“DE HEERLIJKHEID OOSTERHOUT” 28e jaargang, nummer 1
2004 pag.:
Inhoud van dit nummer
3491
Rinus Kuijpers Terug in de tijd
3493
Oosterhouts uit Indië Gedichten in het dialect
3529
Niets uit deze uitgave van de heemkundekring mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder de schriftelijke toestemming van de auteur.
3492
3492
3493
Vrachelen Terug in de tijd door Rinus Kuijpers Vrachelen Dit Verhaal geeft een beschrijving van de inwoners van de buurschap Vrachelen. Wie de betekenis van buurschap of boerschap opzoekt, vindt verklaringen als de gemeenschap van buren of boeren die een aantal gekwalificeerde ingezetenen van een buurschap (groep huizen, gehucht) omvatte. De bevoegdheden van de buurschap zijn in de 19e eeuw voornamelijk overgedragen aan burgerlijke gemeenten en waterschappen, terwijl de meerderheid van de gemeenschappelijke gronden - enkele uitzonderingen daargelaten - verdeeld of verkocht zijn.
Detail Nieuwe Kaart van de Baronie van Breda en ’t Markgraafschap van Bergen op Zoom. Uitgegeven te Amsterdam bij Isaak Tirion in 1730 3493
3494
Terug in de tijd Archeologie of oudheidkunde is de wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van de oude beschavingen. Het doen van opgravingen is een van de bekendste en belangrijkste methoden van archeologisch onderzoek. Sinds de 17e eeuw is er een groeiende belangstelling voor de eigen streek en voorouders. Men raakte geïnspireerd door de nog zichtbare monumenten en de vraag naar de ouderdom, afstamming en oorsprong van de mens. Ook in Vrachelen is er de laatste jaren nogal wat gevonden. Voor de eerste vondsten gaan we naar 1975. Daar trof Henk Schoenmakers in de omgeving van de Herweg crematie-urnen aan. Later, in 1996, werd er bij de voordeur van de oude woning aan de Hondstraat 4 een geglazuurde kan gevonden die waarschijnlijk stamt uit omstreeks 1750. De Bronstijd Sinds 1996 wordt ook gegraven op de Middenakker in de Herstraat. De eerste vondsten bestonden uit onder meer een vuurstenen sikkel, een spinschijf en aardewerk. Ook werden duidelijke aanknopingspunten aangetroffen voor ankerpunten waarop in de Middeleeuwen houten hoekpalen van boerderijen in de grond werden verankerd. Belangrijk zijn de vondsten op de Houtsche Akkers achter de Camping de St Hubertushoeve (plaatselijk bekend als de Hoefakker, sectie P no. 533 en 534 anno 1832). Hieruit is inmiddels afgeleid dat de boerderijen deel uitmaakten van grotere nederzettingen. Verder ontdekten ze sloten en greppels en bovendien een gedempte waterput 3494
3495
waar zich de scherven bevonden van de gebruiksvoorwerpen kannen en potten. De gevonden bodemschatten gaan zelfs terug naar de Bronstijd, zo'n vierduizend jaar geleden. Alle vondsten worden gefotografeerd, gefilmd, opgemeten en in kaart gebracht. Vondsten worden nauwkeurig geregistreerd. De metaaldetector levert de vondst van een muntstuk op. Er worden waterputten uitgegraven. IJzer was door de eeuwen heen een belangrijk en kostbaar exportproduct. Ook tijdens de opgravingen op de Houtsche Akker is een stuk gesmolten ijzer teruggevonden. Er zijn slakken ontdekt die overblijven na de verbranding van moerasijzererts. Gesmolten ijzer."Al rond het jaar 1000 werd in deze streek ijzer gesmolten. Daarvoor werd een ijzersmeltoven gebruikt, een soort lemen koepel met een gat er bovenin. Van bovenaf werd er ijzererts en houtskool ingegooid. Met een enorme blaasbalg die in de zijkant van de oven stak, werd het vuurtje in de oven tot 1500 graden opgestookt. Na verloop van tijd bleef een dikke plaat ijzer in de oven achter en moest de oven afgebroken worden. Voor mij is deze ijzersmeltoven het volgende puzzelstukje in de vroege historie van Oosterhout. Ik hoop nog een keer de gehele puzzel op tafel te kunnen leggen. In mijn visie vormen de Houtsche Akkers op Vrachelen een hooggelegen gebied dat al vroeg bewoond werd door de verre voorvaderen van de Oosterhouters. De vage sporen van hun boerderijen liggen een halve meter onder het maaiveld, in de ondergrond van wit zand. Rond 1250 kon men hier langere tijd blijven wonen, omdat ze het land konden bemesten. In die tijd moet het een vrij rijke samenleving zijn geweest, want ijzer was een
3495
3496
duur exportproduct. Volgens mij zou het ontstaan van de Vrachelse Heide best kunnen samenhangen met de ijzerproductie op de Houtsche Akkers. Om ijzer te smelten heb je heel veel hout nodig. Het zou best kunnen dat ze de bomen op de Vrachelse Heide daarvoor gebruikten." Boerderijen In de 14e en 15e eeuw worden de boerderijen beschreven als ene Stede met hoff, schuere, en verdere aanhorigheden, ook wordt de schaepsstal en de boomgaert genoemd wanneer deze aanwezig zijn. De grootte van het perceel in buijnders of in Lopensaet. Een lopensaet is gelijk aan 50 roeden of 0,1655 ha. Zes lopensaet is dus 300 roeden of 1 ha (bunder). Voorbeeld. Oosterhout Oud Rechterlijk Archief 1545 no. Ra 271 folio 132. Jacob Adriaen Aertssoon vercocht Henrick Jan Lauwreijssoon van Gils een Stede groot zijnde omtrent een buijnder metten huijse en hovingen daer opstaen oft alsoe groot en de cleijn als die stede gelegen is tot Vrachelen in de Hontstraet. Cornelis Adamssoon van der Veecken erve aende suijtzijde en de gebuerstege aan de noortzijde van den Veeckenstraet strecken tot te Hontstraet te vrijen en te waren met ses viertelen drie lopens rogs erfpaschts en de drie Rijnsgulden erfchijns s’jaars ter quiting tot drie marten jaarlijks uitgeven, gevest op den dagh voorsegd. 14 december anno 1545.
3496
3497
Plaggenhut Vincent van Gogh uit de negentiende eeuw, wat moet dan de plaggenhut geweest zijn in de zestiende eeuw? Bijna alle contracten van de Schepenbank in Oosterhout van de 16e en de 17e hebben we gelezen en verwerkt. Het gaat meestal over transactie van koop en verkoop (zie eerder Ra 271 folio 132), delingen en het aangaan van schulden en verplichtingen. Alle huizen en boerderijen van Vrachelen hebben we onderzocht in hun bestaan van oorsprong tot verbouwing, nieuwbouw en afbraak door ouderdom of brand uit de vorige eeuwen de meeste vanaf het jaar 1500. We geven hier een voorbeeld van de eigenaren cq. bewoners van de Vrachelsestraat 48. 3497
3498
No.
