Ruimte Strategisch advies De Torenhove Martinus Nijhofflaan 2
Gemeente Delft
2624 ES Delft IBAN NL21 BNGH 0285 0017 87 t.n,v. gemeente Delft Behandeld door Wilbert Hoondert
Retouradres S rategisch advies, Postbus 78, 2600 ME Delft
Telefoon 06 22 57 39 53
[email protected] Internet www.delft.n1
Gemeenteraad van Delft
Telefoon 14015
Datum
Onderwerp
01-09-2015
Notitie economische strategie Delft
Ons kenmerk
1961211 uw brief van Uw kenmerk Bijlage
Geachte leden van de raad,
3
In de raad van 18 december 2014 is de motie "Economische strategie" aangenomen. Het dictum van de motie is tweeledig, te weten: een opdracht aan de mad om "onderzoeken en informatie te verzamelen die de verschillende fracties in willen brengen in het debat." En daarnaast een opdracht aan het college om: "een discussienotitie op te stellen waarin zoveel mogelijk inzicht wordt gegeven in feiten en cijfers over de huidige Delftse strategie en die ook in relatie te brengen tot andere, vergelijkbare steden. daarbij gebruik te maken van haar eigen cijfers en onderzoeken, maar ook de inhoud van de door de raad aangeleverde onderzoeken en informatie. In deze notitie geen conclusies of aanbevelingen te doen, maar zich te beperken tot een feitelijke weergave." Wat nu voor u ligt is die zogenaamde discussienotitie (bijlage 1 t/m 3). We hebben hierbij eigen cijfers en onderzoeken gebruikt en de door de Raad aangeleverde onderzoeken en informatie. Die onderzoeken zijn: • • • • • • •
Economische Agenda Zuidvleugel 2012 —2015 (uitvoeringsprogramma) Roland Berger 2011 adviesrapport Zuidvleugel, de topregio van Nederland De Weerbare Regio Ruimtelijk-economisch beleid in de ZuidHollandse kenniseconomie Randstadmonitor 2012 The Entrepeneurial State - Mariana Mazzucato De toekomst van de stad — de kracht van nieuwe verbindingen WRR Lerende Economie
Datum
01-09-2015
•
Ons kenmerk
1961211
•
• • • •
• • •
Provincie Noord-Holland: Economische Atlas 2011: Belang universiteiten in de regio en de Economische Agenda 2012-1015 C.B. Frey en M.A. Osborne: "The Future of Employment: How susceptible are jobs to computerization?" Oxford University, september 2013. Economische thermometer — De kracht van Delft 2012 KENCES: Kennis als economische motor - Onderzoek naar het ruimtelijke economisch effect van hoger onderwijs Economische Verkenningen Rotterdam (2015) Kiezen en delen - Strategieen voor een betere afstemming tussen verstedelijking en infrastructuur - Planbureau voor de leefomgeving (Oktober 2014) De economie van de stad. PBL-CPB-notitie, Maart 2015 (37p.) G32 themagroep "Sterke keten van participatie, leren, werken en ondernemen" Tordoir. De betekenis van Delftse spoorzone-ontwikkeling voor de vitaliteit van de metropoolregio Rotterdam Den Haag
In afstemming met de griffie zal op 3 september 2015 tijdens de commissievergadering een presentatie worden gegeven over Brainport en de rol van de gemeente Eindhoven daarin. In afstemming met de griffie bieden wij u tevens een technische presentatie aan over de notitie economische strategie Delft in de commissievergadering van 1 oktober 2015. Met het opleveren van deze discussienotitie is invulling gegeven aan de opdracht aan het college in de motie "Economische strategie" en beschouwen we deze als afgedaan. In deel 4 onderdeel j prestatieafspraken bespreken we prestatieafspraken kenniseconomie. Met het opleveren daarvan is invulling gegeven aan de opdracht aan het college in de motie "prestatieafspraken kenniseconomie" en beschouwen we deze eveneens als afgedaan Hoogachtend, het college van burgemeester en wethouders van Delft,
, burgemeester L.B. Harpe 1.b. , secretaris drs. Andriessen Ls. 2/2
1961177
Economische Strategie Delft
Auteurs:
Wilbert Hoondert Ronald de Groot Jan Roelf Sikkens
Versie:
20150901
Economische Strategie Delft Inhoudsopgave Inleiding Samenvatting Deel 1: Korte geschiedenis van de kenniseconomie Deel 2: De huidige stand van zaken 2015 Deel 3: Economische beleid Delft anno 2015 Deel 4: Capita Selecta a. b. c. d. e. f. g. h. i. j.
Kennis- en innovatiebeleid Delft anno 2015 Werkgelegenheid Bedrijfsvestigingen Financiën Trickle down Studenten Delftse participaties Effecten voor de regio Business case prestatieafspraken kenniseconomie
Deel 5: Bijlagen - Bronnen samengevat 2
Economische Agenda Zuidvleugel 2012 – 2015 (uitvoeringsprogramma) Roland Berger 2011 adviesrapport Zuidvleugel, de topregio van Nederland De Weerbare Regio Ruimtelijk-economisch beleid in de Zuid-Hollandse kenniseconomie Randstadmonitor 2012 The Entrepeneurial State - Mariana Mazzucato De toekomst van de stad – de kracht van nieuwe verbindingen WRR Lerende Economie Provincie Noord-Holland: Economische Atlas 2011: Belang universiteiten in de regio en de Economische Agenda 2012-1015 C.B. Frey en M.A. Osborne: “The Future of Employment: How susceptible are jobs to computerization?” Oxford University, september 2013. Economische thermometer – De kracht van Delft 2012 KENCES: Kennis als economische motor - Onderzoek naar het ruimtelijke economisch effect van hoger onderwijs
Economische Verkenningen Rotterdam (2015) Kiezen en delen - Strategieën voor een betere afstemming tussen verstedelijking en infrastructuur - Planbureau voor de leefomgeving (Oktober 2014 De economie van de stad. PBL-CPB-notitie, Maart 2015 (37p.) G32 themagroep “Sterke keten van participatie, leren, werken en ondernemen” Tordoir. De betekenis van Delftse spoorzone-ontwikkeling voor de vitaliteit van de metropoolregio Rotterdam Den Haag
3
Inleiding In de raad van 18 december 2014 is de motie “Economische strategie” aangenomen. Het dictum van de motie is tweeledig, te weten: een opdracht aan de raad om “onderzoeken en informatie te verzamelen die de verschillende fracties in willen brengen in het debat.” En daarnaast een opdracht aan het college om: “een discussienotitie op te stellen waarin zoveel mogelijk inzicht wordt gegeven in feiten en cijfers over de huidige Delftse strategie en die ook in relatie te brengen tot andere, vergelijkbare steden. daarbij gebruik te maken van haar eigen cijfers en onderzoeken, maar ook de inhoud van de door de raad aangeleverde onderzoeken en informatie. In deze notitie geen conclusies of aanbevelingen te doen, maar zich te beperken tot een feitelijke weergave.” Wat nu volgt is de zogenaamde discussienotitie. We hebben hierbij eigen cijfers en onderzoeken gebruikt en de door de Raad aangeleverde onderzoeken en informatie. Leeswijzer Deze notitie bestaat uit vijf delen 1. Deel 1 is een korte geschiedenis met economische feiten en beleid, gelardeerd met icoonmomenten 2. Deel 2 geeft de huidige stand van zaken 3. Deel 3 beschrijft het huidige economische beleid 4. Deel 4 omvat de uitwerking van een selectie aan onderwerpen, relevant voor de economische ontwikkeling en/of aangedragen 5. Deel 5 omvat samenvattingen van de eigen en aangeleverde onderzoeken. De relevante documenten waar naar verwezen wordt zijn op verzoek beschikbaar. Met het opleveren van deze discussienotitie is invulling gegeven aan de opdracht aan het college in de motie “Economische strategie” en beschouwen we deze als afgedaan. In deel 4 onderdeel l prestatieafspraken onderdeel l bespreken we prestatieafspraken kenniseconomie. Met het opleveren daarvan is invulling gegeven aan de opdracht aan het college in de motie “prestatieafspraken kenniseconomie” en beschouwen we deze eveneens als afgedaan
4
Samenvatting
Ontwikkeling van kennis en innovatie is door de gehele geschiedenis heen een kenmerkend bestanddeel geweest van de Delftse economie. Deze ontwikkeling komt nu in versnelling, gezien investeringen, groei kenniseconomie en de manifeste regionale betekenis van Delft als broedplaats en roltrap. Over de periode 2008-2014 is de werkgelegenheid in kennisintensieve bedrijven met 390 licht gestegen; het relatieve aandeel in kennisintensieve bedrijven in Delft is van 34,4 naar 38,1% gestegen. De werkloosheid in Delft is echter relatief hoog. Citaat van Tordoir: Delft is roltrap. Delft is een (inter-)nationale magneet, motor en ‘opwerkfabriek’ voor menselijk en ondernemend (kennis-)talent. Maar die magneet en motor hapert, in de zin dat de innovatie in Zuid-Holland stagneert. Een kernopgave voor Delft en de regio is derhalve: zorgdragen voor bredere valorisatie van het kennispotentieel in de regio en versterking van de aantrekkingskracht op vakspecialistisch en ondernemend talent. Citaat van Reijnen: Delft is broedplaats. In totaal zijn sinds de jaren ’90 door startende Delftse bedrijven in incubators zo minimaal 3830 nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd waarvan sinds 2008 2090. Van de uitvliegers blijft 80% van de werkgelegenheid in Delft. De in Delft nieuw gecreëerde arbeidsplaatsen bij startende bedrijven hebben er in de afgelopen crisisperiode per saldo toe geleid dat de kennisintensieve werkgelegenheid is gestabiliseerd terwijl die in de niet kennisintensieve sectoren met 4000 is afgenomen. Citaat van Louter: Delft is in deze regio het meest gespecialiseerd in de hoogwaardige onderwijs- en kennisfunctie Het economische beleid van de gemeente Delft werkt aan de Verbindende Opgaven “Mensen aan het werk”, “Zelfstandige mensen die meedoen en ertoe doen” en “Een aantrekkelijk leefklimaat” uit het bestuursprogramma met als doelen: o Meer banen op alle niveaus o Onderwijs sluit aan op arbeidsmarkt o Zoveel mogelijk arbeidsparticipatie o Dienstverlening 3.0 Investeren in kenniseconomie levert kansen op werk op voor iedereen (Trickle down) Delft heeft echter in hoge mate last van verdringing op de arbeidsmarkt voor lager en middelbaar opgeleiden: lager opgeleiden van buiten Delft nemen banen in van lager opgeleiden en hoger opgeleiden nemen banen in van lager opgeleiden. In Delft willen we die verdringing tegengaan door regionale samenwerking op de arbeidsmarkt (Werkse!), investeren in de binnenstad en toerisme (Stichting Delft Marketing) voor meer banen in consumentendiensten, investeren in netwerken van bedrijven en kennisinstellingen voor meer banen in toeleveranciers en zakelijke dienstverleners (Delft Technology Partners), meer banen in de high tech (YES!Delft) en investeren in marketing en acquisitie van nieuwe bedrijven voor meer banen voor hogeropgeleiden (Innovation Quarter). 5
6
Economische beleid is in principe randvoorwaardenscheppend beleid om bovenstaande goed te laten landen in Delft (ecosysteem, innovatief interactiemilieu, vergroten van de totale woningvoorraad en de diversiteit daarvan) Harde resultaten die direct terug te leiden zijn naar inspanningen van de gemeente zijn: incubator YES!Delft en bedrijfsverzamelgebouwen ((techno)starters in Delft), vestiging BPF en vervolginvesteringen Biotech Campus Delft (cofinanciering), de internationale basisschool, vestiging 3M en Applikon (vestigingsklimaat, dienstverlening, netwerken), High Tech Center en opleiding Mechatronica (doorlopende leerlijnen: MBO en VMBO). Delft’s kennis en innovatiebeleid is ingebed in regionaal beleid en uitvoering van de ZuidVleugel, MRDH en InnovationQuarter. De Delftse speerpunten (medisch, duurzaam en hightech) zijn hierbij overgenomen. De regio zet in op deze technologievelden met business development, marketing en acquisitie. In regionale samenwerkingsverbanden versterken we onze hoogwaardige onderwijsen kennisfunctie. Zo betaalt de MRDH YES!Delft om de incubator programma’s regionaal toe te passen en heeft de ZuidVleugel de Technologische Innovatiecampus Delft uitgeroepen tot toplocatie met internationale allure in haar onderzoek naar de Internationale Connectiviteit van deze regio. Investeringen uit het Transitiefonds in de economie van Delft hebben een hoge multiplier – meer dan 1 : 10 – wat betekent dat voor elke door Delft geïnvesteerde euro er minimaal 10 andere tegenover staan. De economische strategie van de gemeente is ondersteunend aan de strategie van de partners in de stad en vice-versa..
Deel 1 Korte geschiedenis Ontwikkeling van kennis en innovatie is door de gehele Delftse geschiedenis heen een kenmerkend bestanddeel geweest van de Delftse economie. In Delft zijn vindingen gedaan en ideeën ontwikkeld die het aanzien van de wereld hebben veranderd. En in Delft is de universiteit gevestigd die de ingenieurs heeft afgeleverd waarmee Nederland mondiaal school heeft gemaakt als hét land dat succesvol in staat is waterrampen te voorkomen. De plaats en rol van kennis en innovatie in de Delftse economie is echter sinds de jaren ’90 aan het veranderen van een (belangrijke) sector in de economie naar het alles bepalende aspect van de Delftse economie. Deze korte beschrijving van de geschiedenis van de Delftse kenniseconomie onderbouwt dit. Pre-industriële periode De zeventiende eeuw was de gouden eeuw van Delft: ook qua wetenschap en vindingen. Voorbeelden hiervan zijn:
Hugo de Groot: grondlegger internationaal recht (zeerecht) Antonie van Leeuwenhoek: uitvinding microscoop Reinier de Graaf: anatomie, grondlegger endocrinologie Pieter van Foreest: grondlegger systematische geneeskunde (de Nederlandse hippocrates)
Eind 18e eeuw was de perioden van de eerste industriële revolutie met in Delft opkomst instrumenten- en apparatenbouw. In 1842 is de stichting van de Polytechnische school met steun van koning Willem II (later genaamd Technische Hogeschool Delft en nog later werd dit de Technische Universiteit Delft). Delftse industrialisatie Opkomst en gouden tijd: Tweede helft van de 19e en de eerste helft 20e eeuw (t/m jaren ’60) waren voor Delft een tijd van opkomst: Er ontstonden drukkerijen, de Gist en Spiritus fabriek (Van Marken), de Nederlandsche Oliefabriek (later Calvé), Lijm- en Gelatinefabriek, de Nederlandse Kabelfabriek, ENRAF (Röntgen apparaten), Van Leers Optische Industrie, Nonius (instrumentenfabriek). Allemaal exponenten van de industrialisatie en in hoge mate technisch. Neergang: Jaren ‘70 en ’80 kwam de industriesector echter in het slop. Als gevolg van mondialisering (verplaatsen van productie), kwam de zakelijke dienstverlening op. De Gemeente Delft zet in op kantoorontwikkeling en ontwikkeling van deze sector. Wat wel in Delft bleef floreren was specialistische industrie zoals optische industrie (bijv. 1985 vorming van Oldelft uit Enraf en Nonius; in 1990 omgezet in Delft Instruments; en Allseas (eind jaren ‘80)). Tevens kwam in de jaren ’80 de ICT sector op (bijv. oprichting Exact 1984). Tot de jaren ’80 was Delft een industriestad waar ook een technische universiteit gevestigd was. Veel economische
7
verwevenheid was er niet1. De TUD werd in belangrijke mate gefinancierd vanuit het Rijk en had weinig langdurig intensieve banden met specifiek Delftse bedrijven. In ieder geval geen banden van grote (financiële) omvang2. De crises van de jaren ’80 versnelde en intensiveerde de industriële neergang waar al vanaf begin jaren ’70 sprake van was. Vanaf 1990 komt er een omslag Het college 86-90 heeft zich ingezet voor een actief beleid om Delft als stad beter in zijn algemeenheid als techniekstad op de kaart te zetten en specifiek de TUD hier bij te betrekken3. Deze koerswijziging kan achteraf gezien beschouwd worden als de start van de transitie4 naar een kenniseconomie . Er is sprake van een transitie omdat de economische verandering leidt tot een nieuw en heel ander economisch lokaal verdienmodel en resultaat is van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen op gebied van de economie zelf, maar ook cultuur, technologie, instituties en natuur&milieu. Een dergelijke transitie vergt ten minste 25 tot 50 jaar (meer dan één generatie) en verloopt schoksgewijs in kleine schokjes en grote golven die op elkaar inwerken Het gehele proces kent vier in elkaar overlopende ontwikkelstadia, waarbij in het derde stadium de grootste zichtbare verandering plaatsvindt5. In schema:
Veel wijst erop dat we nu aan de start van de 3e fase staan. De Delftse stadia kunnen aldus worden onderscheiden:
Jaren ’90 en eerste helft ’00 is stadium voorontwikkeling. Van ~ ‘05 tot ~ ’12 is de take off De laatste 2 jaar is begin van de versnelling te zien
Stadium van de voorontwikkeling: Jaren ’90 eerste jaren 21e eeuw 1
Tijdens de industrialisatieperiode was er wel een ‘gestaag stroompje’ van spin-offs van de TUD op diverse terreinen bijv. Van Essen instruments (1938); nu onderdeel van Schlumberger. 2 Dit was anders in bijv. Eindhoven. Relatie tussen TUE en Philips is oud, omvangrijk en innig. 3 1988: Publicatie nota ‘Zicht op Delft’: scenario voor de ontwikkeling van de stad tussen 1989 en 2000. In deze nota wordt al gesproken over ‘een actief beleid gericht op samenwerking tussen stad, TUD en TNO onder andere voor “het ontwikkelen van activiteiten die het profiel van Delft als stad van de techniek verder versterken” en “het aantrekken van bedrijven die zich in dit milieu thuis voelen”. 4 Hier niet bedoeld in traditioneel economische betekenis van ontwikkeling van geleide economie naar markteconomie, maar als concept om brede maatschappelijke verandering in samenhang te verklaren. 5 Jan Rotmans, Transitiemanagement, 2006
8
In 1992 is de oprichting van de Stichting Delft Kennisstad, ter bevordering van de samenwerking tussen onderwijsinstellingen, onderzoeksinstellingen, ondernemers en de overheid. De directe aanleiding daarvoor was een TNO-onderzoek uit 1990, uitgevoerd door Richard Knight. Knight concludeerde in zijn onderzoek dat kennis gezien moest worden als een belangrijke productiefactor van de Delftse economie.
Binnen de gemeente ging hieraan vooraf: 1988: Vaststelling nota ‘Zicht op Delft’; scenario voor de ontwikkeling van de stad tussen 1989 en 2000. Deze nota is de basis van waaruit begin jaren ’90 de strategie “Delft Kennisstad” is ontwikkeld. Kenmerkend in deze fase zijn de Groei van kennisinstituten zoals TUDdelft en TNO, Waterloopkundig lab, Delft Hydraulics, NMI, NEN. Komst /oprichting van Geo Delft, National Semiconductor, Schlumberger, Kavli instituut, komst van de Haagse Hogeschool en InHolland naar de campus. Maar ook verdere neergang industriesector, b.v. de inkrimping van DSM-Gist van 3500 arbeidsplaatsen in 1988 tot 800 in 1995, sluiting lijm en gelatinefabriek eindigend in sluiting Calvé (2007). Enkele icoonmomenten:
1990 Vorming van Delft Instruments 1992 Oprichting Stichting Delft Kennisstad (samen met o.a. de TUD) 1995 eerste gronduitgifte Delft Tech Park. 1999 Opening BTC (Centrum voor innovatieve bedrijvigheid) 1999 Oprichting van FOXit 2003 Opening Radex II (Innovation center “bedrijvenhotel” voor starters) 2004 Opening Bacinol (‘broedplaats’ voor de creatieve sector)
Take off: Van ~ 2005 tot ~ 2012 2005: Start van YES!Delft. Een geheel nieuw incubation concept gericht op TUD studenten. YES!Delft begeleid technische start-ups met schaalbare technologie. Dit concept leidt tot goede aansprekende resultaten. Blijkt o.a. uit het CIE rapport6 dat met EU geld is opgemaakt en de global UBI ranking van incubators7. Kenmerkend in deze fase is de Intensivering van de betrekkingen met en verbreding samenwerking van de gemeente met de kennisinstituten en de verbreding van de visie op kenniseconomie naar niet-zuiver economische aspecten zoals internationaal beleid, expat beleid, doorlopende leerlijnen, enz. Het college 10-14 ziet ontwikkeling kenniseconomie als 6
Cleantech Incubation Policy and Practice, juni 2014 (rapport opgemaakt door 11 Europese partijen) UBI is een onafhankelijke Zweedse organisatie die wereldwijd incubators beoordeelt en t.o.v. elkaar rankt. De ranking 2014 betekende voor Yes!Delft wereldwijd een positie ‘top challenger’ (organisatie e die in toekomst aanspraak kan maken op een top 25 plek) en op Europees niveau een 9 plek (hoogste NL positie). 7
9
het speerpunt van beleid en bedt dit beleid in in onder andere de Economische strategie van de Zuidvleugel Randstad. Einde van de industriesector als kenmerkend aspect van de Delftse economie, heeft als voorbeeld de reeds genoemde sluiting van Calvé in 2007 en koersverlegging bij DSM van gebruik van de Delfse site van primair productie naar nadruk op onderzoek. DSM roept de locatie Delft uit tot haar wereldwijde brandpunt van biotechnologische onderzoek. Enkele icoonmomenten
2006 (10 mei) oprichting Medical Delta 2007 watercluster wordt (als eerste) speerpunt beleid 2007 introductie beleid creative industry. Gedachtegoed van Richard Florida8 wordt onderdeel van gemeentebeleid. 2008 (1 jan,) Vorming van Deltares uit o.a. Waterloopkundig lab. 2009 (nov.) oprichting Clean Tech Delta 2010 Start stadshuisstijl ‘Delft Creating History’ 2011 TICD 1.0 2011 Yes!Delft betrekt pand Technopolis 2011 Delft Rekenkamer Rapport9
Start van de versnelling: Vanaf ~2012 In de periodieke rapportages van Buck consultants voor het ministerie van EZ over de ontwikkeling van Science Parks in Nederland is de groeiende betekenis van TU Delft Science Park (zoals het recent heet) af te lezen. Kenmerkend voor de start van de versnelling10 1. De instroom van studenten in de techniek in Delft groeit substantieel, zowel uit Nederland als uit het buitenland (sinds 2005 50% meer studenten). 2. Er is een nieuwe investeringsgolf van zo’n 500 mln in de Delftse kenniseconomie gaande – ondersteund door overheidsinvesteringen in de randvoorwaarden - die zich uitbetaalt in honderden nieuwe arbeidsplaatsen. 3. Er is sprake van groei in aantal, aandeel en omvang van technologisch innovatieve bedrijven dankzij zowel Delfts succesvolle incubator YES!Delft, als de groei van bestaande en de komst van nieuwe bedrijven van elders. 4. Het nieuwe elan in de kenniseconomie wordt gedragen door een groeiende coalitie van kennisinstellingen, technologisch MKB en de overheid. 5. Er is een economische agenda Zuidvleugel en een nieuwe ROM: Innovation Quarter waaraan alle belangrijke spelers in de Zuidvleugel zich verbinden om de kenniseconomie 8
Kern: creatieve mensen voelen zich aangetrokken tot veelal urbane regio’s met een open, libertijnse, diverse, multiculturele samenleving; dus beleid moet beginnen met het stimuleren en onderhouden van een dergelijke cultuur/ omgeving. In Delft inzet op technische en economische creativiteit 9 Delft als centrum van kennis en innovatie, Delftse Rekenkamer, januari 2011 10 Beschrijving situatie Delftse kenniseconomie na einde college 10-14, opgenomen in bijlage bij de kaderbrief 2014
10
van de regio aan te jagen. De Metropoolregio Rotterdam Den Haag die in 2015 echt van start gaat heeft een ambitieuze economische agenda in de steigers staan. 6. Delft heeft regionaal en nationaal erkenning gekregen als aanjager van de kenniseconomie dat zich o.m. uitbetaalt in grotere subsidiestromen. 7. De contouren tekenen zich af van een nieuwe generatie maakindustrie in en naast de bestaande clusters op het gebied van Water- en Deltatechnologie, witte biotechnologie, medische technologie, instrumentation, ICT en creatieve industrie. Delft symboliseert dit door het gebruik van de nieuwe betiteling Stad van Innovatie. 8. Smart Industry: 2014 ommezwaai EZ van jarenlange prioriteit voor dienstensector naar Smart Industry: integratie van maakindustrie met ICT en tailormade productie en reshoring productie naar NL. Hier ligt een grote kans voor Delft om de volop in Delft e.o. aanwezige maakindustrie in o..a. instrumentatiesector m.b.v. de kennis van de TU Delft te transformeren tot smart industry en via YES nieuwe generatie maakindustrie te creëren. Enkele icoonmomenten
2010 Laatste ronde FES financiering landt bij BE-Basic Bioprocess Pilot Facility (BPF) Center of expertise and technology. BPF a pioneer in the development of the biobased economy. Located in Delft, the Netherlands, the facility will be a center of expertise and technology open to researchers and students from all over the world. Both its scale and its open nature make it unique, and make the Netherlands a pioneer in the development of the biobased economy.
11
2011 Start bouw BPF 2012 Start bouw Deltagoot bij Deltares 2012 Campusvisie TU Delft 2012 TICD 2.0 2013 3M Benelux besluit tot vestiging in Delft en gaat bouwen op Technopolis 2013 (4 december) Applikon opent vestiging op Technopolis 2014 Start nieuwbouw TNW 2014 QuTech krijgt status van Nationaal Icoon11 2014 TIC symposium over Smart Industry 2015 Start bouw Holland Particle treatment Center 2015 (juni) Start bouw Yes!Delft II
Is meest indrukwekkende nieuwe innovatie. Is aan vier nieuwe innovaties uitgereikt
11
12
Deel 2 De huidige stand van zaken Feiten en cijfers – beschrijving van de economie van Delft Vestigingen en werkzame personen Op 1 januari 2014 waren er in Delft 5.778 vestigingen van bedrijven en instellingen, dat zijn er 140 meer dan op 1 januari 2013. In deze vestigingen werkten 43.017 personen 12 uur of meer per week (inclusief uitzendkrachten). Dat is 2% minder als op 1 januari 2013. Daarnaast zijn er ook nog 6.562 personen minder dan 12 uur per week werkzaam in Delft. Van die 5.778 vestigingen en 43.017 werkzame personen zijn respectievelijk 1.704 bedrijven en 16.392 werkzame personen als kennisintensief te duiden. In vergelijking met Haaglanden en Nederland is de Delftse economie zeer kennisintensief te noemen. Grosso modo zijn er in Delft procentueel 2 keer meer kennisintensieve bedrijven dan in Haaglanden en anderhalf keer meer werkzame personen in die kennisintensieve bedrijven (de bedrijven zijn wel gemiddeld kleiner). Onderstaande tabel geeft de tijdreeks van de vestigingen en werkzame personen van 2008 – 2014. Ontwikkeling van kennisintensieve vestigingen en kenniswerkers (12 uur of meer per week werkend) in Delft en Haaglanden 2009-2014 indexcijfers 2009=100
120
kennisvestigingen Delft
115 110
kennisvestigingen Haaglanden
105
kenniswerkers Delft
100 95
kenniswerkers Haaglanden
90 85 80 2009
2010
2011
2012
2013
2014
In de bijlage: Deel 4: onderdeel b zijn de cijfers beschikbaar. Over de gehele periode 2008-2014 – ongeveer de periode van de economische crisis – is de Delftse werkgelegenheid met 3.600 arbeidsplaatsen afgenomen, wat geheel is toe te schrijven aan de niet-kennisintensieve bedrijven. Over deze periode is de werkgelegenheid in kennisintensieve bedrijven met 390 licht gestegen; het relatieve aandeel van kennisintensieve bedrijven is van 34,4 naar 38,1% gestegen. 13
Werkgelegenheid in Delft naar kennis en niet-kenniswerkers 50.000 45.000 40.000 35.000
kenniswerkers
30.000 25.000
nietkenniswerkers
20.000 15.000 10.000
totale werkgelegenheid
5.000 0 2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
bron: Stadsgewest Haaglanden, bewerkt door Informatie/O&S
De meeste vestigingen van bedrijven en instellingen staan in Binnenstad (1.557), o.a. door het grote aanbod aan winkels. De meeste personen zijn echter werkzaam in Wippolder (incl. Schieweg en Ruiven). In deze wijk, waar onder andere de Technische Universiteit Delft is gevestigd werken 16.319 personen, dat is 38% van het totaal aantal werkzame personen. Maar ook in Binnenstad (5.842), Vrijenban (incl. Delftse Hout; 5.469), Buitenhof (4.778), Hof van Delft (3.964) en in Voorhof (3.032) zijn hoge concentraties werkzame personen. Op 1 januari 2014 waren er in Delft, 1.704 bedrijven en instellingen actief in de kennisintensieve sector, dat is 4% meer dan op 1 januari 2013. Het aantal werkzame personen in deze sector steeg licht met 1% tot 16.392 personen (incl. uitzendkrachten). Het aandeel werkzame personen in de kennisintensieve sector nam toe met 1% naar 38%. De grootste kennisintensieve bedrijven en instellingen (1.000 werkzame personen of meer) in Delft zijn: TU Delft, TNO en DSM BV. De grootste niet-kennisintensieve bedrijven en instellingen in Delft zijn: Reinier de Graaf Groep, Zorginstellingen Pieter van Foreest en gemeente Delft. Hoewel ook hier werkgelegenheid is voor hooggeschoold personeel (denk aan medisch specialisten. In april 2014 waren er 552 winkels in Delft met in totaal 162.315 m2 winkelvloeroppervlak. Van de winkels zijn er 156 specifiek bestemd voor dagelijkse artikelen (supermarktassortiment) en 396 voor niet-dagelijkse artikelen. De meeste winkels (308) zijn gevestigd in Binnenstad. In deze wijk ligt dan ook 30% van het totale Delftse winkelvloeroppervlak. In Vrijenban (incl. Delftse Hout) met Ikea ligt 25%, in Wippolder (incl. Schieweg en Ruiven), met winkelcentrum Leeuwenstein, ligt ook 25%, en in Voorhof (met winkelcentrum In de Hoven) ligt 11% van het totale winkelvloeroppervlak. Beroepsbevolking
14
Volgens het CBS bestond de beroepsbevolking in Delft in 2013 uit 45.000 personen, dat is 2% minder dan in 2012. Ongeveer de helft van de beroepsbevolking van Delft werkt buiten Delft. Omdat het aantal banen in Delft ongeveer even groot is als de beroepsbevolking, wordt dus de helft van de banen in Delft ingenomen door personen van buiten Delft (de pendel = 1). De beroepsbevolking in Delft bestaat volgens cijfers van het CBS (2013) voor 47% uit hoog opgeleiden, 37% uit middelbaar opgeleiden en 16% uit laagopgeleiden. In vergelijking met een aantal Nederlandse (benchmark) steden valt op dat met name het aandeel hoogopgeleiden hoger ligt, en het aandeel laagopgeleiden lager (zie figuur hieronder). De benchmark steden zijn hier: Leiden, Enschede en Eindhoven. De steden (zie onderschrift figuur) zijn: de 57 meest aantrekkelijke (centrum)steden van Nederland, gebaseerd op onderzoek van Marlet (2009) (o.a.: Assen, Enschede, Haarlem, Hilversum, Leeuwarden, Lelystad, Rotterdam, Winterswijk)
Bron: CBS (2013) – Uit: ‘Trickle Down in Delft’ (2014)
Beroepsbevolking naar opleidingsniveau Opleidingsniveau Hoog Midden Laag Totaal
Percentage van beroepsbevolking Delft Steden Benchmark 47% 33% 44% 37% 44% 37% 16% 23% 19% 100% 100% 100%
Bron: CBS (2013) – Uit: ‘Trickle Down in Delft’ (2014)
15
Werkloosheid Op 1 januari 2014 waren er volgens het UWV Werkbedrijf 5.229 werkzoekenden in Delft, dat is 44% meer dan op 1 januari 2013. De toename was vooral zichtbaar bij de werkzoekenden die ½ jaar tot 1 jaar werkloos zijn, dit aantal is ten opzichte van 1 januari 2013 verdriedubbeld op 1 januari 2014. Het CBS meet de werkloosheid via de enquête beroepsbevolking en rondt deze aantallen af op duizendtallen. Volgens het CBS waren er in 2013 in Delft 5.000 werkzoekenden, dat is 10,2% van de beroepsbevolking. In Haaglanden, Zuid-Holland en Nederland lagen deze percentages lager, respectievelijk op 9%, 9% en 8,3%. Uitgesplitst naar opleidingsniveau is de werkloosheid in Delft onder laagopgeleiden het hoogst en onder hoogopgeleiden het laagst. Tijdreeksen laten zien dat we de nationale trend volgen, waarbij de werkloosheid onder hoogopgeleiden relatief afneemt. Verhouding beroepsbevolking tot aantal banen. De hoge werkloosheid onder laagopgeleiden wordt echter niet veroorzaakt door een gering aantal banen. In Delft is per laagopgeleide inwoner behorend tot de beroepsbevolking meer dan 1,5 baan beschikbaar. Toch blijven door de verdringing de laagopgeleiden de meest kwetsbare groep op de arbeidsmarkt. In Delft vinden twee soort van verdringing plaats: Door de regio en door werkenden met hogere opleiding.
