichting zullen de uitgangspunten worden meegegeven, zoals deze verwoord staan in de rapportage van VOS/ABB. De hier van belang zijnde hoofdstukken en de statuten van de stichting en van de directie vindt u hier gebundeld als bijlage stichtingpakket. Hierin wordt onder andere aangegeven welke identiteit en sturingsfilosofie de stichting heeft. In de statuten van de stichting zijn de toezichthoudende bevoegdheden van de betrokken gemeenten geregeld. Zo kan de raad een bestuurslid schorsen of ontslaan indien dit lid in ernstige mate door handelen of nalaten afbreuk doet aan het 2
functioneren van het bestuur. De raad dient de begroting en de rekening goed te keuren en iedere wijziging van de statuten. In geval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur in strijd met de wet, kan de raad de stichting ontbinden en opnieuw zelf de school in standhouden. IV Financiële aspecten Het AB heeft de resultaten van het onderzoek van VOS/ABB besproken in zijn vergadering van 11 december 2006. Alleen ten aanzien van de financiële aspecten was geen consensus. Besloten is met name op verzoek vanuit Alblasserdam ten aanzien van de financiële hoofdstukken een second opinion uit te laten brengen door Ernst&Young Accountants. Wij verwijzen u naar beide rapportages. Bevindingen second opinion Ernst & Young constateren t.a.v. de berekeningen van de relevante kengetallen geen grote verschillen met het rapport van VOS/ABB. Zij spreken ook hun zorg uit over de liquiditeitspositie en met name het weerstandsvermogen van het Openbaar Lichaam. Als hoofdoorzaak wordt hiervoor aangewezen de historische huisvestingssituatie, die problematisch wordt gevonden. De wensen en toezeggingen van de gemeente Alblasserdam hebben een belangrijke rol gespeeld bij de instandhouding van het schoolgebouw in Alblasserdam en bij het niet toepassen van artikel 39 gemeenschappelijke regeling. De gemeente Alblasserdam heeft hiermee een zware verantwoordelijkheid om in de hierdoor opgetreden financiële nadelen te voorzien (p. 24 rapportage). Aanpak Om een goede startpositie voor het nieuwe schoolbestuur te creëren zal een verbetering van het weerstandsvermogen noodzakelijk zijn. Dit weerstandsvermogen is gedaald door het teruglopen van de reserves om de onevenredige lastendruk van de huisvesting te lenigen. Op grond van een laatstelijk verschenen brief van de Minister van O, C & W (23 januari 2007) is het pas verantwoord het schoolbestuur te verzelfstandigen nadat de gemeenten, die het Openbaar Lichaam vormen, vanuit de verantwoordelijkheid als deelnemer in de gemeenschappelijke regeling bij hebben gedragen aan het op orde brengen van het weerstandsvermogen (zie rapport E & Y blz. 10). Omdat de gemeenten altijd op een bepaalde manier verantwoordelijk zijn geweest voor de huisvesting binnen de eigen gemeentegrenzen, is het voor de hand liggend deze gemeenten aan te spreken op de verantwoordelijkheid voor die huisvesting. Er is sprake van uitgebleven onderhoud, eigen investeringen door het Openbaar Lichaam, dan wel noodzaak tot uitbreiding i.v.m. lokale leerling-toename. Echter, vooral het uitstellen en uitblijven van definitieve gemeentelijke besluitvorming rond de lokale huisvestingssituatie ligt ten grondslag aan de negatieve ontwikkeling van het weerstandsvermogen. Bij de opheffing van de Gemeenschappelijke Regeling zal er vanzelfsprekend sprake moeten zijn van een goede staat van onderhoud van het gebouw van het Willem de Zwijger College in Papendrecht. Tussen de gemeente Papendrecht en het bestuur van het Willem de Zwijger College zal nader overleg plaats vinden over de staat van onderhoud van het gebouw. De uitkomsten van dit gesprek hebben mogelijk financiële consequenties voor de gemeente Papendrecht. Conclusie Financiën Het AB concludeert op grond van de rapporten en het bovenstaande dat het weerstandsvermogen vergroot zal moeten worden door middel van het leveren van investeringsbijdragen aan de zorg van de huisvesting van de school door de gemeenten Papendrecht en Alblasserdam, respectievelijk van € 153.600 en € 2.153.000. Hardinxveld-Giessendam zal het eigen vermogen vergroten als gevolg van de toegezegde investering van € 400.000. De herkomst van deze bedragen en de verdelingssystematiek vindt u in de financiële paragraaf van het liquidatieplan en de bijlage investeringsbijdragen. Voorstel portefeuillehouders onderwijs De portefeuillehouders van de drie gemeenten hebben in een brief van 5 juli j.l. een alternatief voorstel gedaan voor de bijdragen van de gemeenten Alblasserdam en Papendrecht. Met het voorstel verwachten de portefeuillehouders een snelle verzelfstandiging te bereiken zonder dat dit gepaard gaat met onenigheid over de financiële afwikkeling van de opheffing van de gemeenschappelijke regeling. In het voorstel van de wethouders zal de gemeente Alblasserdam € 750.000 voldoen in drie termijnen en de gemeente Papendrecht een bedrag van € 153.000. Het liquidatieplan zal op dit punt aangepast moeten worden door het AB van het Openbaar Lichaam. 3
Inmiddels zijn er besluiten geformuleerd die door de drie deelnemende gemeenteraden eensluidend genomen kunnen worden. Hiermee is voldaan aan de eis die in de Gemeenschappelijke Regeling staat ten aanzien van de besluitvorming over opheffing van de Gemeenschappelijke Regeling. Planning De uitgezette planning vindt u op pagina 11 van het liquidatieplan. Om de verzelfstandiging te laten plaatshebben per 1 januari 2008 is het vereist dat in het AB van 20 oktober 2007 het uiteindelijke liquidatieplan vastgesteld wordt. Verzoek Wij verzoeken u, voor 15 oktober 2007 te besluiten over punt 1 tot en met 3 en kennis te nemen van punt 4 1. de gemeenschappelijke regeling op te heffen conform artikel 45 van deze regeling onder de voorwaarde dat het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam het liquidatieplan zal wijzigen in dier voege dat de gemeente Alblasserdam als eindafrekening bij de opheffing een bedrag voldoet van € 750.000, te betalen in drie termijnen, te voldoen uiterlijk 31 december 2007, 31 december 2008 en 31 december 2009. De gemeente Papendrecht zal in dit kader € 153.000 als eindafrekening voldoen. Dit bedrag zal betaald worden uiterlijk 31 december 2007. De gemeenten Hardinxveld-Giessendam en Papendrecht zullen geen beroep doen op compensatie in welke vorm en van welke aard dan ook als gevolg van deze wijziging 2. akkoord te gaan met het overeenkomstig onder punt 1 gewijzigde liquidatieplan en in te stemmen met de daaruit voortvloeiende financiële en personele gevolgen, waarbij de overschrijdingsregeling niet van toepassing is 3. dat Het Willem de Zwijger College in stand zal worden gehouden door de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs “Willem de Zwijger College”. 4. kennis te nemen van het feit dat in het kader van de opheffing van het Openbaar Lichaam Het Willem de Zwijger College nog in overleg getreden moet worden over de staat van onderhoud van de gebouwen in Papendrecht en de mogelijke financiële consequenties.
Bijlagen Raadsbesluit tot opheffing van de GR. Rapportage VOS/ABB , november 2006 Rapportage bevindingen onderzoek financiële positie OL “Het Willem de Zwijger College”, Ernst & Young, 28 maart 2007. Liquidatieplan Gemeenschappelijke regeling tbv De verzelfstandiging tot Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs “Willem de Zwijger College”, inclusief bijlage investeringsbijdragen. Gemeenschappelijke regeling het Openbaar Lichaam Het Willem de Zwijger College. Stichtingspakket Brief portefeuillehouder onderwijs dd 5-7-2007 Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar de betreffende besluitenlijst. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
A. Boer (locosecretaris).
C.J.M. de Bruin.
4
RAADSBESLUIT Datum en nummer 20 september 2007, nummer 041/2007
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 21 augustus 2007, de aanbiedingsbrief van het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam Het Willem de Zwijger College d.d. 5-7-2007 met bijbehorende bijlagen (waaronder de rapportages van VOS/ABB en Ernst&Young, het Liquidatieplan Gemeenschappelijke regeling en het Stichtingspakket) en de brief van de portefeuillehouders onderwijs van Alblasserdam, Papendrecht en Hardinxveld-Giessendam, dd 5-7-2007; gelet, op het feit dat de overige deelnemende gemeenten ook de Gemeenschappelijke regeling het Openbaar Lichaam Het Willem de Zwijger College wensen op te heffen; op het feit dat de voortgang van het voortgezet openbaar onderwijs in de regio van de deelnemende gemeenten wordt bewerkstelligd door middel van het oprichten van de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs “Willem de Zwijger College”; op de Wet gemeenschappelijke regelingen, artikel 45 van de “Gemeenschappelijke regeling het Openbaar Lichaam Het Willem de Zwijger College, augustus 1992”, artikel 42b Wet op het voortgezet onderwijs en de Gemeentewet;
besluit: 1. tot opheffing van de Gemeenschappelijke regeling het Openbaar Lichaam Het Willem de Zwijger College; onder de voorwaarde dat het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam het liquidatieplan zal wijzigen, in dier voege dat de gemeente Alblasserdam als eindafrekening bij de opheffing een bedrag voldoet van € 750.000, te betalen in drie termijnen, te voldoen uiterlijk 31 december 2007, 31 december 2008 en 31 december 2009. De gemeente Papendrecht zal in dit kader € 153.000 als eindafrekening voldoen. Dit bedrag zal betaald worden uiterlijk 31 december 2007. De gemeenten HardinxveldGiessendam en Papendrecht zullen geen beroep doen op compensatie in welke vorm en van welke aard dan ook als gevolg van deze wijziging; 2. akkoord te gaan met het overeenkomstig onder punt 1 gewijzigde liquidatieplan en in te stemmen met de daaruit voortvloeiende financiële en personele gevolgen, waarbij de overschrijdingsregeling niet van toepassing is; 3. dat het Willem de Zwijger College in stand zal worden gehouden door de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs “Willem de Zwijger College”. Neemt kennis van: 4. het feit dat in het kader van de opheffing van het Openbaar Lichaam Het Willem de Zwijger College nog in overleg getreden moet worden over de staat van onderhoud van de gebouwen in Papendrecht en de mogelijke financiële consequenties.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 september 2007. De griffier,
De voorzitter,
Mr. A.P.M.A.F. Bergmans.
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 04 juni 2007, nummer 041/2007 Programmaveld 2
Raadsvergadering 20 september 2007
Agendapunt 08
Portefeuillehouder Mr.J.Tegelaar
Wettelijke basis Wet Primair Onderwijs
Voorstel tot Goedkeuring van de door het bestuur van de de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht aangeboden ontwerpbegroting 2007.
Gevraagde beslissing De door het bestuur van de de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht aangeboden ontwerpbegroting 2007 goed te keuren.
Financiële consequenties n.v.t.
Aan de raad. Bii brief d.d. 3 april 2007, kenmerk 2007/216, biedt het bestuur van de Stichting O.P.O.P. de ontwerpbegroting 2007 ter goedkeuring door de gemeenteraad aan. Het is de eerste keer dat de Stichting O.P.O.P. een begroting ter goedkeuring aanbiedt. De aangeboden begroting laat de begrote cijfers zien van de jaren 2006 en 2007. De begroting 2007 sluit met een batig saldo van € 24.609 t.o.v. een nadelig begroot saldo 2006 van € 36.197. Daarnaast is er sprake van verwachte financiële baten van ca € 53.000, zodat voor 2007 wordt uitgegaan van een exploitatieresultaat van ca € 77.410. De positie van het eigen vermogen en voorzieningen is van groot belang om eventuele toekomstige tekorten te kunnen opvangen. Op pagina 11 van de ontwerpbegroting is de balanspositie weergegeven waaruit blijkt dat het eigen vermogen per 31-12-2006 op € 2.346.968 is begroot en de stand van de voorzieningen (reserve voor financiering van bijv. personeel en intern onderhoud gebouwen) op € 431.742. Het weerstandsvermogen (zie pagina 12 van de ontwerpbegroting) ) dient 10% te zijn, doch wordt voor 2007 begroot op 38,82%. Aan de hand van de ingediende ontwerpbegroting 2007 kan gesteld worden dat de financiële positie van de Stichting O.P.O.P. rooskleurig is te noemen met een begroot weerstandsvermogen van 38.82%. Voorgesteld wordt de door het bestuur van de St.O.P.O.P. aangeboden ontwerpbegroting 2007 goed te keuren opdat dit bestuur kan overgaan tot vaststelling van de begroting 2007 (e.e.a. conform art. 18 van de akte van oprichting).
