Informatienota Aan: Van: Onderwerp: Portefeuillehouder Datum collegebesluit Geheimhouding:
Commissie Bestuur en Raad 8 en 21 januari 2015 Brand- en hulpverleningsrisicoprofiel Burgemeester Beenakker 9 december 2014 Ja / Nee
Kennisnemen van: Het brand- en hulpverleningsrisicoprofiel Gelderland-zuid
1.
Inleiding
In de bestuurlijk vastgestelde ‘Visie op de brandweerzorg Gelderland-Zuid’ is aangegeven, dat een branden hulpverleningsrisicoprofiel voor de veiligheidsregio Gelderland-Zuid opgesteld moet worden. Dit risicoprofiel geeft invulling aan een risicogestuurde brandweerzorg waarbij risicobeheersing en incidentbestrijding integraal meegenomen zijn. Dit risicoprofiel bestaat uit een risico-inventarisatie en de analyse daarvan en is als het ware een driedimensionale foto van de regio. Het beschrijft de methodiek en geeft de eerste belangrijke uitkomsten weer van de analyse van de ingevoerde gegevens. Het risicoprofiel legt geen keuzes voor maar is wel de onderlegger voor toekomstige (bestuurlijke) keuzes op het gebied van risicobeheersing en een nieuw dekkingsplan dat opgesteld wordt in 2015. In die voorstellen worden voor het bestuur inhoudelijke voorstellen gedaan voor de invulling van de onderdelen incidentbestrijding en risicobeheersing. Met het regionaal risicoprofiel is invulling gegeven aan de vereisten uit artikel 15 van de Wet veiligheidsregio’s. Het brand- en hulpverleningsrisicoprofiel is een verbijzondering van het regionaal risicoprofiel, waarbij aan de dagelijkse brandweerzorg nadere aandacht wordt geschonken.
2.
Kernboodschap
Het brand- en hulpverleningsrisicoprofiel wordt als onderlegger gebruikt voor toekomstige (bestuurlijke) beleidskeuzes op het gebied van risicobeheersing en een nieuw dekkingsplan. Het opstellen van een brand- en hulpverleningsrisicoprofiel heeft twee redenen: het is enerzijds een wettelijke verplichting en het is daarnaast een voorwaarde om de brandweerzorg meer risicogestuurd in te richten, zoals verwoord in de bestuurlijk vastgesteld ‘Visie op de brandweerzorg Gelderland-Zuid’. 2.1 Een risicoprofiel is wettelijk verplicht Op grond van de Wet veiligheidsregio’s heeft het bestuur van de veiligheidsregio de taak om risico’s van branden, rampen en crises te inventariseren. Aan deze taak wordt invulling gegeven met het regionaal risicoprofiel. Het brand- en hulpverleningsrisicoprofiel is in feite een verbijzondering van het regionaal risicoprofiel en vormt de basis voor het ook wettelijk verplichte dekkingsplan. Hoewel de wet spreekt over brandrisico’s, heeft de VRGZ ervoor gekozen om in het brand- en hulpverleningsrisicoprofiel ook ongevallen op te nemen. Dit levert namelijk een completer beeld op dat nodig is voor het nieuwe dekkingsplan en de doorontwikkeling van de brandweer. Begin 2015 zal tevens een waterongevallenprofiel worden toegevoegd. 2.2. De visie op de brandweerzorg De ‘Visie op de brandweerzorg Gelderland-Zuid’ stelt dat maatwerk, flexibiliteit en risicodifferentiatie uitgangspunten zijn voor de verdere ontwikkeling van de brandweerzorg. De inrichting van de brandweerzorg, zowel risicobeheersing als incidentbestrijding, wordt daarbij gebaseerd op risico’s. Daarvoor is inzicht in de brand- en hulpverleningsrisico’s binnen de regio vanzelfsprekend een voorwaarde. Met het voorliggende risicoprofiel wordt daar invulling aan gegeven. De verzamelde data en analyses daarvan worden gebruikt voor toekomstige beleidskeuzes op het gebied van risicobeheersing.
Pagina 1 van 2
Op basis van het brandrisicoprofiel kan bijvoorbeeld bepaald worden welke objectcategorie en doelgroepen extra aandacht nodig hebben, en welke interventies daarbij passend zijn. Een voorbeeld van een dergelijke interventie is voorlichting uit het programma brandveilig leven specifiek gericht op de kinderdagopvang.
3.
Gevolgen
Het risicoprofiel behelst een risico-inventarisatie en analyse volgens een bepaalde methodiek en kent geen bestuurlijke keuzes. Deze volgen separaat door voorstellen voor beleidskeuzes voor risicobeheersing en een nieuw dekkingsplan.
4.
Vervolg
Separate voorstellen voor beleidskeuzes.