16
Vanuit de regio: Deze verdringing komt doordat in regio, met name Rotterdam en Den Haag, veel laagopgeleiden zijn t.o.v. het aantal banen voor laagopgeleiden. Deel van deze mensen werkt in Delft. Effect hiervan is dat voor Delftse laag- opgeleide in Delft de baanbeschikbaarheid met 0,33 terug wordt gebracht tot 1,17. Door beter opgeleiden: Door onvoldoende beschikbaarheid van banen voor middelbaar- en hoger opgeleiden betrekt een deel van deze mensen werk dat onder hun niveau is en verdringt zo de lager opgeleiden. Hierdoor wordt de baanbeschikbaarheid teruggebracht met 0,52 baan per lageropgeleide inwoner, wat voor de Delftse lageropgeleide inwoner een feitelijke baanbeschikbaarheid oplevert van 0,65 baan Het blijkt echter zo te zijn dat de aanwezigheid van hoogopgeleiden de kansen op een baan voor lager-opgeleiden doen toenemen (trickle down effect). Hieronder leggen we eerst uit hoe het trickle down effect werkt, dan iets over de broedplaats (Reijnen) (en roltrap (Tordoir) functie van Delft en rol als nationale hotspot voor de economie (Buck) Trickle down. Investeren in kenniseconomie levert kansen op werk op voor iedereen In deel 1 van deze notitie is de transitie beschreven van industriestad naar kennisstad. Momenteel voltrekt zich een ommezwaai in focus naar werk voor iedereen met kenniseconomie als drijvende kracht. De ratio daarachter is het feit dat een groot deel van de beroepsbevolking van Delft hoogopgeleid is en dat een relatief groot deel van de banen in Delft zich in de kenniseconomie bevinden. Het trickle down effect (uitgewerkt in Deel 4 onderdeel e) heeft twee componenten: consumption hypothesis en de production complementarities. De bestedingen van hoogopgeleiden aan consumentendiensten (cafés en (koffie)barretjes, restaurants en culturele instellingen en aanbieders van recreatieve voorzieningen) worden meestal als het drijvende mechanisme achter het fenomeen van trickle down gezien (consumption hypothesis). Daarnaast gaat het om de positieve effecten van de voorraad human capital in de stad op de aanbodkant van de arbeidsmarkt: Een laagopgeleide zou kunnen leren van een hoogopgeleide buurman of collega, en daarmee zijn arbeidsmarktpositie kunnen verbeteren. En om het positieve effect van hoogwaardige bedrijven waar veel hoogopgeleiden werken op de vraag naar producentendiensten – zoals toeleveranciers, beveiliging en catering – in de stad toeneemt (production complementarities).
Delft als broedplaats
17
Uit een onderzoek van J. Reijnen naar de ontwikkeling van incubators in Delft sinds de jaren ’90 dat onlangs in TOP werd gepresenteerd komt de belangrijke rol naar voren die Delft heeft als broedplaats voor startende bedrijven en het grote aantal nieuwe (directe) banen dat daardoor geschapen is. Onderstaande cijfers betreffen alleen de te verifiëren harde aantallen van bedrijven die getraceerd zijn en niet de arbeidsplaatsen bij starters die door andere bedrijven zijn overgenomen. Derhalve is het werkelijke aantal gecreëerde banen nog hoger. In totaal zijn sinds de jaren ’90 door startende Delftse bedrijven in incubators zo minimaal 3830 nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd waarvan sinds 2008 2090. Van de uitvliegers blijft 80% van de werkgelegenheid in Delft.
Aantal bedrijven en directe arbeidsplaatsen in Delftse incubators anno 2015 (bron: J.Reijnen, TOP)
Aantallen uit incubators uitgevlogen bedrijven + arbeidsplaatsen, lage schatting (bron: idem) Aantallen arbeidsplaatsen 2008 2015 Bij bedrijven in incubators 1011 1597 Bij uitgevlogen bedrijven 730 2233 Totaal 1741 3830 Aantallen arbeidsplaatsen bij bedrijven in incubators en bij uitgevlogen bedrijven 18
(Bronnen: 2008: Louter; 2015: Reijnen, TOP)
Delft als roltrap In het research memorandum van Tordoir (2015) wordt Delft als (inter-)nationale magneet en ‘opwerkfabriek’ voor menselijk en ondernemend (kennis-)talent gekenschetst. Delft vormt voor de metropoolregio een belangrijke roltrap voor kenniswerkers en kennisbedrijvigheid. Die functie hapert momenteel. Zo kent de regio, ondanks de aanwezigheid van vele kennisinstellingen, onvoldoende innovatiekracht en aantrekkingskracht op hoogwaardige bedrijvigheid en menselijk talent. Een kernopgaven voor Delft en de regio is derhalve: zorgdragen voor bredere valorisatie van het kennispotentieel in de regio en versterking van de aantrekkingskracht op vakspecialistisch en ondernemend talent. Delft als plek van stedelijk onderwijs- en kenniscentrum die talentvolle jonge generaties trekken uit binnen- en buitenland is essentieel. Delft is daarin een eerste trede: men studeert daar, start vervolgens een loopbaan of onderneming en vindt veelal een levenspartner, maar verhuist doorgaans naar omliggende en meer suburbane zones als er opgroeiende kinderen zijn. Stedelijke onderwijs- en kenniscentra zijn magneten en vliegwielen in de roltrap. De TU Delft is daarbij een grote talenttrekker en van groot belang voor het regionale innovatiepotentieel. Op basis van omvangrijke databestanden over alle inwoners en bedrijven zien we dat binnen de Randstad zuidvleugel drie gemeenten zo’n magneet- en vliegwielfunctie kennen: Rotterdam, Den Haag en Delft. Delft is van deze drie ook het meest gespecialiseerd in de hoogwaardige onderwijs- en kennisfunctie (Louter & van Eikeren 2013). De stad trekt jongeren vanuit het land en het buitenland en levert afgestudeerden vervolgens aan woonen werkmilieus in de gehele regionale omgeving. Analyse leert dat jaarlijks gemiddeld circa 2000 hoogopgeleide mensen vanuit Delft naar andere gemeenten in de metropoolregio verhuizen. Voor een groot deel betreft het afstudeerders die zich met een partner of gezin in de regio settelen. Uiteraard ‘levert’ Delft ook aan steden en regio’s in overige delen van het land en het buitenland: het Delftse onderwijs- en kenniscentrum heeft nationale en internationale betekenis. Maar zoals gezegd: die roltrapfunctie hapert en we zouden graag zien dat een deel van de afstudeerders in Delft kan blijven wonen. Delft één van de nationale hotspots van de kenniseconomie Internationaal is een belangrijke trend de concentratie van kennisintensieve technologische bedrijven in een beperkt aantal gebieden meestal rond universiteiten. De bekendste ‘hotspot’ voor technologische bedrijven is Silicon Valley rond de Stanford University in Californië. Dichterbij heeft Leuven zich in de afgelopen 40 jaar ontwikkeld tot zo’n hotspot rond de universiteit. Voor Nederland brengt bureau Buck consultants in opdracht van het ministerie van Economische Zaken sinds 2009 periodiek de situatie in kaart. In totaal heeft Buck meer 19
dan 50 campus of sciencepark ontwikkelingen opgespoord waarvan er nu 9 als volwassen campussen van nationaal belang voor de economie worden beschouwd. In hun rapport van 2009 wordt “Science Park Delft” nog aangemerkt als ‘in groeifase’ en ‘mogelijk van nationaal belang’, in 2012 wordt “Science Park Delft” aangemerkt als ‘van nationaal belang’ en in 2014 heeft het een stabiele positie in de top-4 van Nederlandse Scienceparks verworven met een gestage groei van zowel arbeidsplaatsen als bedrijven. Qua aantal bedrijven neemt het zelfs een tweede positie in.
Campus
Groei van -> naar
Bedrijven
High Tech Campus Eindhoven
8000 10.000
115 130
Bio Science Park Leiden
5500 6200
122 122
Kennispark Twente
6600 6100
384 400
TU Delft Campus/ Technopolis
4800 5600
206 219
WUR Campus
1200 1850
70 90
Utrecht Science Park
1000 1600
60 80
TU/e Science Park (Eindhoven)
850 1550
108 123
Chemelot
1250 1500
46 51
Mercator Science Park (Nijmegen)
1250 1200
75 65
De groei in werkgelegenheid op campussen en science parks in Nederland is bovengemiddeld (zo’n 20% in de afgelopen 2,5 jaar in de belangrijke campussen in de Zuidelijke Randstad). De bedrijvigheid is sterk internationaal georiënteerd.
Totaalbeeld Hieruit ontstaat het navolgende totaalbeeld voor Delft. Landelijk gezien is Delft één van de vier belangrijkste hotspots voor de kenniseconomie. Regionaal vervult Delft de roltrapfunctie voor kenniswerkers en kennisbedrijven voor een regio als geheel waarin de innovatie echter stagneert. Hiermee wordt de rol van Delft nog pregnanter. Cruciaal binnen die roltrapfunctie is de rol die Delft speelt als broedplaats voor nieuwe technologische bedrijven en werkgelegenheid. Sinds de jaren ’90 zijn hier minimaal een kleine 4000 nieuwe arbeidsplaatsen geschapen, waarvan 80% in Delft terecht is gekomen. Deze nieuw gecreëerde arbeidsplaatsen hebben er in de afgelopen crisisperiode per saldo toe geleid dat de kennisintensieve werkgelegenheid is gestabiliseerd terwijl die in de niet kennisintensieve sectoren met 4000 is afgenomen. Binnen Delft zijn er relatief veel hoogopgeleiden en iets minder banen voor hen. De hoge aantallen hoger opgeleiden en kennisbedrijven brengen een trickle down effect teweeg die tot een bovengemiddeld aantal banen voor lager opgeleiden leidt. Echter deze banen 20
worden voor een deel ingenomen door lager opgeleiden uit de regio en hoger opgeleiden uit Delft zelf. Daardoor is er onder het relatief benedengemiddeld aantal lager opgeleiden toch een hoge werkloosheid. Enkele relevante toekomsttrends in onderwijs, bedrijfsleven, arbeidsmarkt Als gevolg van de doorontwikkeling van ICT, gecombineerd met de opkomst van vergaande robotisering en de grote vlucht die big data zal nemen, zal 47% banen de soorten werk die we nu kennen de komende 15 jaar verdwijnen. Dit zal vooral zijn weerslag hebben op banen op MBO niveau en daarin specifiek vooral administratieve banen. Aan de andere kant biedt de nieuwe ontwikkeling veel mogelijkheden voor nieuwe werkgelegenheid op alle niveaus. Geredeneerd vanuit de huidige economische kracht van Delft zal deze vooral te vinden zijn in de sectoren Smart Industry (WO, HBO,MBO),Nieuw type dienstverlening zoals persoonlijke coaches (MBO,HBO), persoonlijke IT dienstverlening (HBO) , ambachtelijk vakmanschap (MBO). Daarnaast zal door de transities in de bio-based economy en energie sector, die naar verwachting komend decennium stevig zal doorzetten nieuwe werkgelegenheid ontstaan. Bijvoorbeeld city-mining (LBO, LO). Delft kent ook een grote zorgsector. Hierin zal werkgelegenheid weliswaar afnemen op MBO niveau , maar toenemen voor hoogopgeleid personeel. Onder jongeren ligt het opleidingsniveau significant hoger dan onder 45+ers. Door de toename van werkgelegenheid voor mensen met een HBO- en universiteitsniveau en de afname van vooral MBO werkgelegenheid betekent dit vooral voor de ouderen een risico van ontstaan van afstand tot de arbeidsmarkt. Dit wordt versterkt door dat de beroepsbevolking groter wordt door ophoging pensioenleeftijd en het wegvallen maatregelen zoals vervroegde uittreding. Daarnaast wordt grens tussen werk en privé diffuser en veranderen aanstellingsgronden (toename flexwerk ten koste van aanstellingen vast contract). Jongeren zijn hier beter op toegerust dan oudere werknemers. Verder is een groeiende immigratie te verwachten. In vooral het MBO neemt de ‘Macro doelmatigheid’ toe. Effect hiervan is de goede opleiding op de juiste plek. Bevorderlijk hiertoe is het terugdringen van te grote schaal en bevorderen van ontstaan van meer kleinschaligheid (vakscholen). Trend op alle opleidingsniveaus is Competentiegericht onderwijs met een regio specifieke ‘plus’ gerelateerd aan de regionale vraag uit het bedrijfsleven.
21
Deel 3. Economische beleid Delft anno 2015 Lokaal Het vertrekpunt hier is de Verbindende Opgave “Mensen aan het werk” uit het bestuursprogramma. Het economische beleid van de gemeente Delft werkt aan de Verbindende Opgaven “Mensen aan het werk”, “Zelfstandige mensen die meedoen en ertoe doen” en “Een aantrekkelijk leefklimaat”. Om zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen zijn de vier volgende instrumentele doelen geformuleerd: A. Meer banen op alle niveaus B. Onderwijs sluit aan op arbeidsmarkt C. Zoveel mogelijk arbeidsparticipatie D. Dienstverlening 3.0 De vier terreinen worden in nauwe onderlinge samenhang aangevat waarbij de dienstverlening aan bedrijven een verbindende rol heeft. A.
Meer banen op alle niveaus
Binnenstad Investeren in een aantrekkelijke binnenstad past in het streven naar een aantrekkelijk vestigingsmilieu, maar past ook heel goed bij werkgelegenheid voor alle niveau’s (gelet op aard werkgelegenheid (o.a. detailhandel en horeca). Het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan Binnenstad biedt meer flexibiliteit dan zijn voorganger. Daarmee zijn de mogelijkheden voor de markt vergroot om in te spelen op ontwikkelingen die binnensteden steeds meer maken tot ontmoetingsplaats, naast de functie die deze hebben als winkelgebied. Horeca en nieuwe innovatieve concepten krijgen de ruimte om zich te mengen met de traditionele winkelfunctie. Verblijf in de binnenstad kan daarmee een steeds grotere rol gaan spelen naast het bezoeken van het gebied.
Het economische beleid van de gemeente Delft is erop gericht de economie van Delft te laten groeien in termen van duurzame volledige werkgelegenheid op alle opleidingniveau’s. Centraal daarin staan de twee stuwende sectoren kenniseconomie en Binnenstad/toerisme die de motoren van de Delftse economie vormen en waarmee wij ons onderscheiden van de rest van de regio. Bij het scheppen van nieuwe banen zijn de ondernemers in deze twee sectoren de bepalende actoren. De gemeente draagt daaraan bij door voorwaardenscheppend beleid. Delft richt zich daarbij op de volgende 6 thema’s: 1. 22
Ondersteunen van startende bedrijven en faciliteren van hun doorgroei in Delft
2. 3. 4. 5. 6.
Het binden en versterken van het zittende bedrijfsleven en (kennis)instellingen Het aantrekken van nieuwe bedrijven en instellingen voor kenniseconomie en binnenstad. Het verbeteren van het vestigingsklimaat voor personen en bedrijven o.a. door het stimuleren van valorisatie en innovatie. Het verbeteren van het toeristisch klimaat Het versterken van het imago en vermarkten van Delft.
Genoemde 6 zaken zijn overheidstaken, die bedrijven niet oppakken. Daarvoor zijn de externe effecten en spill-overs te groot. B.
Onderwijs sluit aan op de arbeidsmarkt
We stimuleren en versterken de aansluiting van onderwijs op de behoeften van de ondernemingen teneinde de beroepsbevolking van Delft passende kwalificaties te bieden voor nu en in de naaste toekomst steeds veranderende banen. Dit gebeurt o.a. door: -
De relaties tussen kennisinstellingen en bedrijven te verbeteren (TIC-netwerk, stimuleren op innovatie gerichte bedrijvennetwerken, pro-actief accountmanagement) De aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt vindt plaats in het overleg binnen de Stichting Onderwijs Bedrijfsleven (SOB). Vernieuwing van het onderwijsaanbod afgestemd op de behoeften van het bedrijfsleven, b.v. via het Techniekpact en de nieuwe MBO-opleiding mechatronica van ROC Mondriaan. Ondersteunen van initiatieven voor nieuwe intermediaire kennisinstellingen zoals de Beta-factory en het High Tech Centrum waarin bedrijven en onderwijs nauw samenwerken. Het stimuleren van innovatie bij bedrijven en valorisatie bij kennisinstellingen. Creëren van doorlopende leerlijnen in het onderwijs Oprichten van een internationale basisschool op de TU Campus. Realiseren van techniekcursussen in BO en VO, , (handige handen en knappe koppen)
-
-
-
Night of the Enterprises De Night of the Enterprises brengt studenten van de TU Delft, InHolland en Haagse Hogeschool op een laagdrempelige manier in contact met bedrijven uit Delft. Het aanwezige talent in Delft is een belangrijke vestigingsplaatsfactor. C.
Zo veel mogelijk arbeidsparticipatie
Voor een duurzame arbeidsparticipatie van een zo groot mogelijk deel van de Delftse beroepsbevolking is voorwaarde dat het onderwijs passende kwalificaties biedt incl. de zgn. skills of the 21e century, zie hiervoor het deel over onderwijs en arbeidsmarkt. 23
Om de arbeidsparticipatie om hoog te krijgen is inzet van zoveel mogelijk werkzoekenden nodig. Om werkzoekenden en in het bijzonder de groep werkzoekenden met afstand tot de arbeidsmarkt te ondersteunen bij het vinden van een baan is het Delftse Werkbedrijf Werkse! opgericht. In het kader van het economisch beleid is relevant dat er een goede koppeling wordt gelegd tussen het creëren van nieuwe banen – in incubators, bij vestiging van nieuwe of uitbreiding van bestaande bedrijven – en het aanbod van Werkse!. Dit gebeurt in het kader van het nieuwe dienstverleningsconcept 3.0 waarbinnen de accountmanagers van het KCC, DTP en Werkse! nauw samenwerken. Nieuwe bedrijven, uitbreidende bedrijven en doorgroeiende starters worden tegelijk bediend met vergunningen etc., aangesproken op Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen terwijl ze de services van Werkse! voor het zoeken van personeel krijgen aangeboden. Vmbo’ers aan het werk – Holland Haptics Bij Holland Haptics werken meerdere personen, aangedragen door Werkse!. Tijdens de externe orientatie van Raad bij YES!Delft, was het enthousiasme van de oprichter van Holland Haptics aanstekelijk.
D.
Dienstverlening 3.0
Om de dienstverlening aan bedrijven te optimaliseren is gekozen voor een nieuw concept Dienstverlening 3.0. Dit heeft ten doel: 1. 2. 3.
De noden van onze bedrijven en instellingen te kennen en daarop te kunnen inspelen, De belangen van onze bedrijven en instellingen mee te nemen naar andere publieke (regionale) tafels. De bedrijven mee te laten werken aan het realiseren van de gemeentelijke doelen (werkgelegenheid, MVO, SR, Duurzaam, klimaatbestendig).
Door de accountmanagers van KCC, DTP en Werkse! nauw te laten samenwerken wordt een geïntegreerde dienstverlening aangeboden die de drie doelen tegelijk dient. Testimonial 3M When 3M was looking for a location for its new headquarters in the Netherlands, the city of Delft's reputation as a hub for innovation, technology and R&D made the decision a simple one. Grosso modo maken we daarbij onderscheid tussen reactief en proactief accountmanagement. Het ondernemersplein reageert op vragen van ondernemers. De afdeling Economie en Delft Technology Partners zijn proactief richting (kennisintensieve) ondernemingen teneinde hun behoeften te leren kennen en in verbinding te brengen met voor hen andere belangrijke partijen in Delft, zoals collegabedrijven, bedrijvennetwerken en kennisinstellingen. 24
Daarnaast hebben we de laatste tijd in de dienstverlening aan buitenlandse studenten en expats een kwaliteitsslag gemaakt o.a. door meer engelstalige informatie beschikbaar te stellen en de IND procedures te versnellen (in samenwerking met het regionale kantoor van de IND bij The Hague International Center (THIC)). E.
Overig voorwaardenscheppend beleid.
Tenslotte is er een hele range van voorwaardenscheppend beleid dat indirect gerelateerd is aan de benoemde doelen Het laten groeien in termen van werkgelegenheid, willen we faciliteren door onze publieke taken in ruimtelijke ordening (werklocaties, bestemmingsplannen), vergunningen (vestiging enz.) en dienstverlening (expats, parkeren, werkvergunningen) goed op orde te hebben. De rol van de gemeente is hierbij faciliterend. We willen bereiken dat op de werklocaties in de stad (bedrijventerreinen, bedrijfsverzamelgebouwen, incubator, winkelcentra, science park) voor de verschillende bedrijfsactiviteiten (in grote lijnen bedrijven, kantoren en detailhandel) passende ruimte beschikbaar is. Dit gebeurt in afstemming met de regio. In deze tijd echter waarin op onderdelen meer aanbod dan vraag aan ruimte bestaat gaat het ook om het voorkomen van een overmaat aan aanbod, het terugdringen van leegstand zowel lokaal als in afstemming met de regio. Passende ruimte slaat ook op kwaliteitsniveau / typologie. Een sciencepark is wat anders dan een bedrijventerrein. Ook het kwalitatieve aspect vraagt om afstemming in de regio. Verder zetten we in het binden van kenniswerkers aan de stad, vergroten we het draagvlak voor voorzieningen door het aanjagen van toerisme (vrije-tijds, dagjes, verblijfs en zakelijk), en onderhouden we relaties met lokale en regionale spelers en organisaties (accountmanagement). De rol van de gemeente is hier verbindend. Ander voorwaardenscheppend beleid zijn ook (zeker niet onbelangrijk) binnenstad, bereikbaarheid, cultuur, onderwijs, wonen, groen, internationaal etc. Delft richt zich daarbij op verschillende schaalniveau’s (van lokaal naar internationaal) al naargelang de opgave. F.
Beleid in de steigers
De verbindende opgave “Mensen aan het werk’ uit het bestuursprogramma 2014-2018 stelt als centrale opgave, hoe ervoor te zorgen dat de kenniseconomie als motor van de Delftse economie uiteindelijk ook de groeiende groep werkzoekenden, inclusief die groep met afstand tot de arbeidsmarkt, aan werk en inkomen kan helpen. Delft is daar niet uniek in en is net als veel andere gemeenten voor dat doel op zoek naar een goede verbinding tussen het werkgelegenheidsbeleid, het onderwijs- en het arbeidsmarktbeleid. In die zoektocht is als eerste stap een analyse gemaakt van het krachtenveld, zie onderstaande grafische weergave. Hierin bevinden zich drie dominante velden: de 25
bedrijven, human capital en de onderwijskolom. In en vooral tussen die drie velden zijn fricties en zijn er mogelijkheden om deze te verminderen, de interventies.
In /uitstroom werkgelegen heid
Problematiek
bedrijven
Problematiek
interventies
Onderwijskolom
Problematiek
Human capital
In /uitstroom arbeidsmarkt
Op basis van dit model gaat in de komende periode worden onderzocht welke interventies het meest effectief zijn en zo ja in welke mate er nieuw of ander beleid nodig is. Delft kan hierbij gebruik maken van de inzet van Platform 31 en de VNG. In het kader van het G32werkprogramma “Sterke keten van participatie, leren, werken en ondernemen” heeft Delft zich nl. aangemeld om als praktijkcase te dienen. Naar verwachting zullen de resultaten in december 2015 hiervan ter beschikking komen. Regionale samenwerking We werken samen met buurgemeenten en regionale organisaties om het regionaal vestigingsklimaat op orde te houden en (zo mogelijk) te verbeteren. We werken samen om bijvoorbeeld het aantrekken van investeringen, bedrijven en instellingen te bewerkstelligen. We beïnvloeden daartoe de agenda’s van anderen (EPZ, MRDH, ZuidVleugel, MinEZ en MinI&M), en we behartigen de belangen van Delftse partijen op publieke tafels waar wij wel en zij niet vertegenwoordigd zijn (denk aan het bestuurlijk overleg MRDH). We brengen daarbij onze beleid en speerpunten in en andersom we koppelen mee met regionaal en rijksbeleid (dakpangewijs beleid maken) We werken samen en stemmen af in de regio om als Delft ook een bijdrage te leveren van de regionaal economische ontwikkeling en tegelijkertijd daarvan te profiteren (denk aan de bewoners van Delft die in de regio werk vinden (regionale arbeidsmarkt) of het verwerven van subsidies van provincie, Rijk en 26
Europa). De rol van de gemeente is die van lobbyist en die van uitvoerder van beleid van provincie, Rijk en Europa. De regionale Triple Helix organisaties van de technologie-speerpunten van Delft zijn Clean Tech Delta (water en Delta technologie, logistiek en witte Biotech), Medical Delta (medische technologie) en Holland Instrumentation (High Tech). Daarnaast neemt de gemeente Delft deel aan de Bouwcampus en Green Village. Een beschrijving van deze organisaties staat in Deel 4 onderdeel g: Delftse participaties. Met lokale projecten verzilveren we deelname aan deze organisaties zoals e-Health Academy (binnen de medische technologie: zorg en techniek), Green Village (als lokaal duurzaam project passend o.a. bij Clean Tech Delta), Valorisatieprogramma Water en Flood Proof Holland (CTD).
Met buurgemeenten, zoals het Westland en Zoetermeer, werken we samen op duurzame, ICT en High Tech technologie. De rol van de gemeente is daarbij verbinder van regionaal en lokaal beleid met bedrijven en instellingen. De gemeente Delft werkt samen in de regio in de grotere verbanden van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, ZuidVleugel, EPZ en IQ. Delft levert een economische meerwaarde aan de MRDH via het economische speerpunt ‘Kennis en technologie’. Delft is een (technische) Kennisstad (Louter: zie ook Deel 4: onderdeel h). De ratio daarachter is dat (kennis)economie geen gemeente grenzen kent en op verschillende lengteschalen zich afspeelt. Als we kijken naar leisure, werken en wonen dan
27
is de MRDH een Daily Urban System12 te noemen. Als we kijken naar technologie, dan is de ZudVleugel een meer geijkte schaal (onderstaande figuur uit rapport provincie).
.
Begin 2015 is de MRDH opgericht. Naast de Vervoerautoriteit is er een organisatieonderdeel dat werkt aan de verbetering van het regionale economische vestigingsklimaat. In de MRDH zijn 23 gemeenten (vanuit Haaglanden en Regio Rotterdam) verenigd. De MRDH is dus een samenwerkingsverband van overheden gericht op het gezamenlijk aanjagen en ondersteunen van projecten die regionale impact hebben. Zo betaald de MRDH YES!Delft om de incubator programma’s regionaal toe te passen. De werkvelden zijn: 1. Werklocaties a. Visie Werklocaties Metropoolregio b. Programmeringsafspraken werklocaties c. Eén loket voor locatievraagstukken 2. Smart infrastructure a. Energiekaart collectieve warmteoplossingen; b. Business case cluster West Warmterotonde. 12
Wetenschappelijk kan een metropool worden gedefinieerd als een omvangrijk Daily Urban System (DUS), een integraal marktgebied voor 90% van de markten voor arbeid, diensten en voorzieningen, huisvesting en mobiliteit ( Tordoir, P. P. (2006), Stad en Welvaart. Netherlands Institute of City Innovation Studies, Den Haag).
28
3.
4.
5.
6.
7.
8.
c. Overzicht Smart City-initiatieven in MRDH d. Verkenning opschaling Smart City initiatieven Branding a. Eén ondersteunend brand b. Regionale brandingstrategie c. Eén regionaal acquisitieconvenant Bereikbaarheid a. Mobiliteitsmanagement economische hotspots b. Aansluiten lokale bereikbaarheidsagenda’s op MIRT-verkenningen c. Proeftuinen mobiliteitsvernieuwing Clustervorming a. Campusstrategie b. Crossovers rond maatschappelijke thema’s c. Opschalen lokale initiatieven d. Verkenning regionaal cluster toerisme Financiering a. Investeringsproposities economische infrastructuur en gebieden b. Financieringsmogelijkheden MKB Onderwijs en arbeidsmarkt a. Clustering onderwijs en bedrijfsleven b. Regiobrede aanpak werk naar werk Nieuwe economische dragers metropolitane landschappen a. Visie samenhang groengebied/stad/vestigingsklimaat b. Kansenkaart Economie landelijk gebied
Het oprichten van de MRDH betekende voor Delft met name dat het van de randen van Haaglanden nu ineens midden in de metropool is komen te liggen met alle mogelijkheden van samenwerking op Verkeer en Vervoer, OV, marketing en acquisitie, etc, ter versterking van onze onderwijs- en kenniscentrum van nationale en internationale betekenis. Het samenwerkingsverband binnen de Zuidvleugel is groter dan de MRDH en betreft naast de gemeenten van Haaglanden en Regio Rotterdam, ook de regio Holland Rijnland (rond Leiden) en Drechtsteden (rond Dordrecht). De samenwerking is op het gebied van verkeer en vervoer (Stedenbaan), mobiliteitsinnovatie, economie, verstedelijking en wonen en onderwijs en arbeidsmarkt. De ZuidVleugel is ook het aanspreekpunt voor de ministers van EZ en I&M als het gaat over de Meerjarige Investeringen in Ruimte en Transport (MIRT). Lopende zaken zijn (2015): Internationale Connectiviteit (TICD is daarbij een toplocatie van internationale allure met top (kennis)instituten, Wonen, Ruimtelijk Economische Ontwikkelingsstrategie (het verbinden van de economische cluster van de NoordVleugel, ZuidVleugel en Brainport). De Economische agenda ZuidVleugel is ge-ent op het rapport van Roland Berger (samenvatting in de bijlage).
29
In de Economische agenda ZuidVleugel wordt er ingezet op 4 pijlers: Haven Industrieel complex Verduurzaming greenport Campusontwikkeling en kennisvalorisatie Groei kennisintensieve en zakelijke dienstverlening Het uitvoeringsprogramma bevat 22 projecten en vormde de basis voor de laatste tranche EFRO gelden in 2012. Grosso modo is toen 8 miljoen EFRO in Delft geland. Ter ondersteuning van de Economische agenda ZuidVleugel was er een bestuurlijk overleg ingesteld dat medio 2014 verbreed is naar een Triple Helix overleg van vertegenwoordigers van bedrijfsleven, overheden en kennisinstellingen: De Economische Programmaraad ZuidVleugel (EPZ). Delftse vertegenwoordigers in de EPZ zijn Frank Teeuwisse (DSM Delft), Bas Verkerk (gemeente Delft), Karel Luyben (TU Delft) en Viktor Elsendoorn (TNO Delft). De EPZ wil met vereende krachten krachtig inzetten op de Zuidelijke Randstad als regionaal icoon van ‘waardevolle’ economische groei. Daartoe heeft zij het actieprogramma Koers 2020 opgesteld. Deze agenda sluit aan bij de door de Europese Commissie benoemde maatschappelijke 2020 opgaven (Grand Societal Challenges), zoals Groene Chemie, Schone en Slimme mobiliteit, Slimme steden, Veilige Delta, Voedselzekerheid & - veiligheid en Gezond Ouder worden. Achtergrond: De Zuidelijke Randstad presteert structureel slechter dan concurrerende regio’s in binnen- en buitenland (o.a. Noordelijke Randstad, Utrecht, Noord-Brabant/ Brainport, de Vlaamse Ruit en Nord-Rhein Westfalen). Ondanks de (nog steeds) achterblijvende economische prestaties van de regio als geheel zijn steeds meer tekenen van succes zichtbaar. Het is zaak om enerzijds de ingezette lijn, waarop de eerste successen zichtbaar worden, krachtig door te zetten en tegelijkertijd nieuwe opgaven te adresseren met concrete acties en initiatieven. Het gaat dan om de sterk oplopende werkloosheid, de gebrekkige profilering van de regio, gebrek aan risicofinanciering voor innovatie en het nijpende tekort aan vooral technisch geschoold personeel. De provincie Zuid-Holland, de EPZ en de MRDH stellen momenteel een investeringsagenda op. Grotere projecten die van belang zijn voor Delft daarin zijn: viersporigheid RotterdamDen Haag, campusontwikkeling science parks en de warmterotonde. Koers 2020 – actielijnen en ambities Het uitvoeringsprogramma van de Economische Actieagenda Zuidvleugel liep tot 2015 en wordt met Koers2020 herijkt, bestaande uit een aantal bovenregionale actielijnen en programma’s. Deze kunnen worden onderverdeeld in de volgende beleidsthema’s 1. Branding: vergroten marketing power regio. 30
2.
3.
4. 5.
Er is een sterke behoefte om te komen tot één breed gedragen ‘brand’ voor de regio Een inspirerend en richtinggevend regioverhaal. Innovatie: regio als broedplaats voor innovatieve bedrijvigheid en onderzoek De regio tot broedplaats voor innovatieve bedrijvigheid en onderzoek maken. Flinke groei van start-up bedrijven op de campuslocaties. Minimaal vijf start-up’s afkomstig van de incubators op de campussen zijn uitgegroeid tot wereldspelers in hun markt met meer dan 500 fte in dienst; De kennisinstellingen en mkb zijn succesvol in het binnenhalen van Europese fondsen. Onderwijs & arbeidsmarkt Regionalisering, vergroting arbeidsparticipatie onderkant arbeidsmarkt en rode loper voor talent.Een hoge participatiegraad onder laag opgeleiden Connectiviteit: De regio optimaal internationaal verbonden Energie Minder afhankelijkheid fossiele brandstoffen, een duurzame energiehuishouding met focus op energiebesparing en innovatief gebruik restwarmte, geothermie, LNG, zon en wind. Een industrie die trendsettend is op de thema’s: Groene Chemie, Slimme en Schone Mobiliteit, Voedselzekerheid- en veiligheid en Veilige Delta.
Elk thema kent een aantal concrete bovenregionale opgaven die voorzien zijn van een korte termijn acties en een ambitie. Europa en financiën zijn randvoorwaardelijke thema’s. Regiobranding heeft een verbindend karakter en is (idealiter) richtinggevend voor de overige thema’s. Na intensieve voorbereiding van twee jaar is in december 2013 de regionale ontwikkelingsmaatschappij van Zuid-Holland Innovation Quarter (IQ) van start gegaan. De activiteiten van de Kennisalliantie Zuid-Holland, West Foreign Investment Agency (WFIA) en Science Port Holland (SPH) zijn daarmee opgegaan in IQ. Vanzelfsprekend zijn bestaande budgetten, uitvoeringsagenda’s voor de diverse sectoren en (een deel van) het accountmanagement overgenomen door Innovation Quarter. Innovation Quarter is de aangewezen partij op om regionale schaal te kennis- en innovatieagenda verder vorm te geven. Naast business development en internationale profilering en acquisitie, is investeren in de kenniseconomie een van de kernactiviteiten van Innovation Quarter. Vanaf januari 2014 is het investeringsfonds met een beginkapitaal van €28 miljoen voor innovatieve bedrijvigheid gestart. Via het aandeelhouderschap van en korte lijnen naar IQ stuur Delft mee op de inhoudelijke en strategische agenda. Resultaat van het oprichten van InnovationQuarter is de stroomlijning en versterking in marketing en acquisitie van Zuid-Holland waarin het sterk merk Delft meelift op de marketing en acquisitiekracht van Rotterdam en Den Haag. Met de start van IQ en het vertrek van SPH en KA uit Delft hebben de TU Delft en de gemeente een begin gemaakt met het professioneel organiseren rond deze nieuwe situatie.