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar de betreffende besluitenlijst. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
A. Boer (locosecretaris).
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 20 september 2007, nummer 042/2007
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 4 juni 2007; gelet op
besluit: de door het bestuur van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht aangeboden ontwerpbegroting 2007 goed te keuren.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 september 2007. De griffier,
De voorzitter,
Mr. A.P.M.A.F. Bergmans
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 29 mei 2007, nummer 042/2007
Raadsvergadering 20 september 2007
Programmaveld 3
Agendapunt 09
Portefeuillehouder Mr. J. Tegelaar
Wettelijke basis Gemeenschappelijke regeling Zuid-Holland Zuid
Voorstel tot het verlenen van goedkeuring aan het `financieel kader van de gemeenschappelijke regeling Regio Zuid-Holland Zuid’
Gevraagde beslissing Goedkeuring verlenen aan het `financieel kader van de gemeenschappelijke regeling Regio Zuid-Holland Zuid’
Financiële consequenties Zie ontwerpbesluit Aan de raad. In 2006 is de gemeenschappelijke regeling voor de Regio Zuid-Holland Zuid gewijzigd. Aan de wijziging is de nodige voorbereiding voorafgegaan. Door de politiek werd in de voorbereiding nadrukkelijk aandacht gevraagd voor het budgetrecht van de gemeenteraden. Een belangrijk element in de discussie over dit onderwerp is de vorm en wijze van controle op de uitvoering van de taken door de Regio. In de notitie “Uitvoering taken regio ZHZ” is destijds gesteld dat gemeenteraden een eigen verantwoordelijkheid hebben om de door hen in het bestuur van de Regio aangewezen collegeleden verantwoording te vragen over het gevoerde beleid. Immers, de Regio voert taken uit in opdracht van de gemeentebesturen. In de gedualiseerde gemeenten zijn de colleges opdrachtgever. Niettemin is met name op sterk aandringen van de politieke fracties in het toenmalige algemeen bestuur ook een adviserend en controlerend orgaan van raadsleden in de gewijzigde regeling opgenomen. Het Raadsledenplatform heeft een toezichthoudende functie gekregen met betrekking tot het naleven van de financieel kaders voor de Regio. De negentien deelnemende gemeenteraden stellen het financiële kader voor de Regio vast. Het budgetrecht van de raden wordt hiermee geborgd. Het Raadsledenplatform ziet toe op de naleving ervan en adviseert de raden hieromtrent. Deze uitgangspunten zijn in de regeling geformaliseerd in artikel 34a inzake de rol van het Raadlsedenplatform en artikel 41b inzake het stellen van de financiële kaders voor de gemeenteraden. De uitgangspunten voor het financiële kader worden in het algemeen bestuur van 2 maart 2005 vastgesteld. Eén van de uitgangspunten voor het financiële kader is dat er een operationeel werkbare situatie ontstaat. Een volledig “dichtgetimmerd” financieel kader werd door het algemeen bestuur niet werkbaar geacht, om dat het kader tot het einde van de raadsperiode geldt. In die periode kunnen zich immers situaties voordoen waar het bestuur van de gemeenschappelijke regeling op in moet springen. Hoewel het belangrijkste uitgangspunt natuurlijk niet anders kan zijn dan dat de Regio binnen geautoriseerde budgettaire kaders opereert, kan bestuurlijke flexibiliteit in bepaalde omstandigheden gewenst zijn. De bandbreedte daarvoor werd door het algemeen bestuur bepaald in de eerder genoemde besluitvorming van 2 maart 2005.
Om één en ander vast te leggen is punt e. van bijgaand ontwerpraadsbesluit aangescherpt ten opzichte van het besluit van het algemeen bestuur van 2 maart 2005. Op 6 juni 2006 heeft het dagelijks bestuur het voorstel ter advisering voorgelegd aan het Raadsledenplatform, dat vervolgens positief over het voorstel heeft geadviseerd. In juni 2006 was de begroting voor het jaar 2007gereed. Er is voor gekozen om bij de eerstvolgende begroting, die van 2007, het financiële kader ter goedkeuring aan de raden voor teleggen.
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar de betreffende besluitenlijst. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
A. Boer (locosecretaris).
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 20 september 2007, nummer 043/2007
De raad van de gemeente Papendrecht; gelet op artikel 41b van de gemeenschappelijke regeling Regio Zuid-Holland Zuid, in werking getreden op 1 mei 2006; gezien het voorstel van het algemeen bestuur van de Regio Zuid-Holland Zuid van 21 juni 2006 en het voorafgaand advies ter zake van het Raadsledenplatform van de Regio Zuid-Holland Zuid; gelezen het voorstel van het college d.d. 29 mei 2007; Overwegende: Dat de raden van de deelnemende gemeenten bij aanvang van de raadsperiode gevraagd wordt het “financieel kader van de gemeenschappelijke regeling Regio Zuid-Holland Zuid” vast te stellen;
Dat dit financiële kader het volgende inhoudt: a. Uitgangspunt voor het budget gedurende de raadsperiode 2006-2010 is de door de gemeenteraden goedgekeurde en door het algemeen bestuur van de Regio vastgestelde begroting 2007 exclusief de budgetten die vallen onder de primaire verantwoordelijkheid van de subregionale bestuurscommissies; de begroting 2007 is op 21 juni 2006 vastgesteld (inclusief vastgestelde niveaus van de reserves, posten onvoorzien, stelposten, etc.). b. Uitgangspunt voor het takenpakket van de regio is de Notitie Uitvoering taken Regio ZHZ, vastgesteld door het algemeen bestuur op 29 september 2004. c. De begroting bedoeld onder a. bevat de taken bedoeld onder b. d. Het budget van de regio wordt jaarlijks aangepast met de accrespercentages die wordt gehanteerd door het Rijk voor de ontwikkeling van het Gemeentefonds. Deze worden (nacalculatorisch) gehanteerd door de Regio, waardoor de algemene inwonersbijdragen worden gekoppeld aan de ontwikkeling van de gemeentefinanciën. e. Om het bestuur van de gemeenschappelijke regeling de gelegenheid te geven onvoorziene omstandigheden het hoofd te bieden mag in enig jaar de inwonersbijdrage per gemeente met maximaal 2,5% worden overschreden. Mits onderbouwd wordt dat er gegronde redenen zijn om deze onvoorziene omstandigheden niet uit de eigen begroting of reserves te bekostigen. In de jaarrekening dient conform de regels van financieel beheer verantwoording te worden afgelegd f. Nieuwe taken kunnen pas aan de regio worden opgedragen en in het regiobudget worden opgenomen, nadat gemeenteraden volgens de wettelijke bepalingen en de in Zuid-Holland Zuid gebruikelijke procedure daarmee hebben ingestemd. g. De gemeenteraden kunnen de jaarstukken van de regio mede beoordelen aan de hand van de adviezen van het Raadsledenplatform. h. Wijzigingen in het financiële kader worden aan het Raadsledenplatform voorgelegd. i. Het financiële kader is van kracht zodra daaraan goedkeuring is verleend door de meerderheid van de gemeenteraden en deze meerderheid tevens, met toepassing van de weging van de stemmen in artikel 17 (van de gemeenschappelijke regeling) een meerderheid vertegenwoordigt.
Besluit: Goedkeuring te verlenen aan het financieel kader van de gemeenschappelijke regeling Regio Zuid-Holland Zuid.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 september 2007.
De griffier,
De voorzitter,
Mr. A.P.M.A.F. Bergmans
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 26 juni 2007, nummer 043/2007 Programmaveld Onderwijs / milieu
Raadsvergadering 20 september 2007
Agendapunt 10
Portefeuillehouder Mr. J.Tegelaar
Wettelijke basis Gemeentewet, de artikelen 149 en 160 lid 1, de Wet Milieubeheer en de Tarievenverordening Reinigingsrechten 2006 Voorstel tot Het vaststellen van de verordening tot wijziging van de Tarievenverordening Reinigingsrechten 2006 zoals vastgesteld op 19 december 2005 door de Gemeenteraad onder nummer 114/2005
Gevraagde beslissing Het laten vervallen van artikel 3 lid b en c van de Tarievenverordening Reinigingsrechten 2006.
Financiële consequenties Door het laten vervallen van artikel 3 lid b en c van de Tarievenverordening 2006 kan een besparing van € 83.000 op de gemeentelijke begroting vanaf 2008 worden gerealiseerd.
Aan de raad. Op grond van artikel 3 lid b en c van de “Tarievenverordening reinigingsrechten 2006” zijn scholen en kerken vrijgesteld van de betaling van reinigingsrechten. In de Programmabegroting 2005 is een ombuiging opgenomen voor wat betreft de betaling van de reinigingsrechten door het Voortgezet Onderwijs. Dit betrof een besparing van € 34.000 op jaarbasis. Om deze besparing te kunnen realiseren dient de in de tarievenverordening reinigingsrechten 2006 in art. 3 opgenomen vrijstelling te worden opgeheven. Tot op heden is dit niet gebeurd waardoor de gewenste besparing niet is gerealiseerd. In de Voorjaarsnota 2007 is vastgesteld de beoogde besparing met ingang van 2008 uit te breiden tot alle scholen (dus ook tot het basisonderwijs); dit zal een extra besparing opleveren van zo’n € 46.000 op jaarbasis. Door de in genoemde verordening opgenomen vrijstelling ook voor kerken op te heffen kan een extra besparing van circa € 3.000 worden behaald. Uiteindelijk leidt het laten vervallen van genoemde vrijstellingen tot een totale ombuiging van circa € 83.000. Om deze besparingen te kunnen realiseren is het noodzakelijk de in de Tarievenverordening Reinigingsrechten 2006 in artikel 3 lid b en c opgenomen vrijstellingen te laten vervallen.
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar de betreffende besluitenlijst. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
Drs. R.G. Beek
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 20 september 2007, nummer 044/2007
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 26 juni 2007; gelet op de terzake geldende regelgeving;
besluit: vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Tarievenverordening Reinigingsrechten 2006. Artikel I De Tarievenverordening Reinigingsrechten 2006 wordt gewijzigd als volgt: A. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd: a. lid b vervalt b. lid c vervalt. Artikel II Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 september 2007. De griffier,
De voorzitter,
Mr. A.P.M.A.F. Bergmans
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 21 augustus 2007, nummer 044/2007
Raadsvergadering 20 september 2007
Programmaveld 6
Agendapunt 11
Portefeuillehouder A. Vogel
Wettelijke basis nvt Voorstel tot renovatie van Theater de Willem Gevraagde beslissing Besluiten tot realisatie van renovatie van Theater de Willem (conform programma van eisen).
Financiële consequenties Het totaal aan investeringen voor het programma van eisen bedraagt € 2.429.890. Een deel van de investering kan gedekt worden uit al beschikbare kredieten voor renovatie- en onderhoudswerkzaamheden (vervangen bekabeling (€ 100.000) en stoelen (€ 160.000) die simpelweg “versleten” zijn). Hierdoor wordt de investering voor de renovatie zelf teruggebracht tot € 2.169.890. Het uiteindelijke totaalbedrag voor de investeringen (€ 2.169.890) verschilt € 124.890 met het voor de renovatie bepaalde investeringskrediet van € 2.045.000. Dit verschil ligt in de integratie van het kantoor in het theater, dat omwege de bedrijfsvoering gewenst is. Aan de raad Eind 2006 presenteerden wij een drietal globale ontwerpen voor een nieuw Theater de Willem. Ontwerpen voor een multifunctioneel cultureel centrum aan de Veerweg, een multifunctioneel cultureel centrum aan de Van der Palmstraat en een ontwerp voor de renovatie van het huidige theater. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat alleen renovatie van het huidige theater uitgevoerd kon worden binnen de gestelde randvoorwaarden. U werd eind 2006 geïnformeerd over deze uitkomsten en in de raadsvergadering van 29 januari 2007 is uitgebreid gesproken over de plannen voor De Willem. U sprak zich daarbij in meerderheid uit voor uitwerking van plannen binnen de gestelde randvoorwaarden; waarmee bevestigd werd dat renovatie van het huidige theater de enig overgebleven optie was. Finale besluitvorming over het renoveren van De Willem heeft daarbij overigens niet plaatsgevonden. Wij hebben destijds aangegeven het globale ontwerp te optimaliseren, waarbij wij ook Papendrechtse deskundigen zouden betrekken. De afgelopen maanden is aan die optimalisering gewerkt. Wij hebben de deskundigen (klanbordgroep) uitgenodigd om met ons van gedachten te wisselen over de verfijning van het programma van eisen voor een vernieuwd theater. Deze bespreking heeft in mei plaatsgevonden. Uit de klankbordgroep kwam als belangrijkste punt naar voren dat de renovatie ook zichtbare resultaten voor het publiek moet opleveren; concreet werd daarbij de inrichting van de zaal (stoelen en zichtlijnen) naar voren gebracht. De inbreng van de klankbordgroep is verwerkt in het uiteindelijke programma van eisen. Een programma dat de theatertechnische voorzieningen, de voorzieningen voor artiesten en de voorzieningen voor het publiek aanzienlijk verbetert.