Jaar
Eigenaar/bewoner
Echtgenoot
1658
Peeter
Cornelissen Jenneken Borggraaf
1658
Jan
Kuijpers
Maria Fijns
1688
Jan
Kuijpers
Maria Fijns
1697
Adriaen
Kuijpers
Catharina Wagemaekers
1710
Maria
Phijns
Jan Cuijpers
1740
Gijsbrecht
Kuijpers
Pietronella den Ouden
1757
Adrianus
Kuijpers
Elisabeth van Dongen
1757
Pietronella
Kuijpers
Jan Proost
1757
Pietronella Ouden den Gijsbertus Cuijpers
1768
Goverd
Geerden
Pietronella Kuijpers
787 1809
Goverd
Geerden
Pietronella Kuijpers
787 1809
Wilhelmus
Vermeulen
Petronella Geerden
787 1824
Pitronella
Geerden
Willem Vermeulen
787 1809
Govert
Geerden
Pietronella Kuijpers
787 1809
Willem
Vermeulen
Pietronella Geerden
787 1824
Pietronella
Geerden
Willem Vermeulen
787 1840
Pietronella
Geerden
Willem Vermeulen
J55
1853
Govert e.a.
Vermeulen
Ongehuwd
J55
1860
Govert e.a.
Vermeulen
Ongehuwd
J55
1870
Cornelis
Vermeulen
Ongehuwd
J55
1870
Johanna
Vermeulen
Ongehuwd
J55
1879
Cornelius
Heijkant van den
Cornelia Fens
3498
3499
No.
Jaar
Eigenaar/bewoner
Echtgenoot
1912 J60
1912
Jan
Pheninckx
Goverdina v.d. Heijkant
J63
1930
Jan
Pheninckx
Goverdina v.d. Heijkant
48
1938
Jan
Pheninckx
Goverdina v.d. Heijkant
48
1950
Neel
Pheninckx
Cornelia Halters
48
1980
Jan
Pheninckx
Marja Horsten
Tot heden
Akte van deling en verkoop Oosterhout, 17 juni 1658 nummer 304 folio 89. Compareerde Michiel Peeter Anthonissen als vooght ende Jan Peeter Beljaarts als toezinde van de vijff naergelaeten weeskinderen wijlen Anthonis Peeter Anthonissen daer moeder aff is Maijken Peter Beljaerts met naeme Peeter, Clara, Cornelis, Neeltien ende Pitronella Peeter Anthonissen (Sevenuren) , Embrecht Jan Claessen ende Mattheeus cornelissen als man en de vooght van Claesken Jan Claessen hier mede present, ende int naervolgende condeseerde ende alle indier qualiteijt erfgenamen van Jenneken Cornelissen Borghgrave ende hebben gesamentlijck vercocht, Jan Adriaen Geerit Peeter (Cuijpers) eene steede mette de erve daeraen behorende, ende de huijsinge, ende schuere daer opstaende gestaen en gelegen te Vrachelen , groot omtrent een buijnder, Claes Janssen oost, S’Heerenstraet zuijden, Jan Passieren west, belast met vier viertelen roggs aenden armen van Breda 3499
3500
jaerlijc aen te vaerden met eenen gaende en de staende vorders vrij, ende commerloos preeter sheeren chijns waeterlaeten wegende stegen, gevest actum XVII Junij 1658, Present Leendert Pieters, ende Ruijsenaers. Voor 1800 werden alleen maar de namen van de aangrenzende buren vermeld met de Straat of straatnaam, Noord, oost, zuid west. De steden werden dikwijls verkocht i.v.m. overlijden van de man of de vrouw. De meeste mannen en vrouwen hertrouwden en dan kreeg men een akte van deling en er werd omschreven wat er voor de nagelaten minderjarige kinderen gedaan moest worden. Kwam de man te overlijden dan hertrouwde de vrouw meestal met een weduwnaar en ging daar dan ook wonen en zodoende kwam dan haar huis of stede weer te koop. Samen konden ze een bestaan opbouwen en voor kinderen zorgen. Voor een alleenstaande met kinderen was dat meestal onmogelijk. Onder andere deze akte, Oosterhout oud rechterlijk archief no. 282 folio 50. Quaem Catalijn Lauwereijs Peeters dochter weduwe wijlen Adriaen Dingman Lauwerijssen met Jan Peeter Cornelis Lauwereijssen haren voocgt voor d’een helft ende Frans Adriaen Gielis als vooght ende Peeter Lauwereijs Peeters als toeziender van Cijken en de Adriana onbejaerde weeskinderen wijlen Adriaen Dingeman Lauwereijssen voorsegd voor d’ander helft en hebben gesamerder handt vercocht Jacob Jan Oubosch ene stede mette huijssinge, schuere ende koije daerop staende ende den erve 3500
3501
daeraen gelegen groot omtrent een half buijnder gelegen tot Vrachelen, ’s Heerenstraat oist, Dirck Gijsbrechts west ende zuijdt ende Alit Cornelis Peeter Celen weduwe noordt enz. akten 20 februari 1580. Boerderijen van nu Waar vindt men ze nog? De oude boerderijen met rieten daken, heggen, een moestuin, een zand- of een grindpad? Met de zo kenmerkende hoogstam- fruitbomen in de voortuin of langs de boerderij en het bakhuis of het karhuis op het erf. Het is nog niet zo lang geleden dat het Vrachelse platteland gekarakteriseerd werd door vele markante boerderijen. Nu is in relatief korte tijd het boerenbedrijf uit het landschap verdwenen. In 1800 stonden er naar schatting 70 boerderijen in Vrachelen. Ze waren vrijwel allemaal met plaggen of riet bedekt. In 1950 waren er daar ongeveer nog 40 van over. De rieten daken hadden inmiddels plaats gemaakt voor dakpannen. De verwachting is dat er in de nabije toekomst nog slechts een handvol boerderijen uit de periode 1900 - 1945 over zullen blijven. De typische bakhuizen stonden vanwege hun brandgevaar meestal los van de boerderij. De bakhuizen waren opgebouwd uit een oven met een afdakje erboven. Nadat de takkenbossen verbrand waren en de oven op temperatuur was, werd ze schoongemaakt en de laatste houtskool werd verwijderd: klaar voor gebruik. Broodbakken was een vrijwel dagelijkse bezigheid. Het karhuis diende naast opslag van de inventaris, ook als loopstal voor jong vee en de varkens. Op deze wijze 3501
3502
voorzagen de meeste boeren in hun eigen eerste levensbehoeften. Verschillende boerderijen op Vrachelen hadden ook een naam. Zo hebben we gelezen over “De Anthonius Stede” omgeving Vrachelsestraat 52, “De Bussenstede” Vrachelsestraat 39 - 41 in de vorige eeuw kwamen er weer enkele bij “Het Veekehof” Veekestraat 16, “Hondshoeve” Hondstraat 4. Wie nog wil genieten van de gemoedelijke historische boerderijen, zou moeten gaan kijken in de Hondstraat en de Vrachelsestraat; daar staan er nog enkele.
Nog bestaande boerderij Hondstraat nummer 2
Het verdwijnen van de boerderijen is deels te wijten aan verwoestingen door brand of afbraak wegens ouderdom. Ook de aanleg van het kanaal rond 1910 en de verbreding van de kanalen aan het eind van de jaren 1960 heb3502
3503
ben ertoe geleid dat veel boerderijen zijn afgebroken. Er verdwenen hele straten, zoals de Veekestraat (voorheen bekend als de 1e en 2e Veekestraat, vernoemd naar de aanleg van het Markkanaal in 1910). De boerderijen die er op de dag van vandaag nog staan zijn allemaal goeddeels gemoderniseerd, Vrachelsestraat 52. De staldeuren zijn vervangen door moderne openslaande tuindeuren met dubbel glas. Ook de functie van boerderijen is veranderd. Vele zijn nu ingericht voor andere bedrijfsactiviteiten dan voorheen. De eens zo hechte relatie tussen boerderij en landschap is verdwenen. De mensen die hier in de afgelopen eeuwen woonden en werkten, creëerden hun landschap met de hand. Ze groeven waterlopen en sloten die de natte Westpolder ontwaterden. Ook de waterloop van de Pluimsteeg (Pluimensticht) tot de Hondstraat naar het droge, minder vruchtbare land de Houtsche Akkers werd ontgonnen, zij het pas veel later. De boeren kropen door het zand, plantten heggen en houtwallen (onder andere in de Veekestraat) om hun akkers tegen verstuiving te beschermen. De meeste boerderijen na de Eerste Wereld Oorlog zijn van het langgeveltype met de zogenaamde Hollandse stal, wat inhield dat de koeien in de stal op beton stonden. Achter deze standplaats lag de giergoot met daaronder de gierkelder. De gevels bestonden uit baksteen en het woonhuis had een gepleisterde plint en banden. In het begin van de 19e eeuw waren het meest Potstallen.