31
Sinds 1 januari draait het programmabureau Delft Technology Partners met als grote opgave het verder uitbouwen van het Delftse ecosysteem van de kenniseconomie met meer productiebedrijven die samenwerken met de TU en andere kennisinstellingen. De taken zijn: 1. Binnenhalen en behouden : One-stop-shop voor huisvesting van innovatief MKB en kennisinstellingen, zowel zittend als nieuw. 2. Faciliteren en verbinden : De samenwerking tussen bedrijven en instellingen faciliteren en optreden als organisator en aanspreekpunt van het TIC-netwerk, de Delftse Triple Helix. 3. Vermarkten : Organisator van marketing en communicatie van Delft als stad van Technologie en Innovatie. 4. Verbinden met IQ : Aanspreekpunt en contactpunt voor Innovation Quarter. De TU en gemeente leveren beide twee inhoudelijke relatiemanagers met name gericht op valorisatie en gebiedsontwikkeling. Daarnaast zijn er een secretaris en een communicatiemedewerker actief. Resultaat van deze samenwerking vertaald zich nu al in een verstevigde inzet van IQ op Delft. Hierboven hebben we vooral de regionale (in Zuid-Holland) samenwerkingen besproken. Andere gremia waarin de gemeente Delft afdeling economie participeert zijn: Nederlandse Kennissteden Netwerk (belangenbehartiging van steden met een universiteit, de VSNU en HBO), G32 (belangenbehartiging van steden met meer dan 100.000 inwoners), 3TU steden overleg (leren van elkaar), 8 campussen overleg (top campussen van Nederland die samenwerking op het gebied van campusontwikkeling). In de regionale samenwerkingsverbanden (EPZ, Zuidvleugel en IQ) trekken we veel op met Leiden. Delft en Leiden zijn steden met een zelfde profiel als universiteitsstad met een historische binnenstad. Deze samenwerking sluit aan bij de strategische alliantie van de drie universiteiten in de regio “LDE”, Universiteit Leiden, TU Delft en Erasmus Universiteit Rotterdam. Verder faciliteren we het laten groeien van de economie van Delft door subsidiëring van YES!Delft (starters), IQ (groeiers en nieuwkomers) en door middel van het mogelijk maken YES!Delft Cijfers: 156 bedrijven, 1040 fte directe werkgelegenheid, 130 miljoen geïnvesteerd kapitaal. van het Ondernemersfonds Delft. Via een aantal projecten verhogen we het kennisniveau van het reguliere MKB.
32
Deel 4 Capita Selecta a.
Rekenkamer Kennis- en innovatiebeleid Delft anno 2015
In 2011 heeft de Delftse Rekenkamer middels het Onderzoek Delft als centrum van Kennis en Innovatie elf aanbevelingen gedaan om de beleidseffectiviteit van Delft als kennisstad te vergroten. In 2014 heeft de Delftse Rekenkamer een quick scan gedaan naar de stand van zaken van deze aanbevelingen, waarnaar kortheidshalve wordt verwezen13. In de komende alinea’s voorzien we de elf aanbevelingen van een korte toelichting. Toelichting per aanbeveling Aanbeveling 1 Investeer samen met de regionale kennispartners in de ontwikkeling van een lange termijn kennis- en innovatieagenda met bijbehorend uitvoeringsplan als leidraad en inspanningsverplichting voor alle betrokken partijen. In de Adaptieve Agenda Zuidelijke Randstad, EV MRDH, de Economische agenda ZuidVleugel en de Economische Programmaraad ZuidVleugel is de lange termijn kennis- en innovatieagenda vormgegeven. Met de start van de organisatie MRDH EV, de uitvoeringsagenda ZuidVleugel, InnovationQuarter en Delft Technology Partners is de uitvoering ter hand genomen. Aanbeveling 2 Ondersteun de ontwikkeling van TIC Delft als epicentrum van de regionale kenniseconomie. Buck Consultants International stelt recent (Buck Consultants 2015) dat samenwerking binnen de metropolitane regio zuidelijke Randstad op basis van een op concentratie gerichte verstedelijkingsstrategie, met focus op economische toplocaties en goede verbindingen. De Technologische Innovatie Campus Delft is zo’n toplocatie. Een volledige opsomming is: De internationale toplocaties met top (kennis)instituten zijn: • • •
Technologische Innovatie Campus Delft Den Haag Internationale Zone Leiden Bioscience Park
De internationale toplocaties met top locatiekwaliteiten zijn: • Den Haag Centraal Beatrixkwartier • Rotterdam Central District • Rotterdam Harbour City
13
Titel + verwijzing (internet) –kan nu niet zo snel vinden-
33
De Technologische Innovatie Campus Delft omvat hierbij het DSM terrein, de spoorzone, Nieuw Delft, de TU campus en Technopolis. Delft heeft het TIC Delft programma ingebracht in de Economische Agenda Zuidvleugel en is prominent aanwezig in het Uitvoeringsprogramma en bijbehorende EFRO subsidie. In Deel 4 geven we een opsomming van de projecten. In het bijzonder willen we hier noemen: project 2 (de organisatie van een Bio-based Economy programma voor Zuid-Holland) en project 3 (de Flexibele Waterkeringen zijn in Delft gerealiseerd). In project 14 is EFRO geld beschikbaar gesteld voor gebouwen om de doorgroeiers vanuit YES!Delft te kunnen huisvesten. Project 17 behelst een EFRO subsidie t.b.v. open access faciliteiten ter ondersteuning van de BPF. Aanbeveling 3 Reserveer de ruimte op Technopolis uitdrukkelijk voor R&D-intensieve bedrijven in bepaalde sleutelgebieden of -technologieën. Onderzoek of de huidige selectie van vier sleutelgebieden voldoende onderscheidend is. Leg de selectiecriteria vast in het bestemmingsplan, maar bouw tevens flexibiliteit in voor het geval dat innovatieve ontwikkelingen een onvoorziene wending nemen. In 2014 is het nieuwe bestemmingsplan Technopolis in de raadscommissie vastgesteld. Daarin is een percentage R&D verplicht gesteld, om de kennisintensiteit te waarborgen. De gekozen sleutelgebieden en –technologieën (CTD en MD) zijn verankerd in het businessplan van Innovation Quarter en niet in het bestemmingsplan om flexibiliteit in te bouwen. Ondertussen zijn nieuwe bedrijven gevestigd op Technopolis: na Exact, het datacenter zijn dat 3M en Applikon. Begin 2015 was de start nieuwbouw TNW en is de eerste paal van de protonenkliniek HPTC geslagen. Juli 2015 is de bouw van YesDelft II gestart. Daarnaast is in 2013 Flood Proof Holland (FPH) met drie testbakken opgeleverd. In 2014 is dit uitgebreid tot 6 testbakken. 21 mei 2015 is EFRO subsidie Proeftuin Delta innovaties Zuid Holland toegezegd, wat verder uitbreiding FPH mogelijk maakt alsmede de realisatie van een testdijk. Aanbeveling 4 Investeer in systematische monitoring van ontwikkelingen in relevante sectoren van de kenniseconomie en gebruik de resultaten daarvan als basis voor het gemeentelijke beleid. De systematische monitoring van ontwikkelingen in relevante sectoren van de kenniseconomie vindt plaats via de P&C Cylcus. Daarnaast laten we op maat onderzoek doen naar relevante onderwerpen. Zo is door TNO een onderzoek uitgevoerd naar het aantal banen, het aantal bedrijven, de omzet en toegevoegde waarde voor een drietal belangrijke technologieclusters in Delft: witte 34
biotechnologie, water- en deltatechnologie en medische technologie. Tevens is hier gekeken naar de positie van Delft in de regio. Hieruit blijkt dat Delft:
een sterke specialisatie en omvang van het cluster witte biotechnologie heeft door een aantal grote spelers op gebied van chemie, energie als recycling met potentie in de industriële biotechnologie; een sterke specialisatie in kennis en advies voor industrie voor water- en deltabouw met Deltares, TNO, UNESCO-IHE, CE Delft en aantal technische adviesbureaus. In totaal 90 bedrijven en instellingen in Delft, samen goed voor 1500 banen; een sterk kennisaanbod in medische technologie in Delft en de regio zit (het ‘Medtech cluster’). Aanbevolen wordt nieuwe wegen te onderzoeken om meer van deze kennis in de regio te valoriseren, bijvoorbeeld door een koppeling aan instrumentenbouw-bedrijven. De netwerken Medical Delta en Holland Instrumentation zijn inmiddels aan elkaar verbonden. De komende periode wordt verkend welke concrete projecten zij samen op gaan pakken.
Aanbeveling 5 Koester de kennisinstellingen en onderhoud nauwe betrekkingen met hen. Faciliteer hun ontwikkeling en zorg dat ze zoveel mogelijk bij de stad betrokken raken. Investeer in sluitende onderwijsketens in technologische opleidingen. De kennisinstellingen in Delft zijn van groot belang. Zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau zijn er vele contacten. Zij zijn belangrijke partners voor het TIC Delft-programma en initiatiefnemer van een aantal projecten. Over de doorstroom naar het MBO en het ontwikkelen van een (ver)nieuwend innovatieve technische MBO-opleiding hebben gesprekken plaatsgevonden. Eind 2011 hebben twee MBO-partijen (Mondriaan en Wellant College) hun onderwijsbrief aangeboden aan de gemeente met daarin hun aanbod voor deze opleidingen. Deze opleidingen sluiten aan op de actuele behoeften uit het bedrijfsleven en bieden doorlopende leermogelijkheden richting HBO. De opleiding is in september 2014 van start gegaan. Hiermee ontstaat een volledig doorlopende leerlijn met betrekking tot techniekonderwijs. Tevens is er een start gemaakt met het High Tech Centre, een werkplaats waar technische scholieren/studenten samen kunnen werken aan projecten en opdrachten. Aanbeveling 6 Verruim het aanbod van woningen voor kenniswerkers in Delft. Investeer in cultuur en voorzieningen voor expats. Maak het voor kenniswerkers op alle fronten zo aantrekkelijk mogelijk om zich in Delft te vestigen en er te blijven. Zie de binnenstad van Delft niet uitsluitend als toeristisch centrum, maar creëer ook een omgeving waar creatieve mensen willen verblijven om elkaar te ontmoeten, te ontspannen en kennis en ideeën uit te wisselen. In het actieprogramma ‘Bind de kenniswerker’ zijn via drie sporen de wensen en behoeften van kenniswerkers in kaart gebracht: werken, wonen en voorzieningen. Het vergroten van de totale woningvoorraad en de diversiteit daarvan is daarbij aan de orde. 35
Het belang van expats is de laatste jaren door het Expat Project Team (EPT) sterk naar voren gebracht. Hierin participeren onder andere bedrijven, de TU Delft en de gemeente. Het EPT werkt nauw samen met The Hague International Centre. Tot op heden hebben zowel Delft als Rijswijk geen internationale school waardoor de keuze van internationals (expats) vaak valt op nabijgelegen steden die deze faciliteit wel bieden. De gemeente ondersteunt om deze reden het initiatief van de Laurentius stichting om een internationale bassischool op te zetten in Delft. Het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan Binnenstad biedt meer flexibiliteit dan zijn voorganger. Daarmee zijn de mogelijkheden voor de markt vergroot om in te spelen op ontwikkelingen die binnensteden steeds meer maken tot ontmoetingsplaats, naast de functie die deze hebben als winkelgebied. Horeca en nieuwe innovatieve concepten krijgen de ruimte om zich te mengen met de traditionele winkelfunctie. Verblijf in de binnenstad kan daarmee een steeds grotere rol gaan spelen naast het bezoeken van het gebied.
Aanbeveling 7 Vervang de paarse krokodil voor slechte dienstverlening door een rode loper voor bedrijven in alle ontwikkelingsfasen: nieuwkomers, starters, doorgroeiers en gevestigde bedrijven met verhuisplannen. Verdiep je in de specifieke behoeften van verschillende typen bedrijven en zorg dat ondersteunende faciliteiten, zoals die in YES!Delft bestaan, voor meer bedrijven beschikbaar komen. Delft Kennisstad positioneert Delft als nationaal en internationaal erkend centrum voor hoogwaardige technologie, creativiteit en innovatie. Het economische beleid van de gemeente is erop gericht om kennis om te zetten in bedrijvigheid en werkgelegenheid. Kernwaarden van Delft daarbij zijn: technologie, historie, creativiteit en innovatie. Delft kiest voor een “rode loper”-beleid voor strategische bedrijven in de kenniseconomie (en ook in de Binnenstad en voor bedrijven met vele werkgelegenheid). De gemeente Delft, TU Delft en provincie investeren gezamenlijk in een doorgroeigebouw voor groeiende bedrijven (project 14 uit de Economische Agenda Zuidvleugel 2012 – 2015 Uitvoeringsprogramma). Begin juli 2014 zal het eerste beton gestort worden. De oplevering wordt voorzien in maart 2016. Daarnaast heeft de gemeente het bedrijfsverzamelgebouw ‘Zuster’ mogelijk gemaakt om aan startende ondernemers en creatieve initiatieven de ruimte te geven. Aanbeveling 8 Voer een meer gedurfd beleid om innovatie in het stadsbeeld zichtbaar te maken (etalageprojecten). Ondersteun innovatieve starters door ze experimenteerruimte te bieden en probeer het MKB nauwer bij innovatieve ontwikkelingen te betrekken.
36
Delft wil zich profileren als Proeftuin en Smart City. In de Programmabegroting 2014-2017 hebben we als één van de speerpunten ‘Innovaties voor Delftenaren’ benoemd. Een voorbeeld is de Green Village. Midden op de TU-Campus, realiseert de TU, samen met partners: bedrijven en andere kennisinstellingen de Green Village: een proeftuin waarin duurzame technologieën worden uitgetest voor een energie-neutrale samenleving. Hierin neemt de gemeente deel om mee te experimenteren en daarmee haar eigen beleidsdoel een energieneutraal Delft in 2050 dichterbij te brengen. Innovaties die worden toegepast - Green Village De Green Village is niet aangesloten op elektra, water, riolering en kabel. Het maakt gebruik van innovatieve, soms experimentele, energiesystemen die door bedrijven, studenten en onderzoekers worden ontwikkeld. De elektriciteit komt uit zonnepanelen, windturbines en brandstofcellen. Drinkwater wordt geproduceerd uit regenwater. Afvalwater wordt hergebruikt en verwerkt tot biogas en het dorp maakt gebruikt van een DC-net (gelijkstroom) om energieverliezen te voorkomen. LED-verlichting in muren, bruggen, gebouwen en producten zorgt voor verlichting, sfeer en signalering tegelijk. Studenten denken ook na over intelligente ramen die tegelijk zonwering, LED-verlichting en TV zijn, het gebruik van materialen waardoor de muren energie kunnen opslaan en een lift zonder kabels. Joanne Meyboom, directeur Joulz GreenTec: “Wij zijn al een paar jaar bezig om het concept gelijkstroom te ontwikkelen en op de markt te zetten zodat duurzame energie rendabel wordt, ook zonder subsidie. De Green Village helpt ons om klanten in de praktijk te laten zien dat het echt werkt en veilig is.”
Om de projecten in de etalage te zetten, ontwikkelt Delft momenteel een digitale proeftuinkaart. Iedere Delftenaar kan op deze interactieve kaart zien waar welke proeftuinen in Delft plaatsvinden. Als pilot stelt Delft een bedrag beschikbaar voor drie zogenaamde kennisvouchers. Hierbij kunnen MKB bedrijven de helft van externe kosten gesubsidieerd krijgen om kennis bij een kennisinstelling of bedrijf in te kopen tot een maximum van ca. € 7.500. Hierdoor worden bedrijven geprikkeld om sneller product- of procesvernieuwingen door te voeren. Aanbeveling 9 Zet Delft nog prominenter op de kaart als centrum van kennis en innovatie. Benut de netwerken en contacten van Delftse bedrijven en instellingen om de innovatieve kwaliteiten van Delft uit te dragen. Trek zoveel mogelijk gezamenlijk op met kennisinstellingen en bedrijven in nationale en internationale lobbyactiviteiten. Investeer in een netwerk van ambassadeurs. TU Delft is een magneet is die bedrijven voortbrengt, bindt en aantrekt. De campus van de TU Delft maakt een aanzienlijk deel uit van de stad. Veel inwoners van Delft werken of studeren bij de TU Delft. Dit heeft tot gevolg dat zowel vanuit economisch perspectief als 37
ruimtelijk en sociaal gezien zij een belangrijke partner is. De gehele stad profiteert van een goede relatie tussen de gemeente en de TU Delft. Met de TU Delft zijn de laatste tijd de banden aangehaald. Gezamenlijk is er gewerkt aan een strategische agenda Gemeente - TU. Onderwerpen van samenwerking zijn: -
Ecosysteem voor wetenschap en economie De stad als campus en de campus als stad Een gezamenlijke regionale agenda
Delft Technology Partners is nadrukkelijk een uitwerken van het eerste gedachtestreepje. Een goede samenhang tussen stad en campus op gebieden als huisvesting en verbindingen geven we gezamenlijk vorm. In de regionale samenwerking staat de stad sterker wanneer de gemeente Delft en de TU Delft met één boodschap optrekken. Verder houden we contacten met bedrijven van belang voor de Delftse economie. We zetten in op de drie doelgroepen: van belang voor de werkgelegenheid, de Binnenstad en de kenniseconomie Aanbeveling 10 Investeer in draagvlak voor het kennis- en innovatiebeleid onder de bevolking. Communiceer en leg verantwoording af door duidelijk te maken waar de inspanningen op gericht zijn en wat voor ieder de voordelen zijn. Een belangrijk medium voor bewoners is Facebook, twitter en internet: hierop worden ook diverse successen (bijvoorbeeld van de Nuna) gedeeld met een breed publiek. Ook in de Delft op zondag en de Delftse Post worden successen van de TU Delft en Delftse bedrijven gecommuniceerd. Een middel dat de TU Delft inzet is het Zomerfestival en (dit jaar) International Festival of Technology. Aanbeveling 11 Vergroot de inspanningen om uitgezet beleid ook daadwerkelijk uit te voeren. Stem taken af met kennispartners en leg vast wie verantwoordelijk is voor wat. Definieer mijlpalen om resultaten zichtbaar te maken en de voortgang van het beleid te beoordelen. Het structurele budget Kenniseconomie in PB 2014 en de nieuwe uitvoeringsagenda van TIC Delft (op basis van wensen en behoeften vanuit het bestaande netwerk en aangevuld met die van het MKB) vormen de nieuwe afspraken over tijd, geld en inzet. We willen de time-tomarket versnellen, we willen meer werkgelegenheid, we willen meer bedrijven, we willen een betere toegang faciliteren tot financiering en human capital. Sinds 1 januari 2015 hebben TU Delft en gemeente Delft opgericht Delft Technology Partners. DTP heeft de opdracht om het uitgezette beleid ook daadwerkelijk uit te voeren.
38
Deel 4 Capita Selecta b.
Werkgelegenheid
De cijfers uit de grafieken in Deel 2 zijn hieronder in de tabel weergegeven. De cijfers komen uit het Werkgelegenheidsregister Haaglanden.
1 januari Delft Vestigingen kennisintensief niet-kennisintensief % kennisintensief % niet-kennisintensief
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
5.190 1.378 3.812 26,6 73,4
5.393 1.455 3.938 27,0 73,0
5.503 1.508 3.995 27,4 72,6
5.580 1.602 3.978 28,7 71,3
5.535 1.594 3.941 28,8 71,2
5.638 1.636 4.002 29,0 71,0
5.778 1.704 4.074 29,5 70,5
werkzame personen in kennisintensieve bedrijven in niet-kennisintensieve bedrijven % in kennisintensieve bedrijven % in niet-kennisintensieve bedrijven Haaglanden Vestigingen kennisintensief niet-kennisintensief % kennisintensief % niet-kennisintensief
46.767 16.102 30.665 34,4 65,6
46.384 16.292 30.092 35,1 64,9
45.685 16.531 29.154 36,2 63,8
45.548 16.485 29.063 36,2 63,8
44.956 16.340 28.616 36,3 63,7
43.924 16.273 27.651 37,0 63,0
43.017 16.392 26.625 38,1 61,9
64.018 12.067 51.951 18,8 81,2
67.393 12.737 54.656 18,9 81,1
68.983 13.238 55.745 19,2 80,8
69.168 13.825 55.343 20,0 80,0
69.379 14.025 55.354 20,2 79,8
70.751 14.521 56.230 20,5 79,5
72.909 15.224 57.685 20,9 79,1
werkzame personen in kennisintensieve bedrijven in niet-kennisintensieve bedrijven % in kennisintensieve bedrijven % in niet-kennisintensieve bedrijven
484.249 82.391 401.858 17,0 83,0
476.561 78.738 397.823 16,5 83,5
469.131 79.150 389.981 16,9 83,1
460.506 78.249 382.257 17,0 83,0
449.436 75.324 374.112 16,8 83,2
439.457 74.978 364.479 17,1 82,9
434.270 75.783 358.487 17,5 82,5
Uit deze cijfers is op te maken: dat Delft vwb kennisvestigingen Haaglanden volgt, en dat Delft het aanzienlijk beter doet vwb kenniswerkers
39
Deel 4 Capita Selecta c.
Bedrijfsvestigingen
Lokale werkgelegenheid (In en uitstroom bedrijven en banen) Gegevens statistisch jaarboek Delft
Uit deze cijfers is op te maken: In Delft worden structureel meer bedrijven opgericht dan opgeheven Er is een structureel vertrekoverschot van Delftse bedrijven de regio in Er is een structureel vestigingsoverschot van bedrijven van buiten regio naar Delft
40
Uit deze cijfers is op te maken: Er is sprake van structurele werkgelegenheidsgroei in kennisintensieve productie Het aantal kennisintensieve productiebedrijven is klein (40 in 2014) en schommelt De werkgelegenheid in kennisintensieve dienstverlening is stationair Het blijft op peil door toename aantal vestigingen kennisinstensieve dienstverlening De werkgelegenheid in de niet-kennisintensieve economie neemt structureel af (in Deel 4 onderdeel e Trickle down zal blijken dat In Delft per laagopgeleide inwoner behorend tot de beroepsbevolking meer dan 1,5 baan beschikbaar is)
41
Deel 4 Capita Selecta d.
Financiën
Het kenniseconomiebeleid zoals het college dat verwoordde in de Programmabegroting 1418 in vier bullets:
Verbinding economie – onderwijs – arbeidsmarkt – HTCDelft, Internationale basisschool, dienstverlening bedrijven Innovaties voor alle Delftenaren – Delft als proeftuin, Zorg & Techniek Stad als campus – bind de kenniswerker, expatbeleid, congresacquisitie, bouwcampus Agenda TIC 3.0 – faciliteren technisch MKB, Delft Technology Partners, TICD programma
Omvang kenniseconomiegelden gemeente 2011 € 1.267,847 Uitgegeven 2012 € 834.652 Uitgegeven 2013 € 1.463.970 Uitgegeven 2014 € 1.249.349 Uitgegeven 2015 € 1.076.000 Begroot Budget 2015 2015 toelichting lijn 1. verbinding Economie, Onderwijs & Arbeidsmarkt lijn 2. Innovaties voor Delftenaren
115 15
lijn 3. De stad als campus - bind de kenniswerker
135
Lijn 4. TIC agenda Regionale samenwerking IQ
255 285
rentelasten IQ
21
lidmaatschap Cleantech Delta
25
lidmaatschap Medical Delta en financiële participatie
50
Overig Stimulering kennisstarters (YES)
150
Stadsmarketing
75
cofinancieringsbudget uit transitiefonds voor 2015
150
totaal
1276
42
in 2016 is de rente: 36.825,- vanaf 2017: 52,650,alleen lidmaatschap - eventuele participatie via cofinancieringsbudget
restant voor: TEDx, red carpet plan (door DM), Delft als proeftuin
In de afgelopen jaren is bijgedragen aan programma’s en projecten die bijdragen aan de Delftse economie. Met de komst van het Transitiefonds voor projecten die bijdragen aan de duurzame economische transitie naar de kenniseconomie hebben we succesvol kunnen bijdragen aan technologieprojecten van onze partners in stad en regio. Hieronder staat een lijst met projecten en multipliers. Voorbeelden van effecten (multipliers) van bijdragen aan subsidies op investeringen object/ programma verkregen via cofinancierin g
Totale investering
Totale bijdrage gemeenten regio en PZH
Delftse bijdrage
VP Delta
€ 7,5M (in regio)
€ 3,640 (1)
BPF (I)
€ 42,68M
€ 11,1 M (= incl. kennisinst .(TUD)
Digitale Delta
€ 100.000
Verhou ding subsi die investe ring Nu 1:2
Verhoud ing Delftse bijdrage investering Nu 1:75
€ 700.000
1: 3 7/8
1: 61
In kind
1:3 2/3
~~
Effect / resultaat / toelichting
Nog lopend -. Verwachte uitgroei investering tot € 12,5M Zie verantwoording Q3 2014 EFRO: € 1,78M Rijkscofinanciering: € 0,5M Nog lopend. Totaal nu € 560.000 aan BPF overgemaakt EFRO: € 4,645M Rijk: €8,155 M Privaat: €18,78M Landelijk IT instrument water beheersing. Aantal Delftse bedrijven en org. bij betrokken EFRO: € 0,37M Rijkscofinanciering: € 0,33M Overig publiek: € 0,6M Privaat: € 25.000,-MD opgezet. Loopt al jaren. Refionale positionering e Nog niet opgeleverd. Wordt bvg voor 2 fase Yes! bedrijven € 1,6 M EU EFRO subsidie Oud DSM terrein is nu open biotech bedrijventerrein EFRO: € 2M PM
Org.Med. Delta Yes!Delft II
€ 2,7M
€ 0,7M
€ 75.000
1:3 7/8
1:27
€ 10,67M
€ 1,5M
€ 1M
1:6 1/5
1:13
Open Acces Biotech campus Cross sector. IT applicatie Slim meten en monitoren
€ 4,33M
€ 2,0M
0
1:1 1/8
~~
€ 145K
€ 145K
€ 15K
1:1
1:9 2/3
€ 530K
€ 180K
€ 45 (?)
1:3
1:11 3/4
EFRO: € 212.000,-Rijkscofinanciering: € 53.000,-Privaat: € 85.000,--
Delfts aardwarmte pilot project High Tech Center
€ 6,75M
€ 1,07M
0
1: 6 1/3
~~
€ 50.000
€ 50.000
1:3,5
1:28
EFRO: € 1,35M Rijkscofinanciering: € 1,58M Privaat: € 2,75M Geen EFRO. Subsidie van OCW van € 0,4M
(= incl. kennisinst .(TUD)
€ 1,4 M
43
1 (partners)
TU Delft (CITG, Sciencecentre, Valorisationcentre), De Hoogheemraadschappen van Delfland en Schieland – Krimpenerwaard, TNO, Deltares, Unesco-IHE, Hogeschool van Rotterdam, de gemeenten Delft en Rotterdam, Kennisalliantie Zuid Holland, (geassocieerd) Unie van waterschappen en gemeente Dordrecht)
Voorbeelden van lopende en komende investeringen Lopend Deltagoot (investering bij Deltares) DSM: 2 laboratoria (van de totaal 3 nieuwe die DSM in NL realiseert). Totale investering van de 3 labs is € 100 M DSM drooginstallatie Protonenkliniek Renovatie en nieuwbouw faculteit TNW Experimenteerruimte valorisatie (o.a. FPH I en II) Pharmafilter Yes!Delft II DEP De Zuster Paardenmarkt Bouwcampus Oyster (reactorinstituut) MBO technologie Uitbreiding zalencapaciteit TUD Greenvillage
€ 26,5 M € 67 M (schatting) PM € 120 M PM (schatting > 100M) € 4-6 M PM € 11 M € 8 M € 0,2 M PM € 1,5 M € 38 M € 10 M PM € 4,5 M
Komende investering Bioprocess Plant Facility fase 2 en 3 Delfts aardwarmte pilotproject UN watercenter (beoogde nieuwbouw) Centrum voor medische technologie Design technology Solutions lab Delft Duurzaam bereikbaar (POORT) Groen Blauw totale programma
44
€ 76 M € 6,75 M PM € 6 M € 2 M € 20 M € 186,2 M
Deel 4 Capita Selecta e.
Trickle down
Bron: R.Ponds, G.Marlet en C.Woerkens van de Rijksuniversiteit Groningen Trickle down effect is effect dat door toename wonen en werken van hoogopgeleiden in een stad de werkgelegenheid voor laagopgeleiden in die stad toeneemt. Dit is voor Delft vastgesteld (‘Trickle Down in Delft’, R.Ponds, G,Marlet, C.Woerkens, RUG 2014) Uitkomst: Eén procentpunt meer hoog opgeleiden onder de bevolking in de stad leidt tot 0.31% meer banen voor laag opgeleiden in de stad (Consumption hypothesis). Dit effect doet zich alleen voor als de hoog opgeleiden in de stad (is binnen de gemeentegrenzen) gaan wonen en werken. (Middelbaar opgeleiden hebben minder effect op werkgelegenheid voor laagopgeleiden; het coëfficiënt ligt dan rond de 0,2.) Wat betekent dit cijfer? Een rekenvoorbeeld In 2013 had Delft een totale beroepsbevolking van 47.800. Hiervan was 22.400 hoog opgeleid (=46,9%) en 11.900 laag opgeleid. Stel dat al deze mensen ook in Delft werken en 100 laag opgeleiden worden vervangen door 100 hoog opgeleiden dan neemt dit aantal toe met 0,21 procentpunt tot 47,1%. Op basis van de coëfficiënt 0,31 neemt dan het aantal banen voor laag opgeleiden toe met 7,75: (0,21 x 0,31)% x 11.900. In de Delftse praktijk: Aantal hoog opgeleiden bewoners/werkers is sinds 1999 toegenomen met ca. 5.300. Het aantal banen voor laag opgeleiden is sinds 1999 a.g.v. dit effect met 400 toegenomen. Deze groei is met name gerealiseerd in periode 2004-2007. De groei is met name in de sectoren vrijetijdsbesteding, horeca, culturele en recreatieve dienstverlening, persoonlijke dienstverlening en voor een zeer klein deel detailhandel. 1.
Verdringingseffect 45
Bron: R.Ponds, G.Marlet en C.Woerkens van de Rijksuniversiteit Groningen In Delft is per laagopgeleide inwoner behorend tot de beroepsbevolking meer dan 1,5 baan beschikbaar. Toch blijven door de verdringing de laagopgeleiden de meest kwetsbare groep op de arbeidsmarkt. In Delft vinden twee soort van verdringing plaats: Door de regio en door werkenden met hogere opleiding. vanuit de regio: Deze verdringing komt doordat in regio, met name Rotterdam en Den Haag, veel laagopgeleiden zijn t.o.v. het aantal banen voor laagopgeleiden. Deel van deze mensen werkt in Delft. Effect hiervan is dat voor Delftse laag- opgeleide in Delft de baanbeschikbaarheid met 0,33 terug wordt gebracht tot 1,17. Door beter opgeleiden: Door onvoldoende beschikbaarheid van banen voor middelbaar- en hoger opgeleiden betrekt een deel van deze mensen werk dat onder hun niveau is en verdringt zo de lager opgeleiden. Hierdoor wordt de baanbeschikbaarheid teruggebracht met 0,52 baan per lageropgeleide inwoner, wat voor de Delftse lageropgeleide inwoner een feitelijke baanbeschikbaarheid oplevert van 0,65 baan.
46
Deel 4 Capita Selecta f.