1
Programma van eisen en tijdpad Aan het (globale) ruimtelijke ontwerp voor de renovatie van De Willem is een programma van eisen ontleend, waaraan een aantal additionele voorzieningen is toegevoegd. Deze zijn deels onontkombaar (vanwege arboverplichtingen en noodzakelijke onderhouds- en vervangingswerkzaamheden) en deels gewenst (uitbreiding kantoorfaciliteiten voor een efficiëntere bedrijfsvoering). Dit programma van eisen ziet er als volgt uit: • • • • • • • • • • • •
aanpassen toneeltoren + vergroten toneeldiepte arbo-proof maken van de techniek, incl. trekkenwand professionele dockshelter uitbreiding kleedkamers met douchegelegenheid vernieuwen van de stoelen verbeteren klimaatbeheersing aanbrengen van geluidswering realisering lichtbrug aanpassen zijbruggen toneel verplaatsing dimmers, incl. vervanging bestaande bekabeling herinrichting schoolplein uitbreiding met kantoorfaciliteiten
Voor wat betreft de uitbreiding van kantoorfaciliteiten stellen wij het volgende. Nu er sprake is van een grote renovatie is het een uitgelezen mogelijkheid om ook deze faciliteit mee te nemen in de plannen. Wij koppelen daar echter wel aan een discussie over de juridische vorm en organisatorische inbedding van Theater de Willem aan vast. Een discussie die wat ons betreft moet leiden tot een grotere afstand tussen gemeente en Theater de Willem (in welke juridsiche vorm van verzelfstandiging dan ook). Het programma van eisen kent een tweetal ruimtelijke aspecten; de bebouwingsdichtheid en de omgevingszichtlijnen. De renovatie leidt tot een uitbreiding van het bebouwingspercentage in het betreffende gebied. De impact van de renovatie op het bebouwingspercentage en de zichtlijnen maakt een vrijstellingsprocedure noodzakelijk, een procedure die consequenties voor de realisatiedatum zou kunnen hebben. De renovatie van het theater start in juli 2008 en is uiterlijk in augustus 2009 afgerond. Vanwege het ingrijpende karakter van (delen van) de verbouwing zal De Willem op de huidige locatie één seizoen gesloten zijn. De theaterdirecteur kijkt nu al naar mogelijkheden om dit seizoen op een andere locatie (met mogelijk een beperkte(re) progammering) te overbruggen. Wat ons betreft leidt het programma van eisen, dat binnen de gestelde randvoorwaarden past, tot de meest optimale oplossing voor het theater. Na deze opknapbeurt beschikt Papendrecht (weer) over een theater dat aan de eisen van de tijd voldoet en waar we lange tijd mee vooruit kunnen. Wij stellen u dan ook voor om te besluiten tot renovatie van Theater de Willem waarna wij de uitvoering hiervan voortvarend ter hand kunnen nemen en het theaterseizoen 2009-2010 plaatsvindt in een vernieuwd theater De Willem. Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar de betreffende besluitenlijst. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
A. Boer (locosecretaris).
C.J.M. de Bruin.
2
RAADSBESLUIT Datum en nummer 20 september 2007, nummer 045/2007
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 21 augustus 2007;
besluit: over te gaan tot realisatie van renovatie van het theater “De Willem” conform programma van eisen en voorgesteld tijdpad.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 september 2007 De griffier,
De voorzitter,
Mr. A.P.M.A.F. Bergmans
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 21 augustus 2007, nummer 045/2007 Programmaveld
Raadsvergadering 20 september 2007
Agendapunt 12
Portefeuillehouder A. Vogel
Wettelijke basis Artikel 216 en 229 van de Gemeentewet.
Voorstel tot Intrekking Verordening op de heffing en invordering van binnenhavengeld 2007. Vaststellen gewijzigde Verordening op de heffing en invordering van binnenhavengeld 2007.
Gevraagde beslissing de Verordening binnenhavengeld september 2007 vaststellen onder intrekking van de Verordening binnenhavengeld 2007.
Financiële consequenties
Aan de raad De handhaving van havenzaken van de gemeente Papendrecht wordt uitgevoerd door de havendienst in Dordrecht. Gelet hierop is het noodzakelijk dat de Verordening op de heffing en invordering van binnenhavengeld 2007 van de gemeente Papendrecht in overeenstemming is met de Verordening op de heffing en invordering van binnenhavengeld 1995 van de gemeente Dordrecht. De Verordening van de gemeente Dordrecht is per maart 2007 gewijzigd, waardoor de Verordening van de gemeente Papendrecht ook aangepast dient te worden. Wijziging in artikel 4, lid 3 onder a: Voorkomen dubbele betaling gebruikt water. In de huidige verordening is opgenomen dat een schip binnenhavengeld verschuldigd is over de volledige lengte c.q. tonnenmaat van het schip, ook als dit schip gedeeltelijk in het gemeentelijk water ligt. Er is aan een aantal bedrijven water verpacht. Het komt voor dat door de toegenomen lengte van schepen er een gedeelte buiten het gepachte water uitsteekt. Op basis van de huidige verordening ontvangt de gemeente dubbele inkomsten. De gemeente Papendrecht ontvangt zowel havengeld als pacht. Dit roept bij de schippers gevoelens op van onrechtvaardigheid. De voorgestelde wijziging van dit artikel lost dit probleem op, doordat uitsluitend het gedeelte van het schip wat uitsteekt buiten het verpachte water havengeld betaalt. Wijziging artikel 6 In artikel 6 zal een vierde lid worden toegevoegd. Hierin wordt vermeld dat bij het laden en/of lossen minimaal het tarief van zeven dagen van toepassing is. Wijziging artikel 7: aanpassen vrijstellingsregeling In de huidige verordening is een vrijstellingsregeling opgenomen, die aangeeft dat binnenvaartschepen maximaal 3 uur mogen afmeren, zonder havengeld verschuldigd te zijn, aan door het college van burgemeester of wethouders aan te wijzen kades. Dit mag nu binnen 08.00 uur en 18.00 uur. Voorgesteld wordt om de vrijstellingsregeling te verruimen, van maandag tot en met vrijdag van 08.00 uur tot 21.00 uur. De motivering om
de tijden uit artikel 7 aan te passen is ingegeven door de huidige maatschappelijke omstandigheden. De openingstijden van met name supermarkten zijn in de meeste gevallen verruimd. Gezien het feit dat de binnenvaart ook is meegegroeid met de economie en de meeste binnenschepen vierentwintig uur per dag varen, is het verruimen van de vrijstellingsregeling een logische stap. De branche heeft ook gevraagd om verruiming van deze regeling. De verwachting is dat er meer schepen, die in deze regio varen, gebruik zullen maken van de verruimde ontheffingsregeling. Hieruit zou kunnen volgen dat de omzet van de winkeliers wordt verhoogd. Niet valt in te zijn dat er met deze verruiming van de bestaande regeling geen financiële gevolgen zullen ontstaan. De branche weet dat de bestaande ontheffing geldt tot 18.00 uur en zal, indien de regeling niet verruimd wordt, doorvaren en elders hun inkopen doen. In artikel 7 zal een vierde lid worden toegevoegd met de inhoud dat als men gebruik wil maken van de vrijstellingenregeling dat dit vooraf dient te worden gemeld. Dit lid dient ertoe om vooraf te kunnen beoordelen of een schip of vaartuig in aanmerking komt voor de vrijstellingenregeling (artikel 7 van de Verordening). Wijziging tarieven: 24-uurs tarief. Op dit moment kent de tariefregeling een 24-uurs tarief van € 0,041. Voorgesteld wordt om het 24-uurs tarief te verlagen van € 0,041 naar € 0,025, exclusief 19% BTW. Met de voorgesteld tariefsverlaging wordt Papendrecht aantrekkelijker wordt voor de binnenvaart om voor een kort verblijf gebruik te maken van de havenfaciliteiten. In de tarieventabel staat in de voetnoot vermeld dat om in aanmerking te komen voor tarieven die gelden voor termijnen van een kwartaal en van een kalenderjaar vooraf een verzoek aan het college daartoe dient te worden gedaan. In artikel 5 zal een tweede lid worden toegevoegd met bovenstaande tekst. Wijziging artikel 9: ontheffing bij langdurige ziekte o/e ziekenhuisopname De wijziging in artikel 9 heeft als bedoeling binnenhavengeld bij ziekte en/of ziekenhuisopname onder bepaalde voorwaarden te verminderen tot maximaal 50%. De voorwaarden om voor vermindering in aanmerking te komen worden uitgewerkt in beleidsregels. De voornaamste voorwaarden zullen zijn: schipper, familie en/of opvarende dient ingezetene van Papendrecht te zijn, een eigen bedrijf te hebben en geen inkomsten hebben vanwege het stilliggen van het schip. In Dordrecht worden deze beleidsregels op dit moment voorbereid. Indien deze van kracht worden kunnen ze worden overgenomen. Artikel 10 vervalt Het artikel heeft geen waarde meer nu de in artikel 10 genoemde procedure in hogere wetgeving is geregeld. De voorgestelde wijzigingen in het tariefsysteem leiden niet tot een begrotingswijziging. De Verordening kan met terugwerkende kracht in werking treden gelet op het feit dat er geen tariefverhoging plaatsvindt. Voorgesteld wordt, conform bijgevoegd ontwerp besluit, de gewijzigde Verordening binnenhavengeld 2007 vast te stellen.
Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
A. Boer (locosecretaris).
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 20 september 2007, nummer 046/2007
De raad der gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 21 augustus 2007; gelet op de artikelen 216 en 229 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de: VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN BINNENHAVENGELD
Artikel 1 Begripsomschrijvingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. binnenschip: een schip dat uitsluitend is bestemd of wordt gebruikt voor de vaart op de binnenwateren waaronder mede wordt verstaan een: - vrachtschip: een binnenschip dat hoofdzakelijk is bestemd of wordt gebruikt voor het vervoer van lading; - passagiersschip: een schip dat uitsluitend is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van passagiers; - hospitaalschip: een passagiersschip dat is bestemd of wordt gebruikt om zieke en gehandicapte personen te vervoeren; - pleziervaartuig: een schip dat is bestemd of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de recreatie; - opleidingsschip: een schip dat is bestemd of wordt gebruikt voor het vervoer van leerlingen die een nautische opleiding volgen; - sleepboot/duwboot: een schip dat blijkens bouw en inrichting uitsluitend is bestemd of wordt gebruikt voor het slepen of duwen van andere schepen; - woonschip: een schip dat uitsluitend is bestemd en op grond van de havenverordening mag worden gebruikt als woning; b. zeeschip: een schip dat is bestemd of geschikt voor de vaart op zee; c. haven: de voor de openbare dienst bestemde wateren en de voor de openbare dienst bestemde werken en inrichtingen in de gemeente, zoals deze zijn aangegeven op een bij de verordening behorende kaart; d. laadvermogen: het in tonnen uitgedrukte verschil tussen de zoetwaterverplaatsing van het schip bij de grootste toegelaten diepgang en die van het lege schip, zoals dat in de meetbrief is vermeld; e. lading: alle door een schip geloste en ingenomen goederen en verpakkingsmateriaal, containers en trailers. Voor de toepassing van de verordening worden niet tot de lading gerekend ballast, brandstof, proviand en andere voor eigen gebruik bestemde scheepsbenodigdheden, handbagage van opvarenden, alsmede slobs; f. meetbrief: het geldige document waarin de gegevens zijn vermeld over de afmetingen van binnenschepen; g. termijn: een in de tarieventabel genoemd tijdvak waarin het gebruik van de haven plaatsvindt, waarbij wordt verstaan onder: - dag: een termijn van 24 uur; - weekeinde: van vrijdag 16.00 uur tot en met maandag 12.00 uur; - 7 dagen: een periode van zeven opeenvolgende kalenderdagen; - 30 dagen: een periode van dertig opeenvolgende kalenderdagen; - kwartaal: een periode van drie aaneengesloten volle kalendermaanden; - jaar: het kalenderjaar lopend van 1 januari tot en met 31 december;
1
h. ton: een massa van 1.000 kilogram; i. historisch bedrijfsvaartuig: schepen die oorspronkelijk zijn gebouwd als vrachtschip, sleepboot of vissersschip, waarvan het bouwjaar is gelegen voor 1935 en die in oorspronkelijke staat van bouw en uitrusting worden gehouden; j. overeenkomst Binnenhavengeld: overeenkomst Binnenhavengeld betreffende samenwerking en invordering binnenhavengeld zoals tussen de gemeenten Dordrecht, Zwijndrecht en Papendrecht is overeengekomen op 22 december 1994. k. ponton: een drijvend voorwerp, wat wordt gebruikt om lading te vervoeren; l. afmeerponton: een drijvend voorwerp, wat wordt gebruikt als afmeervoorziening. Artikel 2 Belastbaar feit Onder de naam "binnenhavengeld" wordt een recht geheven terzake van het gebruik met een schip van de haven en het genot van door of vanwege de gemeente verstrekte diensten. Artikel 3 Belastingplicht Belastingplichtige is de eigenaar van het schip of degene die het schip heeft gecharterd. Artikel 4 Heffingsgrondslagen 1. De grondslagen voor de berekening van het binnenhavengeld zijn: a. het laadvermogen van het schip uitgedrukt in tonnen; b. de oppervlakte van het schip uitgedrukt in vierkante meters; c. de lengte van het schip uitgedrukt in meters, zoals deze gegevens blijken uit de meetbrief. 2. In de bij deze verordening behorende tarieventabel is per soort binnenschip aangegeven welke maatstaf van heffing van toepassing is. 3. Bij de berekening van het verschuldigde bedrag: a. wordt een gedeelte van eenheid van laadvermogen, oppervlakte of lengte wel in aanmerking genomen; b. wordt het laadvermogen, de oppervlakte en de lengte van een schip gesteld op de gegevens zoals die blijken uit de meetbrief; of ambtshalve vastgesteld als geen meetbrief wordt overgelegd; c. wordt het te betalen bedrag aan binnenhavengeld gesteld op een minimumbedrag zoals dat in de tarieventabel wordt vermeld en worden de bedragen daarboven, naar beneden afgerond op hele euro’s. Artikel 5 Tarieven 1. Het binnenhavengeld wordt geheven naar de tarieven die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van de daarin opgenomen gegevens, zoals type binnenschip, termijn, heffings maatstaf. 2. Om voor tarieven die gelden voor termijnen van een kwartaal en van een kalenderjaar in aanmerkingg te komen, dient vooraf een verzoek daartoe aan het college van burgemeester en wethouders te worden gedaan. Artikel 6 Verschuldigdheid 1. Het binnenhavengeld is verschuldigd zodra het gebruik van de haven aanvangt. 2. Bij voortgezet verblijf, wordt bij aanvang van elke volgende termijn, opnieuw binnenhavengeld geheven volgens de bepalingen van deze verordening. 3. Het in het tweede lid bepaalde vindt geen toepassing als het gebruik van de haven eindigt voor 12.00 uur op de dag volgend op een verstreken termijn van 7 dagen of langer. 4. Bij het laden en/of lossen is minimaal het tarief van 7 dagen van toepassing. Artikel 7 Vrijstellingen Binnenhavengeld wordt niet geheven voor: 1. hospitaalschepen, opleidingsschepen en vaartuigen van de Koninklijke Marine; 2. het innemen van brandstof en proviand langszij bunkerschepen, voor een periode van maximaal drie uur; 3. het doen van zaken en inkopen op maandag tot en met vrijdag van 08.00 uur tot 21.00 uur en op zaterdag van 08.00 uur tot 17.00 uur voor een periode van maximaal drie uren aan de volgende kaden Molenpolder, Kooihaven. 4. vooraf dient te worden gemeld of er gebruikt gemaakt wordt van de vrijstellingenregeling Artikel 8 Wijze van heffing Het binnenhavengeld wordt geheven door middel van een gedagtekende nota of andere schriftuur en moet worden voldaan binnen twee weken na dagtekening. Artikel 9 Restitutie 1. Van het binnenhavengeld, dat wordt gehven naar de2termijn van verblijf in de haven, is onder voorwaarden
restitutie mogelijk bij ziekte en/of ziekenhuisopname. 2. Van het binnenhavengeld dat wordt geheven naar de termijn van een jaar, kan aan de havenmeester schriftelijk restitutie worden gevraagd voor elk vol kwartaal dat nog niet is verstreken in het jaar dat de aanslag is opgelegd.