Bijlagen 1. Brand- en hulpverleningsrisicoprofiel Gelderland-Zuid
Meer informatie: Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail:
Team Beleid Erik van Keken 0344637362
[email protected]
Pagina 2 van 2
BRAND- EN HULPVERLENINGSRISICOPROFIEL VEILIGHEIDSREGIO GELDERLAND-ZUID 8 september 2014
Inhoud 1. Inleiding ........................................................................................................................................................... 3 2. Waarom een brand- en hulpverleningsrisicoprofiel? ....................................................................................... 4 2.1 Wettelijk en bestuurlijk kader ..................................................................................................................... 4 2.2 De relatie met het regionaal risicoprofiel ................................................................................................... 4 2.3 ’Real time’ informatievoorziening ............................................................................................................... 5 3. Uitleg systematiek............................................................................................................................................ 6 3.1 Brandrisicoprofiel ....................................................................................................................................... 6 3.2 Hulpverleningsrisicoprofiel ......................................................................................................................... 7 3.3 Regiogrensoverschrijdende risico’s ........................................................................................................... 7 4. Uitkomsten brand- en hulpverleningsrisicoprofiel ............................................................................................ 8 4.1 Uitkomsten brandrisicoprofiel..................................................................................................................... 8 4.1.1 Risicomodule ....................................................................................................................................... 8 4.1.2 Analyse gegevens meldkamer/BAG ................................................................................................. 10 4.1.3 Natuurbrandrisico’s ........................................................................................................................... 10 4.2 Uitkomsten hulpverleningsrisicoprofiel .................................................................................................... 11 4.2.1 Ongevallen op de weg....................................................................................................................... 11 4.2.2 Ongevallen op het spoor ................................................................................................................... 12 5. Vervolgstappen .............................................................................................................................................. 13 5.1 Doorontwikkeling risicobeheersing .......................................................................................................... 13 5.2 Doorontwikkeling incidentbestrijding ........................................................................................................ 13 5.3 Doorontwikkeling operationele voorbereiding .......................................................................................... 13
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8
Uitleg van de gehanteerde methodiek RisicoIndex Natuurbranden Overzicht gebouwcategorieën Totaaloverzicht score gebruiksfuncties risicomodule Tafel van vijf: uitgewerkt per gebouwcategorie Branden per gebouwcategorie (2009-2013); uitgebreid Analyse meldkamergegevens hulpverlening (hotspots wegen) Analyse hulpverlening spoor
2
1. INLEIDING
1. Inleiding Voor u ligt de rapportage van het brand- en hulpverleningsrisicoprofiel van de Veiligheidsregio GelderlandZuid. Het brand- en hulpverleningsrisicoprofiel is een belangrijke stap in de uitwerking van de visie op de 1 brandweerzorg Gelderland-Zuid . Het levert de basisgegevens die gebruikt kunnen worden voor zowel het vakgebied risicobeheersing als het vakgebied incidentbestrijding. Aan dit profiel hebben medewerkers, werkzaam op de terreinen van incidentbestrijding en risicobeheersing, uit alle brandweerclusters van de Veiligheidsregio samengewerkt. De veiligheidsregio is hierbij ondersteund door het ingenieursbureau AnteaGroup. Het brand- en hulpverleningsrisicoprofiel geeft een regionaal beeld van de risico’s van branden en ongevallen, waarvoor (of beter gezegd: waartegen) de regionale brandweer de basiszorg biedt. Daartoe zijn analyses uitgevoerd van: het gebouwenbestand in het verzorgingsgebied van de VRGZ, 2 de brand(veiligheids)risico’s die met het gebruik van de panden gepaard gaan , gegevens met betrekking tot ongevallen op de weg en het spoor. Daarbij is gekeken naar data van partners als Rijkswaterstaat, de provincie Gelderland en Prorail, de brand- en hulpverleningsstatistieken van de VRGZ. Deze rapportage presenteert de uitkomsten van die analyses. Gegevens met betrekking tot waterongevallen zullen in een later stadium toegevoegd worden aangezien het waterschap pas eind 2014 zal beschikken over betrouwbare gegevens die daarvoor van belang zijn. Dit geeft op korte termijn geen problemen, aangezien de brandweerinzet op waterongevallen een specialistische taak is die in het aankomende dekkingsplan nog niet verder uitgewerkt wordt.
1
Zoals vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid op 26 juni 2014.
2
Door middel van de risicomodule; een model geleverd door AnteaGroup.
3
2. WAAROM EEN BRAND- EN HULPVERLENINGSRISICOPROFIEL?
2. Waarom een brand- en hulpverleningsrisicoprofiel? Deze rapportage kent een wettelijke grondslag en vormt de basis voor de vertaling van de visie op de brandweerzorg Gelderland-Zuid naar nog te maken bestuurlijke keuzes over de inzet van mensen en middelen ten behoeve van de basisbrandweerzorg.