3503
3504
Bebouwingen Er werd niet zomaar gebouwd in Vrachelen! Voor zover terug te vinden is, moest er wel degelijk een bouwvergunning zijn. De onderstaande bouwaanvragen en –vergunningen laten zien dat er serieus werk van gemaakt werd. Goorstraat 14. De nieuwe boerderij werd gebouwd met een stal voor 7 koeien met nog een gedeelte als schuur voor opslag voor hooi en stro, een keuken met een slaapplaats en een kamer met twee slaapplaatsen, waarschijnlijk bedsteden. Te bouwen woonhuis Vrachelsestraat J 50A/31/33. Plan voor het bouwen van een boerenhofstede, Vrachelsestraat 7. Omdat de potstal niet meer voldeed, werd de stal gemoderniseerd en voorzien van een stal met betonnen vloeren. De standplaatsen voor de koeien waren tegenover elkaar, ze waren ook van beton en met een giergoot er tussen in. De koeien kwamen met hun achtersten naar elkaar toe te staan. Dit was gemakkelijk bij het uitmesten van de stal en bij het melken van de koeien. Het voeren daarentegen verliep wat moeilijker, omdat de koeien bijna met hun koppen tegen de stalmuur stonden. Vergunning bakhuis met oven, Lageweg 1. Aanvraag bouwvergunning kippenhokken, Vrachelsestraat 9 en 30 Uitbreiding van bestaande bedrijven
3504
3505
In de tweede helft van de 20e eeuw begon het financieel allemaal een beetje beter te worden door verbetering van landbouw- en melkproducten. Men ging ook over tot aanleg van kleine tuinbouw, zoals aardbeien en frambozen. De inkomsten werden gemiddeld hoger en men ging investeren. Ook het financieren van aankoop van grond en van gebouwen werd wat gemakkelijker. Zodoende ging men ook meer uitbreiden, onder andere varkenshokken, kippenhokken, veestallingen en aankopen van machinerieën, zoals tractoren met de benodigde werktuigen. Brand en afbraak Het was donderdagnacht 27 februari 1964 toen het huis en de schuur, 2e Hondstraat 3 werden getroffen door een lichtkogel die aan een parachute neerdaalde. De kogel was afgestoken door een groep commando's die een oefening hield aan de rand van het bos van de Vrachelse Heide. Het vuur was ontstaan in de schuur en sloeg door de wind over op de aangrenzende boerderij. De schade werd op 80 duizend gulden geschat (en dan rekende hij alleen nog maar de onroerende goederen). Een paard en de jachthond kwamen in de vlammen om. De nieuwe auto en de inboedel konden in veiligheid worden gebracht. Na de brand is de boerderij weer volledig opgebouwd.
3505
3506
Doelwit voor de Duitsers De boerderij 1e Hondstraat 11 overleefde de Tweede Wereldoorlog niet. De boerderij stond vlak tegen de kanaaldijk van het Markkanaal en was gespaard gebleven bij het graven van het Markkanaal in 1915. Vele jaren later moest de boerderij helaas alsnog wijken. Het was doelwit geworden tijdens de Tweede Wereldoorlog en werd compleet door brand verwoest. Achter de schuur werd een noodwoning gebouwd. De boerderij 1e Hondstraat 11 werd in 1955 opnieuw opgetrokken in de Vrachelseweg 4, (tegenwoordig Korenbocht 14). In 1999 zijn de puinresten (muren en fundamenten) van de oude boerderij in de 1e Hondstraat blootgelegd, men stuitte hier op bij de werkzaamheden voor de nieuwbouw op het Midden-Eiland. Markkanaal wordt boerderijen noodlottig De boerderij 1e Hondstraat 8 bleef gespaard met de bevrijding maar werd in 1967 afgebroken vanwege de aanleg van het nieuwe kanaal. De bouw van een grote schutssluis met ophaalbrug maakte dit noodzakelijk. Deze boerderij was niet de enigen boerderij die moesten worden afgebroken vanwege de verandering aan het Markkanaal. Ook Vrachelsestraat 18, Vrachelsestraat 20 en Vrachelsestraat 22 moesten hun boerderijen verlaten en plaatsmaken voor de nieuwe waterweg. Het vierde huis dat plaats moest maken voor het kanaal was de dubbele woning Vrachelsestraat 24 en 26. De
3506
3507
twee lindebomen die voor het huis stonden, zijn wel blijven staan. Op de hoek Vrachelsestraat - Hondstraat, werd ook de boerderij afgebroken, wederom in verband met het kanaal. Hun boerderij was al eerder door brand verwoest tijdens de Tweede Wereldoorlog. De boerderij Vrachelsestraat 28 werd negen jaar later afgebroken en is nog tijdelijk bewoond geweest. De laatste boerderij die werd afgebroken voor het kanaal was Herweg 6. Het gehele gezin vertrok naar de Achterstraat in Den Hout. Klap op de vuurpijl Vanwege deze afbraak verdwenen er veel boeren van het toneel. Ook de (gedwongen) verkoop van hun landerijen die in het vernieuwingsgebied vielen droeg eraan bij dat de agrarische bevolking geleidelijk verdween. Als klap op de vuurpijl kwam toen ook nog de uitbreiding van Vrachelen I en Vrachelen II. Bij Vrachelen I verdween de mooie oude boerderij 2e Veekestraat 5. Door de afbraak van de boerderij verdween ook de Keltische schuur. De oude boerderij 2e Veeke-straat 3 ging ook onder de sloophamer en ook deze familie vertrok uit Vrachelen. Einde oefening Het verhaal van de boerderij Lageweg 1 is een verhaal apart. Door alle afbraken die in de omgeving plaatsvonden, wist de bewoner dat het binnen afzienbare tijd ook 3507
3508
met zijn boerderij afgelopen zou zijn (niet voor niets deed hij niets meer aan de spleten in de achtergevel en de schuurdeuren!). De oude eiken gebenten en de achtergevel van de schuur waren nog van planken. Hij besloot de boerderij te verkopen aan de gemeente en ging in de Heijligerweg een nieuwe woning bouwen met moderne bedrijfsruimte. En ja hoor, eind 1979 verklaarde de brandweer zijn boerderij als oefenproject en stak de boerderij in brand. Deze actie kon de goedkeuring van menig inwoner van Vrachelen niet wegdragen. Lief en leed, een huis vol herinneringen werd hier in brand gestoken. De ene na de andere In het Goor ging de ene boerderij na de andere boerderij teniet. Zo ook Goorstraat 16 en Goorstraat 18. Het bedrijf Goorstraat 8 was al in 1971 afgebroken terwijl het in het jaar 1960 gebouwd was. Elf jaar heeft het huis mogen bestaan. Het woonhuis Goorstraat 14 is na het overlijden van de bewoner. De boerderij Goorstraat 16 heeft er ongeveer 48 jaar gestaan. Het pand werd gebouwd na de oorlog. De oude schuur Vrachelse-straat 30 (Veldeind 6-6a) werd te duur voor herstel en werd afgebroken. Een boom die voor zijn schuur stond kreeg ooit een klap van de bliksem en sindsdien heeft de boom geen kruin meer. De getroffen boom staat er nu nog en steekt als een silhouet af tegen de nieuwbouwhuizen van Vrachelen II.
