v Jaargang 4 – nummer 4 – december 2014
Nieuwsbrief
Databank Gemeentelijk Groenbeheer
Klantendag 2014, Ontwikkelingen in het beheer van stedelijk groen de afgelopen jaren, Bezuinigingen op beheer van gemeentelijk groen, Slim beheer: assetmanagement in Rotterdam, Actuele boomziekten in het stedelijk groen, Zelfbeheer van openbaar groen, (Stedelijk) groen van groot belang voor goede stedelijke waterhuishouding, De grote DGG-quiz 2014
Pagina 1
Nieuwsbrief De Nieuwsbrief Databank Gemeentelijk Groenbeheer geeft informatie over het project Databank Gemeentelijk Groenbeheer en ander onderzoek dat wordt uitgevoerd door Alterra en Wageningen Universiteit op het gebied van groenbeheer. De nieuwsbrief is gratis en verschijnt driemaal per jaar.
DGG De Databank Gemeentelijk Groenbeheer (DGG) is een benchmark met kengetallen over gemeentelijk groen en groenbeheer. De benchmark is in 1998 opgezet door Alterra (onderdeel van Wageningen University and Research centre)
Contact Als u meer informatie wilt over de nieuwsbrief of de Databank Gemeentelijk Groenbeheer dan kunt u contact opnemen met: Ir. Joop Spijker
[email protected] 0317 - 484 990 www.databankgroenbeheer.nl
Databank Gemeentelijk Groenbeheer 2014 en 2015 2014 zit er bijna op. De tijd voor terugblikken is daarmee weer aangebroken. Het afgelopen jaar kenmerkte zich door een lang groeiseizoen dankzij een vroeg voorjaar en een zacht najaar. Ook voor de Databank Gemeentelijk Groenbeheer was 2014 een vruchtbaar jaar. De jaarlijkse klantendag, deze keer in het stadhuis van de gemeente Wageningen, was weer zeer geslaagd. Veel gemeenten woonden de dag bij en de discussies leverden veel nieuwe inzichten op en goede ideeën voor 2015. Naast de klantendag hebben we het afgelopen jaar – evenals in 2013 - ook twee studiedagen georganiseerd in samenwerking met de Vereniging Stadswerk. In het voorjaar bij de gemeente Breda en in het najaar bij de gemeente Hoogeveen. Tijdens deze bijeenkomsten stonden Benchmarks centraal. Met name de bijeenkomst in Hoogeveen was goed bezocht. Ook in 2014 heeft de Databank weer nieuwe leden mogen begroeten. De gemeenten Brielle, Heerhugowaard, Rheden en Westvoorne hebben zich dit jaar aangesloten. Met andere gemeenten zijn hierover nog gesprekken gaande. Voor het komende jaar hebben we samen met de Klantenraad weer goede voornemens gemaakt. We verwachten te beginnen met de dataverzameling in maart en willen de rapportages in de maanden september-oktober opstellen. We hopen natuurlijk dat iedereen weer data kan aanleveren, zodat we de benchmark verder kunnen optimaliseren. In deze extra dikke nieuwsbrief vertellen we meer over de klantendag van 25 november en enkele inhoudelijke onderwerpen die daar aan de orde zijn geweest. Ten slotte wens ik een ieder alvast een zeer gelukkig en ook heel mooi groen jaar 2015 toe. Joop Spijker Projectleider van de Databank Gemeentelijk Groenbeheer
Pagina 2
Klantendag 2014 Eén keer per jaar organiseert het projectteam DGG samen met de klantenraad een Klantendag. 25 november was het weer zover. Deze keer waren we te gast bij de gemeente Wageningen. Programma ‘s Morgens werd gestart met een aantal presentaties. Na een korte inleiding door Dennis de Heer (gemeente Hoorn, voorzitter van de klantenraad en dagvoorzitter) gaf Jitze Kopinga (Alterra) een presentatie over boomziekten. Tony Pipping (gemeente Rotterdam) ging vervolgens in op assetmanagement. Na een bakje koffie gaf Joop Spijker (Alterra) een toelichting op de DGGrapportage boekjaar 2013 en de resultaten van het (aanvullende) onderzoek over bezuinigingen op gemeentelijk groen en de waarden van groen. Na de heerlijke lunch waren er twee ronden met workshops waarin werd gesproken over de individuele rapportages aan de hand van de cijfers van een paar gemeenten. Ook werd gediscussieerd over wat er in 2015 (boekjaar 2014) nog kan worden verbeterd aan de Databank Gemeentelijk Groenbeheer. Tot slot gaf Joop Spijker een interessante lezing over groen en waterbeheer (mede in het licht van de klimaatverandering). Na de afsluiting door Dennis was er uiteraard nog tijd om te borrelen en te netwerken.
De introductie door Dennis de Heer.