2.1 Wettelijk en bestuurlijk kader De Wet veiligheidsregio’s stelt in artikel 10 dat aan het bestuur van de veiligheidsregio de taak tot het “het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crises” is overgedragen. Dit wordt verder geconcretiseerd in artikel 15, dat aangeeft dat een risicoprofiel de volgende onderdelen kent: een overzicht van de risicovolle situaties binnen de veiligheidsregio die tot een brand, ramp of crisis kunnen leiden, een overzicht van de soorten branden, rampen en crises die zich in de veiligheidsregio kunnen voordoen, en een analyse waarin de weging en inschatting van de gevolgen van de soorten branden, rampen en crises zijn opgenomen. Dit risicoprofiel vormt de basis voor het regionaal beleidsplan.
2.2 De relatie met het regionaal risicoprofiel Met het regionaal risicoprofiel wordt voor een groot deel invulling gegeven aan de vereisten uit artikel 15 van de Wet veiligheidsregio’s. Echter, de landelijk voorgeschreven systematiek voor het regionaal risicoprofiel spitst zich met name toe op grootschalige, multidisciplinaire rampen en crises. Daarbij valt te denken aan overstromingsrisico’s en de risico’s van een grieppandemie. Verder worden daarin de risico’s van bijvoorbeeld het transport van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute en de opslag van gevaarlijke stoffen bij bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Besluit risico’s en zware ongevallen 1999 (Brzo ’99) gewogen. De basisbrandweerzorg wordt in het regionaal risicoprofiel slechts zeer beperkt beschouwd. Het brand- en hulpverleningsrisicoprofiel is dus eigenlijk een verbijzondering van het regionaal risicoprofiel, waarbij aan dit specifieke onderdeel (de dagelijkse brandweerzorg) nadere aandacht wordt geschonken. 3
In een brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer is aangegeven dat beide soorten risicoanalyses tezamen (regionaal risicoprofiel en brandrisicoprofiel) het in de wet bedoelde risicoprofiel vormen. De wet vraagt daarbij specifiek om een brandrisicoprofiel. In het voorliggende document is dit ook het meest uitgewerkte onderdeel. Hoewel het geen wettelijke verplichting betreft, wordt in deze rapportage ook aandacht besteed aan het hulpverleningsrisicoprofiel. Toevoeging van hulpverlening bij (verkeers)ongevallen levert inzichten, die nodig zijn voor het nieuwe dekkingsplan en het doorontwikkelingstraject waarin de regionale brandweer momenteel verkeert. Met deze doorontwikkeling zal de brandweer zich ontwikkelen van een organisatie, die met name aanbodgericht is, naar een meer vraaggerichte organisatie Schematisch weergegeven ziet de samenhang er als volgt uit (figuur 1):
3
Brief d.d. 13 juli 2010, kenmerk 2010-0000394945.
4
2. WAAROM EEN BRAND- EN HULPVERLENINGSRISICOPROFIEL?
Figuur 1. Kader brand- en hulpverleningsrisicoprofiel
2.3 ’Real time’ informatievoorziening De oplevering van dit rapport is een startmoment, waarmee de eerste benodigde gegevens zijn gegenereerd voor de doorontwikkeling van de brandweer (doorontwikkeling risicobeheersing en incidentbestrijding) en waarmee invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om een brandrisicoprofiel op te stellen. Dit rapport geeft een vrij statisch beeld van de situatie medio 2014 en de daaraan voorafgaande jaren. Een risicoprofiel dat continu wordt gevuld met actuele gegevens biedt echter de mogelijkheid om ‘real time’ een actueel beeld weer te geven. Het streven van de brandweer is om in de toekomst gegevensbestanden te 4 koppelen en zo te komen tot een dynamisch brand- en hulpverleningsrisicoprofiel . In die koppeling kan ook de samenhang met het regionaal risicoprofiel worden geborgd.
4
Dit biedt de basis voor een dekkingsplan dat flexibel van opzet is. Dit is één van de beoogde effecten van het besluit tot het opstellen van een nieuw dekkingsplan door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid op 31 oktober 2013.
5
3. UITLEG SYSTEMATIEK
3. Uitleg systematiek Voor deze rapportage zijn basisgegevens verzameld en in kaart gebracht. Vervolgens is een risico-inschatting en prioritering van de verschillende type gebouwen gemaakt. Daarnaast zijn ongevalsgegevens verzameld 5 voor het spoor en de weg in combinatie met uitrukgegevens van de brandweer. In bijlage 1 vindt u een uitgebreidere uitleg met betrekking tot de methodiek en de risicobenadering.
