Samenleving
Mh
Gemeente Delft
Retouradres : Postbus 78. 2600 ME Delfi
Aan: de leden van de Gemeenteraad
Datum
Onderwerp
11-02-2014
Rapportages onderzoeken sport en bewegen
De Torenhove Martinus Nijhomaan 2 2624 ES Delfi IBAN NL21 BNGH 0285 0017 87 t.n.v. gemeente Delft Behandeld door R. van den Berg O662739476
[email protected] Internet www.delfi.nl Telefoon l4015
Ons kenmerk
1506947 Uw brief van
Uw kenmerk Bijlage
Geachte leden van de gemeenteraad,
2
We zijn op de goede weg met ons sport- en beweegbeleid, de uitvoering van het actieprogramma uit de nota Bewegen, Spelen, Sporten 2009-2012 heeft tot aantoonbare positieve resultaten geleid. Dat blijkt uit de rapportages van twee onderzoeken die het Mulier Instituut in 2013 in Delft deed: Verenigingsmonitor Delft 2013, gezamenlijke opdracht van de gemeente Delft en de Sportraad van Delft; en Leefstijlonderzoek Delft 2013, opdracht van de gemeente Delft (vervolg op Mulier-onderzoek uit 2010). Beide rapportages bieden wij u hierbij ter kennisname aan. In concrete zin zijn wij ten aanzien van de onderzoeksresultaten verheugd over: het percentage Delftenaren dat lid is van een sportvereniging (44%, landelijk gemiddelde is 30%); het aantal Delftenaren dat sport volgens de RSO-norm (RSO = Richtlijn voor Sportdeelname Onderzoek; Delft 73%, landelijk gemiddelde 66%); het percentage sportverenigingen dat samenwerkt met andere organisaties (94%, landelijk 88%); de toegenomen tevredenheid over het aanbod aan beweegactiviteiten (53% kwalificeert dat als zeer goed, in 2010 was dat nog 34%); en het aanbod en mogelijkheden in de wijk (46% is tevreden, in 2010 was dat 39%). Op basis van de rapportages is onze algemene conclusie dat de inzet van de driehoek van het Maatschappelijk Verantwoord Verenigen Combinatiefunctionarissen/Buurtsportcoaches- Sportimpuls zijn vruchten afwerpt. Sportverenigingen ontwikkelen zich breder en zorgen met steun van combinatiefunctionarissen/buurtsportcoaches voor meer activiteiten in de wijken en scoren hoog met hun Sportimpuls-subsidieaanvragenbij het Rijk.
Wij zien dit als mooie ontwikkelingen, maar toch geeft dit geen aanleiding om achterover te leunen. Ondanks de goede scores qua lidmaatschappen bij sportverenigingen en de sportdeelname, blijft het voldoen aan de Beweegnorm achter bij de streefcijfers. De frequentie en intensiteit van het bewegenlsporten moet daarvoor nog verder toenemen. De rapportages constateren voor de realisatie daarvan een aantal knelpunten. Bij sportverenigingen bevinden deze zich op het gebied van accommodaties, kader en financiën. Verder blijft het percentage sportende Delftenaren boven de 45 jaar en inwoners met een beperking achter, en vormt overgewicht een hardnekkig probleem. In de nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2013 - 2016, waarin de opvolger van de nota Bewegen, Spelen, Sporten 2009-2012 is geïntegreerd, hebben we onze inzet in de komende jaren vastgelegd. Daarmee willen we helpen om voornoemde knelpunten zoveel mogelijk weg te nemen en de in de rapportages beschreven positieve effecten duurzaam maken. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, het college van burgemeester en wethouders van Delft,
Verenigingsmonitor Delft 2013
in opdracht van de gemeente Delft en de Sportraad van Delft
Harold van der Werff Janine van Kalmthout
© Mulier Instituut Utrecht, september 2013
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Mulier Instituut sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek Postbus 85445 3508 AK Utrecht t 030-7210220 e
[email protected] i www.mulierinstituut.nl
2
1.
Inleiding
2. 2.1 2.2 2.3
Beleid Beleidsplannen, speerpunten en financiën Knelpunten Samenwerking
7 7 13 14
3.
Verenigingskader
17
4.
Ledenbestand
21
5.
Conclusie
25
Bijlage I Achtergronden sportverenigingen
5
27
3
Verenigingsmonitor Delft 2013
Inhoudsopgave
4
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Inleiding
Aanleiding
De gemeente Delft heeft veel informatie over de verenigingen die deelnemen aan het MVVtraject (Maatschappelijk Verantwoord Verenigen) en weet zodoende goed hoe deze ervoor staan. Om een goed beeld te krijgen van álle verenigingen in Delft hebben de gemeente Delft en de Sportraad besloten een lokale verenigingsmonitor uit te laten voeren. Hiermee kan inzicht worden verkregen in de knelpunten van verenigingen, de mogelijkheden van sportverenigingen om te participeren in beleidsprojecten en ook waar ondersteuning nodig is om te bewerkstelligen dat verenigingen kunnen blijven bijdragen aan de beleidsdoelstellingen1 Onderzoeksopzet
De lokale Verenigingsmonitor is samengesteld op basis van de landelijke Verenigingsmonitor. De vragenlijst bestaat uit 22 vragen. In de monitor is beknopt aandacht voor de relevantste beleidszaken op lokaal niveau: het ledenbestand, de knelpunten voor de vereniging, beleid, financiën, het (vrijwilligers)kader en accommodatie(s). Door de landelijke Verenigingsmonitor als uitgangspunt te nemen is het mogelijk om de situatie in Delft te vergelijken met de landelijke situatie. Het onderzoek is uitgevoerd door het Mulier Instituut, sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek. Het Mulier Instituut voert jaarlijks ook de landelijke Verenigingsmonitor uit bij een representatief verenigingspanel. De vragen zijn de verenigingen voorgelegd in de vorm van een webenquête. Voor dit onderzoek heeft de gemeente in samenwerking met het Mulier Instituut 88 verenigingen in Delft uitgenodigd. Van 53 verenigingen zijn de resultaten geanalyseerd: een netto respons van 60%. De onderzoeksgroep vormt niet helemaal een getrouwe afspiegeling van de totale groep Delftse verenigingen die was uitgenodigd voor het onderzoek (bijlage 1). De grote verenigingen zijn iets oververtegenwoordigd en de kleine verenigingen juist enigszins ondervertegenwoordigd in de responsgroep. Met name waar het om gemiddelde aantallen gaat, bijvoorbeeld het aantal vrijwilligers per vereniging, kan dit tot een vertekend beeld leiden. Waar dit aan de orde is wordt er melding van gemaakt in het rapport. Analyse en rapportage
De verkregen resultaten zijn geanalyseerd en gepresenteerd in dit tabellenrapport. De tabellen zijn voorzien van de nodige toelichtingen. Niet alle verenigingen zijn in staat geweest om alle vragen uit de vragenlijst te beantwoorden. Ook waren bepaalde vragen niet van toepassing op elke vereniging. In de tabellen wordt aangegeven hoeveel verenigingen de desbetreffende vraag hebben beantwoord (bijv. n=53). Deze aantallen kunnen per tabel variëren. In de tabellen zijn de gegevens uitgesplitst naar relevante onderscheidende kenmerken van de verenigingen. Het gaat hierbij om gegevens die van invloed zijn op het functioneren van de
1
Gemeente Delft, Nota lokaal gezondheidsbeleid 2013-2016 (mei 2013)
5
Verenigingsmonitor Delft 2013
1.
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
verenigingen, zoals grootte van de vereniging (klein ≤ 100 leden; middel(groot) 101 t/m 250 leden en groot > 250 leden) en aard van de sport (binnen-/ buitensport). In bijlage 1 zijn de achtergrondkenmerken van de verenigingen beschreven. De uitkomsten zijn significant wanneer de verschillen op basis van de achtergrondkenmerken dermate groot zijn dat er op basis van de steekproef niet meer kan worden gesproken van uitkomsten op basis van toeval. In de toelichting bij de tabellen wordt aangegeven welke verschillen tussen groepen van verenigingen significant zijn. Waar mogelijk wordt in de rapportage een vergelijking gemaakt met gegevens uit de landelijke Verenigingsmonitor2. De hoofdstukken 2 tot en met 4 presenteren de resultaten per thema (beleid, verenigingskader en ledenbestand). Tot slot worden in hoofdstuk 5 in het kort de belangrijkste zaken over het sportverenigingsleven in Delft besproken.
Kalmthout, Janine van, Werff, Harold van der, Veerman, Hein, Daamen, Tim (2013). SportAanbiedersMonitor 2012 : facts & figures. Arnhem: NOC*NSF/ Mulier Instituut. 2
6
Beleid 2.1
Beleidsplannen, speerpunten en financiën
Vier op de vijf verenigingen hebben in de afgelopen vier jaar nieuwe voornemens, doelstellingen of plannen met betrekking tot het functioneren van de vereniging / de organisatie van activiteiten in verenigingsverband op papier gezet (tabel 2.1). Tabel 2.1 Aanwezigheid doelstellingen / plannen op papier verenigingen in de afgelopen 4 jaar (% verenigingen) Totaal
Doelstellingen / plannen op papier
Grootte
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=52
n=11
n=13
n=28
n=18
n=33
81
64
85
86
67
88
Landelijk heeft 59 procent van alle sportverenigingen plannen/doelstellingen op papier gezet. Daarbij steekt Delft, met 81 procent positief af. Ook landelijk blijkt dat met name grote verenigingen een beleidsplan hebben. Grote verenigingen dragen duidelijk bij aan het hoge percentage verenigingen met een beleidsplan in Delft. Mogelijk wordt dit hoge percentage ook ingegeven door het MVV-traject in Delft en de inzet van combinatiefunctionarissen en buurtcoaches waarbij verenigingen meer bezig zijn met hun eigen rol, visie, mogelijkheden en plannen. De meest genoemde zaken, die op papier zijn gezet, betreffen ledenbehoud en –werving (64%), samenwerking met andere sportverenigingen (52%), behoud en werving van vrijwilligers (50%) en sporttechnische zaken (45%). Ongeveer een derde van de verenigingen heeft een en ander op papier gezet over kwaliteit(sverbetering) van het sportaanbod, jeugd, financiën, communicatie en het sportaanbod (figuur 2.1). Middelgrote verenigingen (27%) zetten vaker voornemens, doelstellingen of plannen voor specifieke doelgroepen op papier dan grote (4%) en kleine verenigingen (0%). Een opvallend verschil met de doelstellingen en plannen die verenigingen landelijk formuleren, is de aandacht van de verenigingen voor samenwerking met andere sportverenigingen in Delft. Landelijk is dat onderwerp terug te vinden op plek 11. De top 3 van onderwerpen in het verenigingsbeleid landelijk zijn: op één ledenbehoud en/of -werving, op twee werving en behoud vrijwilligers en op drie financiën. De beleidsmatige inzet van de gemeente op samenwerking en netwerkvorming o.a. met de sport in de afgelopen beleidsperiode 2009-2012 in Delft is ook terug te vinden op de beleidsagenda van de sportverenigingen.
7
Verenigingsmonitor Delft 2013
2.
Figuur 2.1 Onderwerpen die aan de orde komen in de plannen en doelstellingen van verenigingen ( % verenigingen met beleidsplannen; n=42) 0
20
40
60
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Ledenwerving en/of ledenbehoud
64
Samenwerking andere sportverenigingen
52
Werving en behoud vrijwilligers/ verenigingskader
50
Sporttechnische zaken
45
Kwaliteit (verbeteren) sportaanbod
38
Jeugd
38
Financiën
36
Communicatie/ p.r./ publiciteit
31
Activiteitenaanbod
29
Realisatie nieuwe/eigen accommodatie
24
Sfeer/cultuur op en van de vereniging
24
Deskundigheidsbevordering/ opleiding verenigingskader
21
Beheer en onderhoud accommodatie
21
Competitie
21
Samenwerking met onderwijs
19
Realiseren van (top)sportambities
19
Ontwikkelen (nieuw) sportaanbod
17
Samenwerking met andere nietsportorganisaties
17
Sportiviteit en respect/ veilig sportklimaat
14
Professioneel kader (werven, behouden)
12
Opzetten van aanvullende diensten
10
Specifieke doelgroepen
10
Sportmedische zaken Anders
80
2 7
In de categorie ‘anders’ noemen verenigingen zaken als: privatisering van het zwembad, verbouwing, jubileum en nieuwe organisatiestructuur.
8
100
9
Verenigingsmonitor Delft 2013
De beleidsvoornemens staan niet alleen op papier. De meeste genoemde onderwerpen zijn ook terug te vinden in de top3-speerpunten waarvoor de verenigingen zich in het komende jaar gaan inzetten (figuur 2.2). De helft van de Delftse sportverenigingen noemt ledenbehoud en -werving als speerpunt waarvoor het bestuur zich in het komende jaar met name inzet. Ook sfeer en cultuur binnen de vereniging (40%) en behoud en werving van vrijwilligers krijgen de nodige aandacht. Een kwart van de verenigingen noemt de financiën als speerpunt en bij één op de vijf sportverenigingen staat jeugd hoog op de agenda. De samenwerking met andere verenigingen is voor 11 procent een actueel onderwerp. Ook landelijk zijn werving en behoud van leden en vrijwilligers belangrijke aandachtspunten voor de korte termijn voor verenigingen. De top-5 landelijk wijkt wat betreft de onderwerpen niet af van de Delftse speerpunten bij de sportverenigingen. Met name kleine (73%) en middelgrote verenigingen (85%) richten zich op ledenbehoud en/of ledenwerving. Bij grote verenigingen (28%) is dat beduidend minder het geval. Verder wordt samenwerking met andere sportvereniging(en) meer door middelgrote verenigingen (23%) dan door grote verenigingen (3%) genoemd.
Figuur 2.2 Speerpunten van beleid waar het bestuur zich het komende jaar voor inzet (% verenigingen; n= 53) 0
20
40
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Ledenbehoud en/of ledenwerving
80
100
51
Sfeer en cultuur van de vereniging
40
Werving en behoud vrijwilligers
30
Financiën
23
Jeugd
21
Sportiviteit en respect / veilig sportklimaat
13
Deskundigheidsbevordering/opleiding verenigingskader
13
Beheer en onderhoud accommodatie
13
Realisatie nieuwe/eigen accommodatie
13
Kwaliteit verbeteren bestaand aanbod
11
Samenwerking met andere sportvereniging(en)
11
Professioneel kader (werven, behouden)
8
Publiciteit, p.r., communicatie
8
Samenwerking met andere nietsportorganisaties
8
Opzetten van aanvullende diensten
6
Activiteitenaanbod
4
Realiseren van (top)sportambities
4
Sporttechnische zaken
4
Ontwikkelen van nieuw sportaanbod
2
Competitie
2
Anders
Geen speerpunten
60
6
2
Speerpunten die verenigingen in de categorie ‘anders’ noemen zijn: MVV, eigen vervoer en een nieuwe stip op de horizon bepalen. Bijna alle Delftse sportverenigingen (91%) hebben een groeiambitie (tabel 2.2). De helft van alle verenigingen wil groeien door het accent te leggen op ledenwerving. Eén op de zes sportverenigingen kiest voor een meer defensieve strategie, door juist in te zetten op ledenbehoud. Eén op de vijf sportverenigingen heeft wel de ambitie om te groeien, maar heeft
10
Tabel 2.2 Groeiambitie bij verenigingen (% verenigingen) Totaal
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=53
n=11
n=13
n=29
n=18
n=34
53
45
62
52
50
53
17
18
8
21
11
21
21
27
31
14
39
12
9
9
0
14
0
15
100
100
100
100
100
100
Ja, we willen groeien, voornamelijk door leden te werven Ja, we willen groeien door voornamelijk leden te behouden Ja, we willen groeien maar hebben geen speerpunten voor wat betreft ledenwerving, ledenbehoud of bepaalde leeftijdsgroep Nee, we willen niet groeien Totaal
Ruim de helft van de Delftse sportverenigingen (56%) omschrijft de financiële positie van de vereniging als (zeer) gezond (tabel 2.3). Eén op de drie heeft een redelijk gezonde financiële positie en bij 10 procent is die minder gezond of zelfs zorgwekkend. Landelijke rapporteert 65 procent van de verenigingen een gezonde financiële positie. Tabel 2.3 Financiële positie van de club (% verenigingen) Totaal
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=52 4
n=11
n=13 8
n=28 4
n=18
n=33 6
6
9
7
6
6
Redelijk
35
27
31
39
39
33
Gezond
44
64
38
39
50
42
Zeer gezond
12
23
11
6
12
100
100
100
100
Zorgwekkend Minder gezond
Totaal
100
100
Ruim de helft van de verenigingen (58%) heeft jaarlijks een positief resultaat en één op de drie verenigingen slaagt erin om binnen de begroting, dus zonder de reserves aan te spreken, onverwachte uitgaven te kunnen betalen (tabel 2.4). Hoewel niet statistisch significant, zijn de verschillen in de mate waarin sprake is van een jaarlijks positief financieel resultaat tussen kleine en grotere verenigingen opvallend.
11
Verenigingsmonitor Delft 2013
(nog) geen specifiek beleid om dat te realiseren. 9 procent van de verenigingen heeft geen groeiambitie. Ook landelijk heeft 90 procent van de sportverenigingen een groeiambitie. Maar de Delftse verenigingen zijn meer dan gemiddeld in Nederland gericht op het realiseren van de groei door ledenwerving. Landelijk wil 32 procent van de sportverenigingen groei realiseren door ledenwerving.
