Samenvattend verslag van de openbare vergadering van de Statencommissie Welzijn, Cultuur, Wonen en Leefbaarheid, gehouden op woensdag 23 maart 2011 van 09.00 uur tot 11.00 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen.
Aanwezig: mevrouw W.J. Mansveld (voorzitter, PvdA), N. Bakker (VVD), mevrouw P.H. Benjamins-van Oudheusden (D66), P.H.R. Brouns (CDA), mevrouw S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), mevrouw D. Gruben-Abbas (PvdA), M.H. Post (GroenLinks), de heer R. Sangers (SP), R.J. Schoenmaker (PvdA), B.J. Vlonk (VVD), mevrouw L. Veenstra (SP), J.W.M. Veerenhuis-Lens (Partij voor het Noorden) en mevrouw K. Wolthof (PVV). Niet aanwezig: S.J. Krajenbrink (CDA). Voorts aanwezig: de heer J.C. Gerritsen (gedeputeerde), de heer P.M. de Bruijne (gedeputeerde), de heer J.M.C.A. Berkhout (griffier), mevrouw A.L Meeske (secretaris) en de heer Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen, verslag: M.J. Baartman). 1. Opening en mededelingen De voorzitter heet eenieder welkom en opent de vergadering. Totdat de definitief en plaatsvervangend voorzitterschappen zijn benoemd, neemt mevrouw Mansveld als nestor het voorzitterschap op zich. De commissie is nog niet voltallig. De beoogde burgerleden zijn nog niet benoemd tot lid van de commissie en kunnen derhalve nog niet spreken tijdens deze vergadering. Er is bericht van verhindering ontvangen van de heer Krajenbrink (CDA). Hij wordt vervangen door de heer Brouns (CDA). Bij het secretariaat ligt ter inzage het blad ‘MO / Samenlevingsopbouw’ en het blad ‘Moi, over de dag van de Grunneger Toal’. Op 6 april 2011 is er een presentatie in het kader van het inwerkprogramma voor de nieuwe Statenleden. De commissieleden worden hierover per brief geïnformeerd. Voor de leden van de commissie Welzijn, Cultuur, Wonen en Leefbaarheid vindt er op woensdagochtend 6 april 2011 een presentatie plaats over sociaal beleid en krimp. 2. Regeling van werkzaamheden - Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag - De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
1
3.
Spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
Er hebben zich geen insprekers aangemeld. 4.
Brief van Gedeputeerde Staten van 8 maart 2011, nr. 2011-08531/9/A.10, CW, betreffende Beleidsbrief 2011. Deze brief hoort in de planning- en controlcyclus en is daarom, net als de Voorjaarsnota, de begroting e.d. in alle commissies als bespreekstuk geagendeerd.
De voorzitter geeft het woord aan de PvdA-fractie. De heer Schoenmaker (PvdA) heeft op dit moment geen vragen of opmerkingen met betrekking tot dit agendapunt. Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie) merkt op dat de ChristenUnie het plezierig vindt dat de motie met betrekking tot het CMO tot uitvoering wordt gebracht en dat dit inmiddels in gang is gezet. De heer Brouns (CDA) brengt in dat in de beleidsbrief een aantal opmerkingen wordt gemaakt over de motie die is aangenomen om € 93.500 aan algemene middelen te bestemmen voor de onderzoeksfunctie van het CMO en dat structureel te verwerken. Komt dat erop neer dat er in een periode van vier jaar een kleine € 400.000 uit algemene middelen wordt vrijgemaakt? Zo ja, is het College bereid om de Staten jaarlijks een overzicht te verstrekken van hetgeen er precies met dat geld is onderzocht en van de resultaten daarvan? De heer Veerenhuis-Lens (PvhN) heeft geen vragen. Mevrouw Wolthof (PVV) sluit zich aan bij de vragen van het CDA. De PVV-fractie wil graag zien waar het geld heen gaat en weten of het zinvol wordt besteed. Mevrouw Benjamins (D66) heeft geen vragen. De heer Vlonk (VVD) sluit zich aan bij het verzoek van de CDA-fractie aan het College om jaarlijks een overzicht van de uitvoering van projecten te verstrekken. De heer Sangers (SP) ziet de Beleidsbrief 2011 vooral als een technisch stuk, heeft er verder geen vragen over en wacht de verdere discussie zoals aangekondigd middels de Voorjaarsnota met belangstelling af. De heer Post (GroenLinks) heeft in dit stadium geen vragen. Beantwoording in eerste termijn De heer De Bruijne (gedeputeerde) brengt in dat de Staten een motie hebben aangenomen over het onderzoeksbudget van het CMO. Die motie is uitgevoerd. Het CMO heeft inmiddels een brief ontvangen van het College waarin is meegedeeld dat deze subsidie voor de komende jaren is veilig gesteld. Het College is met het CMO in gesprek over de functie van sociaal cultureel planbureau, waar de onderzoekstaak onder valt. Er zijn twee momenten waarop de commissie Welzijn, Cultuur, Wonen en Leefbaarheid op dit punt terug kan komen. Eerst op het moment dat het College met een totaaloverzicht van voorstellen komt voor de invulling van het sociaal cultureel planbureau en de kosten. De € 93.500 wordt in het budget voor het sociaal cultureel planbureau verwerkt. Daarnaast rapporteert het College aan de Staten over de voortgang, aan de hand waarvan de Staten kunnen beoordelen of de gelden doelmatig zijn besteed. De voorzitter constateert dat dit stuk als C-stuk naar de Statenvergadering geleid kan worden.