Pagina 3
Het complete programma was: 9.30
Inloop met koffie/thee
10.00 10.10 10.50
Welkom Presentatie boomziekten Presentatie assetmanagement
11.20
Pauze
11.35
Presentatie DGG - boekjaar 2013 - bezuinigingen op gem. groen
12.30
Lunch
13.15 14.05
Workshops ronde 1 Workshops ronde 2
14.50
Pauze
15.00 15.50
Presentatie groen en waterbeheer Terugblik workshops
16.15
Borrel
Presentatie: Ontwikkelingen in het beheer van stedelijk groen de afgelopen jaren Joop Spijker Op de klantendag presenteerde Joop Spijker de jaarlijkse uitkomsten van de benchmark. Hij ging daarbij ook in op de trends van de kosten en van de opbouw van het groen binnen de bebouwde kom over de afgelopen jaren. In dit artikel een aantal interessante constateringen. In de Databank Gemeentelijk Groenbeheer hebben we goed vergelijkbare data over het groenbeheer van Nederlandse gemeenten sinds het begin van deze eeuw. Verschillende economische en maatschappelijke ontwikkelingen hebben effect gehad op het gemeentelijk groen en enkele opvallende zaken worden in dit artikel besproken. In het areaal neemt het aandeel struikbeplantingen af. Begin deze eeuw waren struiken nog de meest voorkomende beheercategorie binnen de bebouwde kom. Maar in 2013 zijn ze gezakt naar de derde plaats. Het meest voorkomende areaal is nu gazon, gevolg door ruw gras. In dezelfde periode namen ook de kosten van het gemeentelijk groen binnen de bebouwde kom af. Sinds 2008 zijn de mediane kosten van het basisgroen per vierkante meter afgenomen van bijna 90 naar 75. Het betreft indexgetallen. De kosten van 2004 zijn op 100 gesteld.
Deze daling is vooral bereikt door de veranderingen in het areaal. Ofwel door duurder groen (struiken) om te vormen in goedkoper groen (gazon). Als de areaalverdeling niet was veranderd, dan zou deze daling niet zijn bereikt, maar zou het groen binnen de bebouwde kom nog tegen ongeveer dezelfde kosten per jaar worden beheerd over de laatste 10 jaar. Dit betekent overigens nog steeds een flinke efficiëntiewinst als je bedenkt dat lonen en machines- en brandstofprijzen zijn bleven stijgen. De kosten voor de verschillende beheercategorieën laten de afgelopen vijf jaar een verschillende ontwikkeling zien. De kosten voor gazon dalen licht. Ruw gras daalde eerst, maar is daarna weer wat in kosten toegenomen. Struikbeplantingen laten een lichte daling zien (iets sterker dan gazon). De kosten voor bomen zijn sinds 2007 behoorlijk toegenomen. Terwijl die voor plantenperken de laatste jaren een sterke daling laten zien. In 2009-2010 is er een einde gekomen aan een stijging van de kosten voor plantenperken. Sinds die tijd is het index-getal voor de kosten van deze beheercategorie zelfs gehalveerd. Dit komt vooral doordat het aandeel plantenbakken (de duurste subcategorie) kleiner wordt.
De kosten voor de verschillende beheercategorieën stedelijk groen. Bron: Databank Gemeentelijk Groenbeheer.
Pagina 4
Bezuinigingen op beheer van gemeentelijk groen Joop Spijker
In 2014 is onder de leden van de databank een enquête uitgevoerd naar de bezuinigingen op het groen en de waarden van groen. In dit artikel de belangrijkste conclusies. Uit het in 2014 uitgevoerde onderzoek is gebleken dat rond de 75% van de gemeenten de afgelopen jaren bezuinigd heeft op het beheer van het groen. In de meeste gevallen bezuinigingen tussen de 1 en 20% van het budget. Bezuinigingsmaatregelen De belangrijkste maatregelen om deze bezuinigingen te bereiken, waren allereerst het verlagen van het (beeld)kwaliteitsniveau, het verlagen van de beheerfrequentie en de omvorming van groen. Gunstiger aanbesteden werd ook relatief veel genoemd. Maar hierover kan worden opgemerkt dat dit toch vooral afhankelijk is van de inschrijvingen op de bestekken. Het afstoten van groen aan burgers en het overdragen van beheer aan burgers en bedrijven worden door aardig wat gemeenten genoemd als maatregelen die ze hebben getroffen, maar ze geven aan dat hier in de regel slechts beperkte kostenbesparingen mee worden bereikt. Het laten oplopen van achterstallig onderhoud werd ook wel genoemd, maar gemeenten gaven aan dat hiermee op termijn juist geen bezuinigingen worden bereikt, maar eerder een kostenverhoging. Uitzondering hierop kan incidenteel zijn als er in een nabij jaar reeds een grote renovatie of omvorming is voorzien. Tenslotte zijn er enkele gemeenten die belangrijke besparingen bereiken door het niet-vervullen van vacatures. Waarden van groen Interessant is dat in deze bezuinigingsperiode er binnen de politiek veel meer aandacht is voor de waarden van groen in vergelijking met bijvoorbeeld de jaren tachtig, toen er ook stevig bezuinigd werd op het gemeentelijk groen. In die tijd werd het groen bestuurlijk toch vooral als aankleding van de stad gezien. Tegenwoordig is er veel meer aandacht voor allerhande positieve aspecten van het groen op het functioneren van de stad. Uit de resultaten van de enquête naar de waarden van groen blijkt dit ook. Meer dan 80% van de gemeenten geeft aan dat de verschillende waarden van groen van belang zijn voor het groenbeleid. De meest genoemde positieve waarden in gemeentelijk beleid zijn biodiversiteit en gezondheid / welbevinden van bewoners en werkenden. Daarnaast zijn ook de bijdrage aan de visuele kwaliteit van de openbare ruimte en de toeristische waarde door veel gemeenten genoemd. Dit geldt ook voor de rol van groen voor de waterhuishouding, de cultuurhistorie, het stadsklimaat en de luchtkwaliteit. Andere waarden worden veel minder genoemd.