3508
3509
Het huis Vrachelsestraat 17 verdween in 1955 voor een nieuwe weg. De weg is er nooit gekomen. Op dezelfde plek woont nu een andere familie (Vrachelsedijk 16A). Op de hoek Herweg en de 1e Veekestraat 4 staat nog een overblijfsel van de boerderij. (Vrachelsedijk 16) Opsomming Zo zijn ook nog verdwenen: Wilhelminakanaal West 14, Vrachelsestraat 7, Vrachelsestraat 13, Vrachelsestraat 19, Vrachelsestraat 21, Vrachelsestraat 29, Vrachelsestraat 32.
3509
3510
Bewonersaantallen Het aantal huizen en het aantal inwoners van Vrachelen zijn tussen 1810 en 1999 op verschillende manieren bepaald: 1810
-
Invoering huisnummers
1840
-
Eerste volkstelling
1938
-
Laatste volkstelling
1999
-
Huidige status
1810 Vóór 1800 duidde men de percelen alleen aan met de straatnaam en de vermelding van de directe buren. Na 1800 werd de eerste, enigszins duidelijke vermelding van een huis ingevoerd, nl. het huisnummer. De huisnummers werden gebaseerd op het aantal huizen in Oosterhout. In Vrachelen liepen de nummers van 734 tot en met 792. Tijdens de huisnummering werd ook een summiere lijst opgesteld van het aantal inwoners per huis. Bij de aangifte van een geboorte bij de Burgerlijke Stand werd vanaf 1811 het huisnummer op de geboorteakte vermeld. Het huidige stadsarchief beschikt over een lijst van namen van bewoners die destijds op deze nummers woonden. Bij deze huisnummers zijn vervolgens de aangiften van de Burgerlijke Stand uit de periode 1810 - 1840 gezocht. Zo is men achter het totale inwonersaantal gekomen. In 1840 werd voor het eerst een volkstelling gehouden. Op deze telling hebben we onze gegevens gebaseerd. In het bevolkingsregister stond vermeld wie er op de datum van de telling in een bepaald huis woonden. De volkstelling werd om de tien jaar herhaald. 3510
3511
1938 Bij de tweede volkstelling in 1850 ging men voor de huisnummering in Vrachelen de letters J en K gebruiken. Zo werd huis 734 voortaan J 1 genoemd, huis 792 werd J 61. Omdat ook de bijgebouwde huizen of boerderijen een huisnummer moesten krijgen, werd de huisnummering om de tien jaar bijgesteld. Het was dus goed mogelijk dat je na het opnieuw toewijzen van de huisnummers op nummer 4 woonde in plaats van nummer 3. De laatste volkstelling duurde van 1921 tot 1938. Deze volkstelling maakte voor het laatst gebruik van de huisnummers J en K. Daarna ging men over op straatnaam en huisnummer. 1999 De gegevens over het aantal inwoners in 1999 zijn gebaseerd op het ondervragen van plaatselijke bewoners van de oorspronkelijke huizen met huisnummer J. Uiteraard zijn ook de bewoners van de nieuwe huizen vóór de uitbreidingen Vrachelen I en II meegeteld. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal huizen, gezinnen en inwoners van de buurschap Vrachelen van 1810 tot 2000.
Jaartal
Huizen
Gezinnen
Inwoners
1810
±60
±70
±285
1840
±60
±85
±375
3511
3512
Jaartal
Huizen
Gezinnen
Inwoners
1938
±70
±90
±395
1999
±60
±60
±175
Uit de tabel blijkt dat tot 1938 het aantal huizen niet gelijk was aan het aantal gezinnen. Dit heeft te maken met het zogenaamde gezamenlijk huishouden uit die tijd: de man en vrouw waren het hoofd van het gezin, waarna de kinderen volgden en daarna eventueel de grootouders en kleinkinderen. Ook de knecht en de dienstmeid woonden vaak op dit adres. Ook blijkt dat de bevolkingsgroei sterk is afgenomen. De gezinnen uit de periode van 1900 tot en met 1950 waren veel groter dan die van tegenwoordig. Nu wonen er kleine gezinnen en veel tweepersoonshuishoudens in Vrachelen. Daarom kunnen we tegenwoordig stellen dat het aantal huizen gelijk is aan het aantal gezinnen. De bewoners en hun namen Naamgeving Als een gehuwd paar een kindje kreeg, kreeg het kind de achternaam van de vader. Als men niet wist wie de vader was, werd het kind naar de moeder vernoemd. Uit gegevens blijkt dat dit ook in Vrachelen wel eens voorkwam. De doopnamen van de kinderen werden afgeleid van de grootouders of andere directe familieleden. Iedereen kreeg een of meerdere doopnamen. De roepnaam kwam voort uit de eerste doopnaam. De onderstaande tabel laat 3512
3513
zien dat de roepnaam erg tijdgebonden was. Iemand die voor 1800 Aant heette zou na 1900 Annie, Anneke of Ans kunnen heten. Doopnaam
Roepnamen voor 1800
Roepnamen tussen 1800 en 1900
Roepnamen na 1900
Anna
Aant
Anna
Annie/Anneke/Ans
Adriana
Adriaentien
Jaan/Janeke
Adriana/ Adrie/Ad
Elisabeth
Betken
Bet
Betsy/Bep/Els/Elly
Catharina
Lijnke
Kaat
Cato/Toos/Rina
Christina
Crijntien
Christien, Stien
Tiny/Martina/Tineke
Cornelia
Neelken
Kee
Cor/Corry
Dingena
Dingen
Dymphna
Dimphy
Johanna
Jenneken
Sjo
Jo/Joke
Maria
Maijeken
Marie/Maria
Rie/Rietje/Ria
Petronella
Nelleke/
Pieta
Nel/Nelly
Willemien
Mien/
Pietronel Wilhelmina
Willemke
Wilma
Doopnamen met voorbeelden van daaruit afgeleide roepnamen uit de laatste 3 eeuwen. Hieronder en op de volgende pagina’s beroepen van mannen die gewoond en gewerkt hebben in Vrachelen. De meesten van hen waren landbouwer. In de periode 3513
3514
van 1800 tot 1960 was dit het meest voorkomende beroep. Andere typische mannen- beroepen waren: aannemer, arbeider, bakker, barbier, bouwman, boer, landbouwer, akkerbouwer, beerhouder, caféhouder, campinghouder, dagloner, dienstknecht, dorser, gemeenteambtenaar, gemeente-werker, grondwerker, hondenpoelier, kleermaker, koopman, kruidenier, leerlooier, leraar, loonwerker, machinist, metselaar, molenaarsknecht, paardenverzorger, rietdekker, schaapsherder, schipper, schoenlapper, schoenmaker, slachter, sluiswachter, sluiswachtersknecht, smid, spoorwegmaker, steen-bakker, stoker, tapper, timmerman, tuinder, veldwachter, vormer, wethouder, winkelier en zadelmaker. De jeugdjaren Velen koesteren nog hun jeugdjaren toen ze hun ouders moesten helpen met de kost verdienen. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op het leven van de jeugd. Het hoofdstuk is doorspekt met persoonlijke verhalen, waar menigeen die ook is opgegroeid in Vrachelen zich zeker in zal herkennen. Op school Voor 1900 bestond er nog geen leerplicht, veel kinderen kwamen ongeregeld naar school. Ze bleven thuis als de klomp stuk was, als er geen goede kleren waren om aan te trekken of wanneer ze thuis moesten helpen op de boerderij. De boerenkinderen werden al jong ingezet als hulp in de huishouding of als knecht bij vader op het land. Na de invoering van de leerplichtwet moest ieder3514
3515
een tot zijn twaalfde levensjaar naar school om vakken te leren als taal, rekenkunde, aardrijkskunde en geschiedenis. Aap, noot, mies… Eerst naar de kerk Er is een tijd geweest dat alle kinderen 's morgens eerst naar de kerk gingen voordat de school begon. Voordat de Mariakerk bestond, zat de jeugd in de Heilig Hart Kerk in de Gasthuisstraat. Ze maakten lange dagen, want de kindermis begon om half acht ‘s ochtends en duurde tot acht uur. Daarna moesten de kinderen een uur overbruggen omdat de school pas om negen uur begon.
