Nieuwsbrief
Jaargang 5 – nummer 1 – mei 2015
Databank Gemeentelijk groenbeheer
Dataverzameling boekjaar 2014, De zomer komt eraan, Managen van hittestress in steden, Climate Proof Cities: Handvatten voor klimaatbestendige steden, Greenlight district Amsterdam, Stadslandbouw: zo ontwikkel je een buurtmoestuin, Vijf verdienmodellen voor stadslandbouw, Burgerinitiatieven: ambities genoeg maar lang niet altijd met resultaat, AMS: de eerste projecten, Zonder Alterra geen groene loper door Maastricht, Greencities en Gemeentenet, Even voorstellen.... Arie Wassink
1
Nieuwsbrief De Nieuwsbrief Databank Gemeentelijk Groenbeheer geeft informatie over het project Databank Gemeentelijk Groenbeheer en ander onderzoek dat wordt uitgevoerd door Alterra en Wageningen Universiteit op het gebied van groenbeheer. De nieuwsbrief is gratis en verschijnt driemaal per jaar.
DGG De Databank Gemeentelijk Groenbeheer (DGG) is een benchmark met kengetallen over gemeentelijk groen en groenbeheer. De benchmark is in 1998 opgezet door Alterra (onderdeel van Wageningen University and Research centre)
Contact Als u meer informatie wilt over de nieuwsbrief of de Databank Gemeentelijk Groenbeheer dan kunt u contact opnemen met: Ir. Joop Spijker
[email protected] 0317 - 484 990 www.databankgroenbeheer.nl
Databank Gemeentelijk Groenbeheer In deze eerste nieuwsbrief van het jaar vindt U veel informatie over onderzoeken en projecten van Alterra en Wageningen UR die voor gemeenten relevant kunnen zijn. Hittestress in steden, Climate proof cities, Het vergroenen van de binnenstad van Amsterdam en Stadslandbouw om enkele voorbeelden te noemen. Deze artikelen laten zien dat (openbaar) groen heel veel meer is dan alleen aankleding van de stad. Goed groen is noodzakelijk om de uitdagingen op het vlak van leefbaarheid, gezondheid en klimaat aan te kunnen gaan. En deelname aan de Databank Gemeentelijk Groenbeheer kan gemeenten helpen om dit op een weloverwogen manier te doen. We hopen U met deze informatie van dienst te zijn. Mochten er vragen rijzen naar aanleiding van deze artikelen, neem dan contact op met de genoemde contactpersonen of met een lid van het projectteam van de Databank Gemeentelijk Groenbeheer. Wij zijn graag bereid uw vragen te beantwoorden.
Dataverzameling boekjaar 2014 De dataverzameling bij onze leden over het afgelopen boekjaar loopt bijna ten einde. Vanaf komende zomer gaan we de data verwerken. Met de klantenraad hebben we enkele veranderingen doorgesproken. Een grote verandering is, dat we op enkele onderdelen niet alleen met gemiddelden willen werken, maar meer de complete rij met gegevens willen laten zien, zodat een gemeente direct ziet op welke positie de gemeente in het rijtje staat, bijv. geordend in een rijtje staafdiagrammen. Uiteraard laten we daarbij ook het gemiddelde zien. Een andere belangrijke vernieuwing is dat we meer gegevens hebben verzameld over de bomen binnen de bebouwde kom. We verzamelen dit jaar aanvullende informatie met betrekking tot de verdeling van de bomen in boomgrootte en de verdeling over bomen in verharding, in gras en in beplanting. Bomen vormen een belangrijk onderdeel van het openbaar groen en zijn een belangrijke kostenpost. We hopen met de verzamelde informatie beter de vinger te krijgen achter de soms grote verschillen tussen de beheerkosten per boom tussen gemeenten.