Pagina 5
Van beleid naar beheer Opvallend is dat vrijwel alle waarden veel meer in het beleid genoemd worden dan bij het beheer. Enige uitzondering is biodiversiteit. Bijna alle gemeenten die biodiversiteit als beleidsdoestelling hebben, houden hier ook in het beheer rekening mee (>80%). Ook bij de visuele kwaliteit van de openbare ruimte geeft een meerderheid van de gemeenten aan hier bij het beheer invulling aan te geven (ruim 60%). Opvallend bij de andere waarden van groen is dat slechts een minderheid van de gemeenten die beleidsmatig aangeeft dit belangrijk te vinden, hiermee in het beheer rekening houdt. Bij gezondheid/welbevinden, waterhuishouding en toeristische kwaliteiten houdt nog ca. 40-50% van de gemeenten rekening met de in het beleid onderkende waarden, bij stadsklimaat en luchtkwaliteit is dit gedaald tot < 20%. Bezuinigingen en de waarden van groen Wel geven de gemeenten in ruime meerderheid (>80%) aan dat bij de bezuinigingen rekening wordt gehouden met de waarden van het groen. Het effect van de bezuinigingen op de waarden van groen wordt verschillend geduid. De ene helft van de gemeenten geeft aan dat de bezuinigingen leiden tot aantasting van de waarden van het groen. De andere helft geeft aan dat in hun gemeenten de waarden van groen hierdoor niet worden geraakt.
Toegepaste Maatregelen -
Verlagen kwaliteitsniveau
19
-
Verlagen beheerfrequentie
16
-
Omvormen groen
15
-
Gunstiger aanbesteden
14
-
Afstoten van groen aan burgers
14
-
Laten oplopen van achterstallig onderhoud
13
-
Overdragen beheer aan burgers
12
-
Niet vervullen vacatures
11
-
Wel meer areaal; niet meer budget
11
-
Overdragen beheer aan bedrijven
9
-
Andere interne organisatie
4
-
Overige maatregelen – bijv. meer mechanisch snoeien
3
Aantallen keren dat een bepaalde bezuinigingsmaatregel werd genoemd. Meer informatie: Joop Spijker
[email protected] 0317-484990
Slim beheer: assetmanagement in Rotterdam Tony Pipping (Assetmanager gemeente Rotterdam) Hoe kunnen we onze euro zo goed mogelijk besteden met het beste resultaat voor de stad? Deze vraag was voor de gemeente Rotterdam reden om over te stappen op assetmanagement, ofwel risicogestuurd beheer. Risico’s Het risicodenken is een beheerder niet vreemd. In het groenbeheer kennen we tal van risico’s die we met onderhouds- en beheermaatregelen zoveel mogelijk proberen te ondervangen. Denk hierbij aan het omvallen van bomen, afvallen van takken of beschadigingen aan het groen. Maar staan we er voldoende bij stil wanneer en hoe vaak bepaalde risico’s voorkomen en wat de effecten of gevolgen dan zijn? En zijn de huidige maatregelen die we uitvoeren wel zo efficiënt en effectief? Slim beheer De methodiek assetmanagement is een nieuwe werkwijze om de Rotterdamse buitenruimte op een slimme manier te onderhouden en te beheren door risico’s expliciet te maken. Door de oorzaken en gevolgen van risico’s te analyseren, wordt duidelijk waar de zwakke schakels zitten en wat de impact van een risico is op de belangen van de organisatie, oftewel: de bedrijfswaarden. Bedrijfswaarden Als je wilt sturen op risico’s, moet eerst duidelijk zijn welke waarden je nastreeft. In het stedelijk beheer van Rotterdam worden de bedrijfswaarden imago, beschikbaarheid, kwaliteit leefomgeving, milieu en gezondheid, wet- en regelgeving, economie en veiligheid nader gekwantificeerd. Deze waarden zijn voor alle assets in de buitenruimte van belang. Hierdoor kunnen we het risiconiveau eenduidig bepalen en kunnen we de risico’s van de diverse assets op eenzelfde manier tegen elkaar afwegen. Voor het groenbeheer is de kwaliteit van de leefomgeving een voor de hand liggende bedrijfswaarde. Het is echter lastig deze nader te kwantificeren en in euro’s uit te drukken. Bij de bedrijfswaarde economie is de monetaire boomwaarde van de NVTB goed te gebruiken met risico’s rondom bomen. Ook de bedrijfswaarde beschikbaarheid van het groen is duidelijk te kwantificeren. Strategie Om risico’s te kunnen inschatten, moeten we ook nadenken over de trends en veranderingen die op ons afkomen. Zo zal klimaatverandering een effect krijgen op het functioneren van de assets. Het groen in de stad zal voor bewoners niet alleen ‘kijkgroen’ of ‘gebruikersgroen’ blijven, maar ook gebruikt gaan worden voor wateropvang. Door de temperatuurstijging zullen bomen langer in blad blijven; dit vergroot de kans op het breken van takken of het omvallen van bomen tijdens najaarsstormen.