Tabel 2.4 Financiële situatie (percentage (helemaal) mee eens; % verenigingen)
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Totaal
De vereniging heeft jaarlijks een positief financieel resultaat De vereniging heeft (zonder reserves aan te spreken) altijd ruimte binnen haar begroting voor onverwachte uitgaven (tegenvallers of leuke extraatjes)
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=52
n=11
n=13
n=28
n=15
n=29
58
73
46
57
56
58
35
55
38
25
33
33
Landelijk heeft de helft van de verenigingen ruimte in de begroting voor onverwachte uitgaven en heeft driekwart een sluitende begroting. Bij bijna driekwart van de sportverenigingen in Delft is de opkomst bij trainingen, instuiven en toernooien en dergelijke hoog (tabel 2.5). Bij grote verenigingen is dat meer het geval dan bij middelgrote. Verder zegt een kwart van de Delftse verenigingen erin te slagen om ook specifieke groepen (allochtonen, minder validen etc.) goed te bereiken. Een derde van de verenigingen meent dat sportverenigingen er zijn om hun leden leuk te laten sporten en niet meer dan dat. Driekwart vindt van zichzelf dat de vereniging er eentje van vrijwilligers is en dat dit zo dient te blijven. Over de accommodatie hebben de verenigingen het volgende te zeggen: de helft van de verenigingen vindt dat de eigen accommodatie in goede staat is en een derde oordeelt dat dit juist niet het geval is. De helft van de verenigingen zegt met (het aantal beschikbare uren in) de huidige accommodatie op de huidige locatie nog jaren vooruit te kunnen. Ook hier heeft één op de drie verenigingen een tegengestelde mening. Ten slotte geeft de helft van de sportverenigingen aan dat zaken als financiering, huur, onderhoud, beheer, exploitatie en privatisering van de accommodatie en/of het clubhuis naar wens verlopen en helder zijn. Tabel 2.5 De vereniging als organisatie (percentage (helemaal) mee eens; % verenigingen) Totaal
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=52
n=11
n=13
n=28
n=18
n=33
De opkomst bij trainingen, instuiven en toernooien en dergelijke is hoog
71
64
38
89
67
73
De vereniging weet ook specifieke groepen (allochtonen, minder validen enz.) goed te bereiken
25
27
23
25
39
18
Sportverenigingen zijn er om hun leden leuk te laten sporten en niet meer dan dat
31
45
31
25
44
21
Dit is een vereniging van vrijwilligers en dat moet zo blijven
77
82
62
82
78
76
De accommodatie is in goede staat
48
27
46
57
44
48
52
45
46
57
39
61
46
36
31
57
33
55
Met (het aantal beschikbare uren in) de huidige accommodatie op de huidige locatie kunnen we nog jaren vooruit Zaken als financiering, huur, onderhoud, beheer, exploitatie en privatisering van de accommodatie en/of het clubhuis verlopen naar wens en zijn helder
12
2.2
Knelpunten
Bijna alle sportverenigingen in Delft (91%) ervaren één of meer knelpunten (tabel 2.6). Tabel 2.6 Verenigingen met knelpunten (% verenigingen) Totaal
Knelpunten
Grootte
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=53
n=11
n=13
n=29
n=18
n=34
91
82
92
93
94
88
Twee derde van de verenigingen met knelpunten noemt ledenbehoud en ledenwerving als knelpunten (figuur 2.3). Evenveel verenigingen wijzen op allerlei knelpunten wat betreft het kader. De helft van de verenigingen ervaart knelpunten ten aanzien van de accommodatie(s) en ongeveer evenveel verenigingen wijzen op financiële knelpunten. Ook landelijk ervaren de meeste verenigingen knelpunten op het terrein van leden (78%) en kader (61%). Landelijk ervaren verenigingen minder knelpunten wat betreft de accommodatie(s) (33%). Figuur 2.3 Onderkende knelpunten (% verenigingen met knelpunten; n=48) 20
40
60
80
Leden (ledenbehoud, -werving..)
67
Kader (tekort, geschiktheid, behoud..)
67
Accommodatie (gebrek, onderhoud..)
52
Financiën (subsidie, sponsors..) Wet- en regelgeving (drank- en horecawet, hygiëne, milieu etc..) Overig (o.a. evenementen, ongewenst gedrag, samenwerking, sportaanbod...)
100
50
6
4
13
Verenigingsmonitor Delft 2013
Ondanks het feit dat de verschillen in percentages tussen binnen- en buitensport niet statistisch significant zijn, vallen toch een paar zaken op. Met name de verschillen in het accommodatiegebruik op de langere termijn en de visie op de exploitatie en beheer vallen in het oog. Landelijk zijn de verenigingen positiever over de situatie ten aanzien van de accommodatie. Rond twee derde van de verenigingen is positief over onderwerpen die verband houden met de accommodatie.
2.3
Samenwerking
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
In Delft werkten nagenoeg alle verenigingen (94%) het afgelopen jaar (seizoen) met een andere organisatie samen (tabel 2.7). Tabel 2.7 Verenigingen die samenwerken (% verenigingen) Totaal
Samenwerking
Grootte
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=53
n=11
n=13
n=29
n=18
n=34
94
91
85
100
94
94
In verreweg de meeste gevallen betreft het een samenwerking met een andere sportvereniging (figuur 2.4). De lokale sportraad, de gemeente, een school en een sportbond worden in meer dan de helft van de gevallen genoemd als samenwerkingspartner. Landelijk werkt 88 procent van de verenigingen samen met andere partijen. In vergelijking met de landelijke cijfers werkt een groter aandeel van de Delftse sportverenigingen samen met andere organisaties zoals sportverenigingen (NL 57%), school (NL 47%), de lokale sportraad (NL 16%). Maar er is ook meer samenwerking met minder traditionele samenwerkingspartners als buitenschoolse opvang en wijkorganisaties (NL 14%), bedrijven (NL 12%) en (sport)fysiotherapie/huisarts (NL 11%).
14
0
20
40
60
80
Andere sportvereniging(en)
88
Lokale sportraad
72
Gemeente (bijvoorbeeld als samenwerkingspartner in een project)
62
School (basisonderwijs, voortgezet onderwijs, mbo, hbo of speciaal onderwijs)
62
Sportbond
56
Bedrijven
40
Naschoolse en buitenschoolse opvang
24
Buurt/ wijk/ welzijnsorganisatie (buurthuis, buurt(sport)werk, buurtverenigingen, wijk-…
22
(Sport)fysiotherapeut/ huisartsen
20
Lokale sportservice/ Lokaal sportloket
18
Provinciale sportservice/ sportraad
18
Sportschool/ fitnesscentrum
16
Jeugdorganisaties (jeugd- en jongerenwerk, jeugdverenigingen, scouting, Jong-…
12
Politie/justitie
12
Revalidatie- en/of zorginstelling
8
TU Delft/Sportcentrum
8
MEE-instelling Commerciële dienstverlener (accountant, verzekeraar)
100
6 4
Lokale jeugdsportfondsen
2
Anders
2
15
Verenigingsmonitor Delft 2013
Figuur 2.4 Samenwerkingspartners (% verenigingen dat samenwerkt; n=50)
16
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Verenigingskader Gemiddeld telt een Delftse sportvereniging 86 vrijwilligers en twee betaalde medewerkers (tabel 3.1). Daarmee komt het totaal aantal medewerkers per vereniging uit om 88. Dit aantal steekt schril af tegen het landelijk gemiddelde van 48 vrijwilligers in een vereniging. Het hoge Delftse gemiddelde wordt verklaard door de oververtegenwoordiging van grote verenigingen in de responsgroep. Het gemiddeld aantal vrijwilligers per vereniging zal in Delft lager liggen dan 86. Vanzelfsprekend is er samenhang tussen het aantal medewerkers en de omvang van de vereniging. Bij grote verenigingen zijn er meer vrijwilligers actief dan bij kleinere verenigingen. Verder valt op dat er in de buitensport meer vrijwilligers aan de verenigingen zijn verbonden dan in de binnensport. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de buitensportverenigingen gemiddeld ook beduidend groter zijn dan de binnensportverenigingen. Tabel 3.1 Gemiddeld aantal vrijwilligers en betaalde medewerkers bij Delftse sportverenigingen (gemiddelde aantallen) Totaal
Vrijwilligers Betaalde medewerkers Totaal
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=51
n=10
n=13
n=28
n=15
n=28
86
14
40
133
35
115
1
2
1
2
41
135
36
116
2 88
14
Een kwart van de sportverenigingen in Delft zegt voldoende vrijwilligers te hebben en niet op zoek te zijn naar nog meer vrijwilligers (tabel 3.2). De helft zegt voor nu te beschikken over voldoende vrijwilligers, maar wel op zoek te zijn naar nieuw bloed. Een vijfde van de sportverenigingen heeft een vrijwilligerstekort. Ook landelijk meldt een vijfde van de verenigingen een vrijwilligerstekort en is de helft nog op zoek naar vrijwilligers ondanks dat er voldoende vrijwilligers zijn. Tabel 3.2 Beschikking over voldoende vrijwilligers bij Delftse sportverenigingen (% verenigingen) Totaal
Ja, we zijn niet op zoek naar
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=53
n=11
n=13
n=29
n=18
n=34
26
45
31
17
28
24
53
45
46
59
61
50
21
9
23
24
11
26
100
100
100
100
100
100
vrijwilligers Ja, maar we zijn ook nog op zoek naar vrijwilligers Nee Totaal
Twee derde van de sportverenigingen in Delft heeft voldoende trainers, maar bij een derde zijn dat er te weinig (tabel 3.3).
17
Verenigingsmonitor Delft 2013
3.
Tabel 3.3 Beschikking over voldoende trainers bij Delftse sportverenigingen (% verenigingen)
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Totaal
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=53
n=11
n=13
n=29
n=18
n=34
Voldoende trainers
64
82
62
59
61
65
Tekort aan trainers
36
18
38
41
39
35
Een derde van de verenigingen heeft geen openstaande vacatures voor vrijwilligers of betaalde medewerkers (tabel 3.4). Een kwart heeft wel openstaande vacatures, maar die zijn niet voor cruciale functies binnen de vereniging. Een derde heeft dergelijke vacatures wel voor cruciale posities. Een zeer klein deel heeft momenteel té veel vacatures. Grotere verenigingen hebben meer te maken met openstaande vacatures dan kleine verenigingen en dat betreft ook vaker vacatures op cruciale posities. Tabel 3.4 Openstaande vacatures bij Delftse sportverenigingen (% verenigingen) Totaal
We hebben geen enkele
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=53
n=11
n=13
n=29
n=18
n=34
36
73
46
17
50
29
26
18
31
28
22
26
36
9
15
55
28
41
vacature Enkele vacatures maar niet op cruciale posities Enkele vacatures en op cruciale posities Te veel vacatures Totaal
2 100
8 100
100
3 100
100
100
Aan de verenigingen is ook gevraagd voor welke functies zij vacatures hebben. Duidelijk naar voren komt dat de vacatures er met name voor vrijwilligers zijn. Maar een beperkt deel heeft (ook) vacatures voor betaalde krachten (figuur 3.1). Veel kleine verenigingen (75%) hebben geen vacatures voor vrijwilligers. Onder grote verenigingen is dat anders (21%). Wat betreft de vacatures voor vrijwilligers heeft 40 procent van de sportverenigingen vacatures voor functies die verband houden met training, begeleiding en lesgeven. Met name grote verenigingen (55%) hebben dergelijke vacatures. 40 procent van de verenigingen heeft vacatures voor bestuurlijke functies. Bij grote verenigingen (62%) komen dergelijke vacatures meer voor. Verder heeft een kwart van de verenigingen vacatures voor de organisatie van evenementen en nevenactiviteiten. Ook heeft een kwart vacatures voor bar- en kantinediensten. Wat betreft de vacatures voor betaalde krachten valt op dat er daarvan weinig zijn, maar als die er zijn, geldt dat met name voor training, begeleiding en lesgeven.
18
Verenigingsmonitor Delft 2013
Figuur 3.1 Functies en werkzaamheden waarvoor vrijwilligers en betaalde medewerkers worden gezocht (% verenigingen met dergelijke openstaande vacatures) 0
20
Training / begeleiding / lesgeven
40
25
Bar / kantine diensten
25 17
Arbitrage en jurering
13
Andere functies
11
2
11
Organisatie wedstrijden en toernooien Beheer / onderhoud materiaal
9
Beheer/onderhoud website, samenstelling clubblad
9
Vertrouwens(contact)persoon
Geen vacatures voor vrijwilligers Vrijwilligers
100
40
Organisatie evenementen en nevenactiviteiten
Sportmedische zorg / -begeleiding
80
40
11
Bestuur
Beheer / onderhoud / schoonmaak accommodatie
60
8 6
38
87
Betaalde Medewerkers
19
20
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Ledenbestand Gemiddeld telt een Delftse sportvereniging 373 leden, waarvan 319 sportende leden en 54 nietsportende leden (tabel 4.1). Deze gemiddelde verenigingsgrootte is vertekend door de oververtegenwoordiging van grote verenigingen in de responsgroep. Het landelijk gemiddelde ligt op 195 leden per sportvereniging3. Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de verenigingen. De kleinste verenigingen tellen enkele tientallen leden en de grootste hebben meer dan duizend leden. Buitensportverenigingen zijn gemiddeld ongeveer twee keer zo groot als binnensportverenigingen.
Tabel 4.1 Gemiddeld aantal leden bij Delftse verenigingen Totaal
Sportende leden Niet-sportende leden Totaal
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=47
n=10
n=11
n=26
n=16
n=30
319
53
160
488
201
383
54
15
19
84
22
71
373
68
179
572
223
453
Het ledenbestand van verenigingen is geen statisch bestand, maar kent een zekere dynamiek. In tabel 4.2 staat het gemiddeld aantal af- en aanmeldingen. Het gemiddeld aantal af- en aanmeldingen verschilt sterk naar omvang van de vereniging en naar aard. Het percentage afmeldingen is echter voor elk van de categorieën bij omvang en aard van de vereniging min of meer gelijk. Datzelfde geldt ook voor het percentage aanmeldingen. Als wordt gekeken naar het totaal aantal af- en aanmeldingen, komt naar voren dat het aantal leden van sportverenigingen met 2 procent is gestegen ten opzichte van een jaar eerder. De groei kan met name worden toegeschreven aan de grote verenigingen.
Tabel 4.2 Af- en aanmeldingen in het aantal leden bij Delftse verenigingen (gemiddelde aantallen en in procenten ten opzichte van het aantal leden in september 2012) Totaal
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=52
n=11
n=12
n=29
n=14
n=30
Aantal afmeldingen (gem)
38
8
20
57
20
46
Aantal aanmeldingen (gem)
45
8
20
70
21
52
% afmeldingen
11
11
12
11
10
12
% aanmeldingen
13
11
12
14
10
13
Smink, Klaas, Veldhoven, Nicolette van (2012). Ledental NOC*NSF over 2011. Arnhem: NOC*NSF. 3
21
Verenigingsmonitor Delft 2013
4.
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Verder is gekeken naar de ontwikkeling in het aantal leden. Per vereniging is gekeken naar het saldo af- en aanmeldingen (tabel 4.3). Bij een kwart is het totaal aantal leden gedaald, bij één op de vijf sportverenigingen zijn de af- en aanmeldingen precies aan elkaar gelijk en de helft van de verenigingen zag het aantal leden groeien. Tabel 4.3 Ontwikkeling in het aantal leden bij Delftse verenigingen (% verenigingen) Totaal
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=52
n=11
n=12
n=29
n=17
n=34
Afgenomen
27
45
25
21
29
26
Gelijk gebleven
19
18
42
10
24
18
Toegenomen
54
36
33
69
47
56
100
100
100
100
100
100
Van de verenigingen heeft 9 procent een ledenstop en 15 procent heeft een wachtlijst. Tabel 4.4 Delftse sportverenigingen met een ledenstop en/of wachtlijst (% verenigingen) Totaal
Ledenstop Wachtlijst
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=52
n=11
n=13
n=29
n=15
n=30
9
9
8
10
0
10
15
9
8
21
7
13
De meeste Delftse sportverenigingen (89%) hebben één of meer allochtone leden (tabel 4.5). Gemiddeld zijn er 26 allochtone leden per vereniging. Omvang en aard van een sportvereniging hebben geen invloed op het percentage allochtone leden. Tabel 4.5 Allochtone leden bij Delftse sportverenigingen (gemiddelde aantallen en in procenten ten opzichte van het aantal leden) Totaal
% verenigingen met
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot n=29
Binnensport n=15
Buitensport n=30
n=53
n=11
n=13
89
64
92
97
83
91
26
5
15
40
21
28
29
8
17
41
26
31
8
7
8
8
11
6
9
11
9
9
13
7
allochtonen Gemiddeld aantal allochtonen (alle ver.) Gemiddeld aantal allochtonen (ver. met allochtone leden) % allochtonen (alle ver.) % allochtonen (ver. met allochtone leden)
22
Tabel 4.6 Delftse verenigingen met leden met een handicap of chronische aandoening (gemiddelde aantallen en in procenten ten opzichte van het aantal leden) Totaal
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=52
n=11
n=13
n=29
n=17
n=34
56
73
50
52
59
53
4
2
3
5
2
4
5
2
8
4
5
4
% leden met handicap
1
1
1
1
1
1
% leden met chronische
2
1
4
1
3
1
% verenigingen Alle verenigingen Gemiddeld aantal leden met handicap Gemiddeld aantal leden met chronische ziekte
ziekte Verenigingen met gehandicapte óf chronisch zieke leden Gemiddeld aantal leden
6
2
6
9
4
8
8
2
17
8
9
8
% leden met handicap
2
3
3
1
2
2
% leden met chronische
3
3
8
2
5
2
met handicap Gemiddeld aantal leden met chronische ziekte
ziekte
Bijna alle verenigingen hebben leden die aan een formele of officiële competitie deelnemen (tabel 4.7). Gemiddeld doet meer dan de helft van de leden aan een dergelijke competitie mee. Bij grotere verenigingen is het aandeel competitiespelers groter dan bij kleine verenigingen.
4
Verenigingen voor aangepast sporten zijn buiten beschouwing gelaten.
23
Verenigingsmonitor Delft 2013
Ruim de helft van de reguliere sportverenigingen4 heeft leden met een handicap of met een chronische ziekte (tabel 4.6). Landelijk heeft 45 procent van de verenigingen leden met een handicap. Gemiddeld heeft een vereniging vier gehandicapte en vijf chronisch zieke leden. Als alleen wordt gekeken naar verenigingen met dergelijke leden, liggen de betreffende aantallen en percentages net iets hoger.