3.1 Brandrisicoprofiel Op dit moment ontbreken nauwkeurige statistische gegevens om een exact kansgetal te geven voor brand in verschillende typen gebouwen. Beïnvloeding van de naleving van brandveiligheidseisen en attitude ten opzichte van brandveiligheid wordt gezien als hét middel om de kans op brand positief te beïnvloeden. Daarom is er in de gehanteerde methodiek voor gekozen om voor brand naleving als afgeleide van de kans te 6 hanteren . Aspecten die bijdragen aan de omvang van het effect worden als afgeleiden van het effect gebruikt. Daarmee worden de abstracte begrippen kans en effect geoperationaliseerd; waarna ze op basis 7 van expert judgement zijn gescoord. Aan de hand van diverse, onderling gewogen, indicatoren (zie bijlage 1) is aan de hand van scores op naleving en effecten per gebruiksfunctie een risicoscore tot stand gekomen. Het hiervoor gehanteerde instrument is de zogenaamde risicomodule. Met behulp van deze module zijn alle bouwwerken in alle gemeenten in de regio weergegeven en per categorie onderling vergeleken.
Figuur 2. Opbouw risicomodule Deze risicoscores zijn de basis voor prioritering van activiteiten en andere beleidskeuzes, die buiten de scope van dit rapport vallen. Deze worden in een later stadium ter bestuurlijke vaststelling aangeboden. Naast deze risicoscore zijn de uitrukgegevens (brandweer) van de afgelopen jaren in het risicoprofiel opgenomen en gekoppeld aan de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), de gebouwcategorieën en de opkomsttijden. Tevens zijn monumentale objecten, de locatie van oude binnensteden en bedrijven die gebruik maken van gevaarlijke stoffen (waaronder BRZO-bedrijven) opgenomen. In een eerder stadium zijn de risico’s op natuurbranden in Gelderland-Zuid al geïnventariseerd. Deze analyse heeft plaatsgevonden aan de hand van de landelijke RisicoIndex Natuurbranden (RIN). Hierbij wordt de kans op een onbeheersbare situatie na ontstaan van brand afgeleid aan de hand van een weging van een groot aantal factoren. Een toelichting op deze methodiek is te vinden in bijlage 2.
5
Ook gegevens over ongevallen op de Betuweroute zijn geïncludeerd. Dit betrof over de afgelopen vijf jaar twee (zeer kleine) incidenten. De risico’s op (grootschalige) ongevallen met gevaarlijke stoffen worden nader beschouwd in het regionaal risicoprofiel. 6
Voor woningen is naleving niet direct een relevante factor. De brandrisico’s van woningen zijn aan de hand van de BAG en de brandstatistieken echter wel in beeld gebracht. 7
Een brede afvaardiging van specialisten uit het vakgebied risicobeheersing heeft tijdens een gezamenlijke sessie deze gebruiksfunctie van een score voorzien op de aspecten voor effect en naleving.
6
3. UITLEG SYSTEMATIEK
3.2 Hulpverleningsrisicoprofiel In het hulpverleningsrisicoprofiel zijn de incidentgegevens op provinciale wegen en rijkswegen opgenomen (aangeleverd door de provincie Gelderland en Rijkswaterstaat). Daarnaast zijn soortgelijke gegevens voor het spoor aangeleverd door Prorail. Ook uitrukgegevens van de brandweer zelf zijn opgenomen. De eerste categorie gegevens (van Rijkswaterstaat, de provincie Gelderland en Prorail) bevat ook ‘kleinere’ incidenten waarvoor de brandweer niet is opgeroepen. Hoewel de brandweer bij die incidenten geen taak heeft gehad, kan deze informatie wel een indicatie geven van de kans op ongevallen op bepaalde locaties. De gehanteerde methodiek leunt op de populaire definitie van risico: risico is kans maal effect. Voor het hulpverleningsrisico is het dus van belang om zowel inzicht te bieden in de kans op een ongeval als het opgetreden effect bij die ongevallen. De ongevalsgegevens zijn daarom op onderstaande wijze geanalyseerd: 1. Beeldvorming van (de kans op) ongevallen aan de hand van statistieken van externe partners en eigen meldingsgegevens van de brandweer. 2. Definiëren van ‘hotspots’ (locaties waar veel ongevallen plaatsvinden). Dit heeft met name een attentiewaarde; het zijn locaties waar de afgelopen vijf jaar relatief veel ongevallen zijn geweest. Vanzelfsprekend worden ongevallen op andere locaties daarmee niet uitgesloten. 3. Nadere analyse van de hotspots (typering ongevallen), aan de hand van de volgende aspecten: aantal incidenten op de hotspot, aantal incidenten met een taak voor de brandweer, beschrijving van de taken voor de brandweer.
3.3 Regiogrensoverschrijdende risico’s In het kader van dit rapport heeft tevens overleg plaatsgevonden met de omliggende veiligheidsregio’s om ervaringen met betrekking tot de risicoprofielen uit te wisselen en om te inventariseren of er nog onvoorziene regiogrensoverschrijdende brandrisico’s zijn. Hierbij bleek dat er geen regiogrensoverschrijdende risico’s zijn, die nog niet op enigerlei wijze onderkend zijn. Uiteraard zal in de uitwerking van het dekkingsplan gekeken worden op welke wijze interregionaal (met omliggende veiligheidsregio’s) en mogelijk ook internationaal (met de collega’s uit Duitsland) kan worden samengewerkt om de dekking te optimaliseren.