Studenten
Aantal studenten per gemeente (periode 2012-2013) NB In 2014 Delft door grens 20.000 Aantal studenten
Aantal per 1000 inw. 15-64 jaar
Groningen Enschede Nijmegen Wageningen Utrecht Amsterdam Delft Leiden Rotterdam Eindhoven Tilburg Maastricht 0
20000
40000
60000
0
100
200
300
Aantal kennisinstituten Delft 2e plaats in NL (Na Amsterdam) met 11 instituten. In de Zuidvleugel totaal 30 instituten op een totaal van 93 in geheel Nederland
TU Delft De TU Delft leidt al sinds 1842 ingenieurs op. De oudste en grootste technologische universiteit van Nederland heeft een uitstekende reputatie. Bovendien staat de TU Delft vaak hoog in internationale ranglijsten. De meer dan 20.000 studenten en 4.500 medewerkers van de TU Delft komen dan ook van over de hele wereld. 47
De goede reputatie bij studenten en wetenschappers leidt er toe dat nieuwe technologieën en producten daadwerkelijk de markt bereiken. MAATSCHAPPPELIJKE VRAAGSTUKKEN De TU Delft doet fundamenteel en toepassingsgericht onderzoek naar oplossingen voor grote maatschappelijke vraagstukken, van nu en van de toekomst. Bij dat onderzoek geeft de TU Delft extra aandacht aan de belangrijke thema’s van dit moment: energie, infrastructuur, mobiliteit, leefomgeving en gezondheid. Dat zijn thema’s die over landsgrenzen en vakgebieden heengaan. De TU Delft werkt daarin samen met (inter)nationale universiteiten en onderzoeksinstellingen. ONDERNEMERSCHAP Onderzoeksresultaten moeten niet op de plank blijven liggen, maar ten goede komen aan de maatschappij. De TU Delft onderhoudt daarom ook nauwe contacten met overheden en bedrijven. Ook stimuleert de TU Delft heel actief het ondernemerschap. Hogeschool Inholland Delft De Delftse vestiging betreft een kleine hogeschool met 1200 studenten en circa 100 medewerkers. Een uniek opleidingenaanbod, midden in de Randstad. Inholland Delft levert afgestudeerden af waar het werkveld, nationaal en internationaal, om zit te springen. Dat zijn de belangrijkste kenmerken van Hogeschool Inholland Delft. Zowel binnen het onderwijs als vanuit de lectoraten wordt ruime aandacht besteed aan de maatschappelijke vraagstukken. Studenten worden al tijdens hun studieperiode ingezet bij huidige vragen vanuit bedrijfsleven en overheid. De managers van de toekomst worden uitgedaagd om te komen tot 'out of the box- oplossingen'. Daarbij wordt rekening gehouden met huidige en toekomstige maatschappelijke vraagstukken. Globalisering Door de toenemende globalisering en het steeds groeiende internationale werkveld is Hogeschool Inholland Delft de samenwerking aangegaan met diverse buitenlandse universiteiten. Door deze samenwerkingsvorm komen studenten in aanmerking voor een double degree; een diploma van de universiteit uit het moederland en een diploma van Hogeschool Inholland. Composietenlab Oude materialen vernieuwen en nieuwe ontwikkelen. Het Composietenlab van Hogeschool Inholland Delft heeft een Research& Development afdeling waarbij ligt de focus op verzelversterkte kunststoffen, die een duurzame en lichtgewicht oplossing kunnen bieden in een breed scala van toepassingen in de maritieme-, luchtvaart- of bouwsector. De Haagse Hogeschool
48
De Haagse Hogeschool vervult op het terrein van technisch hoger beroepsonderwijs als kenniscentrum een toonaangevende regionale rol. Door bundeling van krachten en samenwerking biedt De Haagse Hogeschool een breed techniekaanbod voor een grote regio. Met de TU Delft werkt de Haagse Hogeschool nauw samen. Hightech In de werkomgeving van Delft ligt de nadruk op de verbinding van de uitkomsten van universitair onderzoek met praktische toepassingen, zowel voor de grotere bedrijven als van het MKB. De leeromgeving is hightech en door de fysieke aanwezigheid op de campus van de TU Delft is er sprake van een hoogwaardige technologische context. Het bevordert de verbinding tussen talentontwikkeling, belevenis en binding. De studenten krijgen op de Haagse Hogeschool de gelegenheid hun individuele talenten te ontwikkelen en doen in hun studie ervaringen op die belangrijk zijn voor hun privé- en beroepsleven. Zij voelen zich betrokken bij hún opleidingsinstituut. Haagse Hogeschool loopt voorop in duurzaamheid. Ze zijn een innovatieve school en nemen veel initiatieven op het gebied van duurzaamheid. Wanneer je zetelt in één van de meest duurzame hogeschool gebouwen, vormt duurzaamheid allesbehalve een abstract verhaal. De leerlingen onderzoeken voor het bedrijfsleven en de gemeente vele mogelijkheden. Samenwerken is immers van groot belang voor het creëren van duurzame oplossingen en initiatieven. UNESCO-IHE Het UNESCO-IHE Institute for Water Education in Delft is de grootste internationale academische onderwijsinstelling ter wereld op het gebied van water. Het instituut verleent volledig geaccrediteerde masterdiploma's, en doctorsgraden in samenwerking met partners in Nederland. Sinds 1957 heeft het instituut academisch onderwijs gegeven aan meer dan 14.500 waterprofessionals uit meer dan 160 landen, voor het overgrote deel ontwikkelingslanden. De missie van UNESCO-IHE is een bijdrage leveren aan het opleiden en trainen van waterprofessionals, kennis vergroten door middel van onderzoek, en de capaciteit van organisaties, kenniscentra en instituten versterken. UNESCO-IHE richt zich met name op projecten, organisaties en instituten binnen de sectoren water, milieu en infrastructuur in ontwikkelings- en overgangslanden. De vraaggestuurde onderzoeksactiviteiten van het instituut zijn met name gericht op het vergroten van de kennis op het gebied van water en ontwikkeling. Het instituut besteedt aandacht aan de grote problemen en uitdagingen waarmee veel ontwikkelingslanden te maken krijgen. Een van de sterkste punten van het instituut is dat het nauwe banden onderhoudt met de ontwikkelingslanden. Daardoor is het mogelijk om de vinger vrijwel voortdurend aan de pols van de praktijk te houden, wat van belang is omdat de 49
waterproblematiek in ontwikkelingslanden steeds om nieuwe en innovatieve oplossingen vraagt. Ontwikkeling van capaciteit UNESCO-IHE wil de opleidingen van universiteiten en onderzoeksinstituten ondersteunen en tegelijk de kennis en capaciteit uitbouwen van ministeries en andere organisaties binnen de watersector in Afrika, Zuid-Amerika and Azië/het Pacifisch gebied. Dat doen we door middel van praktijkopleidingen voor waterprofessionals, netwerken voor opleidingen op het gebied van water, gezamenlijk onderzoek, beleidsadviezen, leren op afstand en e-learning, deelname aan innovatieve projecten en het faciliteren van kennisuitwisseling MBO Delft realiseert een compleet technisch onderwijsaanbod op alle niveaus. Niet alleen op hbo en universitair niveau wordt technisch geschoold personeel gevraagd. Juist in de uitvoering zijn goed geschoolde mensen belangrijk. Daarom zijn nieuwe mboopleidingen technologie daarvoor in ontwikkeling. Deze opleidingen worden gevestigd op de TU campus en zijn speciaal toegesneden op behoeften van de regionale clusters innovatieve bedrijven in de clean tech, Greenport en medische technologie. Zo bieden het ROC Mondriaan en Wellantcollege twee technische opleidingen op MBO 4niveau: Green Tec (Wellant) Mechatronica Green Tec Green Tec is een opleiding met een unieke combinatie van ‘techniek en groen’, gericht op techniek in de moderne tuinbouw- en toeleveringsbedrijven. De opleiding gaat uit van de toonaangevende rol die de Nederlandse Agrosector speelt op de nationale en internationale wereldmarkt. De vakken als mechatronicam energietechniek, klimaatregeling, automatisering, robotisering, logistiek, bedrijfsvoering zijn onder andere te volgen. Voor de opleiding wordt samengewerkt met ROC Mondriaan, Hogeschool Inholland en de Haagse Hogeschool. Mechatronica Mechatronica is een opleiding waardoor je een allround technicus en een systeemdenker wordt. Zonder mechatronica kunnen we niet beschikken over vele apparaten die ons leven lichter en makkelijker maken en die een belangrijke rol spelen bij de zorg voor ouderen of gehandicapten. Meer en meer bepaalt mechatronica dus ons alledaags leven. Mechatronica is veelal de combinatie van werktuigbouwkunde, elektrotechniek en informatica.
50
Deel 4 Capita Selecta g.
Delftse participaties
Innovation Quarter Missie van Innovation Quarter is het stimuleren van economische vernieuwing en groei van de regio en het versterken van de positie en de internationale concurrentiekracht. Innovation Quarter heeft drie kerntaken: 1. Marketing & acquisitie: positioneren, profileren, branden en promoten van de regio en het werven van passende bedrijven, uit drie speerpuntgebieden: a. Clean technology: Biobased economy, Water en Deltatechnologie, Infra en mobiliteit, Duurzaam bouwen; b. Life sciences & health; c. Safety & security. Met daarbij als ondersteunende technologie: High Tech, ICT en Greenport 2. Ontwikkeling & innovatie: initiëren, aanjagen en ontwikkelen van structuurversterkende programma’s en projecten. 3. Participatie & financiering: financieringsmogelijkheden bieden aan innovatieve bedrijven met groeipotentie en structuurversterkende projecten. Delft Technology Partners Delft Technology Partners richt zich op het: 1. Binnenhalen en behouden : One-stop-shop voor huisvesting van innovatief MKB en kennisinstellingen, zowel zittend als nieuw. 2. Behouden en faciliteren : Gezicht, organisator en aanspreekpunt van het TICnetwerk, de Delftse Triple Helix. 3. Faciliteren en verbinden : Steunpunt voor projecten en initiatieven uit het TICnetwerk. 4. Vermarkten : Organisator van marketing en communicatie van Delft als stad van Technologie en Innovatie. 5. Verbinden met IQ : Aanspreekpunt en contactpunt voor Innovation Quarter. Clean Tech Delta Clean Tech Delta is een markt gedreven coöperatieve vereniging van internationaal opererende bedrijven, kennisinstellingen en lokale overheden. Bedrijven, kennisinstellingen en overheden tonen commitment, bundelen krachten en werken samen aan een gemeenschappelijke ambitie: economische versterking door een groei naar een cluster met 4.000 bedrijven, 50.000 banen en een top 3 positie als kennis- en innovatieregio in Europa in 2020. De bedrijven nemen het initiatief voor het ontwikkelen van nieuwe business. Overheden faciliteren de samenwerking. Door de regio als proeftuin in te zetten kunnen toegepaste 51
technologieën getest, opgeschaald en vermarkt worden. Clean Tech Delta is actief op o.a. de gebieden biobased economy, duurzame energie en water- en deltatechnologie. Extra focusgebieden zijn infrastructuur en mobiliteit, duurzame gebouwen en stedelijke ontwikkeling. Medical Delta In de Medical Delta-regio werken in de regio Rotterdam–Delft–Leiden wetenschappers, ingenieurs, medici, ondernemers en lokale overheden nauw samen aan oplossingen voor duurzame zorg. De partijen brengen elk hun eigen expertise in met als doel een bijdrage te leveren aan een vitale samenleving door middel van medische technologie, zorg en levenswetenschappen. Het Medical Delta consortium heeft een ambitieus programma opgesteld met als doel te komen tot het versterken van de kennisinfrastructuur, kennisoverdracht naar het bedrijfsleven, onderwijs en internationale profilering van de regio en het aantrekken van investeringsmiddelen. De Medical Delta-organisatie ondersteunt hen door verbindingen te leggen en naar geschikte vestigingslocaties te zoeken. Medical Delta speelt een belangrijke rol in het Europese consortium InnoLife, dat de call voor de KIC ‘Health’ won. De komende zeven jaar mag InnoLife als ‘Knowledge and Innovation Community’ gaan werken aan innovatieve producten en diensten op het gebied van gezond leven en actief ouder worden. Ook onderwijs wordt een belangrijke component: een miljoen studenten zullen vanaf 2018 aan online onderwijsprogramma’s gaan deelnemen. In InnoLife participeren meer dan 140 vertegenwoordigers van bedrijven, universiteiten en onderzoeksinstituten uit 14 EU-landen. Rotterdam fungeert met Medical Delta als co-locatie voor Nederland en België. Het InnoLife consortium heeft onder andere de volgende doelen: 90 nieuw producten/diensten per jaar 70 start-ups per jaar In het eerste jaar 80 nieuwe business ideeën groeiende naar 140 per jaar in 2018.
Holland Instrumentation Holland Instrumentation heeft het initiatief genomen om de binding tussen bedrijven, onderwijs en overheid te versterken in de overtuiging dat er enorme kansen liggen voor verdere groei. De stichting bouwt aan het netwerk van bedrijven, kennisinstellingen, opleidingen, investeerders en overheden die zich op hightech richten. Doel is de hightech omzet en export in tien jaar tijd te verdubbelen door meer en betere samenwerking en door het wegnemen van obstakels voor innovatie. Holland Instrumentation haakt aan bij de beweging in Nederland van Smart Industry 4.0. Deze ontwikkeling biedt veel kansen voor de industrie mede door de sterke positie van Nederland in design, systeemontwerp en logistiek. In navolging van het Duitse programma ‘Industrie 4.0′, is er nu het Nederlandse initiatief ’Smart Industry – Dutch Industry fit for the future’. Op 7 april 2014 is deze industriële verkenning aangeboden aan premier Rutte. In het rapport staat het advies een agenda op te stellen die de volgende punten aanpakt: 52
Versneld ontwikkelen en toepassen van nieuwe producten, productietechnologieën en businessmodellen op basis van reeds beschikbare kennis: ‘New business with Smart Industry’. Bevordering van cross-sectorale kennisontwikkeling en –overdracht: ‘New knowlegde with impact for Smart Industry’. Meer kennis en vaardigheden van de werknemers. De arbeidsmarkt vraagt om ‘New skills for Smart Industry’. Het scheppen van de juiste randvoorwaarden voor de ondersteuning van de Smart Industry-revolutie zoals een excellente ict infrastructuur.
Holland Instrumentation, InnovationQuarter, TNO, KvK en de gemeenten Delft, Rotterdam en Den Haag ondersteunen dit initiatief en stellen momenteel een agenda op voor deze regio.. YES!Delft YES!Delft is het ondernemerscentrum dat technisch ondernemerschap uitdraagt en in alle levensfasen ondersteunt. Het centrum stimuleert en ondersteunt technologische start-ups om vooraanstaand te worden in hun sector. Door ondersteuning in de vorm van coaching, kennis en het bieden van een ambitieuze community waar ondernemers, investeerders en coaches samenkomen. In 10 jaar heeft YES!Delft meer dan 135 technische innovatieve bedrijven voortgebracht en is daarmee uitgegroeid tot een van Europa’s meest succesvolle incubators. Een deel van dat succes wordt verklaard door de strenge selctie en dus de hoge kwaliteit, en de intensiteit van het incubator programma. De meeste start-ups behoren tot de categorieën Cleantech, Industrial Solutions, Medtech en ICT. Bouwcampus De Bouwcampus is een initiatief van Rijkswaterstaat, Rijksvastgoedbedrijf, Bouwend Nederland, TU Delft, de G4- en de G32-gemeentes om bij te dragen aan vernieuwing van de gehele bouwsector, zowel op gebied van woningbouw, utiliteitsbouw, infrastructuur als openbare ruimte. Met De Bouwcampus geeft de sector gezamenlijk richting aan de vernieuwingsagenda van de Nederlandse bouwsector. De centrale vraag voor de Bouwcampus is hoe het kennisniveau van de verschillende spelers in de bouw op een dusdanig niveau ontwikkeld wordt zodat ze beter in kunnen spelen op veranderende omstandigheden. De Bouwcampus fungeert zowel fysiek als virtueel als expeditieleider voor opdrachtgevers, opdrachtnemers en kennisontwikkelaars in praktijkgerichte pilots en experimenten. Door open innovatie en co-creatie wordt gestreefd naar een optimaal samenwerkende sector. BioDelta Zuid-Holland Zuid-Holland heeft de ambitie om een mondiale topregio te worden op het gebied van biobased. Deze ambitie heeft zich vertaald in de economische Agenda Zuidvleugel waar biobased economy is opgenomen als één van de speerpunten. De provincie Zuid-Holland is bestuurlijk trekker van dit thema en heeft in samenspraak met bedrijven, kennisinstellingen en andere overheden het platform BioDelta Zuid-Holland opgericht. Dit om bedrijven te ondersteunen in de transitie naar de biobased economy. Er wordt ingezet op twee speerpunten: 53
54
groene bouwstenen voor de chemie hoogwaardige inhoudsstoffen uit de tuinbouw.
Deel 4 Capita Selecta
h.
Effecten voor de regio (Louter)
Zie aparte bijlage
55
Deel 4 Capita Selecta i.
Business case
De huidige economische strategie is gestoeld op de verdienmodellen van Delft 1. 2. 3. 4.
Nieuwe bedrijven: starters en acquisitie Groeiers, business development en dienstverlening Toeristen, voorzieningen Koopkracht, bind de kenniswerker
Vanuit het beleidsterrein Economie investeren we in IQ Marketing en Acquisitie, DTP en de bedrijfsverzamelgebouwen in Delft, waaronder de uitbreiding van YES!Delft. We zetten in op dienstverlening en accountmanagement en investeren in het innovatief vermogen van het MKB door specifiek ondernemers te stimuleren kennis te nemen van het aanbod van kennis van de Delftse Kennisinstellingen. Verder heeft IQ als taak om business development aan te jagen in de regio. We zetten in op toeristen als klanten voor horeca, detailhandel en een aantal van de voorzieningen in de binnenstad. Hiermee realiseren we kwantitatief en kwalitatief een groter horeca en detailhandel dan een gemiddelde stad van 100.000 inwoners. We zetten in op het binden van talent aan de stad, door in ontwikkelingen van woningen prominenter in te zetten op woningen voor starters op de woningmarkt en kenniswerkers. Werkgelegenheid Specifiek aandachtpunt in deze collegeperiode is het realiseren van duurzame werkgelegenheid op alle niveaus. Samenvatting huidige inspanningen vanuit economie:
56
doorlopende leerlijn/high tech center ondernemerschapsonderwijs verhogen van het innovatief vermogen MKB Centre of expertise biobased Netwerken kenniseconomie gebruiken voor social return. Faciliteren van starters (Yes!Delft) Inzet op Smart Industry
Deel 4 Capita Selecta j.
Prestatieafspraken
Hieronder gaan we in op de motie prestatieafspraken kenniseconomie zoals de gemeenteraad die bij de begroting 2015 – 2018 aangenomen heeft. De motie stelt dat Delft eisen mag stellen aan bedrijven die gebruik maken van kenniseconomie investeringen en draagt het college op:
Bedrijven die gebruik maken van de investeringen in de kenniseconomie per juli 2015 te binden aan prestatie indicatoren die bijdragen aan de lokale economie en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daarbij bestaande contracten te respecteren.
De motie noemt als mogelijke prestatie indicatoren die bijdragen aan de lokale economie en maatschappelijk verantwoord ondernemen Bevorderen lokale economie 1. Binnen de regio verworven arbeidskrachten van laag en hoog opleidingsniveau 2. Werknemers verworven vanuit Werkse! Toepassen techniek en innovaties in de stad/regio 1. Pilots 2. First customers 3. Field labs Onderwijs 1. Stagiaires 2. Educatieve programma’s op basis en middelbare scholen Bevorderen lokale economie Op Rijksniveau, in het sociaal akkoord van april 2013, titel “Perspectief voor een sociaal én ondernemend land: uit de crisis, met goed werk, op weg naar 2020”, hebben werkgevers en het Rijk afspraken gemaakt over arbeidsmarkt en werk. Op Rijksniveau is er vooralsnog voor gekozen om voor dit onderwerp geen dwingende wetgeving op te leggen met quota, maar voor afspraken in een sociaal akkoord. Deze lijn is regionaal binnen Haaglanden met het Werkbedrijf Haaglanden ook zo ingezet. Het Werkbedrijf Haaglanden is een samenwerkingsverband van bestuurlijke vertegenwoordigers namens de vijf gemeenten, het UWV, werkgevers en vakbonden. In de landelijke Werkkamer is afgesproken dat juist deze partijen vanaf 1 januari 2015 de Banenafspraak in de regio vorm geven, ieder vanuit een eigen rol en verantwoordelijkheid. 57
Gemeenten, UWV en sociale partners werken overigens al ruim 10 jaar samen binnen het Regionaal Platform Arbeidsmarkt (RPA) Haaglanden. Het nieuwe Werkbedrijf plukt de vruchten van deze samenwerking. Zo is de regionale werkgeversdienst-verlening binnen deze structuur tot stand gekomen. Waar mogelijk wordt verder gebouwd op samenwerkingsverbanden die hun waarde hebben bewezen. De conclusie is dat regionaal afspraken gemaakt zijn over de uitvoering van het Sociaal Akkoord door te binden en niet te dwingen. Delft doet daar vol aan mee. Ondertussen in Delft In Delft spelen hieromtrent de volgende zaken: monitoring op macro niveau, social return bij subsidiëring en activiteiten van Werkse! bij grote werkgevers. Monitoring De inspanningen die de gemeente verricht in de (kennis-)economie komen in principe ten goede aan alle bedrijven in Delft. We hebben er daarom voor gekozen om in het meetbaar bestuursprogramma en de Programmabegroting 2015 op macroniveau te monitoren hoe het gaat met de economie in het algemeen en met de kenniseconomie in het bijzonder, in Delft. Dat doen we door het aantal werknemers te monitoren op basis van arbeidsmarktstatistiek. De inspanningen van Werkse! om bij kennisintensieve bedrijven en instellingen mensen te plaatsen worden eveneens gemonitord. Social return Verder merken we op dat een aantal zaken reeds geïmplementeerd is in het huidige beleid. Zo wordt in het geval dat één specifiek bedrijf of instelling subsidie ontvangt t.b.v. activiteiten die bijdragen aan de beleidsdoelen van de gemeente, vindt (sinds jaar en dag) honorering plaats na vaststelling dat de activiteit o.a. bijdraagt aan de lokale economie en wordt een tegenprestatie gevraagd op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. De gemeente hanteert de zogenoemde 5%-regeling social return. Dit houdt in dat de prestatieafspraak wordt gemaakt dat 5% van het subsidiebedrag besteed wordt aan de doelstellingen van social return, zoals geformuleerd in het Beleidskader Subsidies. De genoemde mogelijke prestatie indicatoren die bijdragen aan de lokale economie en maatschappelijk verantwoord ondernemen, spelen daarbij een belangrijke rol. De activiteit die bijvoorbeeld YES!Delft verricht in het kader van Social Return is dat ze twee personen van Werkse! In dienst heeft genomen. Werkse! Het werkbedrijf van Delft Werkse! begeleidt kandidaat-werknemers met meer of minder afstand tot de arbeidsmarkt naar een plaats op de reguliere arbeidsmarkt. Werkse! is de verbindende schakel daar waar vraag en aanbod op de actuele arbeidsmarkt elkaar niet 'vanzelf' vinden. 58
Werkse! heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in netwerken van (kennisintensieve) bedrijven zoals de TU Delft, DSM en 3M (naast IKEA, Makro en RdGG) om mensen te plaatsen en boekt daar ook successen. Toepassen techniek en innovaties in de stad/regio In het Transitiefonds is ervoor gekozen in te zetten op de duurzame transitie van de economie. In de projecten passen bedrijven en instellingen techniek en innovaties toe in stad en regio. Als voorbeelden noemen we hier Flood Proof Holland (demonstratie-site van innovatieve waterkeringen) en PPF (pakket Post per Fiets, met innovatieve bakfietsen). Onderwijs Het bedrijfsleven in Delft is op verschillende manieren aangesloten op stages en educatieve programma’s op basis en middelbare scholen. Binnen de Stichting Onderwijs Bedrijfsleven worden afspraken gemaakt. Conclusie Een aantal zaken die in motie genoemd worden, wordt reeds opgepakt. De genoemde mogelijke prestatie-indicatoren worden of al bijgehouden op macro niveau en sommige op individueel bedrijfsniveau. Afspraken met werkgevers om ze binden aan prestatie indicatoren die bijdragen aan de lokale economie en maatschappelijk verantwoord ondernemen, zijn voor wat betreft 1. de binnen de regio verworven arbeidskrachten en 2. werknemers verworven vanuit Werkse! , gemaakt in het Regionaal Werkbedrijf. Andere genoemde zaken zoals samenwerken met lokale bedrijven, pilots, first customers en field labs, stagiaires en educatieve programma’s zijn zaken die we stimuleren vanuit diverse programma’s, netwerken en gremia en komen aan de orde tijdens bedrijfsbezoeken e.d. Zodra we subsidies verstrekken, passen we de zogenoemde 5%-regeling social return regels toe.
59
Deel 5
Economische Agenda Zuidvleugel 2012 – 2015 (uitvoeringsprogramma)14 Gericht keuzes maken om de concurrentiepositie van de Zuidvleugel te bevorderen, bij te dragen aan het managen van de economische transitie en de Zuidvleugel te positioneren als EU topregio. Boodschap: De Zuidvleugel is de kurk waar de nationale economie op drijft. Beschikt over een aantal zeer krachtige, internationaal concurrerende sectoren waarmee de regio een belangrijke bijdrage levert aan de economie van Nederland. Bovendien hebben de meeste van de topgebieden hun kern in de Zuidvleugel. Het Haven Industrieel Complex in Rijnmond en Drechtsteden, de Greenports, het Haagse cluster van vrede, recht en veiligheid, de Life Sciences & Health en het water- en deltatechnologische cluster in Delft, Rotterdam en de Drechtsteden zijn allemaal beeldbepalende sectoren, die leidende posities innemen in internationale groeimarkten. Zuidvleugel beschikt over krachtige stedelijke centra waar zich grote concentraties van zakelijke dienstverlening bevinden, onder andere op het gebied van ICT en telecom, pensioenen en verzekeringen en havengerelateerde zakelijke diensten. De diversiteit van de economie is basis onder de vernieuwing van de economische structuur. Trends: Bedrijven en kennisinstellingen zijn niet gebonden aan bestuurlijke en administratieve grenzen. Daarom is een open blik naar buiten noodzakelijk. Vereist is het zoeken naar en versterken van de functionele verbanden met andere steden en regio’s binnen en buiten Nederland. Doelen: Gezamenlijke inzet, want ‘ Business als usual’ is geen optie. Bedrijven en kennisinstellingen begrijpen dit, maar hebben de overheid nodig in het op orde brengen en houden van de uitgangspositie. Er wordt ingezet op 4 pijlers
Haven Industrieel complex Verduurzaming greenport Campusontwikkeling en kennisvalorisatie Groei kennisintensieve en zakelijke dienstverlening
door stimuleren van innovatie en duurzaamheid van de (11) topsectoren. Om de actie focus en uitvoeringskracht te geven zijn rond de vier pijlers 22 projecten geformuleerd.
14
In nov. 2011 door Buck Consultants opgesteld, onder verantwoordelijkheid van het bestuurlijk Platform Zuidvleugel
60
Pijler Haven Industrieel complex
Transitie greenports
Campusontwikkeling
Kennisintensieve zakelijke diensten
Project 1. Plant One continueren 2. Samenhangende aanpak Biobased Economy 3. Projecten Topteam Water 4. Projecten Maritieme Industrie 5. Investeringen in bereikbaarheid (corridor) 6. Maritieme Campus 7. University College 8. Continueren Ecoshape 9. Transitie Greenports Kenniscentrum Plantenstoffen 10. Fieldlab Glastuinbouw 11. Greenrail terminal 12. Centrale as Westland 13. Greenport onderwijs 14. Campusontwikkeling Versterken en samenwerking incubator programma's 15. Open innovatie omgevingen Medtech 16. Proeftuinen Medical Delta 17. Biotech Park Delft 18. Versterking campussen in Leiden, Delft, Rotterdam en Den Haag 19. Versterking organisatie Medical Delta 20. Kennisintensieve zakelijke diensten Crosssectorale ITapplicaties 21. Concept Veiligheidshuizen in viertal marktsegmenten uitbouwen 22. Business Services Network voor internationale kantoren
61
Roland Berger 2011 adviesrapport Zuidvleugel, de topregio van Nederland “De Zuidvleugel beschikt over een aantal zeer krachtige internationale concurrerende sectoren waarmee de regio een cruciale bijdrage levert aan de economische prestaties van de BV Nederland.” “Om deze te benutten is het vooral zaak om het innovatiepotentieel in de Zuidvleugel te gebruiken. Het adviesrapport benadrukt het belang van de diversiteit aan economische activiteiten in de regio als bron van vernieuwing en nieuwe economische bedrijvigheid. Opkomende sectoren kunnen met hun kennis en expertise een belangrijke rol spelen in de vernieuwing van traditionele sectoren zoals Chemie, Energie, Greenports en Logistiek. Nieuwe sectoren als Cleantech en Life Sciences zijn vaak op zoek naar kapitaal, massa en een markt om hun kennis te kapitaliseren.” Om gevolg te geven aan de aanbevelingen uit het adviesrapport is door de zuidvleugelpartners actieprogramma Kiezen voor diversiteit opgesteld. Dit programma is gericht op het aanjagen van innovatie en verduurzaming in de negen meest kansrijke sectoren van de Zuidvleugel, het wegnemen van belemmeringen voor een verdere groei van deze sectoren en het stimuleren van kruisbestuiving. Daartoe zijn per sector prioritaire opgaven (schaalsprongen) in beeld gebracht voor de komende vier jaar Inschatting bandbreedte marktgroei Zuidvleugel afhankelijk van ambitie
Effect economische agenda Zuidvleugel topregio ambities in 2020
62
63
De Weerbare Regio Ruimtelijk-economisch beleid in de Zuid-Hollandse kenniseconomie15 Hoofdvraag onderzoek is: ‘welk ruimtelijk en economisch instrumentarium kan de provincie inzetten om te komen tot meer weerbaarheid en kansen voor vernieuwing en groei?’ bij beantwoording is gezocht naar een ontwikkelingsstrategie die van alle tijden is. Boodschap
Er is reden tot zorg. Enkele van de belangrijkste clusters groeien nog wel (hard) in productiviteit, maar minder in vernieuwing en werkgelegenheid. De ZH economie kent weliswaar nieuwe, innovatieve sectoren maar die wegen in groei en vernieuwingskracht niet op tegen de status quo van grotere sectoren die aan het eind van hun clusterlevenscyclus zijn beland. Dit heeft voor de lange termijn een negatieve weerslag op de groeikracht en weerbaarheid van de regio. Diversificatie naar groeisegmenten is een goede strategie; inclusief het aantrekken van de bij deze segmenten behorende buitenlandse investeringen. Doelen: Komen tot een betere internationale concurrentiepositie van de Zuid Hollandse Clusters, gebaseerd op (her)waardering van het provinciale en ruimtelijke beleidsinstrumentarium. De regionale concurrentiepositie wordt vaak beschouwd als het vermogen van een regio om bedrijven met een stabiel of stijgend marktaandeel aan te trekken of te behouden. Hierdoor ontstaat een hogere welvaart voor de bevolking in de betreffende regio. Onderstaande figuur laat zien welke aspecten hierbij een rol spelen.
15
Rapport uit dec. 2012 is opgesteld prof. dr. Frank van Oort, Universiteit van Utrecht, in opdracht van provincie Zuid-Holland en is deelrapport uit onderzoekstraject ‘Weerbare Regio’. De twee andere deelrapporten zijn ’Skill-gerelateerdheid in de arbeidsmarkt van de provincie Zuid-Holland’ en ‘De strijd om kapitaal’, internationale netwerkpositie en ruimtelijke neerslag van directe buitenlandse investeringen in ZuidHolland.’
64
Uit het piramidemodel van de ‘regionale concurrentiepositie’ blijkt dat een focus op kennis economie (menselijk kapitaal, innovatie en R&D), buitenlandse investeringen en agglomeratievoordelen (door dichtheid, toegankelijkheid en bereikbaarheid) een goed uitgangspunt is voor lange-termijn economische weerbaarheid van Zuid-Holland. Kansen voor vernieuwing en groei Kansen voor vernieuwing en groei doen zich voor door een diversificatie-aanpak te hanteren (in tegenstelling tot specialisatie aanpak) door in te zetten op activiteiten die gerelateerd zijn aan de huidige specialisaties. Zuid-Holland kent een groot aantal (relatief kleine) kennis- en skill-gerelateerde sectoren die aansluiten bij de bestaande sterke clusters en de reeds prominent aanwezige skills (onderzoek, dienstverlening, ICT en ontwerp & techniek) en die tot kruisbestuiving kunnen leiden: financiële dienstverlening, creatieve industrieën, vliegtuigbouw, hoofdkantoren, optische industrie, medische apparaten en duurzame energie. Skill-gerelateerdheid De aanwezigheid van skill-gerelateerde bedrijfstakken in een regio heeft drie voordelen. 1. Ten eerste biedt goede inbedding in de lokale arbeidsmarkt een bedrijfstak toegang tot een beroepsbevolking met relevante vaardigheden. Doordat zij deze beroepsbevolking deelt met andere bedrijfstakken, ontstaan er schaalvoordelen (bijv in het opleiden). 2. Ten tweede kan economische tegenspoed in een bedrijfstak worden gecompenseerd door groei in skill-gerelateerde bedrijfstakken. Door uitwisselbaarheid van hun werknemers, kunnen groeiende bedrijfstakken de ontslagen werknemers in dienst nemen, zonder dat dit met grootschalige vernietiging van menselijk kapitaal gepaard gaat. 3. Ten derde is het potentieel voor kennisuitwisseling tussen gerelateerde bedrijfstakken groot. Dit maakt skillgerelateerde bedrijfstakken complementair in innovatieprocessen. De face-to-face communicatie die nodig is bij innovatie samenwerking, is op lokaal niveau eenvoudiger te coördineren dan op grote afstand
65
Randstadmonitor 2012 (TNO, in opdracht van Ministerie van I&M; December 2012) Monitor van top 20 van Europese grootstedelijke regio’s , die periodiek wordt uitgevoerd. Dit rapport is de 8e editie. De Randstad Holland wordt op een serie thema’s / variabelen vergeleken met 19 andere regio’s. Tweede deel van het rapport zoomt in op de Randstad zelf: vergelijking met Nederland, onderlinge vergelijking van de Randstaddelen / metropoolregio’s, grote steden. Boodschap: De Randstad heeft enerzijds een groeivoorsprong op het Nederlands gemiddelde, maar ten opzichte van de andere regio’s is de groei behoorlijk trager. Dit wordt het duidelijkst als naar de groeiherstel in periode 2009-2011 wordt gekeken. Met name Stokholm, Berlijn, Praag, Ruhrgebied herstelden krachtig (> 4%). Dublin, Madrid en Barcelona (de sterkste groeiers van voor 2007) zijn juist sterk teruggevallen. Trends: Heel veel trends blijken uit het rapport. De volgende zijn saillant: Wij hebben i.t.t. veel andere regio’s vooral last van de vastgelopen woningmarkt, de zeer hoge particuliere hypotheekschuld en de stagnerende bouwsector. Wij hebben ook last van de herstructurering van de financiële sector. Banken geven in NL minder uit aan de toeleverende diensten en zijn minder ruimhartig met krediet Europese trend is dat het gezamenlijk brp van de 20 topregio’s voortdurend sneller toeneemt dan het ‘bEUp’ van de EU27. (De recente cijfers (2011) zijn € 3.461 mld voor de topregio’s en € 11.315 mld van de EU27 als totaal ,vgl.: Randstad 241 en heel NL 529 mld) Cijfers en rangorde Randstad Holland (2011) < NB rapport bevat veel meer cijfers!>: o o o o o o o o o o o o o o o o o
Bruto regionaal product: Regionale econ. groei: Werkgelegenheid: Werkgelegenheid groei: Arbeidsproductiviteit: Arb. prod. groei: Bevolkingsomvang: Bevolkingsgroei: Brp per inwoner: Groei brp per inwoner: Particip. beroepsbev.: Ber.bev. hoger opgeleid: Werkloosheid: R&D uitgaven: Patenten per mln inw.: Werkz. in kennissector: Leegstand kantoren:
241, 2 mld 5e regio in EU 1,7% 13e 3,902 mln 4e 0,3% 9e € 80.000/FTE 10e 1,3% 11e 6,98 mln 5e 0,8% 4e € 34.600 10e 0,9% 14e 78,4% 6e 36% 8e 4,4% 19e (dit is dus goed) 1,83% brp 14e 223 (2008) 9e 5,2% 13e 16,2% (A’dam)3e (dit is dus slecht)
In tweede deel van het rapport zijn posities intern Randstad bekeken. Hieruit blijkt dat de Zuidvleugel op aantal aspecten significant slechter scoort dan de Noordvleugel. Wat voorbeelden: 66
o o o o o
Netto participatiegraad: Werkloosheid: Groei brp in 2009-11 Arbeidsproductiviteit Brp per inwoner
Randstad 69,3% 5,6% 1,7% € 80.000 € 34.600
Noordvleugel 72,2% 5,2% 1,9% € 81.200 € 37.400
Zuidvleugel 66,6% 6,1% 1,4% € 78.600 € 31.800
67
The Entrepeneurial State - Mariana Mazzucato The role of the state in fostering long-run innovation led economic growth (2014) (152p.) Boodschap: In dit boek wordt aan de hand van academische literatuur nieuwe conclusies getrokken over de rol van overheden in het tot stand brengen van innovaties. Mazzucato beschrijft de ondernemende rol die overheden hebben gespeeld in de context van verschillende innovaties, als leidende in plaats van volgende partij. In het boek wordt gepleit voor een proactieve, ondernemende overheid: een overheid die in staat is om risico’s te nemen waar het bedrijfsleven het af laat weten en het beste van de markt aan zich weet te binden. Het boek is voornamelijk gericht op voorbeelden uit UK en US. Aannames uit het boek op hoofdlijnen:
68
Overheden & Kenniseconomie De publieke sector is de leidende partij is (geweest) in de 'kenniseconomie'een economie gedreven door technologische veranderingen, kennisproductie en spreiding. Alle grote technische doorbraken die onze huidige samenleving hebben gevormd zijn ontstaan als direct gevolg van bewust sturende overheden. In bijna alle (technologische) innovaties zitten enorme overheidsinvesteringen. Ongeveer 60% van basisonderzoek wordt door overheden gefinancierd. Worden gedaan door het onderwijs en door de overheid gesubsidieerde onderzoeksinstellingen.
