B.V. (1998-1999) - Nr. 15
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD ZITTING 1998-1999
BEKNOPT VERSLAG
van de plenaire vergadering van
VRIJDAG 26 MAART 1999 (ochtendvergadering)
Het beknopt verslag geeft een samenvatting van de debatten. De debatten worden in extenso weergegeven in de handelingen.
2
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG
INHOUD
ARBITRAGEHOF BEGROTINGSBERAADSLAGINGEN RAADGEVENDE INTERPARLEMENTAIRE BENELUXRAAD MILIEUCOLLEGE STEDENBOUWKUNDIG COLLEGE ONTWERP VAN ORDONNANTIE BETREFFENDE DE ERKENNING EN DE FINANCIERING VAN DE INSCHAKELINGSONDERNEMINGEN VOORSTEL VAN ORDONNANTIE BETREFFENDE DE ERKENNING EN DE FINANCIERING VAN DE INSCHAKELINGSBEDRIJVEN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Algemene bespreking (Sprekers: de heer Serge de Patoul, verslaggever, mevr. Evelyne Huytebroeck, de heren Denis Grimberghs, Jan Béghin, Thierry de Looz-Corswarem en De heer Jos Chabert, Minister belast met Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen) Artikelsgewijze bespreking. Aangehouden stemming. VOORSTEL VAN RESOLUTIE DAT ERTOE STREKT HET GRATIS VERVOER VAN KINDEREN EN JONGEREN MET DE VOERTUIGEN VAN DE MIVB IN HET KADER VAN SCHOOLACTIVITEITEN EN TIJDENS DE SCHOOLTIJD TE BEVORDEREN Bespreking (Sprekers: de heren André Drouart, rapporteur, Dominique Harmel, Jean-Pierre Cornélissen en mevrouw Michèle Carthé).
Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Zitting 1998-1999
PLENAIRE VERGADERING VAN VRIJDAG 26 MAART 1999
Voorzitter : de heer Armand De Decker - De vergadering wordt om 9.50 uur geopend.
ARBITRAGEHOF De Voorzitter .- Verscheidene mededelingen worden door het Arbitragehof aan de Raad gedaan. Zij zullen in het beknopt verslag en in het volledig verslag van deze vergadering worden opgenomen.
BEGROTINGSBERAADSLAGINGEN De Voorzitter .- Verscheidene besluiten worden door de regering aan de Raad overgezonden. Zij zullen in het beknopt verslag en in het volledig verslag van deze vergadering worden opgenomen.
RAADGEVENDE INTERPARLEMENTAIRE BENELUXRAAD De Voorzitter .- Bij brief van 20 maart 1999 zendt de Voorzitter van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad : - het verslag over het overleg met de Gemeenschaps- en Gewestraden en -Regeringen van België en de relaties met de Parlementen en regeringen; - en het activiteitsverslag 1998 (589-1) van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad. - Verzonden naar commissie voor de financiën, begroting, openbaar ambt, externe betrekkingen en algemene zaken
MILIEUCOLLEGE
3
STEDENBOUWKUNDIG COLLEGE Gedeeltelijke vernieuwing De Voorzitter .- Ik herinner u eraan dat, in een brief van 27 november 1998, de minster belast met ruimtelijke ordening aan de Raad vroeg de gepaste procedure te starten om ervoor te zorgen dat een dubbeltal voor de gedeeltelijke vernieuwing van het Stedenbouwkundig College aan de Regering bezorgd wordt. De leden wier mandaat op 9 december 1998 ten einde liep zijn de heren Luc Hennart, Willy Serneels en Eric Brewaeys. Deze drie leden vragen dat hun mandaat verlengd wordt. De Raad moet evenwel een voldoende aantal kandidaturen ontvangen om aan de Regering een dubbeltal te kunnen voordragen. Aangezien er tot nu toe geen enkele kandidatuur is ingediend, stel ik u voor de termijn voor het indienen van de kandidaturen, aangekondigd tijdens de plenaire vergadering van 5 februari 1999, nog te verlengen tot maandag 19 april 1999, om 12.00 uur. De kandidaturen moeten aan mij worden gericht en op de griffie van de Raad toekomen. De kandidaten worden verzocht bij hun kandidatuur een uittreksel uit hun geboorteakte te voegen evenals een curriculum vitae met hun diploma’s en hun beroepservaring. (Instemming). - De vergadering van de Raad wordt om 9.55 uur geschorst en wordt om 10.10 uur hervat. ONTWERP VAN ORDONNANTIE BETREFFENDE DE ERKENNING EN DE FINANCIERING VAN DE INSCHAKELINGSONDERNEMINGEN VOORSTEL VAN ORDONNANTIE (DE HEREN MICHEL LEMAIRE EN DENIS GRIMBERGHS) BETREFFENDE DE ERKENNING EN DE FINANCIERING VAN INSCHAKELINGSBEDRIJVEN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Gedeeltelijke vernieuwing Algemene bespreking De Voorzitter .- Ik herinner u eraan dat de Raad nog twee dubbeltallen moet voordragen aan de Regering om in de vervanging te voorzien van de heer Rik Coolen, ontslagnemend, en de heer André Watteyne, overleden. Aangezien er tot nu toe geen enkele kandidatuur is ingediend, stel ik u voor de termijn voor het indienen van de kandidaturen, aangekondigd tijdens de plenaire vergadering van 5 februari 1999, nog te verlengen tot maandag 19 april 1999, om 12.00 uur. De kandidaturen moeten aan mij worden gericht en op de griffie van de Raad toekomen. De kandidaten worden verzocht te preciseren, in de brief waarin ze zich kandidaat stellen, wiens mandaat zij willen voleindigen en bij hun kandidatuur een uittreksel uit hun geboorteakte te voegen evenals een curriculum vitae met hun diploma’s en hun beroepservaring.(Instemming).
De heer Serge de Patoul, rapporteur (in het Frans).- Er is beslist om van dit ontwerp samen te behandelen met het voorstel van ordonnantie betreffende de erkenning en de financiering van de inschakelingsbedrijven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ingediend door de heren Lemaire en Grimberghs. Het voorstel van ordonnantie van mevrouw Anne-Marie Van Pevenage om te bepalen welke steun het Hoofdstedelijk Gewest verleent aan de sociale- economiebedrijven, is buiten beschouwing gelaten omdat het de sociale economie in een ruimer verband behandelt dan in dit ontwerp. Minister Picqué heeft er in de eerste plaats op gewezen dat voor deze tekst in de commissie kon komen, het advies van de sociale partners moest worden ingewonnen. Hun advies was unaniem. De Raad van State stelt voor om over het probleem
B.V. (1998-1999) - Nr. 15
4
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG
van de concurrentie- vervalsinghet advies van de Europese Commissie in te winnen. Aangezien het begrip sociale economie zeer ruim is, heeft de regering besloten om te beginnen met de inschakelingsbedrijven door via een ordonnantie een specifiek interventiekader te creëren, waarin alle gewestelijke bevoegdheden inzake werkgelegenheid en economie worden samengebracht. Hiermee wil het Brussels Gewest vooral initiatieven van privé-ondernemingen in de profit-sector bevorderen, terwijl de overige gewestelijke steunmaatregelen doorgaans op de sociale non-profiteconomie zijn gericht. Met deze ordonnantie wil men nieuwe economische initiatieven aanmoedigen die inspelen op de economische behoeften van de stad door een beroep te doen op het potentieel dat in de wijken aanwezig is zodat kansarme werkzoekenden opnieuw meespelen op de arbeidsmarkt. Minister Chabert heeft erop gewezen dat dit ontwerp van ordonnantie ertoe strekt de oprichting en de verdere ontwikkeling te bevorderen van de inschakelingsbedrijven in het Brussels Gewest door ze op het stuk van economie en werkgelegenheid specifieke steun te geven. Er worden twee soorten steun in het vooruitzicht gesteld. Ten eerste wordt een forfaitaire loonsubsidie toegekend voor het personeel dat zorgt voor de begeleiding en de opleiding van de werknemers uit de doelgroep (ten belope van 3,5 miljoen frank, degressief gespreid over vier jaar). Ten tweede wordt een loonsubsidie toegekend per voltijds tewerkgesteld personeelslid dat tot de doelgroep behoort (585.000 frank per persoon, degressief gespreid over vier jaar). Die steun komt bovenop de vrijstellingen van sociale bijdragen waarin de federale wetgeving voor de inschakelingsbedrijven voorziet. Het ontwerp voorziet ook in de mogelijkheid om tegen voordelige voorwaarden een lening te krijgen van de GIMB, die de nodige investeringen van het inschakelingsbedrijf moet helpen dragen. Ten slotte heeft minister Chabert erop gewezen dat het inschakelingsbedrijf de gewestelijke steun voor economische expansie zal kunnen genieten waarin de wet van 8 augustus 1978 en de ordonnantie van 1 juli 1993 voorzien. De heer Grimberghs heeft bij de presentatie van zijn voorstel onderstreept dat het hier slechts gaat om een klein onderdeel van de sociale economie. Zijn voorstel is ook in die zin origineel dat het niet alleen de oprichting maar ook de omvorming van bedrijven mogelijk maakt. Er zijn aan ad hoc criteria nodig om de bestaande werkgelegenheid niet te bestraffen en de goede werkgelegenheid niet te bannen. Tijdens de algemene bespreking vond de rapporteur het betreurenswaardig dat men zich beperkt tot de inschakelingsbedrijven en dat men derwijze een debat over de globale heropleving van de sociale economie uit de weg gaat. Hij vond de voorwaarden om erkend te worden nogal streng: het verplichte aantal bedoelde personen geeft aanleiding tot een opeenstapeling van problemen binnen eenzelfde onderneming.
