2004
N 359
NOTULEN van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lelystad, gehouden op donderdag 16 september 2004 te 20.00 uur in het Stadhuis te Lelystad. Aanwezig zijn:
de heer W. Hijmissen (CDA), plaatsvervangend voorzitter; de heer N. Benedictus (VVD), mevrouw M. Boshuizen (D66), mevrouw J. Erbé (Leefbaar Lelystad), de heren W.J. Erica (Leefbaar Lelystad), S.G.J. van Erk (VVD), H.W. Gerritzen (VVD), de heren C.J.J. Homan (Lijst Homan), Z.J. van der Houwen (PvdA), mevrouw M. Jacobs-Haagen (VVD), de heren W. de Jager (PvdA), W. Jansen (Inwoners Partij Lelystad), mevrouw A. de Jong (VVD), mevrouw G.J. de Jong (PvdA), de heren S.J. Kok (GroenLinks), E.H.G. Marseille (VVD), F.M. van der Meij (CDA), S.W. Ongering (Inwoners Partij Lelystad), B. Poppens (VVD), mevrouw G.A. Riesenbeck-van Zwol (Leefbaar Lelystad), mevrouw E. van Selm (GroenLinks), de heren H.P. Soomers (PvdA), J.H. Terbach (PvdA), F.H.L. Teunissen (D66), C. van Veluwen (ChristenUnie), A. Verhoef (Lijst Verhoef), D. Waterhout (PvdA) en mevrouw D. Zantingh (CDA), leden van de raad; alsmede de heren R. Bootsma, J. Lodders, J.P. Mattie, J.P. de Vries en T.J. van der Zwan, wethouders; en de heren J. Korf, plaatsvervangend gemeentesecretaris en J. Woltjer, griffier.
Afwezig zijn:
de heer Ch. Leeuwe, burgemeester; de heer D.J. Willems, gemeentesecretaris; de heer A. Kok, wethouder. mevrouw L.A. Kreuger-Sietses (GroenLinks), de heren A.M. René (CDA), B. Siepel (ChristenUnie), mevrouw J.F. Weijerman-Hiddes (AOV/NWP) en de heer W.B. Zweers (Leefbaar Lelystad), leden van de raad.
2004
1.
N 360
Opening De voorzitter: De vergadering is geopend. Bericht van verhindering is ontvangen van mevrouw Weijerman, mevrouw Kreuger, de heren Siepel, Zweers en René. Ook burgemeester Leeuwe is afwezig. U weet dat hij op dit moment rust neemt na een behandeling. Ik heb hem vanavond even aan de telefoon gehad. Het gaat naar omstandigheden redelijk goed met hem en u moet de groeten hebben. En passant sprak hij uit dat hij ervan uitging, dat wij in staat waren ook zonder hem deze vergadering in goede harmonie te laten verlopen. Ik stel voor dat we ons best doen om dat waar te maken. Van de zijde van het college is wethouder Kok afwezig. Hij vertegenwoordigt de gemeente bij de installatie van de nieuwe burgemeester in Dronten.
2.
Vaststelling agenda De agenda wordt conform ontwerp vastgesteld.
3.
Notulen van de op 9 en 16 juni en 8 juli 2004 gehouden openbare vergaderingen De notulen van de op 9 en 16 juni en 8 juli 2004 gehouden openbare vergaderingen worden conform ontwerp vastgesteld.
4.
Ingekomen stukken (tot en met d.d. 3 september 2004 (stuk nr. 2887) -1 -2 -3 -4 -5 -6 -7 -8 -9 -10 -11 -12
Voor kennisgeving aangenomen. Ter afdoening in handen van het college gesteld. Voor kennisgeving aangenomen. Ter afdoening in handen van het college gesteld. Ter afdoening in handen van het college gesteld. Ter afdoening in handen van het college gesteld. In handen van het college gesteld voor het uitbrengen van een raadsvoorstel. Voor kennisgeving aangenomen. Voor kennisgeving aangenomen. Voor kennisgeving aangenomen. Voor kennisgeving aangenomen. Voor kennisgeving aangenomen.
-13
De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Ik stel voor deze brief in de commissie Bestuur te bespreken. De heer Soomers: Dat is akkoord. De brief wordt geagendeerd voor bespreking in de commissie Bestuur.
-14 -15 -16 -17
Betrokken bij de behandeling van het raadsvoorstel inzake gentechnologievrij verklaren van de gemeente Lelystad, agendapunt 10. Betrokken bij de bespreking van dit onderwerp in de commissie Bestuur. Voor kennisgeving aangenomen. Voor kennisgeving aangenomen.
het
2004
-18
N 361
Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Ik stel voor om deze brief in de commissie Ruimte te behandelen. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Ik sluit mij hierbij aan. Mevrouw Jacobs: Dat is akkoord. Ter afdoening in handen gesteld van het college, gehoord de commissie Ruimte.
5.
Beantwoording schriftelijke vragen van de fractie van D66 op grond van artikel 37 van het Reglement van orde van de gemeenteraad inzake kosten politieonderzoek (stuk nr. 2889) Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Ik wil een paar korte, aanvullende vragen stellen. In de brief van de korpsbeheerder wordt gesteld, dat bij wet is geregeld dat de strafrechter een schadevergoedingsmaatregel kan opleggen. Er kan dus geclaimd worden door de politie, maar welk beleid zit daarachter? Heeft de raad invloed op dat beleid of die afweging? Zo ja, hoe? Onderaan staat: "Het is overigens niet te verwachten dat het tot een schadeclaim komt.” Naast de algemene beleidslijn spelen er toch nog per zaak andere dingen mee. Hoe gaat dat in zijn werk? In de pers heeft de korpschef heel ferme uitspraken gedaan over de betrokkene. Hierbij heeft hij gezegd dat deze een claim aan zijn broek zal krijgen. Nu staat in deze brief naar aanleiding van de vragen, dat het helemaal niet te verwachten is dat het tot een schadeclaim komt. Wij willen verzoeken of er in het beleid vastgelegd kan worden dat er iets terughoudender omgegaan wordt met het doen van stoere uitspraken, omdat deze toch personen kunnen schaden. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag antwoorden, maar wij gaan daar niet over, zoals u weet. In die zin bent u reeds ruimschoots bediend als ik kijk naar de vragen en de antwoorden die gegeven zijn. U vraagt of de raad invloed kan uitoefenen op het beleid. Het antwoord is nee. Het korps bepaalt per geval of men schade heeft geleden en of er aanleiding is om zich te voegen in een strafproces. Dat is een zaak van het korps en elke zaak is anders. Die afweging zouden we daar willen laten. Dat is direct het antwoord op de tweede vraag: waarom wordt hier blijkbaar geen schadeclaim ingediend. Blijkbaar omdat men de zaak beschouwende tot de conclusie is gekomen dat er geen aanleiding is om zich te voegen. Met betrekking tot de korpschef wordt een verzoek gedaan en verzoeken kunnen altijd worden overgebracht.
6.
Beantwoording schriftelijke vragen van de fractie van de Inwonerspartij Lelystad op grond van artikel 38 van het Reglement van orde van de gemeenteraad inzake ziekteverzuimcijfers (stuk nr. 2890) De heer Ongering: Mijnheer de voorzitter. Een paar korte opmerkingen over het antwoord van het college. Wij zijn niet gelukkig met het antwoord. Wij zijn van mening dat de onduidelijkheden waarover wij vragen hebben gesteld, niet door dit antwoord zijn opgehelderd. Ik geef u twee voorbeelden. In de eerste plaats is het cijfer van 8% in december genoemd door het college. Het is meerdere malen nagevraagd en er is bevestigd dat het 8% was. Korte tijd later, op 15 januari, wordt schijnbaar geschreven aan het ministerie van Sociale Zaken, dat het percentage 11,82 is. Wij vinden dit
2004
N 362
binnen een maand een zodanige afwijking dat volgens ons duidelijk sprake is van onjuiste voorlichting van de raad. Voorts een tweede voorbeeld. Dit betreft de dure inhuur. Op een hoog beleidsniveau is voor zeer veel geld inhuur gepleegd om problemen op te lossen. Wij hadden die problemen dan ook graag opgelost gezien. Wij verwachten van het college dat het de problemen oplost; zeker als er zoveel geld en zoveel tijd mee gemoeid is. In de beantwoording van vraag vier zegt het college echter dat het er vertrouwen in heeft dat de sector haar wettelijke taken kan waarmaken. Dit hadden wij niet verwacht, na mijn vorige opmerkingen en de lange tijd dat wij al wachten op een behoorlijk antwoord. Wij laten ons dan ook niet meer met een kluitje in het riet sturen. De Inwonerspartij wil niet langer geconfronteerd worden met de problemen die het college tegenkomt (op dit beleidsterrein). Om kort te zijn: wij zijn van mening dat de raad recht heeft op oplossingen van dit college. Als het college met zoveel geld en zoveel tijd de zaak nog niet kan oplossen, dan vragen wij ons hierbij hardop af, of de wethouder van Sociale Zaken de juiste man op de juiste plaats is. De voorzitter: Ik wil u erop wijzen, evenals in de vorige vergadering, dat u zich richt tot het college. U maakt het persoonlijk. U hebt de vorige keer aangegeven dat niet weer te zullen doen. Ik neem aan dat wij overal waar "wethouder” staat dit kunnen vervangen door "college” . De heer Ongering: Dit betreft een antwoord van de wethouder van Sociale Zaken. Daar waar het het college aanging, heb ik het college gezegd en waar het de wethouder aanging, heb ik de wethouder gezegd. Het is niet de bedoeling om het persoonlijk te maken, maar ik wel de puntjes op de i zetten. De voorzitter: Het antwoord is gegeven namens het college. Dat kunt u zien aan de ondertekening. De heer Ongering: Dan mag u lezen het "college” overal waar ik gezegd heb "de wethouder” . Desondanks, iedereen weet dat het van de wethouder Sociale Zaken komt; dus ik blijf bij mijn standpunt. De voorzitter: Maar u spreekt het college aan; dat veranderen we in de notulen.” De heer Teunissen: Mijnheer de voorzitter. Bij punt 22, wijzigingen begroting 2004, is onder 51 een bedrag opgenomen van ruim € 48.000 betreffende bovenmatige ziektekosten SW/SO. Mijn vraag is of dat samenhangt met het op orde krijgen van het ziekteverzuim zoals door het college aangegeven onder punt 4 van het antwoord. Wethouder Bootsma: Mijnheer de voorzitter. Wellicht is het de heer Ongering ontgaan, maar we hebben in de commissie Sociale Zaken met regelmaat gesproken over de ontwikkeling van het ziekteverzuim bij de afdeling Sociale Zaken. Aan het begin van de reorganisatieoperatie hebben wij inderdaad al vrij snel gekoerst op het percentage van 8%. Geen onbekend percentage, want het is het percentage waarop we concernbreed sturen. Met name bij het langdurig ziekteverzuim hebben de zaken zich minder snel ten gunste ontwikkeld dan is verwacht. Dat is mede van invloed op het percentage. In de beantwoording staat duidelijk dat we inmiddels van ruim 12,5% zijn gekomen tot onder de 10%. Ik vind dat nogal een opgave voor een afdeling die in reorganisatieperikelen zit. Dan kun je wel roepen, en dat klinkt misschien wel aardig, dat het toch naar de 8% had gemoeten, maar ik stel hier namens het college dat de prestatie die binnen de afdeling is geleverd er mag zijn. De koers naar 8% blijft uiteraard gehandhaafd, maar dat gebeurt concernbreed.
2004
N 363
Verder hecht ik er namens het college aan om, als er problemen zijn binnen de portefeuille Sociale Zaken, de commissie/de raad daarvan deelgenoot te maken. Als de IPL dat niet op prijs stelt, is dat hun verantwoordelijkheid. Op de vraag van de heer Teunissen: Er is in de commissie Bestuur afgesproken om met regelmaat de ontwikkeling van het ziekteverzuim concernbreed te bespreken en daar hoort het volgens het college ook. De bedragen waarop u duidt, hebben met de concernbrede aanpak te maken en niet specifiek met Sociale Zaken. De heer Ongering: Er is destijds in december niet gevraagd naar de koers, maar naar het percentage op dat moment. Er is meerdere keren gezegd dat het ziekteverzuim op dat moment 8% was. Anderhalve maand later, in januari, blijkt het conform de brief aan het ministerie meer dan 11% te zijn. Naar mijn mening zijn wij dan verkeerd voorgelicht. Dat heeft niets te maken met een koers die is ingezet; dat heeft te maken met de situatie op dat moment. Nogmaals, wij vragen om antwoorden en niet om problemen. Voor de problemen bent u ingehuurd. Wethouder Bootsma: Het is uitvoerig in de commissie besproken. Ik heb daarop zojuist een toelichting gegeven. Er was een verwachting met name bij het langdurig ziekteverzuim dat we dat sneller zouden kunnen terugdringen. Het wordt door het college één keer per kwartaal in de richting van de commissie verklaard. We hebben de dalende lijn te pakken, we zitten nog niet op het streefgetal van 8%. Ik kan de verhalen van mijnheer Ongering niet plaatsen. De heer Ongering: Dan moet u uw stukken eens lezen. De heer Van Erk: Mijnheer de voorzitter. Over de orde. Is het mogelijk dat wijons beperken tot de inhoud en dit raadslid zijn toon wat matigt? Mevrouw Riesenbeck: Mijnheer de voorzitter. Ik heb wat moeite met de toonzetting van de heer Ongering, maar wat gezegd is, is gezegd. Er is destijds tegen ons niet gezegd een koers van 8%, maar dat op dat moment het ziekteverzuim 8% was. Helaas, maar dat is gezegd. Mevrouw Van Selm: Mijnheer de voorzitter. Ik wil eveneens aangeven dat het niet om een koers ging, maar om de stand van zaken op dat moment. Wethouder Bootsma: Mijnheer de voorzitter. Er bestaat bij een aantal leden van de raad toch onduidelijkheid. Ik wil absoluut geen terugtrekkende beweging maken, als ik daarin niet helder ben geweest. De 8% is het richtgetal; het is niet anders. Ik heb dat in de commissie ook diverse keren aangegeven. Als de gedachte heeft postgevat, dat deze 8% reeds bereikt was, dan kan ik niet anders doen dan ontkennen, want alle informatie daarna duidt niet op deze 8%. De voorzitter: Ik stel voor de beraadslaging op dit punt af te sluiten met de vaststelling dat er verschil van opvatting bestaat over de vraag hoe de 8% geïnterpreteerd moest worden. Ik hoop en ik vertrouw erop dat dit in de toekomst niet meer gebeurt en dat zowel de raad als het college over dezelfde harde feiten kunnen praten.
7.
Mededelingen De voorzitter: De heer Soomers, voorzitter van de commissie Bestuur, heeft gevraagd even het woord tot de raad te mogen richten.
2004
N 364
De heer Soomers: Mijnheer de voorzitter. Ik deel u mee dat de Inwoners Partij Lelystad een initiatiefvoorstel heeft ingediend over het koffieshopbeleid. In de verordening staat dat de raad beslist of een initiatiefvoorstel direct in de raad dan wel via de gebruikelijke procedure eerst besproken wordt in de daartoe aangewezen commissie. Vanuit het eerder ingenomen standpunt om soorten raadsvoorstellen zoveel mogelijk een gelijk behandeltraject te laten doorlopen en ter voorkoming van overvolle agenda’s aan het eind van het jaar, stel ik voor om dit voorstel te agenderen voor de eerstvolgende vergadering van de commissie Bestuur. De voorzitter: Ik neem aan dat eenieder hiermee kan instemmen? Dat is het geval.
8.
Gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen Mevrouw Riesenbeck: Mijnheer de voorzitter. We hebben een aantal fraaie stadslezingen gehad. Tot mijn grote verbazing viel er vorige week in grote kleurendruk een verzamelboekje over de stadslezingen op de deurmat. Tot onze verbazing moet ik zeggen, omdat het zo op het oog een nogal dure uitgave lijkt te zijn. Wij zijn als fractie dan ook van mening dat het eigenlijk een overbodige uitgave is. Wij vragen ons werkelijk af waarom dit nu nodig was. In deze tijd van bezuinigingen met zoveel mensen die het moeilijk hebben, vinden wij het niet gepast. Wij vragen het college dan ook om in het vervolg wat terughoudender met dit soort zaken om te gaan. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Ik weet niet hoe duur het is geweest, maar het was naar mijn mening altijd de bedoeling om de lezingen te laten beklijven en daarvan dus een boekje te maken. Dat hoorde helemaal bij die stadslezingen. Ik vind ook dat het een meerwaarde aan de stadslezing geeft. Je kunt het nog eens naslaan, je kunt het nog eens doorlezen. Dat is ook elke keer gezegd door de burgemeester als hij bijvoorbeeld een professor inleidde. U weet het, als wetenschappers wat vertellen, willen ze ook graag iets publiceren. Dat staat ook altijd op hun publicatiestaat. Wat is er mooier dan dat ze gezamenlijk met een aantal andere beroemdheden in het boekje van Lelystad staan? Met andere woorden, het is altijd zo de bedoeling geweest. Mevrouw Riesenbeck: Van de mensen die hier in het stadhuis zijn geweest, zal ongetwijfeld een deel het boekje bewaren. Bij het overgrote deel echter verdwijnt het in het vierkante archief. De heer Homan: Mijnheer de voorzitter. Op dit moment worden in Lelystad aan de wegen nogal wat werkzaamheden verricht. De noord-zuidroutes zijn onderdeel van het werk. Van de centrumroutes links en rechts van het centrum is één rijrichting afgesloten, de Middenweg en de Zuigerplasdreef. Van de buitenring die geoptimaliseerd gaat worden, is de Oostranddreef voor beide richtingen voor een deel totaal afgesloten. Het doorgaande verkeer heeft daar last van, moet omrijden en dat leidt tot ongemak en irritatie voor de verkeersdeelnemers. De vragen zijn: Kan het college aangeven wat de oorzaken zijn van het tegelijkertijd uitvoeren van het groot onderhoud? Is het mogelijk dat het vervolg van de Oostranddreef wordt aangepakt conform de Zuigerplasdreef waar één rijrichting wordt opengehouden waardoor het verkeer wel langs deze dreef door kan gaan? Kunt u in het Stadsbulletin aangeven wat de redenen zijn van het tegelijkertijd uitvoeren en mogelijkerwijs ook dat u de tweede suggestie die ik deed, overneemt?