Overheidsinvesteringen waar de markt het laat afweten Volgens Mazzucato hebben overheden een leidende rol in het ontwikkelen (financieren) van nieuwe technologieën waarvan het potentieel nog onderkend wordt door het bedrijfsleven (met andere woorden; waar de markt risicomijdend optreedt). Uit de ontwikkeling van de luchtvaart, kernenergie, computers, internet, biotechnologie, nano technologie en zelfs nu in de groene technologie, is het de overheid en niet de markt die de eerste investeringen doet en een groeimotor ontwikkelt. Als de overheid leidt, volgt de markt vanzelf.
Groene technologie: de volgende revolutie? Groene technologie heeft de potentie om de volgende technologische revolutie te worden en wordt onder de aandacht gebracht door overheden. Het is (met de ervaring uit eerdere revoluties) onrealistisch om te denken dat deze zonder grote overheidsinvesteringen opgeschaald kan worden.
Gewenste rol van overheden in economisch beleid: proactief en missiegedreven De informatie uit het boek wijst er op dat een proactieve rol van overheden gewenst is op het gebied van economisch beleid. De overheid moet
uitdagingen benoemen, missie-gedreven zijn en zo richting geven aan de ontwikkeling van de samenleving.
69
De toekomst van de stad – de kracht van nieuwe verbindingen Raad voor de leefomgeving en infrastructuur – Maart 2014 (212p.) Boodschap: Steden worden steeds belangrijker als ankerpunten van de mondiale economie. In dit advies betoogt de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur dat het noodzakelijk is om in het licht van twee fundamentele ontwikkelingen (dreigend verlies aan verdienvermogen door gebrek aan massa en dichtheid (1) en meer ruimte voor maatschappelijk initiatief (2)) op een fundamenteel andere manier naar concurrentie en samenwerking tussen steden te kijken. In het advies zijn vier ‘essentiële’ opgaven voor de toekomst van de stad verkend: 1. Economie en kennis 2. Stromen van de stad 3. Transformatie en de gebouwde omgeving 4. Openbare ruimte en publiek domein De stedelijke opgaven hangen met elkaar samen en beïnvloeden elkaar. Deze samenvatting heeft betrekking op opgave 1: Economie en kennis. Bevindingen Flexibele samenwerkingsverbanden vergroten het organisatorisch vermogen van een regio Om de economische concurrentiepositie van een regio sterk te houden, moet de traditionele overheidssturing aangevuld worden met samenwerkingsrelaties tussen overheden, ondernemers en kennisinstellingen: de zogenoemde triple helixsamenwerking. Juist partijen buiten de overheid kunnen tijdig herkennen wat er elders gebeurt, zoals marktpartijen en kennisinstellingen. Maar ook nieuwe collectieven van burgers en sociaalondernemers zijn van belang (Quadraple helix). > Door flexibele samenwerkingsverbanden, die kunnen variëren in partijen en gebieden, wordt het organisatorisch vermogen van een regio vergroot. Naast het aanleggen van infrastructuur vormt het aangaan van dergelijke samenwerkingsrelaties, binnen de regio, maar ook met ‘buren’, een belangrijke strategie om de concurrentiepositie te versterken.
Inzetten op borrowed size betekent afstappen van het ‘alles willen hebben in de regio’ Door ‘borrowed size’ - het ‘lenen van de kracht van nabije buren’, waarvoor excellente verbindingen cruciaal zijn, kan een regio profiteren van een afzetmarkt elders, of van specifieke kenmerken van andere regio’s zoals een aanwezige kennisinfrastructuur. Parallel hieraan kan worden ingezet op ‘borrowed quality’, refererend aan ‘geleende’ kwaliteit van de leefomgeving (bijv. culturele voorzieningen of vliegveld). >Als stedelijke regio’s inzetten op het ‘lenen van de buren’ (borrowed size’ of ‘borrowed quality’) betekent dat ook het afstappen van het ‘alles zelf willen hebben in de regio’.
70
>Het inzetten op een realistische economische strategie (contramalstrategie, spelen in de eigen league) vraagt om keuzes van bestuurders die nu nog niet veel gemaakt worden Deelopgaven economie en kennis Er zijn volgens het rapport een aantal deelopgaven voor de stad die aangepakt moeten worden, wil de stad in de toekomst vitaal en veerkrachtig blijven. Dit zijn: 1. Internationale concurrentiepositie: maatwerk, kwaliteit leefomgeving en borrowed size 2. Transitie naar kenniseconomie 3. MKB en de stedelijke en internationale economie 4. Samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden 1. Internationale concurrentiepositie: maatwerk, kwaliteit leefomgeving en ‘borrowed size’ Bevindingen op hoofdlijnen:
Bij de concurrentiepositie van een regio gaat het in dit rapport om zaken waar overheden (en anderen) invloed op uit kunnen oefenen, zoals nationaal beleid (belastingklimaat, opleidingsniveau), regionaal voorwaardenscheppend beleid (voldoende aanbod van werklocaties, goede bereikbaarheid, arbeidsmarktbeleid), regionale samenwerkingscultuur. Voor het versterken van de regionale concurrentiepositie zetten beleidsmakers in stedelijke regio’s in op veelal dezelfde zaken: investeringen in bereikbaarheid, verstedelijkingsprojecten, scholing, kennisinfrastructuur en economische specialisatie Gemeenten en regio’s spelen meestal niet in op de eigen specifieke regionale kenmerken en de aanwezige bedrijfssectoren. De gangbare praktijk van regionaal ongedifferentieerde beleidsinzet (‘overal hetzelfde’) is niet in lijn met de werkelijke economische patronen van concurrentie. De concurrentiepositie van een regio kan versterkt worden door in te zetten op díe kenmerken die van belang zijn voor de markten waarop de bedrijven in de regio actief zijn en de kwaliteit van de leefomgeving. Dat is maatwerk; zowel per bedrijfssector als per regio. Vanuit diverse hoeken wordt er op gewezen dat het ook een strategie kan zijn om niet zozeer te concurreren met de topregio’s van een bepaalde sector (de top van de concurrentieladder), maar met regio’s die ongeveer even krachtig zijn. ‘ Aan de ene kant wordt betoogd dat een gevarieerde economische structuur minder kwetsbaar is voor conjuncturele schokken en dat uit deze diverse structuur kennisuitwisseling kan ontstaan. Echter: te grote verschillen maken het onmogelijk om van elkaar te leren. Aan de andere kant is juist een zekere specialisatie van specifieke clusters een bron vormt voor regionaal economische groei. Dit heeft te maken met de mogelijkheden tot kennisspillovers, het ontstaan van gespecialiseerde arbeidsmarkten en de nabijheid van gespecialiseerde toeleveranciers. In het huidige debat over internationale concurrentie en de economische ontwikkeling van steden lijkt de nadruk sterk te liggen op zaken als agglomeratiekracht, infrastructuur en bedrijfsclusters. Voor locatiebeslissingen van buitenlandse bedrijven 71
is echter naast deze zaken ook de kwaliteit van de leefomgeving van belang (waaronder voorzieningen, huisvesting, landschap en cultureel erfgoed). Borrowed size lijkt het meest haalbaar op het niveau van het ‘daily urban system’: het geografisch geheel van de centrale stad en zijn suburbane ommeland. RotterdamDen Haag (Zuidvleugel) wordt als goed schaalniveau genoemd. De rol van het Rijk zou moeten zijn om zoveel mogelijk ondoelmatige beleidsconcurrentie tussen de stedelijke regio’s te voorkomen.
2. Transitie naar kenniseconomie16 Bevindingen op hoofdlijnen: Binnen de moderne economie neemt kennis een steeds belangrijkere plaats in. Steden zijn bij uitstek de plek waar kenniswerk geconcentreerd raakt; kennisontwikkeling en innovatie zijn gebaat bij intermenselijk contact. Net als bij het versterken van de internationale concurrentiepositie, lijken steden de neiging te hebben om in te zetten op ‘overal hetzelfde’, en weinig oog voor maatwerk te hebben. Slechts steden die voldoen aan een ruim aanbod van kenniswerk en de beschikbaarheid van hooggespecialiseerde onderwijsinstellingen lijken in dit opzicht kansrijk. Aangezien private kennis en (in mindere mate) publieke kennis, cruciaal is voor een goede concurrentiepositie van de topsectoren, zouden de Nederlandse regio’s juist daarvoor van elkaars specifieke kennisinfrastructuur kunnen profiteren. Door het grote belang van makkelijke, snelle face-to-face contacten ligt het inspelen op ‘borrowed size’ of ‘borrowed qualities’ bij kennisontwikkeling minder voor de hand. een hoog opleidingsniveau van de beroepsbevolking is niet voor alle topsectoren een voorwaarde voor een goede concurrentiepositie te zijn. Het kan ook gaan om vaardigheden die specifiek zijn verbonden aan beroepen en niet zozeer aan een hoge opleiding. Het gaat dan om de aansluiting van specifieke kennis en vaardigheden op de behoefte van het bedrijfsleven. De vitaliteit van een stad is niet alleen economisch, maar ook verbonden met diversiteit in sociaal, economisch, cultureel en ruimtelijk opzicht. Ook: de hoogte van de opleiding niet gelijk staat aan de hoogte van het inkomen. transformatie van de economie betekent ook een sociale transformatie. Denk aan de vestiging van zzp’ers of immigrantengroepen en hun sociale netwerken en dagelijks leven, of aan het vertrek van grote bedrijven uit de stad en de gevolgen daarvan. 3. MKB en de stedelijke en internationale economie Bevindingen op hoofdlijnen:
72
16
kenniseconomie: een economie die gebaseerd is op de productie, de distributie en het gebruik van kennis en informatie
In het huidige debat over internationale concurrentie gaat de aandacht vooral uit naar grote internationaal opererende bedrijven en veel minder naar andere sectoren die ook van belang kunnen zijn voor het economisch functioneren van een stedelijke regio (als mkb). Het economisch belang van het mkbvoor een regio is zowel de werkgelegenheid als het innovatiepotentieel. Kleinere ondernemingen zijn flexibel, staan open voor innovatie en creativiteit en zitten niet vast aan gevestigde belangen. Gemeentelijke overheden proberen door hun beleid de positie van het mkb in hun regio te versterken. Ze zetten onder andere in op niet-ruimtelijke maatregelen, bijvoorbeeld ter versterking van het ondernemingsklimaat in wijken. Investeringen in veiligheid, arbeidsmarkt en onderwijs worden gezien als stimuli voor lokaal ondernemerschap. Ook zijn maatregelen denkbaar op het gebied van parkeren of bewegwijzering. Ruimtelijk-economisch beleid gericht op krachtige stedelijke regio’s dient oogte hebben voor bedrijven in het mkb. Daarbij moet het net als bij het versterken van de internationale concurrentiepositie gaan om maatwerk: aansluiten bij de reeds aanwezige economie in een gebied, kijken waar de sterke en zwakke punten liggen en daarop inspelen (bijvoorbeeld (flexibele)werkruimte als bedrijfsverzamelgebouwen). Het is de vraag of het inzetten op ‘borrowed size’ of ‘borrowed qualities’ ook hier kan bijdragen aan het versterken van de economische positie van een regio. Het kennisniveau daarover is echter nog onvoldoende. Dat geldt ook voor regio- en sectorspecifieke kennis rondom mkb (zoals bij internationale concurrentie in topsectoren). De internationale concurrentiepositie van regio’s wordt gevoed door de koppeling van het lokaal bedrijfsleven (MKB) en multinationals. De internationale stromen van kennis, beleving (toerisme) en creativiteit moeten verankerd worden in en verbonden met de lokale economie. Juist in regio’s waar minder internationaal georiënteerde bedrijvigheid en meer mkb is, kan het de moeite waard zijn om alternatieve strategieën op basis van krachtige non-profitsectoren te ontwikkelen (Den Haag, city of peace and justice) Ook bij dit punt is het belangrijk dat stedelijke regio’s uitgaan van de eigen economische- en leefomgevingskwaliteiten.
4. Samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden Bevindingen op hoofdlijnen:
Voor een goed functionerende arbeidsmarkt is de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt van groot belang. Hangt per stad/regio af van de lokaal aanwezige bedrijvigheid en onderwijsvoorzieningen. Om de economische concurrentiepositie van een regio sterk te houden, is het vereist dat partijen tijdig herkennen wat er buiten de eigen regio gebeurt en bepalen wat de relevantie van deze ontwikkelingen is voor de eigen regio. Juist niet-overheden, zoals marktpartijen (grote bedrijven, maar ook mkb), maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen dragen hieraan bij. Gezien de grotere rol voor dergelijke nieuwe 73
collectieven is de erkenning belangrijk dat kennis en ideeën ook te vinden zijn buiten de traditionele kennisinstellingen en grotere, gevestigde bedrijven, als collectieven van burgers of sociaal-ondernemers. (‘quadruple’ samenwerking) samenwerking hoeft niet een-op-een samen te vallen met de (afgesproken) samenwerkingskaders van de triple helix. Ook in het vormgeven van samenwerking in een triple helix-constructie kan een strategie van ‘borrowed qualities’ uitkomst bieden.
Maatschappelijke initiatieven op het gebied van economie en kennis Maatschappelijke initiatieven op basis van nabijheid Ondanks de verwachting dat nabijheid er met de opkomst van ICT niet meer toe zou doen, blijkt dat kennisontwikkeling en innovatie nog steeds gebaat zijn bij korte fysieke afstanden. Steden bieden deze mogelijkheid door hun agglomeratievoordelen. Nabijheid blijkt zelfs een succesfactor in de verdere ontwikkeling van de economie, die in steeds grotere mate gebaat is bij uitwisseling van kennis en informatie. De wijze waarop betrokken partijen in een stad kennisuitwisseling organiseren is mede bepalend voor het succes van die stad (creatieve zzp-milieus, bedrijfsverzamelgebouwen) Maatschappelijke initiatieven op basis van nabijheid én identiteit Gezonde steden zijn veerkrachtig en in staat recessies op te vangen. Het is belangrijk daarbij niet teveel te steunen op een beperkte economische sector. Het is verstandig om als stad te streven naar een breed economisch profiel, maar tegelijkertijd is het belangrijk voor steden om zich te onderscheiden met een eigen profiel of identiteit. Gerelateerde variëteit is het genuanceerde midden tussen specialisatie en variëteit. Voor zover Om zich van elkaar te onderscheiden, proberen betrokken partijen binnen steden en stedelijke regio’s de aanwezige eigen identiteit verder te ontwikkelen.
74
Campussen In veel steden worden campussen ontwikkeld. Campussen kenmerken zich door de directe nabijheid van kennisinstellingen en collega-bedrijven met gezamenlijke researchfaciliteiten in een open innovatieomgeving. Het idee is dat kennisuitwisseling en kruisbestuiving tussen wetenschap en bedrijven makkelijker wordt door in elkaars nabijheid te gaan zitten. Criteria voor de definitie van een ‘echte’ campus zijn de aanwezigheid van een kennisdrager, actieve bevordering van samenwerking, open innovatie en gezamenlijk gebruik van researchfaciliteiten.
Concentratie in stadswijken Behalve concentratie van bedrijven op kennisgerelateerde locaties is ook concentratie in stadswijken mogelijk op basis van de eigen lokale wijkidentiteit. In verschillende steden nemen corporaties samen met de gemeente initiatieven om de wijkeconomie te stimuleren.
Valley Concept Op een hoger schaalniveau dan dat van campusontwikkeling wordt in Nederland ook het valley-concept door beleidsmakers gehanteerd. Dit concept is gericht op ruimtelijke concentratie van sectoren (clustering) op lokale of regionale schaal. Inmiddels wordt algemeen erkend dat dergelijke clusters niet van bovenaf op te leggen zijn. Unieke lokale omstandigheden, kwaliteiten en identiteit lijken het succes van clusters te bepalen Ook is bekend dat de beoogde onderlinge uitwisseling van kennis vaak niet zozeer ontstaat uit clusters van hetzelfde type bedrijven, maar juist uit een diverse sectorale structuur
Maatschappelijke initiatieven die inspelen op de behoefte aan samenwerking Samenwerking tussen ondernemers, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en overheden is onontbeerlijk voor de stedelijke economie. De kwaliteit en het aanbod van het onderwijs zijn van grote invloed op de stedelijke economie en werkgelegenheid, net als kennisontwikkeling en -deling en het lokale ondernemersklimaat. Daarbij wordt het steeds moeilijker om zelfstandig doelen te realiseren. Samenwerking wordt vaak lastig en tijdrovend gevonden, maar kan ook leiden tot win-win situaties en innovaties. Verhoudingen tussen de partijen worden gelijkwaardiger en minder hiërarchisch.
75
Provincie Noord-Holland Economische Atlas 2011: Belang universiteiten in de regio “Ten eerste zijn er positieve multiplier-effecten op de economische groei en de werkgelegenheid. Meer hoger opgeleiden in een regio leidt tot een hogere lokale consumptie, betere lokale voorzieningen en meer regionale werkgelegenheid, ook voor de lager- en middelbaaropgeleiden. Ten tweede leidt de O&O-functie van universiteiten tot innovatie, waarvan regio’s door de daarbij horende lokale externaliteiten in de vorm van kennis-spillovers kunnen profiteren. In dit verband kan ook gedacht worden aan het aantrekken van nieuwe hightechbedrijven en de clustering van O&O-activiteiten in regio’s door de aanwezigheid van een universiteit. In O&O-activiteiten kunnen pas afgestudeerde academici een belangrijke rol spelen.” Citaat van Cörvers & Ramaekers 2010: “De strijd om kenniswerkers tussen provincies”. (O&O staat voor Onderzoek & Ontwikkeling) Provincie Noord-Holland Economische Agenda 2012-1015: De regio’s waar de Randstad mee concurreert hebben goede scores op kenniseconomie afgemeten naar R&D-intensiteit van de bedrijvigheid en innovatie), goede fysieke bereikbaarheid en goede potenties van de beroepsbevolking (afgemeten naar omvang, werkloosheidspercentage en opleidingsniveau). Van deze voor zowel de Randstad als zijn concurrenten belangrijkste concurrentiefactoren scoort de Randstad op bereikbaarheid en arbeidsmarkt goed, maar op de dimensies kenniseconomie beduidend minder. De grootste beleidsmatige uitdaging ligt dus daar. Bovenstaande geeft een onderbouwing voor de keuze van het thema kenniseconomie / innovatie. Ook het belang van de concurrentiefactor arbeidsmarkt wordt onderschreven, maar tegelijkertijd ligt daar door vergrijzing een belangrijke bedreiging. Ook de analyse van de Noord-Hollandse economie (hst 2) onderstreept de keuze voor de thema’s kenniseconomie/innovatie en arbeidsmarkt. Het thema toerisme komt ook voort uit de analyse van de Noord-Hollandse economie. Toerisme is een belangrijke economische sector en levert een wezenlijke bijdrage aan de economische ontwikkeling van zowel de kust, het platteland als het stedelijk gebied. Een aantrekkelijk toeristisch aanbod levert een positieve bijdrage aan de internationale concurrentiepositie van een regio en vormt een belangrijke quality of life factor voor het aantrekken van de kenniseconomie. Er wordt een relatie gelegd tussen innovatie en kenniseconomie, de spinoff van de kenniseconomie en de voorwaarden, waarbij creatieve banen ene indicatie geven van de potentie van een kenniseconomie.
76
Door nieuwe kennis te vergaren kunnen producten en of processen verbeterd worden, dit noemt men innoveren. Wanneer een proces innoveert betekent dat vaak dat de productiekosten van een product omlaag gaan, waardoor de concurrentiepositie van een bedrijf versterkt. Een betere concurrentiepositie is goed voor de omzet en dus voor de economie. Vernieuw(en)de of nieuwe producten en die succesvol op de markt weten te brengen noemt men ook innovatie. Innovatie vertaalt zich echt door naar de economie wanneer de vercommercialisering succesvol is. Deze paragraaf geeft een aantal grafische weergaven over innovatie in de provincie Noord-Holland. Regionale onderzoeken naar innovatie als motor van de economie (CBS; “Regionale innovatie in Nederland”, 2009) wijzen uit dat innovatie steeds meer binnen mondiale netwerken plaatsvindt en minder binnen een bepaalde regio. Anderzijds wordt nabijheid van bedrijven bij kennisinstellingen en uitwisseling van kennis wel gezien als een aanjager van innovatie. Echter, uiteen liggende belangen (bedrijven kunnen uit bedrijfseconomische redenen terughoudend zijn bij het delen van kennis, terwijl de kennisinstellingen juist willen publiceren) lijken een te nemen horde te zijn bij die kennisdeling. Het aantal creatieve banen is een indicatie van de potentie van een kenniseconomie. Behalve voor 'sec' een aandeel in het bruto regionaal product, zorgt de creatieve industrie ook voor een bijdrage aan het culturele klimaat van een regio en daarmee aan het vestigingsklimaat. Ook kan creativiteit in zijn algemeenheid in andere sectoren zorgen voor een toename van de arbeidsproductiviteit en innovatie, dus voor economische groei. Binnen Nederland is de creatieve industrie (overigens een zeer heterogene sector, waarvoor geen vaste definities zijn)in de Metropoolregio Amsterdam bijzonder sterk vertegenwoordigd
77
http://www.zuidvleugel.nl/sites/www.zuidvleugel.nl/files/documenten/140922_rapport age_internationale_connectiviteit_zuidelijke_randstad.pdf
78
Economische ontwikkeling en innovatie zijn in toenemende mate afhankelijk van een goede wisselwerking tussen kennisinstituten, bedrijven en overheden. Daarbij is het van belang om de economische en maatschappelijke toepassing van deze kennis te vergroten.
De clustering van activiteiten groeit, waarbij de Zuid-Hollandse kennisinstellingen brandpunten zijn voor spin-offs en bedrijvigheid. Innovatie vindt in toenemende mate plaats in incubators of start-ups bij kennisinstellingen.
De groei in werkgelegenheid op campussen en science parks in Nederland is bovengemiddeld (zo’n 20% in de afgelopen 2,5 jaar in de belangrijke campussen in de Zuidelijke Randstad). De bedrijvigheid is sterk internationaal georiënteerd.
Naast de samenwerking ‘binnen’ sectoren, is de samenwerking ‘tussen’ sectoren van toenemend belang voor innovatie. Vanuit haar verscheidenheid aan sectoren, liggen juist daar interessante kansen in de Zuidelijke Randstad.
2. Scherpe afname met name middelbare banen door automatisering. Bron: o.a. C.B. Frey en M.A. Osborne: “The Future of Employment: How susceptible are jobs to computerization?” Oxford University, september 2013. Frey en Osborne zijn naast een algemene analyse over invloed van techniek op wijziging van soorten en typen banen, voor 702 verschillende beroepen nagegaan in hoeverre de laatste en te verwachten ontwikkelingen op gebied van automatisering (big data) van invloed zijn op het blijven bestaan van deze banen in de toekomst. Uit hun analyse blijkt dat 47% van de huidige banen in de categorie ‘high employment risk’ valt. Grootste uitval zit vooral in de sectoren ‘service’, ’sales and related’, ‘office and administratative support’. 33% van de banen loopt weinig risico a.g.v. de automatiseringsontwikkeling. Met name de sectoren ‘management, business and financial’, computer, engeneering and science, education, legal, community service, arts and media’ en ‘healthcare practioners and technical’ blijven relatief gevrijwaard. E.e.a. grafisch weergegeven: (shema blz. 37 rapport Frey and Osborne)
De voorspelde afname is al gaande. Zie schema toe/afname 1998 – 2013 uit Volkskrant 0401-2015 79
Het grote risico van deze trend is het versterken van het al reeds bestaande zandlopermodel in werkgelegenheid door afname MBO banen. Dit leidt tot toename verdringing LBO door MBO en tweedeling in de samenleving: Kennis gerelateerde economische activiteit (HBO,WO, WO+) versus niet kennis gerelateerde economische activiteit (MBO en LBO)
80
Nu
Toekomst zonder interventies
WO+ WO HBO
WO+ WO HBO
MBO
LBO
LBO
Structurele afname MBO werkgelegenheid Toename verdringingseffect
81
Economische thermometer – De kracht van Delft Kamer van Koophandel / Rabobank Zuid-Midden (2012) Boodschap: De Regionaal-Economische Thermometer (RET) meet de economische prestaties van Nederlandse regio's en vergelijkt die met het Nederlandse gemiddelde. De prestaties worden gemeten aan de hand van acht deelindicatoren. Deze acht deelindicatoren zijn ondergebracht bij twee hoofdindicatoren: 'economische groei' en 'economische kracht'. Samen vormen zij de score voor de 'economische prestatie'. Indicatoren thermometer: Overzicht prestaties: Economische prestaties Economische groei: 8e plaats (van 72) in Zuid-Holland (2011). Boven Landelijk gemiddelde. Hoger dan in Den Haag, Gouda en Rotterdam. Economische kracht: 23e plaats (van 72) in Zuid Holland (2011) Het bedrijfsleven in Delft heeft de afgelopen vijf jaar goede economische prestaties geleverd, waarbij Delft gemiddeld beter scoort dan het Nederlandse bedrijfsleven. In 2011 blijft Delft op de winstgroei, productiegroei, investeringsgroei en arbeidsvolumegroei voor op Nederland. In Delft dragen de industrie, de zakelijke dienstverlening en overheid- en onderwijssector het meeste bij aan de totale bruto toegevoegde waarde (m.u.v. industrie hoger dan NL gemiddelde). Ook op de krachtindicatoren rendement eigen vermogen en arbeidsproductiviteit scoort Delft bovengemiddeld (m.u.v. zakelijke dienstverlening). Specifiek voor zakelijke dienstverleners geldt dat zij midnder hebben geïnvesteerd dan landelijk Delft heeft een werkgelegenheidsfunctie die vergelijkbaar is met Nederland. De stad vervult een belangrijke rol in de regio als werkverschaffer. Zakelijke dienstverlening De solvabiliteit1 van het Delftse bedrijfsleven is de afgelopen vijf jaar structureel lager geweest dan in Nederland. Het aandeel eigen vermogen is hier dalende (maar nog steeds goed). De zakelijke dienstverlening in Delft heeft een wat krappere liquiditeitspositie2 dan landelijk (97 procent versus 103 procent). Verwachtingen voor Delft in 2012 en 2013 De werkgelegenheidsontwikkeling in Delft in de periode 2000-2011 blijft achter bij het landelijke patroon. In het afgelopen decennium hebben met name de zorg en de advies- en onderzoekssector voor de ontwikkeling van banen gezorgd. In de nabije toekomst zijn er minder mensen aan het werk, het aandeel van de potentiële beroepsbevolking in de totale bevolking neemt af. Op de arbeidsmarkt is er zowel landelijk als regionaal al sprake van vergrijzing. De vergrijzing op de arbeidsmarkt neemt toe en is zowel landelijk als in Delft het sterkst bij de overheid en in het onderwijs. Verwachting is dat de beroepsbevolking het komende jaar in Delft nog een beperkte groei vertoont, maar dat het aantal banen daarentegen op een nulgroei blijft hangen. Dit heeft een toename van de werkloosheid tot gevolg. De volgende aanbevelingen (voor het bedrijfsleven) worden gedaan: Kostensturing De belangrijkste kostenpost van ondernemers in de zakelijke dienstverlening zijn de loonkosten. Bewustzijn van en sturing op kosten biedt ondernemers de mogelijkheid om in te spelen op veranderende marktomstandigheden. 82
Investeringsbereidheid Een aandachtspunt vormt de investeringsbereidheid van Delftse ondernemers. Tussen de investeringsratio lager dan gemiddeld.
Voor de toekomst is het van belang dat investeringen in innovaties worden gedaan. Het stimuleren van bedrijfsinvesteringen (inclusief opleiding) zou voor een belangrijk deel op de zakelijke dienstverleners moeten worden gericht. Innovatie en de introductie van nieuwe bedieningsconcepten lijken inmiddels geen vrijblijvende keuzes meer, maar randvoorwaarden voor toekomstgericht ondernemen. Samenwerking Bedrijven zouden meer samen kunnen werken op bijvoorbeeld het gebied van inkoop en research en development. Ook gezamenlijke beveiliging van panden en samenwerking op het gebied van het ontwikkelen van nieuwe producten en diensten kunnen kostenbesparend en innoverend werken. De opgedane kennis en de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten blijft op die manier ook binnen de regio. Aandacht voor de lokale arbeidsmarkt; zowel in kwantiteit als kwaliteit Met een vergrijzende beroepsbevolking (met name in de overheids- en onderwijssector) en oplopende werkloosheid is een toekomstgericht arbeidsmarktbeleid essentieel. De zorg lijkt voorlopig de enige banenmotor in Delft, maar goed gekwalificeerd personeel blijft echter een ‘zorg’. Ook voor de overige sectoren geldt dat bedrijven nu al moeten inzetten op een gedegen personeels/opleidingsplanning voor de toekomst om te kunnen voldoen aan de hoge eisen die de markt stelt aan producten/diensten en medewerkers. Door hier nu aandacht aan te besteden kan het Delftse bedrijfsleven ook in de toekomst economisch concurrerend blijven ten opzichte van de rest van Nederland.
83
KENCES: Kennis als economische motor - Onderzoek naar het ruimtelijke economisch effect van hoger onderwijs TNO (in opdracht van Stichting Kences) – 30 oktober 2009 (35p) Boodschap: dit onderzoek brengt de economische impact van hoger onderwijs17 in dertien Nederlandse steden in beeld (alle universiteitsteden + Den Haag). Voor deze steden is nagegaan wat het aandeel is van het hoger onderwijs in de stedelijke economie, zowel in werkgelegenheid als in toegevoegde waarde en is het directe en indirecte economische feffect geraamd op basis van nationale kengetallen. Vervolgens zijn daar een aantal andere kenmerken van die steden aan toegevoegd, zodat een beeld ontstaat van de invloed van hoger onderwijs op die steden18. Bevindingen De volgende conclusies worden getrokken: Algemeen Hoger onderwijs is ruimtelijk sterk aan de grote steden gebonden en heeft buiten de puur economische bijdrage de volgende effecten in die steden: Het binden van R&D instellingen Een groter aandeel hoger opgeleiden in de beroepsbevolking (TABEL) Een positief effect op de bevolking 15- 25 jaar Meer studentenhuisvesting Het uiteindelijke economische effect van human capital is te zien aan de arbeidsproductiviteit en aan de hand van het opleidingsniveau. Het effect van de spin-off wordt structureel als afgestudeerden blijven wonen en werken in de regio. De bevolkingsgroei is geringer in steden met hoger onderwijs en de banengroei blijft er achter. Dit kan worden veroorzaakt door suburbanisatie; de groei vindt plaats in de randgemeenten van de universiteitssteden. Opvallende uitkomsten met betrekking tot Delft De steden waar de omvang van de werkgelegenheid in de kennissector groot is (boven de 15%), zijn Delft, Wageningen, Leiden, Nijmegen, Maastricht en Groningen. Hoge concentraties hoger onderwijs en R&D in Delft gaan samen met een relatief groot aanbod van studentenhuisvesting. Studentenhuisvesting blijkt een belangrijke faciliterende factor bij het versterken van een plaatselijke of regionale economie. De loonsom werkgelegenheid HBO/WO/UMC’s/R&D en de bestedingen van studenten in Delft ligt met 28% op het totaal van de stad ‘hoog’ in vergelijking met de andere universiteitsteden.
17
In het onderzoek wordt onder hoger onderwijs verstaan: hoger beroepsonderwijs, academisch onderwijs, research & development en Universitaire Medische Centra 18 De bepaling van het economisch effect wordt vanuit de vestiging van de werkgelegenheid bepaald. Met woon-werkverkeer wordt in de analyse geen rekening gehouden. Aangenomen wordt dat de indirecte effecten, teweeggebracht door de kennissector in de grote steden, grotendeels ten goede komen aan de stad zelf en vervolgens de regio.