Verbetering In Rotterdam wordt assetmanagement momenteel geimplementeerd binnen het groenbeheer én het beheer van andere assets. Afgelopen jaar zijn er programma’s opgesteld om de risico’s van groeiplaatsuitputting, schade aan evenemententerreinen en schade aan speelondergronden te verminderen. Deze programma’s zijn geprioriteerd, zodat we ons budget inzetten daar waar dat het hardste nodig is. Door een strategie te bepalen, risico’s te inventariseren en deze te relateren aan de effecten op de bedrijfswaarden, moet je weer eens goed naar je beheersysteem kijken. Welke info heb ik nodig, heb ik de juiste data, welke inspecties voer ik uit? We inspecteren ontzettend veel en genereren zo heel veel data. Komend jaar worden deze inspecties tegen het licht gehouden, worden de bedrijfswaarden getoetst op bruikbaarheid en worden verdere risico’s geïnventariseerd en gereduceerd. Zo is assetmanagement een belangrijk instrument geworden om de prestaties van het groen in onze stad te verbeteren.
Tony Pipping over assetmanagement.
Pagina 6
Actuele boomziekten in het stedelijk groen Jitze Kopinga (Alterra) Tijdens de Klantendag 2014 gaf Jitze Kopinga van Alterra een interessante lezing over boominfectieziekten die momenteel in de belangstelling staan. Aan bod komen Kastanjebloedingsziekte, Iepziekte, Massariaziekte van plataan en Essentaksterfte. In dit artikel een samenvatting. Aantastingen van bomen Over verschillende boomaantastingen wordt de laatste tijd veel geschreven. Het betreft:
Een structurele oplossing voor het probleem is inmiddels aangegeven. Enerzijds is dat de aanplant van minder gevoelig soorten zoals A. flava of A. pavia, anderzijds door het planten van meer tolerante typen van de rode of witte paardenkastanje. Het is namelijk gaandeweg gebleken dat gevoeligheid voor de ziekte in belangrijke mate genetisch bepaald is en dat door selectie meer tolerante typen beschikbaar kunnen komen. Dit wordt tot dusver echter door de sector niet opgepakt, met als een van de argumenten dat de (her)ontwikkeling van de marktvraag voor de kwekers momenteel te onzeker is om erin te gaan investeren.
Infectieziekten: Kastanjebloedingsziekte Iepziekte Massariaziekte van plataan Essentaksterfte en dierlijke aantastingen: Eikenprocessierups Paardenkastanjemineermot Essenprachtkever / Aziatische boktor In deze presentatie wordt kort beschreven wat de stand van zaken is op dit moment wat betreft de genoemde infectieziekten. Kastanjebloedingsziekte (betere naam: bastbloedingsziekte van de paardenkastanje). Het aantal aantastingen (toe- of afname) lijkt landelijk enigszins gestabiliseerd, maar: - gaandeweg worden de meeste zieke bomen opgeruimd en wat overblijft is dan statistisch gezien ‘gezonder’. - er komen steeds nieuwe gevallen bij van bomen die voor de eerste keer ziek worden. - ogenschijnlijk genezen bomen worden opnieuw ziek. Met andere woorden, zo er al sprake was van een genezingsproces op boomniveau, dan is dat vaak niet definitief, maar van beperkte duur. Het probleem wordt steeds meer een boomveiligheidsvraagstuk. De achtergrond hiervan is dat een aantasting van de bast leidt tot een verminderde effectiviteit van het afgrendelingsproces in het hout. Hierdoor zien ook de minder agressieve houtrotschimmels kans om binnen een periode van 1 à 2 jaar het hout zodanig te verrotten dat de kans op tak- en stambreuk buitenproportioneel wordt. De afgelopen 3 jaren is er een ‘verschuiving’ opgetreden in de richting van de rode paardenkastanjes. D.w.z. dat verhoudingsgewijs het niveau van de hoeveelheid ziektegevallen in de rode paardenkastanje (Aesculus x carnea) is toegenomen ten opzichte van dat van de witte paardenkastanje (A. hippocastanum).
Pagina 7
Jitze Kopinga Iepziekte In veel gemeenten wordt de Iepziekte momenteel beheersbaar geacht omdat het uitvalspercentage al enige jaren beneden het niveau van 1 à 2 %, of zelfs daaronder ligt. Dit is toe te schrijven aan: - Consistente ‘conventionele’ bestrijding (door de beheerders zèlf, door zieke bomen op te ruimen). Na het afschaffen loslaten van het landelijk bestrijdingsbeleid door de overheid in het begin van de jaren ‘90, nam de hevigheid van de ziekte toe. Een aantal gemeente ging echter door met het oude beleid en wist geleidelijk het niveau van aantasting weer omlaag te brengen. - Regionale coördinatie (o.a. Iepenwacht Friesland). Onderlinge afstemming is effectiever en een gezamenlijk aanpak verlaagt de kosten voor coördinatie, publiekvoorlichting, overige overheadkosten, etc. - Aanplant van hoog tolerante soorten en rassen. Naast het reeds bestaande ‘oude’ Nederlandse sortiment aan rassen met een redelijk niveau van tolerantie zijn er de afgelopen decennia steeds meer ook buitenlandse iepziekte-tolerante veredelingsproducten met voldoende hoge ‘veldresistentie’ op de markt gebracht. Deze worden reeds op prakijkschaal aangeplant. In de nabije toekomst komt daar nog een aantal zeer tolerante Nederlandse selec-
-
-
ties bij waaronder een met inheems ‘bloed’. Een voorbeeld van een zeer succesvolle, maar weliswaar niet inheemse, Nederlandse iep die gewoonweg niet ziek te ‘krijgen’ is, ook niet door kunstmatige inoculatie, is het ras ‘Columella’. De fladderiep is de afgelopen jaren zeer populair geworden, maar bij kunstmatige besmetting blijkt hij even gevoelig te zijn als zeer gevoelige rassen zoals ‘Commelin’ en ‘Belgica’. De reden van de hoge ‘veldresistentie’ van de fladderiep ligt in het feit dat de iepenspintkevers hem niet of nauwelijks bezoeken. In situaties waarin ziekte veel verspreid wordt via wortelcontacten kan de soort onder veldomstandigheden wel degelijk ziek worden. Voor gebruik als laanboom verdient het aanbeveling om types te nemen die van nature al een min of meer rechte stam ontwikkelen. Daarvan komen er meer op de markt. Aanplant van meer ‘verkeersveilige’ bomen (in verband met instabiliteit op hogere leeftijd). De wijze waarop de iepen in Nederland vaak worden geteeld (op onderstam van U. glabra), heeft geleid tot een sortiment waarvan een gedeelte van het aantal bomen op hogere leeftijd instabiel wordt en omwaait. Nu dit probleem onderkend wordt en de oplossing in kaart is gebracht, wordt verwacht dat het toekomstig sortiment meer stabiel zal zijn. Maar omdat vandaag de dag nog steeds iepen worden verkocht die niet op de aanbevolen manier zijn geteeld, blijft het voor de gebruiker zaak om op te letten dat hij betrouwbaar materiaal in handen krijgt. Uiteraard heeft ook het onderzoek (en de resultaten daarvan) alsmede de gerichte communicatie daarover (de publiekscampagne “Red de iep!”) bijgedragen aan het behoud van de iep en het beheersbaar maken van de iepziekte.