Tabel 4.7 Deelname aan een formele of officiële competitie (%)
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Totaal
% verenigingen met
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=50
n=10
n=12
n=28
n=17
n=32
98
90
100
100
100
97
58
38
54
66
61
54
competitiespelers % competitiespelers in de vereniging
Ongeveer één op de drie verenigingen heeft topsporters en/of topsporttalenten. Gemiddeld zijn er bij een vereniging met topsporters en/of topsporttalenten twaalf van deze leden (tabel 4.8). Bij grotere verenigingen zijn er meer topsporters of -talenten dan bij kleinere verenigingen. Tabel 4.8 Topsporters en topsporttalenten in de vereniging Totaal
% verenigingen Gem. aantal leden (ver. met deze leden)
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot n=29
BinnenSport n=15
Buitensport n=30
n=53
n=11
n=13
38
18
38
45
39
38
12
5
6
16
14
12
Jeugdleden vormen 18 procent van het totaal aantal leden binnen een vereniging. Jongeren (1222 jaar) en jongvolwassen (23-44 jaar) maken elk voor een kwart deel uit van de vereniging. 19 procent (45-64 jaar) hoort tot de oudere volwassenen en 13 procent tot de pensioengerechtigden (65 jaar en ouder). Bij grotere verenigingen is het aandeel jeugdleden en jongeren hoger dan bij kleine verenigingen. Daar zijn relatief veel oudere leden (tabel 4.9). Door de oververtegenwoordiging van grote verenigingen in de responsgroep zal dit ook enige vertekening geven in het totaal. Tabel 4.9 Opbouw ledenbestand (%) Totaal
Omvang
Aard
Klein
Middel
Groot
Binnensport
Buitensport
n=53
n=11
n=13
n=29
n=17
n=34
Jeugdleden (11 jaar en jonger)
18
7
20
21
20
17
Jongeren (12-22 jaar)
25
12
21
31
19
27
Jongvolwassenen (23-44 jaar)
25
22
23
27
22
26
Oudere volwassenen (45-64 jaar)
19
29
21
15
22
18
Pensioengerechtigden (65 jaar en ouder)
13
30
15
6
17
12
100
100
100
100
100
100
Totaal
24
Conclusie Ledenwerving en ledenbehoud
Ledenwerving en ledenbehoud staan hoog op de agenda van de sportverenigingen in Delft. In beleidsplannen is ledenwerving en ledenbehoud het meest genoemde onderwerp en bij de helft van de verenigingen gaat het bestuur er op korte termijn mee aan de slag. De meeste verenigingen willen hun groeiambitie realiseren door het werven van leden. Daarmee maken de verenigingen werk van een van de meest genoemde knelpunten, te weten leden (werving en behoud). Er is wel sprake van een lichte stijging van het aantal verenigingsleden. Er zijn meer verenigingen met een toename van het aantal leden dan met een afname. Hoewel (slechts) een kwart van de verenigingsbestuurders aangeeft dat zij specifieke doelgroepen goed weet te bereiken, geven veel verenigingen aan één of meer allochtonen en/of mensen met een beperking in hun midden te hebben. Clustering van verenigingen op kenmerken van het ledenbestand (etniciteit, leeftijd, handicap, topsport) kan inzicht geven hoe groot de groep verenigingen is die een diversiteit aan sporters in haar ledenbestand heeft. Kader
Een ander belangrijk knelpunt waar verenigingen aandacht voor hebben, is de werving en het behoud van kader. Veel verenigingen hebben plannen gemaakt voor werving en behoud van kader plannen en benoemen dit als een aandachtspunt voor het bestuur voor het komende jaar. Veel verenigingen zijn op zoek naar vrijwilligers. Een vijfde van de verenigingen ervaart momenteel een tekort aan vrijwilligers (overeenkomstig landelijke cijfers). Daarnaast is de helft van de Delftse verenigingen op zoek naar vrijwilligers ondanks het feit dat zij geen tekort hebben. Twee derde van de verenigingen heeft openstaande vacatures. Waarvan de helft van de verenigingen vacatures meldt op cruciale posities in de club. Dit is met name bij grote verenigingen aan de orde. Verenigingen zijn vooral op zoek naar trainers/begeleiders en bestuursleden. Een aantal verenigingen (15%) is op zoek naar betaalde medewerkers. Financiën
Ruim de helft van sportverenigingen heeft een gezonde financiële positie en een derde van de verenigingsbestuurders spreekt van een redelijke positie. Ondanks dat dit geen alarmerende cijfers zijn, ervaart de helft van de verenigingen één of meer knelpunten wat betreft de financiën. Hoewel minder vaak dan leden- en kaderproblematiek, is financiën een belangrijk onderwerp van beleidsplannen en heeft het de aandacht van verenigingsbestuurders in het komende seizoen. Twee derde van de verenigingen heeft geen ruimte in de begroting voor onverwachte uitgaven zonder hun reserves aan te moeten spreken (als ze die hebben). Gezien de actuele economische situatie in Nederland vormt de financiële positie zeker een aandachtspunt voor de verenigingen. Samenwerking
De inspanningen van de gemeente op het gebied van binden, samenwerken en netwerkvorming ten aanzien van spelen, bewegen en sport zijn terug te zien op verenigingsniveau. Bij de helft van de verenigingen met doelstellingen en plannen op papier, is de samenwerking met andere verenigingen als onderwerp verankerd in de beleidsplannen. Na ledenwerving en ledenbehoud is dit het meest genoemde onderwerp. Ook de samenwerking met andere partijen is groot en
25
Verenigingsmonitor Delft 2013
5.
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
divers, zoals met andere sportverenigingen, lokale sportraad, scholen, bedrijven, buitenschoolse opvang en wijkorganisaties. Zeker in vergelijking met de landelijke cijfers, waar voornamelijk wordt samengewerkt met meer traditionele partners, zoals gemeente, sportbond, andere sportverenigingen en in toenemende mate met scholen. Accommodatie
Er heeft een vernieuwing van het accommodatiebestand, met name van speeltuinen, schoolpleinen en een sporthal, plaatsgevonden, doordat partners op het gebied van welzijn, zorg en bewegen elkaar hebben gevonden (Gemeente Delft 2013). Toch maken de sportverenigingen zich zorgen over de sportaccommodaties. Zo geeft niet meer dan de helft van de verenigingen aan dat de accommodatie in goede staat is, de vereniging nog jaren vooruit kan op de huidige locatie en dat zaken als financiering, exploitatie, huur, beheer van accommodatie en/of clubhuis goed verlopen. Ongeveer een derde van de verenigingen is ontevreden over voornoemde zaken.
Toekomst
De gemeente Delft streeft naar een brede maatschappelijk inzet van verenigingen. De gemeente Delft wil daarom graag weten welke mogelijkheden sportverenigingen hebben en welke knelpunten ze ervaren om een dergelijke rol ook uit te kunnen voeren. De lokale Verenigingsmonitor geeft een overzicht van de stand van zaken bij verenigingen op de thema’s beleid, kader, ledenbestand, financiën en accommodatie. De monitor helpt daarmee om inzicht te verkrijgen in de sportverenigingen, waardoor duidelijker wordt waar de kracht van de sportverenigingen ligt en in de komende jaren benut kan worden, waar ondersteund moet worden, welke richting de ontwikkelingen bij de organisaties opgaan. Dat inzicht kan bijdragen aan het vormgeven van het beleid en de uitvoering daarvan. Wat met name opvalt aan de Delftse cijfers in vergelijking met de landelijke cijfers is dat Delftse verenigingen vooral hun groeiambitie willen realiseren door ledenwerving en daar ook in hun beleid uitvoering aan geven. Dit zou aan kunnen sluiten bij sportparticipatie- of sportstimuleringsbeleid van de gemeente. Daarnaast werken de verenigingen in Delft meer dan landelijk samen met minder traditionele partners als bedrijven, welzijnsorganisaties en buitenschoolse opvang. Mogelijk dat het uitgezette MVV traject hierin terug te zien is. Deze monitor vormt een nul-meting. Een herhaling van de meting (1-meting) over een paar jaar biedt de mogelijkheid om de schetste ontwikkelingen te volgen of ze zich doorzetten. Daarnaast laat een 1-meting zien of het uitgezette beleid (brede maatschappelijk inzet van verenigingen) tot het gewenste resultaat heeft geleid en welke veranderingen er zich hebben voorgedaan. Naast een meer algemeen overzicht biedt de monitor ook de mogelijkheid om verschillende indicatoren te clusteren. Door beleidsrelevante indicatoren te clusteren kunnen typen sportverenigingen in beeld worden gebracht. Zo worden bijvoorbeeld verenigingen in gemeenten ingedeeld op basis van de mate van vitaliteit of maatschappelijke rol. Voor Delft zou dit bijvoorbeeld diversiteit van het ledenbestand kunnen zijn, of mate van samenwerking of maatschappelijke rol van verenigingen. Niet alle verenigingen zijn in dezelfde mate in staat om een brede maatschappelijke rol te vervullen die de gemeente voorstaat. Iedere vereniging levert op de eigen manier een bijdrage. Daarmee heeft de monitor een instrument in zich om inzicht te geven in welke groepen verenigingen meer of minder geschikt zijn als partner in beleid.
26
Verenigingsmonitor Delft 2013
Bijlage I Achtergronden sportverenigingen
Tabel B.1 Verdeling sportverenigingen (tak van sport) Sporttak
aantal
Sporttak
aantal
Aangepaste sporten
1
Multi- of omnisport
5
Atletiek
1
Roeien
3
Badminton
1
Schaatsen/ijssport
2
Basketbal
1
Schaken
1
(Hand)boogschieten
2
Schermen
1
Boardsporten
1
Schietsport
1
Bridge
3
Tafeltennis
1
Dans
1
Tennis
4
Fietsen/ Wielrennen
1
Turnen
1
Handbal
1
Vecht- en verdedigingssport
1
Hardlopen/trimmen
2
Voetbal
5
Hockey
1
Volleybal
3
Honk- en softbal
1
Windsurfen (wind- en kitesurfen)
1
Jeu de boules/ Petanque
1
Zwemmen
1
Kegelen
1
Zeilen
1
Korfbal
3
Totaal
53
Tabel B.2 Verdeling type sportverenigingen Team Semi-individueel Individueel Totaal Missing 5 multi-sport verenigingen Totaal
aantal Percentage 18 38 11 23 19 40 48 100
53
100
Tabel B.3 Verdeling soort sportverenigingen Binnensport Buitensport Beiden Totaal
aantal 18 28 6 52
Percentage 35 54 12 100
Tabel B.4 Verdeling accommodatiebezit sportverenigingen Sportaccommodatie en kantine Sportaccommodatie Kantine Geen van beiden Totaal
aantal 35 2 3 13 53
Percentage 66 4 6 25 100
27
Tabel B.5 Non-respons analyse op basis van gegevens van de gemeente Delft
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Totaal verenigingen aantal Percentage Omvang vereniging: Klein Middel Groot Aard van de sport Binnen Buiten Zwemmen Totaal
28
Responsgroep aantal Percentage
25 30 32
29 34 37
9 18 25
17 35 48
37 44 6 87
42 51 7 100
19 30 3 52
36 58 6 100
Leefstijlonderzoek Delft 2013 Sporten en bewegen in de gemeente Delft
in opdracht van de gemeente Delft
Sven Bakker Harold van der Werff Remco Hoekman
© Mulier Instituut Utrecht, november 2013
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Mulier Instituut sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek Postbus 85445 3508 AK Utrecht t 030-7210220 e
[email protected] i www.mulierinstituut.nl
2
Samenvatting
5
1. 1.1 1.2 1.3
Inleiding Achtergrond van het onderzoek Onderzoeksaanpak Leeswijzer
9 9 9 10
2. 2.1 2.1.1 2.1.2 2.2 2.2.1 2.2.2 2.3
Bewegen Participatie Huidig Toekomst Omgeving Fysiek Voorkeuren Conclusie
11 11 11 13 15 15 18 20
3. 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.4
Sporten Participatie Sportaanbod gemeente Motivatie Sporters Niet-sporters Conclusie
23 23 27 28 28 30 34
4. 4.1 4.2 4.3
Gezondheid Lichaamskenmerken Eetgedrag Conclusie
35 35 37 39
5. 5.1 5.2 5.3 5.4
Vergelijking 2010 met 2013 Bewegen Sporten Gezondheid en eetgedrag Conclusie
41 41 45 49 51
6.
Beschouwing en conclusie
53
Bijlagen 55 Kerngegevens sport- en beweegdeelname Delft
60
3
Leefstijlonderzoek Delft 2013
Inhoudsopgave
4
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Leefstijlonderzoek Delft 2013
Samenvatting Opzet van het onderzoek
In 2013 is een leefstijlonderzoek gedaan. Het onderzoek is een vervolgmeting van het onderzoek uit 2010. In 2013 is gefocust op bewegen, sporten en gezondheid. 8.000 Delftenaren van 6-79 jaar zijn benaderd. Daarvan hebben er 2.690 de vragenlijst ingevuld (34%). De uitkomsten zijn via weging representatief voor inwoners van de gemeente Delft van 6-79 jaar. Bewegen
De mate waarin de inwoners van Delft voldoen aan de verschillende beweegnormen wijkt niet of in geringe mate af van het Nederlands gemiddelde. Als de NNGB wordt gehanteerd zijn de verschillen klein, bij de fitnorm scoort Delft hoger dan gemiddeld en bij de combinorm doet de groep 6- tot 17-jarigen het net wat beter dan gemiddeld en de volwassenen net wat minder. De helft van de Delftenaren van 6-79 jaar zou in de toekomst (heel) graag meer gaan bewegen. Verder lijkt het 59 procent (heel) prettig om meer te gaan bewegen en 57 procent meent dat het hem zou lukken om meer te gaan bewegen als hij dat echt zou willen. De grote meerderheid (88%) zou onder bepaalde voorwaarden meer willen sporten. De meest genoemde randvoorwaarden om meer te sporten zijn dat men het minder druk moet krijgen, dat anderen aangeven dat het nodig is om meer te sporten en dat gezondheidsklachten afnemen. De meest genoemde voorzieningen om te kunnen bewegen zijn fietsroutes (51%), parken (46%) en wandelroutes (41%). Kinderen van 6-11 jaar maken met name gebruik van speelvelden in de wijk (76%). Als het gaat om de kwaliteit van de voorzieningen zijn de inwoners van Delft het meest tevreden over de fietsroutes, parken en wandelroutes. Deze drie voorzieningen scoren ook het hoogst op de bereikbaarheid. Bijna de helft van de Delftenaren is (zeer) tevreden over de beweegmogelijkheden in de eigen wijk. Een op de acht is daarover (zeer) ontevreden. Verder beoordeelt ruim de helft het huidige aanbod van beweegactiviteiten in Delft als (zeer) goed. Als er (meer) beweegactiviteiten bij de mensen in de buurt zouden worden aangeboden, hebben de Delftenaren vooral interesse in zwemmen (54%). Fitness en fietsen worden beide door een derde genoemd. Een kwart heeft geen enkele interesse in nieuwe beweegactiviteiten. De groep die wel interesse heeft in beweegactiviteiten heeft daarbij een voorkeur voor activiteiten die ’s avonds plaatsvinden. 6- tot 11-jarigen hebben een sterke voorkeur voor de middag. Sporten
De sportdeelname in Delft op basis van de RSO-norm is 73% (Nederland 66%). De hoogste sportdeelname is bij de leeftijdsgroep 6-11 jaar (91%), gevolgd door de 12- tot 17-jarigen en 18tot 34-jarigen (beide 84%). De 70- tot 79-jarigen hebben duidelijk de laagste sportdeelname met 44 procent. In vergelijking met 2010 is er weinig tot niets veranderd. Hardlopen/joggen/trimmen is met 39 procent de sport die door sporters van de gemeente Delft het meest wordt beoefend. Andere individuele sporten als fitness (36%), zwemsport (29%), wielrennen/toerfietsen (24%) en wandelsport (23%) completeren de top vijf. Het merendeel van de inwoners van de gemeente Delft sport alleen of in ongeorganiseerd verband. Desalniettemin vindt nog altijd veel sport plaats in de context van de sportvereniging of in andere groepen en verbanden. Zo is 44 procent lid van een sportvereniging. Dit ligt
5
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
aanzienlijk hoger dan het landelijk gemiddelde van 30 procent. Mede als gevolg van de opkomst van fitness van de afgelopen jaren, vindt ook veel sportdeelname plaats bij een commerciële aanbieder (36%). Bijna de helft van de mensen die bekend zijn met het sportaanbod in de gemeente is daarover (zeer) tevreden. 85 procent van de Delftse sporters zegt te sporten ten behoeve van de lichaamsbeweging en/of de gezondheid. Andere belangrijke sportmotieven zijn de opbouw van conditie, kracht en/of lenigheid (68%), plezier (58%), uitlaatklep voor dagelijks leven/ontspanning (52%), lekker buiten zijn (49%) en gezelligheid/sociale contacten (46%). Twee derde van alle inwoners van de gemeente Delft is uit zichzelf aan de huidige sport begonnen. 29 procent is in contact gekomen met de huidige sport doordat men dit af en toe al deed met kennissen, vrienden of collega’s. Een kwart kwam in contact met de huidige sport omdat men zichzelf aanmeldde bij een sportvereniging en evenveel mensen omdat bekenden bij een sportvereniging zaten/gingen. Niet sporten
Zoals sporters hun redenen hebben, hebben ook mensen die niet sporten hier hun motieven voor. In tegenstelling tot de sportmotieven, is er niet één motief dat eruit springt om niet te sporten. Een kwart van de niet-sporters geeft aan niet te sporten omdat men al voldoende lichaamsbeweging heeft, 24 procent vindt het te duur, 20 procent noemt tijdgebrek vanwege werk en/of gezin, bij 19 procent laat de gezondheid geen sporten toe en 17 procent vindt andere vrijetijdsbestedingen leuker. Drie kwart van de huidige niet-sporters heeft in het verleden wel aan sport gedaan. Dit vond met name plaats in verenigingsverband (51%). De helft van alle niet-sporters zegt in de toekomst (weer) te willen sporten, waarbij het ongeorganiseerd sporten populair is. De meest genoemde voorwaarden om (weer) te gaan sporten zijn: het minder druk krijgen en het kunnen beschikken over meer tijd (34%), als de gezondheidsklachten afnemen (28%), als er meer geld te besteden is (28%), als anderen zeggen dat dit nodig is (25%) en als men met een bekende kan gaan sporten (25%). Gezondheid
De bevolking van de gemeente Delft acht zichzelf redelijk gezond. Twee derde vindt van zichzelf dat hij een (zeer) goede lichamelijke conditie heeft en ruim drie kwart beoordeelt de eigen algemene gezondheid als (zeer) goed. Naarmate men ouder wordt, geeft men aan minder positief te zijn over de eigen fysieke conditie en algemene gezondheid. Verder zijn sporters en bewegers aanzienlijk positiever gestemd dan niet-sporters en niet-bewegers. Naarmate men een hoger BMI heeft, geeft men aan graag meer te willen bewegen. Ruim de helft van alle mensen met overgewicht of obesitas zegt meer te willen bewegen in de toekomst. 86 procent van de Delftenaren vindt het belangrijk om erop te letten dat hij gezond eet. Kinderen van 6-17 jaar onderschrijven dat belang minder dan anderen. Verder zou een derde gezonder willen eten dan men nu doet. Ten slotte zegt drie kwart dat het (zeker) zou lukken om gezonder te eten als hij het echt zou willen.
6
Als de uitkomsten van het leefstijlonderzoek in 2013 worden vergeleken met die van 2010 blijkt dat de verschillen miniem zijn. Een in het oog springende verandering betreft de verbeterde kwaliteit en bereikbaarheid van de fiets- en wandelroutes. Verder is de tevredenheid over de beweegmogelijkheden in de eigen wijk toegenomen. In 2010 was 39 procent daarover tevreden en in 2013 47 procent. Bij de beoefening van sporten komt naar voren dat de Delftenaren nu meer hardlopen (van 32% naar 40%), aan wandelsport doen (van 21% naar 26%) en meer wielrennen/ fietsen (van 22% naar 28%). In 2013 heeft 48 procent van de niet-sporters plannen om weer te gaan sporten. In 2010 was dat nog 54 procent. De belangrijkste voorwaarde om (weer) te gaan sporten blijft het vrijkomen van meer tijd, maar die voorwaarde wordt in 2013 wel minder genoemd dan in 2010 (van 44% naar 35%). Het afnemen van gezondheidsklachten (van 25% naar 30%) en meer bestedingsruimte (van 21% naar 28%) worden juist vaker genoemd. Ook naar gezondheid en eetgedrag zijn de verschillen tussen de beide metingen marginaal.
7
Leefstijlonderzoek Delft 2013
Verschillen 2010 en 2013
8
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Inleiding
1.1
Achtergrond van het onderzoek
Leefstijlonderzoek Delft 2013
1.