Hij vestigde de aandacht van de commissie op het belang van de beheersbekwaamheden van de toekomstige bedrijfsleiders. Wat de cumulatie van steun betreft, dient er te worden op toegezien dat de privé- ondernemers ook nog financiële risico’s nemen. Minister Chabert merkte op dat de besluiten van de Regering bepalingen zullen bevatten, om cumulatie tegen te gaan. Hij wees erop dat de subsidies degressief zijn en dat de ondernemer gestaag eigen middelen in zijn zaak dient te stoppen. De heer Grimberghs vond dat er synergieën tot stand gebracht moeten worden tussen de systemen voor opleiding via arbeid en het systeem van de inschakelingsbedrijven, aangezien de opleiding die door de ondernemingen voor opleiding via arbeid wordt aangeboden, veel te kort is. Minister- Voorzitter Picqué antwoordde hierop dat men zich moet hoeden voor eindeloze opleidingen. De Minister-Voorzitter onderstreepte vervolgens dat het inschakelingsbedrijf een sociaal experiment is dat zich op het economische gebied vlak begeeft en niet andersom. Dit project is dus verbonden met werkgelegenheid. Bijgevolg dienen nieuwe arbeidskansen te worden geboden om de reeds opgeleide personen niet te ontmoedigen. Dankzij dit project kunnen arbeiders zich inwerken om vervolgens te kunnen worden ingeschakeld in de economische sector. Wat de steunmaatregelen betreft, herhaalde Minister- Voorzitter Picqué dat alle bestaande vormen van steun voor de klassieke ondernemingen ook toegankelijk zijn voor de inschakelingsbedrijven. Hij geeft toe dat, als een onderneming teveel steun krijgt, de autofinancieringsdoelstelling bijkomstig kan worden. Er moet dus een evenwicht worden gevonden. Hij herinnert er bij deze aan dat het ontwerp van de Regering rekening houdt met het advies van de Sociaal- Economische Raad. Het is de bedoeling dat de inschakelingsbedrijven co-concurrerend zijn en niet aan concurrentievervalsing doen. De heer Grimberghs stipte aan dat ondernemingen die zich wensen om te vormen tot inschakelingsbedrijven meer tijd moet krijgen. Zo kan worden voorkomen dat werknemers worden ontslagen, vervangen door werknemers die de onderneming het voordeel van deze bijzondere steun verschaffen. Hij twijfelt eraan dat er veel rendabele marktsegmenten voor de inschakelingsbedrijven kunnen worden gevonden. Hij vindt het bijgevolg interessant om de omvormingsmogelijkheden te versoepelen, bijvoorbeeld wanneer een onderneming wordt overgelaten of overgedragen. De heer Galand deelde die bezorgdheid. Volgens minister Chabert is het verkeerd te veronderstellen dat er niet voldoende inschakelingsbedrijven zullen zijn. Hij vindt het denkbeeldig dat een handelsmaatschappij die goed functioneert zich wil omvormen in een sociale onderneming. De bespreking van de artikelen had vooral betrekking op de erkenningsvoorwaarden. Die roepen bij veel commissieleden twijfels op over de toepasbaarheid van het ontwerp. De heer Zenner liet zich sceptisch over het ontwerp, ook al wil hij een bijdrage leveren om het probleem op te lossen.
B.V. (1998-1999) - Nr. 15
PLENAIRE VERGADERING VAN VRIJDAG 26 MAART 1999
In het kader van datzelfde debat wees de heer Galand erop dat het beter is dat de regering het cijfer later optrekt dan het percentage tewerkgestelde kansarme werknemers te moeten verminderen als zich moeilijkheden voordoen. Volgens hem is het overigens uiterst moeilijk om lager te gaan dan de verhouding 1 op 1. Naar aanleiding van dit debat is een amendement eenparig aangenomen om die percentages te wijzigen tot respectievelijk 30 %, 40 % en 50 % voor het 1e, het 2e en het 3e jaar. Het volledige ontwerp van ordonnantie, zoals geamendeerd, werd met 9 stemmen bij 1 onthouding. (Applaus) Namens mijn fractie wil ik er eerst op wijzen dat de werkzaamheden in de commissie in een constructieve sfeer zijn verlopen, zodat de tekst kon worden verbeterd. Dit ontwerp heeft slechts betrekking op een klein onderdeel van de sociale economie. Tijdens deze zittingperiode hebben wij geen algemeen debat over de ontwikkeling van de sociale economie gehouden. Dat is jammer. Dat debat moet tijdens de volgende zittingperiode plaatsvinden. Wij zijn ervan overtuigd dat deze sector werkgelegenheid kan scheppen die beantwoordt aan het profiel van de werklozen in het Gewest. Deze sector kan personeel in dienst nemen dat niet noodzakelijk hooggeschoold hoeft te zijn en toch nuttig werk kan verrichten. De problematiek van de sociale economie spitst zich toe op twee aspecten die wij moeten behandelen : enerzijds het samenbrengen van het nodige kapitaal voor de onderneming en anderzijds de beheersbekwaamheid om ervoor te zorgen dat de onderneming sociaal rendabel en ook financieel rendabel genoeg is om aan zelffinanciering te doen. Vandaag bespreken wij slechts een beperkt aspect : het gaat vooral om een werkgelegenheidsproject dat raakpunten heeft met de economie. Bij het debat over de sociale economie is het net omgekeerd : daar gaat het om een economisch debat dat, door de gegenereerde activiteit, invloed heeft op met de werkgelegenheid. Wij komen er rond voor uit dat wij enigszins sceptisch staan tegenover de efficiëntie van het project, ook al wordt daarin een nobel doel nagestreefd, en tegenover de economische levensvatbaarheid van die inschakelingsbedrijven, gelet op de moeilijk te vervullen erkenningsvoorwaarden en, in het bijzonder, gelet op de verhouding kansarme/niet-kansarme werknemers. Wij moeten die wetgeving na twee of drie jaar evalueren. Het is een positief en zeer interessant experiment. Wij zullen dus voor dit ontwerp stemmen, ook al vinden wij dat het debat terzake nog niet rond is. (Applaus van de PRLFDF).
5
geschoold. De grote werkloosheid in Brussel is niet alleen het gevolg van de slinkende industriële activiteit. Er spelen nog andere factoren mee : laaggeschoolde handarbeiders krijgen steeds meer concurrentie uit andere gewesten. De banen voor laaggeschoolden worden vaak ingenomen door mensen die hoger geschoold zijn dan aanvankelijk was vereist en het profiel van de Brusselse werkzoekenden beantwoordt niet altijd aan wat men in de groeiende tertiaire sector zoekt. Vele jongeren van buitenlandse afkomst worden bij indienstneming nog te vaak achtergesteld. De sedert 1989 ingevoerde regeling voor inschakeling in het maatschappelijk en beroepsleven kan niet tegemoetkomen aan alle verzoeken van laaggeschoolde werkzoekenden, met andere woorden aan het acute probleem van het gebrek aan reële contracten voor indienstneming. De inschakelingsbedrijven hebben dus hun bestaansreden en zouden derhalve een passende erkenning en subsidiëring moeten krijgen. Er dient te worden voorzien in specifieke steunmaatregelen. Het ontwerp dat wij vandaag onderzoeken, gaat in de goede richting, ook al lijken sommige voorwaarden te streng. Om na te gaan of het systeem werkt, verzoeken wij de regering het na 1 jaar werking te evalueren. Ik verheug mij er echter over dat ons amendement op artikel 4 werd aanvaard, want wij hebben voorgesteld om het aanvankelijk bepaalde percentage van laaggeschoolden en laaggekwalificeerden op het totaal aantal loontrekkenden in de onderneming te verminderen. Wij menen immers dat een aanwezigheid van gemiddeld 30% laaggeschoolden in de loop van de eerste twaalf maanden een redelijke oplossing is. Het tweede jaar bedraagt dit cijfer 40% en 50% de volgende jaren. De initiële vereiste leek ons overdreven en kon het proces op de klippen doen lopen. Betreffende artikel 10 had ik gewild dat de regering een drempel vaststelt voor de dalende loonsubsidies voor leidinggevende functies zodanig dat men niet uitkomt. In de eerste memorie van toelichting was sprake van een eventueel netwerk ter ondersteuning van de inschakelingsbedrijven. Blijkbaar werd dit achterwege gelaten of zal het informeel blijven. Er moet worden nagegaan of het nodig is een dergelijk netwerk op te richten. Mijn fractie zal haar goedkeuring hechten aan deze tekst, die eindelijk voorziet in een regelgeving voor de inschakelingsbedrijven, maar dringt aan op de evaluatie van het proces en op een debat over de sociale economie. (Applaus van Ecolo)
Mevr. Evelyne Huytebroeck (in het Frans) .- Het ontwerp over de inschakelingsbedrijven is een lang verwacht en beloofd ontwerp dat veel voeten in de aarde heeft gehad.
De heer Denis Grimberghs (in het Frans).- Ik ben blij dat het Brussels parlement eindelijk een specifieke wetgeving kan goedkeuren voor de financiering en de ontwikkeling van de inschakelingsbedrijven.