Maar gemiddeld genomen zijn de geluiden vanuit de gemeentelijk groenbeheerders nog licht positief. Met als huidig inzicht dat het injecteren niet vervangend kan zijn, maar wél aanvullend. Bijvoorbeeld in geval van bijzonder bomen die men koste wat kost wil behouden. Massariaziekte van plataan De Massaria-ziekte van plataan is een aantasting door een houtrotschimmel die zich kenmerkt door het uitbreken van (zware) takken. Het wordt soms aangeduid als een nieuwe ‘boomverzorgingsziekte’, omdat het probleem indertijd (ca. 10 jaar geleden) is aangezwengeld vanuit het boomverzorgingsbedrijf en niet vanuit het beheer. Over de ernst en omvang, en hoe een en ander zich zal gaan ontwikkelen, valt momenteel nog weinig te zeggen. De regionale en landelijke verspreiding, intensiteit en impact zijn nog steeds onduidelijk en het is derhalve ook niet duidelijk of er sprake is van een toe- of afname. Belangrijkste oorzaak van deze ‘onwetendheid’ is wellicht dat het in kaart brengen van de gevallen niet is gecoördineerd. Zo is bijvoorbeeld niet bekend in hoeverre takbreuk bij de plataan als ‘natuurlijk’ verschijnsel buitenproportioneel wordt en bijvoorbeeld de mate waarin het optreedt bij populier (als natuurlijke, en algemeen geaccepteerde, eigenschap van de soort) gaat overstijgen. De ziekte impliceert desalniettemin een boomveiligheidsrisico, maar om nu al algemeen een verscherpte VTA controle voor te schrijven kan dan ook nog niet door onderzoek en praktijkervaringen voldoende worden onderbouwd. De voorlopige aanbeveling blijft dus: alert blijven bij de reguliere boomveiligheidscontroles en vooral gevallen i.c. gebeurtenissen registreren alsmede de omstandigheden waaronder deze plaatsvinden.
Een aparte rol in het geheel vormt het preventief injecteren van iepen met een biologisch preparaat. Dit speelde al in de vorige eeuw. Een aantal vragen die toen leefde over het positieve effect zijn nog steeds niet onderzocht (en opgehelderd). -
De effectiviteit is nog steeds niet voor 100% voorspelbaar. Ook door de toediener van het middel wordt gesteld dat na behandeling een uitvalspercentage van 1% normaal is. Dat werpt de vraag op in hoeverre injecteren nog noodzakelijk is wanneer door andere maatregelen het uitvalspercentage al tot minder dan 1% is teruggebracht. Met name wanneer het merendeel van de nieuwe besmettingen kan worden teruggevoerd op verspreiding via wortelcontacten (waartegen het middel niet werkzaam is). - Bij een aantastingspercentage van < 5 % van het aantal iepen zijn voor veel beheerders de kosten van het injecteren al een aantal malen hoger dan die van een ‘conventionele’ bestrijding. - De bijdrage aan het omlaag brengen van het totale niveau van iepziekte in een bepaald gebied wanneer slechts een beperkt aantal iepen kan worden geïnjecteerd is niet bekend. Deze ontwikkelingen, of beter gezegd: het uitblijven van de gewenste ontwikkelingen en inzichten, heeft geleid tot enige scepsis over de waarde van het injecteren in het geheel van de bestrijdingsmaatregelen.
Dode tak a.g.v. Massaria-zikete (Foto: Antje Lichtenauer, BAUMBÜRO - Zwitserland). De essentaksterfte Sinds 2010 (of eerder, maar dat is niet bekend) heeft Nederland te maken met een voor de es desastreuze ziekte, een bastkanker veroorzaakt door de schimmel Chalara fraxinea. De schimmel breidt zich ieder jaar geografisch uit en het is nog niet aan te geven hoe dit verder gaat verlopen en wat dan het gevolg is voor het gehele Nederlandse essenbestand zowel in de stad als bos en landschap.