De zomer komt eraan Elk jaar is het weer spannend. Wat voor soort zomer krijgen we dit jaar. Voor groenbeheerders geldt deze spanning niet alleen de eigen vakantieperikelen, maar ook de zorg voor het groen. Wordt het weer een warme vochtige zomer, zoals de afgelopen jaren, waarin het gras en onkruid maar blijven groeien, of wordt het juist een warme en droge zomer waarbij het watergeven van de bomen een belangrijke zorg is? We leven in een tijdperk dat we als mensen steeds meer weten, maar over het weer op een termijn van meer dan 5-10 dagen kunnen we slechts gissen. Ik kan u wel twee opmerkelijke zaken melden: er is sprake van een zwakke maar doorzettende El Niño. Op de KNMI-site http://www.knmi.nl/waarschuwingen_en_verwachtingen/ seizoensverwachting/index.html (18 mei 2015) wordt gesuggereerd dat deze El Niño zich wel eens tot een hele sterke zou kunnen ontwikkelen, zoals in 1996/97. Ook is het opvallend dat de temperatuur van de noordwestelijke Atlantische Oceaan veel lager is dan gebruikelijk. Mogelijk ten gevolge van een minder sterke Warme Golfstroom ten gevolge van de klimaatverandering. Wat dit alles voor het weer van komende zomer gaat betekenen is echter ongewis. Verwacht mag worden dat het komende orkaanseizoen op de noordwestelijke Atlantische Oceaan gematigder zal verlopen, maar dat is met name relevant voor na de zomer. Namens het projectteam wens ik U een goede zomer toe! Joop Spijker, projectleider DGG
[email protected], 0317-484990
Pagina 2
Databank Gemeentelijk Groenbeheer
DGG
Interessant onderzoek uit Wageningen Managen van hittestress in steden Tot op heden was er geen goede methode om de effecten van het Urban Heat Island-effect in steden in kaart te brengen. Gert-Jan Steeneveld (Wageningen University) heeft nu met Witteveen+Bos en het KNMI een methode ontwikkeld om de risico’s van hittegolven tot op wijkniveau inzichtelijk te maken. Dat opent voor het eerst de weg naar gerichte lokale maatregelen. Dat de opwarming van de aarde niet alleen invloed heeft op de natuur, maar ook op ons dagelijkse leven, is bekend. Bij hittegolven neemt het sterftecijfer vooral onder kwetsbare groepen bewezen toe. In 2003 bijvoorbeeld waren er in Europa in totaal zo’n 45.000 extra sterfgevallen door de hittegolf. Uit KNMIonderzoek blijkt dat hittegolven de komende jaren in aantal toenemen, en dat ze intenser en langduriger worden. Het effect van hittegolven in stedelijk gebied is groter dan in landelijke gebieden. Ook luchtverontreiniging speelt een rol, want tijdens hittegolven zijn de omstandigheden ongunstig voor de luchtkwaliteit. Het is daarom van groot belang om een betrouwbare methode te hebben om alle effecten van hittegolven te kwantificeren, zodat op basis daarvan maatregelen kunnen worden genomen. Die methode is er nu: UCAM.
UCAM (Urban Climate Assessment & Management) bepaalt de invloed van de stedelijke omgeving op hittegerelateerde gezondheidsrisico's. Naast het objectief bepalen van die risico's biedt de methode een houvast bij de beoordeling van de ernst van deze risico's. Ook geeft de methode inzicht in mogelijke oplossingen op het gebied van planologische veranderingen en de effecten hiervan. Daarbij gaat het niet alleen om bestaande bebouwing. De methode kan ook zinvol worden ingezet bij nieuwbouw, zodat die beter toegerust kan worden om de gevolgen van hitte te verminderen. De methode is nog niet toegepast in Nederland, wel in een wijk in Gent, België. De rekenmethode werkt in drie delen: 1. UC: het beoordelen van de Urban Climate Index, een eenduidig beoordelingscriterium over het al dan niet acceptabel zijn van verhoogde gezondheidsrisico’s bij hittegolven in de stad; 2. A: een assessment van de wijk, waarbij gekeken wordt in welke mate maatregelen nodig en inpasbaar zijn binnen het wijkprofiel; 3. M: managen van hoe een oplossingsrichting gerealiseerd kan worden door het doorvoeren van planologische veranderingen. Meer informatie Gert-Jan Steeneveld
[email protected] 0317-483839
Fig. 1. De relatie tussen luchttemperatuur en mortaliteit.
Pagina 3
Climate Proof Cities: Handvatten voor klimaatbestendige steden Steden zijn kwetsbaar voor de effecten van klimaatverandering. Het vergroten van de klimaatbestendigheid van steden is het meest efficiënt bij veel relatief kleine en lokale maatregelen. Die kunnen vaak tegelijkertijd met groot onderhoud of renovaties worden uitgevoerd. Dat blijkt uit het zojuist verschenen eindrapport van het onderzoekprogramma Climate Proof Cities. Climate Proof Cities (CPC) heeft veel kennis opgeleverd om Nederlandse steden klimaatbestendig te maken, met een focus op hittestress en wateroverlast door piekbuien. De leerstoelgroepen Meteorologie en Luchtkwaliteit en Landschapsarchitectuur hebben samen met Alterra een prominente rol in het CPC-onderzoek gespeeld. ”Wij hebben een essentiële bijdrage geleverd aan het uitvoeren en analyseren van meteorologische metingen op alle schaalniveaus in de stad,” zegt mede-auteur Bert van Hove van Wageningen University. “Ook hebben wij belangrijke bedrage geleverd aan de verdere ontwikkeling van weersmodellen om de invloed van het toekomstige klimaat op het weer tot op wijkniveau te voorspellen. Met metingen en modelsimulaties hebben we het huidige en toekomstige stadsklimaat voor Nederlandse steden in kaart gebracht en zijn we de processen die het klimaat en thermisch comfort in de stad bepalen beter gaan begrijpen.” Hitte-eiland effect Nederland.