2
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Intermezzo De heer Sangers (SP) heeft een punt van orde. De Staten zijn van samenstelling veranderd, maar het College is nog in de oude samenstelling aanwezig. Mogelijk is het de laatste keer dat de heer Gerritsen en de heer De Bruijne bij de commissievergadering aan tafel zitten. De heer Sangers complimenteert de beide gedeputeerden met en dankt hen voor hun grote welsprekendheid, waarmee zij de Staten van heel veel informatie hebben voorzien. De heer Sangers richt zich nu specifiek op de heer Gerritsen, die de vergadering na dit agendapunt zal verlaten. Cultuurbeleid heeft de afgelopen vier jaar centraal gestaan en ondanks wat kleine botsingen is de heer Gerritsen erin geslaagd beleid te ontwikkelen met een breed draagvlak. Juist de laatste tijd is één aspect daarvan landelijk duidelijk naar voren gekomen, namelijk ‘Het verhaal van Groningen’, de verhalen over de keukenmeiden en de boerenknechten, prachtige documentaires. Dat roept het beeld op van Hansje Gerritsen die met de vinger in de dijk voorkomt dat het verhaal van Groningen uit de historie verdwijnt. Hij is in staat geweest om het verhaal van Groningen en het historisch bewustzijn boven tafel te houden. De heer Sangers dankt hem daarvoor. De strijd voor het behoud van het Nedersaksisch was daarnaast een heel plezierig deel van de discussie. Zoiets maakt politiek persoonlijk en leuk. De heer Sangers dankt de heer Gerritsen, voor de humor en voor de strijd en wenst hem het allerbeste, op alle manieren. De voorzitter dankt de heer Sangers en merkt daarbij op dat er uiteraard ook nog een officieel afscheid komt. De heer Gerritsen (gedeputeerde) is aangenaam verrast. De afgelopen negen jaar heeft hij met veel hartstocht en overgave gewerkt aan het onderwerp. Cultuur heeft zijn hart. Er valt landelijk nog heel wat te strijden en de heer Gerritsen hoopt dat die strijd zich op een goede manier voortzet. Het verhaal van Groningen, de regionale identiteit en de geschiedenis heeft veel aandacht gekregen en zal dat ook blijven krijgen. De heer Gerritsen gelooft dat de provincie als taak heeft om dat hoog te houden. Het Nedersaksisch hoort daarbij. Hoewel het door de bureaucratie in Den Haag – iets waar de heer Gerritsen zich nogal eens aan gestoord heeft – allemaal heel lang duurt, gaat het allemaal wel gebeuren. De heer Gerritsen dankt de Staten voor alle discussies, voor de moeilijkheden en ook voor de samenwerking en wat daar allemaal uit is gekomen. Verder dankt hij Rinus Sangers voor zijn spontane woorden. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------5.
Brief van Gedeputeerde Staten van 8 maart 2011, nr. 2011-09472/10/A.19, CW, betreffende voortgangsrapportage Jeugd oktober 2010 - maart 2011. Hierbij wordt betrokken: Brief van Gedeputeerde Staten van 1 maart 2011, nr. 2011-08799/9/A.11, CW, betreffende Sociaal Rapport en Jeugdmonitor 2010
De heer Post (GroenLinks) is van mening dat dit belangrijke onderwerp, dat een heel gedegen behandeling vergt, niet op zijn plaats is bij de eerste vergadering van de commissie Welzijn, Cultuur, Wonen en Leefbaarheid in haar nieuwe samenstelling. GroenLinks heeft zich nog onvoldoende kunnen verdiepen in het onderwerp. De heer Sangers (SP) is van mening dat het stuk over het algemeen goed inzicht geeft in de stand van zaken en de ontwikkelingen, dat men goed op koers is en dat er weinig politieke knelpunten zijn. Uit het stuk blijkt dat Groningen op dit vlak landelijk gezien vooroploopt. De mogelijke problemen betreffen voornamelijk de onduidelijkheid vanuit het Rijk aangaande de financiële middelen en de eventuele bezuinigingen die gepaard gaan met de overdracht naar de gemeenten. De heer Vlonk (VVD) sluit zich aan bij de woorden van de SP. Mevrouw Benjamins (D66) vindt het ook een nuttig rapport, maar merkt daarbij op dat er geen inzicht is in de resultaten van de kwaliteitsimpuls voor de zwakke en de zeer zwakke scholen.
3
Wat opviel is dat de afname van vroegtijdig schoolverlaters in de provincie Groningen minder sterk zou zijn dan gewenst. Is er een mogelijkheid om hier nog een extra impuls aan te geven, zodat Groningen straks vooroploopt? Kan er nog aandacht gegeven worden aan relatief verzuim? Mevrouw Wolthof (PVV) vinden een warme overdracht naar de gemeenten in 2015 van groot belang en pleit ervoor dat de gemeenten minder gehinderd worden door bureaucratie, zodat er meer geld daadwerkelijk naar de werkvloer gaat. De heer Veerenhuis-Lens (PvhN) wijst op een artikel dat in de pers verschenen is, met als kop “Krimp: de overheid is een deel van het probleem”. Het blijkt dat het voor burgers erg moeilijk is om ingang te vinden bij de provincie, om steun te vinden in de vorm van subsidie en hulp bij de ontwikkeling, omdat men het juiste knopje niet weet te vinden. De heer Veerenhuis-Lens pleit voor meer aandacht hiervoor en voor een betere omgang met burgerinitiatieven. Burgerparticipatie is een belangrijk onderwerp, maar gebleken is dat het in de praktijk niet altijd goed uitwerkt. De heer Brouns (CDA) wijst op de voortgangsrapportage, waarin Bureau Jeugdzorg in haar inleiding beweert dat er sprake is van minder instroom, waardoor er minder geld binnenkomt, waardoor er een vacaturestop komt en de wachtlijsten stijgen. De logica daarvan ontgaat het CDA. In het onderzoek van Lloyd (blz. 4 van de voortgangsrapportage) wordt aangegeven dat personeelsreductie achterwege blijft door de opgelegde bezuinigingen. Daarnaast wordt er in de voortgangsrapportage aangegeven dat er meer aanmeldingen zijn dan er begroot zijn. Hoe verhoudt zich dat tot de inleiding van Bureau Jeugdzorg? Het CDA is blij met de afname van voortijdig schoolverlaters, maar vermoedt dat er uiteindelijk een minimum bereikt wordt. Het is een uitdaging voor de provincie om een manier te vinden om daarmee om te gaan. Wat gaat er gebeuren met de pilots in Noord-Groningen en Veendam? Hoe zouden dergelijke projecten breder kunnen worden uitgezet? Is er inmiddels definitief duidelijkheid over de financiering en het conflict met Den Haag over de mogelijke terugbetaling? Jeugdmonitor en Sociaal Rapport. Een aantal gemeenten scoort structureel slecht, zoals de gemeente Pekela. De correlatie tussen gedragspatronen, uitkeringspercentages en gezondheidssituaties lijken daarbij te worden bevestigd. Het CDA pleit voor een aanpak die die trend kan keren en wil hier flink op inzetten. Dat vergt een gedegen visie, zowel van de provincie als van de gemeenten, en een gezamenlijke aanpak. Hoe denkt de gedeputeerde hierover? Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie) is zeer te spreken over het stuk en complimenteert alle betrokkenen. Wel heeft de ChristenUnie nog een aantal vragen en opmerkingen. De ChristenUnie ziet een belangrijke rol voor de provincie weggelegd bij een warme overdracht naar de gemeenten. Is de inzet van de provincie ten aanzien van haar rol bij de intentieverklaring die wordt opgesteld met de gemeenten enkel gericht op het proces of ook op inhoud? Wat zullen in hoofdlijnen de stappen zijn die er worden genomen en wat is het tijdspad daarvan? De positie van de landelijk werkende instellingen. De ChristenUnie is blij dat er in de beschikking voorwaarden zijn opgenomen om periodiek informatie te verschaffen. Op 15 maart 2011 is in de Tweede Kamer met algemene stemmen een amendement aangenomen, waarin gesteld wordt dat Bureau Jeugdzorg ter uitvoering van haar taak als eerste de ouders dan wel de gezagvoerders over het kind de gelegenheid geeft om samen met haar sociale omgeving tot een hulpplan te komen alvorens de professionele hulpverleners dat doen. Is het College op de hoogte van deze ontwikkeling? Is zij paraat bij deze wijziging en de uitvoering daarvan? Mevrouw Gruben (PvdA) vraagt of het College aan kan geven wat de gevolgen zijn van de bezuinigingen van de Rijksoverheid van € 300.000 op passend onderwijs voor de provincie en de kinderen die hier gebruik van maken. De PvdA is zeer benieuwd naar het laatste onderzoeksrapport betreffende het project SpraakMakend. Associate Degrees Stadskanaal. Er wordt gesteld dat medio 2011 de resultaten in het overleg van de Hanzehogeschool, het Noorderpoortcollege, de gemeente Stadskanaal en de provincie zullen worden besproken en er conclusies zullen worden getrokken. Wanneer kan men dit verwachten?
4
Beantwoording in eerste termijn De heer De Bruijne (gedeputeerde) haakt in op de vraag, die door meerdere fracties gesteld is, hoe het straks verder gaat. Bij de opmerkingen in het Regeerakkoord hierover, werd aangekondigd dat er bij de overdracht van de jeugdzorg naar de gemeenten een bezuiniging van € 300 miljoen moet worden doorgevoerd, te beginnen met € 50 miljoen per jaar. Gedeputeerde De Bruijne laat het aan zijn opvolger over hoe het in de toekomst allemaal zou moeten, maar kan wel zeggen wat de stand van zaken is. Door gemeenten in het Bestuurlijk Platform Jeugd is en wordt er gesproken over hoe men in de transitieperiode met elkaar verder gaat. Er is binnen de gemeenten in de provincie Groningen draagvlak om de transitieperiode met elkaar gezamenlijk te doorlopen en te onderzoeken op welke punten gemeenten de jeugdzorg lokaal dan wel regionaal gaat organiseren en wat er op provinciaal niveau georganiseerd zal moeten blijven. De intentieverklaring is een, vooral procedurele, verklaring waarin die intentie wordt uitgesproken. Inhoudelijk is er nog te weinig informatie. Het wachten is nog op een brief van de staatssecretaris waarin het beleid dat is ingezet, meer in detail uiteen wordt gezet. In een brief van staatssecretaris Teeven aan de kamer geeft hij aan van oordeel te zijn dat jeugdbescherming- en reclassering eerst gerecentraliseerd moeten worden om, nadat er een kwaliteitssprong heeft plaatsgevonden, weer overgedragen te worden aan de gemeenten. Gemeenten betwijfelen of dat laatste zal gebeuren. Het College denkt dat de jeugdzorg in het gedwongen kader uit elkaar wordt gehaald, wat precies tegenovergesteld is aan de bedoeling van de wet uit 2005 waarin gesteld is dat men in het gedwongen kader vrijwillig op elkaar afstemt, zodat kinderen niet nodeloos lang in het gedwongen kader blijven of terechtkomen. De operatie die voor ligt is niet zonder risico’s. In de Tweede Kamer leeft de opvatting dat de transitie van de jeugdzorg noodzakelijk is, maar dan wel in haar totaliteit, met de nodige voorwaarden en instrumenten die beter op regionaal of groter schaal georganiseerd kunnen worden en met wettelijk vastgelegde kwaliteitsnormen voor de jeugdzorg. De intentieverklaring zal aan de opvolger van de heer De Bruijne ter ondertekening worden voorgelegd. Hij zal hem of haar hierover adviseren. Wat vroegtijdig schoolverlaters betreft, de vraag van D66, scoort Groningen grosso modo beter dan het landelijk gemiddelde. De heer De Bruijne vermoedt dat D66 de tabel verkeerd gelezen heeft. Uit de tabel blijkt: hoe lager het percentage, hoe beter de score. Wel kan het nóg beter en daarom is het zaak hier voortvarend mee verder te gaan. Uiteraard zal het niet mogelijk zijn om 0% vroegtijdig schoolverlaters te hebben. Vele partijen houden zich bezig met vroegtijdig schoolverlaters, zorgleerlingen et cetera. Er is een voorstel in de maak om dat te vereenvoudigen en meer samenhang aan te brengen in de initiatieven en maatregelen die er op dat vlak binnen de provincie genomen worden. Hierover vindt op 4 april 2011 een conferentie plaats. Kwaliteitsimpuls primair onderwijs, de vraag van D66. Het College heeft in de vorige commissievergadering toegezegd een evaluatie voor te leggen aan de commissie nadat de derde tranche is afgerond, omdat dan pas voldoende gegevens uit de praktijk beschikbaar zijn. Het College neemt nota van het betoog van de Partij voor het Noorden over burgerinitiatieven. De heer De Bruijne denkt dat de provincie Groningen op dit punt haar best doet en inzicht heeft in het feit dat het óók bij de burger en de maatschappelijke organisaties ligt om met de problematiek van de bevolkingsdaling om te gaan en dat men als overheid daarbij moet faciliteren. In het hoofdstuk ‘Rol van de provincie’ van het Provinciaal Aanpakplan valt te lezen dat dit ook de teneur is die is ingezet door een groot aantal gemeenten en maatschappelijke organisaties. Minder instroom, opgemerkt door Bureau Jeugdzorg. De toegang en de jeugdbescherming / jeugdreclassering zijn twee heel verschillende diensten van Bureau Jeugdzorg. Bij de toegang stijgt het aantal aanmeldingen, terwijl bij jeugdbescherming en jeugdreclassering het aantal werkzaamheden daalt. Dat laatste is voor een groot deel afhankelijk van de beschikkingen en besluiten van de kinderrechter. Het aantal werkzaamheden via het gedwongen kader jeugdbescherming / jeugdreclassering neemt af, wat ertoe leidt dat de personele bezetting wat problematisch wordt. De functies zijn namelijk niet volstrekt inwisselbaar. De pilots in Noord-Groningen zijn gestart, zitten nog in een fase van ontwikkeling en nog lang niet in een evaluatiefase. Het College zal tussentijds aan moeten geven hoe het ervoor staat. Aan het breder uitzetten van de pilots Noord-Groningen is op voorhand gedacht, want de pilots worden in twee gemeenten uitgevoerd, terwijl de bestuurlijke regiegroep uit alle NoordGroninger gemeenten bestaat.