Pagina 8
Inmiddels is bekend dat de schimmel oorspronkelijk voorkomt in oost Azië en vermoedelijk via de OostEuropese landen in West Europa terecht is gekomen. De schimmel is genetisch (vrijwel) identiek aan een reeds lang bestaande schimmel Lambertella albida op o.a. Fraxinus mandshurica in Japan. De recente geschiedenis van de ziekte in Nederland: - Tot 2009: Alleen de “gebruikelijke” incidentele symptomen van twijgsterfte. - Eind 2009: Eerste berichten van opvallende twijgsterfte in landschappelijke beplantingen in het noordoostelijk deel van Nederland. - 2010: Ziekteverwekker geïdentificeerd als Chalara fraxinea. - Vanaf 2010: Opvallende schade aan essen, maar vaak beperkt tot bos- en landschappelijke beplantingen op regionale en lokale schaal in het midden en noordoostelijk deel van Nederland. - 2010: Landelijk onderzoek naar de aanwezigheid van de schimmel door de NVWA (voormalige Plantenziektenkundige Dienst). - 2011: Aanwezigheid van de schimmel in geheel Nederland, maar plaatselijk zeer variabel aantastingsbeeld. - Voorjaar 2012: Start van landelijk onderzoek (door het CGN en PPO van Wageningen UR)
De onderzoeksdoelen en –vragen waren: - Hoofddoel/-vraag: Is in Nederland voldoende genetisch “potentieel” aanwezig om de ziekte te kunnen beheersen? - Inventarisatie van de situatie in boomkwekerijen: verschillen in gevoeligheid/aantasting van algemeen gebruikte cultivars c.q. handelsklonen. - Evaluatie van de effectiviteit van bestaande bestrijdingsstrategieën in binnen- en buitenland (bos en boomkwekerij). - Inventarisatie van tolerantieverschillen in toetsingsproefvelden van klonaal vermeerderde selecties, nakomelingschappen en herkomsten van het CGN. - Ontwikkelen en testen van methodes voor een snelle diagnose van de mate van (te verwachten) resistentie, zoals inoculatieproeven en moleculair onderzoek.
Pagina 9
Een aantal van de resultaten aan het einde van 2012: - De spreiding in mate van aantasting van klonen van Nederlandse selecties is zeer groot (0 tot 100% in zowel in bladaantasting als taksterfte) over een verzameling van > 200 verschillende selecties. - Dit biedt goede perspectieven voor nadere selectie (generatief en vegetatief) van geschikt (inheems) uitgangsmateriaal. - De cultivars Eureka en Westhof’s Glorie blijken tot dusver “middenmoters”; bij Atlas, Altena en Geessink is de aantastingsgraad gemiddeld lager. Dit is een mogelijke verklaring dat in veel laan- en wegbeplantingen de ziekte nog niet uitbundig voorkomt. - Overigens is daarbij belangrijk dat de gevoeligheid van oudere bomen vaak anders is dan die van de jonge bomen van dezelfde kloon en dat gevoeligheid voor bladinfecties zich lang niet altijd één op één laat vertalen naar gevoeligheid voor taksterfte. Dit maakt dat bijv. de cultivar Westhof’s Glorie op hogere leeftijd voor het aspect takterfte relatief gunstig (d.w.z redelijk tolerant) naar voren komt. - In de mate van aantasting bestaat substantieel regionaal verschil: veel lichter in Tilburg dan in Dronten in genenbanken die vrijwel identiek zijn in aanwezige essenselecties. - Zwaar gesnoeide halfwas bomen zijn significant zwaarder aangetast dan niet gesnoeide bomen. De indicaties voor het vervolgonderzoek zijn: - Doel: Nader identificeren van ‘betrouwbaar’ uitgangsmateriaal. - Verder ontwikkelen van een objectieve toetsingsmethodiek (zowel voor natuurlijke als kunstmatige infectie). - Verder uitzoeken: Hoe verhoudt de resistentie van de Nederlandse klonale selecties zich ten opzichte van de buitenlandse? - Verder uitzoeken: Wat valt er te zeggen over het gemiddelde tolerantieniveau van de zaailingen van tolerante moederbomen? - Verder uitzoeken: Wat valt er te zeggen over het gemiddelde tolerantieniveau van herkomsten? - Verder uitzoeken: Wat is nog verder te bereiken met gecontroleerde kruisingen? Kunnen we wat dat betreft aanhaken bij initiatieven van o.a. Deense onderzoekers? - Verder uitzoeken : Wat is de “ruimte” voor natuurlijke selectie wanneer we de ontwikkelingen gewoon op zijn beloop laten? Deze initiatieven zijn tot dusver echter niet opgepakt als gevolg van het ontbreken van –de continuïteit vanfinanciering. De belangrijkste financieringsbron voor het onderzoek (dat in eerste instantie zou doorlopen tot en met 2015), het Productschap Tuinbouw, is inmiddels opgeheven en de sector is tot dusver niet bij machte gebleken om de voortgang van het onderzoek financieel te kunnen faciliteren. Meer informatie: Jitze kopinga /
[email protected] / 0317-485484
Extra: Zelfbeheer van openbaar groen Dino Johannes en Zohal Mahbubi (Hogeschool Rotterdam) Van februari 2014 tot juli 2014 hebben Dino Johannes en Zohal Mahbubi, twee studenten van de Hogeschool Rotterdam, in hun afstudeerscriptie gekeken naar de succes- en faalfactoren van zelfbeheer van openbaar groen. In dit artikel doen zij verslag van hun bevindingen. Zelfbeheer openbaar groen Zelfbeheer is het door burgers vrijwillig onderhouden van openbaar groen dat in eigendom is van de gemeente. Belangrijk is dat het zelfbeheer gericht is op het behoud van het karakter van het stuk groen. Zelfbeheer past precies binnen het plaatje van de participatiesamenleving en staat daarom volop in de belangstelling. Succes is echter niet gegarandeerd. Het onderzoek Tijdens het onderzoek hebben Dino Johannes en Zohal Mahbubi daarom gekeken wat de succes- en faalfactoren zijn van zelfbeheer van openbaar groen. Om deze succes- en faalfactoren te achterhalen zijn vier casestudies uitgevoerd. Die casestudies bestonden uit een interview met een betrokken burger en een gemeenteambtenaar. De bevindingen zijn vervolgens voorgelegd aan drie experts.