2004
N 365
De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Ik heb in dezelfde lijn een aanvullende vraag. Wij hadden een vraag inzake de Polderdreef. Misschien kan de wethouder namens het college deze vraag direct meenemen? Via de media hoorde ik dat een deel van de Polderdreef bestemd zal worden voor de aanleg van de broodnodige parkeerplaatsen. Ik neem aan dat hiertoe een bestemmingsplanwijziging aan ons zal worden voorgelegd. Als dat zo is, kunnen we deze dan op korte termijn verwachten? Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. In de stad is ongeveer 25 jaar geleden op vrijwel hetzelfde moment heel veel asfalt neergelegd. Dat betekent dat op hetzelfde moment heel veel asfalt in aanmerking komt voor reparatie. Bovendien heeft de raad door het uitstellen van allerlei raadsbeslissingen zelf gezorgd voor uitstel op bepaalde trajecten, omdat we eerst besluiten moesten nemen alvorens de werkzaamheden een aanvang konden nemen. Dus er komt heel veel tegelijkertijd aan. In de Flevopost las ik dat het misschien toch ook wel handig is, want dan ben je in korte tijd weer van het ongemak af en kun je weer verder. Zoals Cruijff zegt: alles heeft zijn voor- en nadeel. U weet dat wij een werkgroep in het leven hebben geroepen waarbij wij proberen, en dat is nog niet zo eenvoudig, om tijdens de verbouwingen het verkeer zo goed mogelijk te stroomlijnen. Daar zit ook de politie in. Dat gaat niet altijd goed, zoals gistermiddag, maar dat is zo snel mogelijk weer in orde gebracht. We zullen proberen om deze werkgroep wat vaker in het veld te laten controleren. Je kunt wel van alles afspreken, maar je weet nooit zeker of werklui van aannemers ’s avonds borden wel of niet hebben verzet. Daarvan zijn we uiteraard wel afhankelijk. Daaraan zullen we nog wat meer aandacht geven. Alles heeft zijn prijs. Als je het verkeer wilt laten doorgaan, dan kan het de ene keer wat makkelijker dan de andere keer. De ene keer zit het wel in het bestek en de andere keer zit het er niet in. Bij de Oostranddreef was het praktisch bijna onmogelijk om hetzelfde te realiseren als op de Zuigerplasdreef. Vandaar dat we gesteld hebben dat het voor een bepaalde periode dicht moet. Dat is naar mijn mening goed gecommuniceerd in het Stadsbulletin. De vraag over de Polderdreef. U weet dat er al jaren sprake is van een groot parkeerprobleem in dat gebied. Er wordt gewerkt aan het WOP, maar zover is het nog niet. Er wordt inderdaad aan gedacht om tijdelijk het eerste stuk van de Polderdreef in te richten als parkeergelegenheid. Het stuk is al wel in het college geweest. Als het bestemmingsplan daarvoor veranderd moet worden, dan moet dat uiteraard gebeuren. Het komt er binnenkort aan. De heer Homan: Ik hoor het college zeggen: praktisch bijna onmogelijk. Dus het is wel mogelijk. Ik neem aan als een weg er 25 jaar ligt, dat je dan het onderhoud op verschillende dreven wel volgtijdelijk kunt aanpakken. Men heeft er last van; ik heb de boodschap gebracht; u gaat er zo mee om. Ik vind dat jammer.
9.
Voorstel tot benoeming van leden in de vaste raadscommissies (stuk nr. 2888) De voorzitter: U hebt op uw bureau vier stembriefjes gevonden. In overleg met de griffier stellen wij voor alle vier briefjes gelijktijdig in te vullen. Ik vraag of mijnheer Ongering en mevrouw Riesenbeck de griffier willen helpen en de stemcommissie willen vormen. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering.
2004
N 366
Mevrouw Riesenbeck: Mijnheer de voorzitter. Er zijn voor iedere kandidaat 28 stembriefjes ontvangen. Voor mevrouw Zantingh 27 stemmen voor, 1 blanco. Voor de heer Hijmissen 28 stemmen voor. Voor de heer Soomers 28 stemmen voor. Voor de heer Homan 26 stemmen voor, 2 stemmen tegen. De voorzitter: Daarmee zijn allen benoemd in de gewenste commissies.
10.
Voorstel tot het gentechnologievrij verklaren van de gemeente Lelystad (stuk nr. 2878) De voorzitter: We komen bij agendapunt 10, een primeur in de Lelystadse geschiedenis: het eerste burgerinitiatief. Ik wil mevrouw Bos, mevrouw Lieve en mevrouw Schoots vragen om achter de ovale tafel plaats te nemen. Geachte raadsleden. U bent door de griffie via e-mail geïnformeerd dat het voorstel zoals u dat in het raadsbandje vindt, als vervallen moet worden beschouwd en vervangen moet worden door een nieuw door de initiatiefgroep opgesteld voorstel, dat u eveneens per e-mail toegestuurd hebt gekregen. Ik stel u voor de behandeling als volgt te laten plaatsvinden. Namens de drie initiatiefnemers zal mevrouw Bos het woord voeren. Mevrouw Bos heeft gevraagd of zij kort mag toelichten waarom een nieuw voorstel. Ik stel voor dit toe te staan en haar daarvoor een drietal minuten de tijd te geven. Vervolgens krijgt u als raad in eerste termijn het woord. Daarop mogen de initiatiefnemers vervolgens reageren. Daarna vraag ik het college om een reactie te geven. Vervolgens krijgt u als raad in tweede termijn het woord, waarop de initiatiefnemers nog kort kunnen reageren. Daarna zal er stemming plaatsvinden. Kan eenieder met deze werkwijze instemmen? Is de werkwijze duidelijk? Dat is het geval. Mevrouw Bos: Goedenavond dames en heren van de raad, loco-burgemeester, wethouders, iedereen die hier vanavond aanwezig is. Naast mij zitten Maria Lieve en Wilma Schoots, medewoordvoerders van dit burgerinitiatief. Evenals de vorige keer heb ik een schilderij meegenomen. Het schilderij van vanavond heeft de titel "De onthulling.” Allereerst willen wij drieën onze burgemeester van harte beterschap wensen. Dat hij maar weer gauw terug is in de raad. We hebben hier wat materiaal betreffende het onderwerp en 30 handtekeningen van biologische boeren die ons steunen, in een envelop bij de griffier gelegd. Wij willen dit materiaal aan u beschikbaar stellen. We willen duidelijk stellen dat wij niet gesponsord worden door enige multinational, noch door enige politieke partij. Onze enige motivatie is dat wij gezond willen blijven eten. U hebt gemerkt dat wij ons burgerinitiatief aangepast hebben. We hebben punt 3, weliswaar met pijn in ons hart, ingetrokken. Praktische onuitvoerbaarheid heeft tot deze stap geleid. Dat sluit niet uit dat wij onverminderd bezorgd zijn voor de mogelijkheid van het ongewenst verspreiden van ggo’s en de effectiviteit van het uitvoeren van een rampenplan. Is men bijvoorbeeld wel op tijd aanwezig? Door de Animal Science Group wordt in een brief aan de gemeente gesproken over het minimaliseren van de risico’s en niet over het uitsluiten daarvan. Nu moet ik u meedelen dat wij opnieuw twee punten gaan schrappen. Dat zijn de punten B en D. Waarom? Vanmiddag om 5 uur kwam er namelijk een telefoontje binnen van Platform Biologica. Daarin vertelde Maaike Raaimakers, coördinator gentechnologie, dat VROM het mogelijk gaat maken om in het bestemmingsplan ggovrije zones aan te wijzen. Ik citeer uit haar per e-mail opgestuurde brief van vandaag:
2004
N 367
"Burgerinitiatief Lelystad gentechnologievrij. Biologica ondersteunt het burgerinitiatief om Lelystad uit te roepen tot een gentechnologievrij gebied van harte. Het uitroepen van een gentechnologievrij gebied is een belangrijk maatschappelijk en politiek statement. Boeren, consumenten en lokale politici laten daarmee zien, dat ze geen teelt van ggo gewassen in hun omgeving wensen en dat ze de voorkeur geven aan ggo-vrije conventionele of biologische landbouw. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid om in hun bestemmingsplan ggo-vrije zones aan te wijzen, mits ze motiveren dat de ggo-vrije landbouw een kwetsbare landbouwvorm is en een ruimtelijke scheiding noodzakelijk is om de aanwezige ggo-vrije landbouw te beschermen.” De volledige brief heb ik bij me. De voorzitter: Ik heb begrepen dat u uit uw voorstel de punten B en D schrapt, zodat uw voorstel uitsluitend behelst de punten A en C. Tekst van het gewijzigde voorstel inzake het Burgerinitiatief om Lelystad gentechnologievrij te verklaren: De gemeenteraad van Lelystad, Overwegende dat • Genetisch gemanipuleerde organismen binnenkort op de Nederlandse markt kunnen worden toegelaten; • Deze zogenaamde ‘gentechnologie’ in de landbouw en bosbouw een risico vormt voor het voortbestaan van gewone en biologische landbouw en bosbouw, bossen, de natuurgebieden, het grondwater, de dieren, insecten zoals bijen, vissen en mensen in dit gebied; • Natuur- en milieuorganisaties een klemmend beroep doen op lokale en regionale overheden om aan te sluiten bij diverse initiatieven om gentechnologie te weren; • Op Lelystads grondgebied momenteel geen genetisch gemanipuleerde organismen worden gebruikt in de landbouw en bosbouw; • De gemeente Lelystad een duurzaam en ecologisch verantwoord beleid nastreeft en uitdraagt. Draagt het college op om: A. Bij alle nieuwe bestemmingsplannen, komende aanpassingen en actualisatie van bestemmingsplannen in de planvoorschriften bindend vast te leggen dat genetisch gemanipuleerde organismen niet zijn toegestaan op alle gronden met of zonder een agrarische bestemming. C. Alle gronden die in eigendom zijn van de gemeente vrij te houden van genetisch gemanipuleerde organismen.” (aldus de tekst die in het kader van het burgerinitiatief is voorgelegd door de drie initiatiefnemers, de dames Bos, Lieve en Schoots). Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Vooral de initiatiefnemers hartelijk dank. Het burgerinitiatief Lelystad gentechnologievrij, het eerste burgerinitiatief, is er meteen één van een moeilijke materie. Het getuigt dus van moed en ook zorg om Lelystad en de wereld om iets dergelijks aan de orde te stellen. D66 deelt deze bezorgdheid. Wij zijn van mening dat er voor burgers een keuze moet blijven bestaan om voedsel te kopen dat zonder of met gentechnologie geproduceerd is en vooral de keuze om dat zonder te doen. Op het gebied van toepassing in het vrije veld, de introductie in het milieu, zouden wij dus een zeer grote terughoudendheid willen betrachten. In Lelystad en in de omliggende gemeenten hebben we van het begin af aan twee stromingen gehad. We hebben een groot gedeelte biologische landbouw, waarbij we tevens een opleidingsinstituut hebben als de Warmonder Hof, dat het grootste opleidingsinstituut is van Europa voor biologische landbouw. Aan de andere kant
2004
N 368
hebben we ook de onderzoeksinstituten die voornamelijk laboratoriumproeven doen. Wij vinden het belangrijk dat laboratoriumproeven met ingeperkt gebruik kunnen bestaan. Wij vinden dat de kennis over ggo’s niet alleen in Amerika aanwezig moet zijn of bij de grote multinationals. Als wij de onderzoeksinstituten hebben, dan graag hier. Wat dat betreft ben ik heel blij dat dit punt dat oorspronkelijk in het burgerinitiatief stond, is geschrapt. Als ik kijk naar de reactie van de gemeente, dan denk ik dat het een heel eind naar elkaar toe komt. Als ik lees dat in de visie van de gemeente staat, dat ze de teelt van ggo’s uitsluit, dan kunnen wij daarmee van harte instemmen. Ik neem aan u ook, want dat staat in uw initiatief. Hierbij moet dan inderdaad het college worden gevraagd om een en ander te regelen in bestemmingsplannen. Ook het idee dat bij gemeentelijk groen geen ggo’s ingezet worden, spreekt ons aan. Als we vragen bij VROM om terughoudendheid voor nieuwe veldproeven, dan is dat geheel in lijn met de discussie die wij al gevoerd hebben in de raad over het biosciencepark. Als ik terugkijk dan had ik tot een aantal minuten geleden gedacht dat ik met punt A met een heel kleine aanpassing en punt C zou kunnen instemmen, maar moeite had met B en D. De punten B en D vervallen. Dan zou ik alleen bij A nog een kleine opmerking willen maken. Er staat "genetisch gemanipuleerde organismen niet zijn toegestaan op alle gronden met of zonder een agrarische bestemming”. Ik denk dat u het goed bedoelt, maar wij willen de gronden zonder agrarische bestemming niet, omdat daarop nu juist de onderzoeksinstituten staan. Dat zouden we er graag uit hebben. Verder kunnen wij op deze manier instemmen met het burgerinitiatief. De heer Van der Houwen: Mijnheer de voorzitter. Met alle respect en waardering voor de indieners van het burgerinitiatief heeft mijn fractie de moeilijke afweging te maken om al dan niet in te stemmen met de voorstellen verwoord in het eerder genoemde initiatief. De PvdA-fractie is van mening, gehoord hebbende de argumenten van de indieners zeer zeker ook in de commissie - en gelezen hebbende de vele informatie die ons per e-mail is toegezonden, suggesties voor websitesbezoek en dergelijke, dat biotechnologische ontwikkelingen onder strenge voorwaarden mogelijk moeten zijn, ook in Lelystad. De beloften van biotechnologie zijn voor de PvdA reden om onder strikte voorwaarden verdere ontwikkeling toe te staan. Zo zijn er door nieuwe biotechnologische alternatieven, proeven met dieren voor een deel uitgesloten. Ook kan de biotechnologie veel betekenen voor de gezondheidszorg, ik denk hierbij aan stamcelonderzoek. Wel hechten wij zeer sterk aan het zogenaamde voorzorgbeginsel. Dat wil zeggen: geen stappen nemen zonder dat voldoende zekerheden zijn ingebouwd en mogelijke risico’s altijd zo goed mogelijk in kaart zijn gebracht. Ook goede alternatieven voor verder onderzoek verdienen wat dat betreft onze voorkeur. Voedselproductie waarbij geen genetische modificatie plaatsvindt, heeft onze voorkeur. Genetisch gemodificeerd voedsel is dan alleen toegestaan als de voedselkwaliteit daardoor verbeterd zou kunnen worden en dit ook is aangetoond en indien het een nuttige bijdrage zou kunnen leveren aan de voedselproblematiek in vooral ontwikkelingslanden. Echter ook voor de PvdA-fractie staat de veiligheid van voedsel altijd voorop. Dat betekent dat de reactie van het college, waarmee we op zich gelukkig zijn, en het burgerinitiatief zeer dicht bij elkaar staan. Ik begreep uit de reactie van het college dat het college het milieubeleid nog verder invulling en uitvoering zal geven. We zijn in dat verband benieuwd waarmee het college in de komende tijd zal komen. Mevrouw Zantingh: Mijnheer de voorzitter. Voor het CDA is vanavond een tweetal vragen aan de orde. De eerste vraag ligt besloten in het initiatiefvoorstel, namelijk kan en mag gentechnologie, kan en mag genetische modificatie binnen de grenzen van de gemeente Lelystad? In het verlengde van deze vraag en afhankelijk van de
2004
N 369
beantwoording van deze vraag, ligt er een tweede vraag. Namelijk, is de toepassing van genetische modificatie, zoals deze nu in Lelystad plaatsvindt, met voldoende voorzorg omgeven? Aan beide vragen gaat allereerst een principiële en ethische vraag vooraf. Namelijk of je van mening bent dat ingrijpen in de natuur, in de schepping, op deze manier waarbij vreemd materiaal wordt gebruikt, geoorloofd is. Voor het CDA is het antwoord op die vraag niet altijd en niet ten principale nee. Wel is het afhankelijk van de toepassing. Denk aan de toepassing in de medische sector, diagnostiek. Denk aan de toepassing ten faveure van duurzame landbouw. Ook dan blijft echter omzichtigheid geboden en moet het gebonden zijn aan stringente voorwaarden. Zorgvuldige toetsing aan gevolgen en ethische aspecten zoals duurzaamheid, veiligheid, gezondheid en vrijheid is en blijft ook dan van belang. Genetische modificatie is en blijft een complexe materie, waarbij nog veel onbekend is. Onbekendheid met de gevolgen voor de huidige en de toekomstige generaties. Onbekendheid die leidt tot unheimische gevoelens, tot zorg. Zorg bij u, de initiatiefnemers, maar ook bij het CDA. Er zijn nog veel vragen onbeantwoord. Het CDA is evenwel van mening dat juist om die vragen inzichtelijk te krijgen, onderzoek nodig is. Onderzoek dat ook binnen Lelystad, binnen de verschillende kennisinstituten die onze gemeente kent, plaatsvindt. Kennisinstituten die ook van economisch belang zijn voor Lelystad en voor het verdere onderzoek. Onderzoek dat naar de mening van het CDA met alle waarborgen is omgeven om te voorkomen dat genetisch gemodificeerde organismen in het milieu komen. Ik kom bij het voorliggende voorstel, dat inmiddels is aangepast. Maar ook het aangepaste voorstel, en dat zal waarschijnlijk al wel duidelijk zijn geworden uit mijn inleiding, kan niet op steun rekenen van het CDA. Wat onder A wordt voorgesteld met betrekking tot de bestemmingsplannen wordt door ons afgewezen. Tegemoetkoming aan dit punt heeft naar onze mening toch verstrekkende gevolgen voor de hier gevestigde onderzoeksinstituten. En met betrekking tot punt C, het vrijhouden van alle gemeentelijke gronden van genetisch gemanipuleerde gewassen, wijst het CDA op het feit dat er op dit moment nog geen sprake is van teelt van genetisch gemanipuleerde organismen voor commerciële toepassing. We wijzen ook naar het ggo-register bij het ministerie van VROM. Ik kom tot slot terug op mijn eerste vraag: kan en mag genetische modificatie binnen de grenzen van Lelystad? Die vraag wordt door het CDA met ja beantwoord. Dan kom ik op de tweede vraag: is de toepassing van gentechnologie in Lelystad met voldoende voorzorg omgeven? Ook het antwoord op deze vraag luidt wat mijn fractie betreft bevestigend. Ik wijs nog eens op bestaande landelijke en Europese regelgeving, die gericht is op het waarborgen van veiligheid voor mens, dier en milieu, op de bescherming van de consument en op de eerlijke handel. Ook is er op dit moment, zoals ik al eerder aangaf, geen sprake van commerciële teelt en stelt het college zich op het standpunt, dat voor de toepassing van genetisch gemodificeerde organismen in de reguliere landbouw wordt gewacht op nadere regelgeving. Pas wanneer er voldoende borging is, zal er een heroverweging plaatsvinden. Tot slot geeft het college aan op het eigen openbaar groen geen ggo’s toe te passen. Rest mij tot slot nog een woord van waardering en dank uit te spreken in de richting van de initiatiefnemers, die de raad telkens weer onvermoeibaar van informatie hebben voorzien. Het moge duidelijk zijn dat de CDA-fractie het voorliggend voorstel, ondanks dat ze het niet steunt, toch waardeert omdat het ons heeft gedwongen ons te bezinnen op onze positie ten opzichte van gentechnologie en de toepassing daarvan binnen de grenzen van Lelystad.