Stedelijk groen voor leefbaarheid Essentieel in het CPC-project was ook de Wageningse inbreng met betrekking tot het ontwerp van stedelijk groen. Daarbij stond de vraag centraal: hoe kunnen we stedelijk groen zo effectief mogelijk inzetten om de leefbaarheid in de stad onder een veranderend klimaat met meer hittestressdagen en extreme buien te behouden? Daarnaast is Wageningen betrokken bij de ontwikkeling van handreikingen en hulpmiddelen voor beleidsmakers en stadsontwikkelaars: om het klimaatbestendig en water-robuust inrichten van de stad ‘handen en voeten’ te geven. Consortium universiteiten en kennisinstellingen Het programma is uitgevoerd door een consortium van tien universiteiten en kennisinstellingen. Behalve uit Wageningen University en Alterra bestond het consortium uit TNO, Deltares, TU Eindhoven, TU Delft, Universiteit Utrecht, Radboud Universiteit, UnescoIHE, KWR en de Universiteit van Amsterdam. Om antwoorden te geven op praktijkvragen is nauw samengewerkt met Rotterdam, Den Haag, Amsterdam, Utrecht, Arnhem, Rijswijk, Tilburg, Noord-Brabant, de STOWA, Hoogheemraadschap van Delfland, Waternet, Waterschap Hollandse Delta, Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard en het Deltaprogramma Nieuwbouw en Herstructurering. Climate Proof Cities is onderdeel van het nationale onderzoekprogramma Kennis voor Klimaat, mede gefinancierd door het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Meer informatie Bert van Hove
[email protected] 0317-486584
Pagina 4
Greenlight district Amsterdam Zeven studenten van Wageningen University hebben in opdracht van Alterra onderzocht hoe de leefbaarheid en de duurzaamheid van Amsterdam verbeterd kan worden door middel van verrassende vergroening van de binnenstad. Gedurende een periode van acht weken hebben de studenten zich ingezet om een rapport tot stand te brengen met als resultaat een creatieve mix van adviezen. Het op een duurzame manier groener maken van de Amsterdamse binnenstad wordt bijvoorbeeld bereikt door het gebruik van verplaatsbaar groen of het aanpassen van de regelgeving voor hoteleigenaren bij het openen van nieuwe hotels. Deze nieuwe regels dienen als een extra stimulans om een groen dak aan te schaffen. Het onderhoud van groen kan worden opgepakt door buurtgemeenschappen om de sociale cohesie te verhogen. Bovendien levert het een voordeel op met betrekking tot de onderhoudskosten. Ook wordt aangeraden om de binnenstad te ontlasten door het spreiden van toeristen over buurten buiten de binnenstad. Het aanbieden van ICT-faciliteiten en deelname van gemeenschappen zijn tools die hierbij van toegevoegde waarde zijn. Binnenstad van Amsterdam is overvol Toeristen en inwoners leven of verblijven graag in de stad, maar vinden de binnenstad over het algemeen te druk. Het aantal toeristen is groeiende en deze trend blijft naar verwachting aanhouden. Hoewel de groep bezoekers toeneemt is, blijft de omvang van het gebied waarin zij zich voornamelijk bevinden gelijk.
Vergroening biedt veel voordelen Het vergroenen van het straatbeeld in de binnenstad van Amsterdam geeft voordelen voor iedereen. Allereerst leidt de vergroening tot een verbetering van de fysieke en mentale gezondheid van inwoners. Ten tweede wordt er een verhoogde sociale cohesie verwacht tussen zowel toeristen en inwoners als inwoners onderling. Eveneens draagt de vergroening bij aan het creëren van een veerkrachtiger ecosysteem in de binnenstad. Bovendien zijn er talloze financiële voordelen die een groene binnenstad met zich mee brengt, zoals stijgende huizenprijzen en verlaagde kosten in de gezondheidszorg. Tot slot zal het imago van de stad veranderen, alsmede de manier waarop de stad wordt beleefd. Aan de slag met de ideeën De kunst is om met kleine aanpassingen een verschil te maken. Bijvoorbeeld door ideeën die op dit moment al op kleine schaal geïmplementeerd worden, zo uit te breiden dat het werkelijk een verschil kan maken voor de duurzaamheid en de leefbaarheid van de stad. De zeven studenten, van vijf verschillende masteropleidingen, hebben in hun verslag ‘Greenlight District Amsterdam’ verschillende originele opties bedacht, variërend van groene daken voor het station, hotels en parkeerterreinen tot groene tramrails en drijvende tuinen in de Amsterdamse grachten. Alterra zal met deze ideeën aan de slag gaan en de beste ervan proberen te verwezenlijken. Meer informatie Francine Loos
[email protected] 0317-481918
Pagina 5
Stadslandbouw: zo ontwikkel je een buurtmoestuin Stadslandbouw is populair, maar ermee beginnen is nog best lastig. Dat merken ook bewoners die een buurtmoestuin willen oprichten. Voor iedereen met plannen hiervoor ontwikkelden studenten van Wageningen UR een praktische handleiding: Buurtmoestuin? Zo gedaan!. De handleiding is gemaakt in opdracht van de Kenniskring Buurtmoestuinen Almere, een lerend netwerk van inwoners die actief zijn met buurtmoestuinen en schooltuinen. Volgens Esther Veen, onderzoekster van Wageningen UR, sluit de handleiding aan op een breed gevoelde behoefte. ‘Veel mensen willen hun buurt graag groener maken met een gezamenlijke buurtmoestuin. Zo’n tuin is ook goed voor de sociale cohesie en je brengt kinderen in contact met vers voedsel. Alleen weten veel mensen niet hoe ze moeten beginnen.’ Van idee tot aanleg De handleiding begeleidt mensen stap voor stap met het ontwikkelen van een buurtmoestuin, legt Veen uit: ‘Initiatiefnemers merken al snel dat er heel veel bij komt kijken om een idee te realiseren. Hoe betrek je de buurt er bijvoorbeeld bij en hoe ga je om met de gemeente? Hoe doe je goed bodemonderzoek? En hoe ontwikkel je een slim teeltplan? De handleiding is zo geschreven dat je als initiatiefnemer aan de hand genomen wordt, van idee tot aanleg. En wat je daarna moet doen om de tuin voor de buurt te behouden.’