Taal en rekenen Nederlandse taal was natuurlijk erg belangrijk. We begonnen al gauw in de eerste klassen met het beroemde leesplankje. Na het optellen en aftrekken werd er al snel gestart met vermenigvuldigen. Klassikaal moesten de tafeltjes opgedreund kunnen worden. De tafeltjes tot tien waren voor de laagste klassen, de moeilijke tafeltjes voor de hogere klassen.
Aardrijkskunde en geschiedenis
3515
3516
Bij het vak aardrijkskunde op de lagere school moesten de plaatsnamen van Nederland per provincie van buiten geleerd worden. Ook moesten de kinderen de plaatsnamen van voor naar achter en terug naar voren op kunnen noemen. De meester wees dan de plaats met de stok aan en dan moest de klas zeggen welke plaats het was. Het ging als een dreun: Groningen - Hoogezand - Sappermeer - Zuidbroek. enzovoorts..... Stadskanaal. Bij geschiedenis kregen de hogere klassen het gevreesde jaartallenboekje dat ze van buiten moesten leren. We hebben er een paar voor u onthouden. Herinnert u zich deze wetenswaardigheden nog? 1800 De negentiende eeuw. De meeste kerken komen weer terug in katholieke handen door toedoen van de Franse wetgeving. In Breda en enkele andere steden is dat niet het geval. De teruggegeven kerken zijn meestal in slechte staat van onderhoud. 1806 Einde Bataafse Republiek. Lodewijk Napoleon (broer van keizer Napoleon Bonaparte) wordt koning van Holland. 1845 De aardappeloogst mislukt door de phytoftera (de aardappel is sinds 1775 volksvoedsel geworden). 1858 In Lourdes verschijnt de Heilige maagd Maria aan Bernadette. 1874 Volgens de kinderwet van Houten mogen kinderen onder de 12 jaar niet werken. 1885 De boekweit raakt op de achtergrond vanwege de slechte prijzen; de suikerbiet komt op.
3516
3517
De boterprijzen komen onder druk te staan door de uitvinding van de margarine. 1918 log.
Einde van de Eerste Wereldoor-
1930 De grote economische crisis breekt uit over de hele wereld. 1940 Op 10 mei vallen de Duitsers Nederland binnen en 4 dagen later volgt de capitulatie (3000 gesneuvelden). Werner von Braun ontwikkelt de Vwapens. 1945 Na de hongerwinter in het noorden volgt de capitulatie op 5 mei in hotel De Wereld in Wageningen. 1948 Juliana koningin van 1948 tot 1980 (ze is geboren in 1909). Willem Drees wordt minister president (1948 -1958). 1953 Op 1 februari is 's nachts de watersnoodramp met water tot in de Oosterhoutse polders en Vrachelse polder. Godsdienst De paters van Teteringen doceerden de catechismuslessen. Ook de kapelaan van de H. Hart Kerk assisteerde bij de voorbereidingen op de Eerste Heilige Communie. Vlijt en gedrag
3517
3518
Behalve echte leervakken moesten de kinderen zich ook bekwamen in goed fatsoen. Zo kregen ze elke maand een rapportcijfer voor vlijt en gedrag. Dit rapport moesten ze dan bovendien aan hun ouders laten zien en laten ondertekenen! Van buiten leren Er gebeurde heel wat op school, leuke maar ook minder leuke dingen. Ik vond het zelf minder leuk om de catechismus van buiten te leren, net zoals je het jaartallenboekje in de zesde klas bij broeder Frumentius moest kennen. Kende je het boekje van het begin tot het einde, dan kreeg je een tros druiven, geplukt bij Boer Evers aan de Bredaseweg. Ik heb die tros druiven nooit gekregen. Ik kan me wel herinneren dat een jongen uit de zevende klas het jaartallenboekje van de eerste tot de laatste bladzijde uit zijn hoofd kende. Ik zie hem nog staan: het duurde wel een kwartier voordat hij het had opgezegd, maar het lukte. Chapeau! Ook kregen kinderen mooie bijbelse verhalen over Kaïn en Abel en over Mozes. Ze konden tevens lid worden van het schoolblad De Engelbewaarder waar mooie verhalen instonden zoals Puk en Muk. Na schooltijd De straten en wegen in Vrachelen zijn uitgestorven. De mannen zijn aan het werk op het land, in de winkels of in het ambachtsbedrijf. De vrouwen zijn druk bezig met het huishouden of werken in de moestuin. Ook de school 3518
3519
lijkt uitgestorven, totdat de deur van het schoollokaal opengaat en de kinderen naar buiten stormen. De school in Oosterhout is uit, de kinderen kunnen weer naar huis. Ieder gaat zijn eigen weg. De één loopt richting Bouwlingstraat en Slotjes, de ander richting Heuvel en Gasstraat, Willemstraat, etc. Wij liepen richting Vrachelen. Er waren ook kinderen van onze leeftijd die vanuit Vrachelen naar de lagere school in Den Hout liepen, We kwamen elkaar geregeld tegen. Zij gingen daarheen omdat hun vader of moeder ook op die school gezeten had. We liepen heel wat af van huis naar school en weer terug, dus het is maar goed dat wij in die tijd al schoenen droegen. Ik moest zelf drie kwartier van school naar huis lopen. Onze oudere broers en zussen die deze weg in de oorlogsjaren 1940-1945 liepen, hadden nog houten klompen aan. We liepen altijd in een korte broek. . Pas toen we naar de middelbare school gingen, droegen we een plusfour. Die werd ook wel smokkelbroek genoemd vanwege de lange pijpen met elastiek onderin, die voor extra (smokkel)ruimte zorgden. Wij liepen in de zomer de route twee keer: 's morgens naar school, tussen de middag naar huis en weer terug, en in de namiddag om vier uur weer naar huis als de school uit was. ‘s Winters namen we een goed gevulde broodzak mee naar school. Eenmaal op school was het altijd weer een verrassing wat ze er thuis allemaal in hadden gestopt. Meestal viel het reuze mee. In de pauze aten we onze boterhammen op.