De gemeente Delft wil inzicht krijgen in het sport- en beweeggedrag van haar inwoners. Belangrijk daarbij is om zicht te hebben op de ontwikkelingen in het sport- en beweeggedrag van de inwoners van Delft sinds de vorige meting in 2010. Het huidige onderzoek werkt met een grotere leeftijdsgroep dan de meting in 2010 omdat ook de jeugd (6-17 jaar) hierin is meegenomen. Ten opzichte van de meting in 2010 zijn in het huidige onderzoek enkele vragen komen te vervallen en zijn er geen nieuwe vragen toegevoegd. Het onderzoek uit 2010 kan worden gezien als een 0-meting van het sport- en beweeggedrag van de inwoners van de gemeente Delft. Het huidige onderzoek vormt daarbij de 1-meting. Het Mulier Instituut is gevraagd om de 1-meting van het beweeggedrag van de inwoners van de gemeente Delft uit te voeren. De doelstelling van het onderzoek is om een goed beeld te verkrijgen van het beweeggedrag en de beweegwensen van de inwoners van de gemeente Delft, om daarmee een betere invulling te kunnen geven aan het beweegstimuleringsbeleid. De volgende onderzoeksvragen staan centraal in dit onderzoek: • Hoe ziet het huidige beweeggedrag van de inwoners van de gemeente Delft eruit en wat voor beweegintenties bestaan er voor de toekomst? • Hoe ziet de sportdeelname van de inwoners van de gemeente Delft eruit? • Wat zijn motieven en redenen voor de inwoners van de gemeente Delft om niet te sporten? • Hoe heeft het sport- en beweeggedrag zich ontwikkeld ten opzichte van 2010? • Welke conclusies en aanbevelingen zijn te geven om te zorgen dat nog meer Delftenaren aan de landelijke beweegnorm gaan voldoen?
1.2
Onderzoeksaanpak Vragenlijst
Om de vergelijkbaarheid met het onderzoek uit 2010 optimaal te houden, is uitgegaan van een schriftelijk onderzoek. Hiervoor zijn vragenlijsten verstuurd met een uitnodiging op briefpapier van de gemeente Delft. Ook op de envelop was het logo van de gemeente Delft duidelijk zichtbaar. Om te voorkomen dat vooral inwoners die veel sporten en bewegen worden aangetrokken tot het invullen van de vragenlijst, is in de communicatie over het onderzoek net als in 2010 de meer algemene titel ‘Leefstijlonderzoek’ gehanteerd. Voor dit onderzoek is de vragenlijst uit 2010 als basis genomen en zijn de vragen die voor de gemeente Delft op dit moment niet relevant zijn verwijderd. In 2013 horen ook 6- tot 17-jarigen tot de onderzoekspopulatie. Voor hen is een aangepaste vragenlijst gemaakt, gericht aan de ouders/verzorgers van de geselecteerde respondenten om in te vullen en waarin ‘U’ in de vragenlijst is vervangen door ‘uw kind’. De vragenlijst voor volwassenen is te vinden in de bijlagen.
9
Steekproefkader
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Net als in 2010 is op basis van een door het Mulier Instituut aangedragen protocol een steekproeftrekking verricht uit de Gemeentelijke Basis Administratie. De totale bruto steekproef bestaat uit 8.000 inwoners van 6-79 jaar woonachtig in de gemeente Delft. Ten behoeve van het onderzoek zijn twee steekproeven getrokken van de bevolking van de gemeente Delft. Een steekproef van de jeugd van 6-17 jaar en een steekproef van de volwassenen van 18-79 jaar. Voor het doen van uitspraken op wijkniveau (acht wijken) is daarnaast, net als in 2010, een disproportionele steekproeftrekking op wijkniveau toegepast. Hierdoor zijn ook de kleine wijken van de gemeente Delft voldoende vertegenwoordigd in de steekproef, zodat ook voor die wijken als geheel uitspraken te doen zijn op basis van het onderzoek. De totale bruto steekproef van de groep van 6-17 jaar bestaat uit 2.320 inwoners van 6-17 jaar woonachtig in de gemeente Delft, verdeeld in 290 inwoners per wijk. De bruto steekproefverdeling naar wijk is als volgt:
• • • • • • • •
Wijk Binnenstad Vrijenban Hof van Delft Tanthof Voorhof Buitenhof Wippolder Voordijkshoorn
Steekproef volwassenen n=667 n=666 n=1.000 n=667 n=667 n=667 n=666 n=667
Steekproef jeugd n=290 n=290 n=290 n=290 n=290 n=290 n=290 n=290
Na een vooraf bepaalde periode is een reminder uitgestuurd om een hogere respons te realiseren. De totale respons voor het onderzoek is uitgekomen op 2.690 respondenten. Daarvan zijn er 813 jeugdige respondenten (6-17 jaar) en 1.877 volwassen respondenten (18 jaar en ouder). Door weging naar leeftijdsgroep en wijk zijn de uitkomsten representatief voor de Delftse bevolking van 6-79 jaar. Na de weging heeft de analyse plaatsgevonden, waarbij ook op significantie is getoetst. Alle beschreven verschillen in de tekst betreffen zodoende significante verschillen.
1.3
Leeswijzer Het volgende hoofdstuk staat in het teken van beweeggedrag. Hierin is aandacht voor het huidige en toekomstige beweeggedrag. Vervolgens gaat hoofdstuk 3 over het sportgedrag van de inwoners van de gemeente Delft. In hoofdstuk 4 staat de gezondheid van de inwoners van de gemeente Delft centraal. Tevens wordt daar ingegaan op het verband tussen gezondheid en beweeg- en sportdeelname. Hoofdstuk 5 staat in het teken van de vergelijking tussen de resultaten van het onderzoek uit 2010 en die uit het huidige onderzoek. In het afsluitende hoofdstuk 6 wordt een slotbeschouwing gegeven.
10
Bewegen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het beweeggedrag van de inwoners van de gemeente Delft. Hierbij is aandacht voor de in Nederland gangbare normen voor beweeggedrag. De meest gebruikte en algemeen aanvaarde normen zijn de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB), de fitnorm en de combinorm. Een volwassene voldoet aan de NNGB wanneer hij op vijf of meer dagen per week ten minste dertig minuten matig intensief beweegt. Voor jeugdigen (jonger dan 18 jaar) is de norm dagelijks één uur matig intensieve lichamelijke activiteit. De fitnorm gaat uit van zwaar intensieve lichamelijke activiteit van ten minste twintig minuten drie of meer keer per week. De combinorm is een combinatie van de voorgaande twee normen. Wanneer aan een van de twee normen (NNGB of fitnorm) wordt voldaan, voldoet iemand aan de combinorm. In dit hoofdstuk is eveneens aandacht voor de aard van de beweegactiviteiten, beweegintenties, fysieke en sociale leefomgeving en de interesse voor additioneel beweegaanbod.
2.1
Participatie
2.1.1 Huidig In de gemeente Delft voldoet 51 procent van de personen van 6-79 jaar aan de NNGB. Van de 6- tot 11-jarigen voldoet 20 procent aan deze norm, van de 12- tot 17-jarigen 15 procent en van de volwassenen 58 procent. Landelijk haalt 18 procent van de 12- tot 17-jarigen en 59 procent van de volwassenen de NNGB (Hildebrandt et al., 2013).1 Ten aanzien van de NNGB wijkt Delft nauwelijks af van het beeld in heel Nederland2. 30 procent van de Delftenaren voldoet aan de fitnorm. Onder de 6- tot 11-jarigen is dat 50 procent, onder de 12- tot 17-jarigen 52 procent en onder de volwassenen 26 procent. Het landelijk gemiddelde is voor deze twee laatstgenoemde groepen respectievelijk 44 procent en 21 procent. Delft scoort dus hoger dan het landelijk gemiddelde. Twee derde van de inwoners van Delft voldoet aan de combinorm. Onder 6- tot 11-jarigen is dat 58 procent, onder de 12- tot 17-jarigen 57 procent en onder de volwassenen 64 procent. Landelijk voldoet 52 procent van de 12- tot 17-jarigen en 67 procent van de volwassenen aan de combinorm. Hier liggen de uitkomsten voor de 12- tot 17-jarigen boven het landelijk gemiddelde en die van de volwassenen net daaronder. Het aandeel van de Delftse bevolking (6-79 jaar) dat inactief is3, is met vijf procent vergelijkbaar met landelijke cijfers. Landelijk is 4 procent van de volwassenen inactief.
1
Hildebrandt, V.H., Bernaards, C.M. en Stubbe, J. (red.) (2013). Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2010/2011. Leiden: TNO. De landelijke cijfers betreffen 2011.
2
Hildebrandt et al. presenteren ook cijfers van de groep van 4-11 jaar. In het leefstijlonderzoek in Delft is 6-11 de jongste groep. Voor de jongste groep is het dus niet mogelijk om een vergelijking met het Nederlands gemiddelde te maken.
3
Voor volwassenen geldt dat zij inactief zijn als zij op nul dagen van de week dertig minuten matig intensief bewegen. Kinderen zijn inactief als zij niet op minimaal drie dagen per week 60 minuten matig actief bewegen.
11
Leefstijlonderzoek Delft 2013
2.
Tabel 2.1 Voldoen aan beweegnormen naar geslacht, leeftijd en etniciteit (in procenten)
6-11 jaar
12-17 jaar
18-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55-69 jaar
70-79 jaar
n= 2690
n= 1310
n= 1380
n= 362
n= 451
n= 490
n= 244
n= 337
n= 536
n= 270
n= 2405
n= 155
n= 125
NNGB
51
49
53
20
15
60
49
57
58
62
53
45
30
FITNORM
30
32
28
50
52
27
31
23
24
22
29
38
29
COMBINORM
63
61
64
58
57
65
59
63
64
68
63
61
52
5
5
6
14
16
2
4
5
4
10
6
4
7
INACTIEVEN
Westers
Vrouw
Nietwesters
Etniciteit Nederlands
Leeftijd
Man
Geslacht Totaal
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Het beweeggedrag is niet voor alle bevolkingsgroepen gelijk (zie tabel 2.1). Ten aanzien van de NNGB wordt er minder bewogen door de groep van 35-44 jaar (49%). Van die groep voldoet wel weer een groter deel aan de fitnorm dan de andere leeftijdsgroepen van 18 jaar en ouder. Van de twee jongste groepen voldoet de helft aan de fitnorm. Als wordt gekeken naar de combinorm is er niet een leeftijdsgroep die eruit springt. Naar etniciteit blijkt dat de keuze voor de norm van invloed is. Op basis van de NNGB bewegen autochtonen het meest en nietwesterse allochtonen het minst. Daarentegen voldoet een groter deel van de westerse allochtonen aan de fitnorm. Bij de definitie van inactieven geldt voor de jeugd een strengere norm dan voor volwassenen en dat blijkt duidelijk uit de uitkomsten. Van de 6- tot 11-jarigen is 14 procent inactief en van de 12- tot 17-jarigen 16 procent. Onder de oudere groepen zijn er aanzienlijk minder inactieven. Binnen de groep van 70-79 jaar is 10 procent inactief.
In tabel 2.2 blijkt dat ook tussen wijken verschillen in beweeggedrag zichtbaar zijn. In de meeste wijken voldoet ongeveer de helft aan de NNGB. In de wijken Voorhof (42%) en Binnenstad (45%) ligt dat percentage lager. Als wordt gekeken naar de fitnorm, verschillen de wijken weinig van elkaar. In de wijken Buitenhof (69%) en Wippolder (69%) ligt de combinorm het hoogst en in de Binnenstad (57%) en Voorhof (53%) het laagst.
12
Binnenstad
Vrijenban
Hof van Delft
Voordijkshoorn
Tanthof
Voorhof
Buitenhof
Wippolder
Wijk
n=335
n=334
n=464
n=345
n=356
n=249
n=304
n=303
NNGB
45
50
52
49
55
42
54
60
FITNORM
28
34
29
26
31
28
32
31
COMBINORM
57
60
66
61
65
53
69
69
4
5
5
5
5
7
8
5
INACTIEVEN
2.1.2 Toekomst De helft van de Delftenaren van 6-79 jaar zou in de toekomst (heel) graag meer gaan bewegen (tabel 2.3). Dat geldt met name voor de groep van 18-44 jaar (ca. 60%). Bij de oudste groep van 70-79 jaar (22%) blijft die ambitie aanzienlijk achter. De respondenten die op dit moment aan de NNGB voldoen, hebben in mindere mate de intentie om meer te gaan bewegen dan de inwoners die (nog) niet voldoende bewegen. Van de groep die aan de NNGB voldoet, geeft 41 procent aan dat zij in de toekomst meer zou willen bewegen, terwijl van de groep die niet aan de NNGB voldoet meer dan de helft (57%) aangeeft meer te willen bewegen. Een vergelijkbaar patroon is te zien als wordt gevraagd of men het prettig vindt om meer te bewegen dan men nu doet. Ook op die vraag antwoordt de groep van 18-44 jaar het meest positief (ca. 70%) en de groep van 70-79 jaar het minst (39%). Verder zegt ruim de helft van de Delftenaren dat het hen (heel) goed zou lukken om meer te gaan bewegen als zij dat zouden willen. Het zijn met name de 6- tot 17-jarigen (82%) en de 18tot 34-jarigen (60%) die daarin geloven. De mensen van 70-79 jaar (39%) hebben het minste vertrouwen dat zij die ambitie eventueel kunnen realiseren.
13
Leefstijlonderzoek Delft 2013
Tabel 2.2 Voldoen aan beweegnormen naar wijk (in procenten)
Tabel 2.3 Toekomstplannen omtrent beweeggedrag naar geslacht, leeftijd en NNGB-norm (in procenten)
6-11 jaar
12-17 jaar
18-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55-69 jaar
70-79 jaar
Voldoet aan NNGB
Vrouw
Voldoet niet aan NNGB
NNGB
Man
Wil (heel) graag meer bewegen in de toekomst Lijkt het (heel) prettig om meer te bewegen dan momenteel Denkt dat meer bewegen (heel) goed zou lukken
Leeftijd
Totaal
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Geslacht
n= 2565
n= 1249
n= 1316
n= 346
n= 425
n= 479
n= 236
n= 321
n= 507
n= 251
49
49
49
50
41
59
60
47
38
22
57
41
59
62
57
61
51
71
68
53
47
39
65
54
57
59
54
86
79
60
51
45
48
39
57
57
n= n= 1352 1174
De grote meerderheid (88%) van de Delftenaren van 6-79 jaar zou onder bepaalde voorwaarden eventueel meer gaan bewegen (figuur 2.1). De groepen van 18-34 (94%) en 35-44 jaar (92%) zijn daar het meest toe geneigd. Bij de oudste groep van 70-79 jaar is dat het minst het geval. 12 procent van de Delftenaren zegt onder geen enkele voorwaarde meer te willen bewegen.
Figuur 2.1 Wens om (meer) te gaan bewegen onder bepaalde voorwaarden naar leeftijd (in procenten) 100
88
88
87
94
92
87
83
80
67
60 40 20 0 Totaal
6-11 jaar 12-17 jaar 18-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55-69 jaar
70-79 jaar
Voor Delftenaren die in de toekomst (meer) willen bewegen zijn de belangrijkste voorwaarden daarvoor: minder druk krijgen met andere dingen (56%), wanneer anderen zeggen dat dit nodig is (26%) en wanneer gezondheidsklachten afnemen (24%). 7 procent van de respondenten doet
14
Figuur 2.2 Voorwaarden om (weer) te gaan bewegen in de toekomst (in procenten van de groep die meer wil bewegen bewegen)4 0
20
40
Minder druk krijgen
24
Buurt meer beweegmogelijkheden biedt
2.2
100
26
Gezondheidsklachten afnemen 13
Sportaanbod verbetert
11
Meer fietsroutes en wandelroutes in mijn buurt
11
Meer groenvoorzieningen in de buurt komen
10
Anders
80
56
Anderen zeggen dat het nodig is
Gemeente een beweegprogramma opzet
60
7 12
Omgeving
2.2.1 Fysiek Voor het bewegen kan gebruik worden gemaakt van diverse voorzieningen en openbare ruimten. Tabel 2.4 laat zien dat de respondenten vooral gebruikmaken van fietsroutes, wandelroutes en parken. Het gebruik van sporthal/sportzaal/gymzaal, van sportpark/sportvelden en van speelvelden elvelden in de wijk is erg afhankelijk van de leeftijd. Vooral de jongste groep van 66 17 jaar maakt gebruik van deze voorzieningen.
4
Meerdere antwoorden mogelijk
15
Leefstijlonderzoek Delft 2013
een beroep op de gemeente om meer beweegprogramma’s op te zetten door aan te geven dat dit voor hen een voorwaarde is om (weer) te gaan bewegen (figuur 2.2).
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Tabel 2.4 Gebruik van voorzieningen in de wijk (% ja) Delft n= 2690
Man n= 1310
Vrouw n= 1380
6-11 jaar n= 362
12-17 jaar n= 451
18-34 jaar n= 490
35-44 jaar n= 244
45-54 jaar n= 337
55-69 jaar n= 536
70-79 jaar n= 270
18
17
19
4
18
23
23
20
12
11
14
14
13
47
32
13
8
6
4
4
16
18
13
40
40
16
14
9
6
5
Speelveld in de wijk
17
17
17
76
40
10
22
7
4
2
Park
46
47
46
55
37
53
53
44
39
26
Fietsroute
51
52
50
48
47
54
55
53
50
41
Wandelroute Wijkcentrum / buurthuis
41
39
44
30
27
41
47
51
45
32
5
5
5
12
5
3
4
7
5
9
Fitnesscentrum / sportschool Sporthal / sportzaal / gymzaal Sportpark / sportvelden
Als het gaat om de kwaliteit van de verschillende voorzieningen in de wijk zijn de inwoners van Delft het meest tevreden over de parken, fietsroutes en wandelroutes (figuur 2.3). Over wijkcentra en buurthuizen is men aanzienlijk minder tevreden. De tevredenheid over de bereikbaarheid komt grotendeels overeen met de tevredenheid over de kwaliteit. Naar wijk valt op dat men in de wijken Tanthof en Vrijenban meer tevreden is over de kwaliteit van parken, fietsroutes en wandelroutes dan elders in de gemeente (niet in figuur). In Voorhof is men meer tevreden over fitnesscentra/sportscholen dan in andere wijken. Bij de bereikbaarheid van de voorzieningen springt in het oog dat bij veel voorzieningen de inwoners van Tanthof het meest tevreden zijn.