Pagina 6
Buurtmoestuin is niet moeilijk Ze hoopt dat gebruikers van de handleiding zich gesterkt voelen dat stadslandbouw, zoals een buurtmoestuin, goed te realiseren is. ‘Een buurtmoestuin oprichten is niet per se moeilijk. Je moet weten in welke stappen je de ontwikkeling moet opdelen. Deze handleiding laat zien dat het allemaal best behapbaar is.’ Wetenschapswinkel Wageningen UR De handleiding Buurtmoestuin? Zo gedaan! is ontwikkeld door Annelies Laan, Celine Janse van Rensburg, Didi Stoltenberg, Djura Hoeksma en Janneke Grit. Hoewel de handleiding specifiek is geschreven voor de kenniskring in Almere, is deze ook prima te gebruiken door initiatiefnemers elders in Nederland. Het project komt voort uit de Wetenschapswinkel van Wageningen UR, die maatschappelijke organisaties ondersteunt met wetenschappelijk onderzoek. Meer informatie Esther Veen
[email protected] 0320-291643
Vijf verdienmodellen voor stadslandbouw Er valt een goede boterham te verdienen met stadslandbouw. Wageningen UR deed onderzoek naar verdienmodellen in de stadslandbouw en identificeerde er vijf. Conclusie: een slimme stadslandbouwer kiest voor een combinatie van verdienmodellen.. Marcel Vijn, onderzoeker stad-landrelaties van Wageningen UR ondersteunt agrariërs, ondernemers in de stad, gemeenten en projectontwikkelaars die vragen hebben over stadslandbouw. ‘Er gebeurt veel in en rond de stad’, stelt hij vast. ‘Agrariërs aan de rand van de stad zien dat stadslandbouw kansen biedt onafhankelijker te opereren door een eigen, lokale markt te creëren. En gemeenten zitten in hun maag met braakliggende stukken grond. Zij bieden stadslandbouw graag de ruimte, ook al omdat daar allerlei zinvolle maatschappelijke functies aan te koppelen zijn.’ Projectontwikkelaars Ook projectontwikkelaars zien de voordelen van stadslandbouw in, stelt Jan Willem van der Schans, onderzoeker korte voedselketens en regionale voedselnetwerken van Wageningen UR. ‘Zij hebben rond veel steden aanzienlijke stukken grond gekocht voor toekomstige woningbouw. Door de crisis zijn veel wijken nog jarenlang niet ‘af’. Door grond uit te geven voor stadslandbouw, ontstaat er positieve reuring: netjes aangeharkte velden, spelende kinderen, gezamenlijke activiteiten.’ Ondernemerschap Stadslandbouw heeft dus de wind in de rug, maar het moet wel rendabel zijn. Want gemeenten zitten krap bij kas en zijn geen subsidiemachine. En dan komt het volgens Vijn neer op ondernemerschap: ‘Je richt je bijvoorbeeld op een nichemarkt, door exclusieve kaas te produceren uit melk afkomstig van brandrode runderen, een zeldzaam koeienras. Of je combineert de verkoop van voedsel met horeca en met een zorgfunctie voor mensen met een beperking.’