2004
N 370
De heer Poppens: Mijnheer de voorzitter. Het voorstel dat nu aan de orde is betreft geen eenvoudige zaak. Zowel de inhoudelijke als de juridische aspecten zijn voor ons geen dagelijkse kost. Vooral wat dit betreft wil de VVD-fractie haar waardering uitspreken voor de wijze waarop de initiatiefnemers hun voorstel hebben voorbereid en gepresenteerd. Ik wil eerst ingaan op het voorstel. Vervolgens wil ik, voorzover dat nog nodig is, ingaan op de visie van het college. Een visie overigens die vanavond geen onderwerp van besluitvorming is. Wat vindt de VVD van het voorstel van de initiatiefnemers? De toepassing van gentechnologie is in velerlei opzichten een nuttige zaak. Omwille van de tijd wil ik daarop niet verder ingaan. Van groot belang hierbij is, dat in alle opzichten zeer zorgvuldig te werk wordt gegaan. Wij zijn van mening dat de Europese Unie en het Rijk, die met de regelgeving zijn belast, niet over één nacht ijs gaan. Integendeel, pas na uitgebreid onderzoek wordt het licht op groen gezet en daarnaast is er een doelmatige controle. Wat betreft de co-existentie kan het Rijk nadere wettelijke regels stellen. Minister van Landbouw, de heer Veerman, schijnt hiervan geen voorstander te zijn. Hij heeft de commissie Van Dijk ingesteld. Deze commissie bestudeert op welke wijze het bedrijfsleven nadere maatregelen kan treffen met betrekking tot co-existentie. Kortom, niet de overheid maar anderen moeten een en ander, uiteraard binnen bepaalde kaders, uitwerken en regelen. Binnen deze visie van de minister past het uiteraard niet dat een gemeente door middel van bestemmingsplannen de teelt van gengewassen gaat verbieden. Het zal u duidelijk zijn dat de VVD dan ook niet kan instemmen met het voorstel van mevrouw Bos en anderen. Nu nog enkele opmerkingen over de visie van het college. Ten eerste. Het college wil in bestemmingsplannen de teelt van ggo-gewassen verbieden. Los van het feit dat wij hiervan geen voorstander zijn, zoals ik al eerder heb opgemerkt, wil ik aangeven dat het ook in verband met bezwaarprocedures geruime tijd zal duren alvorens dergelijke plannen van kracht zullen zijn. Verwacht mag worden dat de commissie Van Dijk dit najaar met een rapport komt en de co-existentie geregeld zal zijn voordat u de bestemmingsplannen hebt aangepast. Ten tweede. Als aan de regeling wordt voldaan, achten wij de teelt van ggogewassen op gemeentelijke gronden niet bezwaarlijk. Ten derde. Wij vinden het prematuur om het volgende te stellen, ik citeer uit uw visie: "Voor de toekomst zal in het aankoopbeleid van de gemeente Lelystad voor de groenvoorziening ggo-vrij plantaardig materiaal worden voorgeschreven.” Wij vinden dit uitermate prematuur en van het CDA vernam ik woorden van gelijke strekking. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. GroenLinks is erg blij met het initiatief van de burgers die hier nu in groten getale aanwezig zijn. Ook GroenLinks maakt zich ernstige zorgen over ggo’s en de introductie van ggo’s in het leefmilieu, ook in Lelystad. Als ik nu kijk naar het burgerinitiatief, het concrete voorstel dat nu voorligt, dan vragen de burgers aan deze raad twee zaken. Ten eerste: zorg dat ggo’s niet in het leefmilieu in Lelystad geïntroduceerd worden, als het gaat om verbouwing op landbouwgronden of andere gronden en regel dat in bestemmingsplannen. Ten tweede: zorg er als gemeente voor dat op eigen gronden geen veldproeven met ggo’s kunnen worden gedaan. Met deze twee zaken kunnen wij als GroenLinks geheel instemmen. Wij hebben zorg om de introductie van ggo’s in het leefmilieu in Lelystad om twee belangrijke redenen. De eerste reden is dat de gevolgen daarvan op dit moment niet te overzien zijn. Uit voorzorg zou je dat dus niet moeten doen. Dat is het
2004
N 371
voorzorgsprincipe waarop het college eveneens heeft gewezen. In die zin sluit de mening van het college aan bij het burgerinitiatief naar mijn mening. De tweede reden is dat wij hier veel biologische landbouw hebben en dat ggo’s en biologische landbouw niet samengaan. De biologische landbouw kan grote schade ondervinden van landbouwers die met ggo werken. Het zou wel eens het einde van de biologische landbouw in Lelystad kunnen zijn als ggo’s hier verbouwd kunnen worden. Dat moeten we voorkomen. Het is trouwens rijksbeleid om ervoor te zorgen dat er meer biologische landbouw is. Er wordt gestreefd naar 10% halverwege de jaren 2000. In die zin ben ik van mening dat het landelijk beleid enigszins tweeslachtig is. Enerzijds wil men de biologische landbouw stimuleren, anderzijds wordt er over gedacht om ggo’s toe te laten. Ik vind dat het wel degelijk mogelijk is om als gemeente dit soort zaken in bestemmingsplannen te regelen. Juridisch kan dat naar mijn mening. Er is geen landelijke wetgeving die dat verbiedt. Als het gaat om de discussie die we in de commissie Bestuur hebben gehad over de landbouwinstituten die hier gevestigd zijn, dan kunnen we daarvan zeggen dat zij proeven doen in laboratoria, dus binnenskamers. Er zijn enkele veldproeven geweest, maar die hebben er allemaal niet voor gezorgd dat gentechnologie is geïntroduceerd in de open lucht in Lelystad. In die zin kun je nog wel degelijk spreken van een gentechnologievrij Lelystad, als het maar gaat om de open lucht. Dat is juist belangrijk, dat deze zaken niet in de open lucht komen. In vind dat we er als gemeente naar moeten streven om dat zo te houden. De heer Van Veluwen: Mijnheer de voorzitter. Ten eerste wil de factie van de Christenunie haar waardering uitspreken over het feit dat groepen burgers zich tot het gemeentebestuur wenden om zaken gedaan te krijgen die blijkbaar niet door anderen aan de orde worden gesteld. In de vergadering van de commissie Bestuur hebben de initiatiefnemers uitvoerig uitgelegd waarom zij vinden dat het grondgebied van onze gemeente gentechnologievrij zou moeten zijn. Ze hebben daarbij in onze overtuiging twee belangrijke punten naar voren gebracht. Ten eerste: het is een ontwikkeling in de wetenschap die risico’s met zich meebrengt en ten tweede: er wordt ingegrepen in de aard ofwel de identiteit van levende wezens. Staan we daarom als Christenunie onverkort achter de initiatiefnemers? Nee. Ik wil dit graag toelichten. Bij de schepping van mens en dier heeft de Here God planten en dieren aan de mens gegeven om hem te dienen, vooral als voedsel. De mens heeft daarom een zekere beschikkingsbevoegdheid over deze medeschepselen. De mens is immers de kroon op de schepping. Planten en dieren zijn dus niet heilig en onaantastbaar. De mens is in onze overtuiging ook niet geroepen vegetariër te zijn. De mens heeft echter niet de onbegrensde beschikking over andere schepselen. Hij is een rentmeester en zal daarover verantwoording moeten afleggen. Planten en dieren verdienen als medeschepselen respect van de mens. Ze hebben hun eigen integriteit. De mens moet daarom wel heel goede redenen hebben om de genetische code van planten en dieren te willen veranderen. Hoe complexer het organisme, hoe terughoudender het menselijk handelen moet zijn. Samenvattend. De Christenunie zegt nee tegen genetische manipulatie van planten en dieren als dat gebeurt ten behoeve van economische groei of het vergroten van de consumptiemogelijkheden. De Christenunie vindt het aanvaardbaar om de door God gegeven mogelijkheden te gebruiken om ziekten te voorkomen of te genezen, zoals het CDA eveneens aangaf. Dus gentechnologie mag wat ons betreft aangewend worden voor het welzijn van de mensheid, zoals bijvoorbeeld het
2004
N 372
ontwikkelen van vaccins of voor het oplossen van, zoals de PvdA aangaf, urgente voedselproblemen. Dan komen wij tot de conclusie. Wij steunen het burgerinitiatief niet, omdat het ten eerste in onze overtuiging te absoluut is; het goede doen wordt in die zin onmogelijk. Ten tweede is het in onze beleving niet effectief omdat omliggende gemeenten niet gentechnologievrij zijn en waarschijnlijk de landelijke wetgeving ons zal inhalen. Met betrekking tot het voorgestelde besluit heb ik een paar vragen. Wij zijn e^op tegen, maar het verbaast ook omdat punt A vrij sterk ingezet wordt. Gesproken wordt over alle genetisch gemanipuleerde organismen. Ik zou het willen beperken tot slechts de ggo-gewassen om in ieder geval het onderzoek naar deze zaken de ruimte te geven. Ook ten aanzien van punt A zou ik het begrip “vooralsnog” willen invoegen. In punt C vraagt u het vrijhouden van genetisch gemanipuleerde organismen in de eigendommen van de gemeente. Onze fractie vraagt zich af hoe u dat wilt doen, want dat is iets anders dan dat we geen genetisch gemanipuleerde producten toepassen. Zoals ik het lees, verlangt u van ons dat we het er weer uithalen als het er in zit. De heer S.J. Kok: Ik heb een vraag aan de ChristenUnie. U doet wat voorstellen om het voorstel te wijzigen. Als deze door de initiatiefnemers worden overgenomen, stemt u dan voor? De heer Van Veluwen: Als wordt gekomen tot hetgeen het college heeft geschreven, want dat is in feite wat ik nu vertel en de strekking van de visie van het college, dan zou ik daarmee kunnen instemmen. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Ook de Inwonerspartij wil de initiatiefnemers bedanken voor de overvloed aan informatie via het prachtige medium internet. Als u ons vraagt of het een stuk duidelijker is geworden, dan moet ik u helaas zeggen: nee. De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat wij ook niet roomser dan de paus willen zijn. Zoals u misschien weet, of niet weet: vroeger waren alle granen oorspronkelijk gras. Ik kan u vertellen dat niemand hier tegenwoordig brood eet van gras, ook de initiatiefnemers niet. Dat neemt niet weg dat wij de bezorgdheid delen over deze nieuwe technologie, die ingrijpt in het leven. Dat dwingt ons tot zorgzame, zorgvuldige overwegingen. Naar onze bescheiden mening doen we dat in Lelystad; we staan geen veldproeven toe. Gezien de insteek van het college, doet het college dat ook. We leven de internationale en de Nederlandse wet- en regelgeving nauwkeurig na. Ik zou van het college, nu er diverse zaken geschrapt zijn, willen horen op welke punten het burgerinitiatief nog op gespannen voet staat met het advies van het college. Die beantwoording willen we afwachten voordat wij een definitief besluit nemen of wij voor of tegen het burgerinitiatief zijn. De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. In de eerste plaats dank aan degenen die het initiatief hebben ingediend. De fractie van Leefbaar Lelystad deelt de zorg met betrekking tot de toepassing van de ggo’s in bos, land- en tuinbouw uiteraard ook. Het is een belangrijk onderwerp. Dat moge blijken uit het feit dat de mailboxen van de raadsleden op een goede manier zijn gevuld en dus vele toetsenborden in beweging zijn gebracht. De visie van het college met een aantal praktische bezwaren die daarin naar voren worden gebracht, deelt onze fractie. Met name het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde organismen en het uitvoeren van veldproeven door de vele kennisinstituten, waaronder die van de Landbouwuniversiteit Wageningen, kan naar de mening van onze fractie dan ook niet meer worden teruggedraaid. Onze fractie kan instemming betuigen met het burgerinitiatief zoals het nu voorligt, na de wijziging welke betreft het terugtrekken van de punten B en D. De fractie is blij dat
2004
N 373
onderzoek door de kennisinstituten voortgang kan blijven vinden. Daarbij wil ik tevens, gedachtig één van mijn voorgangers van de ChristenUnie, zeggen overeenkomstig de bijbeltekst: "Onderzoek alle dingen en behoud het goede.” De heer Verhoef: Mijnheer de voorzitter. Allereerst wil ook ik de indieners van het burgerinitiatief bedanken dat zij op z’n minst de gevaren van dit probleem naar voren hebben gebracht, waardoor mensen erover zijn gaan nadenken. We moeten beseffen dat de gevaren die eruit kunnen voortkomen nog niet zijn te overzien. U hebt de vorige keer duidelijk gemaakt dat de derde wereld ook niet is gebaat met genetisch gemanipuleerd voedsel; dat het soms wordt afgewezen ook al hebben de mensen honger. Verder kan ik mij volledig aansluiten bij hetgeen mijn collega van GroenLinks zojuist heeft verteld. Ik ondersteun uw initiatief en kan begrijpen dat u met misschien wel pijn in het hart de punten B en D onder ogen hebt moeten zien. Ik wens u er sterkte mee. De heer Homan: Mijnheer de voorzitter. Een bespreking als deze, met alle lof voor de indieners van het burgerinitiatief, is in ieder geval voor mij zodanig geweest dat ik terugkom op hetgeen ik in een eerdere bespreking over dit onderwerp heb gezegd, namelijk "Het belang van burgers en biologische landbouw is in goede handen van het ministerie”. Ik heb de bespreking gehoord en ik ben het eens met de indieners van het initiatief. De voorzitter: Mevrouw Bos, er zijn veel visies neergelegd en vragen gesteld. Ik verzoek u met name op de vragen in te gaan. Mevrouw Bos: Gezegd is dat het voor de gezondheid goed is om gentechnologie te ontwikkelen. Er is echter al ontzettend veel op gentherapiegebied gedaan en dat is mislukt. Er zijn mensen aan overleden. Dus het wil niet zeggen dat het een geweldige vooruitgang is betreffende de gezondheid. Er is gevraagd wat wordt bedoeld met "alle gebieden”. Wij bedoelen de natuurgebieden en de plantsoenen; niet de gebouwen waar de proeven worden gedaan. Het is de natuur: de bossen, de vijvers en de vissen. Mevrouw Schoots: Er zijn verschillende zaken waaruit blijkt dat de hongerbestrijding met genetische manipulatie helemaal niet effectief is. Een heel belangrijk gegeven is dat boeren in India genetisch gemanipuleerd zaad hebben gebruikt. Zij hebben wel een oogst gehad, maar na de oogst bleek het zaad steriel, dus moesten ze weer hetzelfde genetisch gemanipuleerde zaad kopen. Ze waren op die manier afhankelijk en moesten het blijven inkopen. Zodoende is het economisch zeer ongunstig voor hen geweest. Dat komt je vaker tegen. De monocultuur die optreedt bij het gebruik van gentechnologie-gewassen verdringt in die arme landen de plaatselijke gewassen die een veel rijker dieet vormen voor de lokale bevolking. Het is voor hen dus heel ongunstig. Er is een onderzoek geweest inzake zalm. Ze hebben zalm genetisch gemanipuleerd waardoor hij twee keer zo snel groeit als normaal. Je zou denken dat dit heel gunstig is voor de voedselproductie. Bij proeven bleek echter dat de zalmen bij minder voedsel elkaar opaten. Daarom heeft het Centrum voor Voedselveiligheid in Amerika besloten om daar tegen te zijn. De zalm groeit dan wel twee keer zo snel, maar het risico dat er heel veel vis verloren gaat is erg groot. De oplossing lijkt vaak heel simpel, maar de praktijk heeft uitgewezen dat het tegenovergestelde effect wordt bereikt. Mevrouw Bos: Ik wil nog even ingaan op de medicijnen en iets voorlezen van Huub Schellekens, die in feite een voorstander is van gentechnologie. Hij heeft in een commissie gezeten die gentechnologie behandelt voor de regering. Hij zegt: "Het is
2004
N 374
een pure hype. Na de internethype hebben we nu de gentech-hype. Het gevaar is dat het tegen ons gaat werken als we alleen maar juichverhalen vertellen en geen resultaten tonen. Neem kanker, één van de best bestudeerde ziektes van Nederland. Ondanks het optimisme van allerlei onderzoekers neemt het aantal sterfgevallen als gevolg van kanker nog steeds toe. Het lijkt misschien dat we meer patiënten genezen dan vroeger, maar dat komt alleen omdat we de diagnose vroeger stellen. Het onderzoek zelf heeft nog bitter weinig bruikbare geneesmiddelen opgeleverd.” Als je een gentech-therapie toepast op honderd mensen die ongeneeslijk ziek zijn, dan helpt dat misschien die honderd mensen een poosje. Het afval dat er echter van afkomt, is wellicht een gevaar voor duizenden mensen. Hun gezondheid wordt bedreigd doordat de ggo’s in het water en in de omgeving terechtkomen. Gevraagd is om het begrip “vooralsnog” in punt A in te voegen. Wij willen graag weten of er een termijn bedoeld wordt van vijf, tien of twintig jaar. Mevrouw Lieve: De VVD heeft gezegd dat gentechnologie zonder meer nuttig is. Dat verbaast mij zeer. De heer Poppens: Ik heb niet gezegd: zonder meer. Ik heb gezegd dat het nuttig is. Als je zegt “zonder meer” dan wordt daarmee gesuggereerd dat het uitsluitend positieve aspecten heeft. Je moet er zorgvuldig mee omgaan zodat je de negatieve aspecten weet te vermijden. Mevrouw Lieve: Het duurt te lang om het uit te leggen maar het verbaast mij dat u kunt zeggen dat het nuttig is, nadat u wellicht alle stukken gelezen hebt die wij gestuurd hebben en u ziet dat het op allerlei gebieden gevaarlijk is. Dat hebben we bijvoorbeeld gezien met DDT, met asbest, met zoveel dingen die men prijst en waarmee men blij is. Dan wacht men tot er een crisis is. Achteraf moet er zoveel schoongemaakt worden, is er zoveel ellende, zijn er mensen die sterven en zijn er natuurrampen. Waarom moeten we iedere keer afwachten, terwijl we zoveel wetenschappers horen zeggen: mensen doe het niet, want het is veel te gevaarlijk, het is niet te overzien. Een wetenschapper in Leeds in Engeland heeft gezegd dat niet is na te gaan wat voor effect het heeft, want het is zo complex. Men gaat uit van een te simpele redenering: gen is eigenschap, dat heeft de heer Storms vorige keer uitgelegd. Wetend dat het niet waar is, gaat men ermee door. De voorzitter: Ik denk, mevrouw Lieve, dat uw betoog helder is. Het is een aantal keren verteld in de commissie en u hebt het op papier gezet en rondgestuurd. De raadsleden zijn wat dat betreft voldoende geïnformeerd om hun oordeel te kunnen vormen. Ik wil mevrouw Boshuizen vragen of zij vindt dat haar vraag voldoende beantwoord is in eerste termijn. Mevrouw Boshuizen: Ik kan met de uitleg goed leven. De voorzitter: Mijnheer Van Veluwen. Zijn uw vragen ook beantwoord? De heer Van Veluwen: Ik heb nog één vraag. U hebt het bij punt A over alle genetisch gemanipuleerde organismen. Als ik het goed begrijp hebt u het daarna alleen maar over de natuur, dus niet over ingeperkt gebruik? Mevrouw Bos: Ik heb het niet over ingeperkt gebruik. Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. In de visie is aan u getoond hoe op dit moment de positie van Lelystad is in de Europese situatie. U weet, dat hebben wij u geschreven, dat Europese aanbeveling voor co-existentie wordt gedaan. Dat
2004
N 375
betekent het naast elkaar kunnen laten functioneren van ggo-landbouw en ggo-vrije landbouw c.q. biologische landbouw. Dat is ook het uitgangspunt van de minister van Landbouw op dit moment. Terecht is er vandaag aan gerefereerd, dat de commissie Van Dijk bezig is te kijken hoe de egel van co-existentie, geaccepteerd door de Nederlandse regering, nu uitgevoerd moet worden in Nederland en hoe dat zijn weerslag moet krijgen als het gaat over de wetgeving op de ruimtelijke ordening en de wetgeving betreffende het milieu. Ik ben blij te constateren dat de initiatiefnemers via Biologica hebben ervaren dat dit nu in gang is gezet, want naar mijn mening laat u daarom één van de punten in uw voorstel vallen. In de visie van het college was reeds aangekondigd, dat dit nu de gang is. U weet dat wij bezig zijn met het bestemmingsplan voor het buitengebied, het gebied binnen deze gemeentelijke grenzen waar sprake kan zijn van agrarische productie. Weliswaar op dit moment nog reguliere landbouw c.q. biologische landbouw en nog geen ggo-gewassen. Wij hebben u gezegd dat wij, totdat die regel er is, in het bestemmingsplan zouden willen inpassen "uit voorzorg”, omdat de beschermende factoren waaraan gedacht wordt nog geen gereedschap hebben gekregen in de wet. Wij willen het voorzorgsprincipe hanteren en het telen van productiegewassen zou daarin vooralsnog onmogelijk moeten worden gemaakt. Dat kunnen wij in het bestemmingsplan zo neerzetten dat dat niet hoeft te gebeuren. Mijnheer Poppens, wij zijn efficiënt en effectief genoeg, als dit samen oploopt en wij zien dat de uitkomsten van de commissie Van Dijk er komen, dat wij in het kader van het bestemmingsplan daarop óf zullen anticiperen óf zullen wachten. Maar dan moet dat wel binnen een bereikbare tijd zijn. Wij kunnen niet bevroeden hoe lastig de commissie Van Dijk het in de discussie heeft, hoe de minister c.q. de Tweede Kamer daarop nog wil interveniëren. Het zal in de wet moeten worden neergelegd. Misschien moet de Raad van State er eveneens nog iets van vinden. Vandaar dat wij zeggen dat wij daarin onze eigen verantwoordelijkheid nemen, vanuit het voorzorgsprincipe. Zo staat het in de wet. Ik wil komen tot de twee punten van de initiatiefnemers die overgebleven zijn. Punt A: bij alle komende aanpassingen en actualisatie van bestemmingsplannen. Ik heb gezegd dat de Europese regelgeving nog ingepast moet worden in de ruimtelijke ordening en het milieu in Nederland en dat dit gaat gebeuren. Onze visie daarop is duidelijk. De zorg wegnemend: nu even niet, dus daarom opnemen in het bestemmingsplan. Die lijn zouden wij willen vasthouden. Dat betekent dat het voor ons aansluiten is bij de oplossingen die het Rijk gaat aangeven. Als ik naar deze stelling kijk, zoals de heer Jansen gevraagd heeft: college vergelijk dat eens, dan is deze onherroepelijk. Het college formuleert dat anders. Wij zeggen niet onherroepelijk in de zin dat het zo zal gaan. Wij formuleren het in de zin dat wij wachten tot de overheid de zekerheid aangeeft, zoals de overheid dat eveneens doet met het bureau GGO als het over ingeperkt gebruik gaat of over veldproeven. Ook daar rust deze gemeente op de borging die in de wetgeving via deze commissie en de achterliggende Europese Commissie wordt gegeven. Dat is de lijn die wij ook voor de teelt van ggo’s, productiegewassen, in de toekomst zouden willen hanteren. Het lijkt ons lastig om daaruit te komen. Waarschijnlijk zal in de regel van ruimtelijke ordening komen te staan dat gemeentes en provincies met elkaar ruimte krijgen om in planologische zin gebieden aan te wijzen waar dat niet zou moeten of waar een bescherming omheen gelegd moet worden. Als u de gemeente Lelystad goed kent, dan zouden we met elkaar wel een stukje willen aanwijzen, Oostvaardersplassen, waarmee we wat zorgvuldiger om zouden moeten gaan. Die discussie doen we echter op basis van de uitkomsten van de commissie en de wet die er dan ligt. Daarbij zult u als raad in ieder geval worden betrokken. De onherroepelijkheid van het punt A onderschrijft het college niet.