Figuur 2.3 Kwaliteit en bereikbaarheid van voorzieningen in de wijk (percentage (heel) tevreden) 0
20
40
60
80
100
Fietsroute Park Wandelroute Fintesscentrum / sportschool Sportpark / sportvelden Speelveld in de wijk Sporthal / sportzaal / gymzaal Wijkcentrum / buurthuis
Kwaliteit (n=2641)
Bereikbaarheid (n=2630)
Verder is gevraagd naar de tevredenheid over de beweegmogelijkheden in de wijk (tabel 2.5). We merken op dat een op de vijf Delftenaren geen antwoord op deze vraag kon geven. Van de inwoners van Delft die wel een antwoord hadden, is bijna de helft (zeer) tevreden over de beweegmogelijkheden, een bijna even groot deel heeft een neutrale mening en 12 procent is 16
Tabel 2.5 Tevredenheid omtrent beweegmogelijkheden in de wijk, naar wijk (in procenten)
Totaal Delft
Binnenstad
Vrijenban
Hof van Delft
Voordijkshoorn
Tanthof
Voorhof
Buitenhof
Wippolder
Wijk
n= 2048
n= 259
n= 255
n= 349
n= 279
n= 279
n= 179
n= 224
n= 224
(Zeer) tevreden
46
44
44
43
39
49
47
53
46
Niet tevreden, niet ontevreden
42
45
45
44
47
41
42
36
39
12 11 11 13 14 10 12 (Zeer) ontevreden *: Personen die ‘weet niet / geen mening’ antwoordden, zijn buiten beschouwing gelaten.
12
15
Tevredenheid over de beweegmogelijkheden in de eigen wijk (eigen wijk)
Verder is gevraagd wat de Delftenaren vinden van het huidige aanbod van beweegactiviteiten in de gemeente (tabel 2.6). 30 procent van de responderende Delftenaren kon geen antwoord geven op deze vraag (‘weet niet / geen mening’). De helft van de personen die wel een antwoord geven, beoordeelt de beweegmogelijkheden in Delft als (zeer) goed, een derde heeft een neutrale houding en een klein deel (9%) beoordeelt het aanbod van beweegactiviteiten in Delft als (zeer) slecht. Tabel 2.6 Oordeel over beweegactiviteiten in de gemeente Delft, naar wijk (in procenten)
Totaal Delft
Binnenstad
Vrijenban
Hof van Delft
Voordijkshoorn
Tanthof
Voorhof
Buitenhof
Wippolder
Wijk
n= 1876
n= 237
n= 229
n= 317
n= 247
n= 259
n= 173
n= 205
n= 209
(Zeer) goed
53
55
46
51
53
54
52
58
56
Niet goed, niet slecht
37
35
47
38
38
39
40
32
35
9
10
10
Kwaliteit huidige aanbod beweegactiviteiten (Delft)
(Zeer) slecht 9 10 8 12 9 7 *: Personen die ‘weet niet / geen mening’ antwoordden, zijn buiten beschouwing gelaten.
17
Leefstijlonderzoek Delft 2013
(zeer) ontevreden. De tevredenheid is het hoogst in de wijk Buitenhof (53%) en het laagst in Voordijkshoorn (39%).
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
2.2.2 Voorkeuren Aan de inwoners van Delft is de vraag voorgelegd of ze belangstelling zouden hebben voor bepaalde vormen van beweegactiviteiten als die zouden worden georganiseerd in de wijk (tabel 2.7). Zwemmen is dan duidelijk de activiteit waar de meeste belangstelling naar uitgaat (54%). Met name bij de groep van 6-44 jaar is de belangstelling voor zwemmen groot. Ongeveer een derde van de Delftenaren heeft (ook) interesse voor fitness en/of fietsen, waarbij fitness vooral in trek is bij 12- tot 44-jarigen en fietsen bij de groep van 55-69 jaar. Ook wandelen is populair bij die laatste groep. Hardlopen zou het goed kunnen doen bij de groep van 12-44 jaar. Tabel 2.7 laat zien dat bij het ontwikkelen van nieuw sportaanbod terdege rekening gehouden moet worden met de leeftijd van de wijkbewoners en minder met hun geslacht, uitgezonderd bij aerobics en een ‘mix van beweegvormen’.
Tabel 2.7 Belangstelling voor beweegactiviteiten als die in de wijk zouden worden georganiseerd, naar geslacht en leeftijd (procenten (ja) zeker) Geslacht
Leeftijd
Totaal n= 2690
Man n= 1310
Vrouw n= 1380
6-11 jaar n= 362
12-17 jaar n= 451
18-34 jaar n= 490
35-44 jaar n= 244
45-54 jaar n= 337
55-69 jaar n= 536
70-79 jaar n= 270
Zwemmen
54
52
56
74
57
68
53
37
27
27
Fitness
33
33
34
13
54
41
43
24
27
9
Fietsen
30
33
26
36
14
22
37
35
40
34
Wandelen
26
26
27
14
9
17
36
38
48
37
Hardlopen Mix van beweegvormen
25
25
24
20
33
33
32
20
7
6
22
16
28
41
22
14
31
17
20
14
Aerobics
14
5
24
12
15
16
28
10
5
1
Nordic walking
8
5
10
4
4
5
11
14
11
9
Jeu de boules
7
7
7
11
5
6
7
7
9
12
Als de vraag naar belangstelling voor nieuwe beweegactiviteiten naar wijk wordt verbijzonderd, komen ook enkele verschillen in wensen naar voren (tabel 2.8). Zo is er in Voorhof, in Hof van Delft en in Buitenhof een bovengemiddelde belangstelling voor zwemmen. In Voordijkshoorn is dat aanzienlijk minder het geval. Een ander voorbeeld is dat er in Tanthof meer interesse in fitness is dan in Buitenhof en Hof van Delft.
18
georganiseerd, naar wijk (procenten (ja) zeker)
Binnenstad
Vrijenban
Hof van Delft
Voordijkshoorn
Tanthof
Voorhof
Buitenhof
Wippolder
Wijk
Totaal
Delft
n=2690
n=335
n=334
n=464
n=345
n=356
n=249
n=304
n=303
54
49
53
62
40
52
61
59
51
Fitness
33
29
26
25
36
41
38
28
38
Fietsen
30
29
37
23
28
33
34
31
22
Wandelen
26
38
32
18
26
23
25
32
20
Hardlopen
25
29
19
27
24
23
23
20
33
Mix van beweegvormen
22
19
23
16
25
20
17
29
26
Aerobics
14
7
13
12
23
17
7
18
15
Nordic walking
8
5
3
7
6
11
10
11
2
Jeu de boules
7
10
9
5
6
7
9
9
6
25
22
22
26
24
23
28
28
26
Zwemmen
Geen enkele interesse in nieuwe beweegactiviteiten
Overigens zijn niet alle inwoners geïnteresseerd in beweegactiviteiten. Een kwart van de inwoners geeft aan dat zij in geen enkele beweegactiviteit geïnteresseerd is (figuur 2.4). Daarbij zijn de verschillen tussen mannen en vrouwen gering. Naar leeftijd is er wel een duidelijk verschil te zien. Naarmate de leeftijd stijgt, zijn er meer mensen die geen enkele interesse hebben in nieuwe beweegactiviteiten.
Figuur 2.4 Geen enkele interesse in aanbod beweegactiviteiten, naar geslacht en leeftijd (in procenten) 100 80 60 40
50 25
27
29
23
20
9
17
19
19
12-17 jaar
18-34 jaar
35-44 jaar
36
0 Totaal
Man
Vrouw
6-11 jaar
45-54 jaar
55-69 jaar
70-79 jaar
De groep die wel geïnteresseerd is in beweegactiviteiten heeft vooral interesse in beweegactiviteiten in de avonduren (69%) (zie tabel 2.9). Ook is een derde geïnteresseerd in activiteiten die in de middag plaatsvinden en bijna een derde kiest voor activiteiten in de
19
Leefstijlonderzoek Delft 2013
Tabel 2.8 Belangstelling voor beweegactiviteiten als die in de wijk zouden worden
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
ochtend. De jongste groep van 6-11 jaar heeft een zeer sterke voorkeur voor de middag. Het zijn vooral de ouderen die interesse hebben in activiteiten overdag. Een verklaring hiervoor is dat zij overdag meer vrije tijd hebben, omdat zij minder tijd besteden aan het verrichten van betaalde arbeid. De andere leeftijdsgroepen hebben overdag meer verplichtingen (opleiding en werk) en hebben daardoor een sterke voorkeur voor beweegactiviteiten in de avond.
Tabel 2.9 Voorkeur moment van beweegactiviteiten (in procenten) onder groep die interesse heeft in beweegactiviteiten naar geslacht en leeftijd Geslacht
Totaal n=2020
2.3
Leeftijd 6-11
12-17
18-34
35-44
45-54
55-69
70-79
Vrouw
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
jaar
n=962 n=1058
n=700
n=398
n=196
n=242
n=344
n=140
Man
Ochtend
30
26
35
9
12
25
36
36
48
61
Middag
34
35
34
88
54
19
23
23
41
56
Avond
69
72
65
36
77
88
77
72
42
10
Conclusie Het beweeggedrag in Delft wijkt slechts in geringe mate af van landelijke cijfers. Ten aanzien van de NNGB wijkt Delft nauwelijks af van het beeld in heel Nederland. Bij de fitnorm scoort Delft enigszins hoger dan het landelijk gemiddelde. Bij de combinorm bewegen de 12- tot 17jarigen meer dan het landelijk gemiddelde en de volwassenen net wat minder. Verschillen in deelname aan beweegactiviteiten zijn afhankelijk van de gekozen beweegnorm. De jongste groep van 6-17 jaar scoort in vergelijking tot volwassenen laag op de NNGB, maar als de fitnorm wordt aangehouden, springt ze duidelijk positief in het oog. In de wijken Voorhof en Binnenstad bewegen inwoners het minst en in Wippolder en Buitenhof het meest (NNGB, Combinorm). De helft van de Delftenaren van 6-79 jaar zou graag meer bewegen, 59 procent lijkt het prettig om meer te gaan bewegen en ongeveer evenveel mensen denken dat het hen zou lukken om meer te gaan bewegen als ze dat echt zouden willen. Bij de inwoners van 55-79 jaar blijven de wensen om meer te bewegen achter bij die van de groep van 18-44 jaar. De drie belangrijkste voorwaarden om in de toekomst (meer) te gaan bewegen zijn: dat de inwoners van de gemeente Delft het minder druk krijgen met andere dingen (56%), wanneer anderen zeggen dat dit nodig is (26%) en wanneer gezondheidsklachten afnemen (24%). Bij het bewegen wordt vooral gebruikgemaakt van parken, fietsroutes en wandelroutes. De kwaliteit en bereikbaarheid van deze drie soorten voorzieningen worden hoger ingeschat dan die van de andere voorgelegde voorzieningen. Van de mensen die iets konden zeggen over de beweegmogelijkheden in de wijk is bijna de helft (zeer) tevreden over die mogelijkheden. Ruim de helft beoordeelt de kwaliteit van het huidige aanbod van beweegactiviteiten als (zeer) goed.
20
21
Leefstijlonderzoek Delft 2013
Het meest geschikte moment voor (nieuwe) beweegactiviteiten is de avond. Relatief veel ouderen kunnen ook overdag. Voor 70 procent van de kinderen van 6-17 jaar is de middag ook een geschikt moment. Een kwart van de inwoners geeft aan dat zij in geen enkele beweegactiviteit geïnteresseerd is. Als er (nieuwe) beweegactiviteiten in de wijk zouden worden georganiseerd, is er voor zwemmen de meeste animo.
22
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Sporten
Leefstijlonderzoek Delft 2013
3.
Er zijn maar weinig andere activiteiten die een beweegintensiteit kennen die vergelijkbaar is met sporten en die voldoende is om aan de maatstaven van de fitnorm te voldoen. Sport is overigens niet alleen beleidsmatig interessant vanwege de bijdrage aan het beweeggedrag (en hiermee aan de gezondheid), het heeft ook een sociale betekenis. Sport is daarnaast op lokaal niveau een belangrijk beleidsinstrument om sociale achterstanden weg te werken en sociale cohesie te bevorderen. De landelijke doelstellingen ten aanzien van sportdeelname zijn gebaseerd op de norm die is vastgesteld in de Richtlijn voor Sportdeelname Onderzoek, de zogenaamde RSO-norm. De RSO-norm gaat uit van een ondergrens van ten minste twaalf keer sporten per jaar om tot de groep sporters te behoren. Naast deze ondergrens op basis van frequentie wordt een standaarddefinitie voor sport gehanteerd in de bevraging van de sportdeelname, namelijk: “Activiteiten die u heeft verricht volgens gebruiken of regels uit de sportwereld. U kunt denken aan badminton, fitness, toerfietsen en schaken, maar niet aan tuinieren, puzzelen of fietsen naar de bakker. Sporten die u tijdens de vakantie heeft beoefend tellen wel mee, maar sporten onder schooltijd niet.” In de vragenlijst voor dit onderzoek is deze definitie gehanteerd. De bevraging is vormgegeven volgens de Richtlijn voor Sportdeelname Onderzoek.
3.1
Participatie De sportdeelname op basis van de RSO-norm van minstens twaalf keer per jaar is in de gemeente Delft relatief hoog. 73 procent van de bevolking van 6-79 jaar voldoet aan de RSOnorm (figuur 3.1). Daarmee ligt de sportdeelname boven het landelijk gemiddelde van 66 procent (Collard & Hoekman, 2013). Hoe hoger de leeftijd, hoe lager de sportdeelname (figuur 3.1). De hoogste sportdeelname is bij de leeftijdsgroep 6-11 jaar (91%), gevolgd door de 12- tot 17-jarigen en 18- tot 34-jarigen (beide 84%). De 70- tot 79-jarigen hebben duidelijk de laagste sportdeelname met 44 procent. Deze afname van de sportdeelname bij oudere leeftijdsgroepen correspondeert met het patroon dat landelijk zichtbaar is. Qua etniciteit is het opvallend dat zowel de bevolking met een westerse nationaliteit (77%) als met een niet-westerse nationaliteit (76%) een hogere sportdeelname heeft dan personen met een Nederlandse achtergrond.
23
Figuur 3.1 Percentage van de bevolking dat voldoet aan de RSO-norm5, uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en etniciteit
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Delftse bevolking
73
Man
75
Vrouw
71
6-11 jaar
91
12-17 jaar
84
18-34 jaar
84
35-44 jaar
71
45-54 jaar
64
55-69 jaar
58
70-79 jaar
44
Nederlands
72
Westers
77
Niet-westers
76 0
20
40
60
80
100
Kijkend naar wijkniveau, is de sportdeelname in Buitenhof en Voorhof relatief laag ten opzichte van de rest van de Delftse bevolking, maar vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde (tabel 3.2). In Buitenhof voldoet 35 procent niet aan de RSO-norm; in Voorhof is dat 34 procent. Wippolder en Binnenstad zijn de wijken met de hoogste score op de RSO-norm. In Wippolder voldoet 79 procent daaraan en in Binnenstad is dat 78 procent. Ook sport in deze wijken het grootste deel meer dan eens per week (60-119 keer en 120 keer of meer). In Wippolder sport 54 procent van de inwoners minstens wekelijks en in Binnenstad is dat 53 procent. De sportdeelname van de mensen met een chronische beperking blijft achter op de sportdeelname van mensen zonder een chronische beperking. Van de mensen met een chronische beperking sport 46 procent niet (minder dan twaalf keer per jaar), terwijl bij mensen zonder chronische beperking twintig procent niet sport.
5
24
Richtlijn Sportdeelname Onderzoek, persoon sport twaalf keer per jaar of vaker.
beperking en wijk (in procenten) Aantal keer sporten per jaar
Geslacht
Leeftijd (in jaren)
Etniciteit
Chronische beperking
Wijk
Niet
1 t/m 11
Totaal
n=2.690
21
6
12 t/m 59 60 t/m 119 23
20
> 120 30
Man
n=1.310
20
6
23
19
33
Vrouw
n=1.380
24
6
23
22
26
6-11
n=362
5
3
20
29
42
12-17
n=451
12
3
12
21
51
18-34
n=490
11
5
30
24
31
35-44
n=244
21
8
25
21
26
45-54
n=337
28
8
21
18
24
55-69
n=536
37
6
21
14
23
70-79
n=270
53
4
15
10
19
Nederlands
n=2.405
22
6
22
20
30
Westers
n=155
18
5
28
19
29
Niet-westers
n=125
19
5
34
16
26
Nee
n=1.934
15
5
24
23
33
Ja
n=664
38
8
22
11
21
Binnenstad
n=335
17
5
25
24
29
Vrijenban
n=334
22
6
26
18
28
Hof van Delft
n=464
21
4
23
22
31
Voordijkshoorn n=345
18
7
20
23
32
Tanthof
n=356
22
4
22
16
35
Voorhof
n=249
27
7
24
17
25
Buitenhof
n=304
26
9
20
18
27
Wippolder
n=303
18
3
25
23
31
Mannen hebben een hogere sportdeelname en sporten frequenter dan vrouwen. Dit patroon is ook zichtbaar in het aantal beoefende sporten. Mannen beoefenen gemiddeld 3,9 sporten en vrouwen 3,0 (tabel 3.3). Verder zien we dat het gemiddeld aantal sporten bij de 12- tot 17jarigen met 5,2 het hoogst is en dat dit gemiddelde afneemt wanneer de leeftijd omhoog gaat. Onder jongeren en jongvolwassenen is de sportdeelname hoger en zij beoefenen meer sporten dan ouderen.
25
Leefstijlonderzoek Delft 2013
Tabel 3.2 Sportfrequentie, uitgesplitst naar geslacht, leeftijd, etniciteit, chronische
Tabel 3.3 Gemiddeld aantal beoefende sporten in het afgelopen jaar, uitgesplitst naar
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
geslacht en leeftijd Algemeen
Delftse bevolking
3,5
Geslacht
Man
3,9
Vrouw
3,0
6-11 jaar
4,8
12-17 jaar
5,2
18-34 jaar
4,9
35-44 jaar
2,9
45-54 jaar
2,6
55-69 jaar
1,7
70-79 jaar
1,3
Leeftijd in zeven groepen
Hardlopen/joggen/trimmen is met 39 procent de sport die door sporters van de gemeente Delft het meest wordt beoefend (tabel 3.4). Andere individuele sporten als fitness (36%), zwemsport (29%), wielrennen/toerfietsen (24%) en wandelsport (23%) complementeren de top vijf. Zoals dat landelijk ook het geval is, vallen verenigingssporten als voetbal (21%) en tennis (14%) buiten de top vijf. Verder zien we dat twee wintersporten goed scoren: schaatsen (18%) en skiën/langlaufen/snowboarden (17%). Ook skeeleren/skaten, de ‘zomervariant’ van het schaatsen, valt met 12 procent in de smaak bij de inwoners. Schaatsen, skiën/langlaufen/ snowboarden en skeeleren/skaten zijn met name populair bij de jongeren en jongvolwassenen.