3519
3520
Tot en met de lagere school moesten we zaterdagsmorgens ook naar school, dus het was best een lange week. Zaterdagsmiddags moesten we thuis onkruid wieden en het erf rijven (harken). Het erf was verhard met kolengruis waarin je mooie stroken kon harken. De meisjes moesten op zaterdag alles een grote beurt geven: stoepen schrobben, ramen zemen en het koper poetsen. Want op zondag moest alles er piekfijn uitzien. Al lopend knikkeren We hadden alle tijd als we huiswaarts gingen en deden nog wat spelletjes onderweg. We hadden kleiknikkers met van die mooie kleuren in onze broekzakken. Sommigen hadden al grotere glazen knikkers. Telkens liep er iemand vooruit om een kuiltje te maken en dan probeerden we al lopend de knikkers in het kuiltje te krijgen. We spraken van tevoren heel goed af of we voor de grap of voor menens speelden, want we waren erg zuinig op onze knikkers! Natuurlijk moest je ook goed uitkijken dat je niet op de knikkers trapte, want dan hield je alleen nog wat kruimels klei over. Vrije tijd Omdat er vroeger voor de plattelandskinderen weinig speelgoed was, speelden ze met stenen of hout dat te grabbel lag. Daar was altijd wel wat van te maken. Het kopen van speelgoed was destijds erg duur, iets wat de meeste gezinnen zich niet konden permitteren. In de grote boerengezinnen werden samen met de kinderen van de plaatselijke arbeiders allerhande spelletjes zelf bedacht. 3520
3521
Rondom en op het erf konden ze naar hartelust spelen. De meeste spelletjes bestaan op de dag van vandaag nog. Of ze nog zo intens gespeeld worden is een ander verhaal. Poëzie en kaatsenballen Meisjes schreven poëzie naar elkaar. Ze speelden vaak zakdoekje leggen en ook kaatsenballen, met twee of drie ballen tegen de muur, was bij de Vrachelse meisjes erg geliefd. Tijdens het kaatsen werden hele versjes opgedreund en alle bewegingen die in het versje werden verteld, voerden de meisjes uit. U herinnert u zich vast nog wel het deuntje "Kaatsenbal, ik heb je al, gevangen in één hand, in twee handen", etc. Hinkelen De jongens speelden veel buitenshuis, want plaats was er genoeg. We speelden onder andere hinkelen, ook wel bekend als britsen. Er werden zeven strepen in het zand getrokken en genummerd vanaf één tot en met tien. Je moest bij één beginnen en vervolgens op één been de met zand gevulde schoenpoetsdoos (deze noemden wij de brits) vooruitschuiven naar het laatste nummer zonder de lijnen te raken. Als de doos op de lijn kwam, was je af en mocht de ander weer verder.
3521
3522
Haktollen Op verharde grond werden tollen draaiende gehouden. Een haktol was groter dan een gewone tol en had een langere en scherpere punt. De tollen werden met punaises versierd. Dit spel en ‘meske steken’ waren typische jongensspelen. Repen Iets wat je alleen kon doen was repen. Hiervoor werd een fietswiel gebruikt, eerst met spaken en later zonder spaken. Het was de kunst om zo lang mogelijk met de reep, die je met een houtje in de gleuf voortduwde, rond te lopen zonder dat de reep viel. Proppen schieten Nog een echt jongensspel was proppen schieten. De proppenschieter werd gemaakt van vlierhout. Eén deel van de proppenschieter werd gemaakt van een flinke dikke tak. Die werd afgezaagd van de vlierstruik en ingekort tot een lengte van ongeveer 30 cm. In het binnenste van dit vlierenhout zit een dun elastisch weefsel dat eruit werd gehaald. Zo ontstond een holle buis waar precies de prop van het elzenhout (kegelvormige vrucht van de els) ingeslagen kon worden. Verder had je een stuk rondhout van ongeveer 15 cm lang en 4 cm dik nodig. Door er een lange spijker in te slaan, ontstond er een soort hamer. Met deze hamer sloeg je de elzenprop in de voorkant van de buis totdat de prop klem zat. Aan de andere kant duwde je er een prop in met de kop van de spijker. Het ronde 3522
3523
stuk hout hield je tegen je buik en dan maakte je met de handen een trekkende beweging. Hierdoor werd de lucht in de buis samengeperst en vloog de eerste prop er uit. Zo schoten jongens op elkaar. Pijl en boog schieten De pijl en boog werden natuurlijk ook zelf gemaakt. De jeugd gebruikte takken van de eikenstruik om de boog te maken. Die takken waren nogal buigzaam en daarom zeer geschikt. De uiteinden werden verbonden door een touw, waar de pijl opgezet werd. Voor de pijlen werden rietstelen gebruikt die meestal uit het rieten dak van de boerderij werden getrokken. Verstoppertje en tikkertje Een veel gespeeld spelletje was verstoppertje. In schuren, stallen, achter dikke bomen en kippenhokken wisten de kinderen zich te verstoppen. ‘Buut vrij’ werd geroepen als je eerder dan ‘degene die het was’ de muur kon bereiken. Soms was er ook een bus die als ‘buut’ diende. Dan heette het spel ‘buske trap’. Hoe vaak de bus wel niet werd weggetrapt. We deden ook vaak tikkertje of, om het moeilijker te maken, ongelukstikkertje. Wie herinnert het zich niet: werd je op je been getikt, dan moest je met een hand je been vasthouden en zo proberen iemand anders te tikken. Om die gekke loophoudingen hadden we de grootste lol. Soldaatje spelen 3523
3524
Vlak na de oorlog speelden we soldaatje. We hadden van dichtbij gezien hoe de soldaten gekleed waren en overal vonden we het materiaal dat ze in de oorlog gebruikt hadden, zoals helmen, schopjes, riemen met kogels erin, buskruitdozen en hulzen. We liepen door de oude loopgraven en speelden in de puinhopen van afgebrande boerderijen. Voetballen ‘s Zondags na de kindermis speelden we meestal voetbal. We hadden namelijk ook een voetbalclubje opgericht om zo gezamenlijk wat geld in te leggen om een gummibal te kunnen kopen. Omdat er nogal wat ruzie werd gemaakt over de bal, heeft het clubje niet lang bestaan. Fietsen Na de lagere school kregen we een tweedehandse fiets om mee naar het voortgezet onderwijs te gaan. De een ging naar de lagere landbouwschool in Raamsdonk, de ander naar de Ambachtschool (LTS) aan de Heuvel en enkelen naar de ULO in de Torenstraat te Oosterhout. De meisjes gingen naar de Huishoudschool of de ULO in de Rulstraat of naar de naaischool in Made. Met onze fietsen vermaakten we ons opperbest op zondagen. Vaak organiseerden we een wedstrijd. Het parcours liep van Vrachelen naar Den Hout, via Ruiterspoor en Kanaaldijk terug naar de Vrachelse-straat. Bij het café van Christ Jansen lag de denkbeeldige finish of we trokken een dun krijtstreepje. Het was de tijd van Wim van 3524
3525