Artikel 10 Inwerkingtreding/citeertitel 1. De "Verordening binnenhavengeld 2007" wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum. 2. Deze verordening treedt in werking een dag na bekendmaking ervan en werkt terug tot en met 1 januari 2007. 3. De datum van ingang van de heffing is met terugwerkende kracht 1 januari 2007. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "gewijzigde Verordening binnenhavengeld 2007".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Papendrecht op 20 september 2007. De griffier,
De voorzitter,
Mr. A.P.M.A.F. Bergmans
C.J.M. de Bruin
3
TARIEVENTABEL, behorende bij de Verordening binnenhavengeld 2007
De tarieven in deze tabel zijn inclusief 5% toeslag in verband met inzameling van oliehoudende afvalstoffen. 1. Behorende bij artikel 5. Soort schip
Heffingsmaatstaf
Per
Vrachtschepen
laadvermogen
ton
Passagiersschepen, sleepboten, pontons, bergings- en baggermateriaalbokken en andere schepen
oppervlakte
Pleziervaartuigen
Woonschepen
Tarief
excl. BTW incl. BTW
1 dag *) weekeinde*) 7 dagen kwartaal ') jaar ')
0,025 0,058 0,092 0,945 3,232
0,030 0,069 0,109 1,125 3,846
m2 kwartaal jaar
7 dagen
0,092 0,945 3,232
0,109 1,125 3,846
oppervlakte
m2
7 dagen 30 dagen jaar ')
0,222 0,816 5,137
0,264 0,971 6,113
lengte, eerste volgende
15 m m
jaar jaar
306,81 30,68
365,104 36,509
*) Deze tarieven vinden geen toepassing als wordt geladen of gelost. Daarvoor is minimaal het tarief van zeven dagen van toepassing. ') Om voor de tarieven, die gelden voor termijnen van een kwartaal en van een kalenderjaar, in aanmerking te komen, dient vooraf een verzoek daartoe aan het college van burgemeester en wethouders te worden gedaan. 2.Behorende bij artikel 4, derde lid, onder c. Het verschuldigde bedrag aan binnenhavengeld wordt per aanslag gesteld op een minimum van
Behoort bij het raadsbesluit van 20 september 2007 nummer De griffier,
De voorzitter,
A.P.M.A.F. Bergmans
C.J.M. de Bruin.
4
7,26
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 21 augustus 2007, nummer 046/2007
Raadsvergadering 20 september 2007
Programmaveld 1
Agendapunt 13
Portefeuillehouder A. Vogel
Wettelijke basis Gemeenschappelijke regeling Drechtwerk
Voorstel tot Het kenbaar maken van wensen en bedenkingen bij de ontwerp-begroting 2008 en meerjarenraming 2009-2011 van Drechtwerk.
Gevraagde beslissing 1. Kennisnemen van de ontwerp-begroting 2008 en meerjarenraming 2009-2011 van Drechtwerk. 2. Wensen en bedenkingen kenbaar maken bij ontwerp-begroting 2008 en meerjarenraming 2009-2011 van Drechtwerk zoals verwoord in de (reeds verzonden) brief van het College (kenmerk 2007-15692).
Financiële consequenties De geraamde bijdrage in het exploitatietekort van Drechtwerk voor Papendrecht (€ 237.000) is opgenomen in de begroting 2008
Aan de raad Op 3 juli is de ontwerp-begroting 2008 van Drechtwerk aan de gemeenteraad van Papendrecht aangeboden. In verband met de termijnen wordt voor 1 september commentaar (wensen en bedenkingen) op de begroting 2008 gevraagd. De begroting 2008 sluit met een negatief resultaat van € 3.756.000 en kent nog een groot aantal onzekerheden. Die worden op zich uitgebreid toegelicht maar een inschatting van de consequenties daarvan voor het financiële resultaat (voor zowel 2008 als meerjarig) ontbreekt. Ook biedt de begroting 2008 weinig inhoudelijke informatie en dat maakt het lastig om de consequenties voor Papendrecht goed in beeld te brengen. Tenslotte speelt het financiële verloop 2007 ook een belangrijke rol en die stand van zaken is nog niet te geven, alhoewel de eerste analyse daarvan in de toelichting bij de begroting geen positief beeld geeft. De financiële bijdrage aan Drechtwerk vertoont in de loop der jaren een groot verloop: Jaar 2004 2005 2006
Werkelijke bijdrage 110.000 498.000 236.000
Voor 2007 is de bijdrage van Papendrecht geraamd op € 346.000. De aanbiedingsbrief bij de begroting 2008 is somber over het verloop 2007. Mogelijk valt hier dus nog een tegenvaller te verwachten.
Op basis van de ontwerp-begroting 2008 wordt de gemeentelijke bijdrage voor 2008 € 237.000. Het meerjarenperspectief vertoont een jaarlijks afnemend tekort (tot ongeveer € 3.100.000) in 2011. Op basis van dit perspectief mag verondersteld worden dat de bedragen die in de gemeentelijke begroting opgenomen zijn, voldoende zijn. Maar het is Drechtwerk de afgelopen jaren niet gelukt om binnen de begroting te blijven. Telkens zijn tussentijds of na afloop extra tekorten gemeld. De vraag is dus hoe realistisch en de begroting 2008 en het meerjarenperspectief is. Zeker voor wat betreft 2008 wordt in de aanbiedingsbrief een groot aantal onzekerheden en risico’s gemeld, die grote invloed zullen hebben op het uiteindelijke resultaat. Die zorg is in de reactie aan Drechtwerk verwoord. Naast de gemeentelijke bijdrage in het exploitatietekort neemt Papendrecht via het convenant nog diensten en personeel af van Drechtwerk (Papendrecht neemt in 2007 € 400.675 omzet af bij Drechtwerk en op 31 december 2007 moeten in Papendrecht (gemeente of daaraan gelieerde organisatie) 6 medewerkers zijn geplaatst). De werkelijke bijdrage aan Drechtwerk ligt dus vele malen hoger. De deelnemers in de GR Drechtwerk (de gemeenten) dienen binnen 2 maanden na het aanbieden van de ontwerp-begroting wensen en bedenkingen kenbaar te maken. Deze kunnen dan nog meegenomen worden in de bestuursvergadering van Drechtwerk waarin de begroting vastgesteld wordt. E.e.a. betekent dat er voor 1 september gereageerd moest worden. Hierdoor was het niet mogelijk om de reactie nog met u te bespreken (in de commissie Samenleving van 5 september). Indien het politieke debat tot aanvullende punten leidt zullen wij deze alsnog onder de aandacht van Drechtwerk brengen (dit is ook in de brief aan Drechtwerk verwoord).
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar de betreffende besluitenlijst. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
A. Boer (locosecretaris)
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 20 september 2007, nummer 047/2007
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 21 augustus 2007;
besluit: 1. Kennis te nemen van de ontwerp-begroting 2008 en meerjarenraming 2009-2011 van Drechtwerk. 2. Wensen en bedenkingen kenbaar te maken bij ontwerp-begroting 2008 en meerjarenraming 2009-2011 van Drechtwerk zoals verwoord in de (reeds verzonden) brief van het College (kenmerk 2007-15692).
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 september 2007. De griffier,
De voorzitter,
Mr. A.P.M.A.F. Bergmans
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 21 augustus 2007, nummer 047/2007 Programmaveld 1.
Raadsvergadering 20 september 2007
Agendapunt 14
Portefeuillehouder A. Vogel
Wettelijke basis Wet sociale werkvoorziening
Voorstel tot de uit de motie Irrgang voortvloeiende extra gelden (ad € 31.731,-) beschikbaar te stellen aan Drechtwerk ter bestrijding van de wachtlijsten, onder de voorwaarden dat • De gelden uitsluitend gebruikt kunnen worden voor het aanbieden van plaatsen aan mensen die op dit moment op de wachtlijst staan, en aanvullend aan te geven hoe de middelen zijn ingezet en voor wie; • Dat de plaatsen van 1 oktober 2007 tot 1 oktober 2008 zullen worden gecreëerd; • Indien niet alle gemeenten besluiten hun gelden ter beschikking van Drechtwerk te stellen, de gelden gebruikt zullen worden voor wachtlijstkandidaten uit gemeenten die wel middelen ter beschikking stellen (ongeacht hun plaats op die wachtlijst ten opzichte van andere kandidaten).
Gevraagde beslissing de uit de motie Irrgang voortvloeiende extra gelden (ad € 31.731,-) beschikbaar te stellen aan Drechtwerk ter bestrijding van de wachtlijsten, onder de voorwaarden dat • De gelden uitsluitend gebruikt kunnen worden voor het aanbieden van plaatsen aan mensen die op dit moment op de wachtlijst staan, en aanvullend aan te geven hoe de middelen zijn ingezet en voor wie; • Dat de plaatsen van 1 oktober 2007 tot 1 oktober 2008 zullen worden gecreëerd; • Indien niet alle gemeenten besluiten hun gelden ter beschikking van Drechtwerk te stellen, de gelden gebruikt zullen worden voor wachtlijstkandidaten uit gemeenten die wel middelen ter beschikking stellen (ongeacht hun plaats op die wachtlijst ten opzichte van andere kandidaten).
Financiële consequenties De extra middelen voor de aanpak van de wachtlijsten Wsw zijn via het gemeentefonds verdeeld. Het bedrag van € 31.731,- voor de gemeente Papendrecht betreft vrij besteedbare middelen en is verwerkt als onderdeel van de algemene uitkering in de Voorjaarsnota. Hierbij is dus geen rekening gehouden met een mogelijke doorbetaling aan Drechtwerk. Bij doorbetaling dient dit bedrag dan ook als nadeel bij de Najaarsnota 2007 te worden verwerkt.
Aan de raad. Op 20 december 2006 is een amendement ingediend door het kamerlid Irrgang. Door dit amendement werd € 25 miljoen aan het Gemeentefonds toegevoegd, bedoeld voor de oplossing van de wachtlijsten Wsw. Dit budget is inmiddels aan gemeenten toegekend, Papendrecht heeft € 31.731,- ontvangen. Het bestuur van Drechtwerk (de wethouders van de aan gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten) doet een dringend beroep op de colleges van de deelnemende gemeenten om de raden voor te stellen de gelden die als gevolg van de motie Irrgang zijn ontvangen, ter beschikking te stellen van het Openbaar Lichaam Sociale Werkvoorziening Drechtsteden, om op deze wijze extra arbeidsplaatsen bij Drechtwerk mogelijk te maken. De middelen die als gevolg van de motie Irrgang zijn ontvangen, zijn (zie brief Ministerie BiZa) niet geoormerkt. Er ligt echter natuurlijk wel een politieke opdracht om de wachtlijsten zoveel mogelijk te bekorten. Als alle gemeenten hun budget beschikbaar stellen, geeft het toegekende extra budget de ruimte minimaal 37 van de 335 personen die thans op de wachtlijst staan, gemiddeld een jaar eerder van de wachtlijst te halen en een arbeidsplaats aan te bieden. Gelet op de politieke doelstelling om de wachtlijsten zoveel mogelijk te bekorten, is het voorstel de middelen hiervoor beschikbaar te stellen. Daarbij stellen we voor de volgende voorwaarden aan de beschikbaarstelling van de gelden te verbinden: - De gelden dienen uitsluitend gebruikt te worden voor het aanbieden van plaatsen aan mensen die op dit moment op de wachtlijst staan. Ze dienen dus niet als exploitatiesubsidie. In de planning en controldocumenten dient helder aangegeven te worden hoe het geld is ingezet en welke mensen van de wachtlijst als gevolg daarvan een plek hebben gekregen. - Gezien het feit dat pas halverwege het jaar dit verzoek wordt gedaan en de middelen incidenteel zijn, gaan we ervan uit dat de plaatsen vanaf 1 oktober 2007 tot en met 1 oktober 2008 zullen worden gecreëerd. Drechtwerk dient dit in de exploitatie vorm te geven. - Indien niet alle gemeenten besluiten hun gelden ter beschikking van Drechtwerk te stellen, dan gaan we ervan uit dat deze gelden gebruikt zullen worden voor wachtlijstkandidaten uit de desbetreffende gemeente (ongeacht hun plaats op die wachtlijst ten opzichte van andere kandidaten).