Meervoudig verdienmodel Bedrijfskundig gezien is stadslandbouw nogal atypisch, zegt Jan Willem van der Schans. Hij bracht de financiële situatie van stadslandbouwers in kaart. ‘In de bedrijfskunde is het een ijzeren wet dat je je als bedrijf richt op één helder verdienmodel. Maar voor stadslandbouw biedt een meervoudig verdienmodel juist een goede basis om te kunnen overleven.’ Slimme combinatie op de boerderij Van der Schans verwijst naar een filmpje waarin ‘boer Jan’ de vijf verdienmodellen slim combineert. Zo heeft Jan gekozen voor zeldzame veesoorten (differentiatie) en verbouwt hij ook groenten en fruit die hij in de eigen landwinkel verkoopt met hulp van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (diversificatie). Jan maakt gebruik van restwarmte en organische compost uit de stad (lage kosten). Stedelingen ervaren zijn boerderij als een oase van rust en komen er graag (beleving). De schildersclub wil er graag workshops organiseren en beschouwt de stadsboerderij als haar thuishaven (gedeeld eigenaarschap). Ondernemingsplan stadslandbouw Stadslandbouw is geen hype, stelt Marcel Vijn. Maar hij constateert ook dat het nog wel met vallen en opstaan gaat. Daarom adviseert hij ondernemers altijd een goed ondernemingsplan te maken. ‘Daarbij moeten ze uitgaan van hun eigen verdiencapaciteit en niet van eventuele subsidiepotjes. Kijk goed naar de mogelijke verdienmodellen en kies daaruit de elementen die bij jou passen.’ Meer informatie Francine Loos
[email protected] 0317-481918
Pagina 7
Burgerinitiatieven: ambities genoeg maar lang niet altijd met resultaat Burgerinitiatieven, waarbij burgers zich inzetten voor hun leefomgeving, volgen veel strategieën maar die leiden lang niet altijd tot het gewenste resultaat. Ze richten zich te vaak op brede thema’s, zoals ‘leefbaarheid’ en ‘voorzieningen’, waardoor een gerichte aanpak ontbreekt. Inhoudelijk hebben de initiatieven ambities genoeg, maar de ideeën realiseren blijkt vaak een brug te ver. Dit blijkt uit onderzoek van Wageningen University naar burgerinitiatieven in Noord-Holland. Lokale politici en bestuurders bezigen graag termen als ‘Doe-democratie’, ‘actief burgerschap’ en ‘de participatiesamenleving’. Burgers die zich willen inzetten voor hun eigen leefomgeving en zich organiseren in een burgerinitiatief, worden verwelkomd. Maar op welke doelen richten deze burgerinitiatieven zich eigenlijk? Welke strategieën hanteren ze daarbij? En wat is het effect van deze strategieën? Op die vragen richtten zich de onderzoekers van Wageningen University. Zij stelden vast dat initiatieven vaak blijven hangen in visievorming, het zoeken naar draagvlak binnen de lokale gemeenschap en het beïnvloeden van formele besluitvorming. Voor het realiseren van hun eigen plannen kijken ze al snel weer naar ‘de gemeente’. Het resultaat is een impasse waarbij gemeenten en burgerinitiatieven elkaar gevangen houden.. Verlammend Burgers verenigden zich van oudsher om op te komen voor het belang van hun eigen dorp of wijk, veelal gestimuleerd door de gemeente. Die heeft behoefte aan een centraal aanspreekpunt richting de dorps- of wijkbewoners. Nu de opgaven in het lokaal bestuur veranderen, mede door bezuinigingen en de decentralisaties in de zorg, vinden deze burgerinitiatieven en gemeenten elkaar opnieuw. Daarbij ontstaat vaak een verlammende wens tot consensus, zowel binnen de eigen gemeenschap als naar potentiële samenwerkingspartners, zeggen de onderzoekers. Burgerinitiatieven willen zich graag inzetten voor hun eigen gemeenschap, maar gaan daarbij vaak vanuit hun ‘oude’ rol als belangenbehartiger op zoek naar een breed draagvlak voor plannen. Daarmee gaan ze onbedoeld voorbij aan de meervoudigheid van visies en belangen binnen de lokale gemeenschap, de continue verandering hiervan en de onmogelijkheid deze eenduidig vast te leggen en te behartigen. De focus op het definiëren en invullen van containerbegrippen als ‘leefbaarheid’ en ‘voorzieningen’ werkt dan ook verlammend: het wordt niet concreet en biedt weinig handvatten voor concrete acties.
Pagina 8
Tegelijkertijd koesteren gemeenten hoge verwachtingen jegens burgerinitiatieven en praten daarom graag mee. Het gevolg van deze nauwe betrokkenheid is echter dat burgerinitiatieven voor de uitvoering en financiering van hun plannen ook weer naar de gemeente kijken. Omdat burgerinitiatieven zich vooral op de gemeente richten, hebben beide partijen elkaar op de lange termijn weer nodig. Een ‘alles-of-niets-strategie’ is daarmee uitgesloten. Aanbevelingen De onderzoekers bevelen burgerinitiatieven aan bewust doelgerichter te werk te gaan door concrete ideeën en projecten uit te werken. Burgerinitiatieven staat een veelheid aan effectieve strategieën ter beschikking, mits deze doelbewust worden afgestemd op tijd en plaats. De organisatievorm is dan een middel en wordt geen doel op zich. Burgerinitiatieven moeten zélf het proces organiseren en op zoek gaan naar nieuwe samenwerkingspartners. De gemeente dient alleen betrokken te worden wanneer kennis van gemeentelijk beleid nodig is of vergunningen aangevraagd moeten worden. Door ideeën op korte termijn te realiseren, ontstaat vertrouwen bij andere partijen en worden nieuwe middelen gemobiliseerd. Het onderzoek naar burgerinitiatieven in NoordHolland is mede tot stand gekomen door een subsidie van de provincie Noord-Holland in het kader van de Provinciale Sociale Agenda 2012-2015. Voor het onderzoek zijn een aantal burgerinitiatieven langere tijd gevolgd en is een online enquête uitgezet onder een groot aantal initiatieven. Meer informatie Albert Aalvanger
[email protected] 0317-483135
AMS: het eerste jaar Het Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions (AMS), het nieuwe instituut voor toegepaste stedelijke technologie en ontwerp, opende op vrijdagmiddag 19 september haar deuren in het gebouw van het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT). De eerste drie projecten waarmee van start is gegaan, zijn gericht op weerbaarheid tegen plotselinge wateroverlast, duurzaam omgaan met de ‘stadsstofwisseling’ en het slim regelen van de mobiliteit in de stad.