In ons Gewest zijn in tien jaar 20.000 banen verloren gegaan. De Brusselse werkloze is doorgaans arbeider en laag-
Dit soort bedrijven is een voorbeeld van de maatregelen die we moeten nemen om de personen die in het traditionele
B.V. (1998-1999) - Nr. 15
6
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG
arbeidscircuit kans maken, toch een uitzicht te bieden op een nieuwe betrekking. Wij betreuren het dat geen rekening werd gehouden met een aantal suggesties die we na ettelijke debatten met specialisten, hadden geformuleerd. Mijnheer de minister, u hebt de kans niet te baat genomen om een meer open debat te voeren dat de tegenstellingen tussen de meerderheid en de oppositie overstijgt en rekening houdt met de taak van het parlement. U heeft geen gebruik gemaakt van deze soepele werkwijze en ons integendeel gevraagd te wachten tot uw tekst die lange weg had afgelegd. Ik ben wel tevreden dat het ontwerp de opzet overnam van het voorstel dat ik had ingediend betreffende de rechtsvorm van een onderneming met sociale doeleinden. Er heerst vaak verwarring over verscheidene begrippen. Ik wil nogmaals wijzen op de plaats van de inschakelingsbedrijven in het algemene kader van een sociale economie. Vaak worden die twee begrippen met elkaar verward. Sociale economie is een ruim begrip dat initiatieven in de commerciële en niet-commerciële sfeer omvat. De inschakelingsbedrijven zijn een integrerend onderdeel van de sociale economie. Sociale economie is dan weer ruimer dan alleen de inschakelingsbedrijven. De inschakelingsbedrijven gebruiken hun winst uit de verkoop van diensten of produkten, liever om moeilijk te plaatsen personen aan werk te helpen dan om te investeren. Ondanks bepaalde inspanningen na de goedkeuring van een amendement in de commissie, heeft de regering te veel de nadruk gelegd op de rotatie van het personeel van het inschakelingsbedrijf. Het lijkt niet gerechtvaardigd een soort van rotatie voor laaggeschoold personeel in te voeren, zodra dat in het inschakelingsbedrijf een zekere kwalificatie heeft verworven. Het is verkeerd te geloven dat het mogelijk zal zijn projecten te ontwikkelen die de regels van de markteconomie naleven, maar in zekere zin constant een sociale opdracht vervullen, namelijk laaggeschoolden weer aan het werk helpen. Het uitgangspunt van de regering dreigt gevolg te hebben dat sommigen gaan denken dat het statuut van inschakelingsbedrijf een tijdelijk statuut is voor een startende onderneming, die, zodra zij goed op dreef is, een klassieke onderneming wordt. In dat verband zou ik willen weten of men de omvorming van bestaande bedrijven in inschakelingsbedrijven mogelijk wil maken. Het is moeilijk voor inschakelingsbedrijven nieuwe niches. Het is dus interessant om de omschakeling van een bestaande onderneming mogelijk te maken. Maar er zijn criteria ad hoc nodig om de bestaande werkgelegenheid niet te benadelen en de goede werkgelegenheid niet in het gedrang te brengen. Deze suggestie, die in mijn voorstel was opgenomen, werd trouwens door de Economische en Sociale Raad in zijn advies van 19 februari 1997 gesteund.
De Economische en Sociale Raad zegt echter dat een langere termijn nodig is om de bestaande ondernemingen in staat te stellen te voldoen aan de erkenningsvoorwaarde dat percentage bijzonder moeilijk te plaatsen werkzoekenden in dienst moeten hebben. Ik betreur dat de regering geen gevolg heeft gegeven aan de voorstellen om de toekenningsvoorwaarden en de financieringsregeling voor de inschakelingsbedrijven beter te definiëren. In ons land is het gebruikelijk dat in een wet bepalingen worden opgenomen met betrekking tot het toekennen van subsidies aan bedrijven. De tekst, zoals hij is goedgekeurd, geeft de regering de bevoegdheid om de subsidies toe te kennen. Het ware nuttig geweest te preciseren in welk kader deze subsidies kunnen worden toegekend en in de ordonnantie de bijzondere bepalingen op te nemen voor de extra financiering ten gunste van deze bedrijven. Dat is een kwestie van doorzichtigheid. Wij willen de voorwaarden vastleggen die het mogelijk maken voor de formule van inschakelingsbedrijf te kiezen, rekening houdend met een duidelijke verbintenis van de overheid om steun te verlenen. Wij vrezen dat er te weinig initiatieven zullen komen. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is niet voldoende uitgerust ten opzichte van de andere Gewesten. Het klimaat was niet gunstig genoeg voor de ontwikkeling van dit soort initiatieven. Er was niet voldoende doorzichtigheid om de promotoren ertoe aan te zetten een inschakelingsinitiatief te nemen. Kijken wij bijvoorbeeld naar de rol van de BGIM. Artikel 10 van het regeringsontwerp voorziet in de mogelijkheid om bij de GIMB een lening aan bijzondere voorwaarden aan te gaan. De bedragen, termijnen en toepassingsregels van dat systeem zullen door de regering worden vastgelegd. Maar op dit ogenblik weten we niet of de regering de GIMB zal verplichten initiatieven terzake te nemen dan wel het enkel gaat om de mogelijkheid om bij de GIMB leningen aan te gaan die in principe reeds bestonden. De vraag is of de regering van plan is de risico’s die de GIMB neemt, te dekken en haar te verplichten een deel van haar kapitaal vrij te maken voor leningen aan die bedrijven. De GIMB is een onderneming met een privé-statuut en haar kapitaal is voor een deel in handen van de privé- sector: de regering kan haar niets opleggen, behalve de verplichting om de risico’s te dekken of om de winsten die via gewestelijke participaties binnen de GIMB werden geboekt, te gebruiken voor het uitvoeren van opdrachten in het vlak van de openbare dienstverlening. De PSC is van mening dat de tekst goed bedoeld is maar niettemin ontgoochelt door de manier waarop hij dit soort bedrijven wil aanmoedigen. De PSC zal deze tekst toch goedkeuren, want het lijkt erop dat de minister rekening zullen houden met ons verzoek om duidelijke procedures uit te werken. We hopen dat de twee amendementen, herwerkt op basis van de debatten in de commissie en daarna opnieuw ingediend,
B.V. (1998-1999) - Nr. 15
PLENAIRE VERGADERING VAN VRIJDAG 26 MAART 1999
7
meer aandacht zullen krijgen dan in de commissie het geval was (Applaus van de PSC).
er zijn en of de ondernemers beroep kunnen doen op de expansiewetgeving voor het volgen van dergelijke cursussen.
De heer Jan Béghin .- Wij hopen dat elk bedrijf een sociaal bedrijf is. De economische ontwikkelingen maken dat de overheid duidelijk een sociale correctie moet aanbrengen.
Tot slot vraag ik mij af of inschakelingsbedrijven voldoende kansen hebben op de afzetmarkt. In een diensteneconomie als die van ons Gewest moeten inschakelingsbedrijven hun plaats vinden.
Brussel kent een hoge werkloosheidsgraad, twee derden van de Brusselse werkzoekenden zijn laaggeschoold. Ik ben ervan overtuigd dat de Brusselse economie mogelijkheden biedt voor deze prioritaire doelgroep. In het regeerakkoord van 1995 heeft de CVP geëist dat er een luik zou opgenomen worden over de ontwikkeling van de sociale economie. Minister Jos Chabert heeft in zijn dynamoplan de sociale economie opgenomen. We hebben inderdaad nood aan profit-bedrijven die kansen bieden aan laaggeschoolden of werkzoekenden die heel moeilijk werk vinden. Daardoor groeien hun kansen om zich te integreren in de reguliere economische arbeidsmarkt. De regering heeft de sociale en plaatselijke economie als een van de 6 prioritaire beleidslijnen ingeschreven in het territoriaal pact voor werkgelegenheid. Nu ligt de ordonnantie op inschakelingsbedrijven voor. Na de pilootprojecten komt er een duidelijk kader waarbinnen inschakelingsbedrijven kunnen ontstaan en ondersteund worden. Ik ga niet akkoord met degenen die zeggen dat het toch allemaal wat lang geduurd heeft. De regering heeft reeds enkele jaren verschillende miljoenen vrijgemaakt om de pilootprojecten uit te bouwen. De regering heeft ook geleerd uit deze pilootprojecten en heeft alle adviezen van de Sociaal Economische Raad Europa en van de Raad van State verwerkt. Het resultaat is een ontwerp dat in zijn erkenningskriteria en steunmaatregelen het juiste evenwicht gevonden heeft tussen de sociale en de harde economische aspecten. De commissie heeft tijdens haar werkzaamheden een aantal doordachte verbeteringen aangebracht. De enige bemerkingen die ik nog wil maken, zijn van algemene aard. Wij mogen niet de fout maken om op de inschakelingsbedrijven al onze hoop te leggen om de dualisering in de economie en de maatschappij op te lossen. Het ideaal blijft dat de gewone bedrijven voldoende tewerkstelling creëren. Ik wil hier nogmaals een lans breken voor onze vele Brusselaars van allochtone afkomst. Onderzoek heeft uitgewezen dat bij heel wat bedrijven een jammerlijk latent racisme aanwezig is. Ik ben ervan overtuigd dat daardoor veel goed opgeleide en meertalige allochtonen geen kansen krijgen op de arbeidsmarkt. De formule van inschakelingsbedrijven is maar één vorm van sociale economie. De CVP vraagt dat ook andere vormen van sociale economie voldoende kansen wordt gegeven. De regering heeft ook ingezien dat het ondernemingsbeheer een cruciale schakel vormt in het welslagen van inschakelingsbedrijven. De subsidies voor het managements- en omkaderingspersoneel zijn goede maatregelen. De CVP vraagt zich af of deze ondersteuningsmaatregelen voldoende zijn. De uitwisseling van ervaring en van aangepaste managementscursussen lijken mij zeer belangrijk. De vraag hierbij is of deze laatsten