Uitvoeringsfase De randvoorwaarden en overeenkomst worden van kracht in de uitvoeringsfase. Deze fase is een leerfase. Lang niet alles zal in één keer lukken. In deze fase kunnen de zelfbeheerders veel voor elkaar krijgen door optimaal gebruik te maken van de vaardigheden, kennis en middelen die te vinden zijn in hun netwerk. Om zelfbeheerders de ruimte te geven om fouten te maken zal de gemeente niet te streng moeten zijn als het beheer (nog) niet helemaal het gewenste resultaat lijkt op te leveren. De evaluatiefase In de evaluatiefase zal het gekozen traject, de organisatie / samenwerking tussen gemeente en burgers beoordeeld worden. Op basis van de resultaten kunnen zelfbeheerders en betrokken ambtenaren succes- en faalfactoren uit een zelfbeheerproject herkennen en deze vervolgens opnieuw toepassen of juist vermijden.
Vier fasen De studenten hebben uiteindelijk vier fasen gevonden in zelfbeheerprojecten: de initiatiefase (het eerste contact), de legalisatiefase (het vastleggen van de afspraken), de uitvoeringsfase (het beheer) en de evaluatiefase. Sommige succes- en faalfactoren zijn specifiek voor één fase, andere lopen door meerdere fasen heen. Initiatiefase In de initiatiefase is een goede voorbereiding belangrijk voor het indienen van een aanvraag bij de gemeente. Dat is vooral van belang om draagvlak te creeren bij ambtenaren en bewoners uit de omgeving. Legalisatiefase In de legalisatiefase is het van belang dat de randvoorwaarden en de overeenkomst in samenspraak worden opgesteld. Hierbij is het aan te raden dat er een balans wordt gezocht tussen het vrij handelen door de zelfbeheerders en begeleiding door de gemeente. De gemeente zal de zelfbeheerders moeten vertrouwen om zo het gevoel van eigenaarschap bij de zelfbeheerders te laten.
Meer informatie: Het rapport is op internet te vinden: http://issuu.com/dino_johannes/docs/afstudeerscriptie_ zelfbeheer_openba
Pagina 10
(Stedelijk) groen van groot belang voor goede stedelijke waterhuishouding Joop Spijker (Alterra) De laatste presentatie van de klantendag werd gehouden door Joop Spijker. Hij hield een bevlogen betoog over het nut van groen in relatie tot de waterhuishouding. Joop Spijker begon met een samenvatting van de resultaten van het IPCC (International Panel on Climate Change) verschenen in 2013 en de door het KNMI gemaakte vertaling daarvan in de eerder dit jaar gemaakte Klimaatscenario’s voor Nederland. Spijker liet o.a. zien dat het CO2-gehalte nu hoger ligt dan in de laatste 800.000 jaar.
Spijker meldde dat er nu reeds in Nederland veranderingen waarneembaar zijn in zeespiegelhoogte, gemiddelde temperatuur en neerslaghoeveelheden en – intensiteit. Hoe dit de komende eeuw verder gaat, hangt af van hoe succesvol we (de wereld) zijn met het terugdringen van de emissie van broeikasgassen. Maar zelfs in het scenario, waarbij wereldwijd goede resultaten worden behaald, geven de klimaatmodellen aan dat er ons grote veranderingen te wachten staan.
Gletsjers als thermometer van het klimaat. De Triftgletsjer, Zwitserland in 1948, 2002 en 2006.
Het CO2- gehalte ligt nu hoger dan gedurende de laatste geologische tijdperken (IPCC, 2013).
Een belangrijk zorgpunt dat al direct vanuit het groenbeheer interessant is, is de toename van de piekbuien, zowel in frequentie als in neerslaghoeveelheid. De laatste jaren zien we al een toename hiervan en dit zal de komende decennia versterkt doorzetten.