2004
N 376
De heer S.J. Kok: Zou je van punt A niet kunnen zeggen dat dat op dit moment het beleid van de gemeente Lelystad is? U zegt dat het onherroepelijk is, maar je kunt er ook iets anders in lezen, namelijk dat dit het beleid van de gemeente Lelystad op dit moment is. Als er nieuwe regelgeving uit Den Haag komt, dan zal dat beleid moeten veranderen. Dat is duidelijk. U geeft echter zelf aan dat dit in het kader van het voorzorgsprincipe het beleid kan zijn. Wethouder De Vries: De visie van het college is daarin heel duidelijk: uit het punt van voorzorg nu even niet. Wij komen met u in heroverweging op het moment dat de wetgeving ons gereedschap geeft. De heer S.J. Kok: Dan is op dit moment toch het beleid hetgeen bij punt A is geformuleerd? Wethouder De Vries: Er staat ook nog: "alle bestemmingsplannen”. Ook dat heeft het college niet bedoeld. De heer S.J. Kok: Dat is inderdaad een nuancering, maar gaat voorbij aan het punt dat ik zojuist naar voren bracht: hetgeen bij punt A staat, kan in principe het beleid zijn op dit moment. Wethouder De Vries: Het zou misschien effectief het beleid kunnen zijn op dit moment, maar niet beleidsmatig ingebed op dit moment en niet met de intentie om het duurzaam te laten zijn. Het laatste is naar mijn idee echt de uitzondering en het verschil met punt A. Met betrekking tot punt C: alle gronden in de gemeente Lelystad vrij te houden van genetisch gemanipuleerde organismen. Het college zal niet actief ggo-planten inbrengen in het openbaar groen. Verder kunnen wij niet gaan. U moet constateren dat de gronden van deze gemeente c.q. rondom deze gemeente veelal openbare gronden zijn, waar veel mensen van genieten, op werken en hun inkomen mee verdienen. Als het gaat om de controle voor het inbrengen van gewassen op gronden die eigendom zijn van de gemeente, niet door de gemeente, dan ligt daar een taak voor de algemene inspectiedienst. Zeker als deze gronden niet in eigendom zijn van de gemeente. Dat betekent dat wij daarop bij de stelling "alle gronden in eigendom van de gemeente vrij te houden van ggo”, een actief handhavingsbeleid zouden moeten zetten. Het lijkt bijna ondoenlijk om dat te realiseren. Wij doen ook andere handhavingstrajecten niet zodanig als hier gesuggereerd wordt in de stelling. Dan zouden we achter elke burger moeten kijken wat hij doet. De heer S.J. Kok: U gebruikt een heel interessant woord in uw betoog: gesuggereerd. Volgens mij leest u zaken in dit voorstel die je ook anders zou kunnen lezen. Als je met goede wil hier tegenaan kijkt, zou dit op dit moment het beleid van de gemeente Lelystad kunnen zijn. Dat er nog allerlei zaken uitgewerkt moeten worden, staat vast. Het gaat hier om een intentie, om een beleid dat je inzet. Volgens mij komt uw mening zoals u deze in de commissie Bestuur naar voren hebt gebracht, heel goed overeen met het burgerinitiatief. Op details kun je gaan praten of het niet anders zou kunnen en hoe het in de uitvoering gaat. Als u met goede wil naar dit voorstel kijkt, dan kom je met elkaar een heel eind. Ik begrijp niet waarom u dat niet doet. Wethouder De Vries: Omdat wij niet iets willen voorhouden dat wij toch niet gaan controleren. Dan kun je beter op voorhand, en dat doen we in het kader van handhaving ook, tegen elkaar zeggen dat we het niet gaan doen en dat we de regel niet stellen. Het is ondoenlijk om alle gronden in eigendom van de gemeente binnen de stad te controleren op het feit of daar ggo-materiaal is ingebracht of niet. Wij
2004
N 377
hebben de intentie, en zo staat het ook in de visie, om niet actief ggo’s in te brengen in het openbaar groen. Dat kunnen we controleren en in werking brengen. Wat derden echter op onze gronden doen, zonder dat men daarvan melding maakt, is voor ons nauwelijks controleerbaar en nauwelijks handhaafbaar. Dat kan wel, maar dan zou u daarbij ook het budget beschikbaar moeten stellen. Het college heeft dit overwogen, maar we weten nu al dat dit zo’n bedrag zal zijn dat het niet haalbaar is voor deze gemeente. In tweede termijn Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Ik wil de initiatiefnemers bedanken voor hun beantwoording en verdere uitleg. Ik zie nog steeds dat inderdaad met een beetje goede wil de visie van de gemeente en het initiatief elkaar goed zouden kunnen vinden. Wij vinden de in het burgerinitiatief uitgesproken intentie goed. Wij kunnen met de punten die nu zijn overgebleven instemmen. De heer Van der Houwen: Mijnheer de voorzitter. We hebben met aandacht geluisterd naar de burgers die het initiatief genomen hebben. U hebt in eerste termijn van mij begrepen dat mijn fractie met deze materie geworsteld heeft en gedwongen is geweest om hier eens heel scherp naar te kijken. Ik heb ook in eerste termijn gezegd dat het standpunt van het college enerzijds en het standpunt in het burgerinitiatief anderzijds heel dicht bij elkaar komen. Er zijn wat zaken in uw voorstel waarvan wij als fractie vinden dat het ons een klein stapje te ver gaat. Vandaar dat wij als fractie moeten stellen dat wij uw burgerinitiatief met alle respect, niet kunnen ondersteunen. De heer Poppens: Mijnheer de voorzitter. Een paar punten wil ik nog aan de orde stellen. Onder andere is gesproken over risico’s. Er is gesteld door de initiatiefnemers dat risico’s met dit onderwerp niet voor 100% worden uitgesloten. Nu, dat is nergens zo. Je moet met bepaalde risico’s leven. Bijvoorbeeld, als ik vannacht om 12 uur op de fiets naar huis ga, dan loop ik het risico dat ze me van de fiets trekken. In de commissie is reeds aangegeven dat hier ook sprake is van angst en angst is een slechte raadgever. Met betrekking tot bestemmingsplannen. Als in bestemmingsplannen iets geregeld wordt met betrekking tot ggo-gewassen dan moet dat niet alleen in Den Haag op tafel gelegd worden, maar ook in Brussel. Brussel gaat dergelijke zaken eveneens beoordelen. Dus als in Nederland een dergelijk bestemmingsplan is goedgekeurd, dan zal Brussel er ook nog zeer kritisch naar kijken. Naar ik begrepen heb uit de Brusselse omgeving, zullen zij uitermate zuinig zijn met het verlenen van toestemming. Met betrekking tot bestemmingsplannen heeft het college de zaak van voorzorg aangegeven. Ik begrijp het college in deze goed. Wij kunnen er echter niet in mee gaan. Het college heeft ook genoemd dat de uitkomsten van de commissie Van Dijk vervolgens aan de minister worden voorgelegd, die het in de wet zal regelen. Ik heb uit Haagse kringen begrepen dat de minister ter zake helemaal geen wetgeving wil. Ik heb met vreugde geconstateerd dat het college zegt het voorstel van de initiatiefnemers niet te steunen. Ik wil nog even ingaan op punt A van het voorstel, waarin staat "alle nieuwe bestemmingsplannen; komende aanpassingen” enzovoort. Als je dat zo leest dan kan het ook betrekking hebben op en consequenties hebben voor de instituten. Ik wil hier met nadruk op wijzen, met name naar degenen die in de eerste termijn nog enige twijfels hadden of ze het voorstel al dan niet zouden steunen.
2004
N 378
Tenslotte. Over deze aangelegenheid heb ik contact gehad met de voorzitter van de Landbouworganisatie Flevoland, de heer Schutte. Ik kan u zeggen dat deze organisatie volstrekt tegen het voorstel is. De voorzitter: Geldt dit ook voor de VVD-fractie? De heer Poppens: Ik ben wat dat betreft in de eerste termijn voldoende duidelijk geweest. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Ik heb in eerste termijn reeds aangegeven dat mijn fractie achter het burgerinitiatief staat en dat wij daar voor zullen stemmen. We zijn niet op andere gedachten gekomen na het antwoord van het college. Dat bleek ook wel uit mijn interrupties. Ik vind het heel erg jammer, als je ziet dat het burgerinitiatief en de mening van het college toch vrij dicht bij elkaar liggen, dat je er dan toch niet uit kunt komen en een manier kunt vinden om dit burgerinitiatief te honoreren. Ik krijg enigszins de indruk dat het college, maar ook sommige partijen hier, naar manieren zoeken om het burgerinitiatief maar niet te hoeven ondersteunen. Ik vind dat als de intentie van het burgerinitiatief overeenkomt met je eigen intentie, je de goede wil moet hebben om er uit te komen. Sommige zaken die in het voorstel staan, zou ik ook anders geformuleerd hebben. Die zou je kunnen wijzigen. D66 heeft daarop al een klein voorschot genomen. Maar zoals de kaarten nu geschud zijn, zal ik voor het burgerinitiatief zoals het er nu ligt, stemmen. Dit geldt voor mijn hele fractie. Ik wil opmerken dat wij deze discussie wel moeten voortzetten in het kader van het bestemmingsplan buitengebied. Dan wil ik ook zien hoe het college zijn mening genuanceerd heeft verwoord in dat bestemmingsplan en dan praten we er verder over. De heer Van Veluwen: Mijnheer de voorzitter. Ik was niet van plan te reageren, maar na de woorden van de heer Kok wil ik toch wat kwijt. Het is wat suggestief om te veronderstellen dat de twee voorstellen zo dicht bij elkaar liggen. Dan had ik er ook wel moeite voor gedaan om het bij elkaar te krijgen. Ik deel dat uitgangspunt absoluut niet. Ik wil nog eens herhalen dat het burgerinitiatief wat onze fractie betreft te absoluut en in onze beleving niet effectief is. Ik wil er wel bij zeggen, dat onze fractie wel degelijk de zorg deelt die de initiatiefnemers hebben voorgedragen en dat het de politieke verantwoordelijkheid is om dat te volgen. Ik heb in mijn betoog en dat is misschien een stemverklaring, aangedragen waarom wij het collegebeleid ondersteunen. Dat neemt niet weg dat we dezelfde zorg hebben, maar ten aanzien van het initiatief verschillen we van mening. De heer Homan: Ik wil graag een vraag stellen aan de heer Van Veluwen. Ik heb het college heel duidelijk horen aangeven dat de twee voorstellen naast elkaar lagen. Ik begrijp niet dat u zegt dat het zo ver uit elkaar ligt. De heer Van Veluwen: Ik heb in de eerste termijn drie punten aangegeven waarvan ik denk dat we behoorlijk van het burgerinitiatief af liggen. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Aan het begin van mijn eerste termijn zei ik al dat we veel informatie hebben gekregen. De vraag of het duidelijker is geworden moet ik nog steeds met nee beantwoorden. Ik heb wel bespeurd dat de indieners van het initiatiefvoorstel vol verve hun voorstel hebben verdedigd. Een verhaal heeft echter altijd twee kanten. Ik wil niet nalaten uit het blad Kennis en Cultuur, waar gesproken wordt over gedresseerde bacteriën, een klein stukje te citeren. De voorzitter: Ik wil u verzoeken dat maar niet te doen.
2004
N 379
De heer Jansen: Ik zie geen reden waarom ik dat niet zou doen. Het geeft namelijk weer dat het ook voordelen kan hebben. De voorzitter: Ik heb er behoefte aan van u te horen hoe uw partij in deze materie staat. De heer Jansen: Dat zou ik graag aan de hand van dit stukje willen doen, maar ik begrijp dat u mij dat niet toestaat. Akkoord. We hebben het voorstel goed overwogen. Ik moet u zeggen dat het gevoel het heeft gewonnen van de argumentatie zoals deze door het college en verschillende partijen is gegeven. Dit heeft ons tot het volgende oordeel gebracht. Wij vinden dat de twee punten die zijn overgebleven niet essentieel van elkaar verschillen. Je kunt tot op de letter van het woord met elkaar daarover discussiëren, maar wij zijn van mening, en dat komt omdat we sowieso een lokale partij zijn en daarom begrijp ik de omwenteling van de heer Homan die nu ook het gevoel heeft van het zijn van een lokale partij, dat wij het voorstel zullen ondersteunen. Daar hebben we een reden voor en die wil ik u niet onthouden. Ik heb het college horen vertellen dat we een afwachtende houding aannemen met betrekking tot hetgeen landelijk op Lelystad zal afkomen. Ik vind dat het van daadkracht zou getuigen als we in ieder geval een signaal zouden afgeven van onze mening met betrekking tot dit onderwerp. Wat dat betreft onderschrijven we graag het voorstel van de initiatiefnemers. De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. Nadat we alle voors en tegens gehoord hebben van de verschillende fracties is de mening van de fractie van Leefbaar Lelystad niet veranderd en zal zij dit burgerinitiatief zoals het nu voorligt, steunen. De voorzitter: Dank u wel. Geldt dit eveneens voor de heer Verhoef en de heer Homan? De heer Homan: Een kleine opmerking. Daar waar het college aangaf dat hij in feite naast het voorstel van het burgerinitiatief staat, is een opmerking te maken over hetgeen de heer De Vries zei. Ik bespeur dat hij daar waar de gemeente het eigendom vrij moet houden van ggo’s bang is dat op een aantal plaatsen in het Zuigerplaspark stoute Lelystedelingen iets met ggo’s aan het doen zijn. Daar geloof ik helemaal niets van. De voorzitter: Dank u wel. Ik heb aan het begin van deze behandeling aangegeven dat ik na de tweede termijn van de raad, de initiatiefnemers nog de gelegenheid wil geven, als zij daar behoefte aan hebben, kort te reageren. Ik denk dat u evenals ik, hebt kunnen luisteren en weet hoe de kaarten liggen. Desondanks wil ik u kort de gelegenheid geven iets te zeggen. Mevrouw Bos: Ik wil de raadsleden bedanken voor hun moed, als zij voor het voorstel willen stemmen. De heer Poppens zegt dat als hij op de fiets gaat, ze hem eraf kunnen trekken. Maar u hebt de keus om op de fiets te gaan. Het hoeft niet. Wij hebben die keus niet. Dat eten wordt ons opgedrongen. De heer Poppens: Dat ben ik niet met u eens. De voorzitter: Ik denk dat we kunnen overgaan tot stemming.
2004
N 380
De fracties van PvdA, CDA, VVD en Christenunie stemmen tegen het voorstel. De fracties van D66, GroenLinks, IPL, Leefbaar Lelystad (tijdens de stemming was mevrouw Riesenbeck afwezig), Lijst Verhoef en Lijst Homan stemmen vóór het voorstel. Het voorstel in het kader van het burgerinitiatief is verworpen met 17 stemmen tegen en 10 stemmen vóór. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering.
11.