7
4. UITKOMSTEN BRAND- EN HULPVERLENINGSRISICOPROFIEL
4. Uitkomsten brand- en hulpverleningsrisicoprofiel Aan de hand van de hierboven beschreven methodieken is het risicoprofiel van Gelderland-Zuid in kaart gebracht. De uitkomsten zijn vastgelegd in een database waarop meerdere analyses kunnen worden toegepast en die grafisch kunnen worden weergegeven op een via internet ontsloten interactieve kaart (WebGis). Deze database vormt in feite de risicoprofielen; in deze paragraaf vindt u de belangrijkste uitkomsten als samenvatting daarvan. Achtergrondinformatie met betrekking tot de resultaten is opgenomen in de bijlagen.
4.1 Uitkomsten brandrisicoprofiel De uitkomsten van het brandrisicoprofiel bestaan uit de weging van het risico in de risicomodule en daarnaast de statistieken op basis van meldkamergegevens van de afgelopen jaren. De achterliggende data kunnen in de toekomst, door verdere verfijning, uitgebouwd en nader geanalyseerd worden.
4.1.1 Risicomodule Voor Gelderland-Zuid is voor ieder pand (aan de hand van de gegevens van de brandweer en de BAG) de gebruiksfunctie bepaald (zie bijlage 3). Op basis van die functies zijn de gebouwen in categorieën verdeeld en zijn zij per categorie op risico beoordeeld. In de onderstaande opsomming ziet u de gebouwcategorieën die de hoogste totaalscore haalden op risico (naleving x effect). Hierin staan diverse voorbeelden van soortgelijke functies, die op basis van bepaalde kenmerken (bijvoorbeeld het aantal gebruikers of het wel of niet aanwezig zijn van slapende mensen) toch een andere risicoscore hebben. Voorbeeld hiervan is ‘kamergewijze verhuur’. Kleinere kamerverhuurbedrijven (bijvoorbeeld particulieren die één bovenwoning hebben omgebouwd tot studentenwoning) kennen een ander risicobeeld dan grote verhuurders die professioneel kamers in grote, daarvoor gebouwde, complexen verhuren. Hoewel het feitelijke gebruik (kamergewijze verhuur) voor beide type panden (groot en klein) gelijk is, zit er toch een differentiatie in het risico. 8
Hieronder de functies met het hoogste risico : 9 Logiesfuncties in bijzondere gebouwen (bv seizoensgebonden arbeiders) Verpleegtehuizen > 10 personen Klinieken, ziekenhuizen (dag- en nachtbehandeling) Camping/bungalowpark/recreatiegebied/jachthaven > 50 personen Kamergewijze verhuur > 150 wooneenheden Klinieken, ziekenhuizen (dagbehandeling) Kamergewijze verhuur < 5 wooneenheden Kinderdagopvang > 10 personen Gebouwen met celfunctie Woongebouwen met zorg met 24-uurs zorg Kamergewijze verhuur ≥ 5 wooneenheden. Zoals gezegd: de risicomodule benadert het begrip risico als naleving x effect. Bij sommige van de bovenstaande functies zal daarom met name het potentieel ernstige effect de oorzaak zijn van het hoge risicogetal. Een voorbeeld daarvan is een ziekenhuis, waar over het algemeen de naleving van brandveiligheidsvereisten behoorlijk goed op orde is. De mogelijke gevolgen (effecten) van een brand in een pand waar mensen slapen die veelal niet in staat zijn zelfstandig te vluchten kunnen echter heel ernstig zijn. Door de hoge score op de mogelijke effecten valt het risico hier, ondanks relatief goede naleving van de regels, toch hoog uit. Bij andere panden is het meer een combinatie van beide factoren ‘naleving en effect’. Een voorbeeld daarvan is de logiesfuncties in bijzondere gebouwen waar, in panden waar de naleving van brandveiligheidseisen regelmatig te wensen overlaat, mensen overnachten (wat bijdraagt aan een potentieel ernstiger effect omdat mensen door brand verrast kunnen worden in hun slaap). 8
Het totaaloverzicht op ‘risico’ vindt u in bijlage 4C.
9
Het betreft hier het gebruik van panden die oorspronkelijk niet als logiesgebouw gebouwd zijn, maar wel als zodanig gebruikt worden.