5
Terugbetaling justitie. Er loopt een procedure en het College heeft een bezwaarschrift ingediend. Het College heeft een poging ondernomen om te kijken of het in departementen wellicht tot een vorm van een schikking zou kunnen komen. Dat was absoluut niet bespreekbaar. De juristen kruisen momenteel de degens over de rechtmatigheid van de vordering. De procedure zal waarschijnlijk nog wel een aantal maanden in beslag nemen. Het keren van de trends van gemeenten met structurele achterstandskenmerken zou zo gecoördineerd mogelijk moeten gebeuren. Op dit punt zijn door de provincie diverse vormen van inzet gepleegd, maar de coördinatie kan beter en is een aandachtspunt. De rapportage van Spraakmakend zal er in april/mei zijn. Het College heeft kennis genomen van het amendement van 15 maart 2011, maar heeft de implicaties daarvan nog niet goed overzien en besproken met Bureau Jeugdzorg. Het College is benieuwd naar wat het betekent voor de bekostiging, ook in de ogen van het departement, en naar het oordeel van het ministerie over hoe de Bureaus Jeugdzorg hiermee aan de gang moeten gaan. Het College ontwikkelt in overleg met Bureau Jeugdzorg daar zelf een opvatting over. Een bezuiniging van € 300.000 is slecht nieuws. De exacte uitwerking van deze maatregel, de daadwerkelijke materiële effecten, zijn nog niet in beeld. Er worden ook richting het UWV maatregelen genomen om een ernstige personeelsreductie in de ambulante hulpverlening, ook rechtspositioneel, voor te bereiden. Er is zwaar weer op komst, met name in de afstemming tussen regulier en speciaal onderwijs en het tot stand brengen van de overlegstructuur, waarbij in ieder geval ook de aandacht voor kinderen met gedragsproblemen niet verwatert en niet alleen maar wordt aangestuurd vanuit kostenoverwegingen, wat het grote risico van deze nieuwe wet is. De aanzet tot een hbo-stroom in Stadskanaal. Er ligt een rapport met veelbelovende resultaten. Het overleg over dit rapport, onder andere met de Hanzehogeschool, is nog even uitgesteld. Mevrouw Mansveld (voorzitter, PvdA) constateert dat het stuk als C-stuk naar de Statenvergadering geleid kan worden. 6.
Brief van Gedeputeerde Staten van 8 maart 2011, nr. 2011-09799/10/A.14, betreffende Evaluatie Provinciaal Accommodatiefonds 2007-2010.
De heer Schoenmaker (PvdA) hoopt dat men, hoewel het afgelopen is met het Accommodatiefonds, geen afscheid neemt van het accommodatiebeleid. Hoewel uitvoerig is toegelicht waarom men in de toekomst stopt met het Accommodatiefonds, vindt de PvdA een van de argumenten, namelijk dat niet alle € 500.000 is benut, niet steekhoudend, want uiteindelijk is er wel ruim € 400.000 benut en ingezet als renteloze lening. De € 400.000 komt op termijn terug in de kas en de PvdA zou graag zien dat dat geld beschikbaar blijft voor de sport. Wat is de mening van het College daarover? Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie) vraagt wat er met het restant van de € 82.500 gebeurt. De heer Brouns (CDA) brengt in dat de subsidiemogelijkheden die het College aanwijst, beschikbaar zijn voor een veel breder scala aan verenigingen. De beschikbaarheid voor sportclubs is daar maar één element van. Het is dan de vraag of zij daadwerkelijk geld krijgen uit die potten. Bovendien worden met de genoemde subsidiemogelijkheden niet alle regio’s bediend. Met het oog op het succes van de regeling tot op heden, het feit dat het de provincie relatief weinig geld kost en het feit dat dit een uitermate effectief instrument is om te investeren in de infrastructuur van breedtesport, pleit het CDA ervoor om deze regeling te handhaven. De heer Veerenhuis-Lens (PvhN) sluit zich aan bij de voorgaande sprekers, met name bij de PvdA. Het zo plotseling afschaffen van een regeling lijkt de Partij voor het Noorden niet wenselijk, te meer daar geconcludeerd wordt dat er met dit fonds een verdergaande verschraling van de sportaccommodaties is tegengegaan. Mevrouw Wolthof (PVV) sluit zich aan bij de voorgaande sprekers. De PVV stelt voor om deze regeling door te zetten en de sportverenigingen beter te begeleiden en is van mening dat, vooral gezien de krimp, in ieder geval de sportverenigingen op peil gehouden moeten worden. Mevrouw Benjamins (D66) vraagt of er nog financieringsmogelijkheden zijn voor de sportclubs in de stad.