Tabel 3.4 Beoefende sporten in het afgelopen jaar onder sporters, uitgesplitst naar geslacht en leeftijd (in procenten) Delft Totaal Hardlopen/joggen/trimmen Fitness Zwemsport Wielrennen/ toerfietsen Wandelsport Voetbal Schaatsen Bowling Skiën/langlaufen/ snowboarden Tennis Aerobics/steps/ Spinning Skeeleren/skaten
26
Geslacht Man Vrouw
6-11
12-17
Leeftijd (in jaren) 18-34 35-44 45-54
55-69
70-79
n=2.222
n=1.105
n=1.117
n=353
n=418
n=454
n=196
n=263
n=383
n=155
39 36 29
40 36 28
37 36 30
21 3 58
44 31 25
55 47 31
44 42 28
33 36 20
15 29 20
8 27 24
24 23 21 18 17
31 21 30 20 20
15 27 9 17 13
6 14 45 33 20
9 10 46 28 23
28 22 23 22 24
20 23 13 13 11
31 31 11 14 12
34 34 5 8 6
24 26 1 4 2
16 14
18 16
13 12
14 17
19 20
23 14
12 14
15 11
6 12
3 13
12 12
6 9
20 15
4 25
8 17
16 15
12 9
17 6
7 1
5 1
Het merendeel van de inwoners van de gemeente Delft sport alleen of in ongeorganiseerd verband. Dit sluit aan op de individualisering van de maatschappij. Desalniettemin vindt nog altijd veel sport plaats in de context van de sportvereniging of in andere groepen en verbanden. Zo is 44 procent lid van een sportvereniging. Dit ligt aanzienlijk hoger dan het landelijk gemiddelde van 30 procent6. Mede als gevolg van de opkomst van fitness van de afgelopen jaren wordt ook veel gesport bij een commerciële aanbieder (36%). Bedrijfssport is met 5 procent beperkt van omvang. Figuur 3.5 Sportverband in de afgelopen 12 maanden (in procenten)
Alleen/ongeorganiseerd
59
Lid sportvereniging
44
Groepsverband/georganiseerd
37
Commerciële aanbieder
36
Georganiseerd sportevenement
15
Georganiseerde sportvakantie
6
Bedrijfssport
5
Sociaal cultureel werk
3
Anders
12 0
3.2
20
40
60
80
100
Sportaanbod gemeente Meer dan een derde (37%) van de inwoners van de gemeente Delft geeft aan (zeer) tevreden te zijn met het sportaanbod in de gemeente (tabel 3.6a). Elf procent is (zeer) ontevreden met het
6
Collard, D en Hoekman, R. (2013). Sportdeelname in Nederland : 2006-2012 : factsheet. Utrecht: Mulier Instituut, factsheet.
27
Leefstijlonderzoek Delft 2013
De verschillen naar leeftijd en geslacht laten zien dat niet alle sporten voor beide geslachten en in de verschillende levensfasen even populair zijn. Wielrennen/toerfietsen, voetbal, bowling en biljart/poolbiljart/snooker zijn meer in trek bij mannen dan bij vrouwen. Daarentegen zijn wandelsport, aerobics/steps/spinning en skeeleren/skaten populairder bij vrouwen. Wielrennen/toerfietsen en wandelsport is met name populair bij de 45-plussers. Zwemsport en skeeleren/skaten wordt meer door de ‘jongeren’ (6-34 jaar) gedaan dan door de ‘ouderen’ (35 jaar en ouder). Voetbal is erg populair bij de 6- tot 11-jarigen (45%) en 12- tot 17-jarigen (46%), maar neemt daarna qua populariteit af.
sportaanbod in de gemeente. Opvallend is overigens het hoge percentage dat geen mening heeft gegeven. Het zijn vooral de niet-sporters die geen oordeel hebben gegeven.
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Tabel 3.6a Tevredenheid met sportaanbod in de gemeente (in procenten) Delft
Geslacht
Totaal
Man
Vrouw
n=2.690
n=1.310
n=1.380
n=362
n=451
n=490
n=244
37
36
37
36
39
43
32
34
30
38
37
11
11
11
19
21
19
22
7
(Zeer) tevreden Niet tevreden, niet ontevreden (Zeer) ontevreden Weet niet / geen mening
6-11 12-17
Leeftijd (in jaren) 183534 44 45-54
55-69
70-79
n=337
n=536
n=270
32
35
33
29
33
36
30
28
15
14
10
14
12
7
4
10
14
18
23
32
52
Op wijkniveau wordt duidelijk dat Buitenhof er positief uitspringt met een tevredenheid over het sportaanbod van 44 procent, gevolgd door Voorhof en Wippolder met beide 40 procent. Vrijenban scoort het laagst met 30 procent. Tabel 3.6b Tevredenheid met sportaanbod in de gemeente, naar wijken (in procenten)
n=2.690
3.3
n=335 n=334 n=464
Wippolder
Buitenhof
Voorhof
Tanthof
Voordijkshoorn
Hof van Delft
Vrijenban
Totaal
Wijk Binnenstad
Delft
n=345 n=356 n=249 n=304 n=303
(Zeer) tevreden Niet tevreden, niet ontevreden
31
36
30
32
31
38
40
44
40
29
39
33
34
35
34
27
25
28
(Zeer) ontevreden
10
9
12
13
14
10
10
8
11
Weet niet / geen mening
30
16
25
21
20
18
23
22
21
Motivatie
3.3.1 Sporters 85 procent van de sporters uit de gemeente Delft geeft aan te sporten ten behoeve van de lichaamsbeweging en/of de gezondheid (figuur 3.7). Een ander belangrijk sportmotief is de opbouw van conditie, kracht en/of lenigheid (68%). 58 procent van de sporters zegt te sporten omdat zij het leuk vinden. Daarnaast worden de sportmotieven uitlaatklep voor dagelijks leven/ontspanning (52%), lekker buiten zijn (49%) en gezelligheid/sociale contacten (46%) relatief vaak genoemd. Vrijwel niemand sport voor aanzien/status (2%) en zakelijke contacten (1%).
28
Leefstijlonderzoek Delft 2013
Figuur 3.7 Redenen om te sporten voor sporters (in procenten) Lichaamsbeweging/gezondheid
85
Opbouw conditie, kracht en/of lenigheid
68
Leuke activiteit/plezier
58
Uitlaatklep voor dagelijks leven/ontspanning
52
Lekker buiten zijn
49
Gezelligheid/sociale contacten
46
Prestatie/jezelf verbeteren
33
Afslanken
27
Leren nieuwe vaardigheden
18
Competitie/meten met anderen
17
Niet duur
17
Weinig of geen reistijd nodig
14
Advies opvolgen arts/fysiotherapeut
12
Goede voorzieningen/accommodatie
8
Kan met specifieke aandoening deze sport doen
3
Aanzien/status
2
Zakelijke contacten
1
Anders
3 0
20
40
60
80
100
Een overgrote meerderheid van alle inwoners van de gemeente Delft is uit zichzelf aan de huidige sport begonnen (figuur 3.8). In sommige gevallen zal dit wellicht gestimuleerd zijn doordat men met deze sport al via andere wegen in contact is gekomen. De ondervraagden hadden de mogelijkheid meerdere antwoorden aan te geven. 29 procent is in contact gekomen met de huidige sport doordat men dit af en toe al deed met kennissen, vrienden of collega’s. Een kwart van de Delftenaren (26%) kwam in contact met de huidige sport omdat men zichzelf aanmeldde bij een sportvereniging of omdat bekenden bij een sportvereniging zaten/gingen.
29
Figuur 3.8 Wijze waarop men in contact gekomen is met de huidige sport (in procenten) Zelf mee begonnen/geprobeerd
68
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Deed het af en toe met kennissen, vrienden, collega's, familie
29
Zelf aangemeld bij vereniging
26
Bekenden zaten/gingen bij vereniging
26
Via een proefles/clinic
12
Via school
11
Via bedrijf/werkgever
5
Via media (televisie, krant, internet)
4
Via werving van een sportclub/instelling
3
Anders
7 0
20
40
60
80
100
3.3.2 Niet-sporters Zoals sporters hun redenen hebben om te sporten, hebben ook mensen die niet sporten hier hun motieven voor. In tegenstelling tot de sportmotieven, is er niet één motief dat eruit springt om niet te sporten. Een kwart van de niet-sporters geeft aan niet te sporten, omdat men al voldoende lichaamsbeweging heeft (figuur 3.9). Daarnaast geeft 24 procent aan het te duur te vinden. Andere belemmeringen zijn geen tijd vanwege werk en/of gezin (20%), omdat de gezondheid het momenteel niet toelaat (19%) of omdat men andere vrijetijdsbestedingen leuker vindt (17%). Het opzien tegen het leren van een (nieuwe) sport vormt met één procent nauwelijks een belemmering om niet te sporten.
30
Leefstijlonderzoek Delft 2013
Figuur 3.9 Motieven om niet te sporten onder niet-sporters (in procenten) Heb voldoende lichaamsbeweging
25
Te duur
24
Geen tijd voor vanwege werk en/of gezin
20
Laat mijn gezondheid momenteel niet toe
19
Andere vrijetijdsbezigheden vind ik leuker
17
Het is geen gewoonte
14
Vind het niet nodig om te sporten
11
Ken geen mensen om mee te sporten
9
Voor sporten ben ik te oud
8
Weet niet welke sport bij mij past
8
Kan niet goed sporten
6
Niet goed bekend met sportmogelijkheden
5
Te lange reistijd naar sportgelegenheden
4
Zie op tegen het leren kennen van nieuwe mensen
3
Zie op tegen het leren van een (nieuwe) sport
1
Anders
12 0
20
40
60
80
100
De argumenten die worden aangedragen door niet-sporters om niet te sporten zijn punten waar de gemeente Delft zich op zou kunnen focussen met als doel meer niet-sporters aan het sporten te krijgen. Voorbeelden zijn: het sporten goedkoper maken (vanwege het motief ‘te duur’) en het aanbieden van flexibelere sportmogelijkheden (vanwege het motief ‘te druk’). Figuur 3.11 benadrukt dat er mogelijkheden zijn om niet-sporters weer te motiveren voor het beoefenen van een sport. Ruim drie kwart (77%) van de huidige niet-sporters heeft in het verleden wel aan sport gedaan (figuur 3.10). Dit vond met name plaats in verenigingsverband (51%).
31
Figuur 3.10 Sportbeoefening in het verleden onder niet-sporters
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
23
Wel in verenigingsverband
Niet in verenigingsverband
51 26
Niet aan sport gedaan in het verleden
De helft (51%) van alle niet-sporters geeft aan van plan te zijn om in de toekomst (weer) te gaan sporten (figuur 3.11). Gevraagd naar de invulling die niet-sporters zouden willen geven aan hun toekomstige sportparticipatie is ‘alleen en ongeorganiseerd’, bijvoorbeeld joggen/hardlopen/fietsen, het meest populair (20%). Daarnaast geeft 18 procent aan bij een commerciële aanbieder te willen gaan sporten, zoals een fitnesscentrum. Deze twee sportvormen hebben weinig verplichtingen.
Figuur 3.11 Plannen om in de toekomst te gaan sporten onder niet-sporters
20 Alleen ongeorganiseerd Commerciële aanbieder 49
Lid van een sportvereniging/sportbond 18
Anders georganiseerd Nee
8 6
32
Figuur 3.12 Voornemen om (weer) te gaan sporten onder bepaalde voorwaarden onder nietsporters, uitgesplitst naar leeftijd (in procenten)
Totaal
82
6-11 jaar
98
12-17 jaar
98
18-34 jaar
92
35-44 jaar
88
45-54 jaar
81
55-69 jaar
82
70-79 jaar
53 0
20
40
60
80
100
De meest genoemde voorwaarde om (weer) te gaan sporten voor de Delftse niet-sporters is dat men het minder druk krijgt (34%) (tabel 3.13). Ook uit figuur 3.9 bleek dat tijdgebrek een van de voornaamste motieven is om niet te sporten. Als voorwaarde om (weer) te gaan sporten wordt door de niet-sporters ook vaak genoemd: als mijn gezondheidsklachten afnemen, als ik meer geld te besteden heb (beide 28%), als anderen zeggen dat dit nodig is en als ik met een bekende kan gaan sporten (beide 25%). Vooral bij ouderen (55-69 jaar) speelt het afnemen van gezondheidsklachten een grotere rol, terwijl bij de jongvolwassenen (18-45 jaar) de financiële voorwaarden een grotere rol spelen. Vooral de 18- tot 44-jarigen geven aan (weer) te gaan sporten als men het minder druk krijgt.
33
Leefstijlonderzoek Delft 2013
Van de 6- tot 17-jarigen die nu niet sporten, geeft vrijwel iedereen (98%) aan van plan te zijn om in de toekomst (weer) te gaan sporten. Ook de 18- tot 34-jarigen (92%) en 35- tot 44-jarigen (88%) geven in grote mate aan in de toekomst, onder bepaalde voorwaarden, te willen gaan sporten. Opvallend is toch ook dat ongeveer de helft (53%) van de 70- tot 79-jarigen die niet sporten nog altijd de ambitie heeft om (weer) te gaan sporten.
Tabel 3.13 Voorwaarden om (weer) te gaan sporten onder niet-sporters, uitgesplitst naar geslacht en leeftijd (in procenten)
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Delft
Leeftijd (in jaren) 12- 18- 35- 45- 55- 706-11 17 34 44 54 69 79
Totaal
Man
Vrouw
Als ik het minder druk krijg (vanwege gezin, werk, etc.)
34
32
35
18
27
47
53
35
25
7
Als mijn gezondheidsklachten afnemen
28
27
30
13
13
22
26
33
37
29
Als ik meer geld te besteden heb Als anderen (arts of familie) zeggen dat dit nodig is Als ik met een bekende kan gaan sporten
28
22
34
32
27
45
33
29
19
7
25
25
25
6
28
19
20
24
32
38
25
24
26
38
37
25
40
25
19
11
Als ik weet wat ik in de buurt kan doen Als mijn huidige lichamelijke activiteiten verminderen
18
16
19
52
16
19
26
18
8
11
14
13
14
1
7
19
19
14
11
11
Als het sportaanbod verbetert
8
8
9
22
12
12
14
3
4
5
Als de reistijd vermindert Als ik weinig nieuwe vaardigheden hoef te leren
5
4
6
13
2
9
4
7
2
0
3
3
2
2
6
2
0
2
4
3
11
12
9
12
13
11
1
11
12
19
Anders
3.4
Geslacht
Conclusie De gemeente Delft is een sportieve gemeente, want de sportparticipatie is duidelijk hoger dan de landelijke sportparticipatie. De mannen sporten meer, vaker en doen meer verschillende sporten dan de vrouwen. Hetzelfde geldt voor de jongvolwassenen in vergelijking met de oudere leeftijdsgroepen. Wippolder en Binnenstad zijn de sportiefste wijken in termen van sportdeelname. De meest beoefende sporttakken in Delft zijn hardlopen/joggen/trimmen, fitness en zwemsport. Dat sluit aan bij de landelijk meest populaire sporttakken. Wielrennen/toerfietsen, voetbal, bowling en biljart/poolbiljart/snooker zijn sporten die meer in trek zijn bij de mannen en wandelsport, aerobics/steps/spinning en skeeleren/skaten worden vaker door vrouwen beoefend. Sporten die alleen/ongeorganiseerd, dus zonder verplichtingen, kunnen worden beoefend, zijn populair. Maar ook de Delftse verenigingssport is populair met een aanzienlijk hogere deelname aan de verenigingssport dan het landelijk beeld. De Delftse bevolking sport met name voor lichaamsbeweging/gezondheid. De inwoners zijn redelijk tevreden over de sportmogelijkheden die worden aangeboden in de gemeente Delft. Het hebben van voldoende lichaamsbeweging en de kosten van sporten zijn de voornaamste redenen waarom mensen niet sporten. Toch geeft meer dan de helft van de niet-sporters aan van plan te zijn in de toekomst (weer) te gaan sporten, maar dan vooral alleen, ongeorganiseerd of bij een commerciële aanbieder. Voor niet-sporters is het belangrijk dat sporten betaalbaar is/wordt en zij het minder druk krijgen in het dagelijks leven zodat ze tijd hebben om te sporten. Bij ouderen speelt overigens het afnemen van de gezondheidsklachten een relatief grote rol alvorens ze er weer aan denken om te gaan sporten.
34
Gezondheid
Leefstijlonderzoek Delft 2013
4.
Gezondheid wordt vaak verbonden aan een gezonde leefstijl, waartoe sporten en bewegen gerekend worden. In dit hoofdstuk wordt onder andere bekeken of de groepen die sporten en bewegen ook een betere gezondheid hebben. Hierbij wordt ingegaan op de BMI van de inwoners, de zelfgerapporteerde fysieke conditie en algemene gezondheid en het eetgedrag.
4.1
Lichaamskenmerken De mensen die voldoen aan de NNGB hebben net wat vaker een normaal gewicht dan personen die niet aan deze beweegnorm voldoen7 (tabel 4.1). Tabel 4.1 Overgewicht op basis van BMI naar het wel of niet voldoen aan de NNGB (in procenten) Voldoet niet aan NNGB
Voldoet wel aan NNGB
n=1.353
n=1.187
5
3
Normaal
59
64
Overgewicht
26
25
Obesitas
11
8
100
100
Ondergewicht
Totaal
Naarmate men een hoger BMI heeft, geeft men aan graag meer te willen bewegen. Zo geeft ruim de helft van alle mensen met overgewicht of obesitas aan meer te willen bewegen in de toekomst. Tabel 4.2 Overgewicht op basis van BMI en de wens om in de toekomst meer te gaan bewegen (in procenten) Wil niet meer bewegen
Wil meer bewegen
n=
Ondergewicht
58
42
141
Normaal
55
45
1.567
Overgewicht
46
54
601
Obesitas
46
54
247
7
Hierbij is dezelfde formule aangehouden die TNO aanhoudt.
35
In Wippolder zijn er verhoudingsgewijs veel inwoners met een normaal gewicht. In Buitenhof heeft de helft van de inwoners een normaal gewicht en 43 procent heeft overgewicht of obesitas.
Buitenhof
Hof van Delft
Tanthof
Voordijkshoorn
Voorhof
Vrijenban
Wippolder
Wijk
Binnenstad
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Tabel 4.3 Voldoen aan beweegnormen naar wijk (in procenten)
n=321
n=290
n=448
n=351
n=330
n=239
n=320
n=288
5
5
4
3
5
2
5
2
Normaal
63
52
63
58
64
63
57
70
Overgewicht
24
28
25
30
22
22
28
20
8
15
8
9
8
13
10
7
Ondergewicht
Obesitas
In tabel 4.4 wordt de beoordeling van de eigen fysieke staat bekeken aan de hand van enkele persoonskenmerken. Twee derde van de respondenten geeft aan de eigen lichamelijke conditie (zeer) goed te vinden. Drie kwart beoordeelt de eigen gezondheid als (zeer) goed. Naarmate men ouder wordt, geeft men aan minder positief te zijn over de eigen fysieke conditie en algemene gezondheid.