Est en Woutje Wagtmans. De fiets hadden we opgevoerd door het achtertandwiel te verwisselen met een wieltje van twaalf tandjes. Het was wel zwaarder trappen maar we gingen een stuk harder. Ook haalden we met de fiets nog andere capriolen uit, zoals de steile wandrace en heuveltje springen. Dit deden we op de Kanaaldijk. Helaas liep het nogal eens verkeerd af: een krom stuur en een slag in het wiel kwamen geregeld voor. Met onze hamer en nijptang moesten we de fiets zien te repareren, omdat we ‘s maandags weer naar school moesten. Vliegeren De een moest de vlieger aan zijn staart vasthouden en opgooien, de ander moest rennen, zo hard hij kon. Je kon het beste op blote voeten rennen, want met klompen of laarzen kon je niet uit de voeten. We vliegerden meestal in het stoppelveld, dus je moest goed opletten waar je je voeten neerzette om ze niet te bezeren aan de stoppels van het afgemaaide koren. Belangstelling voor dieren We speelden met lieveheersbeestjes en deden vaak wedstrijdjes meikever verzamelen. Er werden strepen geteld en kleuren bekeken: wie had de mooiste meikever gevonden? De kevers zaten vaak in de heggen van de beukentuin. Gevangen meikevers werden zorgvuldig en liefdevol in een luciferdoosje bewaard. Aan dierenliefhebberij en kindse onwetendheid geen gebrek…
3525
3526
Padden waren dik, sloom en vies. Kikkers waren veel leuker, die sprongen tenminste! Als kind vingen we de kikkers met onze blote handen om ze vervolgens eens goed van dichtbij te bekijken. Lange poten, schuwe oogjes en een grote brede bek. En vergeet de kikkerdril niet! Sloten lagen er vol mee; dikkopjes tierden er welig. We konden precies zien waar de konijnenholen zaten, want op die plekken stond in het vroege voorjaar het graan iets hoger dan in de rest van het veld. We staken onze handen in het hol om te voelen of er jonge konijntjes inzaten. Ook aan het vangen van vogels beleefden we veel plezier. Het waren meestal de huismussen die een graantje kwamen meepikken, mooie vinken of sijsjes zagen we niet. We lokten ze onder een omgekeerde zeef waar we wat voer onder gelegd hadden. Jonge eksters of kauwen waren evenmin veilig in hun nestjes. We haalden ze eruit als ze nog net niet konden vliegen en stopten ze in een kooi. De vogeltjes werden met de hand gevoerd en tam gemaakt. Een wonderbaarlijke visvangst Vaak gingen we in onze vakantie de Westpolder of Vrachelse polder in. Op een mooie dag liepen we richting de hoge wei, door de weilanden richting de Pluimsteeg (Pluimensticht), waar een sluisje was. Bij het sluisje aangekomen zag een van ons iets groots bewegen. Het was een snoekbaars. Zoiets hadden we in de polder nog nooit meegemaakt! We wilden hem vangen, maar waarmee? Een hengel hadden we niet en het zelfgemaakte schepnet 3526
3527
van afgedankte nylonkousen was allang stuk als je ze een paar keer door het water had gehaald. Ze waren goed voor een kikkertje of kleine visjes, maar niet voor zo'n kanjer van een snoekbaars. Dus besloten we onze kousen en schoenen uit te trekken en in de sloot te gaan staan. Gelukkig was de sloot niet zo diep en aan één kant afgesloten door het sluisje. De snoek kon dus maar één kant op. Met z’n vieren gingen we de sloot in. Het werd steeds moeilijker om de vis te blijven zien, want door ons gewaad werd het water steeds troebeler. Toch kregen we de vis uiteindelijk te pakken en kregen hem op het droge. De snoekbaars was wel een meter lang. Na veel gezwoeg konden we hem met onze broekriemen vastbinden en droegen we hem naar huis. Al zingend ‘er is geen club in het zuiden die ons kan verslaan’ en ‘dat we toffe jongens zijn’ kwamen we thuis aan en lieten we trots onze grote vangst aan alle ouders zien. Eén ouder, maakte de vis schoon en sneed hem in vier grote stukken, voor elk gezin één. Later visten de jongens in Vrachelen met hengel en dobber. En niet alleen in Vrachelen, maar ook in de Biesbos. Daar konden vaak veel grotere vissen gevangen worden. Wordt vervolgd. M.A. Kuijpers, Breda
3527
3528
3528
3529
OOSTERHOUTS UIT INDIE Begin vorige eeuw vertrok een Oosterhoutse jongen als missionaris naar het toenmalige Indië om daar het katholieke geloof te verkondigen. Uit heimwee naar zijn geboortegrond schreef hij een behoorlijk aantal gedichten over zijn geboorteplaats of Brabant in het algemeen en wel in de streektaal. In het jaar 1932 werden deze gedichten gebundeld en uitgegeven door drukkerij ‘Centrum’in Batavia en van een voorwoord voorzien door Piet Kerstens. De bundel kreeg als titel :Een Busselke Braobaansch . Het niveau van Gezelle wordt uiteraard niet gehaald, en de gedachtenwereld van die tijd lijkt tegenwoordig erg ver van ons af te staan, maar we geven hier toch enkele van zijn gedichten weer .Het boekwerk is behoorlijk zeldzaam.Jan Buiks spoorde het op. 1.VURREEJ In Braobaants taol?..’t mag nie bestaon Dè wurdt mar plat gehieten De mardel *) maag de vink verslaan *) merel Mèr as de vinke'ns lieten hun zuuten zaank? Hoe zo dè zijn? Wa zodde daoraaf zeggen ? Wis wijs en laat in ,,'t mijn en dijn" ons eigen hart ons leggen. Een eigen volk heej eigen aard, dè heet 'm God gegeven; 3529
3530
mer dè wirdt krèk alleen bewaard in eigen taal en leven. Laot leven mij, 'k laat leven ou... of laot ons saomenspannen: ouw mardel en mijn vink getrouw, veur God, zo goed me kannen. 2. 't ZAANGERKE. ' 'k Zij mar'nen schooier, zoo ge ziet, en 'k heij nie veul om haanden; 'k leur laangs d.e straot m'n simpel lied en slenter deur ons laanden. En toch. . .. en toch .. veul rijker zij 'k dan wie, al ha'n ze'n keuninkrijk. Toe zeur en zaonik mar om mir . . . Ik zing en vraog gin aander genugt, dan da me God den Hir den boel hier nie veraander; en da'k mar z'nen schooier blijf, mèr. .. meej die liefd' in 't maoger lijf. M'n Braobaant is m'n ruim paleis, volop vol schoone dingen; dè's ommol * 't mijn, dè 'k, 3530
3531
waor'k ok reis *) allemaal of rust, daoraaf mot zingen. Jao, zingen za'k me nog 'ns dood deur al dè schoons, wa 'k hier genoot. Zo wi 'k nou Braobaants schooier zijn en blijven hil m'n leven; want 't mijn kan nooitnie mooier zijn dan zingend deur de dreven. Zeg 1 die me dood veindt. gin geklaog, want daorveur zong ik vus te graog. 3. DE BIE ZIT OP DE BLOM. 'n Bieken mot uit zaomlen gaon in d' urste blomsche Maai, hé Ze wit 'n aorig blomke staon meej honing in veur mij, hé" Al is zo'n bieke nog zo klein, 'z is krèk as d' auwe biekes zijn. Ze zaomlen zeem *), *) honing ze zoemen zot, ze zwaoien om en om. 't Vuult nog wel vremd, mèr... as'tmot... 3531
3532
dèr. . . . Sapperlot . . . de bie zit op de blom. 'n Maansjong mot uit zaomlen gaon in d' urste blomsche Maai, hé Hi ziet 'n daonig durske staon, nou sjuust zo iets vur mij, hé Al zijn ze baai wa jong, wa klein, t gao krèk as bij die grotter zijn. 4. 'T IS AOVENT. . De haai leej stil, 't zal zijn gedaon, en meensch en dier mot slaopen gaon, , . , . ‘t is aovent, t is aovent. Ge ziet gin bie of blommen mir, De zon zit rood up 't raandje nir, 't is aovent, 't is aovent. De scheper schalt meej schellen klaank van gunderwijd den louwerzaank, ’t is aovont,’t is aovont De laote beesten staon up stal, 3532