Voorstel tot beschikbaarstelling van een krediet ad € aanleggen van twee rotondes aan de Binnenhavenweg, onderhoud (nieuwe asfaltdeklaag), het doortrekken van richtingen aan weerszijden van de weg en het aanbrengen aangepaste groenstructuur (stuk nr. 2869)
2.133.000,00 voor het het uitvoeren van groot de fietspaden in twee van een op deze situatie
De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. De fractie van Leefbaar Lelystad is het college erkentelijk dat het gevolg heeft gegeven aan de uitdrukkelijke wens van de raad om de Binnenhavenweg in zijn huidige profilering te handhaven. Het beschikbaar stellen van het krediet van € 2,133 mln. heeft onze volledige instemming. Onze fractie spreekt echter haar verbazing erover uit dat ook dit keer weer alle deelbegrotingen voor iedereen inzichtelijk waren. We hebben ruim een jaar geleden een keer in een bepaalde situatie van een project een besloten vergadering gewijd aan dat project omdat de deelbegrotingen niet openbaar mochten zijn. Ik vraag mij af om welke redenen dit nu wel het geval is. Hetzelfde geldt voor de Geldersedreef. Ik kan op mijn website zien welke bedragen ermee gemoeid zijn. Welke steekhoudende redenen heeft het college om van het principe af te wijken om deelbegrotingen niet onder kabinet te houden? De heer Homan: Mijnheer de voorzitter. Ik sluit mij aan bij de complimenterende woorden van de heer Erica. Het is heel goed dat de weg door Oostervaart blijft zoals hij is, maar dan mis je toch de aansluiting op de Oostranddreef, de buitenring, de hoofdwegenstructuur van Lelystad en dat is nog steeds een stukje tweebaansweg. Wilt u erover nadenken om daar in de toekomst, niet al te ver van nu, eveneens vier rijstroken te krijgen? Wethouder Lodders: Mijnheer de voorzitter. Bij het project waarop de heer Erica doelt, dat een jaar geleden besloten ter inzage lag, waren andere belangen in het spel. Ik heb in de commissie aangegeven dat we in een eerdere commissievergadering al een keer gesproken hebben over het openbaar maken van kredietaanvragen. Aan de hand van die discussie heeft het college geconcludeerd dat de raad daarin geen verandering wenste. Conform dat standpunt heeft het college ook nu weer gehandeld. Ten aanzien van de aansluiting waarop de heer Homan doelt, heeft de raad zich in een eerdere situatie uitgesproken om het profiel te handhaven. Dat geldt ook voor het eerste stuk van de Binnenhavenweg. Het gedeelte dat twee-keer-tweebaans is, dient met name ter ontsluiting van het bedrijfsterrein en om het verkeer aldaar in goede banen te leiden. Dat is de reden dat het voorstel voorligt zoals het nu is en het eerste stuk van de Binnenhavenweg het huidige profiel behoudt. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
2004
12.
N 381
Voorstel tot het beschikbaar stellen van een budget voor de uitgaven in 2004 voor de Hanzelijn, ontwikkeling archeologiebeleid, Structuurplan, strategisch huisvestingsplan en monitoring effecten Bataviastad (stuk nr. 2873) De heer Teunissen: Mijnheer de voorzitter. Wij komen straks nog te praten over de Zuiderzeelijn, maar in dit stuk, en dat verbaast mij in de procedure, nemen wij naar mijn idee al een besluit om de uitgaven goed te keuren. Daar staat ook de € 174.000 waarover bij het agendapunt 13 gedebatteerd zal worden. Ik wend me tot u, voorzitter. Hoe moet ik het besluit lezen in dit verband? De heer Verhoef: Mijnheer de voorzitter. Uit het stuk komt naar voren: monitoring effecten Bataviastad € 32.000. Hierbij wordt uiteengezet dat er een intentieovereenkomst met het Vendexconcern is getekend. Op voorhand trekt Vendex zich al terug om zich te gaan vestigen in Lelystad centrum. Kunnen wij deze kosten van € 32.000 niet verhalen op Vendex? Daarnaast ondersteun ik het punt dat de heer Teunissen aanhaalde in verband met de Zuiderzeelijn. Graag zou ik het hele stuk uit dit besluit geschrapt zien. De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. Ik heb een drietal vragen. De eerste betreft de monitoring van de effecten van Bataviastad. Het onderzoek schijnt in mei te zijn uitgevoerd. Zijn de resultaten bekend en wat wordt ermee gedaan? Met betrekking tot het archeologiebeleid ben ik verbaasd dat er een nieuwe wetgeving voor 2004 van toepassing is. Ik neem aan dat je dan in 2003 daarvan op de hoogte wordt gesteld. Dan vind ik het achter de feiten aanlopen als je in september 2004 pas hiervoor een budget ter beschikking stelt. Mijn derde aandachtspunt is de Hanzelijn. Dat de realisatie van de Hanzelijn in een stroomversnelling is geraakt, hebben de bewoners van de wijk de Botter ervaren. Op grond van ondeugdelijke kadastrale tekeningen zijn door Prorail brieven gestuurd over noodzakelijke grondtransacties voor de realisering van het Hanzelijntracé. Ik vraag de betreffende wethouder in welke mate er binnen de projectgroep Hanzelijn overleg plaatsvindt met betrekking tot het uitwisselen van de juiste gegevens die men nodig heeft om een dergelijk project voor te bereiden dan wel uit te voeren. Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. De heer Kok is niet aanwezig. Ik ben zijn eerste plaatsvervanger. Vandaar dat ik het woord neem. De vragen van de heer Teunissen en de heer Verhoef met betrekking tot het besluit stroken niet met hetgeen in het voorstel staat. Daarin praten wij over adviezen in deze vijf onontkoombare uitgaven en die worden met naam en toenaam genoemd. Daar hoort de Zuiderzeelijn niet bij. Het besluit van de Zuiderzeelijn kan later genomen worden en zit niet in dit besluit. Hij is wel genoemd omdat wij in het kader van de burap daarover reeds hadden gerapporteerd. Zo bent u in ieder geval geattendeerd op het feit dat dit nog komen zal. Dat is in de eerste burap gedaan. We hebben het derhalve wel gesignaleerd. Het budget dat daar nodig is wordt met deze nu rechtgetrokken, achteroplopend op hetgeen we in de burap al gesignaleerd hadden. Het gaat hier over budgetten voor ontwikkelingen bij de Hanzelijn naar de toekomst toe om de gemeente goed bij de les te houden. De discussie over de vergissing die Prorail heeft gemaakt, en ik snap dat burgers daar ongelooflijk van schrikken en boos over zijn, is in feite niet aan de orde. Ik zou dit niet willen beantwoorden want hij behoort niet tot de verantwoordelijkheid van deze gemeente. De voorzitter: De heer Teunissen had zich tevens tot de voorzitter gericht. Ik heb snel even een sommetje gemaakt. Het bedrag voor de Zuiderzeelijn zit niet in het besluit dat u neemt.
2004
N 382
In tweede termijn De heer Verhoef: Mijnheer de voorzitter. Ik had gevraagd of het mogelijk is om de € 32.000 bij Vendex terug te halen. Zij weten nu op voorhand al dat ze zich niet zullen vestigen in Lelystad centrum. De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. De wethouder zegt dat het aandachtspunt hier niet thuishoort en in feite heeft hij gelijk. Als ik echter iets dergelijks hoor en lees, rijst bij mij de vraag in hoeverre er in de gemeente Lelystad, waarvan ik aanneem dat wethouder Mattie in de projectgroep Hanzelijn zit, voldoende onderlinge contacten tussen de betreffende disciplines zijn waarbij gegevens kunnen worden uitgewisseld. Ik vind het een onverteerbare zaak. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Ik heb in de eerste termijn geen vraag gesteld, maar de laatste opmerking van de wethouder heeft me enigszins geprikkeld. Met betrekking tot de brief van Prorail heeft hij aangegeven, dat het weliswaar de inwoners van Lelystad betreft maar dat het niet op het bordje van het college ligt. Ik vind dat als het de inwoners van Lelystad betreft, het altijd op het bordje van het college ligt en dan mag u zich best een mening gaan vormen over de brief die door Prorail is verzonden. De voorzitter: U hebt ten dele gelijk. Ik denk dat de wethouder heeft bedoeld dat het niet bij dit agendapunt hoort. Het was mogelijk geweest om bij de mondelinge vragen daarover iets te vragen. Dat is niet gebeurd. Ik denk dat we de besluitvorming moeten houden bij de agendapunten zoals deze voorliggen. Ik moet vaststellen dat het daar niet bij hoort. Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. Laat ik mij dan wat voorzichtiger uitdrukken. Wij hebben er wel degelijk een mening over, mijnheer Jansen, maar het ligt niet op ons bordje in de zin dat wij er niet over gaan. Het is Prorail die individueel bij het Kadaster gegevens opvraagt, dit kennelijk al een paar jaar geleden heeft gedaan en oude spullen gebruikt heeft. In zoverre gaan wij er niet over. Met betrekking tot de € 32.000 merk ik op dat wij bewust hebben afgesproken in het kader van het onderzoek, dat wij daar verder geen claims op leggen. Daarmee is het antwoord gegeven. Wij zullen niet terugvorderen. Het is een onderzoek dat wij zelfstandig hebben geïnitieerd. We doen het zo en laten het daarbij. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
13.
Voorstel tot instemming met de ontwerp-Samenwerkingsovereenkomst Rijk-Regio inzake het project Zuiderzeelijn d.d. 21 juni 2004 en het beschikbaar stellen van een krediet ad € 174.000,00 voor de projectvoorbereiding van de Zuiderzeelijn (stuk nr. 2877) De heer Gerritzen: Mijnheer de voorzitter. Wij dienen samen met het CDA, de Inwonerspartij, D66, PvdA, Leefbaar Lelystad en de Christenunie een amendement in. Het is reeds in handen gesteld van de griffier. Als we het amendement lezen, dan is duidelijk wat de bedoeling is van onder andere onze fractie. Wij hebben ons gebaseerd op de besluitvorming van twee jaar geleden. Daarin hebben we enige kaders gesteld. We worden nu geconfronteerd met een voorstel waarin wordt gevraagd in te stemmen met een ontwerp-
2004
N 383
Samenwerkingsovereenkomst waarin wat ons betreft de kaders die we toen hebben gesteld niet terugkomen. Voordat we een dergelijk ontwerp-Samenwerkingsovereenkomst ondertekenen, vindt de VVD het van uiterst belang dat gezien de grote impact die dit thema heeft, de kaders daarin goed verwoord zijn. Voor ons is dat de reden geweest om de kaders die het college heeft gesteld naar aanleiding van de behandeling in de commissie, toch nog wat aan te scherpen. Enerzijds dank dat de commissie kennelijk de boodschap heel goed heeft opgepakt en aanvullende kaders heeft gesteld. Voor ons reden om die kaders nog wat scherper te stellen. Zo is het voor ons van uitermate groot belang dat we zeker weten dat de magneetzweefbaan wordt aangelegd voordat tot een bijdrage wordt overgegaan. Voor ons is tevens van belang dat deze bijdrage niet zo maar op een willekeurig moment gaat plaatsvinden, maar dat hij pas plaatsvindt op het moment dat daadwerkelijk met de aanleg van de magneetzweefbaan wordt begonnen. Het maximale bedrag van € 19,1 mln. is een fors bedrag. We hebben in het amendement dan ook gesteld waaruit dat louter vandaan mag komen. Dat bedrag is voor ons ook inclusief de eventuele financiële risico’s die ontstaan bij dit soort grote projecten. We weten vanuit het parlementaire onderzoek dat momenteel gaande is, dat de risico’s van hogere kosten zeer wel aanwezig zijn. Wat dat betreft is er pas sprake voor de VVD van het voldoen van de bijdrage als deze werkelijk onherroepelijk is. Dat betekent in juridische zin, dat alle procedures doorlopen zijn, inspraakprocedures en welke procedures er dan ook mogen volgen, en dat er geen weg terug meer is. Dat betekent dat er daadwerkelijk een aanvang wordt genomen met de aanleg van de magneetzweefbaan. Gezien echter het parlementair onderzoek waarover ik zojuist sprak en de uitwerking die dat heeft binnen de samenleving, denk ik dat we met dit soort uitgaven uitermate voorzichtig moeten zijn. Het is gemeenschapsgeld en in die zin denk ik dat het juist is dat we daarvoor heel scherpe kaders stellen. We hebben dit verwoord in het amendement. Amendement De fracties van de VVD, CDA, Inwoners Partij Lelystad, D66, PvdA, Leefbaar Lelystad en Christenunie dienen het volgende amendement in: "De raad van de gemeente Lelystad, in vergadering bijeen op 16 september 2004, gelezen het voorstel van het college over de samenwerkingsovereenkomst RijkRegio inzake de Zuiderzeelijn, nummer 2877; Besluit: Onderdeel I van het ontwerp-besluit wordt als volgt: In te stemmen met de ontwerp-Samenwerkingsovereenkomst Rijk-Regio inzake project Zuiderzeelijn d.d. 21 juni 2004 en te ondertekenen, slechts nadat aan de onderstaande voorwaarden is voldaan en deze zijn opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst: - de bijdrage van Lelystad is uitsluitend verschuldigd indien definitief is besloten tot aanleg van de Zuiderzeelijn als magneetzweefbaan en met de uitvoering van de aanleg wordt begonnen, waarbij op dat moment de aanleg en exploitatie voor 100% door Rijk, Regio en private partijen zijn gegarandeerd; - de bijdrage van Lelystad is maximaal € 19.100.000,- (19,1 miljoen euro) en dient volledig te kunnen worden voldaan middels overdracht van maximaal 50% van het aandelenpakket Nuon dat thans in het bezit is van de gemeente Lelystad; - de winsten uit de waardestijging van de gronden als gevolg van de aanleg van de Zuiderzeelijn dienen ten goede te komen aan Lelystad, dat wil zeggen tot uiting te komen in een effectieve vermindering van de Lelystadse bijdrage, peildatum 1 januari 2002; - Lelystad aangesloten wordt op het eerste niveau, dat wil zeggen met een minimale haltering van 4 maal per uur;
2004
-
N 384
de bijdrage van Lelystad is inclusief de opvang van eventuele financiële risico’s en een betalingsverplichting voor Lelystad pas zal ontstaan nadat de verschuldigdheid onherroepelijk is geworden.”
De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Ik heb een vraag aan de indiener van het amendement. Kunt u niet meteen tegen het voorstel stemmen? De voorwaarden die u stelt zijn zo hoog dat ze bijna niet realiseerbaar zijn, waardoor je weet dat je in feite tegen een magneetzweefbaan bent. De heer Gerritzen: Dat kunnen we doen. We doen het echter niet omdat we twee jaar geleden eveneens een besluit hebben genomen. We willen in die zin een betrouwbare partner zijn, ook waar het gaat om een samenwerkingsverband waarin Lelystad participeert. U hebt gelijk dat gezien de huidige omstandigheden, zowel economisch als gezien de discussie die rondom dit soort projecten is losgebrand, voorzichtigheid bij ons wel heel duidelijk aanwezig is. Vandaar dat we de kaders scherp hebben gesteld. De drempel is fors hoog als u dat wilt horen. De heer Homan: Mijnheer Gerritzen. Is datgene wat we dagelijks op televisie kunnen zien: overschrijdingen dan wel verdubbelingen van budgetten van Betuwelijn, hogesnelheidslijn, niet voldoende om nu te zeggen: nee? Zullen we met elkaar om de hete brij heen blijven dansen en maar afwachten wat er een keer van komt? Wat is uiteindelijk de tijdwinst? Ik heb het idee dat we met elkaar wel andere dingen hebben te doen. Zeg nu nee. Laat zien dat je een betrouwbare partner bent en dat je op zeker moment ook nee kunt zeggen. Later nee zeggen als het spoor eenmaal voort dendert, lukt niet. Dan zegt u misschien dat u het toen had moeten doen. De heer Gerritzen: Voor wat betreft de overschrijdingen biedt het amendement voldoende duidelijkheid. Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Wat uitleg betreft kan ik de heer Gerritzen niet overtreffen, dus ik zal mij bij hem aansluiten. Ik heb wel wat uit te leggen, want D66 heeft twee jaar geleden al zoveel twijfels bij dit voorstel gehad dat wij daar destijds tegen hebben gestemd. Ik heb in de commissievergadering verwoord dat wij wel vinden dat je je moet neerleggen bij een democratisch genomen besluit. Wij voelen ons ondanks onze twijfels die zeker niet zijn weggenomen, verplicht om op zo goed mogelijke wijze aan dit voorstel gestalte te geven. Vandaar dat wij erg blij zijn met een amendement met aangescherpte eisen. De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. Omdat wij het amendement mede hebben ondertekend, ga ik niet verder in op de tekst. Ik heb nog een tweetal vragen. De eerste betreft, alhoewel het misschien niet geheel terzake dienend is, het tracé van de A6. Het is niet ter discussie, maar ik wil graag van het college horen waaraan men denkt. Ik heb gisteravond toevallig een presentatie gezien door de stuurgroep Zuiderzeelijn op de televisie. Ik zag dat het tracé volgens het huidige spoortracé dwars door Lelystad is getekend. Onze fractie is van meet af aan van mening dat de magneetzweefbaan, vooropgesteld dat deze er komt, alleen maar via een A6-variant mag worden uitgevoerd. Mijn tweede vraag betreft het krediet van € 174.000 dat ten laste wordt gebracht van het ROS. Als ik vooruitloop op agendapunt 22, dan zie ik achterin dat de helft van dit bedrag ten laste van de algemene dienst wordt gebracht. Misschien kan het college uitleggen wat daarvan de reden is.