Tabel 4.4 Beoordeling eigen fysieke staat naar geslacht en leeftijd (in procenten) Geslacht
Leeftijd
Totaal n= 2690
Man n= 1310
Vrouw n= 1380
611 jaar n= 362
1217 jaar n= 451
(Zeer) goed
64
68
61
87
82
68
58
59
54
51
Gaat wel
30
27
33
11
16
29
35
33
36
36
6
5
7
1
2
3
7
9
10
13
(Zeer) goed
78
80
76
97
93
87
76
68
65
58
Gaat wel
18
17
19
3
7
12
19
24
28
35
4
4
4
0
0
1
5
8
7
7
18-34 35-44 45-54 55-69 70-79 jaar jaar jaar jaar jaar n= n= n= n= n= 490 244 337 536 270
Beoordeling eigen lichamelijke conditie
(Zeer) slecht Beoordeling eigen algemene gezondheid
(Zeer) slecht
36
Leefstijlonderzoek Delft 2013
In tabel 4.5 wordt de beoordeling van de eigen fysieke staat bekeken aan de hand van enkele sport- en beweegnormen. Voor elke norm geldt dat de personen die aan de norm voldoen hun eigen lichamelijke conditie en algemene gezondheid hoger inschatten dan de personen die niet aan de norm voldoen. Tabel 4.5 Beoordeling eigen fysieke staat naar sport- en beweegnormen (in procenten) Delft Totaal n= 2690
(Zeer) goed Gaat wel
Voldoet aan RSO-norm Nee
Deed minimaal één keer aan sport
NNGB
FITNORM
n=209
Ja n= 1950
Nee n= 468
Ja n= 2222
Nee n= 1402
Ja n= 1214
Nee n= 1723
Ja n= 856
64
39
73
37
70
59
70
59
80
30
45
25
44
27
33
26
34
17
6
17
2
18
3
8
4
7
2
(Zeer) goed
78
61
85
54
83
77
80
77
85
Gaat wel
18
28
13
34
14
18
18
19
12
4
11
2
12
2
5
3
4
3
Beoordeling eigen lichamelijke conditie
(Zeer) slecht Beoordeling eigen algemene gezondheid
(Zeer) slecht
4.2
Eetgedrag 86 procent van de Delftenaren vindt het belangrijk om erop te letten dat hij gezond eet (tabel 4.6). Kinderen van 6-17 jaar onderschrijven dat belang minder dan de anderen. Verder zou een derde gezonder willen eten dan men nu doet. Kinderen van 6-17 jaar en de oudste groep van 7079 jaar hebben die wens minder. Ten slotte zegt drie kwart dat als hij het echt zou willen het (zeker) zou lukken om gezonder te eten.
37
Tabel 4.6 Eetgedrag, nu en in de toekomst naar geslacht en leeftijd (in procenten) Totaal n= 2637
Man n= 1282
Vrouw n= 1355
6-11 jaar n= 352
12-17 jaar n= 444
18-34 jaar n= 484
35-44 jaar n= 240
45-54 jaar n= 330
55-69 jaar n= 527
70-79 jaar n= 260
Heel belangrijk
27
22
33
28
17
25
33
25
32
32
Belangrijk Niet belangrijk/niet onbelangrijk
59
60
57
46
52
64
54
62
58
61
12
15
9
22
25
11
12
12
9
6
Onbelangrijk
1
2
1
4
6
1
1
1
0
1
Heel onbelangrijk
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Belang van gezond eetpatroon*
Wens om in de toekomst gezonder te gaan eten* Ja zeer zeker
9
8
11
7
5
11
13
8
8
3
Ja
27
28
26
19
23
32
34
31
21
14
Misschien
30
30
29
26
31
31
26
30
29
30
Nee
32
32
32
45
38
22
26
30
41
52
2
2
2
3
3
3
1
1
1
1
Ja zeer zeker
22
21
23
19
22
30
24
16
15
11
Ja
53
53
53
50
56
52
50
53
53
59
Misschien
20
21
20
27
19
16
19
24
24
22
4
4
4
4
2
2
4
5
7
8
1 1 0 0 0 0 3 Nee zeker niet * Personen die antwoordden ‘geen mening’ zijn buiten beschouwing gelaten. ** Personen die antwoordden ‘ik wil niet gezonder eten’ zijn buiten beschouwing gelaten.
1
1
0
Nee zeker niet Inschatting dat het lukt om gezonder te eten**
Nee
Er zijn geen opvallende verschillen als de mate waarin aan de NNGB wordt voldaan en het wel of niet hebben gesport in het afgelopen jaar enerzijds en het (gewenste) eetgedrag anderzijds tegen elkaar worden afgezet (tabel 4.7).
38
Delft
NNGB
Sporter
Totaal
voldoet niet
voldoet wel
Nee
Ja
n=2637
n=1384
n=1203
n=460
n=2177
Heel belangrijk
27
24
30
28
27
Belangrijk
59
58
59
56
59
12
15
10
15
12
1
2
1
1
1
0
0
0
0
0
9
10
8
9
9
Ja
27
27
28
21
29
Misschien
30
31
29
33
29
32
30
34
35
32
2
2
2
3
2
Ja zeer zeker
22
20
24
18
23
Ja
53
53
52
45
54
Misschien
20
21
20
27
19
4
5
4
9
3
0
1
Belang van gezond eetpatroon
Niet belangrijk/niet onbelangrijk Onbelangrijk Heel onbelangrijk Wens om in de toekomst gezonder te gaan eten Ja zeer zeker
Nee Nee zeker niet Inschatting dat het lukt om gezonder te eten**
Nee
1 0 1 Nee zeker niet * Personen die antwoordden ‘geen mening’ zijn buiten beschouwing gelaten. ** Personen die antwoordden ‘ik wil niet gezonder eten’ zijn buiten beschouwing gelaten.
4.3
Conclusie De bevolking van de gemeente Delft is in redelijke gezondheid. Twee derde vindt van zichzelf dat hij een (zeer) goede lichamelijke conditie heeft en drie kwart beoordeelt de eigen algemene gezondheid als (zeer) goed. De sporters en bewegers zijn aanzienlijk positiever gestemd dan de niet-sporters en niet-bewegers. Maar liefst 86 procent van de Delftse bevolking hecht (veel) belang aan een gezond eetpatroon en 36 procent is van plan om gezonder te gaan eten in de toekomst.
39
Leefstijlonderzoek Delft 2013
Tabel 4.7 Eetgedrag, nu en in de toekomst naar sport- en beweegnormen (in procenten)
40
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Vergelijking 2010 met 2013 De vragenlijst die in 2013 is afgenomen onder de inwoners van de gemeente Delft is gebaseerd op het leefstijlonderzoek dat in 2010 in Delft is gehouden. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste uitkomsten van beide metingen naast elkaar gezet. Omdat in 2010 de groep van 617 jaar niet is benaderd, worden bij de vergelijkingen van 2010 en 2013 alleen de volwassenen (18-79 jaar) meegenomen.
5.1
Bewegen De mate waarin de inwoners van Delft voldoen aan de verschillende beweegnormen is in drie jaar weinig veranderd (figuur 5.1). Bij de NNGB en combinorm is een beperkte achteruitgang te zien, maar bij de fitnorm is juist sprake van een kleine stijging.
Figuur 5.1 Voldoen aan beweegnormen (in procenten)
61
NNGB
58 23
Fitnorm
26 66 64
Combinorm 3 4
Inactieven 0
20
40
60
2010
80
100
2013
Ten aanzien van de toekomstplannen komt naar voren dat de Delftenaren in 2013 net wat meer willen bewegen dan in 2010, hoewel het aantal personen dat denkt dat de plannen om meer te bewegen succesvol zullen zijn licht is gedaald (figuur 5.2). Figuur 5.2 Toekomstplannen omtrent beweeggedrag (in procenten)
44
Wil (heel) graag meer bewegen in de toekomst
50
56 60
Lijkt het (heel) prettig om meer te bewegen dan momenteel
57 52
Denkt dat meer bewegen (heel) goed zou lukken*
0 2010
20
40
60
80
100
2013
41
Leefstijlonderzoek Delft 2013
5.
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
In 2010 had 88 procent van de Delftenaren van 18-79 jaar de wens om meer te bewegen. In 2013 is dat precies hetzelfde. In 2010 waren de belangrijkste voorwaarden om meer te gaan bewegen ‘minder druk krijgen’(62%), ‘anderen zeggen dat dit nodig is’ (27%) en ‘afnemen van gezondheidsklachten’(25%). In 2013 zijn dat nog steeds de belangrijkste redenen, zij het dat de percentages in geringe mate zijn veranderd, respectievelijk 51 procent, 23 procent en 23 procent. In de wijk zijn er verschillende voorzieningen om te kunnen bewegen. Het percentage inwoners dat gebruik maakt van deze voorzieningen is in drie jaar weinig veranderd (figuur 5.3).
Figuur 5.3 Gebruik van voorzieningen in de wijk (% ja)
46
Fietsroute
52
47 46
Park
40 43
Wandelroute 17 19
Fitnesscentrum / sportschool 13 11
Sportpark / sportvelden Speelveld in de wijk
9
11
10 9
Sporthal / sportzaal / gymzaal Wijkcentrum / buurthuis
5
7
0
20
40
2010
60
80
100
2013
De kwaliteit van de voorzieningen in de wijk om te bewegen is constant (tabel 5.1). Bij de fietsen wandelroutes is wel een opvallende stijging in de ervaren kwaliteit te constateren. Ook zijn deze twee voorzieningen en het park nu beter bereikbaar dan in 2010. Tabel 5.1 Kwaliteit en bereikbaarheid van voorzieningen in de wijk Kwaliteit
Bereikbaarheid
2010
2013
2010
2013
n=1715
n=1835
n= 1715
n=1823
Fitnesscentrum / sportschool
28
32
38
40
Sporthal / sportzaal / gymzaal
16
18
28
29
Sportpark / sportvelden
23
22
30
30
Speelveld in de wijk
20
22
32
35
Park
57
59
61
67
Fietsroute
50
60
55
65
Wandelroute
46
56
49
57
Wijkcentrum / buurthuis
12
11
27
25
42
Figuur 5.4 Tevredenheid omtrent beweegmogelijkheden in de eigen wijk (in procenten) 100 80
39
47
60 40
48
43
20 0
13
10
2010
2013
(Zeer) ontevreden
Niet tevreden, niet ontevreden
(Zeer) tevreden
*: Personen die ‘weet niet / geen mening’ antwoordden, zijn buiten beschouwing gelaten.
Het oordeel over de kwaliteit van de huidige beweegactiviteiten in de gemeente Delft is onveranderd (figuur 5.5). Figuur 5.5 Oordeel over kwaliteit van huidige beweegactiviteiten in de gemeente Delft (in procenten) 100 80 55
55
38
37
7
8
2010
2013
60 40 20 0
(Zeer) slecht
Niet goed, niet slecht
(Zeer) goed
*: Personen die ‘weet niet / geen mening’ antwoordden, zijn buiten beschouwing gelaten.
De belangstelling voor bepaalde beweegactiviteiten die in de toekomst in de wijk zouden kunnen worden georganiseerd is in 2013 min of meer hetzelfde als in 2010 (figuur 5.6). De rangorde in de verschillende activiteiten is nagenoeg hetzelfde, alleen hardlopen is van plaats gewisseld met ‘mix van beweegvormen’. Hiervoor is al gesignaleerd dat de kwaliteit van de fiets- en wandelroutes is gestegen. Deze ontwikkeling is ook terug te zien in de belangstelling voor fietsen en wandelen, zij het dat de stijgingen gematigd zijn. Ook zwemmen en hardlopen kunnen zich verheugen in een lichte stijging van de interesse voor deze activiteiten. De grootste toename in interesse ligt echter bij jeu de boules.
43
Leefstijlonderzoek Delft 2013
De algemene tevredenheid over de beweegmogelijkheden in de wijk is toegenomen (figuur 5.4). In 2010 was 39 procent tevreden over deze mogelijkheden. In 2013 is dat gestegen tot 47 procent.
Figuur 5.6 Belangstelling voor beweegactiviteiten als die in de wijk zouden worden georganiseerd (procenten (ja) zeker)
47 50
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Zwemmen Fitness
34 26
Wandelen
38
31
28 31
Fietsen Hardlopen
19
Mix van beweegvormen
19 7
Jeu de boules
24 23
17 17 14
Aerobics 8 9
Nordic walking 0
20 2010
40
60
80
100
2013
In 2010 had 27 procent van de Delftenaren geen enkele interesse in enig aanbod van beweegactiviteiten. In 2013 is dat ook 27%. Als er in de wijk beweegactiviteiten worden georganiseerd, hebben de Delftenaren voorkeur voor de avond. Daarin is niks veranderd (figuur 5.7). Figuur 5.7 Voorkeursmoment van beweegactiviteiten (in procenten) onder groep die interesse heeft in beweegactiviteiten
33 35
Ochtend 28 26
Middag
69 71
Avond 0
20
40 2010
44
60 2013
80
100
Sporten Tussen 2010 en 2013 is de sportparticipatie op basis van de RSO-norm van minstens twaalf keer per jaar onveranderd gebleven in de gemeente Delft. In beide jaren voldeed zeventig procent van de volwassen bevolking (18-79 jaar) aan de RSO-norm (figuur 5.8). Opvallend is de toename van het aantal niet-westerse inwoners dat voldoet aan de RSO-norm (van 57% naar 71%). Figuur 5.8 Percentage van de volwassen bevolking (18-79 jaar) dat voldoet aan de RSOnorm8, uitgesplitst naar geslacht, leeftijd en etniciteit voor 2010 en 2013 (in procenten) 70 70
Delftse bevolking
73 72
Man 68 67
Vrouw
84 84
18-34 jaar 73 71
35-44 jaar 66 64
45-54 jaar
61 58
55-69 jaar
71 70
Nederlands
73 75
Westers 57
Niet-westers 0
20
40 2010
8
60
71 80
100
2013
Richtlijn Sportdeelname Onderzoek, persoon sport twaalf keer per jaar of vaker.
45
Leefstijlonderzoek Delft 2013
5.2
Ten opzichte van 2010 is een deel van de Delftse bevolking meer gaan sporten per jaar (figuur 5.9). Daarentegen zijn er ook iets meer mensen helemaal niet gaan sporten. Figuur 5.9 Sportfrequentie van de volwassen bevolking (18-79 jaar) voor 2010 en 2013 (in mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
procenten)
23 25
Niet
7 6
1 t/m 11
24 24
12 t/m 59
23
60 t/m 119
19 23
>120
26 0
20
40 2010
60
80
100
2013
In vergelijking tot 2010 zijn de Delftenaren in 2013 meer gaan fitnessen (40% om 37%), hardlopen/joggen/ trimmen (40% om 32%) en wielrennen/toerfietsen (28% om 22%) (figuur 5.10).
46
(18-79 jaar) (in procenten) 37 40
Fitness 32
Hardlopen/joggen/trimmen 22
Wielrennen/toerfietsen
40
28
25 26
Zwemsport 21
Wandelsport
26
19 16
Skiën/langlaufen/snowboarden
18 16
Schaatsen
17 16
Bowling
15 15
Voetbal
16 13
Aerobics/steps/spinning
14 13
Tennis 0
20
40 2010
60
80
100
2013
In 2010 sportte 58 procent van de volwassen Delftse bevolking (18-79 jaar) in ongeorganiseerd verband (alleen). In 2013 is dit aandeel gestegen naar 65 procent. Ten opzichte van 2010 zijn de volwassen inwoners van Delft meer tevreden met het sportaanbod in de gemeente. In 2010 was nog 31 procent (zeer) tevreden hierover. In 2013 is 37 procent (zeer) tevreden over het sportaanbod. Lichaamsbeweging/gezondheid was in 2010 de belangrijkste reden om te sporten voor sporters en dat is in 2013 onveranderd gebleven (88% in 2010 en 89% in 2013). 67 procent van de volwassen inwoners van Delft gaf in 2010 aan zelf begonnen te zijn aan de huidige sport en daarmee was het de populairste wijze waarop men met de huidige sport in contact was gekomen. Ook in 2013 is zelf beginnen/zelf proberen met 72 procent de meest voorkomende manier waarop men in contact is gekomen met de huidige sport. In 2010 was tijdgebrek met 29 procent het belangrijkste motief om niet te sporten. In 2013 is dat gedaald tot 21 procent. In 2013 was de belangrijkste reden om niet te sporten het reeds hebben van voldoende lichaamsbeweging (26%) (figuur 5.11). In 2013 is vaker dan in 2010 de prijs van sport genoemd als één van de motieven om niet te sporten (resp. 23% en 19%). Dit kan het gevolg zijn van de aanhoudende recessie met een afname van de koopkracht van de burgers.
47
Leefstijlonderzoek Delft 2013
Figuur 5.10 Beoefende sporten in 2010 en 2013 onder sporters van de volwassen bevolking
Figuur 5.11 Motieven om niet te sporten in 2010 en 2013 onder niet-sportende volwassen bevolking (18-79 jaar) (in procenten) 28 26
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Heb voldoende lichaamsbeweging
19 23
Te duur Geen tijd voor vanwege werk en/of gezin
21
Laat mijn gezondheid momenteel niet toe
17 21
Andere vrijetijdsbezigheden vind ik leuker
17 17
29
15 15
Het is geen gewoonte Vind het niet nodig om te sporten
7
Ken geen mensen om mee te sporten
7
11 10
9 8
Voor sporten ben ik te oud Weet niet welke sport bij mij past
6 7
Kan niet goed sporten
6 6
Niet goed bekend met sportmogelijkheden
5 5
Te lange reistijd naar sportgelegenheden
4 3
Zie op tegen het leren kennen van nieuwe mensen
2 3 1 1
Zie op tegen het leren van een (nieuwe) sport
13 12
Anders 0
20
40 2010
60
80
100
2013
76 procent van de Delftse bevolking gaf in 2010 aan vroeger wel te hebben gesport. Van hen gaf twee derde aan dit in verenigingsverband te hebben gedaan (50% van de Delftenaren) en een derde deed dat niet in verenigingsverband (26% van de Delftenaren). In 2013 is hierin weinig gewijzigd met 51 procent die aangaf in verenigingsverband te hebben gesport en 27 procent die wel sportte maar niet in verenigingsverband, goed voor 78 procent in totaal. In 2013 heeft 48 procent van de niet-sporters plannen om weer te gaan sporten, terwijl dit aandeel in 2010 nog 54 procent was. Hoewel het vrijkomen van meer tijd om te sporten ook in 2013 de belangrijkste voorwaarde is om (weer) te gaan sporten, is dit wel afgenomen van 44 procent in 2010 naar 35 procent in 2013
48
Figuur 5.12 Voorwaarden om (weer) te gaan sporten in 2010 en 2013 onder niet-sportende volwassen bevolking (18-79 jaar) (in procenten) 44
Als ik het minder druk krijg (vanwege gezin, werk, etc.)
35 25 30
Als mijn gezondheidsklachten afnemen
21
Als ik meer geld te besteden heb
28 27 26
Als anderen (arts of familie) zeggen dat dit nodig is
24 24
Als ik met een bekende kan gaan sporten
Als ik weet wat ik in de buurt kan doen
15 16
Als mijn huidige lichamelijke activiteiten verminderen
12 15 7 8
Als het sportaanbod verbetert
4 5
Als de reistijd vermindert
3 2
Als ik weinig nieuwe vaardigheden hoef te leren
10 10
Anders
0
20 2010
5.3
40
60
80
100
2013
Gezondheid en eetgedrag De BMI in Delft is in 2013 niet veel anders dan in 2010 (figuur 5.13). Zes van de tien volwassenen heeft een normaal gewicht. Nog steeds heeft ruim een kwart overgewicht en 11 procent heeft obesitas. Bij 2 procent is er sprake van ondergewicht.