6
De heer Vlonk (VVD) sluit zich aan bij het voorstel van de PvdA. Daarbij moet goed gestuurd worden op doelmatigheid. De heer Brouns (CDA) had begrepen dat de PvdA akkoord gaat met het afschaffen van deze regeling, maar het geld dat terugkomt beschikbaar wil houden voor de sport. Klopt dat? De heer Schoenmaker (PvdA) bevestigt dat de PvdA zich erbij neerlegt dat het Accommodatiefonds als zodanig ophoudt te bestaan, maar dat zij inderdaad wil dat het geld dat weer terugkomt vast wordt gehouden voor de sport. De heer Sangers (SP) brengt in dat de SP met grote tevredenheid uit de evaluatie op heeft kunnen maken dat het PAF zeer succesvol is geweest en een duidelijke meerwaarde is gebleken voor de betrokken sportverenigingen. Desalniettemin legt het College de gedachte voor om het PAF op te heffen. Daarbij spelen een aantal overwegingen. De overweging ten principale is dat het sportbeleid primair de verantwoordelijkheid van de gemeente is. Dat is juist. Daarnaast wordt er verwezen naar de bezuinigingstaakstelling en dat bevreemdde de heer Sangers zeer. De SP is het volstrekt niet eens met het voorstel om de eventuele vrijval van de PAF-middelen te reserveren voor een bezuiniging. Daarnaast wijst de SP erop dat, wanneer men door gaat verwijzen naar andere subsidiemogelijkheden, de spoeling steeds dunner zal worden. De SP is van mening dat de middelen beschikbaar moeten blijven, zo veel mogelijk voor het oorspronkelijke doel. De ene optie zou zijn het PAF te laten zoals het nu is. Een tweede optie zou zijn om de PAF-middelen die vrijkomen toe te voegen aan de reserve Leefbaarheid. In dat laatste geval zouden de niet-krimpgebieden een knelpunt kunnen zijn. Een derde optie zou kunnen zijn om te onderzoeken of er een link gelegd kan worden met het Huis voor de Sport. De SP zou hierin wat sturender als Staten willen optreden en wil dit stuk agenderen voor de volgende Statenvergadering, om daarbij als Staten een kaderstellende uitspraak te doen, waarbij de SP met een voorstel komt. Mevrouw Mansveld (voorzitter, PvdA) vraagt een toelichting op de drie door de SP gegeven opties. De heer Sangers (SP) geeft aan dat de SP hierover intern en met andere partijen nog overleg voert. De heer Post (GroenLinks) merkt op dat het GroenLinks er niet zozeer gaat om hoe een regeling wordt uitgevoerd, maar om hoe de middelen beschikbaar kunnen blijven voor het doel. Hij wacht het initiatief van de SP dan ook met belangstelling af. De alternatieve subsidiemogelijkheden ziet GroenLinks als een sigaar uit eigen doos. Zouden de middelen die de afgelopen periode succesvol zijn ingezet, gelabeld kunnen worden, zodat dit de komende jaren zo blijft? Beantwoording in eerste termijn De heer De Bruijne (gedeputeerde) vindt het, gezien de procedure, niet correct om te stellen dat de regeling ‘in één keer’ is afgeschaft. Het College legt de Staten in een brief voor wat het College ervan denkt en verzoekt de Staten hun mening kenbaar te maken. De bedoeling is altijd geweest dat dit een tijdelijke regeling zou zijn, die eind 2010 zou worden geëvalueerd. Vandaar dat het nu, begin 2011, op deze manier geagendeerd is. Het PAF is een succesvol project geweest. Tegelijkertijd heeft het niet storm gelopen op deze regeling. Een van de knelpunten is geweest dat een beroep op het Provinciaal Accommodatiefonds alleen gedaan kan worden onder voorwaarde dat de gemeente co-financiert. Sinds de invoering van het PAF heeft de provincie beleidsmatig keuzes gemaakt met de Staten met betrekking tot de rol en taak in relatie met het gemeentelijk domein. Bij die keuzes is expliciet gekozen voor het beter en definitiever uitlijnen van gemeentelijke en provinciale verantwoordelijkheden op het gebied van welzijn, sport, cultuur et cetera. In het oog daarvan leek het het College logisch om deze regeling te beëindigen. Het College heeft geen concreet voorstel gedaan voor een eventueel vervolg of wat er met de vrijvallende middelen zou moeten gebeuren. De heer Sangers (SP) vraagt waarom in de brief van het College de verwijzing naar de bezuinigingstaakstelling is opgenomen.
7
De heer De Bruijne (gedeputeerde) antwoordt dat het niet zo is dat het College die link niet wil leggen. Het College heeft echter geen concreet voorstel gedaan. Het College vraagt de Staten enkel een opvatting te geven over de resultaten van de regeling. Het College is net als bijna alle fracties van oordeel dat bij de afschaffing van deze regeling, de middelen vanwege de terugbetaling van de renteloze lening terug moeten vloeien naar de algemene middelen. Dat kan op verschillende wijzen worden ingevuld. De heer Sangers (SP) merkt op dat het begrip ‘sport’ heel breed is, maar dat het hier specifiek gaat over de ondersteuning van het accommodatiebeheer van sportverenigingen. De heer De Bruijne (gedeputeerde) ziet dat bijna alle fracties aangeven het geld beschikbaar te willen houden voor de sport. Het College wacht eerst het debat in de Statenvergadering af. Het College zal naar aanleiding daarvan nader haar standpunten bepalen. Er zijn restantmiddelen en een kleine € 80.000 is nog niet uitgezet in het ‘revolving fund’. Er ligt een verzoek van het Huis voor de Sport om een provinciale bijdrage van rond de € 20.000 voor een accommodatieonderzoek. Ook gemeenten dragen bij aan de kosten voor dat onderzoek. Het College is voornemens om de € 20.000 uit de restantmiddelen te betalen en geeft dit ter overweging mee aan de Staten. In tweede termijn De heer Post (GroenLinks) merkt op dat de regeling soms ook een hefboom is geweest voor gemeenten om eigen beleid te formuleren. Hoe kijkt de gedeputeerde daarnaar? Over de rol van het Huis voor de Sport heeft de heer Post de nodige aarzeling, ook wat betreft de uitvoeringskosten. Hij zou de regeling zo eenvoudig mogelijk en de middelen zo beschikbaar mogelijk willen houden voor de sportverenigingen. De heer De Bruijne (gedeputeerde) is het ermee eens dat de regeling soms als een hefboom heeft gewerkt. Het heeft echter ook een keerzijde, namelijk dat gemeenten niet vragen om de bemoeienis van de provincie. Wat betreft het Huis voor de Sport denkt de heer De Bruijne dat het onderzoek zinvol zal zijn. Het zou een basis kunnen zijn voor nieuw beleid. Mevrouw Mansveld (voorzitter, PvdA) gaat ervan uit dat de SP-fractie ruim voor de Statenvergadering met een voorstel komt, zodat alle andere fracties de tijd hebben er een mening over te vormen. De heer Sangers (SP) laat weten dat de SP zo spoedig mogelijk met andere fracties in overleg zal treden om te zien of zij met een gezamenlijk voorstel kunnen komen. 7.