kleine en grote beslissingen. Neemt u de auto, de tram of gaat u lopen? Waar gaat u wonen en werken? Op welke manier worden bedrijven bevoorraad? Waar moet dat nieuwe station komen? Alles hangt met alles samen. AMS gaat hiervoor een uniek laboratorium bouwen waarmee we dat soort vragen integraal en in samenhang kunnen onderzoeken. Met dit Urban Mobility Lab kunnen gemeente, bedrijven en bewoners straks werken aan nieuwe, schonere en betrouwbaardere mobiliteit voor iedereen.
Na de start van AMS op 20 juni van afgelopen jaar heeft het instituut nu een eigen locatie in Amsterdam. De eerste drie projecten zijn in 2014 van start gegaan:; Rain Sense, Urban Pulse en Urban Mobility Lab. Deze projecten voldoen aan belangrijke criteria van AMSprojecten: er zijn partners van het instituut én inwoners van de stad betrokken, de onderzoek is nuttig voor de inwoners van Amsterdam en de projecten zijn wereldwijd gezien innovatief.
Leefklimaat verbeteren Renée Hoogendoorn, directeur van AMS, is trots op deze stappen. ‘De impact van deze projecten voor de stad is groot. Wat is er mooier dan te werken aan de kwaliteit van wonen, werken en verblijven in de stad, te werken aan de lééfkwaliteit en dus te zorgen voor minder schade, minder files, minder milieuvervuiling en om te helpen dat essentiële zaken - als energie, water en voedsel - voor iedereen beschikbaar zijn? Komende tijd zullen meer projecten starten en zal ook zichtbaar worden wat AMS als Onderwijsinstelling en Data-Platform te bieden heeft. De feitelijke start van AMS is nu gemaakt. Op deze interessante plek in Amsterdam kunnen we de komende jaren AMS flink uitbouwen.’
App geeft inzicht in regenval per straat Rain Sense is gericht op een grotere weerbaarheid van Amsterdam tegen wateroverlast en schade door heftige weersomstandigheden, zoals we die de afgelopen zomer meerder malen gehad hebben met het dieptepunt de wolkbreuk van 28 juli van vorig jaar. Dankzij innovatieve methoden als meetstations aan lantarenpalen, een mobiele meetparaplu en een app die bewoners op hun telefoon kunnen installeren, weten de onderzoekers tot op de straat nauwkeurig hoe het zit met de regenval in Amsterdam. Bewoners met de app kunnen onder meer hun overlast melden door een foto te uploaden, kunnen zien waar het regent in Amsterdam en kunnen op afstand controleren of hun huis nog droog staat. Voor partners als Waternet wordt het mogelijk problemen tijdig te visualiseren en gepaste maatregelen te nemen bij hevige buien, zodat de schade beperkt kan worden. Aan- en afvoer energie, water, voedsel in kaart Urban Pulse levert de kennis die nodig is voor een duurzame omgang met energie, water, voedsel en grondstoffen in de stad. Door anders om te gaan met deze ‘stadsstofwisseling’ kan Amsterdam ervoor zorgen dat er in de toekomst geen gebrek aan energie, water, voedsel en grondstoffen ontstaat en dat de druk van Amsterdam op het milieu afneemt. Daarvoor is nauwkeurig begrip van de stromen nodig die deze onderwerpen in de stad maken en een visualisatie ervan in de stadskaart. Ook hier gebruiken de onderzoekers een combinatie van beschikbare technologie, modellen en informatie van bewoners en werken zij samen met partners in de stad.