2004
N 385
De heer Soomers: Mijnheer de voorzitter. In het algemeen is de PvdA-fractie voorstander van verdere ontwikkeling van goede openbaarvervoersmogelijkheden. Echter, niet tot elke prijs. We kunnen daarin duidelijk zijn; we kijken met steeds meer zorg naar het project Zuiderzeelijn. Niet alleen vanwege financiële motieven. Natuurlijk, Nederland is niet sterk in het in de hand houden van miljardenprojecten. Nee, we vragen ons steeds meer af of de door de landelijke overheid nagestreefde doelen en resultaten die met dit project bereikt moeten worden, bereikt worden en of deze doelen nog in verhouding staan tot de kosten. In lijn met het eerder ingenomen standpunt wijzen we een overeenkomst niet af, maar stellen we twee randvoorwaarden die voor ons niet onderhandelbaar zijn. De bijdrage van de gemeente Lelystad is maximaal € 9,1 mln. en geen cent meer. De tweede is inhoudelijk nog belangrijker: Lelystad wordt een echte halteplaats als wij meedoen, dus een halteplaats op niveau één. Dat betekent dat wij onze instemming met uw voorstel binden aan het mede door ons ingediende amendement. De heer Van der Meij: Mijnheer de voorzitter. De redenen om een eventuele bijdrage te leveren aan de realisatie van de Zuiderzeelijn zijn voor de CDA-fractie de volgende. Lelystad moet duidelijk voordeel hebben van de aanleg van een dergelijke lijn. Daarbij kan gedacht worden dat een snelle verbinding mogelijk wordt richting het noorden en de randstad en dat door een halteplaats in Lelystad de stad aantrekkelijk wordt voor nieuwe bewoners en nieuwe bedrijven. In 2002 heeft de CDA-fractie onder voorwaarden, zoals verwoord in een gezamenlijk met de PvdA en de VVD ingediende motie, ingestemd met een eventuele bijdrage. De heer Gerritzen verwees daar reeds naar. Wat is de stand van zaken in september 2004? De economische situatie is sterk gewijzigd en daarbij wil de overheid een ander ruimtelijk ordeningsbeleid voeren. De overheid laat in de nota Ruimte de sterke sturing op bouwlocaties los, waardoor het de vraag is of de veronderstelde groei van Lelystad waarop de bijdrage was gebaseerd, wel wordt waargemaakt. De waarde van het aandelenpakket Nuon is gedaald en er is sprake van meerdere halteplaatsen in Almere waardoor de reistijd vrijwel niet wordt bekort. Voor de CDA-fractie betekent dit het volgende. Uitgangspunt is het besluit van juni 2002, echter de voorwaarde waaronder Lelystad een bijdrage levert, moet worden aangescherpt. Een en ander is verwoord in het amendement dat zojuist is ingediend. De heer Verhoef: Mijnheer de voorzitter. Er wordt getracht de inwoners te informeren betreffende de mogelijkheden van de Zuiderzeelijn. Uit de media heb ik vernomen dat daarover misschien een niet geldend referendum gehouden zal worden. Als deze er komt en als de informatie aan de bewoners van Lelystad duidelijk wordt gemaakt, is het tevens van belang dat er een goede intercityverbinding via Emmeloord / Heerenveen en een aftakking Leeuwarden/Groningen mogelijk is. Veel inwoners denken namelijk dat een zweeflijn de enige mogelijkheid is voor een verbinding. Ook dient duidelijk te worden gemaakt wat de nadelen en de mogelijke voordelen zijn van een zweeflijn, want over de nadelen is weinig tot niets vermeld. Denk daarbij aan het veel grotere energieverbruik, een veel hoger vervoerstarief, de aanleg is vele malen duurder dan een intercityverbinding en dan het probleem met storingen. Evacueren van reizigers kan voor grote problemen zorgen, denk daarbij aan het gegeven dat men vele meters boven de grond hangt en het niet zeker is dat de hulpdiensten er bij kunnen komen. Waar kan ik instappen: in Lelystad of Almere? Waar blijft dan de tijdwinst? En dan zijn we ook nog onze Nuon-aandelen kwijt; dit alles voor een prestigezaak.
2004
N 386
Een intercityverbinding is qua aanleg vele malen goedkoper. Het tarief is gelijk aan het dan geldende. Bij een dergelijke verbinding is het mogelijk diverse tussenstations te realiseren, waardoor de bewoners aan het traject meer baat hebben bij een dergelijke verbinding. Daarom stem ik niet in met dit voorstel, ook omdat er vanuit Den Haag geen zekerheid gegeven wordt over het wel of niet doorgaan van dit luchtkasteel. Voor mij is dit krediet van € 174.000 weggegooid geld. Ik blijf erbij dat rijden per trein voor de mensen is en zweven voor de spoken. De heer Homan: Mijnheer de voorzitter. Ik sluit mij aan bij het betoog van de heer Verhoef op grond van wat ik zojuist reeds in de richting van de heer Gerritzen en de indieners van het amendement aangaf: bedenk toch dat de ongelooflijk uit de hand lopende kostenramingen bij die megaprojecten geen enkel vertrouwen in de toekomst opleveren. k ben het met mijn buurman eens en ben tegen. De heer Van Veluwen: Mijnheer de voorzitter. Vanavond staan wij op het tweede station en het is de vraag of wij een samenwerkingsverband aangaan. Onze fractie heeft daarover behoorlijk veel vragen en zorg. We zien het als een entreebewijs om aan tafel te mogen zitten en dat entreekaartje kost wel € 174.000. Ook andere partijen hebben zich afgevraagd of het dit wel waard is. Daarover hebben wij in onze fractie behoorlijk nagedacht. Uiteindelijk stemt onze fractie er onder strikte voorwaarden mee in, omdat het in onze beleving waard is om aan tafel te blijven zitten. Zouden we namelijk de kans missen, dan is het voor de ontwikkeling van onze stad een heel slechte zaak. Dus eenmalig nog een keer € 174.000 akkoord onder de voorwaarden die in het amendement zijn genoemd. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. De Inwonerspartij was voor de Zuiderzeelijn en is voor de Zuiderzeelijn. Dat wil niet zeggen, mijnheer Homan, dat als je bredere kaders stelt zoals op initiatief van de VVD is gedaan en door de Inwonerspartij wordt ondersteund, dit zal leiden tot een onbetrouwbare partner in het kader van dat overleg. Ik verbaas me enigszins over uw uitspraak. Immers, het is nog niet zo lang geleden dat u met name de VVD een zeer betrouwbare partner vond. Ik zou u willen vragen om uw uitspraak van zo-even nader te preciseren. Wat doen wij nu in feite met de ondertekening van dit amendement? We leggen de lat hoog en zoals ook de heer Soomers reeds aangaf, wij willen graag de Zuiderzeelijn maar niet ten koste van alles. Laten we nu criteria stellen, en dat hebben we nu gedaan, die niets aan duidelijkheid te wensen overlaten. Daarvan zegt u dat we een onbetrouwbare partner worden. Dat vraagt om uitleg. Het mag duidelijk zijn dat de woorden die de heer Gerritzen heeft gesproken ons uit het hart zijn gegrepen. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. De GroenLinks-fractie is ook voor de Zuiderzeelijn, maar niet in de variant van een magneetzweefbaan. Wij zijn altijd geweest voor een conventioneel spoor en een intercity. De redenen dat wij tegen een magneetzweefbaan zijn, zijn in de kern dat een magneetzweefbaan veel lawaai geeft en veel energie gebruikt, dus slecht is voor het leefmilieu. Bovendien zijn de kosten zeer hoog in vergelijking met andere varianten, zeker de intercity, en naar verwachting zullen deze kosten slechts hoger worden zoals de ervaring ons heeft geleerd met megaprojecten. We zijn de laatste tijd in deze stellingname bevestigd, zeker als je de hoorzittingen volgt van de parlementaire enquêtecommissie onder voorzitterschap van Duijvestein. De heer Van Veluwen: Ter interruptie. Bent u van mening dat als de overheid duidelijke kaders en randvoorwaarden stelt, dat project niet haalbaar is? Maakt u zichzelf wel geloofwaardig? Als u zegt dat het niet meer dan honderd euro mag kosten en u zet dit tien keer op papier, dan is dat toch een kader dat u meegeeft?
2004
N 387
Dan mag u toch verlangen dat de uitvoering zich daaraan houdt en dat u daarin een controlerende taak hebt? Als u nu randvoorwaarden meegeeft dan mag u er toch van uitgaan dat het goed is en dat er geen loopje mee genomen wordt? De voorzitter: Mijnheer Van Veluwen. Als ik het goed heb begrepen, is de heer Kok begonnen met te zeggen dat zijn fractie tegen een magneetzweefbaan is. In dat kader heeft het geen enkele zin, als je daartegen bent, om kaders vóór een magneetzweefbaan te stellen. De heer S.J. Kok: Ik hoef het antwoord niet meer te geven. Dank u wel. Tot slot wil ik zeggen dat D66 refereert aan een democratisch besluit dat is genomen. Ik vind het belangrijk om op te merken dat volksvertegenwoordigingen ervoor zijn om een halt toe te roepen aan projecten die uit de hand dreigen te lopen. Een probleem dat uit het parlementair onderzoek naar voren zal komen, denk ik, is dat er niemand in het hele traject van megaprojecten is geweest die een keer zegt dat hiermee niet verder wordt gegaan omdat de kosten te sterk stijgen. Datzelfde kan gebeuren met de magneetzweefbaan. Op een bepaald moment moet er iemand zijn die zegt: tot hier en niet verder. Ik vind dat bij uitstek een taak van de volksvertegenwoordiging. De voorzitter: Uw punt is helder. Ik geef het woord aan wethouder Mattie. De vorige keer heeft hij gezegd knopen te kunnen tellen. Ik kan dat ook en ik wil hem meegeven dat hij ervan uit mag gaan dat het ingediende amendement breed wordt ondersteund. Zoals ik het zie zal het worden aangenomen. Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. Ik kom daarop terug, of wij als college dat eveneens zo zien. In de eerste termijn is mij wel duidelijk geworden hoe de raad erover denkt. U hebt twijfels; u wilt toch een betrouwbare partner zijn. Dat kan ik mij goed voorstellen en dat hebt u verwoord in het neerleggen van een aantal aanscherpingen van de randvoorwaarden die het college zelf eveneens reeds had aangescherpt. Dus wij moeten kijken hoe wij daar tegenover staan. Ik wil graag wat vragen beantwoorden alvorens op het amendement in te gaan. Leefbaar Lelystad heeft gevraagd hoe het zit met het tracé. Het tracé is nog niet door de gemeente Lelystad aan de stuurgroep meegegeven. Wij hebben steeds aangegeven daarnaar onderzoek te moeten doen. Een gedeelte van het bedrag dat nu wordt gevraagd, is daarvoor bestemd. De gemeente Lelystad heeft dus nog geen definitief tracé ingeleverd bij de stuurgroep. Desalniettemin heeft de stuurgroep de lijn wel op een bepaalde manier neergelegd, zoals ik ook heb gezien op maquettes. De heer Erica: Ter interruptie. Leeft er bij het college geen voorkeur, of wilt u die niet uitspreken? Wethouder Mattie: Die willen wij nu nog niet uitspreken. We hebben de structuurvisie gemaakt waarin bepaalde ideeën staan, maar er zijn ook andere uitgangspunten die je daarop kunt inbrengen. We hebben aangegeven het netjes op een rij te moeten zetten om met een voorstel te kunnen komen voor dat tracé. Dan komen wij met het voorstel bij u terug; we doen dat niet zomaar naar de stuurgroep. Dat moet allemaal nog in werking worden gesteld. Omdat de zekerheid over de voortgang van de magneetzweefbaan niet zo groot was, hebben we het even uitgesteld. In overleg met de stuurgroep hebben we een datum afgesproken. We moeten het wel tijdig aanleveren, anders zou het niet meer passen. De € 174.000 waar u over spreekt wordt in tweeën gedeeld. Ten laste van 2004 en ten laste van 2005. Vandaar dat u een ander bedrag ziet in de begroting van 2004.
2004
N 388
Dat wordt wel uit de ROS betaald. Ik zie evenals u in de begroting dat dit via de algemene dienst wordt afgewikkeld, maar uiteindelijk komt dat geld uit de ROS. De heer Verhoef is van mening dat de bevolking niet weet hoe het in elkaar zit. Dat is nu precies de reden waarom er een paar duizend kranten gedrukt en verspreid zijn, er ook in deze gemeente anderhalve week geleden een soort inloopdag is geweest waarop bewoners dit allemaal konden zien en er volgende week nog een avond is met workshops waarvoor zich ongeveer 40 a 50 burgers hebben gemeld om daarover van gedachten te wisselen. Er wordt voldoende gedaan om de burger te informeren. Het is de vraag of de € 174.000 weggegooid geld is. Als je aan tafel zit, praat je mee en als je er niet zit, praat je niet mee. Dat moet je wel afwegen. Het is inschatten wat het wel of niet brengt. De ChristenUnie heeft dat reeds aangegeven. Ik wil een aantal minuten schorsing vragen om het amendement te bespreken. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. Dat het college u dit amendement zou willen ontraden, lijkt niet erg aannemelijk, want zoals de voorzitter al zei, ook wij kunnen tellen. Dus dat zullen we niet doen. We willen echter toch op enige gevaren wijzen. Het is de vraag hoe iets dergelijks in de stuurgroep aankomt. Alle bestuursovereenkomsten waarmee nu al onder voorbehoud wel of niet is ingestemd door de verschillende colleges, moeten opnieuw worden gedaan. Op het moment namelijk dat de bestuursovereenkomst moet worden aangepast, zijn alle ondertekeningen op papier waardeloos geworden. Dat betekent een fors proces. We weten niet wat de stuurgroep gaat doen. We zullen uw amendement overnemen en het opsturen naar de voorzitter van de stuurgroep, de heer Alders, zodat hij kan zien wat de raad heeft besloten. Als het er echter toe zou leiden dat Lelystad uit zou moeten stappen, omdat zij niet bereid zijn de overeenkomst aan te passen, dan zitten we niet meer aan tafel. We vragen ons af of wij dan in een verder traject, als er bijvoorbeeld over een intercity-trein of HSL wordt gesproken, daarover nog iets te zeggen hebben. Dat kunnen we op dit moment niet inschatten, maar het zijn wel zaken die aan de orde zouden kunnen komen. Wij willen u dit gemeld hebben. In tweede termijn De heer Gerritzen: Mijnheer de voorzitter. Het antwoord van het college is duidelijk. Wij hebben ook de inschatting gemaakt wat de reikwijdte is van het indienen van dit amendement. Ik hoop met het amendement wat mensen gelukkig te maken. Het is in feite een ondersteuning voor het collegebesluit. Het collegebesluit scherpen wij aan om het college in die zin te ondersteunen om met deze informatie naar de stuurgroep te gaan. Ik denk dat we met het amendement zelfs GroenLinks gelukkig kunnen maken, want die zijn toch wel heel erg benauwd voor de effecten en de kosten die het met zich meebrengt. Vandaar dat wij, en daar moet u gelukkig mee zijn, de drempel zo hoog hebben gemaakt. Met het indienen van dit amendement en de voorwaarden die wij daarin stellen, kan de huidige ontwerp-Samenwerkingsonvereenkomst niet ondertekend worden. Daar staan deze voorwaarden niet in. Gesteld wordt namelijk in het amendement dat deze voorwaarden opgenomen dienen te worden in de samenwerkingsovereenkomst;
2004
N 389
feitelijk wordt daarmee gezegd dat ze in de tekst moeten komen te staan. Wij zijn dan ook van mening dat als ze er wel in komen, er een nieuw ontwerp onze richting uit komt met daarin verwerkt de voorwaarden zoals wij ze stellen in het amendement. Een laatste opmerking, gericht aan de heer Jansen van de Inwonerspartij, die ons de initiatiefnemers noemde van het amendement. Deze eer komt mij niet geheel toe. Deze moet ik delen met alle andere fracties die het amendement hebben ondertekend. Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Het antwoord van het college is duidelijk, maar ik denk dat het ons er juist meer van overtuigt dat dit amendement voor ons de enige mogelijkheid bood om in te stemmen met het voorstel. Wij hebben zoals gezegd heel veel zorgen over het realistische gehalte van de toekomst van de magneetzweefbaan. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Ik ben toch blij dat het college dit amendement heeft overgenomen. Met name omdat wij ons niet blij willen laten maken met een dode mus, want slechte ervaringen bijvoorbeeld met de aanleg van de Gooiboog, zijn ons allen welbekend. Ten aanzien van de risico’s die de wethouder heeft genoemd, wil ik opmerken dat als in het overleg de kaders die wij nu hebben gesteld niet worden overgenomen, wij inderdaad uitstappen. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Voor alle duidelijkheid: wij stemmen tegen het raadsvoorstel. Dat betekent dat we tegen het amendement moeten stemmen, hoewel de mogelijke uitwerking van het amendement - het gevaar zoals het college dat noemt - ons wel aanstaat. Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. Wij nemen het amendement niet werkelijk over. U stelt kadervoorwaarden en die zullen wij bij de stuurgroep onder de aandacht brengen. Er is een raadsbesluit genomen; dat is iets anders dan een collegebesluit en dat mag in het kader van het dualisme. Ik zou u nog op één ding willen wijzen. De heer Gerritzen zegt het aan te scherpen. Dat is maar ten dele waar, want met name als het gaat om de status van het station is het niet een aanscherpen maar is het iets nieuws. In het collegevoorstel stond dat als de verbinding er komt via het IJmeer, de haltes ontstaan en de voordelen uit de reistijd wegvallen. Wij hadden gezegd, dat in het geval de IJmeerverbinding er komt, we naar een andere status toe zouden moeten. U zegt in dit amendement dat u te allen tijde vier keer per uur wilt stoppen, ook al zou de IJmeerverbinding er helemaal niet komen. Ik vind dat even iets anders. De heer Jansen: Ter interruptie. Ik denk het niet. Ik heb de wethouder duidelijk horen zeggen namens het college: wij kunnen ook knopen tellen. Dan mag ik er toch van uitgaan dat u het amendement zoals het hier ligt, onverkort overneemt en niet vrijblijvend. Ik wil daarover duidelijkheid. Wethouder Mattie: Er is geen twijfel. Ik ben begonnen met te zeggen dat wij dit amendement bij de voorzitter van de stuurgroep zullen afgeven en dat dit het raadsbesluit is zoals het hier vandaag is vastgesteld. Dat is toch duidelijk genoeg? De voorzitter: Allereerst breng ik het amendement in stemming. De fracties van de VVD, CDA, Inwoners Partij Lelystad, D66, PvdA, Leefbaar Lelystad en ChristenUnie stemmen vóór het amendement.
2004
N 390
De fracties van GroenLinks, Lijst Verhoef en Lijst Homan stemmen tegen het amendement. Het amendement is aangenomen met 24 stemmen vóór en 4 stemmen tegen. De voorzitter: Vervolgens breng ik het voorstel in stemming met daarin opgenomen het amendement. De fracties van de VVD, CDA, Inwoners Partij Lelystad, D66, PvdA, Leefbaar Lelystad en Christenunie stemmen vóór het voorstel. De fracties van GroenLinks, Lijst Verhoef en Lijst Homan stemmen tegen het voorstel. Het voorstel is aangenomen met 24 stemmen vóór en 4 stemmen tegen.
14.