Brief van Gedeputeerde Staten van 1 maart 2011, nr. 2011-07933/9/A.12, betreffende Gebiedsprogramma's gebiedsgericht werken welzijn Brief van Gedeputeerde Staten van 8 maart 2011, nr. 2011-08869/10/A.15, CW, betreffende monitor gebiedsprogramma's sociaal beleid 2009-2010
De heer Post (GroenLinks) complimenteert het College en haar ambtenaren voor de gekozen werkwijze – een werkwijze tussen de provincie en de regio’s. Op de laatste pagina wordt gesproken over de ‘meetbare doelen’. Het gaat over een materie die moeilijk in harde cijfers uit is te drukken. Hij pleit ervoor te zorgen dat de resultaten in relatie tot de doelstellingen daadwerkelijk informatie opleveren, zodat bepaald kan worden of de middelen die zijn ingezet daadwerkelijk voor de doelgroepen worden besteed en nut en noodzaak daarvan klip en klaar wordt. De heer Sangers (SP) sluit zich aan bij de woorden van de GroenLinks-fractie en is voorts van mening dat het materiaal goed inzicht geeft in de inzet en de resultaten en een waardevolle aanzet biedt voor de gemeente en de regio’s tot het op deze lijn verder gaan. Mevrouw Benjamins (D66) vindt het positief dat er vroegtijdig besloten is een aantal projecten niet door te zetten vanwege het gebrek aan financiering van de voortzetting van de projectperiode.
8
Met betrekking tot het Westerkwartier is er nog geen bestuurlijke overeenstemming. De gemeente De Marne heeft besloten niet meer mee te doen. Wat zijn de gevolgen hiervan voor de komende periode? Mevrouw Wolthof (PVV) zet bij bepaalde projecten grote vraagtekens, omdat volgens de PVV niet duidelijk is wat het doel van die projecten is en of het doel wel functioneel is voor een gemeente. Bovendien is er veel geld mee gemoeid. De heer Veerenhuis-Lens (PvhN) komt terug op de burgerparticipatie, waar, gezien de op hand zijnde bezuinigingen, de komende jaren waarschijnlijk veel meer mee gewerkt zal worden. Zou de gedeputeerde in zijn testament de suggestie willen opnemen dat er een gedeputeerde voor burgerparticipatie komt? De heer Brouns (CDA) vindt het positief dat wat nu voorligt initiatieven zijn vanuit de samenwerkende gemeenten. De vraag is wel in hoeverre dat dat op dit moment gebeurt vanuit een integrale problematiekbenadering of dat het voor een deel nog losse projecten zijn. Het gebiedsgericht werken bij de provincie is bedoeld om die zaken op te pakken die niet puur regulier beleid voor de gemeente zijn. Het CDA heeft van verschillende activiteiten de indruk dat die eigenlijk vanuit reguliere middelen gefinancierd zouden moeten worden, zoals ‘de sociale activering in de wijk’. Hoe zorgt het College ervoor dat dit budget geen pinautomaat voor gemeenten wordt om geld te pinnen voor reguliere taken? Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie) brengt in dat de ChristenUnie van begin af aan voorstander is geweest van deze wijze van gebiedsgericht werken. In hoeverre is er sprake van een integrale aanpak? Er zou wellicht een verbeterslag kunnen worden gemaakt in de rapportages, waarbij de rapportage naast het gebiedsprogramma zelf gelegd wordt en dit één op één vergeleken kan worden. Wordt er aandacht besteed aan het leereffect voor andere regio’s? Het programma Jongeren en alcohol. Maar een klein aantal gemeenten heeft dit punt actief opgepakt. Wat zijn de mogelijkheden om hier gemeentegrensoverschrijdend, misschien provinciebreed, mee aan de slag te gaan? Mevrouw Van de Graaf verwijst hierbij ook naar de motie van de ChristenUnie hierover, die Statenbreed is aangenomen. Diverse gemeenten vinden het nog steeds goed om gemeentegrensoverschrijdend met dit onderwerp aan de slag te gaan. Biedt dit voor het College aanleiding om dit te agenderen bij de Vereniging van Groninger Gemeenten? Mevrouw Gruben (PvdA) denkt dat de monitoring een goed beeld geeft van wat er gebeurt in de provincie Groningen en dat de informatie en kennis de Staten in de toekomst kunnen helpen bij nieuw beleid. Beantwoording in eerste termijn De heer De Bruijne (gedeputeerde) gaat in op de vraag van GroenLinks over de meetbare doelen. De concreetheid van de rapportage is altijd een aandachtspunt, waarbij er altijd naar gestreefd wordt om zo concreet mogelijk aan te geven wat de resultaten zijn. Voor sommige projecten is dat lastig, omdat de resultaten niet altijd kwantitatief, één op één, te meten zijn, zeker als het gaat om gedragsverandering bij jongeren. Het is een blijvend punt van aandacht. Bij het Westerkwartier zijn er bij de deelnemende gemeenten in het gebiedsprogramma van begin af aan verschillen geweest in de wijze waarop zij aan dit programma wilden meedoen. Deze hadden vooral te maken met de cofinanciering, met het beschikbaar stellen van eigen gemeentelijke middelen, waarbij de gemeente Marum zich helemaal heeft teruggetrokken en Leek, Grootegast en Zuidhorn zeer beperkt nog een aantal projecten doen. In het laatste bestuurlijk overleg in januari heeft gedeputeerde De Bruijne tegen de wethouders gezegd dat hij, indien zij niet voor 1 april 2011 laten weten wat zij gaan doen, het budget terugtrekt. Gedeputeerde De Bruijne vindt niet dat men jarenlang moet pappen en nathouden met provinciale middelen die elders heel goed gebruikt kunnen worden. Gedeputeerde De Bruijne is niet van plan om burgerparticipatie in zijn politiek testament te zetten en is van mening dat de taakverdeling in het College in goede handen is. De stelling dat het gebiedsprogramma voor de gemeenten een pinautomaat is voor reguliere taken, onderschrijft gedeputeerde De Bruijne niet. Niet alle projecten in de rapportage zijn volstrekt zuiver op de graad, maar wel is structureel het criterium geweest of de activiteit die de provincie cofinanciert vernieuwend was.