Over AMS AMS is een internationaal instituut dat vanuit een multidisciplinaire aanpak onderzoek doet naar grootstedelijke vraagstukken en hiervoor oplossingen ontwikkelt en implementeert. Bewoners van de stad worden betrokken als testers, gebruikers en cocreators van producten en ideeën die de stad leefbaarder moeten maken. Amsterdam fungeert daarmee als het ‘living lab’ van AMS. AMS is een initiatief van de academische partners TU Delft, MIT en Wageningen UR, samen met de Gemeente Amsterdam. De basis van AMS is een open platform waarbij allerlei partijen kunnen aansluiten. Het instituut werkt nu al samen met partners als Accenture, Alliander, Cisco, IBM, KPN, Shell en Waternet, Amsterdam Smart City, ESA, TNO, Waag Society, het Havenbedrijf Amsterdam en de stad Boston. . Meer informatie Francine Loos
[email protected] 0317-481918
Verkeersstromen begrijpen en voorspellen Urban Mobility Lab houdt zich bezig met het begrijpen en kunnen voorspellen van verkeersstromen. In een metropool als Amsterdam is dat complex, omdat verkeer en vervoer het resultaat zijn van miljoenen
Pagina 9
Zonder Alterra geen groene loper door Maastricht Groen helpt om wijken nieuw leven in te blazen. Dit inzicht deed Luc Winants op als wethouder in Maastricht en hij past het nu toe als burgemeester van het krimpende stadsdeel Brunssum, onderdeel van Parkstad Limburg. Peter Visschedijk bracht hem op dit groene spoor. Luc Winants was tot begin 2013 wethouder ruimtelijke ordening in Maastricht. Daar had hij onder andere de plannen voor de tunnel voor de A2 in zijn portefeuille. Daarbij gingen zijn ogen open voor de mogelijkheden om groen te gebruiken om wijken nieuw leven in te blazen. In de Limburgse hoofdstad wordt nu hard gewerkt aan die tunnel. Boven de snelweg komt een groene loper, een langgerekt stadspark op de plaats waar nu nog de rumoerige snelweg ligt. “Toen ik in 2006 in Maastricht aan de plannen begon, werd er vooral met een vastgoedbril gekeken,” zegt Luc Winants. Het zou zoiets moeten worden als Ceramique, de wijk in het centrum van Maastricht met verschillende prijswinnende gebouwen. Winants: “Maar een ateliersessie van Alterra, gegeven door Peter Visschedijk, bracht de besluitvorming op een nieuw spoor. De tunnel was een kans om de compacte stad Maastricht te verrijken met meer groen. Zonder Peter waren we nooit op dat spoor gekomen. Visschedijk nam de consortia die samen dongen naar de opdracht om de tunnel aan te leggen, mee naar Parijs. Daar reed hij bestuurders, aannemers en architecten langs geslaagde voorbeelden van groene investeringen in de stad. Dat heeft wonderen verricht. Het ene plan dat daarna werd ingediend was nog groener dan het andere.” Meer informatie Peter Visschedijk
[email protected] 0317-485860
De Groene Loper (bron: NLingenieurs.nl).
Greencities en Gemeentenet Alterra deed en doet nog steeds veel projecten op het vlak van de openbare ruimte in dorpen en steden. Dat onderzoek is nu samengbracht onder de kopjes Green Cities en GemeenteNet. Green Cities Green Cities is een soort container waarin alle projecten zitten die betrekking hebben op de openbare ruimte in stad of dorp. Dit betreft niet alleen de projecten in Nederland maar ook die in andere landen. Door de projecten onder een kopje samen te brengen, wil Alterra duidelijk maken dat het veel aan onderzoek doet op dit vlak. Gemeentenet GemeenteNet is onderdeel van Green Cities. Het is een platform waar projecten van Alterra dichter bij Nederlandse gemeenten gebracht worden. Het platform is opgezet om te komen tot nieuwe projecten. Onderzoekers en gemeenten moeten kunnen elkaar daar treffen en samen nieuwe onderzoeksvragen opstellen. Daarnaast is het platform bedoeld om gemeenten samen te brengen om het onderzoek te kunnen financieren. Zinvol, maar prijzig onderzoek wordt dan mogelijk zonder dat het individuele gemeenten veel geld kost. Een constructie die al jaren wordt toegepast bij de Databank Gemeentelijk Groenbeheer. Voortgang Momenteel wordt hard gewerkt aan de realisatie van Green Cities en Gemeentenet. Binnenkort meer. Meer informatie Carmen Aalbers
[email protected] 0317-485044
Pagina 2