84
Tabellen: Tabel 1 Werkgelegenheid in het hoger onderwijs, Delft en Benchmarksteden, CBS/Lisa, 2005
Delft Leiden Enschede Eindhoven
HBO
WO+UMC R&D
Totaal
107 477 1237 2057
5332 10809 2686 2876
8810 13611 7720 18083
3371 2325 3797 13150
Totaal sectoren 47,5 59,8 68,6 139,9
Als % 18,5 22,7 11,3 12,9
Tabel 2: toegevoegde waarde (milj. euro) in het hoger onderwijs, Delft en Benchmarksteden, CBS/Lisa 2005
HBO, WO/UMC’s Delft 318 Leiden 644 Enschede 229 Eindhoven 288
R&D
Totaal
141 97 159 550
459 742 388 839
Totaal sectoren 3.179 4.002 4.586 9.354
Als % 14,4 18,5 8,5 9
Tabel 3: Werkgelegenheid hoger onderwijs en het totaal van direct en indirect effect, Delft en Benchmarksteden CBS/Lisa, 2005
Delft Leiden Enschede Eindhoven
Banen
Indirect effect19
Direct + Indirect
8.810 13.611 7.720 18.083
2.643 2.664 2.316 5.425
11.453 16.275 10.036 23.508
Als % totaal stad 24,1 27,2 14,6 16,8
Tabel 4: Werkgelegenheid als aandelen van de totale werkgelegenheid, 2005, Delft en Benchmarksteden, CBS/Lisa 2005
Delft Leiden Enschede Eindhoven
HBO 0,2 0,8 1,8 1,5
WO+UMC’s 11,2 18,1 3,9 2,1
R&D 7,1 3,9 5,5 9,4
Totaal 18,5 22,7 11,3 12,9
Tabel 5: Loonsom werkgelegenheid Hoger onderwijs, bestedingen studenten, totaal bestedingen en als % van loonsom stedelijk totaal, 2005, Delft en Benchmarksteden (Lisa/CBS, 2005)
Loonsom hoger
Bestedingen
Totaal
Als % loonsom
19
Indirecte effecten: door bestedingen van de kennisinstellingen bij andere bedrijfstakken en omdat andere bedrijven zich vesigen in steden vanwege de kennisinstellingen. Hiervoor wordt op stedelijk niveau de volgende kengetallen (multiplier) gebruikt in de kennissector: achterwaarts -vanuit sector wordt ingekocht bij andere bedrijfstakken - 1,29 (productie*) / 1,18 (werkgelegenheid) en voorwaarts levering van hoger onderwijs aan andere bedrijfstakken - 1,20 (productie) en 1,12 (werkgelegenheid). *productie = toegevoegde waarde per arbeidsjaar
85
Delft Leiden Enschede Eindhoven
86
onderwijs (UMC) 492,5 749,3 416,5 899,9
studenten 13,6 16,7 16,0 19,3
stad 506 766 432 919
28 32 16 16
87
Economische Verkenningen Rotterdam (2015) Boodschap: De Economische Verkenning Rotterdam geeft op overzichtelijke wijze de meest recente cijfers van de Rotterdamse economie weer. Daarnaast biedt de monitor inzicht in de laatste economische trends en ontwikkelingen voor de regio. In de versie 2015 – met bijbehorend magazine - staat ‘nieuwe economie’ centraal (met aandacht voor innovatie/onderwijsinstellingen). Hoofdconclusie: De economie van Rotterdam en de regio klimt voorzichtig uit het dal. De stad trekt meer bezoekers. Het opleidingsniveau van de Rotterdammers is gestegen: meer inwoners zijn hoger opgeleid dan voor de crisis. Al is de werkloosheid nog hoger dan in de andere grote steden, het aantal vacatures stijgt weer. Positief zijn ook de cijfers van de uitzendbranche: 15,5% groei in Rotterdam t.o.v. 12,9% groei landelijk. Verder is de werkloosheid in het derde kwartaal van 2014 gedaald naar 12,8% (was 16% in het eerste kwartaal van 2014).
88
Rotterdam is een centrum geworden voor de creatieve industrie De kennisas Rotterdam-Delft heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de Rotterdamse haven als 3D-grondstoffenhub (biobased grondstoffen/cleantechtoepassingen) De kansen die zich in de relatie tussen stad en haven manifesteren zijn vooral gerelateerd aan de impact van hoogwaardige kennisintensieve havengerelateerde dienstverleners, grondstoffenhandelaren en hoofdkantoren De stad als vestigingsmilieu voor hoogwaardige, strategische en kennisgerelateerde bedrijvigheid biedt meer perspectief op hoogwaardige werkgelegenheid dan een nieuw omvangrijk infrastructureel project De 3D-print revolutie biedt veel kansen voor de Rotterdamse maakindustrie, maar gebrek aan gekwalificeerd personeel, scholing en financiering zetten een rem op de groei
Kiezen en delen Strategieën voor een betere afstemming tussen verstedelijking en infrastructuur Planbureau voor de leefomgeving (Oktober 2014) Boodschap: Een betere afstemming tussen het infrastructuur- en verstedelijkingsbeleid is nodig. Betere afstemming kan bijdragen aan het bereiken van doelen van zowel Rijk als regio op diverse beleidsterreinen, zoals het vergroten van de economische vitaliteit en aantrekkelijkheid van stedelijke regio’s, verbeteren van de bereikbaarheid, verduurzamen van de mobiliteit en een doelmatiger besteding van publieke gelden. Voor een betere afstemming tussen beleid en planning op verscheidene schaalniveaus en tussen de domeinen ruimte en infrastructuur zijn extra inspanningen nodig van alle betrokken actoren. Deze studie beoogt daarvoor handreikingen te doen. De focus ligt op fysiekruimtelijke oplossingsrichtingen (resultaat) en de instituties die nodig zijn om deze te realiseren (afstemming in het beleidsproces en in de planningspraktijk). Vier onderzoeksvragen staan in deze studie centraal. Hoe functioneren de Nederlandse stedelijke regio’s op dit moment in termen van (de samenhang tussen) ruimtegebruik, vervoersaanbod, ontsluitingskwaliteit en bereikbaarheid? Hoe verhoudt dat functioneren en de recente ontwikkelingen daarin zich tot de actuele beleidsdoelstellingen op het gebied van verstedelijking en infrastructuur? Welke oplossingsrichtingen kunnen worden geïdentificeerd om de afstemming tussen verstedelijking en infrastructuur te verbeteren? Wat is nodig om deze oplossingsrichtingen effectief te laten zijn? Belangrijkste bevindingen (mn met betrekking tot kenniseconomie): 1. Betere afstemming vraagt om beleid dat durft te kiezen en bereid is te delen.
Als de afstemming tussen verstedelijking en verkeersinfrastructuur niet verbetert, dan worden beleidsambities rondom ruimte, economie, mobiliteit en bereikbaarheid niet gehaald en is het rendement op investeringen beperkt. De meest kansrijke strategieën om afstemming te verbeteren zijn knooppuntontwikkeling (verstedelijking rondom vervoersknopen) daadwerkelijk tot stand brengen, inzetten op nabijheid door betere benutting van de bestaande stad en versoepeling van verplaatsingsketens (van deur tot deur). Om deze strategieën effectief te realiseren moeten verantwoordelijkheden worden gedeeld en financiële middelen gezamenlijk worden ingezet, zodat investeringen in infrastructuur en verstedelijking elkaar versterken. het lukt nog niet (genoeg) de geldstromen een prikkel te laten geven voor een meer samenhangende fysiekruimtelijke planning.
2. Recente ontwikkelingen
Groei in suburbane gebieden en op autoafhankelijke plekken doet verbetering van de bereikbaarheid van mensen en banen teniet. De cijfers over de ontwikkelingen in werkgelegenheid en inwonersaantallen tussen 2000 en 2010 bevestigen vooralsnog niet echt het heersende beeld van een trek naar (hoog)stedelijke gebieden. 89
De afgelopen jaren is geen winst geboekt in het ruimtelijk beter bij elkaar brengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Deze ontwikkelingen lijken in tegenspraak met het idee dat juist massa binnen bereik belangrijk is voor economische agglomeratiekracht en dat plekken met veel opties qua werkgelegenheid aantrekkelijk zijn als woonplek. Uit de cijfers is niet af te leiden of dit komt doordat bereikbaarheid van banen of werknemers geen factor van betekenis is in de keuze voor een plek of doordat andere factoren dominant zijn. Ondanks het feit dat plekken met een hogere stedelijkheid en een betere ovontsluiting meer massa binnen bereik hebben, meer keuzevrijheid met betrekking tot vervoermiddelen bieden en een duurzamer verplaatsingspatroon laten zien, deze plekken in het afgelopen decennium om uiteenlopende redenen maar weinig in trek zijn geweest voor ruimtelijke ontwikkelingen. Die slaan vooral neer op minder bereikbare, minder stedelijke, meer autoafhankelijke locaties, met de mobiliteitsgevolgen die daarbij horen. Als overheidsbeleid meer samenhang tussen verstedelijking en infrastructuur beoogt, dan vraagt dat gezien de recente ontwikkelingen een ombuiging ten opzichte van het afgelopen decennium. Financiële kaders rondom verstedelijking en infrastructuur geven weinig prikkels tot afstemming. Overheidsbudgetten voor infrastructuur zijn traditioneel omvangrijker dan die voor verstedelijking. Verstedelijking wordt vooral bekostigd door lokale (markt)partijen (projectontwikkelaars, corporaties, grondbedrijf gemeente), terwijl voor (grote) infrastructuurinvesteringen een beroep wordt gedaan op geld van het Rijk. Van de scheiding tussen bekostiging van infrastructuur en van ruimtelijke ontwikkeling gaat geen prikkel uit tot afstemming tussen beide.
3. Diversiteit aan stedelijke milieus20 voldoet aan gedifferentieerde vraag
Met een aanbod van verscheidene stedelijke milieus op de regionale schaal kan een stedelijke regio voldoen aan de gedifferentieerde vraag van verschillende soorten bewoners, bezoekers en bedrijven. Zo ontstaat een aantrekkelijk vestigingsklimaat, niet alleen in economisch opzicht (profit), maar ook in sociale zin (equity). Binnen de stedelijke regio onderscheiden stedelijke milieus zich onder meer door een verschillende functiemix. Daaraan kunnen desgewenst verschillende bereikbaarheidsprofielen worden gekoppeld, bijvoorbeeld in termen van vervoerswijzen en typen ontsluiting. Ook in de regio als geheel bieden stedelijke milieus aanknopingspunten voor afstemming tussen stedelijke en mobiliteitsvraagstukken. Zo kan een ruimtelijke spreiding van diverse milieus over de stedelijke regio verplaatsingen spreiden (kriskrasmobiliteit), hetgeen de belasting van sommige drukke wegen in de spits vermindert.
4. Nabijheid: biedt economische voordelen en draagt in belangrijke mate bij aan bereikbaarheid 20
Het dichter bijeenbrengen van stedelijke functies door concentratie en verdichting dient uiteenlopende doelen, zoals agglomeratievoordelen voor bedrijven, kortere
Stedelijke milieus zijn op basis van ruimtelijke karakteristieken in 18 typen ingedeeld, variërend van centrummilieus met concentraties van winkels en voorzieningen in combinatie met hogere dichtheden van wonen en werken, woonmilieus met wonen als dominante activiteit, specifieke werkmilieus met werken als dominante activiteit en overige stedelijke milieus met lagere dichtheden van wonen, werken en voorzieningen maar met een stedelijk karakter.
90
reisafstanden, verminderde vervuiling door verkeer, verbetering van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen, verlevendiging van de openbare ruimte, het openhouden van natuur- en recreatiegebieden en energie-efficiëntie. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) spelen de steden als motor van de economie een belangrijke rol. Het Rijk legt het accent op een goede ontsluiting van de steden maar erkent ook het belang van nabijheid, onder meer in verband met arbeidsmarktvoordelen en kennisuitwisseling. Beleid voor het vergroten van de nabijheid, bijvoorbeeld door stedelijke verdichting, heeft alleen kans van slagen als het geplande aanbod voldoende is afgestemd op de marktvraag. Nabijheid kan een grote rol spelen in de verbetering van de bereikbaarheid. Nabijheid is daarvoor zelfs meer onderscheidend dan reissnelheid. De laatste jaren is de mate van nabijheid in Nederland gemiddeld ongeveer gelijk gebleven. Lokaal ligt dat anders: terwijl de (boven)regionale concentratie in de steden positief heeft bijgedragen aan de mate van nabijheid van bestemmingen (inclusief banen), hadden de verschuivingen in de ruimtelijke structuur op lokale schaal een negatieve invloed. De SVIR benoemt een aantrekkelijk vestigingsklimaat als voorwaarde voor het aantrekken van internationaal opererende bedrijven en internationale kenniswerkers. Daarbij gaat het om kwalitatief hoogwaardige werkplekken, goede verbindingen en differentiatie in woonmilieus. Een aanbod van verscheidene stedelijke milieus kan bijdragen aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio. Aantrekkelijke woonmilieus en hoogwaardige culturele en winkelvoorzieningen in hoogstedelijke centrummilieus kunnen hoogopgeleide (kennis)werkers aantrekken. Prettige en goed bereikbare werkplekken zijn interessante vestigingslocaties voor bedrijven. Congestie - Beleid dat plannen voor verstedelijking en infrastructuur wil afstemmen door in te zetten op nabijheid kan de belasting op het hoofdwegennet helpen verminderen. Tegelijkertijd kan het echter de congestie op het onderliggende wegennet (lokaal) doen toenemen. Het beleid kan dus op verschillende schaalniveaus verschillend uitpakken.
5. Agglomeratievoordelen door massa, dichtheid en diversiteit
In een globaliserende economie kunnen bedrijven overal ter wereld hun activiteiten uitvoeren, maar ze doen dat het liefst in specifieke regio’s. Dit hangt samen met agglomeratievoordelen: aan de aanwezigheid van en nabijheid tot andere bedrijven zijn voordelen verbonden. Agglomeraties vormen een platform voor interacties tussen bedrijven en hun toeleveranciers en afnemers, bieden arbeidsmarktvoordelen (een concentratie van hooggekwalificeerde werknemers) en faciliteren kennis-spillovers en leerprocessen. Kennisverwerving en –uitwisseling profiteren van de nabijheid van (potentieel) samenwerkende bedrijven en werknemers, doordat kennisintensieve taken goed gedijen in een omgeving waar ideeën in een informele, vertrouwelijke sfeer kunnen worden uitgewisseld. De dichtheid van een stad blijkt sterk te korreleren met productiviteitsgroei. Doordat de dichtheid in de Nederlandse stedelijke regio’s relatief laag is, leveren deze in aan concurrerend vermogen. Naast de ladder voor duurzame verstedelijking streeft het Rijk ernaar stedelijke regio’s (met een concentratie van topsectoren) onderling goed te verbinden – dit om 91
ondanks de lage dichtheden in de Nederlandse steden toch te kunnen profiteren van agglomeratievoordelen (borrowed size) Er bestaat nog onduidelijkheid over de (maximale) schaal voor borrowed size. In elk geval zijn de externe bereikbaarheid (bijv. tussen steden op Randstadvleugelniveau) en de interne bereikbaarheid van een stedelijke regio van belang. Hoe minder tijd mensen hoeven te besteden aan de verplaatsing tussen plekken, hoe beter. Meer mensen en banen dichter bij elkaar betekent ook hogere dichtheden. Een hogere dichtheid kan negatieve gevolgen hebben voor de kwaliteit van de leefomgeving: minder ruimte per persoon, minder groen in de omgeving en meer mensen die worden blootgesteld aan de hogere emissieniveaus van bijvoorbeeld verkeer en industrie. Daarentegen: fysieke kenmerken als dichtheid, maar ook het aandeel onbebouwd gebied (waaronder groen) of de mate van functiemenging vertonen geen samenhang met het oordeel over de buurt.
6. Afstemming van beleid voor verstedelijking en infrastructuur
92
De meerderheid van de Nederlanders woont in landelijke, dorpse of laagstedelijke milieus. Voldoende variëteit in milieus en goede verbindingen tussen milieus kunnen bijdragen aan een goed vestigingsklimaat en een aantrekkelijke leefomgeving in de stedelijke regio. Eén van de kritieken op het concept van de compacte stad is dat woonmilieus met relatief hoge dichtheden niet goed aansluiten bij de woonwens van een grote groep burgers, namelijk degenen met een voorkeur voor een groene en rustige woonomgeving. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is de definiëring van de gewenste dichtheden op verschillende schaalniveaus omdat in de afstemming tussen lokale en regionale beleidsambities spanningen kunnen ontstaan. Een gevaar bij het streven naar een compleet palet van milieus is de onderschatting van padafhankelijkheid. De economische, sociale, demografische en ruimtelijke structuur van stedelijke regio’s verschilt, waardoor niet alle typen milieus overal kans van slagen hebben. Infrastructuurinvesteringen kunnen een noodzakelijke voorwaarde zijn, maar zijn geen voldoende voorwaarde. Beleid voor verstedelijking en infrastructuur ten behoeve van een verscheidenheid aan milieus op de regionale schaal vraagt van de betrokken partijen op het gebied van werken en winkelen dat zij de planning van bedrijventerreinen en winkelcentra onderling regionaal afstemmen. Tegelijkertijd hebben zij de ruimte om te concurreren. De balans tussen afstemming en concurrentie is per regio verschillend. Het concept stedelijk milieu wordt vooralsnog vooral in het ruimtelijk domein gebruikt en niet of nauwelijks in het mobiliteitsbeleid. Daarmee blijven kansen op afstemming tussen beide beleidsterreinen onbenut. Onderscheidende bereikbaarheidsprofielen zouden kunnen bijdragen aan de differentiatie van milieus.
Belangrijkste figuren:
93
94
95
96
De economie van de stad PBL-CPB-notitie, Maart 2015 (37p.) Boodschap: In deze notitie worden verschillende publicaties over de werking van de economie van de stad samengevat en gerelateerd aan de vraag hoe (rijks)beleid de kracht van de stad kan versterken. Deze notitie biedt een basis om het beleid op de economische Agenda Stad gerichter uit te werken en te concretiseren. Bevindingen op hoofdlijnen: Agglomeratie effecten: definitie en achterliggende mechanismen
Agglomeratie effecten Bedrijven en werknemers zijn productiever in (grote) steden. In de literatuur worden daar twee redenen voor aangegeven: sorting (de best opgeleide mensen werken in de stad), en steden bieden bedrijven agglomeratievoordelen (stedelijke karakteristieken jagen productiviteit aan).
Agglomeratie voor- en nadelen Agglomeratievoordelen (een hogere productiviteit door een grotere concentratie of dichtheid van banen) verlopen via verschillende mechanismen (matching21, sharing22, learning23, thuismarkteffect24). Ook bestaan er agglomeratienadelen (congestie, (prijs)druk op ruimte). Een balans van vooren nadelen hoeft in een polycentrische structuur niet negatief uit te werken.
Drijvende krachten achter agglomeratievoordelen Agglomeratievoordelen hangen af van de sectorale structuur, het type banen en activiteiten en de levenscyclus van sectoren. Deze worden ook ondervangen in termen van: dichtheid en massa, specialisatie, diversiteit en competitie.
Groeipad Omdat de mechanismen achter agglomeratievoordelen en arbeidsmarkten en innovatieprocessen in verschillende steden anders functioneren, hebben zij niet allemaal hetzelfde groeipad. Het beeld dat verschillende mechanismen onder verschillende en in de tijd wisselende omstandigheden voor groei van een regio/stad zorgen, maakt voorspellen van groei zeer moeilijk.
De aantrekkingskracht van voorzieningen in de stad Veel, diverse en hoogwaardige consumentendiensten bestaan bij de gratie
21
Steden bieden een grotere en daarmee een gespecialiseerdere arbeidsmarkt (‘labor market pooling’). De kracht van de stad zit in de betere matching tussen bedrijven en arbeidskrachten. 22 Agglomeratie effect van een grotere en gespecialiseerde markt van toeleveranciers en grootschalige voorzieningen (sharing van input). 23
Bedrijven profiteren van de overdracht van kennis en interacties (learning) met elkaar, zowel formeel als informeel. Thuismarkteffect: door toenemende meeropbrengsten en transportkosten vindt er een zelfversterkend proces van agglomeratievorming plaats. 24
97
van massa en dichtheid (schaalvoordelen). Deze maken de stad aantrekkelijk voor mensen en bedrijven om er zich te vestigen of te bezoeken.
Kennis en innovatie spillovers Kennis en innovatie spillovers vinden plaats tussen sectoren met een (deels) overlappende basis en niet tussen ongerelateerde sectoren. Te grote verschillen maken het onmogelijk om van elkaar te leren, omdat de aangeboden kennis niet wordt begrepen of op waarde kan worden geschat. Te weinig overlappende vaardigheden maakt ook dat er weinig arbeidsmobiliteit tussen bedrijven optreedt.
Nederlandse situatie Toekomstige ruimtelijke concentratie De toekomstige mate van ruimtelijke concentratie in Nederland is onzeker: zowel een sterkere concentratie als een meer gespreide ontwikkeling lijken plausibel. De dominante economische ontwikkelingslijn loopt van technologie naar arbeidsmarktproductiviteit en vervolgens naar concentratie dan wel spreiding van activiteiten.
98
Toekomstige technologische ontwikkelingen Toekomstige technologische ontwikkelingen kunnen zowel leiden tot (relatief meer) spreiding van wonen en werken over meerdere kleinere steden als tot (relatief meer) concentratie in enkele grotere steden. De omgekeerde relatie van concentratie naar hogere productiviteit betreft een klein effect in vergelijking met de totale bandbreedte van de nationale productiviteitsgroei.
Ruimtelijke spreiding versus arbeidsproductiviteit Voor Nederland lijkt te gelden dat een twee keer zo hoge dichtheid tot 2 tot 5% hogere arbeidsproductiviteit leidt (afhankelijk van sector en opleidingsniveau). Sorting (verschillen in opleidingsniveau) zou zo’n 50% van de productiviteit voordelen van stedelijke gebieden t.o.v. meer landelijke gebieden verklaren. De overige 50% is het gevolg van een combinatie van agglomeratie effecten.
Productiviteitsgroei De nationale productiviteitsgroei wordt vooral bepaald door een combinatie van technologische ontwikkelingen, onderwijs en concurrentie op productmarkten. Het effect van agglomeratie ten opzichte van de impact van deze drie factoren samen is beperkt.
Noordvleugel versus Zuidvleugel De economie in de Noordvleugel is de afgelopen decennia harder gegroeid dan in de Zuidvleugel, terwijl de dichtheid en massa van beide regio’s dicht bij elkaar liggen. Dit kan worden verklaard door het type arbeid, type sectoren en de levenscyclus van sectoren in de regio’s.
Polycentrisch versus Monocentrisch Verschillende literatuur geeft geen uitsluitsel of polycentrische structuren met meerdere kleine steden een hogere dan wel langere economische groei hebben gekend dan monocentrische structuren, waarbij één zeer grote stad dominant is. Hetzelfde geldt voor welke toekomstige groeipatronen worden verwacht, beide scenario’s zijn denkbaar.
Overheidsingrijpen “Go with the flow” principe De domeinen woningmarkt, onderwijs en innovatie kunnen logische aanknopingspunten bieden voor beleid. Hierbij wordt het ‘go with the flow’ principe als uitgangspunt genomen: beleidsmatig meebewegen in plaats van het sterk kiezen voor één sector, cluster of stad. De nadruk ligt op het faciliteren van (of investeren in) ontwikkelingen die al plaatsvinden en het wegnemen van belemmeringen. Bij het faciliteren spelen naast een efficiëntieoverweging ook rechtvaardigheids- en verdelingsoverwegingen (‘equity’).
Marktwerking versus overheidsingrijpen Marktwerking heeft de voorkeur boven overheidsingrijpen, tenzij overheidsingrijpen de maatschappelijke welvaart vergroot (bij ‘marktfalen’)/uitkomst van de markt als onacceptabel wordt beschouwd.
Overheidsingrijpen Overheidsingrijpen wordt geacht door aan te sluiten bij unieke regionale omstandigheden en zorgen voor een adequaat verkeers- en vervoersinfrastructuur, voldoende woonruimte en prettige leefomgeving (aanbod van voorzieningen).
Onderzoeksaanbevelingen Bij onderzoeksaanbevelingen ligt de focus op een uitgebreidere literatuurstudie om specifieke beleidsaanbevelingen rondom het ‘go with the flow’ principe in beeld te brengen, met aandacht voor ruimtelijke ongelijkheid. Daarnaast wordt aanbevolen om te onderzoeken of grondprijzen een logische indicator kunnen zijn om aan te geven welke steden het beste kunnen groeien.
99
Werkprogramma G32 themagroep “Sterke keten van participatie, leren, werken en ondernemen” en prioriteit VNG commissie Werk en Inkomen Thema: arbeidsmarkt-, onderwijs- en werkgelegenheidsbeleid in gemeenten en arbeidsmarktregio’s Introductie Het thema ‘arbeidsmarkt-, onderwijs- en werkgelegenheidsbeleid in gemeenten en arbeidsmarktregio’s” maakt zowel deel uit van het werkprogramma van de VNG commissie Werk en inkomen als van de G32 themawerkgroep Sterke keten van participatie, leren, werken en ondernemen25. In goed overleg tussen VNG-bureau en vertegenwoordigers van de G32 themawerkgroep is besloten te streven naar een gezamenlijke aanpak. Het resultaat hiervan is neergelegd in deze notitie. In eerste instantie was het plan van de G32 themawerkgroep om het thema “Human capital agenda” (HCA) centraal te stellen. Tijdens de vergadering van deze werkgroep 23 april 2015 j.l. is besloten dit thema onderdeel uit te laten maken van een meer overkoepelend thema waarin drie beleidsvelden – arbeidsmarktbeleid, onderwijsbeleid en werkgelegenheidsbeleid – samenkomen. Met andere woorden, er wordt gekozen voor een meer integrale benadering. In aansluiting daarop is deze notitie opgesteld, voortbouwend op de eerdere notitie waarin de HCA centraal stond.26 Doel van deze notitie is zowel bij de betrokken G32 bestuurders als bij de VNG commissie Werk en inkomen een go/no go te krijgen voor het uitvoeren van onderstaand voorstel. Uitwerking thema De Nederlandse gemeenten en arbeidsmarktregio’s staan voor twee grote sociaaleconomische vraagstukken. Het ene draait om de vraag hoe de lokale en regionale economie zich de komende decennia zo kan ontwikkelen dat er sprake is van een significante groei in bedrijvigheid en werkgelegenheid, terwijl de maakbaarheid daarvan verder weg lijkt dan ooit (door de dominante trends op het gebied van globalisering, demografische ontwikkeling en ict). Het andere draait om de vraag hoe een groeiende en diverser wordende groep werklozen nog werk en inkomen zal kunnen vinden, zal kunnen participeren in de samenleving van morgen. De commissie Derksen verwoordde het mooi door te stellen dat als de stedelijke agenda al een doel centraal zou moeten stellen dan zou het de sociaaleconomische vitaliteit moeten zijn.27 Steden en stedelijke regio’s zijn immers enerzijds de motoren voor economische groei en innovatie, maar hebben anderzijds te maken met nieuwe armoede en gebrek aan kansen voor degenen die niet meekomen. De uitdaging waar de steden, en in het bijzonder, de centrumgemeenten derhalve voor 25
Deze themawerkgroep is eind 2014 ontstaan door samenvoeging van twee themagroepen: sluitende keten van leren, werken en ondernemen (G32 economische pijler) enerzijds en werk en inkomen en de participatiewet (G32 sociale pijler) anderzijds. 26 Deze notitie is het product van een ad-hocwerkgroep bestaande uit Monique Martens (Delft), Ypkje Grimm (Enschede), Harry van Haren (’s-Hertogenbosch) en Ruud Dorenbos (Platform31). Met dank ook aan de input van Marianne Schrijver (VNG) en Joost van Hoorn (Platform31). 27 Zie Commissie Derksen (2013), Perspectief voor de steden, in opdracht van de VNG.
100
staan is het stimuleren van de regionale economie en een arbeidsmarkt die perspectief biedt voor alle mensen ongeacht hun afstand tot de arbeidsmarkt. Indien we die uitdaging nader onder de loep nemen ontstaat een onderscheid tussen enerzijds een investerings- en kennisperspectief en anderzijds het schadelast- en compensatieperspectief.28 Investerings- en kennisperspectief In het investerings- en kennisperspectief worden kansrijke hoogopgeleiden als motor gezien voor onder andere kennis en innovatie en allerhande spillovers die de stedelijke economie ten goede komen. Het investeringsperspectief uit zich in de investeringen in de kenniseconomie en in topsectoren, van scienceparks tot incubators, geregisseerd door economic boards en netwerken van grote bedrijven. Dit perspectief spreekt niet van werkloosheidsbeleid, maar van een ‘Human Capital Agenda’ (HCA). De negen door de overheid aangewezen topsectoren hebben alle een HCA. De twee belangrijkste doelen van de HCA zijn het verbeteren van de kwantitatieve en kwalitatieve aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven ten behoeve van de topsectoren, en het vergroten van de aantrekkingskracht van de sector door verbetering van het beroepsperspectief. Deze doelen staan centraal voor de diverse HCA’s die gelinkt zijn aan de topsectoren maar ook steeds meer voor andere sectoren (en voor zowel grootbedrijf als MBK). Veel partijen houden zich bezig met de HCA’s; bemoeienis is er van ministeries, provincies, gemeenten, arbeidsmarktregio’s, bedrijven/topsectoren en belangenorganisaties. De bijlage bevat een compacte bloemlezing van initiatieven rond de HCA’s. Schadelast- en compensatieperspectief In het schadelast- en compensatieperspectief ligt de nadruk op werklozen en personen met een arbeidsbeperking die moeilijk aan het werk komen omdat eenvoudige arbeid te duur is geworden voor de productiviteit die zij kunnen leveren of omdat ze uit de markt worden gedrukt door hoger geschoolden. Niet de kansen worden benadrukt, maar de armoede, zorg en schadelast die compensatie via sociale zekerheidswetgeving met zich meebrengt. Gemeenten hebben het aantal bijstandsontvangers de afgelopen jaren flink zien stijgen. Daarnaast staan gemeenten nu ook voor de taak om verstandelijk of lichamelijk beperkte werknemers van sociale werkplaatsen en de arbeidsgeschikte jonggehandicapten naar een baan toe te leiden. Omdat gemeenten gemiddeld ook minder beschikbaar hebben voor re-integratie dan vorig jaar betekent dat de meeste gemeenten meer en moeilijker klanten hebben en tegelijkertijd minder middelen voor re-integratie. In de geschetste perspectieven staan enerzijds kansrijke hoger opgeleiden en anderzijds personen met een (grote) afstand tot de arbeidsmarkt centraal. De positie van personen in het middensegment van de arbeidsmarkt (mbo-niveau 2 en 3) verdient echter ook aandacht. Zo kunnen technologische ontwikkelingen er toe leiden dat hun positie relatief kwetsbaar wordt. Het is daarom van belang deze groep arbeidsfit te houden om te voorkomen dat ze – zeker gelet op de verkorte WW-uitkeringduur uiteindelijk een beroep op de gemeente dienen te doen. Om de positie van deze groep te versterken besteedt het kabinet bijvoorbeeld meer aandacht aan opscholing van vakmensen in het middensegment.29 28
Zie ook Edzes, Dorenbos en Van Dijk (2015), Bouwstenen voor de regionale arbeidsmarkt, Essay 5, Platform31. 29 Zie bijvoorbeeld Kamerbrief 19 december 2014, Effect van technologische ontwikkeling op de arbeidsmarkt.
101
Het verbinden van beide perspectieven De beschreven perspectieven kennen hun eigen werkelijkheden en zijn lastig met elkaar te verenigen; of dat nu in woord en daad is, in onderzoek en beleid of in politiek en bestuur. Het kennisen investeringsperspectief – waarin de economische agenda voor werkgelegenheid en economische groei centraal staat – richt zich vanzelfsprekend op de lange(re) termijn terwijl het schadelast- en compensatieperspectief – waar de sociale agenda voor compensatie en re-integratie van mensen die aan de kant staan centraal staat – zich richt op de korte(re) termijn. Afhankelijk van met welke beleidafdeling wordt gesproken (economische zaken, sociale zaken of onderwijs) komt naar voren of het korte- of lange termijn vraagstuk voorrang heeft. Omdat menig gemeentebestuur zorgelijk kijkt naar de (grote) financiële risico’s rond de invoering van de Participatiewet is het begrijpelijk dat het korte termijn vraagstuk voorrang heeft. Voor structurele oplossingen moet echter verder worden gekeken dan vandaag de dag. Aandacht voor onderwijs speelt dan een grote rol. Gemeenten worden zich - als gevolg van een op termijn dalende beroepsbevolking - steeds bewuster van de noodzaak dat een goed opgeleide beroepsbevolking, en daarmee van kwalitatief goed onderwijs, van essentieel belang is voor een vitale stad met een sterke economie. In een toenemend aantal gemeenten is het besef doorgedrongen dat de beleidsafdelingen economische zaken (EZ), sociale zaken (SZ) en onderwijs op zijn minst meer naar elkaar toe zouden moeten bewegen. Kennis hebben van elkaars uitdagingen en de daarbij behorende (mogelijke) oplossingsrichtingen is vaak de basis voor beter beleid (en beleidsuitvoering).30 Binnen sommige gemeenten zijn de beleidsafdelingen reeds samengevoegd, andere gemeenten staan op het punt dat te doen of zijn erover aan het nadenken. Daarbovenop is de vraag relevant of er binnen arbeidsmarktregio’s synergie plaatsvindt in de belangrijkste arbeidsmarktoverstijgende agenda’s van economie, onderwijs en sociale zaken (of dat door verschillen in doelstellingen en belangen en tekortschietende bestuurlijke regie deze synergie juist niet plaatsvindt). Centrumgemeenten (veelal G32-steden) spelen hierin een belangrijke rol. Gemeenten in hun regio zouden veel meer ook hun bijdrage kunnen leveren. Voorstel Platform31 en VNG31 hebben de idee opgevat om middels praktijkcases de wisselwerking tussen het arbeidsmarktbeleid (SZ), werkgelegenheidsbeleid (EZ) en onderwijsbeleid in een aantal gemeenten en arbeidsmarktregio’s in kaart te brengen.32 Vragen die daarbij aan de orde komen zijn bijvoorbeeld: Is er sprake van een goed geolied krachtenveld waar de drie O’s (overheid, ondernemers, onderwijs) elkaar makkelijk vinden en samenwerken, of wordt er nog veelal naar sectorale en solistische oplossingen gezocht? Worden economie, onderwijs en sociaal met elkaar
30
Bijvoorbeeld het gezamenlijk en gecoördineerd benaderen van werkgevers/ondernemers en onderwijsinstellingen. 31 Via het programma Regionale economische ontwikkeling en arbeidsmarkt 32 Platform31 heeft reeds een begin gemaakt met dergelijke praktijkcases in de regio’s Emmen en Zwolle. Eén van de eindproducten daar van is te lezen in: http://www.kkshetlevendeboek.nl/boek/de-economischestad/economie-en-arbeidsmarkt
102
verbonden, en zo ja, hoe? Is er sprake van een gezamenlijke (regionale) aanpak van ‘stad en ommeland’? etc. Concreet brengen we voor een aantal centrumgemeenten (en omgeving) het hele speelveld van het arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid in kaart, d.w.z. de actoren, de onderlinge relaties, de daaruit volgende acties, initiatieven e.d. Uiteindelijk dient er uit de ‘analyse’ te rollen aan welke knoppen er wel/niet gedraaid wordt, overlap in projecten/acties, kansen, bedreigingen etc. alles zo concreet als mogelijk uitgewerkt. In vogelvlucht bestaat de exercitie uit de volgende drie stappen: 1. Op basis van deskresearch en interviews (overheid, onderwijs, bedrijfsleven) wordt ingezoomd op het (gemeentelijke en regionale) arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid. Doelstelling is dat met het eindresultaat de gemeenten en arbeidsmarktregio’s een “spiegel” wordt voorgehouden; 2. De resultaten worden in een tweetal bijeenkomsten gepresenteerd, bijvoorbeeld in de vorm van Masterclasses, waarna discussie plaatsvindt en concrete handelingsacties worden benoemd (bijvoorbeeld t.a.v. verbinding/samenwerking tussen onderwijs, gemeenten en bedrijfsleven, beleidsuitvoering, kennisontwikkeling e.d.); 3. Het benoemen van concrete handelingsacties is één, het faciliteren van de uitvoering daarvan is twee. Daarom wordt beoogd om ook na te gaan of, en zo ja hoe, de gemeenten/arbeidsmarktregio’s en/of economische regio’s ondersteund kunnen worden in de daadwerkelijke uitvoering van de voorgestelde acties (bijvoorbeeld in de vorm van coaching, monitoring, evaluatie en advies). Platform31 en VNG voeren de bovenstaande stappen gezamenlijk uit. De uitvoering zal plaatsvinden tussen augustus en november 2015. Platform31 neemt het voortouw in stap 1, VNG in stap 2 en 3. Voor meer info: Ruud Dorenbos (Platform31), Marianne Schrijver (VNG).