9
De integrale benadering is bijna altijd een zoektocht. Die afstemming zoekt het College wel. Uit deze rapportage kan volgens gedeputeerde De Bruijne niet de conclusie getrokken worden dat hier sprake is van volstrekt integraal regionaal beleid in het gebiedsgericht welzijnswerk. Wel is het zo dat de projecten in het regionaal overleg allemaal aan de orde komen en dat de collega portefeuillehouders er onderling bij zijn betrokken. Voor zover gedeputeerde De Bruijne weet is het niet regio-overschrijdend. Wel wordt de rapportage breed verspreid en alle regio’s krijgen alle tussentijds- en eindrapportages van alle projecten. Jongeren en alcohol. Bij de aanvang van de programma’s gaven gemeenten aan dit een prioriteit te vinden, maar er is uiteindelijk relatief weinig daadwerkelijk mee gedaan. Dit vindt gedeputeerde De Bruijne teleurstellend. Hij stelt voor dit bij de voorbereiding van de laatste tranche nog eens onder de aandacht van de gemeenten te brengen. Echter, de provincie kan het bepleiten, maar de gemeenten moeten het wel oppakken. Gedeputeerde De Bruijne geeft de suggestie voor de lay-out, om het gebiedsprogramma naast de rapportage te leggen, mee voor de eindverslagen. In tweede termijn De heer Brouns (CDA) begrijpt uit de beantwoording van de gedeputeerde dat hij gedacht heeft dat de CDA-fractie denkt dat er op dit moment sprake is van een pinautomaat voor regulier beleid, maar die stelling heeft de heer Brouns niet namens de CDA-fractie geponeerd. De vraag, waar gedeputeerde De Bruijne al antwoord op heeft gegeven, was hoe voorkomen zou kunnen worden dat het zich gaat vullen met projecten die eigenlijk uit reguliere middelen betaald moeten worden. Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie) ondersteunt het voorstel van gedeputeerde De Bruijne om bij de voorbereiding van de laatste tranche aandacht te besteden aan het door gemeenten gemeenteoverschrijdend omgaan met het punt Jongeren en alcohol. De heer De Bruijne (gedeputeerde) is van mening dat de provincie wel iets kan zeggen over de overdraagbaarheid over de regiogrenzen, maar dat het vooral bij de regio’s ligt om dat te willen doen. Wel kan hij zich voorstellen dat het zinvol kan zijn om een aantal succesvolle of opmerkzame projecten in de vorm van een conferentie aan de orde te stellen en daarvoor gemeenten en maatschappelijke organisaties uit te nodigen. Mevrouw Mansveld (voorzitter, PvdA) concludeert dat het stuk als C-stuk naar de Statenvergadering geleid kan worden. 8. a.
Ingekomen stukken (ter kennisneming) Brief van GS van 1 maart 2011, nr. 2011-08531/9/A.10, CW, betreffende verslag inzake gemeentelijke verantwoording ISV 2005-2009.
Het stuk wordt ter kennisgeving aangenomen. 9.
Mededelingen (van de gedeputeerden)
De heer De Bruijne (gedeputeerde) deelt mede dat het College een afrondende vergadering heeft gehad met de stuurgroep Onderzoek ziekenhuiszorg, de Menzis, Zorgbelang en streekziekenhuizen. Daarin is kennis genomen van het programma en het plan van aanpak van de ziekenhuizen. In relatie tot het rapport van de Boston Consultancy Groep heeft het College wat de stuurgroep betreft gezegd dat dit het moment is waarop eenieder zijn eigen verantwoordelijke positie weer inneemt. Het is niet zo dat men als provincie, gemeente of zorgverzekeraar permanent om de tafel moet. De conclusie van de stuurgroep is dat het zeer zinvol is geweest om in deze samenstelling met elkaar de opdracht te geven en het rapport met elkaar te bespreken. Het is nu aan de ziekenhuizen om ermee verder te gaan. Gedeputeerde De Bruijne heeft de portefeuillehouders van de gemeenten bijeen geroepen in de adherentiegebieden van het Refaja en het Ommelander Ziekenhuis en met de gemeenten afgesproken dat de provincie het voortouw zal nemen om de portefeuillehouders bijeen te roepen als er voortgang is in de samenwerking van de ziekenhuiszorg in de provincie die besproken moet worden. Uiteraard kunnen gemeenten de provincie er ook op wijzen als zij aanleiding zien om bijeen te komen.