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar de betreffende besluitenlijst. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
A. Boer (locosecretaris).
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 20 september 2007, nummer 048/2007
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 21 augustus 2007 ;
besluit:
de uit de motie Irrgang voortvloeiende extra gelden (ad € 31.731,-) beschikbaar te stellen aan Drechtwerk ter bestrijding van de wachtlijsten, onder de voorwaarden dat • De gelden uitsluitend gebruikt kunnen worden voor het aanbieden van plaatsen aan mensen die op dit moment op de wachtlijst staan, en aanvullend aan te geven hoe de middelen zijn ingezet en voor wie; • Dat de plaatsen van 1 oktober 2007 tot 1 oktober 2008 zullen worden gecreëerd; • Indien niet alle gemeenten besluiten hun gelden ter beschikking van Drechtwerk te stellen, de gelden gebruikt zullen worden voor wachtlijstkandidaten uit gemeenten die wel middelen ter beschikking stellen (ongeacht hun plaats op die wachtlijst ten opzichte van andere kandidaten).
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 september 2007. De griffier,
De voorzitter,
Mr. A.P.M.A.F. Bergmans.
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 20 september 2007, nummer 053/2007
De raad van de gemeente Papendrecht; Gelezen het onderzoeksrapport van de Rekenkamercommissie van juli 2007 naar het subsidiebeleid van de gemeente Papendrecht: “ Effectief subsidiebeleid gemeente Papendrecht “ ; Gelet op de behandeling van dit onderzoeksrapport door de raadscommissie Regionale aangelegenheden, Economie en Financiën in haar vergadering van 06 september 2007; Gehoord de terzake door deze raadscommissie uitgesproken complimenten ten aanzien van de goede kwaliteit van het rapport; Gehoord de ten aanzien van voornoemd rapport getrokken conclusies door deze raadscommissie namelijk dat : - de conclusies en aanbevelingen uit het rapport in hoofdlijnen worden onderschreven; - de raadscommissie met waardering kennis heeft genomen van de in de vergadering van deze raadscommissie gedane toezeggingen van de zijde van het college tot het treffen van maatregelen tot verbetering, gebaseerd op het rapport; - de raadscommissie aldus met positieve belangstelling uitziet naar de te vervaardigen subsidiebundels voor de komende jaren. Besluit hierbij: de hierboven verwoorde conclusies van de raadscommissie Regionale aangelegenheden, Economie en Financiën te onderschrijven.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 september 2007, De griffier,
De voorzitter,
Mr. A.P.M.A.F. Bergmans
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 07 augustus 2007, nummer 048/2007
Raadsvergadering 20 september 2007
Programmaveld Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu
Agendapunt 16
Portefeuillehouder A. van Leeuwen
Wettelijke basis Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), Algemene wet bestuursrecht
Voorstel tot Vaststelling van het bestemmingsplan Aan de Noord
Gevraagde beslissing 1. zienswijze van reclamant 1 en zienswijze e en j van reclamant 3 gegrond te verklaren, zienswijze c van reclamant 2 en zienswijze b, c en g van reclamant 3 gedeeltelijk gegrond te verklaren; 2. zienswijze a, b en d van reclamant 2, zienswijze a, d, f, h en i van reclamant 3 en zienswijze van reclamant 4 ongegrond te verklaren; 3. vast te stellen het bestemmingsplan Aan de Noord, bestaande uit plankaart, voorschriften en toelichting, een en ander met inachtneming van de wijzigingen ten opzichte van het in ontwerp ter inzage gelegde bestemmingsplan, zoals deze zijn vermeld in de bij het raadsbesluit behorende “Staat van wijzigingen”. Financiële consequenties Het bestemmingsplan bevat voor een deel van het plangebied een terugschaling van toegestane bedrijfsactiviteiten. Dit heeft zijn grondslag in de geldende milieuwet- en regelgeving. Het indienen van planschadeverzoeken is met het oog hierop niet uitgesloten.
Aan de raad. 1. Algemeen Hierbij bieden wij u het bestemmingsplan Aan de Noord ter vaststelling aan. De inspraakprocedure in het kader van artikel III van het gemeentelijke Inspraakprocedurebesluit 2005 is gestart met de bekendmaking daarvan in het Papendrechts Nieuwsblad van 7 juni 2006. Bij brief van 31 mei 2006 is het vooroverleg met instanties gestart. Voor de verwerkte inspraak- en overlegreacties verwijzen wij u naar het hoodfstuk “Maatschappelijke aanvaardbaarheid” dat opgenomen is in de toelichting van het bestemmingsplan Aan de Noord. Het bestemmingsplan heeft ingevolge het bepaalde in artikel 23 WRO van 18 mei tot en met 28 juni 2007 voor een ieder in het gemeentehuis ter inzage gelegen. Dit is aangekondigd in de Staatscourant en het Papendrechts Nieuwsblad van 16 mei 2007. De personen en instellingen die eerder hebben gereageerd tijdens de inspraakprocedure, hebben de kennisgeving toegezonden gekregen. Tijdens de terinzagelegging kon een ieder schriftelijk zienswijzen kenbaar maken bij de raad. 2. Zienswijzengeschriften Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn vier zienswijzengeschriften ingediend: 1. Ekoma Milieumanagement, Oostkil 10, 3356 DB Papendrecht, bij brief van 23 mei 2007, ingekomen 29 mei 2007; 2. Visser hoveniers, Constantijn Huygenslaan 6, 3351 XC Papendrecht, bij brief van 11 juni 2007, ingekomen 12 juni 2007; 1
3. De heer J.G.M. van Mierlo, Raadhuisstraat 51, 5241 BK Rosmalen namens De Rivierendriesprong Handelsbedrijf b.v. en Van Herwijnen Beheer b.v., bij brief van 19 juni 2007, ingekomen 20 juni 2007; 4. Oasen drinkwater, Postbus 122, 2800 AC Gouda, bij brief van 21 juni 2007, ingekomen 26 juni 2007. 3. Ontvankelijkheid De zienswijzengeschriften zijn binnen de termijn ingediend en dus ontvankelijk. 4. Behandeling zienswijzen Hieronder wordt de inhoud van de zienswijzengeschriften kort weergegeven in de volgorde van nummering onder 2. Daarna volgt het commentaar met aansluitend een conclusie over het al dan niet gegrond achten van de zienswijzen. 1) Zienswijze van Ekoma Milieumanagement Op pagina 32 van de bestemmingsplantoelichting is beschreven dat “De bouw van zelfstandige kantoren binnen een beperkt deel van Nieuwland acceptabel wordt geacht tot een bedrijfsvloeroppervlak van 750 m2.” Uit de plankaart blijkt dat zelfstandige kantoren alleen op gedeelten met een ster mogen worden gerealiseerd, maar noch uit de toelichting noch uit de voorschriften van het bestemmingsplan blijkt wat onder een zelfstandig kantoor moet worden verstaan. Het is reclamant uit het ontwerpbestemmingsplan niet duidelijk geworden of een kantoor met een eigen ingang die een integraal onderdeel vormt van het bedrijfsgebouw, wordt aangemerkt als een zelfstandig kantoorgebouw. Men verzoekt om een toelichting te geven op het begrip zelfstandige kantoren en eventueel in het bestemmingsplan een begripsbepaling op te nemen. Commentaar: Een zelfstandig kantoor is “een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.” Deze begripsbepaling zal worden toegevoegd aan de voorschriften van het bestemmingsplan. De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. 2) Zienswijze van Visser hoveniers a. Reclamant vraagt zich af wat de gemeente met het nieuwe bestemmingsplan wil bereiken, wat voor uitstraling het nieuwe industrieterrein moet krijgen en waarom het beeldkwaliteitsplan zomaar aan de kant wordt geschoven. Commentaar: Het bestemmingsplan houdt een actualisering in van de geldende bestemmingsplannen Westpolder-West uit 1964, Noordhoek en Nieuwland uit 1960 en Bedrijventerrein Polder Het Nieuwland uit 1994. Voor het bestaande industrieterrein Noordhoek is een actuele bouw- en gebruiksregeling opgenomen. Voor het Papendrechtse deel van polder Het Nieuwland maakt het bestemmingsplan de ontwikkeling van het bedrijventerrein mogelijk. Dit terrein dient een kwalitatief goed ontworpen en verzorgd bedrijventerrein te worden. In het Handboek Nieuwland zijn hiervoor kwalitatieve toetsingscriteria opgenomen. Het handboek wordt al geruime tijd als toetsingskader gebruikt voor ingediende bouwaanvragen. Het beeldkwaliteitsplan is 21 juni 2007 door de raad vastgesteld en toegevoegd aan de gemeentelijke Welstandsnota. Er is geen sprake van dat het plan aan de kant is geschoven. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. b. Reclamant vraagt waarom de gemeente Papendrecht voor een ander bestemmingsplan kiest dan de gemeente Alblasserdam terwijl het de bedoeling was voor het hele gebied eenzelfde plan te maken. Twee plannen voor één gebied zal niet goed gaan werken. Commentaar: Een gemeente is alleen bevoegd bestemmingsplannen vast te stellen voor zijn eigen grondgebied. De gemeenten Papendrecht en Alblasserdam hebben dus elk voor hun eigen deel van Polder Het Nieuwland een bestemmingsplan opgesteld en in procedure gebracht. Deze bestemmingsplannen zijn met het oog op de uniformiteit en consistentie door hetzelfde stedenbouwkundige bureau opgesteld waarbij de opdracht was dezelfde uitgangspunten te hanteren. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. c. Reclamant vraagt aan te geven wat wordt verstaan onder “zelfstandige kantoren” en waarom dit begrip in de gemeente Alblasserdam anders wordt uitgelegd dan in Papendrecht. In Alblasserdam zijn diverse bedrijven die hun overbodige ruimten verhuren aan derden, een gezonde bedrijfsvoering. De heer Visser was achteraf liever 2
naar Alblasserdam verhuisd. Commentaar: Een zelfstandig kantoor is “een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.” Deze begripsbepaling staat niet in het Alblasserdamse en ook niet in het onderhavige ontwerpbestemmingsplan, maar zal worden toegevoegd aan de voorschriften van dit bestemmingsplan. Het onderscheid in zelfstandige en andere kantoren is ooit geïntroduceerd door de provincie en heeft verband met het provinciale mobiliteitsbeleid. De omschreven definitie beschrijft de in de praktijk gangbare toepassing. Het perceel van de heer Visser bevindt zich in het deel van het bestemmingsplan waar de vestiging van zelfstandige kantoren is uitgesloten. Dit heeft te maken met de aanwezigheid van de zeer nabij gelegen hogedruk aardgastransportleiding. In het kader van de externe veiligheid en de normen die voortvloeien uit wetgeving op dit gebied, was uitsluiting van zelfstandige kantoren planologisch gezien de enige wenselijke regeling die bovendien toets- en handhaafbaar is. Door het toestaan van zelfstandige kantoren kan een overschrijding van het toegestane aantal personen per hectare niet worden uitgesloten. Het Alblasserdamse deel van Polder Het Nieuwland ligt grotendeels buiten de toetsingsafstanden die gelden voor de gasleiding, wat verklaart waarom daar anders met de vestiging van zelfstandige kantoren wordt omgegaan. Dit onderdeel van de zienswijze is gedeeltelijk gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. d. De heer Visser wil slechts zijn overbodige kantoorruimte verhuren. Voorheen zat zijn bedrijf op een locatie die ongeschikt was voor het uitoefenen van een bedrijf. Hij heeft met het oog hierop gekozen voor een flinke investering gericht op de toekomst. Het is een enorme tegenvaller dat hij de twee kantoorruimten op de eerste verdieping van zijn nieuwe pand niet mag verhuren als zelfstandige kantoorruimte. Dit zal de komende jaren zwaar wegen op het bedrijfsresultaat. Reclamant vraagt de raad op een correcte manier om te gaan met de belangen van een plaatselijke onderneming en vraagt toestemming voor een bestemmingsplanaanpassing, zodat de overbodige kantoorruimte kan worden verhuurd als zelfstandige kantoorruimte. Commentaar: Zoals aangegeven, dwingt de aanwezigheid van de hogedruk aardgastransportleiding tot de opgenomen planologische regeling om het groepsrisico op een aanvaardbaar niveau te krijgen. Hierover is nauw overleg geweest met de brandweer en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. De bestemmingsplanbepaling is een vertaling van de bestaande wet- en regelgeving en provincie en rijk zien nauw toe op de naleving hiervan. Een aanpassing van het bestemmingsplan op dit punt is niet gewenst. Zie verder ook ons commentaar op het vorige punt. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. 3) Zienswijze van de heer J.G.M. van Mierlo namens De Rivierendriesprong Handelsbedrijf b.v. en Van Herwijnen beheer b.v. a. De heer Van Mierlo geeft aan bij brief van 21 juni 2007 een uitvoerige inspraakreactie te hebben gegeven en dat deze onverkort wordt gehandhaafd. Cliënten hebben zich alvorens tot aankoop over te gaan, deugdelijk laten informeren over zowel de milieurechtelijke als planologische aspecten van het terrein. In april 2004 zijn bouwtekeningen en kopieën van de geldende bestemmingsplanvoorschriften ontvangen, maar niet van het voorbereidingsbesluit. De heer Van Mierlo is pas in juli 2004 bij de zaak betrokken en heeft destijds ook het geldende bestemmingsplan opgevraagd. Bij die toezending werd meegedeeld dat er een voorbereidingsbesluit gold. Commentaar: Deze inspraakreactie is van commentaar voorzien en dit blijft ook onverkort van kracht. Uit kopieën van de correspondentie uit 2004 blijkt dat volgens het begeleidend schrijven bij de bevraagde stukken in april 2004 alleen afschriften van bouwtekeningen zijn verstuurd. Pas een aantal maanden later, in juli van dat jaar, is verzocht om de bestemmingsplangegevens. Hierbij is ook een afschrift van het geldende voorbereidingsbesluit meegestuurd. Het is binnen de gemeente gangbaar dat indien derden bestemmingsplangevens opvragen, wordt gekeken of voor een bepaald perceel een voorbereidingsbesluit geldt. Indien dit het geval is, wordt dit meegezonden. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. b. De voorbereidingsbesluiten hebben geen betrekking op het gebruik van het complex van Kühne en Nagel voor de bedrijfsactiviteiten van De Rivierendriesprong Handelsbedrijf b.v. en Van Herwijnen beheer b.v. Voor de aangevraagde bouwvergunning voor kadewerken en enkele trechters hebben zij wel hinder van het 3