Even voorstellen… Arie Wassink In 'Even voorstellen…' wordt iedere nieuwsbrief een groenbeheerder geïnterviewd van een gemeente die lid is van de Databank Gemeentelijk Groenbeheer. Deze keer Arie Wassink van de gemeente Raalte. Over hemzelf 1. Naam: Arie Wassink 2. Geboren 8 april 1960 3. Woonplaats Zwolle 4. Favoriete boom/struik Elke boom die op een plek staat waarop deze zich natuurlijk kan ontwikkelen is wat mij betreft favoriet. Dit kan een treurwilg aan de waterkant zijn of een oude eik of linde in een weiland met een natuurlijke habitus. 5. De mooiste groene plaats van Nederland De Veluwe!! Dit omdat hier een grote verscheidenheid is aan diverse typen bos, grote heidevelden, zandverstuivingen met verwaaide dennen en lager gelegen stukken met vennen. Dat dit mijn favoriet is, is niet zo vreemd omdat in Apeldoorn mijn wieg gestaan heeft en ik hier 32 jaar heb gewoond. Over zijn werk 6. Opleiding Mijn groenopleiding heb ik gevolgd aan de Middelbare tuinbouwschool (RMTuS) in Utrecht, richting Aanleg & Onderhoud. Deze opleiding heb ik 1982 afgerond. Tijdens mijn loopbaan heb ik door groeiende interesse in managementprocessen de MBO- en HBO opleidingen “Management voor overheid en non- profit” gevolgd. 7. Werkzaam bij gemeente: Raalte 8. Functie Ik ben Vakspecialist groenbeheer bij het team Beheer & Onderhoud van de gemente Raalte. Daarmee vorm ik de schakel tussen het beleid en het dagelijks onderhoud. Naast dat ik mij bezig houdt met het groen ben ik ook verantwoordelijk voor het beheer van de begraafplaatsen, de sportvelden, de speeltoestellen en de plaagdierbeheersing binnen de gemeente. 9. Jaren in het groenbeheer Tot 1989 heb ik een hoveniersbedrijf gehad. Door
wijzigende omstandigheden heb ik mij daarna 3 jaar ingezet op een tuincentrum/ kwekerij. Een hele andere tak van sport!! Van 1992- 2001 ben ik opzichter geweest bij de sociale werkvoorziening in Steenwijkerland. Uiteraard was dit op het vlak van het groenonderhoud, zowel gemeentelijk als particulier. In 2001 ben ik overgestapt naar de gemeente Raalte. Dit als opzichter voor het openbaar groen. Hiermee kwam ik aan de andere kant van de spreekwoordelijke lijn tussen opdrachtgever en opdrachtnemer te staan. Met deze omschakeling heb ik geen enkele moeite gehad. In deze functie was ik verantwoordelijk voor de aansturing van de aannemers en de contacten met de burgers. In 2011 ben ik doorgestroomd naar de huidige functie en houd ik mij meer bezig met de werkvoorbereiding d.m.v. bestekken, aanbestedingen en beheerplannen. 10. Waarom groenbeheer? De keus voor het groen heb ik gemaakt toen ik me ging oriënteren op een beroepsopleiding. Het was dit of de horeca. Dit laatste doe ik nu hobbymatig in de kantine van de tennisclub. In de loop der jaren doorgegroeid naar de huidige functie en verantwoordelijkheden omdat ik sterk interesse heb in het grotere overzicht en meer afstand wilde nemen van het dagelijkse onderhoudswerk. Ik heb grote liefde voor het groen, maar kan zaken ook relativeren: aan alles komt eens een eind, ook aan monumentale bomen!!: tijd voor nieuwe toekomstige monumentale exemplaren. Over de gemeente Raalte 11. Aantal inwoners Ca. 38.000 inwoners 12. Aantal m2 groen per inwoner binnen de kom Ca. 34 m2 per inwoner
Pagina 11
Over het beheer 13. Het groen Kwaliteit groen 51% van het groen bestaat uit gazon. Dit werd tot nu toe grotendeels op B- niveau onderhouden. Voor dit jaar gaan we grotendeels over op C- niveau in het kader van bezuinigingen. De beplanting wordt onderhouden op B- niveau. 14. Uitbesteding werk Het kleinschalige onderhoudswerk aan bomen wordt door eigen medewerkers uitgevoerd. Dit geldt ook voor een deel van het intensieve maaiwerk. Het overige groenonderhoud wordt uitbesteed. Boomonderhoud naar gespecialiseerde bedrijven, het plantsoen door de SW. 15. Uitgaven per jaar Op jaarbasis wordt ca. 1,2 miljoen euro besteed aan het groenonderhoud binnen de bebouwde kom. Hierin zitten niet de onderhoudskosten voor speelvoorzieningen begrepen. 16. Meest trots op Het meest trots ben ik op het feit dat we het bestuur hebben kunnen laten inzien dat grote bezuinigingen op groen niet kunnen worden behaald zonder dat dit buiten zichtbaar wordt. Dit is ook een gevolg van de cijfermatige onderbouwing vanuit de benchmark van de DGG. Ondanks de huidige financiële omstandigheden hoeft het groen maar mondjesmaat bij te dragen aan bezuinigingstaakstellingen.
Pagina 2
17. Minst trots op De gevolgen van de wateropgaaf. De laatste jaren wordt de 'groene ruimte' voor een groot deel in beslag genomen door wadi's. veel kleur en diversiteit blijft hierdoor achterwege. Over de DGG 18. Hoe hoorde u van de DGG Eerlijk gezegd weet ik dit niet meer. Wel dat Joop Spijker op verzoek een bezoek heeft gebracht om e.e.a. toe te lichten. 19. Lid geworden in 2009 20. Waarom belangrijk? Dit is belangrijk omdat ik hiermee kan sturen op onderdelen waarop wij duurder uit zijn dan vergelijkbare gemeenten. Ook is dit een goed middel om het bestuur de politiek inzicht te geven in de kosten die worden gemaakt en wat we er voor terugkrijgen (zie ook punt 16) Tot slot 21. Tips voor gemeenten die overwegen lid te worden Zorg er voor dat je beheergegevens op orde zijn en actueel worden gehouden. Je bent zelf uiteindelijk verantwoordelijk voor de aanlevering van de juiste gegevens. Het eerste jaar kost het voor je gevoel veel tijd, maar elk jaar krijg je meer inzicht en gaat het steeds vlotter. Haak dus niet af na het eerste jaar!
Pagina 2