De CVP-fractie feliciteert de regering en zal het ontwerp enthousiast goedkeuren. Dit is een sociale ordonnantie voor mensen die kansen ontberen. De heer Thierry de Looz-Corswarem (in het Frans) .- Dit voorstel van ordonnantie heeft één verdienste, men geeft toe dat Brussel een hoge werkloosheid kent; en dit is nog maar een begin. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt enerzijds bij het lokale beleid dat een grotendeels ongeschoold kiezerscliënteel aantrekt en, anderzijds bij de "egoïstische" vakbonden die, wetende dat een werkloze hen meer opbrengt dan een actieve, de industrie kapot maken om het aantal uitkeringsgerechtigde werklozen te verhogen. Kijken wij maar naar wat gebeurt bij Volkswagen, Duferco, Hoogovens, enz. en de onwetende burger ziet meteen dat alles in het werk wordt gesteld om het nationale bedrijfsleven te destabiliseren. Een andere vanzelfsprekendheid is dat de werkloosheid in het Brussels Gewest laaggeschoolden treft. Men had daar de ongeschoolden aan moeten toevoegen. Wat doen die arbeidskrachten in Brussel als ze toch maar ten laste vallen van de gemeenschap die, om in hun onderhoud te voorzien, steeds zwaardere belastingen en bijdragen betaalt, zodat steeds meer bedrijven failliet gaan en hun personeel werkloos wordt? In het Brussels Gewest is de evolutie van de werkloosheid verhoudingsgewijs ook het meest negatief. Waarom ? Omdat de politieke klasse in Brussel de meest negatieve van het koninkrijk is, hoewel de concurrentie op dat gebied groot is. Inschakelingsbedrijven zijn niet rendabel. Ze leiden een kunstmatig leven, ze kunnen werken met verlies dankzij de belastingen van de werkenden en beconcurreren elkaar op economisch gebied. Die bedrijven, die personeel in dienst hebben dat weinig of niet produktief is, kunnen het zich veroorloven zich toe te leggen op "dienstverlening" de plaats van op winst en bij de inkomensverdeling de personen en het werk voorrang te geven op het kapitaal. Het is echter het kapitaal van de anderen dat deze voorrang mogelijk maakt. Ook de formule "democratisch beslissingsproces" is een lachertje. Zij die het voortdurend hebben over "democraat" en "democratisch" schenden onophoudelijk de mensenrechten en de Grondwet, die ze steeds maar in hun voordeel manipuleren om op wettige wijze de fundamentele vrijheden af te schaffen. Wat is een bijzonder moeilijk plaatsbare werkloze? In de overhandigde documenten heb ik daarvan geen bruikbare definitie gevonden. Bij het lezen ervan merkt men dat ze zijn opgesteld door onbezonnen personen van de non-profitsector die geen rekening houden met de economische realiteit en materiële eisen. De bedoelde bedrijven mogen met verlies werken en krijgen bovendien buitensporige voordelen die geweigerd worden aan de bedrijven die de drijvende kracht van de Natie zijn. Als men ze ertoe aanzet zich om te vormen tot sociale
B.V. (1998-1999) - Nr. 15
8
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG
ondernemingen, moedigst men ze aan om met verlies te werken, zet men bedrijfsleiders ertoe aan geen verantwoordelijkheid meer op zich te nemen, want ze genieten toch subsidies en verminderde de sociale en andere bijdragen. Men heeft er dus geen enkel belang bij dat er meer zulke bedrijven komen, want ze zijn duur en beconcurreren de dynamische bedrijven met verantwoordelijkheidszin. Het advies van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en dat van de vakbonden mogen niet worden gevolgd. Ze behoren immers tot dezelfde politieke klasse en de enen zullen de anderen niet in het ongelijk stellen. De Raad van State is als hoog rechtscollege door de politici geneutraliseerd en heeft zich voorzichtig achter de Europese Commissie verscholen om geen negatief standpunt in te nemen. Het heeft echter wel menig voorbehoud gemaakt. De bedrijven uit de sociale economie betekenen uiteraard concurrentie voor de privé-sector die voor de volle 100 % belastingen en bijdragen betaalt en geen steun krijgt. Deze rivaliteit zal men niet wegnemen door te verklaren dat de toegekende steun geen oneerlijke concurrentie mag teweegbrengen. Tussen de regels doet de Raad van State opmerken dat dit ontwerp racistisch is, aangezien het de gewestelijke voorkeur aanprijst en daarmee het Front national imiteert dat de nationale voorkeur aanprijst, die dan weer onaanvaardbaar wordt geacht door onze zelfverklaarde democraten. Mensen die niet in Brussel wonen worden hierdoor negatief gediscrimineerd, wat indruist tegen het Belgisch recht en het Europees gemeenschapsrecht. Men stelt zich terughoudend op tegenover de andere, alleen omdat hij niet van Brussel is. Die uitsluiting is onaanvaardbaar. Het zou nuttig zijn te weten wat het MRAX en andere soortgelijke parastatalen daarvan denken. Men doet de waarheid geweld aan als men zegt dat de inschakelingsbedrijven, die eerder van sociale dan van economische aard zijn, werkelijk bijdragen tot het gewestelijk werkgelegenheidsbeleid door jobs te creëren voor werklozen die moeilijkheden ondervinden. Eigenlijk heeft de gewestelijke economie deze bedrijven niet nodig. Het doet mij allemaal wat denken aan Jospin, die nutteloze, zeg maar schadelijke, banen schept met het geld van gezonde bedrijven die hij onophoudelijk fiscale aderlatingen doet ondergaan. (Voorzitter: de heer Jan Béghin) Wat moet Brussel met al die ongeschoolde arbeiders, terwijl het koortsachtig geschoolde arbeidskrachten zoekt? De oplossing is eenvoudig: geef een opleiding aan de ongeschoolden. Maar dat is natuurlijk te eenvoudig voor de nomenklatura die een genoegen schept in allerlei machinaties. Dit zijn dus enkele van de redenen waarom het Front National deze verkiezingsstunt niet goedkeurt. De heer Jos Chabert, Minister belast met Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen .- Ik wil vooreerst de rapporteurs danken maar ook de oppositie voor hun constructieve inbreng bij de bespreking van dit ont-
werp. Het wil de oprichting en de verdere ontwikkeling van een bijzonder type van ondernemingen, de inschakelingsonderneming, bevorderen. Men wil deze ondernemingen laten genieten van een stelsel van specifieke steunmaatregelen op het vlak van economie en tewerkstelling. In het kader van het Dynamoplan hebben wij ervoor geopteerd om de sociale economie in de eerste plaats vorm te geven via de inschakelingsonderneming. Om als inschakelingsonderneming erkend te worden dient de onderneming te voldoen aan een aantal criteria. Hieruit moet blijken dat haar economische activiteit in de eerste plaats gericht is op het sociaal en economisch integreren van laaggeschoolde, langdurig werklozen die moeilijk een baan vinden in het traditionele economisch leven. Deze sociale en economische criteria voor erkenning worden in de ordonnantie bepaald. Het specifiek stelsel van steunmaatregelen dat voor erkende inschakelingsondernemingen wordt voorzien is beperkt in de tijd en heeft betrekking op de bijzondere kosten die dit type van onderneming met zich meebrengt. Bovendien wordt de steun geleidelijk verminderd opdat de produktiviteit stapsgewijs kan toenemen en de bedrijfseconomische leefbaarheid op termijn kan verzekerd worden. Hierbij werd er streng over gewaakt dat geen concurrentievervalsend effect kan optreden ten nadele van het traditionele bedrijfsleven. De Europese Commissie onderzocht eveneens het ontwerp en bevestigde dat de voorgestelde steunmaatregelen niet concurrentieverstorend werken. De steunmaatregelen zijn van tweeërlei aard. Enerzijds wordt een forfaitaire subsidie toegekend voor het managementen omkaderingspersoneel dat instaat voor de begeleiding en vorming van de werknemers uit de doelgroep. De regering voorziet een subsidie van 3,5 miljoen, degressief verspreid over vier jaar. Deze structurele tussenkomst lijkt mij essentieel. Het globale ondernemingsbeheer vormt inderdaad een kritieke schakel in het ontwikkelingsproces van de inschakelingsonderneming. Anderzijds wordt een loonsubsidie per voltijds tewerkgesteld personeel dat tot de doelgroep behoort, toegekend. De regering heeft de intentie om per persoon een bedrag van 585.000 frank op degressieve wijze verspreid over vier jaar uit te trekken. Deze steun komt bovenop de vrijstellingen van sociale bijdragen die de federale wetgeving voorziet voor de inschakelingsonderneming. (Verder in het Frans) Naast deze twee vormen van loonsubsidie voorziet het ontwerp ook in de mogelijkheid om van de GIMB leningen tegen voordelige voorwaarden te krijgen. Op die manier kunnen de inschakelingsbedrijven hun investeringskosten financieren. Een onderneming moet over een voldoende startkapitaal kunnen beschikken en toegang krijgen tot kredieten. Precies vanwege hun sociaal oogmerk dreigen de inschakelingsbedrijven immers langs de gewone wegen moeilijker aan kredieten te geraken. Dat is trouwens de reden waarom we de GIMB met deze opdracht hebben belast. De GIMB zal de financiële en industriële werking van de inschakelingsbedrijven op de voet volgen. Dit is essentieel. We mogen de sociale opdracht van deze bedrijven niet te sterk
B.V. (1998-1999) - Nr. 15
PLENAIRE VERGADERING VAN VRIJDAG 26 MAART 1999