103
De betekenis van Delftse spoorzone-ontwikkeling voor de vitaliteit van de metropoolregio Rotterdam Den Haag research memorandum prof dr Pieter Tordoir, maart 2015
1. Doel memorandum In Delft-centrum worden het doorsnijdende spoor en station onder de grond gebracht waardoor ruimte is ontstaan voor woningen, commerciële en maatschappelijke functies in een nieuw centrum-stedelijk milieu. De stad, het Rijk en de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag regio hechten waarde aan deze ontwikkeling. Dit memorandum brengt de effecten in beeld van stedelijke ontwikkeling in de spoorzone voor de economische vitaliteit van de gehele metropoolregio. De planvorming voor het gebied gaat uit van circa 90.000m2 aan wonen (voornamelijk appartementen), studentenhuisvesting, onderwijs, en 50.000m2 aan maatschappelijke en commerciële functies (bedrijvigheid, horeca, vergaderfaciliteiten etc.), met een bandbreedte naar omvang en samenstelling van het programma (gemeente Delft 2013). Niet zozeer deze precieze aantallen, maar vooral het algemene ontwikkelingsconcept voor een nieuw centrum-stedelijk milieu rondom het station staat in dit memorandum centraal. Geredeneerd wordt vanuit de welvaart, de economische dynamiek en het verdienvermogen van de gehele metropoolregio, en de gemeenschappelijke opgaven die daarbij in het geding zijn. Wat zijn die opgaven, en wat draagt Delftse spoorzone-ontwikkeling daar aan bij? De analyse is gebaseerd op een reeks van recente wetenschappelijke onderzoekingen en op gerichte raadpleging van economische en demografische microdatabestanden. 2. De metropoolregio: structuur, dynamiek en opgaven De economie van de metropoolregio Rotterdam-Den Haag kent speerpunten van wereldniveau maar zit in het algemeen klassement van Nederlandse regio’s in de middenmoot (OESO 2014, Manshanden 2014). De regio zou beter kunnen doen; recente wetenschappelijke analyses tonen dat de regionale welvaart in potentie hoger is dan in realiteit (Tordoir e.a. 2014). Er is onderbenutting van potentieel verdienvermogen. 104
Wetenschappers wijzen op twee hoofdredenen daarvoor. Ten eerste heeft de regio het economisch agglomeratiepotentieel van een welvarende miljoenenstad, maar door de feitelijke scheidingen van markten voor arbeid, bedrijvigheid, huisvesting en voorzieningen binnen de regio wordt dat potentieel niet gerealiseerd. Ten tweede kent de regio, ondanks de aanwezigheid van vele kennisinstellingen, onvoldoende innovatiekracht en aantrekkingskracht op hoogwaardige bedrijvigheid en menselijk talent.
In deze situatie heeft gemeenschappelijke actie, gefocusseerd op het wegnemen van scheidingen in de regio, relatief veel hefboomeffect op het regionale verdienvermogen. De strategie van de nieuwe Metropoolregio Rotterdam-Den Haag is vooral daar op gericht. Er doen zich twee kernopgaven voor gemeenschappelijk beleid voor:
Zorgdragen voor meer diversiteit en een groter draagvlak in de gehele regio door het beter laten functioneren van regionale markten voor werken, wonen, voorzieningen en bereikbaarheid;
Zorgdragen voor bredere valorisatie van het kennispotentieel in de regio en versterking van de aantrekkingskracht op vakspecialistisch en ondernemend talent.
3. Regionale betekenis van de spoorzone-ontwikkeling Delft Met het oog op de bovenstaande regionale analyse en opgaven zal de beoogde centrumstedelijke ontwikkeling van de Delftse spoorzone een bovenmatig regionaal hefboomeffect sorteren. Met ‘bovenmatig’ is bedoeld dat de indirecte maatschappelijke (welvaarts)opbrengsten van een ontwikkeling significant hoger zijn dan alleen de directe financiële opbrengsten van de business case voor gebiedsinvesteerders. De indirecte opbrengsten zijn geografisch breed verspreid en betreffen de gehele metropoolregio. Er zijn twee hoofdredenen om een bovenmatig regionaal hefboomeffect te verwachten. Ten eerste vormt de ontwikkeling van de vervoersknoop en een nieuw centrummilieu in Delft een belangrijke stap in het wegwerken van de scheiding tussen de stadsregio’s Rotterdam en Haaglanden. Met die stap zal het algemene agglomeratiepotentieel van de miljoenenstad Rotterdam-Den Haag beter worden benut. Ten tweede zal de ontwikkeling de regionale motorfunctie van Delft als (inter-)nationale magneet en ‘opwerkfabriek’ voor menselijk en ondernemend (kennis-)talent versterken. Delft vormt voor de metropoolregio een belangrijke roltrap voor kenniswerkers en kennisbedrijvigheid. Die functie hapert momenteel. De spoorzone-ontwikkeling geeft essentiële smeerolie. Beide hoofdredenen worden hierna toegelicht. Versterking en benutting van regionale agglomeratievoordelen De geavanceerde kenniseconomie balt wereldwijd steeds meer samen in grote metropolen. Dat komt omdat benodigde markten voor arbeid, kennis, huisvesting en voorzieningen 105
gevoelig zijn voor stedelijke agglomeratie en daar het beste functioneren. In Nederland grijpt die samenballing aan op een van oudsher sterk verstedelijkt land. Bestaande stadsgewesten in Nederland smelten voor kenniswerkers, hoogwaardige bedrijven en voorzieningen aaneen tot interstedelijke netwerken. Stadsgewesten die onvoldoende in de trend meekomen raken nationaal en internationaal achterop. Voor de stadsgewesten van Rotterdam en Den Haag ligt hier een grote uitdaging. De stadsgewestelijke markten voor arbeid, afzet en toelevering, huisvesting en voorzieningen zijn meer gescheiden dan op grond van de korte afstand tussen de stadsgewesten mag worden verwacht (Ritsema van Eck e.a. 2006). Daardoor wordt agglomeratiekracht gemist. Verbetering verlangt in ieder geval betere bereikbaarheid tussen de stadsgewesten, gekoppeld aan gerichte ruimtelijke ontwikkeling. Met Randstadrail en de ontwikkeling van daarmee ontsloten locaties is een eerste stap gezet. De verbetering van de NS spoorverbinding tussen Rotterdam en Den Haag en de ontwikkeling van stationsgebieden in Den Haag, Delft en Rotterdam vormt een tweede, grote stap. Voor de benutting van interstedelijk agglomeratiepotentieel worden hoogfrequente stadshartop-stadshart spoorverbindingen in sneltreinvaart belangrijker (Tordoir e.a. 2015). Hoogwaardige bedrijvigheid, kenniswerkers en stedelijke voorzieningen nestelen zich bij voorkeur rond vervoersknopen om van daaruit gemakkelijk van vraag en aanbod in interstedelijke netwerken te kunnen profiteren. Dat verlangt stedelijke dichtheden en betrouwbaarheid van verbindingen die met het snelwegennet steeds minder goed kunnen worden geaccommodeerd. Hoogfrequent spoor is daartoe meer geëigend. Bij de trend past een intensieve en sterk functiegemengde ontwikkeling rond metropolitaanse vervoersknopen. De markt pakt deze trend op. Grote OV-knopen in de Randstad, waaronder met name de Zuidas, Utrecht CS, Den Haag CS en Rotterdam Central District, kennen momenteel de grootste bouwactiviteit in Nederland. Naar verwachting zet deze trend de komende decennia door (Tordoir & Louter 2013). Naast grootstedelijke hoofdknopen vormen goed gelegen middelgrote steden en hun stationsgebieden essentiële schakels en stepping stones in het proces van interstedelijke integratie. De succesvolle stationsgebieden van Amersfoort, Leiden en Den Bosch zijn goede voorbeelden. Ook Delft, gelegen op de as tussen Rotterdam en Den Haag, zou zo’n schakelfunctie kunnen vervullen. Momenteel is dat maar beperkt het geval. Delft is onevenredig sterk op het Haagse stadsgewest georiënteerd (Tordoir e.a. 2015). Ontwikkeling van de Delftse spoorzone brengt daar langs twee wegen verbetering in. Verdere ontwikkeling van de Delftse spoorzone als vervoersknoop en centrumgebied zorgt ten eerste voor meer vervoerswaarde op de lijn tussen Rotterdam en Den Haag, waardoor een hoogfrequente verbinding eerder rendabel wordt. Daar profiteren alle stationsgebieden van. Ten tweede is vanuit station Delft de metropoolregio als geheel per OV optimaal bereikbaar, en dat trekt extra bedrijven en huishoudens van buiten de regio die willen profiteren van agglomeratievoordelen in de metropoolregio. Zo’n instroom zien we in de bovengenoemde succesvolle voorbeeldsteden. Het gaat daarbij vooral om hoogwaardige bedrijvigheid en kenniswerkers. Juist deze groepen zijn belangrijk voor de versterking van de economie en concurrentiepositie van de metropoolregio. 106
De Delftse stationslocatie is in het bijzonder nuttig voor de opkomende groep jonge(re) ‘tweeverdieners’ met een sterke stedelijke oriëntatie, de zogenaamde ‘superkoppels’ (Latten, 2015). Deze groep zoekt woonlocaties met optimale flexibiliteit in de omliggende (centraal)stedelijke arbeidsmarkt, die vooral ook per frequent spoor moet zijn ontsloten omdat het autobezit onder deze groep geleidelijk afneemt. De noordvleugel van de Randstad kent voor deze groep momenteel de grootste aantrekkingskracht; groter dan die van de zuidvleugel. Omdat stedelijke ontwikkeling in de Delftse spoorzone interessant is voor zowel huishoudens, bedrijven als consumentenvoorzieningen kunnen we een functiegemengde ontwikkeling verwachten en ook dat draagt bij aan aantrekkingskracht en vitaliteit. De belangrijkste lokale kwaliteiten van het gebied zijn echter de directe aansluiting aan het cultuurhistorische en levendige Delftse stadshart en de korte verbindingen met de TuDelft en gerelateerde technologiecomplexen in de stad. Op hun beurt zullen zowel de Delftse cultuurhistorische trekkers als de kennis- en technologiecomplexen in de stad als gevolg van versterking van de as Rotterdam-Delft-Den Haag een (nog) grotere betekenis voor de metropoolregio kunnen krijgen. Een belangrijke overweging bij de bepaling van de regionale meerwaarde van de spoorzoneontwikkeling is of deze andere ontwikkelingslocaties in de metropoolregio kan kannibaliseren. We kunnen dat niet verwachten. Het gaat om een non-zero sum game: de locatie is vanwege haar specifieke kwaliteiten complementair aan andere centrum-stedelijke locaties en zorgt voor extra aantrekkingskracht voor de gehele metropoolregio. Daar komt bij dat de totale ontwikkelcapaciteit in gemengde centraalstedelijke OV-knopen in de metropoolregio op langere termijn is begrensd. De Delftse locatie kan om deze redenen niet worden gemist. Versterking van de regionale roltrapfunctie en kenniseconomie Centrum-stedelijke en functiegemengde knopen en hun onderlinge verbindingsassen zijn zeker niet de enige baathebbers bij metropoolvorming. Ook meer suburbane en landelijke gebieden alsmede specifieke lokaal-economische clusters in de regio profiteren. Dat verloopt vooral via het mechanisme van de ‘regionale roltrap’. Ook voor dat mechanisme kan ontwikkeling in de Delftse spoorzone een stimulerende rol vervullen. Dat werkt als volgt. De moderne economie drijft in hoge mate op menselijke, vakspecialistische en ondernemende talenten. Mensen ontwikkelen en benutten die talenten gedurende hun leven steeds minder op één plek, stad of streek. In verschillende levensfasen en loopbaanstappen zoeken we verschillende kwaliteiten in de leef- en werkomgeving. Daarom gaan vervolgonderwijs, studie, baanverandering en gezinsvorming vaak gepaard met verhuizingen. Zo’n geografische levenswandel vormt als het goed is een roltrap voor economische en maatschappelijke stijging. Er hoeft daarbij geen sprake te zijn van winnende en verliezende gebieden: jongeren die een streek verlaten voor studie in de grote stad kunnen daarna met kennis en ondernemingszin terugkeren naar de geboortestreek. De roltrap vormt aldus ook het belangrijkste kanaal voor geografische verspreiding en toepassing van kennis en innovaties.
107
Een vergelijkbaar mechanisme treedt op bij bedrijven. Jonge start-ups verlangen een ander soort omgeving dan grote(re) en doorgroeiende ondernemingen. Starters gedijen in eerder in een inspirerende omgeving met veel andere starters en dienstverleners; grote bedrijven zoeken eerder de ruimte en een omgeving die ze naar hun hand kunnen zetten. Succesvolle metropolen bieden bij uitstek een volledige geografische roltrap voor een grote diversiteit aan mensen en bedrijven. Om die reden trekken ze relatief veel jonge en talentvolle mensen aan en houden die mensen vast tot en met de oude dag. Idem dito voor talentvolle ondernemers en doorgroeiende bedrijvigheid. Vooral langs deze weg dragen zeer verschillende woon- en werkmilieus binnen metropoolregio’s alle bij aan de aantrekkingskracht en vitaliteit van het geheel, en profiteren ook van het geheel. Recent onderzoek naar migratiestromen van mensen, werkplekken en bedrijven in Nederland toont aan dat de verhuisbewegingen van met name jongeren en hoogopgeleiden naar grootstedelijke regio’s structureel toenemen (Tordoir e.a. 2015). Dit onderzoek toont ook aan dat de Randstad noordvleugel als geheel in dit proces aan het langste eind trekt. De zuidvleugel blijft daarbij achter, weliswaar niet dramatisch maar wel significant. Het bieden van ‘volledige roltrappen’ vormt in dit licht een majeure opgave voor de metropoolregio, zowel voor de inwoners als voor de kenniseconomie. Essentieel voor de roltrap zijn met name stedelijke onderwijs- en kenniscentra die talentvolle jonge generaties trekken uit binnen- en buitenland. Deze centra zijn de eerste treden: men studeert daar, start vervolgens een loopbaan of onderneming en vindt veelal een levenspartner, maar verhuist doorgaans naar omliggende en meer suburbane zones als er opgroeiende kinderen zijn. Stedelijke onderwijs- en kenniscentra zijn magneten en vliegwielen in de roltrap. Op basis van omvangrijke databestanden over alle inwoners en bedrijven zien we dat binnen de Randstad zuidvleugel drie gemeenten zo’n magneet- en vliegwielfunctie kennen: Rotterdam, Den Haag en Delft. Delft is van deze drie ook het meest gespecialiseerd in de hoogwaardige onderwijs- en kennisfunctie (Louter & van Eikeren 2013). De stad trekt jongeren vanuit het land en het buitenland en levert afgestudeerden vervolgens aan woonen werkmilieus in de gehele regionale omgeving. Analyse van demografische microdata ten behoeve van dit memorandum leert dat jaarlijks gemiddeld circa 2000 hoogopgeleide mensen vanuit Delft naar andere gemeenten in de metropoolregio verhuizen. Voor een groot deel betreft het afstudeerders die zich met een partner of gezin in de regio settelen. Uiteraard ‘levert’ Delft ook aan steden en regio’s in overige delen van het land en het buitenland: het Delftse onderwijs- en kenniscentrum heeft nationale en internationale betekenis.
Die strategische functie van Delft hapert momenteel. Weliswaar trekt de stad meer studenten uit binnen en vooral ook buitenland dan ooit tevoren—belangrijkste reden voor de huidige bevolkingsgroei in de stad—maar de doorstroming naar andere delen van de metropoolregio groeit niet of nauwelijks. De uitstroom naar andere delen van het land neemt wel toe. De 108
regionale roltrap functioneert daarom onvoldoende. We zien een vergelijkbaar verschijnsel voor Den Haag. De metropoolregio als geheel, met de grootste concentratie aan hoger onderwijs en R&D in Nederland, verliest momenteel net wat meer kenniswerkers aan andere regio’s en steden dan dat ze wint. Als de trend doorzet zet dit op den duur een bijl aan de wortel van regionaal innovatievermogen, ondernemerschap en verdienvermogen. De trend moet worden gekeerd, en de Delftse spoorzone kan daarbij grote betekenis hebben. Nadere data-analyse toont dat het haperen van de roltrap voor kenniswerkers mede is terug te voeren op de in de zuidvleugel relatief zwakke ‘tussenschakel’ tussen het studentenleven en het gezinsleven. Met name jonge, hoogopgeleide alleenstaanden en stellen met een (1e of 2e) baan trekken per saldo weg naar vooral de Randstad noordvleugel. Bedrijven op zoek naar jong talent moeten dit vaker van ver halen: de lange afstandspendel onder jonge hoogopgeleide mensen naar de regio neemt vooral vanuit Amsterdam en Utrecht snel toe. Regionale kennisintensieve bedrijven en instellingen verliezen vanwege lange pendelafstanden concurrentiepositie op de arbeidsmarkt en vertrekken mogelijk. Ook kalft de vraagmarkt voor nieuwe gezinswoningen en voorzieningen in regiogemeenten af omdat de roltrap hapert. Er kan een negatieve spiraal in verschillende richtingen spelen die vrijwel alle regiogemeenten kan raken. Er is derhalve groot gemeenschappelijk belang om de zwakke schakel in de regionale roltrap te repareren. Een relatief beperkte inzet kan hier een groot hefboomeffect sorteren op langere termijn. Er zijn meerdere locaties in de regio waar de tussenschakel kan worden verbeterd of ontwikkeld, waarbij de Delftse spoorzone bij uitstek een goede locatie vormt. De TuDelft is een grote talenttrekker en van groot belang voor het regionale innovatiepotentieel. Bij de stap van studie naar een eerste baan of een start-up—verreweg de belangrijkste kanalen voor kennisoverdracht en valorisatie van kennisinstelling naar de economie—verhuizen de in het geding zijnde jonge alleenstaanden en stellen doorgaans alleen als het niet anders kan, om opgebouwde sociale contacten niet te hoeven verbreken. Dat is ook een reden om bij gezinsvorming bij voorkeur in de regio te blijven. Delft biedt momenteel echter weinig woonmogelijkheden voor juist de (toenemende!) groep starters op de arbeidsmarkt, die het stadse leven nog niet vaarwel willen zeggen. Ook in Den Haag zijn de alternatieven beperkt. Rotterdam biedt wel keuze, maar het palet aan mogelijkheden is daarmee op regionaal niveau te beperkt. Ontwikkeling van de Delftse spoorzone biedt soelaas voor deze groep. Woningmarkten in omliggende gemeenten profiteren van uiteindelijke doorstroom vanuit deze groep. De gehele regio profiteert economisch als mede door de ontwikkeling een dreigende neerwaartse spiraal wordt gesmoord. Literatuur
Gemeente Delft (2013) Nieuw Delft. Integraal Ontwikkelingsplan Latten, J. (2015), presentatie voor de bijeenkomst ‘Toenemende contrasten: demografie en stedelijke ontwikkeling’ van het Breed Beraad, Stichting forum voor stedelijke vernieuwing
109
Louter, P. & P. Van Eikeren (2013), Delft in regionaal perspectief. Regioverkenning Delft, gemeente Delft Manshanden, W. (2014), ‘De overheid in de Metropoolregio Rotterdam Den haag: agglomeratie, innovatie en kapitaal. In: Tordoir e.a., Metropoolvorming: kansen en opgaven (op. cit.) Metropoolregio Rotterdam Den Haag (2014), Metropoolvorming: kansen en opgaven. Reflecties uit de wetenschap. Gemeente Den Haag en gemeente Rotterdam OESO (2014), OECD Territorial Reviews: The Netherlands 2014. Parijs: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling OECD Ritsema van Eck, J., F. Van Oort, O. Raspe, F. Daalhuizen & J. van Brussel (2006), vele steden maken nog geen Randstad. Rotterdam/Den Haag: NAi & Planbureau voor de Leefomgeving Tordoir, P.P., A. Poorthuis & P. Renooy (2015), De veranderende geografie van Nederland. Onderzoek i.o.v. het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Amsterdam: Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir en Regipan (publicatiedatum 9 april 2015) Tordoir, P.P., W.J.J Manshanden, F.G. van Oort, E.J. Meijers & O. Raspe (2014), Metropoolvorming: kansen en opgaven. Reflecties uit de wetenschap. Uitgave ter gelegenheid van de vorming van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, gemeenten Den haag en Rotterdam Tordoir, P.P. & P. Louter (2013), Het regionale en lokale klimaat voor ruimtelijke investeringen. Research Paper 2013-3, Amsterdam School of Real Estate
110
11
samenvatting Nederland heeft een periode van meer dan een halve eeuw van gestage economische groei achter zich. De huidige generatie heeft twee keer zo veel te besteden als de vorige. Niet alleen historisch gezien, maar ook in internationaal vergelijkend perspectief is dat een uitstekende prestatie. Was Nederland enkele decennia geleden nog een Europese middenmoter, inmiddels behoort ons land bij de koplopers in Europa als het gaat om het bbp per inwoner, productiviteit en arbeidsparticipatie – en dat ondanks de malaise van de afgelopen jaren. Tegelijkertijd spreekt het allerminst vanzelf dat die situatie aanhoudt. De machtsverhoudingen in de wereld veranderen. Veel opkomende economieën ontwikkelen zich van lagelonenland tot kenniseconomie en in 2020 zal twee derde van de mondiale middenklasse in Azië wonen. Dat biedt allerlei nieuwe kansen – maar het maakt ook dat gevestigde posities permanent onder druk staan. Productieprocessen veranderen steeds sneller en marktleiders behouden hun positie vaak maar kort. Innoveren is niet langer een kortdurende activiteit van enkele uitvinders, maar een permanent proces van schaven en bijstellen waarbij iedereen betrokken is: werknemers van hoog tot laag, toeleveranciers, en zelfs klanten. Het is de vraag hoe Nederland deze nieuwe omstandigheden het beste tegemoet kan treden. Voorspellen of vermogens versterken? In veel westerse landen woedt de laatste jaren een hevig debat over de vraag of, en zo ja op welke manier, overheden de economische groei in hun land kunnen bevorderen. Lang waren liberale uitgangspunten favoriet: als de overheid zorgt voor de juiste randvoorwaarden (een goed rechtssysteem, goede infrastructuur en voldoende stabiliteit) komt groei vanzelf. Gaandeweg maakte dit idee echter plaats voor de overtuiging dat overheden meer kunnen en moeten doen. Van bijzonder belang hierbij was de opkomst van de Aziatische tijgers, die voor een groot deel te danken was aan sterk sturende overheden. Maar in ook veel westerse landen blijken economische successen bij nader inzien georkestreerd. Silicon Valley (inclusief Google) had niet bestaan zonder de (defensie-)inspanningen van de Amerikaanse overheid, en de leidende rol van de Nederlandse landbouw- en voedingssector is te danken aan langdurige, systematische overheidssteun. Bij het beantwoorden van de vraag hoe overheden de economie van hun land het beste kunnen stimuleren, worden twee verschillende sporen gevolgd. Het eerste spoor is dat van de lineaire voorspellingen. Daarbij wordt geprobeerd om uit het heden te extrapoleren wat in de toekomst interessante markten, sectoren en/of technologieën zijn, om vervolgens beleid te ontwikkelen dat daar op
12
NAAR EEN LERENDE ECONOMIE
is afgestemd. Dat is, zeker op de iets langere termijn, een riskante strategie. De beste voorspelling is immers dat zaken anders zullen lopen dan wij nu denken. Het tweede spoor is dat van het versterken van het verdienvermogen. Dit is een optelsom van het vermogen om toekomstige kansen te benutten en toekomstige bedreigingen het hoofd te bieden. Het gaat er daarbij om infrastructuur, instituties en menselijk kapitaal zodanig toe te rusten dat ze adequaat kunnen inspelen op wisselende omstandigheden. Voor Nederland is dit tweede spoor het meest aangewezen. Het levert op termijn de meest robuuste kans op economische groei, het past bij een steeds complexere wereld, en het biedt bovendien de beste mogelijkheden voor het voeren van eigenstandig beleid. Macro-economisch beleid wordt immers steeds meer bepaald in Frankfurt en Brussel. De mogelijkheden om markten (nog) beter te laten functioneren, zijn in Nederland inmiddels grotendeels uitgenut. Het effect van verdere maatregelen op dit vlak wordt gemakkelijk overschat. Van bijvoorbeeld een herziening van de sociale zekerheid valt, zeker als de al geplande hervormingen worden uitgevoerd, niet veel structurele verbetering meer te verwachten. Rest een strategie die gericht is op versterking van ons verdienvermogen. Responsiviteit Het sleutelbegrip bij het organiseren van verdienvermogen is responsiviteit: de vaardigheid om snel en adequaat in te spelen op nieuwe omstandigheden. Responsiviteit valt uiteen in drie elementen. Allereerst gaat het om veerkracht: zijn er voldoende buffers om schokken op vangen; zijn er genoeg ontkoppelingen (‘brandgangen’) om te zorgen dat schokken zich niet door het hele systeem verspreiden; en is het systeem zodanig redundant dat verschillende delen zo nodig elkaars functie kunnen overnemen? Ten tweede gaat het om het vermogen tot adaptatie: kan het systeem zich soepel aanpassen aan nieuwe omstandigheden; is er genoeg ruimte voor variatie, selectie en experimenten om bij nieuwe omstandigheden snel en gericht nieuwe oplossingen te verkennen? Tot slot gaat het om een proactieve houding: wordt er van fouten geleerd, op toekomstige problemen geanticipeerd en naar toekomstige kansen gezocht? Zijn, kortom, terugkoppelingsmechanismen goed georganiseerd en bestaat er aandacht voor wat zich op lange termijn voor kan gaan doen? Opgaven Het organiseren van responsiviteit gebeurt niet in een vacuüm, maar in een context die voortkomt uit het verleden en waarin opgaven voor de toekomst vervat zijn. Dit rapport schetst drie opgaven die de komende decennia van groot belang zullen zijn voor Nederland. Allereerst is er een productiviteitsopgave. De beroepsbevolking zal vanaf 2020 in aantal afnemen, en om het daaruit volgende verlies aan arbeidsjaren te ondervangen zal een toename van de productiviteit
SAMENVATTING
13
nodig zijn. Schaarste geldt bovendien niet alleen mensen, maar ook grondstoffen en, gegeven de noodzakelijke schuldreductie van overheden en huishoudens, tot op zekere hoogte ook kapitaal – ook dat impliceert dat er meer moet gebeuren met minder. De tweede opgave volgt uit de toenemende internationale verwevenheid. Productie krijgt steeds meer vorm in lange en gefragmenteerde ketens zodat landen steeds afhankelijker van elkaar worden en bedrijven (en tot op zekere hoogte ook werknemers) minder gebonden zijn aan een specifiek land. De afstemming van de activiteiten van een bedrijf op de activiteiten van andere bedrijven in de productieketen wordt dus belangrijker, maar ook lastiger en volatieler, en Nederland zal daarop een eigen antwoord moeten zien te vinden. Bovendien zijn bedrijven steeds minder verbonden met een specifiek land – dat vergt aandacht voor de manier waarop bedrijven, maar meer nog mensen gebonden kunnen worden aan Nederland. Tot slot is er de opgave om in te spelen op het snelle en veelvormige karakter van hedendaagse innovatieprocessen. Innovaties kunnen het resultaat zijn van goede r&d, maar ook voortkomen uit gaande het werk ontwikkelde efficiëntere productiemethoden, een betere organisatie van de productieketen, originele marketing of welkome service. De kennis die bij deze diverse vormen van innovatie vereist is, kan vele bronnen hebben en alle betrokkenen kunnen als aanjager fungeren. Kenniscirculatie bevorderen De belangrijkste manier om aan deze drie opgaven het hoofd te bieden, en daarmee om de responsiviteit van de Nederlandse economie te vergroten, is het stimuleren van kenniscirculatie. Dit gaat verder dan het bevorderen van een kenniseconomie. Terwijl bij het streven naar een kenniseconomie de productie van nieuwe kennis bovenaan de agenda staat, draait het bevorderen van kenniscirculatie om het beter gebruiken van bestaande kennis. Nieuwe kennis ontwikkelen blijft weliswaar belangrijk, maar er gaat daarnaast veel meer aandacht uit naar het mobiliseren en toepassen van ideeën en technieken die te vinden zijn in andere bedrijven, sectoren of landen. Dat vereist het ontwikkelen van absorptievermogen: het vermogen om (nieuwe en elders vigerende) kennis te signaleren, op te nemen en vaardig te gebruiken. Kenniscirculatie schraagt een lerende economie. Zo’n lerende economie tot stand brengen stelt eisen aan de organisatie van zowel onderzoeks- en onderwijsinstellingen als arbeidsorganisaties, en vergt bovendien een passende vormgeving van de nodige regulerende instituties. Om te beginnen behoeft het landschap van onderzoeksinstellingen meer differentiatie. Tot in de jaren zeventig namen grote bedrijven veel onderzoek voor hun rekening, en waren universiteiten vooral op onderwijs gericht. Daarna werd onderzoek steeds meer een zaak voor universiteiten. Die universiteiten kregen tegelijkertijd te maken met een enorme toeloop van studenten: hoger onderwijs werd massaonderwijs. Het laatste decennium wordt bovendien ook valorisatie
14
NAAR EEN LERENDE ECONOMIE
steeds belangrijker. Universiteiten hebben anno 2013 met onderwijs, onderzoek en valorisatie dan ook drie taken die ze alle drie op topniveau moeten uitvoeren. Dat wringt. Wil de ene taak niet ten koste gaan van de andere, dan is een meer gedifferentieerde organisatie geboden. Wat betreft onderzoek vraagt dit om een zekere verzelfstandiging, om een verschil in accent tussen universiteiten en om het versterken van andere onderzoeksinstellingen. Ten tweede vergt de vormgeving van een lerende economie het (verder) ontwikkelen van onderzoeks- en onderwijsinstellingen tot regionale kenniscentra die structureel verbonden zijn met hun omgeving. Op dit moment overheerst eenrichtingsverkeer: kennis wordt via artikelen, patenten of afgestudeerden doorgegeven aan de samenleving. Het ontbreekt aan de nodige afstemming en aan antennes voor wat die samenleving nodig heeft. Het mbo zou als motor van de innovatie in het mkb moeten gaan fungeren, en universiteiten en hogescholen zouden er goed aan doen om samen met arbeidsorganisaties een goed stelsel van deeltijdonderwijs tot ontwikkeling te brengen. Een derde opdracht is het herbezien van de inhoud van het onderwijs. Nederland kent een lange traditie van onderwijsvrijheid, die als keerzijde heeft dat er nauwelijks een maatschappelijk debat is over wat het onderwijs eigenlijk moet overdragen. Er bestaat geen nationaal curriculum, en over de vraag hoeveel aandacht 21ste eeuwse vaardigheden (leren leren, initiatief nemen, doorzettingsvermogen, samenwerken, enzovoorts) verdienen, circuleren vooral individuele opinies. Verzakelijking is hier aan de orde. Daarbij past ook een heroriëntatie op het (te) ver doorgevoerde onderscheid tussen onderwijs gericht op vaardigheden en onderwijs gericht op cognitie. Het (v)mbo zou daarmee aantrekkelijker, en het aanbod van andere schooltypen minder eenzijdig cognitief worden. Ten vierde is er een forse kwaliteitsslag in het onderwijs nodig. De kwaliteit van het onderwijs in Nederland is altijd goed geweest, maar gaat inmiddels voorzichtig achteruit. Het gemiddelde opleidingspeil van leerkrachten in het basis- en voortgezet onderwijs is jarenlang gedaald, net als het aantal mensen dat leraar wil worden. Minder dan de helft van de basisscholen voldoet aan de belangrijkste kwaliteitsnormen, en op middelbare scholen wordt meer dan één op de vijf lessen gegeven door een onbevoegde docent. Dat steekt schril af tegen het feit dat de meeste West-Europese landen sinds 2003 (het jaar waarin voor het eerst vergelijkende pisa-scores werden gepubliceerd) op het gebied van onderwijs forse veranderingstrajecten in de gang hebben gezet. Terwijl Nederland door zijn heterogene economische structuur nog afhankelijker is van zijn onderwijs dan andere landen, hebben de huidige onderwijsaanpassingen hier niet de zwaarte van een serieuze strategische heroriëntatie, en die is wel geboden. Leraren van zowel het basis- als het middelbaar onderwijs zouden universitair geschoold
SAMENVATTING
15
moeten zijn. Ook het onderwijs op de universiteit behoeft versterking. Universiteiten dienen hun onderwijstaak niet langer te onderschikken aan hun onderzoek, opleidingen moeten hun heil niet zoeken in selectie maar in het bieden van een gedifferentieerd aanbod dat het beste haalt uit alle studenten, en masteropleidingen zouden vaker dan nu het geval is, weer twee jaar moeten gaan duren. Voor alles behoeft het onderwijs echter een systematisch ontwikkelings- en innovatiesysteem, vergelijkbaar met dat van de gezondheidszorg. Nu worden er slechts hap snap nieuwe inzichten ontwikkeld, die nauwelijks worden getoetst op hun geschiktheid en overdraagbaarheid. Ook is het onhelder wat de prikkels voor leerkrachten en instellingen zijn om innovaties over te nemen. Hier is een forse inhaalslag geboden. Een vijfde opdracht richt zich op arbeidsorganisaties. Daarin moeten werken en leren meer in elkaar gaan doorlopen – want ook dat is een belangrijke manier van kenniscirculatie. Er is nu sprake van een al te strikte scheiding tussen een fase waarin mensen worden opgeleid en een werkend leven dat daarop volgt en waarin ze enkele decennia lang hun kennis toepassen. Levenslang leren wordt in Nederland al lang besproken, maar tot nu toe met weinig resultaat. Om daar verandering in te brengen is het nodig om de sociale zekerheidsarrangementen en de instituties van de arbeidsmarkt beter af te stemmen op de vereisten van levenslang leren. Dat kan door leerrechten niet primair te beleggen bij de afspraken tussen werkgevers en werknemers, en ook niet meer te organiseren op het niveau van sectoren, maar beschikbaar te stellen voor iedereen. Daar hoort bij dat cao’s (verder) gedecentraliseerd worden, zodat individuele werkgevers en werknemers eraan gehouden zijn om jaarlijks te bespreken wat hun wederzijdse verwachtingen zijn over inspanningen, ondersteuning, scholing en andere ontwikkelingsmogelijkheden, en welke beloning daarbij past. Regulerende instituties Het bijstellen van de inrichting van kennisinstellingen, sociale zekerheid en arbeidsmarkt ter wille van een betere kenniscirculatie veronderstelt een overheid die dit proces accommodeert en aanjaagt. Om de overheid voor deze taak toe te rusten, zijn een aantal stappen nodig. Allereerst is het zaak de regie over economische ontwikkeling te verschuiven naar een lager niveau. Op regioniveau is het vaak eenvoudiger om alle betrokkenen goed te bereiken, de juiste richting aan te geven en op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen. Bovendien verschillen regio’s in Nederland onderling sterk en is het verstandig om aan die diversiteit recht te doen. Landelijk beleid moet dat proces ondersteunen.