Voorstel tot vaststelling van de Visie op de toekomst van de Atol-Zuiderzeewijk (stuk nr. 2885) De heer Poppens: Mijnheer de voorzitter. Ik wil wethouder De Vries dankzeggen voor het feit dat hij heeft bewerkstelligd dat het college het voorstel zodanig heeft aangepast, dat naar mijn opvatting de hele raad ermee kan instemmen. De heer Soomers: Mijnheer de voorzitter. Wij kunnen instemmen met de visie zoals het college deze aan ons voorlegt. We vragen wel aandacht voor één punt. We wensen het college een hoog ambitieniveau toe bij de uitwerking en operationalisering van deze visie. Daarbij is het voor ons vanzelfsprekend dat er een evenwichtig streven zal moeten zijn om investeringen mogelijk te maken door projecten in deze wijk die opbrengsten genereren. Daarom vragen we uw aandacht voor één zin uit de nota van het college. Het college schrijft: "De aanwezige raadsleden hebben tijdens deze bijeenkomst de volgende uitspraken gedaan: (één van deze uitspraken is) "budgettaire neutraliteit is niet het uitgangspunt.” Is het college zich ervan bewust dat geen van de leden van de PvdA-fractie deze uitspraak heeft gedaan? Bent u er zich van bewust dat voor de PvdA nog steeds het streven naar een optimale budgettaire neutraliteit een belangrijk criterium zal zijn voor de beoordeling van uw nadere voorstellen? Bent u bereid in de geest daarvan uw voorstellen te ontwikkelen? De heer Homan: Mijnheer de voorzitter. Als het gaat om het instemmen met de thema’s die zijn genoemd in de visie, dan kan ik daarmee instemmen. Het is echter op dit moment ook van belang dat we daarbij zo mogelijk een aantal kaders stellen. Een paar kaders, heel snel verwoord, zijn: als de afname van de participatiebereidheid van bewoners zelfs verwordt tot participatiemoeheid, dan denk ik dat het interactief proces kennelijk niet helemaal goed is verlopen. Ik stel graag voor dat men daaraan in de komende periode volop probeert inhoud te geven op een manier die dat proces nodig heeft. Daarnaast is volop te merken dat bij drie van de vijf thema’s, zijnde binding en ontmoeting, jeugd, wonen, zorg en welzijn het gemeenschappelijke element is: taal. Taalarmoede, taalachterstand. Dus is voor mij een kader dat gesteld zou moeten worden, dat ik niet voldoende lees en graag meegeef: zet het kader "taal” volop neer en werk het uit, zodat we een optimalisering van het hele wijkgebeuren krijgen in de richting van het sociale aspect in deze drie thema’s. Dan is het voor mij van belang om te weten of daarbij de bestaande structuren op dat gebied worden meegenomen. Dat is ook een kader. Er is heel veel knowhow, juist in Lelystad, op deze gebieden en in het onderwijs naar jong en in het onderwijs naar oud. Bent u van plan om juist in de richting van jong en oud de bestaande structuur te gebruiken? Wilt u ons als raad dan inzicht geven in de middelen die er nu al zijn in het kader van GSB, geoormerkt en
2004
N 391
bestemd voor het onderwijs, zodat wij de vinger aan de pols kunnen houden dat de middelen gebruikt worden? De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. In de commissie Ruimte zijn al genoeg complimenten over deze visie over tafel gegaan. Onze fractie staat eveneens positief tegenover de gevolgde werkwijze, stemt derhalve in met het voorstel en ziet met belangstelling de uitwerkingsvoorstellen tegemoet. Ik heb echter een vraag en die brengt onze fractie enigszins in verwarring. Ik hoop dat ik het mis heb. Is het gebied Atol/Zuiderzeewijk hetzelfde als het wijkplan Lelystad Noordoost? Als dat zo is, waarom wordt dan in de voorstellen van punt 14 en 17 niet dezelfde terminologie gebruikt? Het is hetzelfde als wij hebben gehad bij WOP-I en Schepenwijk. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie stemt in met het voorstel en de gekozen thema’s. Mijn fractie vindt het belangrijk dat deze thema’s tot stand zijn gekomen in een uitgebreid en vrij goed verlopen participatieproces. We verwachten dat dat proces op die goede manier voortgezet zal worden. Ingaande op het punt dat de PvdA naar voren brengt ten aanzien van de budgettaire neutraliteit, vindt mijn fractie het uitgangspunt dat verwoord is in het raadsvoorstel het goede uitgangspunt. Ik denk dat het ook een les is geweest uit WOP-I om daar niet zo strak aan te houden, want dat leidt tot allerlei plannen die op wat minder draagvlak kunnen rekenen bij de bewoners. Ik doel hierbij op het inbreiden. Zoals het nu is geformuleerd in het voorstel, is het de juiste weg. Mevrouw Zantingh: Mijnheer de voorzitter. Wij kunnen instemmen met het visiedocument, maar we hebben nog wel een enkele opmerking. De eerste betreft de participatie van de allochtone wijkbewoner. Een belangrijk thema in het visiedocument is binding en ontmoeting. In dat kader zou de CDA-fractie graag het college willen uitnodigen om bij de uitvoering van dit thema een maximale inspanning te leveren richting allochtone wijkbewoners om ook hen zoveel mogelijk en liefst niet in aparte sessies bij de plannen te betrekken. Het CDA ziet met belangstelling uit naar de volgende fase, naar het uitvoeringsprogramma. Dan zal ook gesproken worden over de financiële paragraaf. Het CDA hecht eraan om hier nog een keer uit te spreken dat budgettaire neutraliteit geen dogma is, maar dat er evenmin sprake kan zijn van openeinde financiering. Tot slot een voorschot op het uitvoeringsprogramma, namelijk door in het kader van de verkeersveiligheid nadrukkelijk aandacht te vragen voor de ontsluiting van de Ontmoetingskerk. Een punt dat door CDA-leden tijdens een ledenvergadering maar ook door de gebruikers en de omwonenden van de kerk met enige regelmaat onder de aandacht wordt gebracht. De heer Ongering: Mijnheer de voorzitter. De Inwonerspartij had graag ingestemd met de visie op de toekomst van ofe Atol/Zuiderzeewijk. Echter, zoals u uit mijn woorden al hoort, wij kunnen dat niet omdat helaas het college op 1 september heeft aangegeven dat inbreiden nodig is vanwege het geld dat ermee verdiend wordt en dat nodig is om andere zaken te verfraaien en vanwege het levensloopbestendig maken van deze wijk. Beide punten zijn onnodig, onjuist en overbodig. Buiten de bestaande wijken zijn er vele mogelijkheden om nieuwbouw te realiseren waarmee geld verdiend zou kunnen worden en om een wijk levensloopbestendig te maken, goedkoper zelfs dan in uw plannen, hoef je niet nieuw te bouwen. Het spijt me, maar kortheidshalve verklaar ik nu alvast dat de Inwonerspartij tegen zal stemmen.
2004
N 392
De heer Van Veluwen: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn voor dit voorstel. De thema’s zijn helder en we willen toch het compliment geven: het proces met de bewoners is tot nu toe voorbeeldig gevoerd. Dat wilde ik hier toch nog een keer zeggen. De heer Teunissen: Mijnheer de voorzitter. De D66-fractie kan eveneens instemmen. Ik wil de woorden die de heer Kok heeft gezegd ten aanzien van budgettaire neutraliteit onderstrepen, omdat we moeten vermijden dat projecten die op onvoldoende draagvlak kunnen rekenen een dusdanig gat in de begroting slaan, dat er weer andere projecten ontwikkeld moeten worden die dat financiële gat moeten dichten en die dan vervolgens ook weer niet zouden kunnen rekenen op draagvlak. Daarmee geven we niet het signaal af dat het maar alles mag kosten, maar dat het geen knellend keurslijf moet zijn om de planvorming in deze fase uit te werken. Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. Ik constateer dat er grote instemming is met de gehanteerde werkwijze ten aanzien van de participatie. Dat doet deugd. Het geeft ook aan, en het zal altijd beter kunnen, dat we wat dat betreft met elkaar op de goede weg zijn. Ik ben blij dat u dit met ons zo ervaart en met de organisatie die het in de wijk moet uitvoeren. De PvdA heeft een aantal zaken aangereikt. Ik pak de primaire vraag eruit, die inhaakt op hetgeen in het stuk staat over de opmerkingen van raadsleden tijdens sessies; overigens niet namens partijen gedaan maar namens raadsleden gedaan zoals is verwoord. In die zin moet u de opmerkingen zien, mijnheer Soomers. Ze zijn niet namens fracties gedaan. Ik zou nog naar de huidige samenstelling van uw fractie kunnen kijken en degene die destijds woordvoerder is geweest. Daar zit wel enig verschil in. Ik knoop het dus niet aan de fractie. Als het gaat om de geest, om te proberen projecten zo bij elkaar te situeren dat we daarmee financieel uitkomen, dan is dat de geest waarin het college wil werken. Ik denk dat de heer Teunissen, mevrouw Zantingh en anderen dit juist hebben verwoord. Het is geen dogma. Dat hebben we willen aangeven. Als we met een combinatie van projecten komen, zullen we toch proberen voor die projecten dekking aan te geven. Dat zal ook dekking uit andere bronnen kunnen zijn of misschien dekking op de toekomst, goed beargumenteerd. Daar komen we dan bij u op terug. Op een aantal vragen van de heer Homan kan ik geen antwoord geven. Ik zou ook niet de beperking willen leggen als kader binnen dit stuk. We hebben de vijf hoofdlijnen uitgestippeld en in dit stuk mandaat gevraagd van u om een aantal activiteiten uit te werken. Daar zitten ze in. Naar mijn mening moet u dat nu even afwachten. Op de toekenning van de GSB-middelen moet u eveneens even wachten. Daar zijn we niet aan toe en kan ik vandaag niet als kader accepteren. De heer Erica heeft gelijk. Wij moeten één naam hanteren in het hele traject. Ik zal proberen dit in te zetten in de organisatie, zodat het werkelijk herkenbaar blijft en we over één naam praten. Over welke naam, moeten we vandaag maar niet steggelen. We proberen er één naam voor te vinden en zullen u laten weten hoe wij daarmee verder gaan. Het CDA heeft twee opmerkingen gemaakt over participatie van allochtonen. Als u het voortraject gevolgd hebt, dan hebt u gezien dat wij daarop heel goed en heel indringend hebben geacteerd. Dat zullen we zeker blijven doen. Ten aanzien van de ontsluiting richting de Ontmoetingskerk wil ik opmerken, dat wij uiteraard in het totale wijkontwikkelingsplan oog hebben voor verkeersveiligheid en ontsluiting. Om dit echter nu in dat gebied meteen aan de Ontmoetingskerk en alleen
2004
N 393
aan die kerk te verbinden, is wat te kort. Het zou kunnen zijn dat er in dit gebied nog een aantal andere ontwikkelingen komen. Ik denk aan hetgeen eveneens in het plan staat, brede school ontmoeting en binding. Dan zouden we daarmee anders moeten omgaan. In zijn algemeenheid: er is inderdaad oog voor verkeersveiligheid in dit gebied, maar knoop het niet zo concreet aan de locatie. Ik neem kennis van datgene wat de Inwonerspartij heeft gezegd. De vraag van de heer Teunissen heb ik beantwoord. In tweede termijn De heer Homan: Mijnheer de voorzitter. Ik wil toch graag wat horen over het te stellen kader: aandacht voor taal. Communicatief is dat het enige wat we kunnen gebruiken, want liplezen kan niet iedereen en gebarentaal is een beetje moeilijk. Wil je komen tot binding en ontmoeting, tot opwerken van kennis bij jeugd en zorgen voor een gemeenschapsgevoel bij ouderen, dan heb je taal nodig. Ik wil daarop heel graag een reactie. Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. We hebben vijf thema’s benoemd. Daar gaat het vandaag over. Vijf thema’s waarvan wij vragen om mee in te stemmen. Daarnaast is er mandaat in het voorstel om een aantal acties uit te voeren. Daarin zit een aantal acties die georiënteerd zijn op hoe je achterstand in taal kunt wegwerken. Het is geen kader, mijnheer Homan. Het is een actie waarvan wij bekijken of het mogelijk is of niet. De voorzitter: Ik wil overgaan tot stemming. Kan ik vaststellen dat iedereen op de Inwonerspartij na, instemt met het voorstel? Dat is het geval. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten, met de aantekening dat de fractie van de Inwoners Partij Lelystad geacht wordt tegen het voorstel te hebben gestemd.
15.
Voorstel tot instemmen met het nieuwe plan Dukaatplein/Wisselplein en de op dit plan gebaseerde stedenbouwkundige uitgangspunten, alsmede het in overleg met William Propertjes aanpassen van de samenwerkingsovereenkomst Stadshart d.d. 5 juli 2001 (stuk nr. 2876) Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. Het is jammer dat een mooi plan geen doorgang kan vinden, maar wij vinden dat het aangeboden alternatief aanvaardbaar is, mits nu ook met voortvarendheid aangepakt. Daarom stemmen wij in met het voorstel, maar vragen het college om het in punt 2 van het besluit genoemde nader overleg met William Properties zo spoedig mogelijk te voeren. Daarnaast vragen wij het college de zittende winkeliers en omliggende bedrijven spoedig te informeren over de verandering. De heer Van Erk: Mijnheer de voorzitter. De VVD heeft problemen met de beheersing van risico’s bij dit centrumproject. Wij vinden het van belang dat tijdens de rit door het college voor de raad heel goed in beeld wordt gehouden wat eventuele risico’s zijn. In die zin lijkt het voorliggende voorstel een stap in de goede richting. Wij willen toch graag horen of het college bij de centrumontwikkeling nog steeds het uitgangspunt hanteert: eerst verdienen en dan uitgeven, of dat dit uitgangspunt wordt verlaten.
2004
N 394
De voorzitter: Mijnheer Van Erk. Is dit in de commissie niet reeds door het college beantwoord? De heer Van Erk: Mijnheer de voorzitter. Zoals u ongetwijfeld weet, voeren wij hier het politieke debat en niet in de commissie. Dus als u mij toestemming geeft, zou ik graag datgene wat politiek van belang wordt geacht door mijn fractie hier aan de orde willen stellen. Voor wat betreft het parkeren wordt door het college voorgesteld de Waaggarage met 340 parkeerplaatsen uit te breiden. In dat verband heb ik een tweetal vragen. De eerste is in hoeverre er nu sprake is van een koppeling van het aantal extra parkeerplaatsen aan de toename of de vraag in de tijd en toename in relatie tot de feitelijke groei van winkel- en kantoorvestigingen. Een tweede vraag. In hoeverre is op dit ogenblik duidelijk dat er daadwerkelijk na de realisatie van de Zilverparkgarage een tekort is aan en een vraag naar extra parkeercapaciteit? Een derde aspect is de communicatie. Daarover hebben wij het eveneens gehad in de commissie en daarop wil ik hier toch terugkomen. Het is namelijk voor de huidige ondernemers in het stadscentrum van groot belang dat duidelijkheid ontstaat over de plannen van de gemeente, omdat sommigen aangeven nu door het ontbreken van deze duidelijkheid zelf niet meer te durven investeren. Wij vinden dat een slechte zaak. Wij denken dat nu het moment daar is om hierover naar buiten toe helder te communiceren en wel over hoe de plannen er voor de diverse delen van het centrumproject voorstaan. Daar hoort wat ons betreft tevens bij dat duidelijk wordt wanneer de verschillende deelprojecten zullen worden gerealiseerd, door wie dat dan zal worden gedaan en vooral van welke delen we voorlopig afblijven. In de commissievergadering heeft het college toegezegd dat het aan deze communicatie vorm zal geven. Bij deze raadsbehandeling willen we graag van het college horen op welke wijze en wanneer deze communicatie zal plaatsvinden, met name in de richting van de ondernemers in het stadscentrum. De heer Terbach: Mijnheer de voorzitter. In verband met uw verzoek inzake de tijd slechts vier statements van de PvdA. We zijn blij met de snelheid van de nieuwe planvorming. We kunnen instemmen met het voorstel omdat het tegemoetkomt aan de belangrijke ambities die het Masterplan uitspreekt en daar staan we nog steeds achter. Stadshart is een speerpunt, ook van onze fractie. We pleiten er bij de gemeente voor om de gemeentelijke belangen, met name de financiële, in de lopende en komende processen te waarborgen. Een vierde, reeds door andere fracties genoemd punt: blijvende aandacht voor de communicatie. Mevrouw Zantingh: Mijnheer de voorzitter. Ook CDA-waardering voor de voortvarendheid waarmee is gewerkt. Voor ons geldt eveneens instemming omdat het beantwoordt aan de ambities die reeds verwoord waren in het Masterplan Stadshart. Het CDA heeft er alle vertrouwen in dat het ook daadwerkelijk tot uitvoering zal komen, gelet op het feit dat William Properties al eerder heeft geïnvesteerd en ook de komende tijd nog versneld zal investeren. We zien dan ook met belangstelling en vertrouwen de verdere uitwerking tegemoet. De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. De fractie van Leefbaar Lelystad vindt het nieuwe plan zeker geen verarming ten opzichte van het oorspronkelijke plan. Onze
2004
N 395
fractie vindt de bereikbaarheid van de bedrijven, zowel voor de hulpdiensten als voor expediërend verkeer, een belangrijke zaak. Wethouder Van der Zwan heeft in de commissie Ruimte de opmerking gemaakt dat William Properties wel met de winkeliers zal onderhandelen. Dat vind ik een zwak statement. Als je als William Properties met de winkeliers gaat onderhandelen, dan moet je een degelijk distributieplan onder de arm hebben en aangeven: dit zijn jullie bedrijven, zo zijn jullie bereikbaar. Dat geldt tevens voor de hulpdiensten. Zij zijn er ook zeker bij gebaat om in noodgevallen elke situatie binnen het stadshart te kunnen meesteren. Daarom dringt onze fractie erop aan bij het college om bijvoorbeeld door de afdeling Mobiliteit een heel goed distributieplan te laten maken op grond waarvan hulpdiensten en expeditieverkeer alle bedrijven op een zo goed mogelijke manier kunnen bereiken en dus kunnen ontsluiten. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. De GroenLinks-fractie stemt in met dit raadsvoorstel. We vinden het belangrijk dat het snel tot uitvoering van dit plan zal komen. We vragen ook aandacht voor de communicatie met de zittende ondernemers. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Ik neem het credo van D66 over: als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. Dat lijkt me heel goed. De VVD heeft wat opmerkingen gemaakt over risicobeheersing en noemt het voorstel een stap in de goede richting. Men vraagt of het college nog steeds het uitgangspunt hanteert: eerst verdienen, dan uitgeven. Ik zou zeggen: geen stap in de goede richting, een stap op de plaats, mijnheer Van Erk. We doen niets anders dan we eerder reeds met u hebben afgesproken. Met betrekking tot de Waaggarage heeft de VVD steeds opmerkingen gemaakt of deze nog werkelijk nodig is als nu een parkeergarage wordt gebouwd. Ik mag u er nog even aan herinneren zoals ik vaker heb gedaan, dat wij afspraken hebben gemaakt met William Properties op basis van cijfers, op basis van een parkeerbalans. Die parkeerbalans voeren we uit. Gaan we investeren als het niet nodig is? Uiteraard niet. Gaan we de Waaggarage vergroten als er nog geen investeringen van William Properties zijn gedaan? Uiteraard niet, want het is de bedoeling om de uitbreiding van de Waaggarage op het dak van de megastores te maken. Deze moeten dan wel eerst worden gebouwd, anders wordt het erg moeilijk. Dus alleen al in de volgorde zit een risicobeheersing. Een aantal fracties hebben gewezen op de goede communicatie. Dat is inderdaad een belangrijk punt. We proberen dat ook altijd en zullen dat zeker voortzetten, maar eenieder heeft daarin zijn eigen rol. Als het gaat om de opmerkingen van de VVDfractie wil ik aangeven dat er inderdaad bedrijven zijn die willen investeren en niet weten of ze dat wel moeten doen. h de commissievergadering heb ik hierop reeds antwoord gegeven. Heel concreet gaat het om bedrijven in de Waag, zowel in het deel dat van Redema is als in het deel dat van Laurus is. Ik wil het nogmaals hard zeggen, hoewel we het al meerdere keren hebben verteld. Wat is van Redema en wat is van Laurus? Dan moet u daar zijn en niet bij de gemeente. Zij gaan daarover; het is hun bezit. De heer Van Erk: Ter interruptie. Er is naar mijn idee een klein misverstand. Wat wij nu communiceren heeft in het besloten deel van de commissie plaatsgevonden. Dus iets meer recht doen aan deze vergadering, lijkt me gepast. Wethouder Van der Zwan: Voordat de commissie besloten is geïnformeerd, hebben wij een informatiebijeenkomst gehouden, dat heb ik u verteld, voor alle ondernemers in het stadshart. Zij zijn uitgenodigd en daar hebben wij dit uitentreuren verteld. We
2004
N 396
hebben het tevens in de krant laten schrijven en in onze publicaties gezet. Dat is niet besloten uiteraard; iedereen weet dat Redema en Laurus de Waag is. Nogmaals, bij Redema en Laurus moet u zijn, niet bij ons. Zij gaan erover. Als het gaat om de opmerking van Leefbaar Lelystad, dan geef ik aan dat wij niet de dingen moeten gaan doen waarvan wij hebben afgesproken dat William Properties daarvoor de verantwoordelijkheid heeft. William Properties moet met de winkeliers inventariseren hoe bijvoorbeeld de bevoorrading nu is en hoe dat in de toekomst verder geregeld kan worden. Als ze dat niet goed doen, wij kijken toe, dan zullen wij hen wellicht de waarheid zeggen. De heer Erica: Ter interruptie. Krijgen wij het resultaat van de plannen te zien? Wethouder Van der Zwan: Wij hebben met u afgesproken, het kader dat u ons hebt meegegeven, dat we u elk jaar verslag doen van planning, van kosten en dergelijke. Wat dat betreft blijft alles bij het oude en gaan we nu verder. In tweede termijn De heer Van Erk: Mijnheer de voorzitter. In algemene zin hebben we waardering voor de ontwikkelingen die ten grondslag liggen aan deze planwijziging. Voor wat betreft het parkeren wil ik toch kwijt, dat onze fractie van mening is dat er eerst een aantoonbare vraag naar extra parkeerplaatsen in het centrum moet zijn en dat pas daarna tot realisatie moet worden overgegaan. Dat betekent dat wij dan ook graag met de raad zouden willen afspreken dat wij de parkeervoorzieningen in het centrum nog slechts uitbreiden op basis van de feitelijke vraag in plaats van op basis van prognoses. Voor wat betreft dit aspect zullen wij nader spreken met de raad bij de komende behandeling van de Parkeernota. Hiermee rekening houdend stemmen wij in met het voorstel. De voorzitter: Ik begrijp uit uw betoog dat u met een voorstel komt, als we de Parkeernota gaan bespreken. De heer Van Erk: Dat is uw interpretatie. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. geclausuleerd instemt.