8
4. UITKOMSTEN BRAND- EN HULPVERLENINGSRISICOPROFIEL
10
De functies met de relatief ‘slechtste’ naleving zijn: Logiesfuncties in bijzondere gebouwen (bv seizoensgebonden arbeiders) Kamergewijze verhuur < 5 wooneenheden Kamergewijze verhuur > 150 wooneenheden Kamergewijze verhuur ≥ 5 wooneenheden Cafés,discotheken, restaurants 50-250 personen Buurthuizen, ontmoetingscentra, wijkcentra 50-250 personen Camping/bungalowpark/recreatiegebied/jachthaven > 50 personen Logiesfunctie ≤ 10 personen Gebedshuis >250 personen Winkelgebouwen 50-250 personen Tijdelijke bouwsels Gebedshuis 50 – 250 personen Kantine, eetzaal > 50 personen. De categorieën met de hoogste (=slechtste) score op naleving, is nader geanalyseerd op de volgende 11 aspecten met betrekking tot het naleefgedrag : Kennis van regels: De bekendheid met wet- en regelgeving bij de doelgroep en de duidelijkheid ervan. Kosten/baten: De (im)materiële voor- en nadelen die uit overtreden of naleven van regels volgen. Normgetrouwheid: De mate waarin de doelgroep bereid is zich te conformeren aan gezag van de overheid of eigen normen en waarden. Controlekans: De door de doelgroep ingeschatte kans op controle bij het begaan van een overtreding. Selectiviteit: De kans op controle en detectie van een overtreding door selectieve controle van bedrijven, personen, handelingen of gebieden. De uitkomsten hiervan vindt u in bijlage 5. Op basis van deze analyse kan worden afgeleid welke benadering voor welke doelgroep het meest effectief is. Bepaling van deze benaderingswijzen voor de verschillende gebruikerscategorieën dient nog plaats te vinden. Deze beleidsmatige keuzes worden in een later stadium nog voorgelegd aan het bestuur van de VRGZ. Tot slot kan ook op ‘effect’ gerangschikt worden, De functies die het hoogst scoren op effect (meest ernstige 12 gevolgen) zijn : Klinieken, ziekenhuis (dag- en nachtbehandeling) Verpleegtehuizen > 10 personen Gevangenissen Klinieken, ziekenhuis (dagbehandeling) Kinderdagopvang Kinderdagopvang > 10 personen Woongebouw met zorg (24-uurszorg) Woongebouw met zorg Zorgclusterwoning voor 24-uurszorg niet in een woongebouw Zorgclusterwoning voor 24-uurszorg in een woongebouw Groepszorgwoning voor 24-uurszorg Andere woonfunctie voor zorg > 10 personen 10
Het totaaloverzicht op ‘naleving’ vindt u in bijlage 4B.
11
Hierbij is ervoor gekozen om een nadere analyse te maken van alle categorieën die een minimale score van 7,5 hebben op het aspect naleving. 12
Het totaaloverzicht op ‘effect’ vindt u in bijlage 4A.
9
4. UITKOMSTEN BRAND- EN HULPVERLENINGSRISICOPROFIEL
In de bovenstaande opsomming staan panden waarin bewoners/gebruikers afhankelijk zijn van anderen om te kunnen vluchten. In geval van een brand kan dit tot potentieel ernstige gevolgen leiden. Hoewel het risico (zoals op pagina 8 aangegeven) als functie van naleving x effect hier relatief laag kan zijn; kunnen de effecten dermate onacceptabel zijn dat men er toch voor kiest om deze gebruiksfuncties een bepaalde prioriteit te geven.
4.1.2 Analyse gegevens meldkamer/BAG In het kader van dit rapport zijn ook de meldkamergegevens met betrekking tot branden in gebouwen van de 13 afgelopen vijf jaar zijn bestudeerd . Deze gegevens omvatten ook (verschillende typen) woningen, welke zijn ontleend aan de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG). In bijlage 6 zijn de branden die gekoppeld konden worden aan een gebouwcategorie weergegeven (in totaal 1224 branden). Voornaamste bevindingen zijn: De meeste branden vinden plaats bij de categorieën panden die het meeste voorkomen (de woningen). Het aantal branden bij de categorie 'woningen tot 1940' is hoger dan het aantal woningen dat in die categorie voorkomt zou vermoeden (de brandfrequentie in deze categorie ligt hoger). Voor de categorieën ‘Woongebouw met zorg - 24-uurszorg’ en ‘Camping/bungalowpark/recreatiegebied/jachthaven’ valt op dat bij deze functies een duidelijk hoger percentage branden heeft plaatsgevonden dan in de andere categorieën (bij circa 30% van het totaal aantal is brand geweest). In het door AnteaGroup aangeleverde WebGIS, zijn op kaart de locaties van de branden weergegeven (figuur 3). Op basis van die beelden blijkt dat de brandlocaties (zoals verwacht) verspreid over de hele regio voorkomen. In de dichtbebouwde gebieden (steden) komen meer branden voor, wat samenhangt met het grotere aantal woningen.