De effecten van de toename van broeikasgassen zijn onder andere: Zeespiegel stijgt (17 cm 20e eeuw: nu tempo 2x hoger) Gletsjers smelten Uitzetting water oceanen Neerslagpatronen veranderen Oceanen verzuren (CO2 lost op in water) Planten groeien iets sneller (hogere CO2concentraties)
Arnhem 28 juli 2014
Pagina 11
Voor steden is het belangrijk om maatregelen te treffen die de overlast en schade door piekbuien verkleinen. Dit probleem moet integraal worden aangepakt. Met alleen grijze oplossingen, zoals uitbreiding van de rioolcapaciteit is de oplossing van de problemen onbetaalbaar. We moeten zorgen voor een groter vasthoudend vermogen van water in de stad, en daar kan groen van gemeenten, particulieren en bedrijven een belangrijke rol in spelen. Daarnaast moet gezorgd worden dat de waterhuishoudkundige inrichting zo is dat op het moment van extreme piekbuien het teveel aan water wordt opgevangen op die plekken waar het weinig of geen schade kan aanrichten. Hierbij kunnen we veel leren van hoe we de rivieren hebben ingericht. Bij grote rivierafvoeren stroomt het water in groene uiterwaarden om daar voor een tijdje te worden opgevangen. Ook zijn er noodoverloopgebieden. In de stedelijke gebieden kan het groen helpen bij de opvang van het vele water. Hierbij kan groen op vele manieren aan bijdragen. Het begint bij de interceptie van neerslag. Een klein deel van de neerslag blijft namelijk aan de vegetatie hangen en bereikt de grond niet. De bodem waarin het groen wortelt, kan ook een deel van het water bergen. Het kan hier gaan om een gewone bodem, maar ook een kunstmatige, zoals van een groen dak of een groene gevel. De snelheid waarmee de bodem regenwater kan opvangen, hangt sterk af van de bodemsoort. Bij zware buien kan echter zelfs grof zand niet al het water aan, maar gaat alleen het eerste deel de bodem in. In het groen zijn soms wadi’s, droge greppels en laagtes aangebracht waar het teveel aan water kan worden opgevangen. Als deze voorzieningen verzadigd zijn, zal de dan nog volgende neerslag afspoelen, bijv. over straten en op een gegeven moment over de drempels de huizen in. Groene maatregelen kunnen op twee manieren helpen de problemen als gevolg van piekbuien op te lossen. De eerste manier is het vergroten van de opvangcapaciteit in de bodem, droge greppels en wadi’s. De tweede manier is door het bieden van een structuur waarin bij echte piekbuien het water kan worden ingevangen. Een verlaagd aangelegd park dat bijv. om het jaar een keer flink onder water staat, kan helpen om wateroverlast in de omliggende buurten te voorkomen. Water in kelders en woonkamers richt grote schade aan. Water in een park ingericht op incidentele wateropvang, kan het groen meestal goed doorstaan en leidt tot geen of in elk geval veel minder schade. Meer informatie: Joop Spijker
[email protected] 0317-484990
In een droge sloot kan water van een plensbui worden opgevangen.
Pagina 12
De grote DGG-quiz 2014 Tijdens de klantendag heeft Joop Spijker een quiz georganiseerd over het gemeentelijk groen. Hieronder staan de vragen en de antwoorden. Deel 1 – Algemeen Groen Vraag 1: In welke Nederlandse gemeente ligt de Keukenhof? Vraag 2: In welke gemeente wordt in 2023 de Floriade georganiseerd? Vraag 3: Welke gemeente won in 2014 de nationale hoofdprijs van Entente Florale (groenste stad van Nederland)? Vraag 4: Als we op de huidige voet doorgaan met uitstoot van broeikasgassen, het klimaat van welke stad verwacht het KNMI dan in 2050 in Amsterdam? Narvik – Kopenhagen - Brussel - Parijs - Bordeaux - Bilbao - Porto - Lissabon - Casablanca - Dakar Deel 2 - Ken de Nederlandse natuur Vraag 5: Welk dier verstoorde afgelopen weken tot twee keer toe voetbalwedstrijden van Heracles in Almelo? Vraag 6: Wat zijn dit voor diertjes (zie foto onder)?
Winnares Trudy Fleuren (’s-Hertogenbosch) ontvangt de eerste prijs van Dennis de Heer. Vraag 7a: Wat is de hoogste boom van NL? Vraag 7b: Wat is de hoogte (afgerond in hele meters)? Vraag 7c: In welke gemeente staat deze? Deel 3 – Algemeen Groen 2 Vraag 8: Zet de volgende beheercategorieën in volgorde van oppervlakte-aandeel bij gemeenten die deelnemen aan de DGG in 2013 (1 boom geldt als 1 m2). Bomen, gazon, plantenperken, ruw gras, struikbeplantingen Vraag 9: Welke gemeente in Nederland heeft het eerst een stadpark voor zijn bewoners aangelegd? (Tip: gemeente is lid van de DGG). Vraag 10: Hoe schrijf je het woord ‘groen’ in het Sanskriet: 1. 2. 3. 4. 5.
हरित أخ ضر Зелен цвят 초록 പച്ച
Deel 4 – Ken de Nederlandse burger Vraag 11: Hoeveel % van de burgers vond het onderhoud van het openbaar groen in de gemeente: a. Slecht b. Matig c. Goed d. Zeer goed/uitstekend
Pagina 13
Antwoorden quiz Deel 1 – Algemeen Groen Vraag 1: Lisse Vraag 2: Almere Vraag 3: Bergen op Zoom Vraag 4: Bordeaux Deel 2 - Ken de Nederlandse natuur Vraag 5: Steenmarter Vraag 6: Dennenprocessierups Vraag 7a: Douglasspar Vraag 7b: 50,4 meter Vraag 7c: Apeldoorn Deel 3 – Algemeen Groen 2 Vraag 8: Gazon, Ruw gras, struikbeplantingen, Bomen, plantenperken Vraag 9: Schiedam Vraag 10: optie 1
हरित
Deel 4 – Ken de Nederlandse burger Vraag 11: a. Slecht: 10% b. Matig: 30% c. Goed: 50% d. Zeer goed/uitstekend: 10%
De hoogste boom van Nederland.
Pagina 14