benadrukken. In het verleden is dit jammer genoeg een paar keer gebeurd, en dit had een negatieve weerslag op hun economische activiteit. De leningen worden toegekend op basis van een dossieronderzoek en van de financiële levensvatbaarheid van het project. Zomaar leningen toekennen is dus niet opportuun. De regering heeft met de GIMB een overeenkomst gesloten. Ze trekt voor deze opdracht bijkomende middelen uit. De overeenkomst bepaalt dat de GIMB voorstellen doet en dat de minister van Economie of de voltallige regering beslissen. Er werden reeds leningen toegekend voor enkele proefprojecten. Het plan is dus reeds operationeel. (Verder in het Nederlands) De inschakelingsondernemingen kunnen daarnaast ook genieten van de gewestelijke steun voor economische expansie. De erkenning is beperkt tot drie jaar, na een inloopperiode van zes maand. Een verlenging is mogelijk op voorwaarde dat 60 procent van de werknemers tot de doelgroep behoren. Het ontwerp bepaalt daarnaast dat een werknemer na vijf jaar tewerkstelling in de onderneming uit de doelgroep verdwijnt. Dit ontwerp zorgt dus voor een wetgevend kader voor de erkenning en de ondersteuning van inschakelingsondernemingen. De principes stemmen overeen met de aanbevelingen van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid in dit verband. Ik hoop dat dit ontwerp gemotiveerde en ervaren sociale ondernemers zal aanzetten tot het oprichten van inschakelingsondernemingen, die een strijdmiddel zijn tegen de dualisering van de maatschappij. Een evaluatie zal op termijn nodig zijn. Ik ben mij er voorts van bewust dat dit slechts één aspect is van de sociale economie en dat verder debat noodzakelijk is. (Applaus) - De algemene bespreking is gesloten. Bespreking van de artikelen. De Voorzitter .- De heer Denis Grimberghs heeft ingediend een amendement (nr.2) dat ertoe strekt een nieuw artikel 4bis in te voegen, luidend : Paragraaf 1 : In afwijking van artikel 4, zullen de bestaande ondernemingen opgericht in de vorm van handelsvennootschappen en die de vorm zouden aannemen van handelsvennootschappen met sociaal oogmerk, de personen bedoeld in artikel 4, 5, met een arbeidsovereenkomst in dienst moeten nemen in de volgende verhoudingen : ten minste 10 % tijdens het eerste jaar, 20 % het tweede jaar, 30 % het derde jaar, 40 % het vierde jaar en vervolgens 50 %. Paragraaf 2 : De ondernemingen die op het ogenblik van hun erkenning als inschakelingsonderneming meer dan drie personen voltijds tewerkstellen in het kader van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, kunnen een afwijking van
9
paragraaf 1 krijgen indien zij bewijzen dat hun verplichtingen niet verenigbaar zijn met het economische evenwicht van de onderneming. In dat geval zal de onderneming na vijf jaar meer dan 30 % van het in artikel 4, 5°, bedoelde personeel moeten tewerkstellen. De afwijking wordt verleend op het ogenblik van de erkenning. De heer Denis Grimberghs (in het Frans) .- Wij vrezen dat de sociale doelstellingen van de bedrijven hun economisch doel benadelen. In de commissie trok u de omvorming van de bestaande ondernemingen in inschakelingsondernemingen in twijfel. Ik nodig u uit rekening te houden met de opmerkingen van de Economische en Sociale Raad, die ervoor waarschuwt dat, indien de tekst in zijn huidige vorm wordt toegepast, dit tot gevolg zou hebben dat bij de overdracht van het bedrijfsvermogen van een onderneming, het personeel zou worden buitengewerkt en vervangen door laaggeschoolden. Ik heb een document van de Koning-Boudewijnstichting teruggevonden dat handelt over de subsidiëring van de inschakelingsondernemingen. De auteurs benadrukken dat de rotatie geen plicht maar een keuze moet zijn. M. Charles Picqué, Minister-Voorzitter (in het Frans).Een inschakelingsbedrijf heeft onder andere tot doel weinig geschoolde mensen aan het werk te zetten. Ik zie niet in hoe ons ontwerp een rotatie zou instellen. Wij bieden een degressieve hulp om de geringe produktiviteit als gevolg van een te lage scholing gedeeltelijk te compenseren. Wij menen dat deze mensen na vier jaar voldoende ervaring hebben opgedaan en dus niet meer tot die categorie behoren. Dit betekent echter niet dat ze het bedrijf waar ze werken, ook moeten verlaten. Ze mogen blijven, onder meer om te helpen bij de opleiding van nieuwkomers. Het rotatierisico hoeft dus niet als gevaarlijk te worden beschouwd. Voor de omvorming van bestaande bedrijven in inschakelingsbedrijven hebben we in dezelfde steunregeling voorzien. Toch heeft een bestaande, goed draaiende onderneming er geen baat bij zich om te vormen tot een inschakelingsbedrijf. Hetzelfde geldt voor een slecht werkende onderneming aangezien een dergelijke verandering moeilijk te realiseren is. De omvorming wordt dus niet gezien als een vereiste maar als een uitzondering. De heer Denis Grimberghs (in het Frans).- U zit fout met uw scepticisme. U houdt geen rekening met de verplaatsing van het kapitaal bij verkoop of overname van het bedrijf. Daardoor vallen vaak ontslagen, wat volgens mij zeker niet de bedoeling is van een dergelijk ontwerp! De stemming over het amendement wordt aangehouden. De Voorzitter .- Mevr. Dupuis en cs hebben een amendement (nr 1) ingediend bij artikel 7 strekkende tot vervanging, in paragraaf 2, tweede lied, van de term "zes" door "twaalf". Mevr. Françoise Dupuis (in het Frans).- Dit amendement is een technische correctie bedoeld om het eerste en tweede lied van paragraaf 2 van dit artikel met elkaar in overeenstemming te brengen.
B.V. (1998-1999) - Nr. 15
10
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG
M. Jos Chabert, Minister belast met Economie, Financiën, Begrotng, Energie en Externe Betrekkingen (in het Frans).- De regering gaat akkoord met dit amendement. - De stemming over het amendement en het artikel zal later plaatsvinden. De Voorzitter.- De heer Denis Grimberghs heeft op artikel 10 een amendement (nr. 3) ingediend dat ertoe strekt 1) punt 1 met de volgende woorden aan te vullen : "Deze steun wordt vastgesteld op 1.500.000 fr. voor het eerste jaar van de erkenning van de onderneming, 1.250.000 fr. voor het tweede jaar, 750.000 fr. voor het derde jaar en 375. 000 fr. voor het vierde jaar. Deze subsidie kan opnieuw worden toegekend wanneer de onderneming uitbreidt en meer dan 10 werknemers in dienst neemt na de hernieuwing van de erkenning zoals bepaald in artikel 7 2. 2) in punt 2 het woord "degressieve" te doen vervallen en de volgende woorden toe te voegen : "Deze subsidie wordt vastgesteld op 150.000 fr. per jaar en per tewerkgesteld zoals bepaald in artikel 4, 5°". 3) punt 3 en het artikel, in fine, te vervangen door de volgende tekst : "In de wet van 4 augustus 19978 tot economische heroriëntering wordt voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een artikel 6bis ingevoegd, luidend : ’Wanneer het gaat om een krachtens de ordonnantie van .... het bedrag van de in dit hoofdstuk bedoelde rentetoelage vervangen door een niet-terugvorderbare kapitaalpremie. Deze wordt uiterlijk 3 maanden na de beslissing waarbij de onderneming wordt erkend, uitbetaald en het erkenningsdossier wordt aangevuld met een aanvraag om steun op grond van deze wet. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering kan de waarborg van het Hoofdstedelijk Gewest verlenen voor de terugbetaling van het kapitaal of voor de betaling van de rente ten bedrage van 50% van de investeringen waarvoor tegemoetkoming zijn verleend in het kader van de wet van 4 augustus 1978.". De heer Denis Grimberghs (in het Frans).- Ik zou willen ingaan op de uiteenzetting van de heer Chabert betreffende de financiering van de bedrijven. Als u de stukken neemt die u zelf hebt ingediend, zult u vaststellen dat de Raad van State op bladzijde 24 het volgende stelt : "Het tweede lid houdt een bevoegdheidsdelegatie in om essentiële punten van de ontworpen regeling te bepalen. Zoals reeds is opgemerkt bij de bespreking van het ontworpen artikel 4,2, is een dergelijke bevoegdheidsdelegatie slechts toelaatbaar indien in de ordonnantie zelf op zijn minst zou worden aangegeven welke de onderscheiden elementen of criteria zijn waardoor de Regering zich bij de uitoefening van de haar toegekende bevoegdheid moet laten leiden.". In economische aangelegenheden worden de steunmechanismen gewoonlijk in de wetten vermeld. In deze ordonnantie echter geeft u de regering bijna bijzondere machten om de
steun aan de inschakelingsbedrijven te bepalen. Zo schendt u het beginsel van de transparantie. Op bladzijde 26 van het evaluatieverslag dat de Koning Boudewijnstichting over de inschakelingsbedrijven heeft opgemaakt voor de jaren 1995 en 1996, worden duidelijke, efficiënte en werkbare procedures geëist. Ten slotte merkt de Europese Commissie op bladzijde 2 van haar advies op dat de Brusselse regering heeft verzekerd dat bij toepassing van deze regeling de regels met betrekking tot cumulatie van steun gerespecteerd zullen worden, hetgeen in dit ontwerp niet zeer duidelijk is. De bedoeling van dit amendement is dan ook om voor duidelijkheid te zorgen. Voor punt 2 vragen wij hetzelfde en voor punt 3 geven wij er de voorkeur aan uitdrukkelijk naar de wet van 4 augustus 1998 te verwijzen. Ik zal voorts aan de minister vragen dat hij ons de inlichtingen betreffende de ondertekening van de overeenkomst met de GIMB en een kopie van die overeenkomst bezorgt. Men moet voorkomen dat de volgende regering deze regeling, die aan het eind van de zittingsperiode wordt aangenomen, niet toepast onder het voorwendsel dat de bepalingen ervan niet specifiek genoeg zijn. De heer Charles Picqué, Minister-Voorzitter (in het Frans).- Ik wijs erop dat dit debat reeds in de commissie werd gevoerd. Ik vind dat de elementen uit artikel 4 volstaan om een idee te hebben van de financiële steun. Wij bevinden ons in een experimentele fase. Indien uit een evaluatie blijkt dat de bedragen aangepast moeten worden, zal dat soepeler gaan met een besluit dan met een ordonnantie. De heer Jos Chabert, Minister belast met Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen (in het Frans).- Ik wens daaraan toe te voegen dat het amendement van de heer Grimberghs niet kan worden goedgekeurd, want we moeten eerst het advies van de Europese Commissie hebben. De regelgeving over economische subsidies moet dezelfde zijn voor alle ondernemingen. Er zal in dat verband aan de Economische en Sociale Raad een besluit voor advies voorgelegd worden. - De stemming over het amendement en het artikel wordt aangehouden. - De overige artikelen worden zonder opmerking aangenomen.