Ik begrijp dat de VVD
De heer Van Erk: Met het voorstel zoals u dat hebt neergelegd, stemmen wij in. Wij maken opmerkingen en kanttekeningen bij uw preadvies. Wethouder Van der Zwan: Het college zou niet kunnen leven met de voorwaarde die de VVD-fractie stelt. Het is ook niet goed om dat hier zo te melden. Ik zou de VVDfractie willen voorhouden dat deze opmerking de realisatielust van William Properties ernstig zou beperken. Als er namelijk geen zekerheid is over goede parkeervoorzieningen, wie wil daar dan een winkel huren? Wie wil daar dan in het appartementencomplex gaan zitten? We hebben een parkeerbalans onderzoek gedaan. We hebben afspraken gemaakt over de hoeveelheid parkeervoorzieningen. Daar zijn we dan ook aan gehouden. We hebben het zelfs geactualiseerd. We bouwen niet voordat William Properties investeert. Als u nu deze clausule neerlegt, dan geeft u William Properties de gelegenheid om te zeggen: dan wachten we dat maar eerst eens even af, want de VVD-fractie is toch wel heel erg groot en wie weet krijgen ze ook nog anderen met het onzalige idee mee. Ik zou die clausule dus willen schrappen.
2004
N 397
De voorzitter: Begrijp ik de VVD-fractie goed als ik samenvat, dat zij instemt met het voorliggend voorstel en dat zij over het onderwerp parkeren te zijner tijd als dat aan de orde is haar ideeën zal inbrengen? Als ik dat goed begrepen heb, dan is er geen sprake van een geclausuleerd instemmen. Ik breng nu het onderwerp in stemming en stel vast dat iedereen daarmee instemt. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
16.
Voorstel tot beschikbaarstelling krediet ten behoeve van herinrichting gedeelte Geldersedreef (stuk nr. 2871) De heer Gerritzen: Mijnheer de voorzitter. Ik wil mijn waardering uitspreken voor de wijze waarop het college na een aantal discussiemomenten met deze materie is omgegaan. Ik denk dat het college goed heeft geluisterd naar de klachten van bewoners in dat gebied en nu met een voorstel is gekomen waarvan wij denken dat het een goede oplossing zal bieden. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
17.
Voorstel tot het onttrekken van een bedrag van € 190.000,00 aan de ISV-reserves ten behoeve van de planvoorbereiding voor Wijkplan Lelystad Noordoost (stuk nr. 2872) De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. Omdat er duidelijkheid is met betrekking tot de naamgeving, vind ik dat met betrekking tot punt 2 van de tekst de toekomstvisie al vastligt, want daarover hebben we bij punt 14 gepraat. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
18.
Voorstel tot vaststelling van de Wvg-verordening Lelystad 2005 (stuk nr. 2875) Mevrouw Van Selm: Mijnheer de voorzitter. Ik heb een vraag aan het college met betrekking tot lid 2.5 van de verordening. Het betreft de grens voor woningaanpassingen. We hebben de verordening gezien met als achterliggend stuk het verstrekkingenbesluit dat het college heeft vastgesteld. Daaruit kunnen we concluderen dat er mensen zijn die in omstandigheden komen dat ze een woningaanpassing nodig hebben. De grens die daarvoor geldt is een bepaald bedrag, € 4.500. Als je aanpassing daarboven komt, moet je verhuizen. Nu blijkt in de praktijk dat een traplift altijd boven deze grens komt. Ik neem aan dat dit niet de bedoeling is van de Wvg. Mijn vraag is of het college kan bevestigen dat het niet de bedoeling is dat trapliften altijd buiten de Wvg-voorziening vallen; trapliften die één of meer bochten bevatten. Mijn tweede vraag is of het college bereid is het bedrag zodanig te verhogen dat ook een traplift gefinancierd kan worden. Om verwarring te voorkomen, ik heb mij vandaag laten informeren waarover we dan precies spreken. Het blijkt dat een traplift met één bocht € 300 tot € 400 boven de grens valt die gesteld wordt. Mijn stelling is dat de facto een dergelijke aanvraag altijd buiten de Wvg-voorziening valt en mijn vraag is of dat wel de bedoeling is en of het college dit bedrag wil aanpassen. Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. GroenLinks heeft het vanavond over het verstrekkingenbesluit en dat staat niet op de agenda. Het gaat vanavond over de
2004
N 398
verordening. Toevallig wordt in de verordening verwezen naar het verstrekkingenbesluit, maar dat kunnen we vanavond niet veranderen. Als u dat zou willen, kunt u daarvoor altijd stappen ondernemen. Omdat wij weten dat deze kwestie speelt, hebben we gekeken hoe het in elkaar zit. We stellen vast dat een extern bureau een onderzoek heeft gedaan naar de verordening en naar het verstrekkingensysteem binnen de gemeente Lelystad. Men heeft vastgesteld dat de bedragen die gehanteerd worden de normale landelijke bedragen zijn. Ook is er voortdurend overleg gevoerd met het gehandicaptenoverleg, dé partij waarmee wij dit soort zaken bespreken. Ook daaruit is ons niet gebleken dat het bedrag niet in orde zou zijn. Daarom gaat het college er vooralsnog van uit dat het bedrag van € 4.538 het juiste bedrag is. Het is niet zo dat er nu nooit een lift gebouwd kan worden voor dat geld, want dan was het werkelijk fout. In de uitvoering wordt er coulant mee omgesprongen. Als er binnen een half jaar geen vervangende woning is om de verhuizing mogelijk te maken, dan wordt de grens wel overschreden om toch een oplossing mogelijk te maken. Dat is de situatie van vandaag. In tweede termijn Mevrouw Van Selm: Mijnheer de voorzitter. Het is ten dele een procedureel antwoord. Ik weet dat het niet op de agenda staat, maar mijn vraag was of het college vindt dat een dergelijke traplift buitengesloten moet worden. Ik concludeer dat u vindt dat een dergelijke traplift met één bocht niet aangevraagd kan worden. Klopt dat? De voorzitter: Als ik de wethouder goed heb begrepen, dan heeft hij geantwoord hiermee soepel om te gaan. Als er binnen een half jaar geen vervangende woning is, dan wordt de traplift evengoed geplaatst. Mevrouw Van Selm: De grens is niet gemaakt om er soepel mee om te springen. Wethouder Mattie: Ik heb reeds aangegeven dat de grens is gemaakt zoals hij is gemaakt. Hij is vastgesteld op € 4.538, afkomstig van 10.000 gulden. Er is extern onderzocht of dat een redelijk bedrag is. De organisatie die erover gaat is gevraagd of het een redelijk bedrag is. Niemand geeft aan dat dit niet het geval is. Daarom staat er nog steeds € 4.538 in het verstrekkingenbesluit. Het college is daarom vooralsnog niet van plan om dat bedrag te verhogen, want dat betekent uiteraard een verhoogde uitgave in de Wvg. Het uitgangspunt was nu juist dat we dat niet moesten doen. Mevrouw Van Selm: Ik heb signalen dat het wel tot problemen leidt. Het feit dat het is gebaseerd op 10.000 gulden, geeft al aan dat het sinds we met de euro werken niet is aangepast. Om die reden zou ik ook de mening van de raad hierover willen horen. Om dat te bereiken zou ik graag een motie willen indienen. De voorzitter: Een motie kunt u altijd indienen. U weet dat eerst het onderwerp dat op de agenda staat in stemming komt en vervolgens een motie. De heer Teunissen: Dat zou betekenen dat je tegen de huidige formulering zou moeten stemmen als je voor de motie zou zijn. De voorzitter: Dat denk ik niet. Als je het niet eens bent met een verordening, dan moet je hem amenderen. Als je een motie indient, vraag je een oordeel van de raad. Het oordeel van de raad kan gaan over een verstrekkingenbesluit dat vanavond niet op de agenda staat.
2004
N 399
De heer Teunissen: Mag ik dan voorstellen om de motie niet in te dienen, maar in de volgende commissievergadering het verstrekkingenbesluit aan de orde te stellen, zodat we daaraan als raad eventueel een kader zouden kunnen meegeven? Mevrouw G. de Jong: Hierbij zou ik mij graag willen aansluiten. De heer Teunissen: Ik doe daarbij ook een beroep op de GroenLinks-fractie. De voorzitter: Kan dat wat de zijde van het college betreft ook? Is het college bereid om op een volgende commissievergadering het verstrekkingenbesluit te bespreken? Mevrouw Van Selm: Akkoord. Wethouder Mattie: Dat is al vrij snel en het college zou dan ook wel graag beschikken over de feiten die u blijkbaar wel hebt en wij niet hebben. De voorzitter: Dat kan, mevrouw Van Selm? Mevrouw Van Selm: Ik heb een aannemer gebeld. Het staat het college vrij om dat ook te doen. Overige informatie kan ik uiteraard ter beschikking stellen. De voorzitter: We spreken af dat het verstrekkingenbesluit op de commissieagenda komt en dat u de informatie verstrekt die u hebt. Ik breng het voorstel in stemming. Iedereen kan instemmen met de voorliggende verordening? Dat is het geval. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
19.
Voorstel tot het in voorbereiding verklaren van nieuwe bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen in verband met vuurwerkopslag (stuk nr. 2879) De heer Teunissen: Mijnheer de voorzitter. Ik kan mij voorstellen dat wij regels willen stellen omtrent vuurwerkopslag en verhandeling et cetera. Ik proef ook wel dat er in de raad voor Lelystad het gevoel is dat we niet erg blij zijn met dit soort opslag. Dat neemt niet weg dat ons ter ore is gekomen dat er voordat wij dit besluit hebben genomen een aanvraag is gedaan met betrekking tot grond voor deze activiteit. Dat is ook het stuk dat is uitgereikt en daarover zou ik een vraag willen stellen omdat het raakt aan dit onderwerp. Mijn vraag is of de indruk die gewekt wordt: "het aan het lijntje houden” zo uitgelegd kan worden dat dit voorstel wel stand houdt voor de bestuursrechter? Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben met dit besluit uitsluitend de behoefte laten blijken om vanuit het ruimtelijk perspectief beleid te formuleren met betrekking tot opslag van consumentenvuurwerk. Dat is helder. Ik heb de brief ook gezien. Mij is ter ore gekomen dat zich enige dagen geleden een bedrijf heeft vervoegd bij de afdeling Economische Zaken met de vraag of de gemeente een grondaanbieding zou willen doen, dus grond zou willen verkopen, ik meen ongeveer 5.000 m2 op het bedrijventerrein Flevopoort, voor de opslag van 600.000 kilogram consumentenvuurwerk. Ik denk dat er heel adequaat en heel eerlijk is gehandeld. De afdeling Economische Zaken heeft gezegd: "We doen u geen grondaanbieding; wij willen eerst afwachten wat de raad met betrekking tot het voorbereidingsbesluit doet. Neemt de raad het voorbereidingsbesluit niet, dan kunnen we u rustig een grondaanbieding doen. Als de raad het voorbereidingsbesluit wel neemt, dan heeft het niet veel zin om dat te doen.”
2004
N 400
Het staat de gemeente vrij om iedereen een grondaanbieding te doen, of niet. In tweede termijn De heer Teunissen: Mijnheer de voorzitter. Staat het de gemeente wel vrij, als er een dergelijke vraag wordt gesteld, om daarop geen antwoord te geven? Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Ik gaf al aan, dat we daarop een heel goed antwoord hebben gegeven. Er wil iemand grond kopen en die vraagt om een grondaanbieding. Dan wordt er altijd gekeken waarom iemand deze grond wil, wat wil men met deze grond gaan doen. Er komt een heel proces achteraan. Toen werd er vanuit de afdeling Economische Zaken gemeld: “Het is verstandig om even te wachten, want wij weten niet of wij vrij zijn u deze grondaanbieding te doen.” Dat is naar mijn idee heel adequaat. De voorzitter: Dank u wel. Ik sluit de beraadslaging en breng het voorstel in stemming. Kan iedereen instemmen met het voorliggende voorstel? Dat is het geval. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
20.
Voorstel tot het in voorbereiding verklaren van een nieuw bestemmingsplan voor een aantal gebieden (stuk nr. 2870) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
21.
Voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan bestemmingsplan Museumkwartier” (stuk nr. 2874)
“1e partiële
herziening
Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
22.
Voorstel inzake wijzigingen begroting 2004 (stuk nr. 2891) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
Gesprek met toehoorders De voorzitter: Zijn er mensen op de tribune die het woord tot de raad of het college willen richten? Ik zie een tweetal vingers. Wilt u uw naam noemen voor de verslaglegging en het onderwerp waar het over gaat? De heer Cobra: Mijn naam is Morris Cobra. Ik wil iets zeggen naar aanleiding van het burgerinitiatief. Ik wil de raad en het college mijn woorden niet onthouden, maar mededelen. Het heet Hu Su Wang. Het s geen Nederlander, geen Chinees, maar het is een Koreaan. Het had ook een Antilliaan kunnen zijn. Hu Su Wang zoekt niet als Jan, Kees en Piet in het lichaam. Hu Su Wang zoekt niet het klonen van het gouden kalf, ook niet het klonen van een beest en ook niet het klonen van het menselijk lichaam.
2004
N 401
Hu Su Wang zoekt niet zo lang naar de genen in ons lichaam. Hu Su Wang zoekt degene van ons gezonde verstand in het lichaam. Ik dank u en goedenacht. De heer Pietersma: Goedenavond. Ik ben Pietersma. Het gaat over de parkeergarage in de Waagpassage. Er heerst grote ergernis dat je daar overdag je auto niet even kunt parkeren als je daar boodschappen moet doen, omdat er auto’s voor € 2,50 de hele dag geparkeerd staan. Mensen die boodschappen moeten doen, kunnen hun auto daar niet kwijt. Ik heb in vier uur tijd ongeveer 200 handtekeningen opgehaald van mensen die zich ergerden dat je daar je auto niet even kunt parkeren. Ik wil vragen of er misschien een mogelijkheid is om een blauwe zone in te stellen op de begane grond van de Waagpassage, zodat eenieder de gelegenheid heeft om even zijn auto te parkeren en boodschappen te doen. Iets waarvoor daar de winkels en de parkeergelegenheid zijn. Nu is het niet mogelijk. Ik wil u de handtekeningen graag aanbieden en hoop dat hiermee iets wordt gedaan. Wethouder Mattie: Het is de CDA geweest die nog maar heel kort geleden ditzelfde probleem heeft aangekaart. Op dat moment is overleg gevoerd met de Stichting Perspectief die het parkeerbeheer uitvoert, om vast te stellen aan de hand van de parkeermeters hoe het parkeren daar in elkaar zit. Aan het gebruik van de parkeermeters kun je namelijk precies zien wie hoe lang daar staat. Dat onderzoek wordt nu uitgevoerd. Op basis van de uitkomst daarvan zullen we een beslissing moeten nemen en kijken hoe daar oplossingen tot stand moeten komen. Het zal niet zo lang meer duren dat het op een of andere manier wordt opgelost. Of dat met een blauwe zone is of op andere wijze, laat ik even in het midden. De heer Pietersma: Ik heb daar gestaan om 9 uur. Dan kun je er al bijna niet meer terecht. Misschien zijn er dan nog 10 a 12 parkeerplaatsen. Als ze bij het openbaar vervoer van 6 tot 9 uur één dalkaart invoeren, dan kunnen de mensen voor € 1 ’s morgens en € 1 ’s avonds met de bus naar het s:ation. Dan hoeven ze deze parkeerplaatsen niet in te nemen. De voorzitter: Dank u wel. U hebt gehoord dat ernaar gekeken wordt en dat er op korte termijn een oplossing komt. Ik zie een derde burger die het woord tot de raad wil richten. De heer Brave: Goedenavond. Mijn naam is Peter Brave. Ik ben degene die de brief heeft rondgestuurd over het vuurwerk; punt 19. Zoals het college zei: zeer adequaat handelen van mijn kant. Ik heb pas die dag begrepen dat er een besluit genomen werd. Het klopt niet dat ik pas drie dagen geleden op het idee ben gekomen om een vuurwerkopslagplaats aan te vragen in Lelystad. Dat speelt al jaren. Met de heer Bootsma heb ik door de jaren heen verschillende gesprekken gevoerd, zelfs met de heer Van Bochove. Er is echter nooit fcrmeel van mijn kant naar de gemeente geschreven: geef mij een stuk grond of denk mee waar ik het beste gevestigd zou kunnen worden. Ik vind wel dat ik daarmee aan het lijntje ben gehouden door steeds aan te geven dat het niet past binnen de gemeente Lelystad; er is geen plek. Er wordt niet meegewerkt aan een stuk grond. Vandaar dat ik het nu formeel heb ingediend, en inderdaad dat was adequaat handelen, vóór dit besluit om eventueel later juridische gronden te hebben. De voorzitter: Dank u wel. Zijn er leden van de raad die de behoefte hebben om hierop in te gaan? Dat is niet het geval. Bij het college? Dat is eveneens niet het geval. Ik wens eenieder wel thuis en een goede nachtrust. Ik sluit de vergadering.
2004
De voorzitter sluit de vergadering om 23.55 uur.
Vastgesteld op 14 oktober 2004.
De raad van de gemeente Lelystad, De voorzitter, De griffier,
N 402