Figuur 3. Kaart spreiding branden over regio
14
4.1.3 Natuurbrandrisico’s In 2012 hebben de specialisten op het gebied van natuurbrandbestrijding van de Veiligheidsregio’s Gelderland-Midden en Noord- en Oost-Gelderland de bosbrandrisico’s in de VRGZ in kaart gebracht aan de hand van de RisicoIndex Natuurbranden (zie ook bijlage 2). Het gebied in het zuidoosten van de regio is het enige gebied in Gelderland-Zuid dat aan de ingangscriteria van RIN voldoet (o.a. vakken van één vierkante kilometer met minimaal 60% begroeiing). Een aantal vakken laat hierbij een zeer hoog risico zien.
13
Bij dergelijke cijfers moet overigens opgemerkt worden dat de statistische betrouwbaarheid toeneemt naarmate de onderzoeksperiode langer is, doordat men meer data verzamelt. 14
De lichtrode plekken geven binnenbranden aan; de donkerrode plekken buitenbranden; de blauwe plekken voertuigbranden en de oranje plekken ‘overige branden’.
10
4. UITKOMSTEN BRAND- EN HULPVERLENINGSRISICOPROFIEL
Zoals eerder aangegeven bepaalt de som van parameters het uiteindelijke risico. Gelderland-Zuid scoort ten opzichte van de traditionele bosbrandgebieden in Nederland hoog. Daarbij gaat het om een samenloop van factoren. Zo scoort een vak in de omgeving van Heumensoord (gemeente Heumen) hoog vanwege het Vierdaagsekamp dat hier jaarlijks wordt opgebouwd en begroeiing die vergelijkbaar is met probleemgebieden op de Veluwe. De totale risicoscoring en de bijbehorende kaart zijn opgenomen in bijlage 2.
4.2 Uitkomsten hulpverleningsrisicoprofiel In het kader van dit risicoprofiel zijn de ongevalsgegevens van Rijkswaterstaat en de provincie Gelderland (de wegbeheerders) opgevraagd en vergeleken met de gegevens van de meldkamer van de brandweer. Hetzelfde is voor de spoorwegen gebeurd met ongevalsgegevens van Prorail. Door de ongevalscijfers op een kaart te plotten zijn ‘hotspots’ gelokaliseerd, waar relatief meer ongevallen plaatsvinden. Deze ‘hotspots’ zijn vervolgens nader geanalyseerd, waarbij gekeken is naar de taak die de brandweer hier heeft gehad.
4.2.1 Ongevallen op de weg Een eerste analyse van de gegevens Rijkswaterstaat en de provincie Gelderland laat het volgende zien: er zijn hotspots waar vaker ongevallen plaatsvinden; dit zijn voor de rijkswegen de op- en afritten van snelwegen; daarnaast zijn er enkele kruispunten en provinciale wegen die door de provincie als een hoger risico worden beschouwd. Naast deze meer generieke gegevens van de wegbeheerders, is op basis van meldkamergegevens van de brandweer over de afgelopen vijf jaar (2009-2013) dieper ingegaan op de ongevallen op de ‘hotspots’ zoals weergegeven in figuur 4.
Figuur 4.‘Hotspots’ met betrekking tot ongevallen op de weg op basis van gegevens van de meldkamer van de brandweer Uit deze analyse van de meldkamergegevens met betrekking tot alarmering voor hulpverlening (1811 in totaal) kunnen voor de ‘hotspots’ (297 alarmeringen) de volgende conclusies getrokken worden: de ongevallen vinden verspreid over de hele regio plaats; het merendeel van de hotspots betreft snelwegdelen; in circa 30% van de alarmeringen op de hotspots blijkt bij aankomst dat er daadwerkelijk inzet van de brandweer noodzakelijk is; het type werkzaamheden en gealarmeerde voertuigen verschilt niet significant per type weg (snelweg/provinciale weg/weg bebouwde kom); de meest voorkomende taak voor brandweer is het bevrijden van personen uit voertuigen. Een tabel met de uitgewerkte analyse van de hotspots vindt u in bijlage 7.
11
4. UITKOMSTEN BRAND- EN HULPVERLENINGSRISICOPROFIEL
4.2.2 Ongevallen op het spoor Voor ongevallen op de spoor zijn allereerst de gegevens van de meldkamer geanalyseerd (2009-2013) conform de methodiek zoals beschreven in hoofdstuk 3. Daarnaast zijn ook de ongevalsdata over deze jaren van Prorail bestudeerd. Hieruit blijkt dat er in totaal 30 meldingen zijn geweest waarvoor de brandweer is ingezet, verspreid over de hele regio. Vanwege deze spreiding (in combinatie met het beperkte aantal inzetten) kunnen geen ‘hotspots’ geïdentificeerd worden. Het merendeel betreft aanrijdingen met personen/voertuigen. In bijlage 8 vindt u de bijbehorende tabel.