B.V. (1998-1999) - Nr. 15
PLENAIRE VERGADERING VAN VRIJDAG 26 MAART 1999
11
VOORSTEL VAN RESOLUTIE (DE HEER DOMINIQUE HARMEL) DAT ERTOE STREKT HET GRATIS VERVOER VAN KINDEREN EN JONGEREN MET DE VOERTUIGEN VAN DE MIVB IN HET KADER VAN SCHOOLACTIVITEITEN EN TIJDENS DE SCHOOLTIJD TE BEVORDEREN
aan verplaatsingen die niets met economische activiteit of met schoolbezoek te maken hebben. Hij erkende dat de luchtverontreiniging een hoofdbekommernis van volksgezondheid is geworden. Longziekten, zoals asthma, worden veroorzaakt door de zeer snel toenemende luchtverontreiniging in onze steden die vooral door het buitensporig hoge aantal alleenrijders wordt veroorzaakt.
Algemene bespreking
Gratis openbaar vervoer is jammer genoeg een slechte oplossing in de strijd tegen luchtverontreiniging en het drukke autoverkeer.
De heer André Drouart, rapporteur (in het Frans) .- De commissie voor de infrastructuur heeft dit voorstel van resolutie besproken op 24 februari en 10 maart jongstleden. Met dit voorstel heeft de heer Dominique Harmel het principe in de verf willen zetten dat het onderwijs gratis is. Dat principe moet ook het openbaar vervoer van en naar school omvatten. De formules van de MIVB inzake schoolvervoer zijn nog altijd te strak en te duur. Aan wie opwerpt dat de formule duur uitvalt voor de MIVB, antwoordt de heer Harmel dat een minimale frequentie noodzakelijk is om het openbaar vervoer aantrekkelijk genoeg te maken. Tijdens de verplichte schooltijd en tijdens de schooluren, dit wil zeggen buiten de piekuren, worden de voertuigen vaak onderbenut. Waarom zoveel mogelijk jongeren tijdens de schooluren niet volop van die bestaande infrastructuur laten genieten om culturele plaatsen te bezoeken of hun stad en het openbaar-vervoersnet beter te leren kennen ? De doelstelling van het voorstel van resolutie ligt in het verlengde van het beginsel dat het onderwijs gratis is. De formule zal in werkelijkheid niets kosten, want het gaat erom het openbaar vervoer, dat vaak leeg zijn, beter te benutten. Volgens de heer Jean-Pierre Cornelissen is het voorstel een sympathiek initiatief en past het in het kader van gratis openbaar vervoer. Hij denkt dat de MIVB zich goed bewust is van het probleem en al een initiatief had genomen, namelijk de formule van de schooltas". Men moet evalueren hoe de scholen op die nieuwe formule reageren. Voorzitter : de heer Armand De Decker. De heer André Drouart had het over de kosteloosheid van het onderwijs, over de doelstellingen en opdrachten van het onderwijs in het algemeen en over de situatie van het onderwijs in Brussel. Hij wees daarbij op de sociale dimensie van de kwestie. De heer Willem Draps vond het voorstel van resolutie zeer sympathiek en aantrekkelijk om goed te keuren nu de verkiezingen naderen. In een analyse van de situatie in Europa en België, meer bepaald in Hasselt, formuleerde hij een aantal algemene bedenkingen over gratis openbaar vervoer. In Hasselt is de stijging van het aantal reizigers op de gratis buslijnen vooral te wijten
Als men zegt dat het MIVB-net voldoende capaciteit biedt in de daluren, vergeet men dat de capaciteit het grootst is op de drukste punten van beperkte lijnen. Voor de exploitatiemaatschappij is het heel vervelend dat schoolklassen met dertig leerlingen op de spitsuren reizen. Dat overbelast het net. De meest kansarme wijken liggen in het stadscentrum en in de gemeenten van de eerste kroon, waar alles zich op wandelafstand bevindt. De minstbedeelden worden niet benadeeld, als er geen gratis vervoer is. Zij hebben immers alternatieve vervoersmogelijkheden. Ten slotte zou gratis openbaar vervoer de leraars ertoe kunnen aanzetten meer excursies te organiseren zonder echt pedagogische redenen. Mevrouw Carton de Wiart stemt in met een aantal van deze punten. Hoewel de Gewestraad niet bevoegd is voor onderwijs, is zij voorstander van actieve pedagoogje. Gratis openbaar vervoer is echter een mythe. Het probleem moet vanuit een veel ruimere invalshoek worden bekeken. Het belangrijkste is voor haar dat jongeren het openbaar vervoer goed leren gebruiken. Dat kan door het systeem van de schooltas, over het gebruik waarvan zij graag een evaluatie zou hebben. Mevr. Carthé zei dat haar fractie het voorstel voor een resolutie genegen was en dat ze het initiatief met de schooltas, waarvan een evaluatie gewenst is, steunt. De openheid van de school voor het leven daarbuiten is een niet te verwaarlozen pedadogisch element. De kosteloosheid is een fundamenteel argument maar zij is van mening dat daarover hier niet moet worden gedebatteerd. Moeten de kosten van het openbaar vervoer gedragen worden door de Franse Gemeenschap? De Raad is niet bevoegd om dit debat te voeren. De Franstalige socialistische fractie heeft om naar de voorgestelde argumenten, maar meent dat het kostenaspect moet worden verduidelijkt. Ze steunt de idee van een vermindering financiële bijdrage van scholen in een prioritaire onderwijszone. De heer Drouart wijst erop dat de Franse Gemeenschap financiële moeilijkheden kent en geen fiscale bevoegdheid heeft, wat niet het geval is voor het Gewest. Men moet trachten een "geïntegreerd" beleid te voeren en de financiële middelen te zoeken waar ze voorhanden zijn.
B.V. (1998-1999) - Nr. 15
12
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG
Daar de kosten hoog zijn, moeten beleidskeuzes worden gemaakt. Hij meent dat die uitgave van groter sociaal en pedagogische belang is dan de verlening van de metro, en dat het beheerscontract dus in die zin moet worden gewijzigd.
De heer Dominique Harmel was het daarover uiteindelijk met de heer Jean-Pierre Cornelissen eens. Hij merkte echter nog op dat het argument zowel geldt als men gratis reist of niet. (Applaus).
Tot slot stelt hij de heer Draps verantwoordelijk voor zijn ongelukkige uitlatingen over de pedagogische keuzes van de onderwijzers.
De heer Dominique Harmel (in het Frans).- Wij merken dat de heer Hasquin het niet nodig acht hier vandaag aanwezig te zijn. Hij was afwezig tijdens de besprekingen. Een vreemde manier om aan parlementair werk te doen. Nu wij ertoe aangezet worden om na te denken over de manier waarop de buitenwereld onze instelling ziet, moeten wij misschien ook letten op de manier waarop de parlementsleden de instelling zelf zien en elkaars werk respecteren. (Applaus van de PSC en Ecolo)
De adviseur bij het kabinet van Minister Hasquin heeft erop gewezen dat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het leerlingenvervoer niet alleen door de MIVB maar ook door privéfirma’s wordt gedaan. Gratis leerlingenvervoer door de MIVB zou oneerlijk zijn tegenover deze firma’s. De jaarlijkse inkomsten voor de MIVB uit leerlingen- vervoer bedragen zo’n 45 miljoen. De kosteloosheid invoeren zou een aanzienklijke inkomstenverlies betekenen 55.000 houders van een schoolabonnement benadelen. De minister, die weet hoe belangrijk schoolactiviteiten buiten de schoolmuren zijn, heeft de MIVB aangemoedigd om maatregelen te nemen, zoals de "schoolkaarten" voor het basisonderwijs, die recht geven op een groepsreis voor twintig personen, leerlingen en begeleiders, die op schooldagen tussen 9 en 15u een didactische activiteit willen volgen. Dit ticket kost maar 500 fr, wat nauwelijks de prijs van de schooltas dekt, en geeft recht op een onbeperkt aantal verplaatsingen binnen de voormelde uren. Sinds 1 oktober 1998 heeft de MIVB bijna 800 schooltassen verkocht. Deze formule, die een zeker succes kent, is goedkoper dan het huren van een bus voor 4.000 fr. Zeggen dat het voorstel van resolutie oneerlijke concurrentie zou betekenen tegenover de privé-sector, komt volgens de heer Harmel op hetzelfde neer als zeggen dat het openbaar vervoer maar best zo slecht mogelijk presteert om geen nadeel te berokkenen aan de taxi’s. Hij zegt dat hij niet begrijpt waarom het voorstel nadelig zou zijn voor houders van een schoolabonnement aangezien het hier niet gaat om het traject huis-school. Hij heeft het succes vastgesteld van de schooltasjes en vraagt zich af of de Minister eraan gedacht heeft dat deze formule concurrentievervalsing betekent ten opzichte van de privé-sector en of hij er rekening mee heeft gehouden dat het systeem de houders van schoolabonnementen kan benadelen. Op verzoek van verscheidene leden hoorde de commissie vervolgens de vertegenwoordigers van het onderwijs, de ouderverenigingen en van de MIVB. Het volledige voorstel van resolutie werd verworpen met 3 tegen 3 stemmen en 2 onthoudingen.