voorbereidingsbesluit. Ten aanzien van het gebruik van het terrein niet, omdat er geen aanlegvergunningensysteem van kracht is. Commentaar: Met een voorbereidingsbesluit verklaart de raad dat voor een bepaald gebied een bestemmingsplan wordt voorbereid. De strekking van een voorbereidingsbesluit is te voorkomen dat het bestemmingsplan in zijn voorbereidingsfase wordt aangetast door ongewenste bouwwerken of werken geen gebouwen zijnde. Gebruiksvoorschriften in enge zin kunnen inderdaad niet in een voorbereidingsbesluit worden opgenomen. Dit neemt niet weg dat van het besluit een belangrijke signaalfunctie uitgaat, er komt immers een nieuw planologisch toetsingskader, waar rekening mee dient te worden gehouden bij het ontplooien van nieuwe activiteiten. De activiteiten van Kühne & Nagel waren niet dezelfde als die van de Rivierendriesprong, zodat reclamant zich hier niet op kan beroepen. Dit onderdeel van de zienswijze is gedeeltelijk gegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. c. Cliënte kocht een bestaand bedrijf op een industrieterrein met een categorie 5-bestemming en zette onmiddellijk de activiteiten van haar rechtsvoorganger voort. Voordat het bestemmingsplan in procedure kwam, oefende zij ter plaatse al een handel in zand, grind etc. uit, zamelde zij bouw- en sloopafval in en brak zij puin en een groot deel van de activiteiten wordt nog steeds voortgezet. Commentaar: De Rivierendriesprong ontplooit andere activiteiten dan Kühne & Nagel, zodat geen sprake is van het voortzetten van de activiteiten van een rechtsvoorganger. Dit blijkt al uit het feit dat Kühne & Nagel ten tijde van de verkoop voor de Wet Milieubeheer onder een AMVB viel en De Rivierendriesprong onder de vergunningplicht. Verder werd de zwaarte van Kühne & Nagel bovendien niet zo zeer door geluid als wel door veiligheidsaspecten ingegeven. Rivierendriesprong heeft geen bestaand bedrijf gekocht, maar een terrein met opstallen en is daar haar eigen (andere) bedrijfsactiviteiten gaan ontplooien. Het bedrijf is inderdaad in bedrijf gegaan vóór het voorontwerpbestemmingsplan in juni 2006 in procedure is gebracht. Er gold op dat moment een voorbereidingsbesluit waarmee de op handen zijnde bestemmingsplanwijziging werd aangekondigd. Dit onderdeel van de zienswijze is gedeeltelijk gegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. d. Het is reclamant een raadsel waarom burgemeester en wethouders van mening zijn dat het overgangsrecht niet op cliënten van toepassing zou zijn. Evenals twee andere categorie 4-bedrijven hebben cliënten recht op een positieve bestemming. Er is geen sprake van een nieuwe vestiging. Er was sprake van een bedrijf op het moment van het van kracht worden van het nieuwe bestemmingsplan. Daaraan moet de rechtspositie van cliënten worden getoetst. Er gold een categorie 5-bestemming en cliënten willen deze herbevestigd zien in het voorliggende bestemmingsplan. Commentaar: In verband met de aanwezigheid van woningen in de nabijheid van het industrieterrein is voor het hele plangebied een algemene toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten van maximaal categorie 3 opgenomen. Tot deze categorie behoren bedrijven die gelet op hun aard en invloed op de omgeving in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en in verband met de verkeersaantrekkende werking dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met gebiedsontsluitingsweg. De afstandsindicatie voor deze bedrijven bedraagt 50 of 100 meter. In het bestemmingsplan is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor de vestiging van bedrijven tot categorie 4. Categorie 4 bedrijven dienen gelet op hun aard en invloed op de omgeving op een behoorlijke afstand van woonwijken te zijn gesitueerd en de afstandsindicatie voor deze bedrijven bedraagt 200 of 300 meter. De dichtstbijzijnde woningen bevinden zich op net iets meer dan 50 meter van de grens van het gezoneerde industrieterrein, zodat het toestaan van een nog hogere categorie voor dit plangebied niet gewenst is. Op basis van de op 30 juni 2006 ingediende aanvraag Wet Milieubeheer komen de bedrijfsactiviteiten het meest overeen met SBI-code 6311.2 “Laad-, los en overslagbedrijven ten behoeve van binnenvaart, ertsen, mineralen e.d., opslagoppervlakte < 2000 m2” uit de Staat van bedrijfsactiviteiten. Aan deze code is categorie 4 toegekend. Uit de aanvraag Wet Milieubeheer blijkt dat het opslaggedeelte meer dan 2000 m2 bedraagt, zodat categorie 4 niet toereikend is. Een en ander houdt in dat de activiteiten plaatsvinden in strijd met de voorschriften van het onderhavige bestemmingsplan. In bestemmingsplanherzieningen worden alleen onherroepelijke situaties ingepast. Dit is bij de twee categorie 4 bedrijven waar reclamant naar verwijst het geval. Beide bedrijven zijn al geruime tijd aan de Noordhoek gevestigd. De bedrijven beschikken over onherroepelijke bouw- en milieuvergunningen, zodat inzichtelijk is wat 4
hun bedrijfsactiviteiten zijn en wat hun invloed op de omgeving is. Om milieuhygiënische en financiële redenen is het bovendien niet noodzakelijk en gewenst gebleken deze bedrijven te saneren of te beëindigen, zodat ze een specifieke subbestemming hebben gekregen. Het bedrijf van reclamant opereert illegaal op het desbetreffende terrein. Het bedrijf beschikt niet over de benodigde bouw- en milieuvergunning en hierop is op korte termijn bovendien geen zicht. Reclamant verzoekt evenals de twee andere categorie 4 bedrijven positief te worden bestemd. Volgens de gegevens bij de aanvraag milieuvergunning valt het bedrijf met zijn activiteiten niet onder categorie 4. Een positieve bestemming ligt met het oog op het voorgaande en de voor het terrein maximaal toelaatbare bedrijfscategorieën niet in de rede. In de op het voorontwerpbestemmingsplan ingediende inspraakreactie bestrijdt reclamant dat het bedrijf van zijn cliënt niet onder het overgangsrecht van het geldende bestemmingsplan valt. Het overgangsrecht van het geldende bestemmingsplan betreft het overgangsrecht uit het bestemmingsplan Noordhoek en Nieuwland. In de onderhavige zienswijze haalt reclamant de overgangsbepaling uit het ontwerpbestemmingsplan Aan de Noord aan. Het is hem een raadsel waarom het overgangsrecht uit dit bestemmingsplan niet op het bedrijf van toepassing zou zijn. De overgangsbepaling uit het bestemmingsplan Aan de Noord maakt deel uit van een bestemmingsplan wat nog in procedure is en dus nog niet in werking is getreden. Pas nadat de beroepstermijn van het goedkeuringsbesluit van GS is verstreken, treedt dit bestemmingsplan inclusief de overgangsbepaling in werking. Op dit moment kan geen beroep op deze overgangsbepaling worden gedaan. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het bestemmingsplan geven wij aan dat uit het gemeentelijke commentaar op de door reclamant ingediende inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan en de inhoud van dit raadsbesluit voldoende duidelijk blijkt dat de rechtmatigheid van het gebruik op het terrein niet vaststaat. De activiteiten vinden zoals gezegd plaats in strijd met de voorschriften van het onderhavige bestemmingsplan. Deze onderdelen van de zienswijze zijn ongegrond en leiden niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. e. Het geldende bestemmingspan kent een bouwhoogte van 15 meter. In het ontwerpbestemmingsplan is de maximaal toegestane bouwhoogte 8 respectievelijk 10 meter. Het bedrijf heeft de 15 meter hard nodig. Commentaar: De toegestane bouwhoogte zal worden aangepast en 15 meter gaan bedragen. Dit onderdeel van de zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. f. De Rivierendriesprong heeft nog geen milieuvergunning omdat de geluidzone vol is. Door geen adequaat zonebeheer te plegen, is de gemeente hiervoor verantwoordelijk. Er wordt gewerkt aan een oplossing, maar dit bestemmingsplan werkt deze oplossing tegen. Dit komt omdat industrieterrein Het Nieuwland ook deel uitmaakt van het bestemmingsplan. In het geluidsrapport van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid dat aan het bestemmingsplan ten grondslag ligt, is op pagina 9 te lezen dat de extra toename van geluidbelasting ten gevolge van de polder Het Nieuwland 0,4 tot 0,8 dB(A) bedraagt. Al om deze reden dient het bestemmingsplan niet te worden vastgesteld. Door reclamant geconsulteerde akoestici hebben hun twijfels over de minimale toename van 0,4 tot 0,8 dB(A). Zij hebben de indruk dat de toename veel groter is en het cijfermateriaal van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid niet klopt. Uit de website van de gemeente blijkt dat deze rapportage zwaar verouderd is en nooit een basis kan vormen voor een bestemmingsplan dat in 2007 wordt vastgesteld. Men verwijst naar een bijgevoegde brief van Adviesbureau Peutz. Burgemeester en wethouders stellen de raad voor een bestemmingsplan vast te stellen waardoor de geluidsdruk op de zone nog verder zal toenemen en de toegestane 50 dB(A) nog verder doet overschrijden. Cliënten worden hierdoor in hun belangen aangetast. De gemeente Papendrecht dient de rechten van cliënten te respecteren en er voor te zorgen dat de exploitatie van bedrijven uit akoestisch oogpunt kan plaatsvinden. De raad zou onrechtmatig jegens cliënten handelen door het voorliggende bestemmingsplan vast te stellen en de exploitatie daarmee bewust onmogelijk te maken. Cliënten zullen eventueel de gemeente Papendrecht daarvoor civielrechtelijk aansprakelijk stellen en houden. Commentaar: Bij het bepalen van de begrenzing van het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan is de functionele overeenkomst tussen Noordhoek en het Papendrechtse deel van polder Nieuwland doorslaggevend geweest. Het betreft in beide gevallen gronden met een bedrijfsbestemming en niets was (en is) meer voor de hand liggend dan het opnemen van deze gebieden in één bestemmingsplan. Dat beide gebieden deel uitmaken van het bestemmingsplan Aan de Noord staat los van het gegeven dat de gebieden tevens deel uitmaken van het gezoneerde industrieterrein Aan de Noord dat zich uitstrekt over de gemeenten Papendrecht, Alblasserdam, 5
Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht. Voor dit industrieterrein is op basis van de Wet Geluidhinder op 19 april 1991 een zone vastgesteld. Bij de vaststelling van de zone is geen rekening gehouden met een substantiële toename van het aantal grote lawaaimakers en zeker niet aan de kant van de Papendrechtse woonwijken. Dit betekent, zoals bekend, dat er behoudens de reeds vergunde geluidsrechten in dit bestemmingsplan geen lawaaimakende bedrijfsactiviteiten kunnen plaatsvinden zonder in het kader van de vergunningverlening op grond van de Wet Milieubeheer in conflict te komen met deze zone. Polder Nieuwland en Noordhoek maken al geruime tijd deel uit van het gezoneerde industrieterrein Aan de Noord. De geluidszone van dit terrein is vol. Het feit dat beide gebieden nu in één bestemmingsplan worden opgenomen, heeft geen negatieve gevolgen voor een oplossing van het zoneprobleem. Het opnemen van de gebieden in één of twee afzonderlijke bestemmingsplannen is voor de zoneproblematiek om het even. Een bestemmingsplan veroorzaakt immers geen toename van de geluidsdruk. Deze kan wel toenemen als gevolg van activiteiten van bedrijven die zich vestigen binnen de begrenzing van een gezoneerd industrieterrein en waarop de Wet Milieubeheer van toepassing is. Het geluidonderzoek uit 2003 is in opdracht van de gemeenten Alblasserdam en Papendrecht door de Milieudienst Zuid-Holland Zuid opgesteld en het doel hiervan was om de gevolgen van het ontwikkelen van polder Nieuwland op de geluidzone Aan de Noord in beeld te brengen. Beide gemeenten wilden een goed inzicht hebben in de beperkte geluidruimte en dit onderzoek moest informatie leveren voor de ruimtelijke afweging. De belangrijkste conclusie van het rapport was dat er geen zware bedrijven op polder Nieuwland konden komen, omdat de zone toen al erg krap was. De voorgestelde verkaveling met de bijbehorende relatief lichte milieucategorieën zou ruimtelijk inpasbaar zijn. Het rapport is niet opgesteld als basis voor het onderhavige bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan is de bestaande geluidzone opgenomen. Voor een aanpassing van de zone Aan de Noord zal te zijner tijd een partiële herziening worden opgesteld. Een actueel akoestisch onderzoek zal hiervoor als basis moeten dienen. Het gestelde over het cijfermateriaal van de Milieudienst Zuid-Holland Zuid is lastig te pareren. Reclamant geeft niet aan waar deze stelling op is gebaseerd en in de email van de heer Jansen van Peutz die als bijlage is toegevoegd, wordt hier geheel niet op ingegaan. Deze onderdelen van de zienswijze zijn ongegrond en leiden niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. g. Op pagina 52 wordt onterecht geconcludeerd dat geen sprake kan zijn van overgangsrecht. Men verwijst hiervoor naar de redactie van de overgangsbepaling waar het betreft het gebruik van het terrein. Cliënten blijven bij hun standpunt dat het voorbereidingsbesluit geen betrekking heeft op hen. Zij oefenden hun bedrijf uit onder het eerste voorbereidingsbesluit en het tweede raakte hen (niet) meer. Het voorbereidingsbesluit dwarsboomt niet de voortzetting van het gebruik van het terrein onder het oude bestemmingsplan. Commentaar: Zie ons commentaar onder c en e. Dit onderdeel van de zienswijze is gedeeltelijk gegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. h. Als de gemeenteraad het bedrijf op deze locatie niet wil, zal de gemeente het hetzij moeten aankopen of onteigenen, hetzij het perceel positief moeten bestemmen. Commentaar: Zoals in ons commentaar onder e gemeld, worden alleen onherroepelijke situaties ingepast. In dit geval ligt positief bestemmen niet in de rede, omdat het zicht op de benodigde bouw- en milieuvergunning ontbreekt en het toestaan van categorie 5 bedrijven in verband met de aanwezigheid van woningen op korte afstand van het terrein ongewenst is. Wat betreft het onteigenen van het terrein kan worden vermeld dat onteigening alleen een rol speelt in situaties waar de gemeente een gemeenschapsbelang wil realiseren dat hoger is dan een individueel belang. In dit geval heeft de gemeente geen enkel belang om het terrein in eigendom te krijgen. Het betreft een perceel op een industrieterrein dat in handen van particulieren dient te blijven, uiteraard gebruikt in overeenstemming met de bestemmingsplanvoorschriften. Het aankopen van gronden vindt alleen plaats als dit voor de gemeente van strategische belang kan zijn. Zoals gezegd is de exploitatie van dit terrein door een particulier de meest wenselijke situatie. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. i. Het is belachelijk te moeten lezen dat onduidelijk zou zijn wat de exacte bedrijfsactiviteiten van De Rivierendriesprong zullen zijn. De gemeente is nauw betrokken geweest bij de vergunningprocedures. Commentaar: De heer Van Mierlo en zijn cliënt wekken deze onduidelijkheid in de hand. Om een inschatting te kunnen maken 6
van de milieucategorie van het bedrijf, is inzicht nodig in de exacte bedrijfsactiviteiten. Ondanks diverse verzoeken van gemeentezijde heeft reclamant hier niet goed en/of niet tijdig inzicht in gegeven. Het bedrijf heeft in het verleden vergunningaanvragen bij provincie en gemeente én onvolledige aanvragen ingediend. Ook in deze zienswijze schept reclamant onduidelijkheid. Enerzijds geeft men aan gelijk te stellen te zijn aan een categorie 4 bedrijf. Anderzijds geeft men aan dat men de categorie 5 activiteiten van zijn voorganger voortzet. Met het oog op deze onduidelijkheid hanteren wij hetgeen is aangevraagd in de aanvraag milieuvergunning op 30 juni 2006 gericht aan het college van burgemeester en wethouders als uitgangspunt. Begin van dit jaar heeft reclamant bij de provincie wederom een aanvraag milieuvergunning ingediend. Bij de provincie heeft men aangegeven dat de bij de gemeente ingediende milieuaanvraag van 30 juni 2006 zou zijn ingetrokken. Een schriftelijk verzoek hiervoor hebben wij tot op heden niet ontvangen. Dit onderdeel van de zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan. j. De plankaart geeft een onjuiste voorstelling van de op dit moment legaal aanwezige bebouwing op het terrein van cliënten, maar ook op het terrein van Caldic. Commentaar: De digitale ondergrond van de plankaart dateert uit de tijd van het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan. Deze zal worden geactualiseerd. Dit onderdeel van de zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. 4) Zienswijze van Oasen drinkwater Men heeft geen opmerking op het ontwerpbestemmingsplan. 5. Aan te brengen wijzigingen Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen stellen wij u voor het bestemmingsplan op de bovengenoemde onderdelen gewijzigd vast te stellen. De te wijzigen onderdelen zijn integraal opgenomen in de bijlage “Staat van wijzigingen”. 6. Voorstel Gelet op het bovenstaande stellen wij u voor: 1. de zienswijze van reclamant 1 en zienswijze e en j van reclamant 3 gegrond te verklaren, zienswijze c van reclamant 2 en zienswijze b, c en g van reclamant 3 gedeeltelijk gegrond te verklaren; 2. zienswijze a, b en d van reclamant 2, zienswijze a, d, f, h en i van reclamant 3 en zienswijze van reclamant 4 ongegrond te verklaren; 3. vast te stellen het bestemmingsplan Aan de Noord, bestaande uit plankaart, voorschriften en toelichting, een en ander met inachtneming van de wijzigingen ten opzichte van het in ontwerp ter inzage gelegde bestemmingsplan, zoals deze zijn vermeld in de bij het raadsbesluit behorende “Staat van wijzigingen”. Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar de betreffende besluitenlijst. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, De secretaris,
de burgemeester,
A. Boer (locosecretaris).
C.J.M. de Bruin.
7
STAAT VAN WIJZIGINGEN Bijlage bij het raadsbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan Aan de Noord van de gemeente Papendrecht VOORSCHRIFTEN Aan artikel 1 van paragraaf I zal de volgende definitie van zelfstandige kantoren worden toegevoegd: “een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt”. PLANKAART De maximaal toegestane bouwhoogte van de gronden van het industrieterrein gelegen aan de Noordhoek zal van 8 en 10 meter worden gewijzigd in 15 meter. De digitale ondergrond zal worden geactualiseerd.
8
RAADSBESLUIT Datum en nummer 20 september 2007, nummer 049/2007
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 07 augustus 2007; overwegende dat hij zich kan verenigen met de commentaren op en de conclusies ten aanzien van de ingekomen zienswijzen, zoals weergegeven in genoemd voorstel; dat genoemd voorstel deel uitmaakt van dit besluit; dat het gewenst is het bestemmingsplan op enige punten gewijzigd vast te stellen onder overneming van de bij dit besluit behorende bijlage “Staat van wijzigingen”; gelet op het bepaalde in de Wet op de Ruimtelijke Ordening;
besluit:
1. zienswijze van reclamant 1 en zienswijze e en j van reclamant 3 gegrond te verklaren, zienswijze c van reclamant 2 en zienswijze b, c en g van reclamant 3 gedeeltelijk gegrond te verklaren; 2. zienswijze a, b en d van reclamant 2, zienswijze a, d, f, h en i van reclamant 3 ongegrond te verklaren; 3. vast te stellen het bestemmingsplan Aan de Noord, bestaande uit plankaart, voorschriften en toelichting, een en ander met inachtneming van de wijzigingen ten opzichte van het in ontwerp ter inzage gelegde bestemmingsplan, zoals deze zijn vermeld in de bij het raadsbesluit behorende “Staat van wijzigingen”.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 september 2007. De griffier,
De voorzitter,
Mr. A.P.M.A.F. Bergmans
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 21 augustus 2007, nummer 049/2007
Raadsvergadering 20 september 2007
Programmaveld 3
Agendapunt 17
Portefeuillehouder M. Zaal
Wettelijke basis Wet milieubeheer, artikel 21 Voorstel tot Het vaststellen van het milieujaarverslag 2006
Gevraagde beslissing n.v.t. Financiële consequenties n.v.t.
Aan de raad. Het college dient jaarlijks de raad te rapporteren over de aan haar door de Wet milieubeheer toebedeelde taken. Hiertoe wordt jaarlijks het Milieujaarverslag opgesteld. Het milieujaarverslag 2006 geeft inzicht in de op het terrein van het milieubeleid geleverde prestaties in het jaar 2006. Voorgesteld wordt het milieujaarverslag 2006 vast te stellen. Daarnaast wordt voorgesteld het jaarverslag beschikbaar te stellen voor onze burgers.
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar de betreffende besluitenlijst. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
A. Boer (locosecretaris).
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 20 september 2007, 050/2007
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 21 augustus 2007; gelet op art. 21van de Wet milieubeheer;
besluit: vast te stellen het milieujaarverslag 2006.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 september 2007. De griffier,
De voorzitter,
Mr. A.P.M.A.F. Bergmans
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 14 augustus 2007, nummer 050/2007
Raadsvergadering 20 september 2007
Programmaveld 3
Agendapunt 18
Portefeuillehouder M. Zaal
Wettelijke basis Wet milieubeheer, artikel: 7.15 Voorstel tot Het vaststellen van de richtlijnen MER omtrent de aardgasleiding Wijngaarden-Ossendrecht.
Gevraagde beslissing n.v.t. Financiële consequenties nvt
Aan de raad. Ter voorbereiding op de MilieuEffectRapportage (MER) omtrent de gasleiding Wijngaarden Ossendrecht dient elk bevoegd gezag richtlijnen voor deze MER vast te stellen. Omdat een MER procedure een ruimtelijkordeningsbesluit is, dient dit te worden vastgesteld door de gemeenteraad. De Gasunie is voornemens het tracé van de gasleiding ook door de gemeente Papendrecht te projecteren. Hierdoor is het noodzakelijk dat ook de raad van Papendrecht richtlijnen voor de MER voor het grondgebied van Papendrecht vaststelt. Op 11 juni 2007 is een verzoek ingediend tot vaststelling van de richtlijnen voor de MER gasleiding Wijngaarden Ossendrecht. Ingevolge de Wet milieubeheer (Art 7.15) dient de raad binnen 13 weken na het verzoek hiertoe de richtlijnen voor de MER vast te stellen. De richtlijnen bouwen voort op de startnotitie MER, welke al ter kennisname aan de raad is aangeboden. In de richtlijnen wordt de gasunie ook uitdrukkelijk gevraagd een goede onderbouwing te geven voor het in de startnotitie voorgestelde voorkeurtracé en locatie voor het gascompressorstation. Daarbij dienen de in zienswijzen naar voren gebrachte alternatieven ook beschouwd te worden. Daarnaast geven de richtlijnen aan dat een aantal aspecten ten aanzien van de startnotitie in de MER moet worden aangevuld. Dit zijn de zaken die naar voren zijn gebracht in zienswijzen en aanvullingen van bevoegde besturen en adviseurs. Het betreft de volgende aspecten: Geohydrologie, bodem en water; Natuur: Landschap, cultuurhistorie en archeologie, Veiligheid. In de MER dienen de voorgestelde alternatieven bekeken te worden en daarin zal ook na de afweging van alle aspecten een tracékeuze worden voorgesteld.
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar de betreffende besluitenlijst. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
A. Boer (locosecretaris).
C.J.M. de Bruin.
RAADSBESLUIT Datum en nummer 20 september 2007, 051/2007
De raad van de gemeente Papendrecht; gelezen het voorstel van het college d.d. 14 augustus 2007; gelet op art. 7.15 van de Wet milieubeheer;
besluit: vast te stellen de richtlijnen MER omtrent de aardgasleiding Wijngaarden-Ossendrecht.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 september 2007. De griffier,
De voorzitter,
Mr. A.P.M.A.F. Bergmans
C.J.M. de Bruin.