10
Provinciale Staten hebben zich op 2 februari 2011 in ruimtelijke zin gebogen over het vraagstuk van de vestiging van een nieuw ziekenhuis ter vervanging van het St. Lucas in Winschoten. Ten aanzien van de keuzes die er gemaakt worden door de Ommelander Ziekenhuis Groep, vragen zowel gemeente- als provinciebestuur zich af waar de reacties blijven. Het enige dat zij horen is dat de directie van de Ommelander Ziekenhuis Groep er nog mee bezig is. Dat staat in contrast met de urgentie en de haast die de bestuurder van het ziekenhuis in de inspraakreactie in de Staten naar voren heeft gebracht. Zodra er op dit vlak voortgang is, zal het College de Staten hiervan op de hoogte stellen. De heer Sangers (SP) merkt op dat in de toezeggingenlijst staat dat ‘de commissie de uitwerking van de mogelijke inrichting ontvangt’ en vraagt of daar afspraken over zijn gemaakt. De heer De Bruijne (gedeputeerde) antwoordt dat er afspraken zijn gemaakt over het naar buiten brengen van dit stuk. Dat is de verantwoordelijkheid van de ziekenhuizen. Zij zullen het ongetwijfeld naar buiten brengen, maar zijn er nog over in beraad. Mevrouw Mansveld (voorzitter, PvdA) stelt voor dit punt van de toezeggingenlijst te verwijderen. Wellicht kan in een politiek testament worden genoemd dat het rapport onderweg is. Aldus wordt besloten. 10.
Toezeggingenlijst
Toezegging 1. Voordracht betreffende de nieuwe sportnotitie. De heer De Bruijne (gedeputeerde) brengt in dat de deadline van 2011 volgens hem betrekking had op de voortgangsbrief die tijdens de vorige commissievergadering is behandeld. Aan de uitwerking van het sportplein wordt gewerkt. De Staten zullen daarvan op de hoogte worden gehouden. De heer Sangers (SP) brengt in dat in de discussie van de brief is aangekondigd dat er een uitwerking van zou komen in april. De toezegging blijft staan. De deadline wordt gewijzigd in ‘mei 2011’. Toezegging 2. Blijft staan. Toezegging 3. Gaat van de lijst. Toezegging 4. Blijft staan. 11.
Vaststelling verslag Statencommissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid van 9 februari 2011
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie) heeft een opmerking naar aanleiding van Sensoor. De ChristenUnie-fractie heeft een brief ontvangen van Sensoor. In de bijlage bij het verslag staat een toelichting over de positie van de provincie Drenthe. De ChristenUnie vraagt de provincie Groningen de vinger aan de pols te houden, omdat er bij de provincie Drenthe onzekerheid is over hoe zij in de toekomst met Sensoor om willen gaan. De heer De Bruijne (gedeputeerde) zegt dit toe. De heer Veerenhuis-Lens (PvhN) merkt op dat op pag. 7 de heer Zanen het lidmaatschap van de PvdA wordt toebedeeld. 12.
Rondvraag
Er wordt geen gebruik gemaakt van de rondvraag. 13.
Sluiting
De heer Sangers (SP) richt het woord tot gedeputeerde De Bruijne. Hij heeft de heer De Bruijne persoonlijk in drie rollen leren kennen. Vóór de politiek kwam hij hem tegen in de sfeer van welzijn en volkshuisvesting, waar hij hem heeft leren kennen als een open, gedreven man met het hart op de goede plaats. Vier jaar geleden had de heer De Bruijne een rol in de publieke onderhandelingen, waarbij hij in staat was op een redelijk vileine wijze te proberen de zwarte piet bij de SP te leggen voor de keuzes die de PvdA in de achterkamertjes al had gemaakt. De heer De Bruijne kwam terug in de
11
rol van gedeputeerde. Dat was niet gemakkelijk, want er was het nodige aan de hand op het vlak van de jeugdzorg, de jeugdhulp en sociaal beleid. Er was veel kritiek in deze commissie en in de Staten. De heer De Bruijne heeft beide dossiers met grote voortvarendheid aangepakt en is in staat geweest om op hele korte termijn vanuit een heldere visie en een goede bestuurlijke aanpak de boel op de rit te krijgen en heeft daarbij volop steun gekregen, zowel vanuit het veld als vanuit de gemeenten als vanuit de Staten. Daar kan de heer De Bruijne met trots op terugkijken. De heer Sangers dankt hem voor die prestatie en wenst de heer De Bruijne dat het hem goed gaat. (applaus) De heer De Bruijne dankt Rinus Sangers voor zijn woorden. Hij heeft het werken met de commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid de afgelopen jaren als buitengewoon plezierig ervaren. Het had af en toe korter gekund, maar het uitweiden had wellicht iets te maken met zijn betrokkenheid en bevlogenheid en ook met het feit dat hij altijd sterk de behoefte voelde om informatie met de commissie te delen, omdat hij als gedeputeerde daarmee ook niet het gevoel had er alleen voor te staan. Hij streefde naar rugdekking vanuit de fracties in de Staten en heeft die steun mogen ervaren. Het feit dat men met voldoening terug kan kijken op hetgeen men de afgelopen jaren bereikt heeft, is voor een heel groot deel te danken aan een team waar de heer De Bruijne met zeer veel plezier mee heeft samengewerkt en wat op een heel deskundige manier input heeft gegeven voor het beleid. Met hen wil hij de dank dan ook delen. Hij wenst de commissieleden toe dat het hen goed zal gaan. (applaus) Sluiting De voorzitter sluit de vergadering om 11.00 uur.
12
Toezeggingenlijst Commissie Welzijn, Cultuur, Wonen en Leefbaarheid Datum toezegging
Onderwerp
Deadline
Portefeuillehouder
1.
12/05/2010
mei 2011
De Bruijne
2.
12/01/2011
september 2011
De Bruijne
3.
09/02/2011
Voordracht betreffende de nieuwe sportnotitie Toegezegd is een uitwerking van de sprotnotitie met inzet van middelen Bezuinigingen Sociaal Beleid De commissie ontvangt een stand van zaken over op welke wijze de instellingen anticiperen op de bezuinigingen per 2013 en wat dat betekent voor de continuïteit van de instellingen. Kwaliteitsakkoord Basisonderwijs provincie Groningen Toegezegd is dat de commissie in september een inhoudelijke voortgangsverslag zal ontvangen. De opmerkingen van de commissie gemaakt op 9 februari worden hierin meegenomen.
september 2011
De Bruijne
13