49
Leefstijlonderzoek Delft 2013
(figuur 5.12). Daarentegen wordt in 2013 het afnemen van gezondheidsklachten (30% om 25%) en een grotere bestedingsruimte (28% om 21%) vaker genoemd dan in 2010. Waarbij de laatst genoemde in perspectief van de recessie gezien kan worden.
Figuur 5.13 Overgewicht op basis van BMI (in procenten) 100
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
80
9
11
29
28
60
59
1 2010
2 2013
60 40 20 0
Ondergewicht
Normaal
Overgewicht
Obesitas
61 procent van de inwoners van Delft vindt dat hij beschikt over een (zeer) goede lichamelijke conditie en drie kwart vindt dat hij een (zeer) goede algemene gezondheid heeft (tabel 5.2). In 2010 was de eigen inschatting daarvan net wat gunstiger, maar de verschillen zijn niet groot.
Tabel 5.2 Beoordeling eigen fysieke staat (in procenten) 2010 N=1750
2013 n=1851
Beoordeling eigen lichamelijke conditie (Zeer) goed
65
61
Gaat wel
29
33
6
7
(Zeer) goed
79
75
Gaat wel
17
20
5
5
(Zeer) slecht
Beoordeling eigen algemene gezondheid
(Zeer) slecht
89 procent van de Delftenaren vindt het (zeer) belangrijk om erop te letten dat hij gezond eet (tabel 5.3). Verder spreekt 38 procent de wens uit om in de toekomst gezonder te gaan eten. Drie kwart verwacht dat als hij dat echt zou willen hij er (zeker) in zou slagen om gezonder te gaan eten. In 2010 was dat niet anders.
50
2010
2013
n=1716
n=1841
Heel belangrijk
32
28
Belangrijk
56
61
Niet belangrijk/niet onbelangrijk
11
10
Onbelangrijk
1
1
Heel onbelangrijk
0
0
9
10
Ja
24
28
Misschien
30
30
Nee
35
30
1
2
Ja zeer zeker
20
22
Ja
57
52
Misschien
18
20
4
4
Belang van gezond eetpatroon*
Wens om in de toekomst gezonder te gaan eten* Ja zeer zeker
Nee zeker niet
Inschatting dat het lukt om gezonder te eten**
Nee
1
0 Nee zeker niet * Personen die antwoordden ‘geen mening’ zijn buiten beschouwing gelaten. ** Personen die antwoordden ‘ik wil niet gezonder eten’ zijn buiten beschouwing gelaten.
5.4
Conclusie De verschillen tussen 2010 en 2013 zijn gering. Zo zijn de veranderingen in de beweegnormen klein. Een in het oog springende verandering betreft de verbeterde kwaliteit en bereikbaarheid van de fiets- en wandelroutes. Verder is de tevredenheid over de beweegmogelijkheden in de eigen wijk toegenomen. In 2010 was 39 procent daarover tevreden en in 2013 47 procent. Bij de beoefening van sporten komt naar voren dat de Delftenaren nu meer hardlopen (van 32% naar 40%), aan wandelsport doen (van 21% naar 26%) en meer wielrennen/fietsen (van 22% naar 28%). In 2013 heeft 48 procent van de niet-sporters plannen om weer te gaan sporten. In 2010 was dat nog 54 procent. De belangrijkste voorwaarde om (weer) te gaan sporten blijft het vrijkomen van meer tijd, maar die voorwaarde wordt in 2013 minder genoemd dan in 2010 (van 44% naar 35%). Het afnemen van gezondheidsklachten (van 25% naar 30%) en meer bestedingsruimte (van 21% naar 28%) worden juist vaker genoemd. Vooral de laatst genoemde lijkt verband te houden met de recessie. Daarbij constateren we ook dat de prijs van sport vaker wordt genoemd als reden om niet te sporten. Hiermee lijkt de recessie uitwerking te hebben op het sportgedrag van de Delftenaren. Ook naar gezondheid en eetgedrag zijn de verschillen tussen de beide metingen marginaal.
51
Leefstijlonderzoek Delft 2013
Tabel 5.3 Eetgedrag, nu en in de toekomst (in procenten)
52
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Beschouwing en conclusie In dit leefstijlonderzoek in de gemeente Delft komt naar voren dat het allerminst slecht is gesteld met het sport- en beweeggedrag van de inwoners van 6 tot en met 79 jaar. Sterker nog, in veel gevallen is het met het sport- en beweeggedrag gelijkwaardig of beter gesteld in vergelijking tot het landelijk beeld. Toch zou de helft van de Delftenaren graag meer bewegen dan dat zij nu doen. Dit biedt voor de gemeente perspectieven om de sportdeelname op het huidige peil te houden, of zelfs te verhogen. Mogelijkheden voor de gemeente om een (nog beter) aanbod te creëren waarin de sport- en beweegwens van de inwoners wordt vervuld, liggen met name in de avonduren en in de zwemsport. Volwassenen geven als aanvulling op hun sporten beweegwens aan in de avond te willen gaan sporten. Zwemmen wordt door hen genoemd als sport die zij graag zouden willen beoefenen. Van de inwoners van de gemeente Delft is bijna de helft (zeer) tevreden over de beweegmogelijkheden in de wijk. Daarnaast is meer dan een derde (zeer) tevreden over het sportaanbod in de gemeente. Er is voor de gemeente Delft nog ruimte voor verbetering op dit gebied. Dat het allerminst slecht is gesteld met het sport- en beweeggedrag van de Delftenaren, blijkt ook uit de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). De inwoners van de gemeente Delft wijken niet veel af van de landelijke score op de NNGB. Van de jeugd van 12-17 jaar in Delft voldoet vijftien procent aan de NNGB, waar dat landelijk achttien procent is. 58 procent van de volwassenen in Delft voldoet aan de NNGB en landelijk is dat 59 procent. Er is nog wel ruimte voor verbetering om boven de landelijke scores uit te stijgen. Het uitstijgen boven landelijke cijfers is bij de sportdeelname wel het geval. Op basis van de RSO-norm is de sportdeelname in Delft (73%) net als in 2010 hoger dan de landelijke sportdeelname (66%). In vergelijking met drie jaar geleden is er in Delft weinig tot niets veranderd qua sportdeelname. Zowel landelijk als in Delft is de sportdeelname de afgelopen jaren stabiel gebleven. Hoewel er altijd potentie is om de sportdeelname te verhogen, blijkt dit gezien de stabiele cijfers lastiger dan gedacht. Kansen voor de gemeente Delft om de sportdeelname te laten groeien zijn er, want meer dan de helft van de niet-sporters zegt van plan te zijn in de toekomst (weer) te gaan sporten. Zij geven aan dit vooral op individuele basis te willen gaan doen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat hetzelfde gold in 2010, maar dat het sindsdien niet is gelukt om een stijging in de sportdeelname te realiseren. Mogelijkheden voor de gemeente Delft om (nog) meer mensen te laten sporten, liggen in het betaalbaar houden van sporten en in het creëren van meer sportaanbod op de populaire tijdstippen. De toegenomen populariteit van fitness, hardlopen/joggen/trimmen en wielrennen/toerfietsen tussen 2010 en 2013 geeft aan dat men (steeds meer) zoekt naar sporten die de mogelijkheid bieden om deze individueel en op een zelfgekozen tijdstip te beoefenen. Ondanks deze vorm van individualisering is in Delft een groot deel van de sporters lid van een sportvereniging (44%). Dit is aanmerkelijk hoger dan het landelijk gemiddelde van dertig procent. In de gemeente Delft staat gezondheid hoog in het vaandel. De gemeente zet hier in haar beleid nadrukkelijk op in, bijvoorbeeld met het programma JOGG, jongeren op gezond gewicht. De Delftenaren zijn overwegend van mening in een goede gezondheid te verkeren. Drie kwart van
53
Leefstijlonderzoek Delft 2013
6.
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
de bevolking beoordeelt de eigen algemene gezondheid als (zeer) goed. Verder is ook nog eens twee derde ervan overtuigd dat hij een (zeer) goede lichamelijke conditie heeft. Daarnaast heeft het grootste deel van de bevolking een gezond gewicht. Ruimte voor verbetering ligt ondermeer in het gezonde eetpatroon van mensen. Bijna negen op de tien inwoners hecht (veel) belang hieraan en meer dan een derde zegt van plan te zijn gezonder te gaan eten in de toekomst.
54
Leefstijlonderzoek Delft 2013
Bijlagen Bijlage 1. Overzicht onderzoeksgroep naar opleiding Geslacht 6-17 jaar
Leeftijd 18-34 35-54 jaar jaar
55-69 jaar
Man
Vrouw
%
%
%
%
%
%
Totaal
54
46
16
33
27
24
Geen onderwijs/ basisonderwijs
52
48
66
4
10
20
53
47
14
13
27
47
44
56
16
17
26
41
Middelbaar beroeps onderwijs
47
53
4
25
39
32
Havo, vwo
57
43
35
34
15
16
Hoger beroeps onderwijs
47
53
1
34
38
27
Wetenschappelijk onderwijs
68
32
1
60
28
12
Lbo, vbo, vmbo kader- en beroepsgerichte leerweg Mavo, vmbo theoretische en gemengde leerweg
55
Man
54
28
23
12
11
Vrouw
58
25
26
14
11
6-17
48
28
16
26
18-34
68
25
21
9
35-54
62
20
26
55-79
32
37
Voldoet niet aan NNGB
54
Voldoet wel aan NNGB
Anders 12
12
9
6
12
10
11
8
12
16
7
14
11
17
14
12
13
4
11
14
10
12
8
7
11
33
10
4
10
3
6
10
25
26
15
12
9
9
8
14
58
28
23
11
10
13
11
5
9
Nederlands
56
27
24
12
10
11
9
6
12
Westers
70
20
11
26
15
10
18
11
11
Niet-westers
41
23
38
14
21
8
10
17
8
Geen chronische beperking
62
27
18
13
12
11
10
6
12
Wel chronische beperking
36
27
45
13
7
11
7
8
12
Binnenstad
61
27
22
10
13
10
11
2
13
Vrijenban
52
24
22
14
12
9
7
11
12
Hof van Delft
62
23
21
12
9
13
13
6
12
Voordijkshoorn
58
25
22
15
11
14
8
8
13
Tanthof
53
30
21
16
8
8
5
5
11
Voorhof
53
29
30
12
15
12
14
8
12
Buitenhof
47
26
30
13
12
10
9
9
11
Wippolder
61
27
26
11
10
11
12
6
11
Alleenstaand
50
29
29
10
12
12
8
6
10
51
28
25
9
7
14
9
4
12
66
21
19
19
14
9
11
8
12
57
23
19
21
15
7
9
14
14
60
39
27
10
12
10
19
1
18
Twee volwassenen, geen (thuiswonende) kinderen Twee volwassenen met thuiswonend(e) kind(eren) Eén-ouder met thuiswonend(e) kind(eren) Anders
56
Meer groenvoor-
7
afnemen
10
het nodig is
programma opzet
Gemeente een beweeg-
11
zieningen in de buurt
11
routes in mijn buurt
Sportaanbod verbetert
13
Meer fiets- en wandel-
mogelijkheden biedt
24
Buurt meer beweeg-
26
Gezondheidsklachten
56
Anderen zeggen dat
Totaal
Minder druk krijgen
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Bijlage 2. Voorwaarden voor personen die (meer) willen sporten om eventueel meer te bewegen, naar achtergrondkenmerken
Vrijenban
Hof van Delft
Tanthof
Voorhof
Buitenhof
Wippolder
Totaal n= 2.690
Voordijkshoorn
Wijk Binnenstad
Delft
n= 335
n= 304
n= 464
n= 356
n= 345
n= 249
n= 334
n= 303
Ja
20
22
11
17
12
11
38
21
23
nee
59
60
58
55
54
55
55
67
64
Niet aanwezig/onbekend
22
18
31
28
34
34
8
11
12
Ja
15
14
13
16
14
16
12
17
19
Nee
63
58
60
57
53
68
75
68
64
Niet aanwezig/onbekend
21
27
28
28
33
17
12
15
16
Ja
18
12
13
16
21
24
13
18
24
Nee
60
49
60
57
59
63
67
66
62
Niet aanwezig/onbekend
22
38
27
27
20
14
20
16
14
Ja
19
12
18
21
24
22
14
21
23
Nee
66
59
70
64
66
68
72
64
65
Niet aanwezig/onbekend
15
29
12
16
10
9
15
15
11
Ja
51
41
57
51
56
63
41
50
48
Nee
35
35
32
38
31
30
38
39
36
Niet aanwezig/onbekend
14
24
11
11
12
7
21
11
16
Ja
56
49
56
48
52
71
51
58
59
Nee
30
32
33
35
30
21
33
30
30
Niet aanwezig/onbekend
14
19
11
17
18
8
16
13
11
Ja
45
43
50
37
44
59
38
48
39
Nee
39
37
37
42
35
34
44
38
44
Niet aanwezig/onbekend
16
19
12
20
21
7
18
14
17
6
2
3
7
7
7
7
7
7
Nee
75
68
73
80
65
83
78
77
71
Niet aanwezig/onbekend
19
30
23
13
29
11
15
16
22
Fitnesscentrum / sportschool
Sporthal / sportzaal / gymzaal
Sportpark / sportvelden
Speelveld in de wijk
Park
Fietsroute
Wandelroute
Wijkcentrum / buurthuis Ja
* De percentages wijken licht af van die in tabel 2.4, omdat in de bovenstaande tabel personen die geen antwoord hebben gegeven (missende waarden) buiten beschouwing zijn gelaten.
57
Leefstijlonderzoek Delft 2013
Bijlage 3. Gebruikmaken van voorzieningen in de wijk (in procenten)
Bijlage 4. Voorkeuren vormen van aan te bieden beweegactiviteiten, naar geslacht per leeftijdsklasse (in procenten)
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Delft totaal Wandelen
26
Nordic walking
Man
Man
Man
Man
Vrouw
Vrouw
Vrouw
Vrouw
6-17
18-34
35-54
55-79
6-17
18-34
35-54
55-79
10
20
38
42
14
15
35
48
8
3
5
8
3
4
5
17
16
Fietsen
30
28
30
39
40
24
12
33
38
Fitness
33
32
38
32
24
30
45
34
21
Aerobics
14
3
5
8
24
30
28
8
Hardlopen
25
28
31
22
12
24
36
29
2
Zwemmen
54
60
68
45
18
73
67
44
35
7
9
5
8
10
7
7
6
9
22
31
11
15
8
34
19
32
27
Jeu de boules Mix van beweegvormen
Bijlage 5. Voorkeuren vormen van aan te bieden beweegactiviteiten, naar etniciteit (in procenten) Wandelen
Totaal Nederlands Westers 26 25
niet-westers 22
41
8
8
5
7
Fietsen
30
28
30
39
Fitness
33
33
22
42
Aerobics
14
13
16
20
Hardlopen
25
25
17
27
Zwemmen
54
51
61
67
Nordic walking
Jeu de boules Mix van beweegvormen
58
7
7
4
10
22
21
18
30
Niet Delft
Netto jaarinkomen (per huishouden)
Hoogst voltooide opleiding
Huishoudensituatie
Totaal
Aantal keer sporten per jaar 1 t/m 12 t/m 60 t/m 11 59 119
> 120
n= 2690
3
7
29
25
37
Minder dan €11.000
n= 264
2
7
29
22
40
€11.000 tot €28.500
n= 562
4
7
38
23
28
€28.500 tot €34.000
n= 247
3
8
26
28
36
€34.000 tot €56.000
n= 525
1
7
26
28
38
€56.000 of meer
n= 396
1
6
21
30
42
weet niet of wil niet zeggen
n= 622
4
8
28
21
39
Geen onderwijs/ basisonderwijs
n= 484
4
6
24
26
40
Lbo, vbo, vmbo kader- en beroepsgerichte leerweg
n= 238
9
12
31
17
32
Mavo, vmbo theoretische en gemengde leerweg
n= 221
11
11
24
19
36
Middelbaar beroeps onderwijs
n= 310
3
10
37
19
30
Havo, vwo
n= 493
2
4
27
20
47
Hoger beroeps onderwijs
n= 427
1
6
25
29
39
Wetenschappelijk onderwijs
n= 446
1
7
31
30
31
Alleenstaand
n= 712
4
7
28
22
39
Twee volwassenen, geen (thuiswonende) kinderen
n= 621
3
10
31
25
32
Twee volwassenen met thuiswonend(e) kind(eren)
n= 917
2
6
25
27
39
Eén-ouder met thuiswonend(e) kind(eren)
n= 239
1
7
32
25
34
n= 85
1
1
33
25
39
Anders
59
Leefstijlonderzoek Delft 2013
Bijlage 6. Sportfrequentie naar achtergrond gegevens (in procenten)
mulier instituut - sociaal-wetenschappelijk sportonderzoek
Bijlage 7. Kerngegevens sport- en beweegdeelname Delft % voldoet aan NNGB 2013
% dat sport (RSO)
Aantal sporten beoefend afgelopen jaar (Gemiddeld p.p)
Algemeen
Delftse bevolking
51
73
3,5
Geslacht
Man
49
74
3,9
Vrouw
53
70
3,0
18-34 jaar
18
87
5,0
35-44 jaar
60
84
4,9
45-54 jaar
53
67
2,7
55-69 jaar
59
53
1,6
Nederlands
53
72
3,5
Westers
45
77
4,3
Niet-westers
30
76
3,6
Chronische
Nee
51
80
3,9
beperking
Ja
53
54
2,3
Wijk
Binnenstad
45
78
3,9
Vrijenban
50
71
3,4
Hof van Delft
52
75
3,8
Voordijkshoorn
49
Leeftijd
Etniciteit
0,0
3,1
Tanthof
55
73
3,2
Voorhof
42
66
3,4
Buitenhof
54
65
3,0
Wippolder
60
78
4,2
Netto
Minder dan €11.000
64
73
4,8
jaarinkomen
€11.000 tot €28.500
53
68
2,8
huishouden
€28.500 tot €34.000
56
70
3,2
€34.000 tot €56.000
47
79
3,4
€56.000 of meer
42
86
4,3
weet niet of wil niet zeggen
47
67
3,3
Hoogst
Geen onderwijs/ basisonderwijs
27
70
3,4
voltooide
Lbo, vbo, vmbo kader- en beroepsgerichte leerweg
52
46
2,0
opleiding
Mavo, vmbo theoretische en gemengde leerweg
56
53
2,1
Middelbaar beroeps onderwijs
60
63
2,5
Havo, vwo
43
85
4,9
Hoger beroeps onderwijs
55
78
3,3
Wetenschappelijk onderwijs
58
84
4,5
Huishouden-
Alleenstaand
56
69
3,2
situatie
Twee volwassenen, geen (thuiswonende) kinderen
60
68
2,9
Twee volwassenen met thuiswonend(e) kind(eren)
38
80
4,0
Eén-ouder met thuiswonend(e) kind(eren)
40
72
3,3
Anders
68
91
6,4
60