RAADSVOORSTEL Datum en nummer 10 juli 2007, nummer 051/2007
Raadsvergadering 20 september 2007
Programmaveld 2
Agendapunt 19
Portefeuillehouder M. Zaal
Wettelijke basis Wet gemeenschappelijke regeling (o.a. art. 8 lid 3) Algemene wet bestuursrecht Gemeentewet Voorstel tot Het aangaan van de gemeenschappelijke regeling Halt Zuid-Holland Zuid (ZHZ)
Gevraagde beslissing Aangaan van de gemeenschappelijke regeling Halt Zuid-Holland Zuid (ZHZ).
Financiële consequenties Zie art. 8 van de Gemeenschappelijke regeling.
Aan de raad. Als gevolg van het besluit van de Minister van Justitie om per politieregio nog maar één Halt-organisatie te bekostigen, zijn de bureaus Halt Dordrecht e.o. en een gedeelte van Halt Gorinchem e.o. per 1 januari 2007 samengevoegd tot Halt Zuid-Holland Zuid. Om één en ander te formaliseren is de samenwerkingsovereenkomst op een aantal punten gewijzigd en in oktober 2006 voorgelegd voor commentaar. De reacties hierop zijn besproken in de Stuurgroep en na juridisch advies is besloten om de overeenkomst de vorm te geven als (lichte) gemeenschappelijke regeling. Het definitieve ontwerp van de gemeenschappelijke regeling is in de vergadering van mei 2007 goedgekeurd door de Stuurgroep.
Voor het advies van de vakcommissie wordt verwezen naar de betreffende besluitenlijst. Alle relevante stukken zijn voor u ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders van Papendrecht, de secretaris,
de burgemeester,
A. Boer (locosecretaris).
C.J.M. de Bruin.
COLLEGEBESLUIT, RAADSBESLUIT, BESLUIT BURGEMEESTER Datum en nummer 10 juni 2007, 20 september 2007, nummer 052/2007
Gemeenschappelijke regeling Halt Zuid-Holland Zuid (ZHZ) De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Alblasserdam, Binnenmaas, Cromstrijen, Dordrecht, Giessenlanden, Gorinchem, Graafstroom, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Korendijk, Leerdam, Liesveld, Nieuw-Lekkerland, Oud-Beijerland, Papendrecht, Sliedrecht, Strijen, Zederik en Zwijndrecht, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn, Overwegende dat: a. gemeenten een zorg op zich nemen voor het Halt bureau Halt ZHZ, waarbij gemeenten specifiek voor de preventieve activiteiten een financiële bijdrage beschikbaar stellen; b. beleidsbeslissingen over de organisatie van het Halt bureau in overeenstemming met het Openbaar Ministerie genomen zullen worden. Dit na overleg met de deelnemende betrokken gemeenten. gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen (o.a. artikel 8 lid 3), de Algemene Wet Bestuursrecht en de Gemeentewet; besluit: de hierna volgende gemeenschappelijke regeling aan te gaan, genaamd: “Gemeenschappelijke regeling Halt Zuid-Holland Zuid”
Artikel 1 Begripsomschrijving a. Halt ZHZ: Halt bureau van de afdeling Openbare Orde en Veiligheid van de sector Publieksdiensten van de gemeente Dordrecht. b. Halt bureau: een bureau dat in artikel 1 aanwijzingregeling Halt bureaus als Halt bureau is aangewezen en voorziet in de coördinatie en uitvoering van Halt-afdoeningen, Stop-reacties en preventie-activiteiten. c. Halt-afdoening: de aanpak van strafbare feiten ten aanzien van jeugdigen, onder verantwoordelijkheid van het OM, gericht op voorkoming van toezending van een opgemaakt proces-verbaal aan de officier van justitie, een en ander als omschreven in artikel 77e WvSr. d. Stop-reactie: een preventieve en pedagogische handreiking die ouders van kinderen onder de twaalf jaar behulpzaam kan zijn bij corrigerend optreden. e. Preventieve activiteiten: diverse activiteiten, zoals voorlichting geven, adviseren en signaleren van probleemgedrag en trends, worden lokaal aangeboden en uitgevoerd met als doel jeugdcriminaliteit te voorkomen. f. Regionaal Halt-fonds: het egalisatiefonds gemeentelijke bijdrage. g. Wet: wet gemeenschappelijke regelingen. Artikel 2 Het gebied waarvoor deze regeling geldt, omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten. Artikel 3 Te behartigen belangen en uitvoering van de taak 1. De regeling wordt aangegaan ter behartiging van de gezamenlijke uitvoering van de zorg ter zake van de diensten van Halt voor de deelnemende gemeenten. 2. Ter verwezenlijking van het bepaalde in het vorige lid, wordt de uitvoering van de zorg, als bedoeld in het vorige lid, opgedragen aan Halt.
Artikel 4 Stuurgroep Er is een Stuurgroep Halt ZHZ
Artikel 5 Taak Stuurgroep Kaderstellend door vaststellen van o.a. de jaarrekening, de begroting, het jaarbericht en het (meerjaren) activiteitenplan en accorderen van wijzigingen in de bedrijfsvoering van Halt ZHZ.
Artikel 6 Samenstelling en werkwijze Stuurgroep Samenstelling a. 1. Vanuit de aangesloten gemeenten één vertegenwoordiger uit de gemeente Dordrecht, de Zwijndrechtse Waard, de Alblasserwaard en de Hoeksche Waard; 2. Vanuit de regionale politie Zuid-Holland Zuid uit ieder politiedistrict één vertegenwoordiger, waarbij in onderling overleg tenminste één persoon de vergadering zal bijwonen; 3. Een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie; 4. Vertegenwoordigers van alle voor Halt belangrijke instellingen, met name de Reclassering, de Raad voor de Kinderbescherming en de Advocatuur en verder voor zover daartoe uitgenodigd door de Stuurgroep; 5. Het bureauhoofd van Halt ZHZ, die tevens secretaris is van de Stuurgroep. b.
Werkwijze 1. De leden bedoeld onder a.1. (vertegenwoordigers van gemeenten) en a.3. (de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie) hebben stemrecht. De overige leden adviseren de Stuurgroep; 2. De vertegenwoordiger van de gemeente Dordrecht is lid van het college van burgemeester en wethouders en tevens voorzitter van de Stuurgroep. De plaatsvervangende voorzitter is een vertegenwoordiger van gemeenten, zoals bedoeld onder a.1. Mochten beiden afwezig zijn, zal de vergadering zelf een voorzitter aanwijzen; 3. De vertegenwoordigers van de gemeenten dienen nader afspraken te maken over de inhoud van hun mandaat, de aanwijzing van vertegenwoordiging, de zittingstermijn en op welke wijze wordt voorzien bij tussentijds aftreden; 4. De verslaglegging van de vergaderingen van de Stuurgroep wordt verzorgd door de secretaris. De agendering wordt verzorgd door de secretaris in overleg met de voorzitter; 5. De Stuurgroep komt jaarlijks twee keer bijeen of zoveel meer keren als de voorzitter wenselijk acht; 6. Over voorstellen kan alleen worden gestemd door vertegenwoordigers vanuit de gemeenten en het Openbaar Ministerie en wanneer meer dan de helft van de stemgerechtigden aanwezig is ter vergadering en met gewone meerderheid van de stemmen. Bij het staken van de stemmen, beslist de stem van de voorzitter; 7. De Stuurgroep geeft een inhoudelijke beoordeling over de werkzaamheden van Halt ZHZ. Hiertoe zal door de secretaris verslag worden gedaan; 8. In de Stuurgroep wordt het meerjarenbeleid van Halt ZHZ vastgesteld, waarbij het activiteitenplan in overeenstemming moet zijn met de beschikbare middelen; 9. De procedureregels met betrekking tot de Halt-afdoening en Stop-reactie worden door het bureauhoofd van Halt ZHZ op- en vastgesteld in overeenstemming met de Officier van Justitie.
Artikel 7 Financiële werkzaamheden 1. Halt ZHZ draagt zorg voor de financiële aangelegenheden en zonodig aanvragen voor subsidies; 2. Het bureauhoofd van Halt ZHZ is verantwoordelijk voor het jaarlijkse budget voor activiteiten en organisatiekosten en de gehele bedrijfsvoering van Halt ZHZ. Artikel 8 Financiën a. Financiën algemeen 1. Naast de rijksbijdrage zal door de aangesloten gemeenten een bedrag aan de gemeente Dordrecht worden betaald. Als verdeelsleutel wordt gehanteerd het inwoneraantal op 1 januari van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Op 1 januari 2007 is dit bedrag € 0,27 per inwoner. Jaarlijks zal de dan geldende inflatiecorrectie doorberekend worden. 2. In bijzondere gevallen die leiden tot extra kosten voor de aangesloten gemeenten, zal de Stuurgroep schriftelijk om instemming gevraagd worden dit te mogen verwerken in de begroting van het eerstvolgend jaar, voorzover dekking vanuit het regionaal Halt-fonds niet mogelijk is.
3. 4.
5.
6. 7.
b.
De Stuurgroep zendt jaarlijks vóór 1 juni een ontwerpbegroting voor het komende kalenderjaar, voorzien van een behoorlijke toelichting, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden van de deelnemende gemeenten worden in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden na toezending van de ontwerpbegroting hun zienswijze schriftelijk kenbaar te maken aan de Stuurgroep, via de secretaris van de Stuurgroep. De Stuurgroep stelt de begroting vast vóór 1 september van het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor de begroting moet dienen. Terstond na vaststelling zendt de Stuurgroep de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten. Het bepaalde in het vorige lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting. De Stuurgroep zendt de rekening over het afgelopen jaar jaarlijks vóór 1 juni, ter informatie, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. Egalisatiefonds gemeentelijke bijdrage Omdat de inkomsten en de uitgaven bij Halt ZHZ niet altijd met elkaar in overeenstemming zijn, is er een regionaal Halt-fonds ingesteld. Wanneer een batig saldo overblijft aan het eind van het jaar, wordt dit in het fonds gestort. Omgekeerd als er een tekort is, zal dit worden bijgepast uit het fonds. Tevens kunnen fondsgelden na goedkeuring door de Stuurgroep voor bijzondere activiteiten van Halt ZHZ gebruikt worden. De maximale omvang van het fonds is € 200.000,=. Wanneer deze omvang overschreden wordt, ontvangen de gemeenten een gedeelte van het overschot terug. De verdeelsleutel, als bedoeld in artikel 8 a.1, wordt hierbij gehanteerd.
Artikel 9 Geschillen Geschillen, van welke aard dan ook, waaronder de geschillen die slechts door één der partijen als zodanig wordt beschouwd, die naar aanleiding van de regeling of daaruit voortvloeiende verbintenissen tussen partijen mochten ontstaan, zal worden opgedragen aan de Stuurgroep Halt. De uitspraak van de Stuurgroep is bindend.
Artikel 10 Toetreding 1. De Stuurgroep zendt een verzoek tot toetreding van een andere gemeente tot deze regeling aan de raden der deelnemende gemeenten. 2. Toetreding tot de regeling door andere gemeenten kan plaatsvinden bij besluit van de raad, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeester indien die bestuursorganen van tenminste twee derde van de deelnemende gemeenten daarmee instemmen. 3. De Stuurgroep regelt de gevolgen van de toetreding en kan aan de toetreding bepaalde voorwaarden verbinden. 4. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de in artikel 27 van de wet bedoelde opname in de registers heeft plaatsgevonden, tenzij het besluit een latere datum van ingang aangeeft. 5. Terstond na de toetreding worden door de gemeenteraad van de toetredende gemeente de wijze van vertegenwoordiging in de Stuurgroep geregeld. Artikel 11 Uittreding 1. Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending aan de Stuurgroep van de daartoe strekkende besluiten van haar bestuursorganen, doch slechts nadat de Stuurgroep daarin bewilligt. 2. De Stuurgroep zendt een besluit tot uittreding van een gemeente aan de raden der overige deelnemende gemeenten. 3. De uittreding kan niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het derde kalenderjaar volgende op dat waarin de goedkeuring van het besluit tot uittreding heeft plaatsgevonden. 4. De Stuurgroep regelt de eventuele financiële en overige gevolgen van de uittreding.
Artikel 12 Wijziging 1. Zowel de Stuurgroep als de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling. 2. De regeling wordt gewijzigd zodra de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en burgemeesters van tenminste twee derde van het aantal deelnemende gemeenten tot deze wijziging hebben besloten.
Artikel 13 Opheffing 1. De regeling kan worden opgeheven, wanneer de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste drie vierde van het aantal deelnemende gemeenten daartoe besluiten. 2. In geval van opheffing van de regeling regelt de Stuurgroep de financiële gevolgen van de opheffing in een liquidatieplan. 3. Het liquidatieplan wordt door de Stuurgroep, de raden der deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld. 4. De Stuurgroep, zo nodig, na het tijdstip van de opheffing van de regeling in functie, totdat de liquidatie is voltooid. Artikel 14 Gemeentelijk register De besturen van de deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de opname in het gemeentelijke register, als bedoeld in artikel 27 van de wet zal plaatsvinden. Artikel 15 1. Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd. 2. De regeling treedt in werking op 1 oktober 2007 3. De regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Halt Zuid-Holland Zuid”.
Aldus vastgesteld in de Collegevergadering van 10 juni 2007. De secretaris,
De burgemeester,
A. Boer (locosecretaris)
C.J.M. de Bruin.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 september 2007. De griffier,
De voorzitter,
Mr. A.P.M.A.F. Bergmans
C.J.M. de Bruin.
Aldus vastgesteld door de burgemeester op 10 juni 2007.
C.J.M. de Bruin.