3533
Stilaon zwijgt alles euveral, ’t is aovont,’t is aovont Den lesten "Aom" van d'aoventbeej zeurt zaangerig deur de boerensteej, 't is aovent, 't is aovent. 'Nen vollen daag is aafgedaon, 't maag alles zuutjes slaopen gaon, ’t is aovont,’t is aovont ‘‘ 5. ERM SCHOOIERKE. As gullie bij de vlakkervlammen van .’t kneppend houtvuur rond den heerd mekaar vertelt, en botterhammen, deur moeder dubbeldik gesmeerd, up taofel staon; dan klop ik aon en bedel bib 'brend van ellende, of niemand aon den onbekende gin sneejke gift; ik honger dood, Och "gif ons hede' ons daoglijksch brood". Ons lieve Vrouwke heej geweten, 3533
3534
hoe hard dè vur ons sort mot zijn, as pats de deur wier toegesmeten, waant: "bèdelvolk is zo gemein". Dè hè 'k verstaon; toch klop ik aon en bedel bib'brend van ellende, of niemand aon den onbekende gin sneejke gift; ik honger dood Och "gif ons hede' ons daoglijksch brood." God zal lijk waoter z’nen zegen. doen stroomen deur oew schuur en stal. Wit, as ge zit in zurg verlegen, da God oe zelf verzurgen zal. Is dè verstaon ? Dan klop ik aan en bedel bib 'brend van ellende, of niemand aon den onbekende gin sneejke gift; ik honger dood Och: "gif ons hede' ons daoglijksch brood". 6. JAONUSKE, M'N JUNKSKE Janus Brokx. Jaonuske m'n junkske, waor komde gè vandaon? 3534
3535
Hèk oe 's mèrgens in de mis up 't altaor nie zien staon? Jouw vette kwabberwaangskes, die blonken meej 'nen blos, zo gauw de zon, deur 't gloeiend glaas D'ren kleurendaans begos. Jaonuske, m'n junkske, waor komde gè vandaon? Hè 'k oe 's mèrgens in de mis up 't altaor nie zien staon? Dazelfde glibberglaanske, dè dertelt up oew oog; dèt is nog 't vlemke van de keirs, die g'al mar hieuwt umhoog. Jaonuske, m'n junkske, . waar komde gè vandaon ? . h’ek oe 's mérgens in de mis up 't altaar nie zien staon ? Jao jao, dè mot wel wezen, ge zijt zo'n zelfde ding, as 't engelken dè meej z’n keirs zo schoon te speulen sting. Jaonuske m'n junkske, 3535
3536
waar komde gè vandaon ? H'èk oe 's mèrgens in de mis up 't altaar nie zien staan ? Och menneke, oew moeder zingt zelvers in d'r lied, dè God oe heej aon huis gebrocht en dà g' nen "Engel" hiet. 7. AKKERMIDDAAG. De zon zet alles in den braand, de locht zakt laoiend van de traansen; ze komt en up z’n korenlaand ziet onzen boer ze daansen. "Da 's god z'n aoiem." Hi zwijgt stil en lustert wà God zeggen wil. Vol eerbied schauwend t' allenkaant, vernimt hi in z'n veld 'n flust'ren; Da zijn gin woorden, die 't verstaand verstaot as d'ooren lust'ren. Wa God wil zeggen, zeet Hi stil aon 't hert dè naor Hum lust 'ren wil. Nou tijgt hi henen. stap veur stap, gebogen of hi 't laand mos meten. 3536
3537
Naodenkend wurdt zo, trap bij trap, dè heimlijk woord geweten: "Zo kust dan God oe," bidt hi stil, "Die d' akkerzaoien zeeg'nen wil." Zo meugd 'm alledaags zien staan en aaltès laacht hi dan te vreeën; en zied' allinnig hum mèr gaon, toch gaon ze z'n getweeën. In 't middaguur is 't, da God stil onzichtbaor meej hum waandlen wil. 8. AON M'NEN GEBURTEGROND. Braobaant, m'n Braobaant toch m'n liefste laand. Oh! hoe verlaang ik nog, vèr van ons kaant, efkens, mar efkens, meej 't eigenste raas nog 'ns te praoten, te drinken 'n glaas, nog 'ns te lustren naor leutige lie ; mèr .. it is vurbij .. schoon vergeten is't nie. Och neej mar kèk dan toch, is dè nie fraai Kende g' iets schoonders nog dan onze haai? 3537
3538
't Zeedonkergruun, meej dè purper en wijd, Lèk of Gods maantel daor nir leej gespreid 't is upternuus *} of ik alles. wir zie; *) opnieuw mèr. . . 't is vurbij. . . schoon vergeten is 't nie. Heurde d'n .leuwèrk wel, hoe hel hi zingt, . 's noggers as bluksemsnel ' omhoog bi zwingt ? Voort mar en hooger, tot vlak veur den Heer. Heurd 'm, zeg heurd 'm, al zied 'm nie meer ? En dan den naachtegaol, 't aoventgenie Mèr. . 't is vurbij . . schoon vergeten is't nie. 's Middaags in 't. maastebosch, muizekesstil, oh I dè 'k nog efkes kos gaon up den dril; ruuken den waoiem van spar en van den. stillekes droome' aon 'n donkerdiep ven. Kende g'n streek half zo schoon mar as die ? Mèr .. 't is veurbij .. schoon vergeten is 't nie. Braobaant, m'n Braobaant toch, m'n liefste laand Ou te vergeten, och dè waar wel schaand. 3538
3539
Schoon ik eraafschaai meej m'n gezaank, k' blijf oe beminnen, m'n hil leven laank. A' 'k oewen Schepper daarboven 'ns zie, Zijde vurbij..mer vergeten nog nie 9. V AONELIED. Zwert is de baon, van goud onzen leuw. Zo waas ons vaon al van vrugere euw. Rondom die vlaag wier te waopen gegaon, zo duk ons Braobaant geweld wier gedaon. Braobaant den leuw Dè waas ons teeken, dèt onzen schreuw. Braobaant den leuw Braobaant den leuw Hertog Jan Een, den held van z'n tijd, week veur gin een in den vinnigsten strijd. Voort meej die vlaag vloog hi vlak er op aon. Voort toe ons vijanden leejen verslaon. Braobaant den leuw Dè waas ons teeken, det onzen schreuw Braobaant den leuw 3539
3540
Braobaant den leuw Zij veur oew laand, . keunegin, mèr gerust; , ons is dien braand in de burst nie gebluscht. As 't er up aon kumt: we staon al gereed, Braobaanders zijn we de leuwen te freet. *) *) fel Braobaant den leuw Dèt is ons :teeken, dèt onzen schreuw. Braobaant den leuw Braobaant den leuw Breken bij tij ons fistdaogen aon, ‘t leuwk' is zo blij dattie daanst up de vaon. Kum dan mar kijken en doe meej ons meej, 't volk lift er leutig in tijen van vreej. Braobaant den leuw Dèt is ons teeken, dèt onzen schreuw Braobaant den leuw Braobaant den leuw
3540
3541
10. MAONNAACHT. 't Olling *) laand leej omgetooverd *) geheele zoft in zulvervloer *) gestraol. *) zilverfluweel Boom en boojem staon belooverd vol blaank blommen ollemaol. Rontelom aon tak en twijgen hangt 'n rust van zaolig zwijgen, tot inins de hoornen neigen en 't rutselt, lèk 'nen vuut of 'n sleepend kleid dè duut. Waor bij daag den boer gebeeën heej om zegen op den zaoi, kumt Maria 's naachs beneeën schutten hum veur schaand en schaoi. Lochkens euver 't laand getrooien, schudt z'uit maonblauw maantelplooien pèrels of ze zaod gong strooien: dauw, door d'akker van gedijt toe z'n volle vruchtbaorheid. Dan verdwènt ze nao 'n wèlken ' gunder bij den breejen boom wir in 't moeder-Gods-kapelken, waor de wruuter, aaltès vroom, 3541
3542
't aonzicht weindt om Haor te eeren meej 'n Engelken des Heeren, as 't klukske klept drie keeren en zo veld en wèrken wijdt aon Heur wond're vruchtbaorheid.
3542