16
NAAR EEN LERENDE ECONOMIE
Ten tweede is het van belang om het landelijke beleid meer te richten op het verbeteren van het innovatiesystemen als geheel. De overheid moet bij voorkeur geen steun verlenen in de vorm van subsidies voor producten en al evenmin bedrijven aanwijzen die succesvol zullen worden, en ook zo min mogelijk opereren vanuit het idee dat de markt gecorrigeerd moet worden met losstaande maatregelen (bijvoorbeeld in de vorm van r&d-incentives, het opleiden van extra technici of hulp bij financiering), maar zich bij voorkeur richten op het goed laten functioneren van het innovatiesysteem als geheel, via het bevorderen van goede netwerken, stimulerende reguleringen, ondersteunende instituties en het formuleren van strategische richtingen waar partijen zich op kunnen oriënteren. Die omslag is nog lastig: product- en marktinterventies zijn veel gemakkelijker uit te leggen aan breed publiek; systeeminterventies kosten meer tijd en zijn onzichtbaarder. Ze leveren wel meer op. De derde stap is het tot stand brengen van een nieuwe polder. Het overlegsysteem dat Nederland geërfd heeft, is ontwikkeld voor het aanpakken van de klassieke sociale vraagstukken rond inkomensherverdeling en werkgelegenheid. Inmiddels bestaan er in het kader van de topsectoren wel overlegsystemen rond innovatie, maar die staan op zichzelf, hebben geen helder publiek mandaat, omvatten niet alle delen van de Nederlandse economie en missen een transparante strategie – onduidelijk is bijvoorbeeld hoe maatschappelijke uitdagingen een rol spelen. Nederland behoeft een brede governancestructuur waarin oude én nieuwe sociale en economische vragen in samenhang worden aangepakt vanuit de kernvraag hoe een lerende economie te bevorderen. Bij zo’n governancestructuur hoort een geëigende vorm van ‘intelligence’. Dat wil zeggen dat de effecten van het overheidsbeleid niet alleen beoordeeld moeten worden door te kijken naar korte termijn macro-economische variabelen, zoals bbp-groei of overheidstekort, maar dat ook de langetermijneffecten op het verdienvermogen van Nederland aandacht krijgen. Daarvoor is goede informatie nodig over (de ontwikkeling van) de productiviteit en de kwaliteit van innovatiesystemen. Bovendien is het van belang om de kwetsbaarheden van de Nederlandse economie in het oog te houden, onder andere door de positionering van Nederland in internationale handelsketens gedurig in kaart te brengen. Nederland heeft lang economische vooruitgang laten zien, maar het is tijd om uit de comfortzone te stappen. Dat is ongemakkelijk – maar nodig. Enige gepaste ongerustheid kan een goede voedingsbodem vormen voor het ontwikkelen van de langetermijnmaatregelen die vereist zijn om in Nederland een lerende economie tot stand te brengen. Een economie die vaardig op een veranderende wereld weet in te spelen omdat ze responsief is.
Bureau Louter, 13 december 2013 Delft in regionaal perspectief, economisch en fysiek domein
Bureau Louter, 13 december 2013 Delft in regionaal perspectief, economisch en fysiek domein
1
Uit de vijf kennisboxen kan onder andere het volgende worden afgeleid: x Delft heeft 4 duizend arbeidsplaatsen meer dan op grond van ‘locatiefactoren’ als ligging, ruimte, infrastructuur en arbeidsmarkt verwacht mocht worden (Kennisbox 1.1) x Delft heeft geen ‘brede’ en ‘omvangrijke ’werkgelegenheidsfunctie’ (zoals bijvoorbeeld een stad als Zwolle), maar kent wel een specialistische werkgelegenheidsfunctie: Delft ‘piekt’ in een aantal specifieke sectoren’ (Kennisbox 1.2) x In veertig jaar tijd is de economie van Delft compleet van kleur verschoten: van industriestad naar kennisstad (Kennisbox 1.3) x In typische ‘technische kennissectoren’ heeft Delft 15 duizend banen (vier maal meer dan gemiddeld in Nederland). Samen met Rijswijk vormt Delft het ‘epicentrum’ van het technische kenniscluster in de Zuidvleugel (Kennisbox 1.4) x Bij Delftse bedrijven en instellingen werken relatief zeer veel hoog/wetenschappelijk opgeleide technici (Kennisbox 1.4). x Op tal van indicatoren die samenhangen met (technische) kennis, research en innovatie scoort Delft ruim boven het nationaal gemiddelde. In gemeentelijke/regionale ranglijsten neemt Delft op dit terrein topposities in (Kennisbox 1.4). x De economische uitgangspositie voor Delft is goed. Er zijn echter ook aandachtspunten. Zo bleef de groei van het aantal banen het afgelopen decennium bijvoorbeeld achter bij het nationaal gemiddelde (Kennisbox 1.5).
(Technische) Kennisstad: De Delftse economische meerwaarde
Hoofdlijn/Leitmotiv Economische ontwikkeling is de drijvende kracht achter welvaartontwikkeling. Niet alle economische activiteiten behoeven echter binnen Delft zelf plaats te vinden. Delft maakt onderdeel uit van een ‘polycentrische agglomeratie’, de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (Kennisbox 1.1). Daarbinnen is sprake van een wir-war aan bedrijfsrelaties en arbeidsmarktrelaties. Zo woont bijvoorbeeld 60% van de kenniswerkers (hoog en wetenschappelijk opgeleiden) buiten Delft en werkt meer dan de helft van de in Delft wonende kenniswerkers buiten de stad. In tegenstelling tot monocentrische stadsgewesten (zoals bijvoorbeeld Zwolle: een middelgrote stad, omgeven door een omvangrijk, dun bevolkt landelijk achterland) is in een polycentrische agglomeratie geen sprake van ‘de’ kernstad waar alle economische functies zijn geconcentreerd. Binnen een polycentrische agglomeratie kan sprake zijn van een ‘economische taakverdeling’ waarbinnen bepaalde gemeenten zich specialiseren in economische functies die in andere (soms grotere) gemeenten veel minder voorkomen, terwijl zij voor andere economische functies ‘slechts gemiddeld’ scoren. Binnen een polycentrische agglomeratie kunnen ook gemeenten die in bevolkingsomvang niet het grootst zijn excelleren in specifieke economische functies omdat de bedrijvigheid kan putten uit een omvangrijke bron van gespecialiseerde werknemers binnen vrij korte afstand en er veel mogelijkheden zijn voor samenwerkingsverbanden met andere bedrijven binnen de agglomeratie (toeleveranciers, afnemers). Door de economische massa binnen polycentrische agglomeraties kunnen dus ‘schaalvoordelen’ ontstaan die uitstijgen boven het lokale niveau. Het zoeken is daarbij naar sterke economische sectoren/clusters (hier aangeduid als ‘economische speerpunten’) die een economische meerwaarde kunnen bieden aan de agglomeratie als geheel. Van een ‘meerwaarde’ is sprake wanneer de economische speerpunten nationaal of zelfs internationaal concurrerend zijn. Binnen de MRDH wordt die posities (h)erkend voor het haven- en industrieel complex (Rotterdam), voor het tuinbouwcomplex (het Westland en, in iets mindere mate, het Oostland) en het cluster van internationale organisaties (vooral Den Haag). Delft, met de grootste Technische Universiteit in Nederland, met een aantal gerenommeerde kennisinstituten (onder andere TNO en Deltares), high-tech bedrijven (zoals DSM, maar ook diverse high-tech bedrijven in het MKB), ICTbedrijven (onder andere Exact) en internationaal bekende architectenbureaus draagt ook bij aan de internationale concurrentiekracht. Het economische speerpunt van Delft laat zich het beste omschrijven als ‘kennis en technologie’. Al sinds de jaren negentig zet Delft zichzelf in de etalage als ‘kennisstad’. Meer specifiek gaat het vooral om ‘technische kennis’. Delft is dus een ‘(technische) Kennisstad. Dat wordt bevestigd door diverse analyses in kennisbox 1.4.
Delft levert een economische meerwaarde aan de Metropoolregio Rotterdam Den Haag via het economische speerpunt ‘Kennis en technologie’. Delft is een (technische) Kennisstad.
[email protected]
tel. 015-2682556
www.bureaulouter.nl
7
[email protected]
tel. 015-2682556
www.bureaulouter.nl
8
Bureau Louter, 13 december 2013 Delft in regionaal perspectief, economisch en fysiek domein
Bureau Louter, 13 december 2013 Delft in regionaal perspectief, economisch en fysiek domein
Kennisbox 1.1 Economische taakverdeling in een polycentrische agglomeratie
Kennisbox 1.1 Vervolg
Regionale setting bepaalt economische functie
A tale of two cities: de economische prestaties van Delft en Zwolle In de jaarlijkse ranglijst van gemeenten naar hun economische prestaties die Bureau Louter opstelt voor Elsevier staat Delft op positie 115 en Zwolle op positie 2. (Rijswijk staat op plaats 104, Zoetermeer op 94, Westland op plaats 68). Delft heeft ongeveer 99 duizend inwoners, Zwolle 123 duizend. De vraag is waarom de economische prestaties zo veel verschillen. Het antwoord is: Zwolle is een typisch voorbeeld van een kernstad in een monocentrisch stadsgewest, waarin het overgrote deel van de economische functies in de wijde omtrek is geconcentreerd in de stad, terwijl Delft een typisch voorbeeld is van een stad binnen een polycentrische agglomeratie, waarin economische functies zijn verdeeld over verschillende kernen. Zie bijvoorbeeld de positie in de subtop (niet in de top) van nabijgelegen kernen als Rijswijk, Westland en Zoetermeer. Andere middelgrote steden in de Randstad die deel uitmaken van een polycentrische agglomeratie (en evenals Delft weinig ruimte hebben) staan op vergelijkbare plaatsen als Delft, namelijk 72 (Leiden), 106 (Hilversum) en 120 (Haarlem). Kernsteden van stadsgewesten buiten de Randstad staan veelal in de top-50.
Delft maakt deel uit van een ‘polycentrische agglomeratie’. In dit voorbeeld zijn vier economische functies onderscheiden. In een monocentrisch stadsgewest zijn alle economische functies geconcentreerd in de kernstad, in een polycentrische agglomeratie is sprake van een ‘economische taakverdeling’, waarbij bepaalde kernen specifieke economische functies vervullen (soms meerdere tegelijk). Kernen in polycentrische stadsgewesten ondervinden enerzijds concurrentie van nabijgelegen andere kernen, maar profiteren anderzijds van de nabijheid van die andere kernen via zogenaamde ‘agglomeratie-effecten’ (kansen op werk voor de inwoners en een ruime keuze op de arbeidsmarkt voor bedrijven; veel mogelijkheden voor bedrijfsrelaties en kennisoverdracht). Kortom de ‘regionale setting’ bepaalt de omvang en het type economische functie van een stad.
Om te corrigeren voor de ‘ruimtelijke situering’ van gemeenten en de invloed van ‘locatiefactoren’ in het algemeen, heeft Bureau Louter het Benchmarkmodel ontwikkeld. Daarin wordt bepaald hoeveel banen in een gemeente zouden worden verwacht op grond van de locatiefactoren (‘factoren die van invloed zijn op de locatiekeuze en/of het bedrijfseconomisch presteren van bedrijven en instellingen en waarvoor sprake is van ruimtelijke verschillen in omvang of kwaliteit’). Dit is het zogenaamde locatiefactoren effect. Het is berekend in afwijking van het aantal arbeidsplaatsen dat zou worden verwacht op grond van het bevolkingsaandeel. Vervolgens wordt bepaald in hoeverre het feitelijk aantal arbeidsplaatsen daarvan afwijkt (het regionaal effect, dat ook betrekking kan hebben op individuele gemeenten). In het Benchmarkmodel wordt onderscheid gemaakt naar 16 economische sectoren. Wanneer de resultaten van het Benchmarkmodel worden vergeleken tussen Delft en Zwolle, blijkt dat het locatiefactoren effect voor Delft 600 arbeidsplaatsen bedraagt (1,3% van het aantal arbeidplaatsen dat op grond van het bevolkingsaandeel verwacht zou worden) en voor Zwolle 19.200 (37,0%). Door de economische taakverdeling binnen een polycentrische agglomeratie worden in Delft dus aanzienlijk minder arbeidsplaatsen verwacht dan in een kernstad van een monocentrisch stadsgewest als Zwolle. Het feitelijk aantal arbeidsplaatsen is in Delft 4.000 (8,9%) hoger dan op grond van de locatiefactoren verwacht zou worden: een positief regionaal effect. Delft presteert dus beter dan verwacht mocht worden op grond van de ligging en andere locatiefactoren. Voor Zwolle resulteert een regionaal effect van 2.000. Na correctie voor het locatiefactoren effect presteert Delft dus zelfs nog iets beter dan Zwolle. Sectoren waarvoor Delft hoger scoort dan verwacht op grond van de locatiefactoren, zijn onderwijs (3400 banen, met name door de vestiging van de TU), de zorgsector (1.500 banen; het Reinier de Graaf ziekenhuis is daarbij van belang), industrie (1.400 banen; denk onder andere aan DSM), kennisintensieve diensten (1.500 banen, met name in ICT en architectenbureaus), detailhandel (900 banen, vooral dankzij IKEA). In een aantal andere sectoren zijn er in Delft minder banen dan op grond van de locatiefactoren verwacht mocht worden
[email protected]
[email protected]
tel. 015-2682556
www.bureaulouter.nl
9
tel. 015-2682556
www.bureaulouter.nl
10
Bureau Louter, 13 december 2013 Delft in regionaal perspectief, economisch en fysiek domein
Bureau Louter, 13 december 2013 Delft in regionaal perspectief, economisch en fysiek domein
Kennisbox 1.1 Vervolg
Kennisbox 1.2 Een stad met specifieke economische specialisaties
Arbeidsmarkt Delft sterk verweven met omgeving
Delft piekt in een aantal specifieke sectoren
Opleidingsniveau
% buiten de stad wonend van werknemers bij bedrijven en instellingen Delft Zwolle
% buiten de stad werkend van in stad wonende werkzamen Delft Zwolle
Ongeschoold/laag (VMBO) Middelbaar (MBO, HAVO/VWO) Hoog (HBO) Wetenschappelijk (Universiteit)
41,4% 52,8% 61,8% 60,2%
46,4% 54,2% 50,3% 48,1%
35,9% 44,0% 51,1% 56,2%
17,4% 24,0% 32,3% 32,8%
Totaal
54,6%
52,8%
47,0%
28,5%
In de tabel is aangegeven welk deel van de werknemers bij bedrijven en instellingen buiten de stad woont en welk deel van de werkzame inwoners buiten de eigen stad werkt. Daarbij is een onderscheid gemaakt naar vier opleidingsniveaus.
Een meerderheid van de werknemers bij Delftse bedrijven woont buiten Delft. Voor hoog/wetenschappelijk opgeleiden is dat zelfs ruim drievijfde deel. Tevens werkt meer dan de helft van de inwoners van Delft buiten de eigen stad. De arbeidsmarkt van Delft is dus in sterke mate verweven met de omgeving. In Zwolle komt een wat kleiner deel van de werknemers van buiten de stad dan in Delft. Dit ondanks het feit dat Zwolle veel meer dan Delft een brede werkgelegenheidsfunctie kent. De grote bevolkingsdichtheid in de directe omgeving van Delft (vergeleken met Zwolle) zorgt ervoor dat er op korte afstand van Delft veel potentiële werknemers voor Delftse bedrijven en instellingen wonen, soms zelfs aansluitend op de bebouwing van Delft (Den Hoorn; Delfgauw). Nog veel groter is het verschil tussen Delft en Zwolle wat betreft de banen die omliggende gemeenten bieden aan de inwoners van de stad. De inwoners van Delft kunnen veel meer dan inwoners van Zwolle profiteren van baankansen buiten de eigen stad, in omliggende gemeenten.
Aantal arbeidsplaatsen (*1000)
Relatieve vertegenwoordiging
Materiaalgeoriënteerd Land- en tuinbouw Energie en chemie High-tech en research V&G-industrie Overig metaal Overige industrie Sociale werkplaatsen Bouwnijverheid Groothandel Goederenvervoer
5.0
Informatiegeoriënteerd Softwarebedrijven Informatiegerelateerd Financiele activiteiten Adviesbureaus Openbaar bestuur Bestuurgerelateerd Personengeoriënteerd Personenvervoer Detailhandel Vrijetijdsactiviteiten Basisonderwijs Overig onderwijs Ziekenhuizen Intramurale zorg Overige zorg Welzijn Veiligheid Overige diensten
4.1
4.5
Brede sectoren Landbouw Industrie Bouwnijverheid Vrijetijdsactiviteiten Kennisintensieve diensten Op. bestuur / onderwijs Zorgsector Groothandel Detailhandel / reparatie Vervoer / communicatie Materiaalgeoriënteerd Informatiegeoriënteerd Personengeoriënteerd
Ƈ Ƈ Ƈ
Delft Kennissteden Omliggend gebied Randstadsteden
Totaal Bedrijfsruimte Verhuurde kantoorruime dec. 2011 Netto uitgegeven Ha bedrijventerrein 0
[email protected]
tel. 015-2682556
www.bureaulouter.nl
11
[email protected]
5
10
tel. 015-2682556
15
0
1
2
www.bureaulouter.nl
3
4
12
Bureau Louter, 13 december 2013 Delft in regionaal perspectief, economisch en fysiek domein
Bureau Louter, 13 december 2013 Delft in regionaal perspectief, economisch en fysiek domein
Weergegeven is het aantal arbeidsplaatsen in Delft (links) en het aantal arbeidsplaatsen per inwoner van 25-64 jaar (25 jaar is de leeftijd waarop vrijwel iedereen de opleiding heeft voltooid), uitgedrukt als index van het nationaal gemiddelde dat op 1 is gesteld, voor Delft en een aantal andere gebieden (rechts: de ‘relatieve vertegenwoordiging’).
Kennisbox 1.3 Ingrijpende transformatie van Delftse economie
In Delft is materiaalgeoriënteerde (veelal veel ruimte per arbeidsplaats vergende) bedrijvigheid ondervertegenwoordigd. Er zijn dan ook weinig hectares bedrijventerrein (als gevolg van de beperkte ruimte). Personengeoriënteerde en informatiegeoriënteerde bedrijvigheid zijn oververtegenwoordigd. Delft kent ook een bovengemiddelde kantoorfunctie. Het economisch profiel lijkt op hoofdlijnen sterk op het economisch profiel van de andere (middelgrote) Randstadsteden. Naar specifieke sectoren beschouwd ‘piekt’ Delft in high-tech en research, softwarebedrijven en ‘overig onderwijs’ (met name door de TU). Dit betreft kennisintensieve sectoren.
Delft getransformeerd van industriestad naar kennisstad Delft
Nederland
Kennissteden
Landbouw Industrie Groothandel Vervoer/communicatie Bouwnijverheid Zakelijke diensten Op. Bestuur/onderwijs Zorgsector Detailhandel Vrijetijdsactiviteiten 0%
20%
40%
0%
60%
0%
20%
40%
0%
60%
0%
20%
40%
Materiaalgeorienteerd Zakelijke diensten Personengeorienteerd 0%
20% Ƈ
40%
2012 1974
20% Ƈ
40%
2012 1974
20% Ƈ
40%
60%
2012 1974
Weergegeven is het aandeel per brede economische sector in het totaal aantal arbeidsplaatsen per gebied. Dat is gedaan voor de huidige situatie (het staafje) en de situatie van bijna veertig jaar geleden (de stippen).
Momenteel leveren zakelijke diensten, openbaar bestuur/onderwijs en de zorgsector de meeste banen in Delft. Industrie neemt binnen de tien brede economische sectoren inmiddels plaats 6 in wat betreft de bijdrage aan het aantal arbeidsplaatsen. In 1974 nam industrie nog de eerste plaats in. Zakelijke diensten is gestegen van plaats 3 (in 1974) naar plaats 1 (in 2012). Er is dus sprake geweest van een spectaculaire transformatie van de Delftse economie. Opgemerkt moet hierbij worden dat de transformatie in termen van ‘toegevoegde waarde’ (de omzet van bedrijven na aftrek van gemaakte kosten voor de inkoop van goederen en diensten) minder spectaculair is geweest. Door mechanisering en automatisering is de ‘arbeidsproductiviteit’ (de toegevoegde warde per werknemer) in sectoren als de industrie, de landbouw, groothandel en transport namelijk veel sterker toegenomen dan in op persoonlijke dienstverlening gerichte sectoren.
[email protected]
tel. 015-2682556
www.bureaulouter.nl
13
[email protected]
tel. 015-2682556
www.bureaulouter.nl
14
Bureau Louter, 13 december 2013 Delft in regionaal perspectief, economisch en fysiek domein
Bureau Louter, 13 december 2013 Delft in regionaal perspectief, economisch en fysiek domein
Kennisbox 1.3 Vervolg
Kennisbox 1.4 De Delftse economische meerwaarde: technische kennissectoren
Economische transformatie heeft zich in hoog tempo voltrokken
15 duizend banen in technische kennissectoren in Delft
Ontwikkeling 1974-2012
Kennissector
Landbouw Industrie Groothandel Vervoer/communicatie Bouwnijverheid Zakelijke diensten Op. Bestuur/onderwijs Zorgsector Detailhandel Vrijetijdsactiviteiten -30%
-20%
-10%
0%
10%
20%
Materiaalgeorienteerd Zakelijke diensten Personengeorienteerd
Ƈ Ƈ
-30%
-20%
-10%
0%
10%
Delft Nederland Kennissteden
20%
De economische transformatie (in termen van arbeidsplaatsen) kan ook worden afgeleid uit de verandering in het aandeel van de sectoren in het totaal aantal arbeidsplaatsen tussen 1974 en 2012. De transformatie blijkt in Delft (en in de andere kennissteden) in nog sterkere mate te zijn opgetreden dan gemiddeld in Nederland: het aandeel van industrie viel sterker terug en het aandeel van zakelijke diensten groeide sterker.
tel. 015-2682556
www.bureaulouter.nl
Delft
Relatieve vertegenwoordiging, Nederland = 1 Rijswijk Omliggend Den Haag Zuidvleugel gebied
Universiteiten Researchinstellingen High-tech ICT Technisch advies
5.700 2.500 2.000 2.500 2.200
16.9 9.0 2.0 2.2 2.3
0.0 20.3 0.6 3.5 8.4
0.0 6.0 0.7 1.2 2.2
0.0 0.8 0.3 1.8 1.1
1.3 1.5 0.8 1.0 1.0
Totaal
15.000
4.0
4.8
1.6
1.0
1.0
Weergegeven is het aantal banen in een door Bureau Louter opgestelde lijst van (technische) kennissectoren. De relatieve vertegenwoordiging is berekend als het aantal banen per duizend inwoners van 25-64 jaar. Dat is vervolgens uitgedrukt als index van het nationaal gemiddelde, dat op 1 is gesteld. Rijswijk maakt ook deel uit van het Omliggend gebied, waardoor ook de relatieve vertegenwoordiging voor dat gebied bovengemiddeld is.
Weergegeven is de verandering in het aandeel van een sector in de totale werkgelegenheid in een gebied tussen 1974 en 2012 (in %-punten).
[email protected]
Banen Delft
15
Bijna een derde deel van de Delftse banen valt binnen het specifieke segment van ‘technische kennissectoren’. Dat is een zeer hoog aandeel. Er is sprake van een sterke specialisatie. In Delft zijn per inwoner van 25-64 jaar vier maal zo veel banen in (technische) kennissectoren als gemiddeld in Nederland. Vooral universiteiten (de TU) en researchinstellingen dragen daaraan bij. Ook in Rijswijk zijn (technische) kennissectoren zeer sterk vertegenwoordigd. Vooral researchinstellingen en technisch advies (onder andere EPO) dragen daaraan bij. High-tech is niet oververtegenwoordigd in Rijswijk (in Delft wel; onder andere door DSM). Delft en Rijswijk vormen het ‘epicentrum’ van het technische kenniscluster in de Zuidvleugel en leveren op die manier hun meerwaarde aan de regionale economie.
[email protected]
tel. 015-2682556
www.bureaulouter.nl
16
Bureau Louter, 13 december 2013 Delft in regionaal perspectief, economisch en fysiek domein
Bureau Louter, 13 december 2013 Delft in regionaal perspectief, economisch en fysiek domein
Kennisbox 1.4 Vervolg
Kennisbox 1.4 Vervolg
Delft/Rijswijk epicentrum van technisch kenniscluster in Zuidvleugel
Delft gespecialiseerd in specifiek kennissegment Delft
Score
Omliggend gebied
Zuidvleugel
Nederland
Universiteiten Research High-tech industrie ICT Technisch advies Niet-technische kennis
335 of meer 206 tot 335 83 tot 206 19 tot 83 10 tot 19 4 tot 10 2 tot 4 minder dan 2
0%
6%
12% 0%
6%
12% 0%
6%
12% 0%
6%
12%
0%
25%
50% 0%
25%
50% 0%
25%
50% 0%
25%
50%
Technische kennis Niet-technische kennis Materiaalgeoriënteerd Verzorgend
Ƈ
2012 1996
Weergegeven is het aandeel van het aantal banen in het totaal van een gebied. Onderscheid is gemaakt naar vijf ‘technische kennissectoren’ en ‘niet-technische kennissectoren’ (bijvoorbeeld academische ziekenhuizen, media, banken verzekeringswezen, economische en juridische adviesdiensten). Tevens is een bundeling gemaakt naar twee typen kennissectoren, materiaalgeoriënteerde activiteiten en verzorgende activiteiten.
Vergeleken met het Omliggend gebied, de Zuidvleugel en Nederland blijken technische kennissectoren zeer sterk te zijn oververtegenwoordigd in Delft, maar niet-technische kennissectoren niet (daarin zijn steden als Amsterdam en Utrecht juist heel sterk). Delft richt zich dus op een specifiek type ‘kennissectoren’. Materiaalgeoriënteerde bedrijvigheid is ondervertegenwoordigd (de ruimte ontbreekt daarvoor) en de vertegenwoordiging van verzorgende bedrijvigheid is ongeveer volgens het nationaal gemiddelde en het gemiddelde in de Zuidvleugel. Sinds het midden van de jaren negentig is de verdeling over sectoren zowel in Delft als in Nederland vrij stabiel (vergelijk het uiteinde van het staafje met de stip), hoewel het aandeel van materiaalgeoriënteerde bedrijvigheid wat afneemt en van verzorgende activiteiten wat toeneemt. Binnen Delft valt wel het sterk afgenomen aandeel van high-tech industrie op. Die terugval is sterker dan in Nederland als geheel. Delft lijkt dus verder te schuiven richting technische kennisdiensten in plaats van technologisch hoogwaardige industrie. Weergegeven is het aantal arbeidsplaatsen in (technische) kennissectoren per vierkante kilometer. Dat is bepaald door voor elk punt op de kaart de score binnen een straal van 5 kilometer te bepalen (waarbij de bijdrage aan de score recht evenredig afneemt met de afstand tot het punt).
Delft, Rijswijk en Den Haag rond de Utrechtse Baan blijken de hoogste banendichtheid in technische kennissectoren in de Zuidvleugel te hebben. Per hoofd van de bevolking gerekend (zie ‘Regioverkenning Delft’ voor dit kaartbeeld) is het verschil met Rotterdam nog veel groter en valt het gebied rond de Utrechtse Baan wat terug. De hoge score van dat gebied is overigen voornamelijk te danken aan de vestiging van de zee grote vestiging van KPN.
[email protected]
tel. 015-2682556
www.bureaulouter.nl
17
[email protected]
tel. 015-2682556
www.bureaulouter.nl
18
Bureau Louter, 13 december 2013 Delft in regionaal perspectief, economisch en fysiek domein
Bureau Louter, 13 december 2013 Delft in regionaal perspectief, economisch en fysiek domein
Kennisbox 1.4 Vervolg
Kennisbox 1.4 Vervolg
In Delft veel banen voor technische kenniswerkers
Delft scoort hoog op innovatie Relatieve score (Ned. = 1)
Opleidingstype Basisonderwijs VMBO tl VMBO, technisch VMBO, economisch VMBO, verzorgend HAVO/VWO MBO, technisch MBO, economisch MBO, verzorgend HBO, technisch HBO, economisch HBO, verzorgend WO, technisch WO, economisch WO, verzorgend Opleidingsniveau Basis Laag Middelbaar Hoog Wetenschappelijk Opleidingsrichting Technisch Economisch Verzorgend Overig
Opleiden Kenniswerkers Research Innovatie
Effecten
0%
5%
10%
15%
Studenten Studenten techniek Totaal Technici R&D per inwoner % Samenwerkend Octrooien High-tech Octrooien overig % Productinnnovaties % Procesinnovaties % organisatorische innovaties % marktinnovaties % Omzet nieuwe producten Technologisch hoogwaardig Kennisintensieve diensten
score=9.5 score=5.0
0
20%
1
Score Delft Ƈ Gemiddelde kennissteden (Leiden, Eindhoven en Enschede) Positie Plaats Delft in lijst van 29 kernsteden
0%
25%
25%
2
3
6.9 Ƈ
4
Score kennissteden
Door Bureau Louter zijn scores bepaald voor vijftien indicatoren voor (technische kennis). Het Nederlands gemiddelde is daarbij steeds gelijk aan 1. Voor een nadere toelichting per indicator wordt verwezen naar het rapport ‘Regioverkenning Delft’.
50%
Delft scoort op alle 15 indicatoren boven het nationaal gemiddelde. Voor zeven indicatoren staat Delft zelfs in de top-3 van een selectie van 29 kernsteden of subkernen van stadsgewesten. Overigens scoort de benchmarkgroep van ‘kennissteden’ ook op alle indicatoren bovengemiddeld. Dat is vooral te danken aan ‘brainport’ Eindhoven.
Delft Ƈ Nederland 0%
Positie 5 1 1 1 6.9 10 14 46.0 3 2 4 2 23 11 9 9 2
score=7.8
50%
Delft en regio top in kennis, innovatie en technologie
Weergegeven is de verdeling van de banen bij bedrijven en instellingen naar opleiding in Delft en Nederland. Naar opleidingstype, -niveau en -richting is de som steeds gelijk aan 100%.
In Delft zijn, vergeleken met het nationaal gemiddelde, technisch opgeleiden sterker vertegenwoordigd. Dat geldt overigens vooral voor hoog en, vooral, wetenschappelijk opgeleiden en niet voor MBO’ers en VMBO’ers. Banen voor technici in Delft betreffen dus het topsegment. Er werken meer technisch opgeleide ‘kenniswerkers’ (HBO en universiteit: bijna 20% van alle banen in Delft) dan technische vaklieden op laag en middelbaar niveau. In Nederland als geheel is die situatie compleet omgedraaid (iets meer dan 5% technische kenniswerkers). Dat HAVO/VWO is oververtegenwoordigd hangt samen met het feit dat veel studenten (waarvoor op het moment van studeren VWO het hoogst behaalde diploma is) in deeltijd werken (in de figuur zijn degenen die minstens 12 uur per week werken meegeteld).
In de Economische Monitor Delft 2008 heeft Bureau Louter specifiek onderzoek gedaan naar de mate waarin sprake is van een ‘kenniseconomie’. Voor 83 gebieden (43 steden en 40 suburbane of landelijke gebieden) is een ranglijst opgesteld aan de hand van twaalf indicatoren. Delft scoort daarin op plaats 2 (na Eindhoven) en Rijswijk op plaats 6. Daarnaast is voor 38 gebieden (de vier grote steden en Eindhoven, de vijf daaromheen gelegen regio’s en nog 28 andere gebieden) een ranglijst opgesteld die is gebaseerd op 35 indicatoren die betrekking hebben op researchinspanningen en de innovativiteit van de bedrijvigheid. De regio Delft en Westland staat daarin op plaats 2, na de stad Eindhoven. Hoewel het onderzoek enigszins verouderd is, geeft dit wel aan dat Delft en de regio op een breed front van aspecten die samenhangen met kennis, innovatie en technologie tot de nationale top behoren. Meer informatie: Bureau Louter (2008) Economische Monitor Delft 2008, paragraaf 6.3.
[email protected]
tel. 015-2682556
www.bureaulouter.nl
19
[email protected]
tel. 015-2682556
www.bureaulouter.nl
20