12
5. VERVOLGSTAPPEN
5. Vervolgstappen Op basis van het gegenereerde risicoprofiel worden binnenkort aan het bestuur beleidskeuzes voorgelegd op de terreinen van risicobeheersing en incidentbestrijding. Die beleidskeuzes zien op de nadere uitwerking van de visie op de brandweerzorg Gelderland-Zuid (waaronder het opstellen van een nieuw dekkingsplan).
5.1 Doorontwikkeling risicobeheersing Momenteel wordt in het kader van de regionalisering van de brandweer gekeken hoe risicobeheersing in Gelderland-Zuid vorm kan gaan krijgen. Aan de hand van de prioritering van het brandrisicoprofiel kan bepaald worden welk type gebruiksfunctie van gebouwen extra aandacht behoeft en welk type beleidsinstrument het best tot zijn recht komt om het gewenste resultaat te krijgen. Ook biedt het input voor een gebiedsgerichte benadering; waarbij aan de hand van historische gegevens gekeken wordt of een bepaald gebied extra aandacht behoeft. Het brandrisicoprofiel vormt daarmee de basis voor de voornoemde herinrichting.
5.2 Doorontwikkeling incidentbestrijding Het dekkingsplan bepaalt de spreiding van verschillende typen brandweervoertuigen (bijvoorbeeld tankautospuiten, hulpverleningsvoertuigen en hoogwerkers). Het brand- en hulpverleningsrisicoprofiel geeft belangrijke input voor keuzes die in het dekkingsplan gemaakt gaan worden, waarbij dus meer specifiek gekeken zal worden naar de risico’s in het verzorgingsgebied en wat dit betekent voor de inzet van mensen en materieel. Ook het project ‘Brandweerzorg op Maat’, dat o.a. de mogelijkheden voor variabele voertuigbezetting onderzoekt, zal gebruik maken van deze data.
5.3 Doorontwikkeling operationele voorbereiding Dit project maakt de noodzaak voor investeringen in het verzamelen van betrouwbare en goed ontsloten data met betrekking tot de primaire processen voor de brandweer zichtbaar. De op deze wijze verkregen data zijn een belangrijk hulpmiddel voor de brandweer om, als door kennis gedreven organisatie, te blijven doorontwikkelen.
13
Informatienota Aan: Van: Onderwerp: Portefeuillehouder Datum collegebesluit Geheimhouding:
Commissie Samenleving Roland van Vugt Vervangen van vijf informatiepanelen Wethouder Melissen November 2014 Ja / Nee
Kennisnemen van: Het besluit van het college om de bestaande vijf defecte informatiepanelen te vervangen door digitale LED schermen van Infozuil en hiervoor een overeenkomst af te sluiten.
1.
Inleiding
Sinds 2008 heeft Tiel vijf digitale informatiepanelen in de vorm van een digitale tekstkrant, waarop evenementen in Tiel kenbaar worden gemaakt. De panelen staan bij de Berenkuil (Tiel West), Westroijensestraat, Stationsplein Tiel, Station Passewaaij, Waalstraat en Passewaaij. De gemeente Tiel is eigenaar en daarmee zijn onderhoud en beheer voor rekening van de gemeente. De panelen zijn door de kunstenaar Jaap de Jonge ontworpen en vloeiden voort uit de Cultuurnota die in 2007 door de raad werd vastgesteld. Geregeld zijn er problemen met de digitale aansturing van de borden. Momenteel staan de borden op zwart, omdat er opnieuw en storing is. De stroring is te verhelpen, maar de reparatie kost € 6.000,- ex. BTW. Dit kostbare feit heeft geleid tot een nieuwe afweging. Er zijn namelijk ook systemen op de markt waarbij beheer en onderhoud bij marktpartijen ligt en de gemeente 'om niet' gebruik kan maken van dit communicatiemiddel. Reclameopbrengst is het verdienmodel. Met diverse (vijf) marktpartijen is contact geweest. Twee partijen hebben een concrete aanbieding gedaan. Twee regionale partijen zijn afgehaakt.
2.
Kernboodschap
De huidige informatieborden zijn defect. Reparatie is kostbaar. Gezocht is naar een alternatief waarbij de gemeente voor beheer en onderhoud niet meer aan de lat staat. Het college heeft besloten de huidige informatieborden te vervangen door een systeem van Infozuil.
3.
Gevolgen
Door de huidige panelen te vervangen door een nieuw systeem kan de evenementencommunicatie op de huidige vijf locaties worden gewaarborgd. Lokale ondernemers kunnen zich op de borden profileren. Beheer en onderhoud liggen niet meer bij de gemeente Tiel.
4.
Vervolg
De nieuwe full color LED informatieschermen kunnen in het eerste kwartaal 2015 (voor het nieuwe evenementenseizoen) operationeel zijn.
Bijlagen Afdeling: Contactpersoon: Telefoon: E-mail:
Team Advies Roland van Vugt 0344-637257
[email protected] Pagina 1 van 2