Ik dank de heer Drouart voor zijn volledig verslag. Ik wil erop wijzen dat er tijdens de hoorzittingen in de commissie meer gastsprekers dan commissieleden waren. Toch is er goed gedebatteerd en wil ik de betrokkenen danken. Het doel van het voorstel van resolutie is eenvoudig : het gratis gebruik van het openbaar vervoer tijdens de schooluren bevorderen en dus gebruik maken van de infrastructuur tussen 9.15 uur en 15.00 uur, wanneer die onderbenut wordt. In ons Gewest en in ons land geldt de schoolplicht en de beginselen van gelijkheid en gratis onderwijs zijn verankerd in de Grondwet. Het voorstel van resolutie ligt in de lijn van die principes. Ik heb dat voorstel van resolutie op 26 november 1997 ingediend. Men kan het dus niet als een verkiezingsstunt afdoen. Het is niet mijn schuld dat de meerderheid het niet vroeger heeft willen bespreken. Ik vrees trouwens dat ze in de boosheid volhardt en dat dit voorstel vandaag opnieuw zal worden verworpen. Toen werd hevig gedebatteerd over gelijkheid en gratis verplicht onderwijs enerzijds en het "opdrachtendecreet" anderzijds. Zeggen dat wij niet bevoegd zijn, is een partijpolitieke en bekrompen houding. In een systeem waarin de bevoegdheden worden verdeeld, is het niet verboden om consequent en volgens onze eigen mogelijkheden te proberen te verwezenlijken waar wij allemaal achter staan. In het begin heeft niemand dat voorstel van resolutie ondertekend. Daar kwam pas verandering in toen de heer Drouart zich ermee bezig begon te houden en zijn fractie ertoe bracht het te ondertekenen.
Mevrouw Michèle Carthé verklaarde dat zij zich had onthouden omdat zij nadere toelichtingen van de MIVB had gewenst met het oog op een diepgaander debat.
Toen al wou geen enkele partij dat voorstel medeondertekenen. Er is pas belangstelling gekomen toen de scholen en de pers het initiatief steunden. Ik betreur dat zwakke en vaag economische argumenten en een middelmatige invulling van de taak van de MIVB de doorslag hebben gegeven.
De heer Jean-Pierre Cornelissen was het hiermee eens. De commercieel verantwoordelijke van de MIVB werd gehoord, maar gaf volgens hem geen antwoord op de vragen van de parlementsleden over de technische problemen in verband met de capaciteit.
Het voorstel was duidelijk afgebakend : het gold alleen voor leerlingen en voor schooluitstappen. Anderen ontmoeten en de stad leren kennen, zijn voorbeelden van positieve en concrete opvoeding. Zelf ken ik gevallen waar de sociaal- economische situatie het onmogelijk maakt om te vragen dat de
B.V. (1998-1999) - Nr. 15
PLENAIRE VERGADERING VAN VRIJDAG 26 MAART 1999
ouders in die kosten bijdragen en waar de leerkrachten de reiskosten dus uit eigen zak betalen. Het voorstel getuigt van gezond verstand. Het was dus moeilijk om het niet te steunen. De regering had de zaak trachten af te doen met de "schooltas", een formule die door het kabinet en de MIVB bedacht was. Dat initiatief bood geen oplossing : in de klassen zitten tegenwoordig meer dan twintig leerlingen. De MIVB is echter bedacht voor jongeren. Bovendien vergt de formule van de "schooltas" veel voorbereiding, alhoewel soepelheid geboden is. Dat de groepen maar uit twintig personen mogen bestaan om ervoor te zorgen dat ze goed begeleid worden en om te voorkomen dat de metrostelle tijdens de daluren worden overrompeld ten koste van de overige reizigers, zijn geen overtuigende argumenten. Het is immers onaanvaardbaar te denken dat de leerkrachten niet in staat zijn om de groepen te begeleiden. Bovendien is het niet duidelijk in welk opzicht de overbezetting van een vervoermiddel kan worden verholpen door leerlingen die in groep reizen, een kaartje te doen betalen. En dan de kostprijs. Wat is het doel van de MIVB ? Haar vervoer aantrekkelijker maken en de frequentie verhogen om in de toekomst nieuwe klanten te werven. Uit de cijfers blijkt dat het aantal klanten van de MIVB stagneert of zelfs daalt. De MIVB moet dus inspanningen leveren. Het voorstel was niet onschuldig; door jongeren eerst ervan te overtuigen dat de MIVB efficiënt is, in de hoop dat ze daarmee klant worden. Via de jongeren kan men ook de volwassenen tot nieuwe gewoonten aanzetten. Dat die resolutie, die een stap in de goede richting was, niet werd gesteund, is voor mij een grote ontgoocheling. Het gebrek aan politieke moed en samenhang betreur ik ten zeerste. Hopelijk krijgt deze resolutie tijdens de volgende zittingperiode een nieuwe kans en wordt ze uiteindelijk toch aangenomen. (Applaus van PSC en Ecolo) De heer Jean-Pierre Cornelissen (in het Frans) . - Ik was niet tevreden over het verslag van de heer André Drouart, want het was niet helemaal objectief over sommige sprekers. (samenspraak) Dit verslag is onvolledig en partijdig. Hij laat mij op bladzijde 5 zeggen dat ik het voorstel van resolutie een sympathiek initiatief vind. Hij wijst erop dat ik het voorbeeld van de stad Hasselt aanhaal, waar een interessant experiment werd opgezet, maar dat die beslissing stoelt op een veel ruimer concept dan alleen de vraag of het openbaar vervoer al dan niet gratis moet zijn. Hij zegt dat ik met mijn ervaring in het onderwijs weet dat reizen met een groep leerlingen voor een aantal problemen zorgt. Dat het voorstel van resolutie soepel is, maar dan van een soepelheid die georganiseerd zou moeten worden. Hij voegt eraan toe dat ik erop wijs dat de plaatsen die door leerlingen worden bezocht, doorgaans in het stadscentrum liggen, wat voor opstoppingen kan zorgen. Bijgevolg moet men de scholen een minimum aan preventie vragen wanneer zij activiteiten organiseren.
13
Hij zegt ook nog dat ik denk dat de MIVB zich terdege bewust is van het probleem en dat er een eerste initiatief werd genomen, namelijk het systeem van de schooltas, maar dat dit systeem echter niet alle problemen lijkt op te lossen. Voorts wijst hij erop dat de commissie volgens mij adviezen moet vragen. De heer Drouart is uitvoerig ingegaan op de interventies van de commissieleden, maar was niet volledig over de uiteenzettingen van sommige personen die wij hebben gehoord. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de vertegenwoordigster van de Ufapec, een vereniging van ouders uit het katholiek onderwijs, die het had over de pedagogische uitstappen en de planning die nodig is om overbelasting van het vervoer te vermijden. Zij stelde een gewestelijke controle voor. Ze uitte tevens haar bezorgdheid over de begeleiding van groepen. Het komt inderdaad aan op organisatie als men weet dat het Franstalig onderwijs samen meer dan 200.000 leerlingen telt die bij pedagogische uitstappen kunnen worden vervoerd. Het doel is overbelasting te vermijden, bijvoorbeeld als een klas van twintig of dertig leerlingen op een volle tram stapt. Het is normaal dat aan een leerkracht, die een uitstap plant, wordt gevraagd op tijd een aanvraag in te dienen zodat hieraan gevolg kan worden gegeven. Speciaal vervoer, hoofdzakelijk leerlingenvervoer, is voor de MIVB zeer duur. De bijdrage van de gebruikers beperkt zich tot 5% van de eigenlijke kostprijs. Men kan dus niet stellen dat de MIVB niets doet. De leerkrachten moeten de uitstappen op uur en tijd organiseren en de MIVB, moet, in het belang van iedereen, goed plannen. Sinds 1 oktober 1998 loopt er bij de MIVB een actie genaamd "de schooltas", bestemd voor het vervoer van twintig leerlingen. Een eerste nadeel van dit initiatief is de beperking van het aantal leerlingen, aangezien de klassen meestal een dertigtal leerlingen tellen. Volgens het verslag zouden reeds 982 groepen van dit systeem gebruik hebben gemaakt. De MIVB zou een onderzoek moeten doen om te zien welke andere elementen nog kunnen worden bijgeschaafd. Het verslag verwijst de uitlatingen van de heer Lambotte, die het heeft over onze onsamenhangende en ongegronde argumenten. Ik aanvaard dit niet: onze argumenten zijn gegrond èn duidelijk. Mevrouw Evelyne Huytebroeck (in het Frans).- Wat denken de ministers en de regering over dit dossier? Hun afwezigheid is schandalig! De Voorzitter.- Minister Gosuin is aanwezig. En minister Picqué is pas tien minuten geleden vertrokken. De heer Jean-Pierre Cornelissen (in het Frans).- Sommigen gaan er, onterecht, van uit dat er tussen 9.15 u en 12 u niemand gebruik maakt van het openbaar vervoer. Waar kan men
B.V. (1998-1999) - Nr. 15
14
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG
dan terecht met die groepen van 20 tot 30 personen? Precies daarom moet men plannen.
houden, wat overigens in de conclusies van het verslag staat vermeld (Applaus van de PS).
Tijdens de hoorzttingen hebben wij gevraagd dat een verantwoordelijke van de MIVB aanwezig was. Helaas was enkel de heer Alevin, verantwoordelijke voor public relations, aanwezig en moesten wij het stellen zonder iemand die verantwoordelijk is voor de exploitatie. Wij misten dus een element dat essentieel belangrijk was voor onze besluitvorming.
De heer André Drouart (in het Frans).- Het betoog van de heer Cornelissen ontgoochelt mij. Mijn mondeling verslag is namelijk gebaseerd op het schriftelijk verslag en ik heb geprobeerd dat zo objectief mogelijke samen te vakken. Ik kan er zeer goed inkomen dat men mijn verslag als onvolledig beschouwt. Uw oordeel dat mijn verslag partijdig was, laat ik echter volledig voor uw rekening.
Het aanpassen van de frequentie aan de leerlingengroepen betekent voor de MIVB een bijkomende kost van enkele miljoenen. Onderwijs moet natuurlijk gratis zijn, maar dat is toch wat al te makkelijk: voor de MIVB betekent het een nieuwe financiële last. Ik heb er niets op tegen dat dit element ter sprake wordt gebracht in het kader van de onderhandelingen over het nieuwe beheerscontract. Dat lijkt mij beter dan te stemmen over een nieuwe resolutie die, geef toe, wordt voorgesteld in een enigszins verdachte periode. Mevr. Michèle Carthé (in het Frans).- Zoals reeds in de commissie is gezegd, gaat de inhoud van dit voorstel mijn fractie ter harte. Men mag echter niet vergeten wat er op pedagogisch terrein al bereikt is, ik denk aan de schooltas waarmee groepen scholieren tegen een verlaagd tarief kunnen rijden en waarin educatieve informatie zit die op hen is afgestemd. Gratis vervoer voor de schoolgaande jeugd lijkt ook een aanlokkelijk idee met het oog op de bevordering van het leren vanuit de praktijk en het contact van jonge kinderen met een andere omgeving dat het beperkte kader van de school en de klas. Het gratis maken van dat vervoer zou echter onvermijdelijk niet te verwaarlozen kosten met zich brengen. In dit stadium van de besprekingen wil mijn fractie steun verlenen aan elke soort verlaging ten voordele van scholen met een bijzonder achtergestelde bevolking, scholen die in een prioritaire onderwijszone zijn gelegen en "positievediscriminatiescholen". Tijdens de hoorzittingen is het systeem van de ZEP- kaart in het kort uiteengezet. Naar verluidt is dat systeem niet goed genoeg bevonden. Het zou moeten worden herzien, aangezien de Franse Gemeenschap het decreet over de positieve discriminatie heeft aangenomen. Wij vinden dat dieper op deze aspecten moest worden ingegaan en betreuren dat er met de Oudervereniging van het officieel onderwijs geen hoorzitting is georganiseerd. De heer Dominique Harmel (in het Frans).- De heer Cornelissen heeft voorgesteld hoorzittingen te houden. Ieder van ons diende dan ook de personen uit te nodigen die hij voor onze besprekingen van nut achtte.
De heer Jean-Pierre Cornelissen (in het Frans).- U moet sommige betogen niet verdraaien. De heer André Drouart (in het Frans).- Dat was niet mijn bedoeling. Overigens vind ik de toon die u aanslaat, misplaatst, ook al kan ik die begrijpen. Het lidmaatschap van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad is moeilijk te combineren met het lidmaatschap van het beheerscomité van de MIVB. Ik begrijp dan ook dat u met deze zaak verveeld zit. Ik vraag u echter geen rookgordijnen meer op te trekken om de grond van de zaak te verhullen. Al bij al moet ik op drie punten dieper ingaan. In de eerste plaats dient, wat het gratis onderwijs betreft, te worden opgemerkt dat dit debat van belang is voor de drie gemeenschappen van het land. De Franstalige tegenhanger van de Bond van Grote en Jonge Gezinnen heeft een studie uitgevoerd naar de kostprijs van het onderwijs, waarin een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen schooluitgaven, sociale uitgaven en privé-uitgaven. Het onderzoek heeft zeer werkwaardige cijfers opgeleverd. Zo vertegenwoordigen de uitgaven die verband houden met het schoolgaan per jaar en per kind zowat 10.200 frank in het kleuteronderwijs, 18.500 frank in het lager onderwijs en 26.200 in het middelbaar onderwijs. Men moet zich dan ook vragen stellen bij het gratis onderwijs, zowel in het licht van de realiteit als in het licht van de teksten terzake. In dit verband wijs ik op artikel 24, paragraaf 3, van de Grondwet, waarin staat dat elkeen recht heeft op onderwijs met eerbiediging van de fundamentele vrijheden en rechten, waarbij het onderwijs gratis is tot aan het einde van de leerplicht. De wet van 29 december 1959 gaat in haar bepaling van dit principe nog veel verder dan de Grondwet. In het internationaal recht geldt de Europese conventie over de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden ook als referentie; artikel 2 van het eerste aanvullend protocol bepaalt immers dat niemand het recht op onderwijs mag ontzegd worden. Tussen de werkelijkheid en de wetteksten gaapt echter een kloof.
Mevrouw Michèle Carthé (in het Frans).- Wij hebben vastgesteld dat er geen vertegenwoordigers van de Oudervereniging van het officieel onderwijs zijn gehoord.
Daarnaast stelt het decreet van de Franse Gemeenschap van 24 juli 1997 inzake de opdrachten van het onderwijs een aantal algemene doelstellingen vast en biedt het een richtkader voor alle onderwijsactoren.
Om die redenen en omdat sommige vragen onbeantwoord waren gebleven, heeft mijn fractie zich in de commissie ont-
Terreinbezoeken zijn in onze maatschappij heel belangrijk. Ook het belang van het gebruik van het openbaar vervoer,
B.V. (1998-1999) - Nr. 15
PLENAIRE VERGADERING VAN VRIJDAG 26 MAART 1999
vanaf heel jonge leeftijd, mag niet onderschat worden. Dit heeft een pedagogische dimensie met gevolgen voor het milieu en voor de eigen gezondheid. Ik wijs er in dat verband op dat in België één kind op twee aan astma lijdt. Veel kinderen zijn in eigen stad erg weinig mobiel. Het openbaar vervoer is een uiterst geschikt middel om hen de stad te leren kennen. Ten slotte nog iets over de specifieke situatie van het onderwijs in Brussel. Het laatste verslag over de armoede in Brussel vermeldt dat 30 % van de Brusselaars onder de drempel van de bestaansonzekerheid leeft en 10 % onder de armoedegrens. Uit studies blijkt dat de graad van mobiliteit van een persoon afhankelijk is van zijn financiële situatie. In het kader van het probleem van de kostprijs van het schoollopen mogen wij voor de sociale situatie onze ogen niet sluiten. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is al erg duaal en ook in het onderwijs wordt de tweedeling almaar beter merkbaar. In sommige wijken zitten in de scholen grote aantallen arme kinderen. De leerkrachten doen hun uiterste best om zo goed mogelijk onderwijs te bieden en de kinderen uit hun sociale onzekerheid te halen. Voor de ouders van die kinderen is 20 of 30 frank per rit een niet te verwaarlozen bedrag op hun gezinsbudget. Alle kinderen moeten zich echter kunnen verplaatsen om de wereld te ontdekken. Kortom, wij zijn het eens met het voorstel van de heer Harmel. Sommigen hadden het over een electoraal en demagogisch voorstel. Destijds diende de liberale fractie evenwel een voorstel in om de oudstrijders gratis te vervoeren. Deze laatsten gaan uiteraard stemmen, terwijl kinderen nog niet stemgerechtigd zijn. De Ecolo-fractie schaart zich dus achter het voorstel van resolutie van de heer Harmel en zal het steunen. Mijnheer Harmel, uw voorstel is uitstel maar geen afstel. In Vlaanderen denkt men bijvoorbeeld in die richting. Zo nam de Bond van Grote en Jonge Gezinnen in Vlaanderen contact op met de gemeenten om deze een financiële tegemoetkoming te vragen in het openbaar vervoer voor kinderen. Wij beschikken over fiscale bevoegdheid en er moeten keuzes gemaakt worden. In ieder geval moeten wij het debat over het gratis onderwijs heropenen. (Applaus van Ecolo en van de PSC). - De algemene bespreking is gesloten. - De stemming over de conclusies van de Commissie zal later plaatsvinden. De vergadering wordt om 12.50 uur gesloten.
15
VERLOFAANVRAGEN EN BERICHTEN VAN VERHINDERING Verhinderd : De heren Michel Hecq, Jacques Pivin en Freddy Thielemans (voor de ochtendvergadering). BIJLAGEN ARBITRAGEHOF In uitvoering van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft het Arbitragehof kennis van : -de beroepen tot vernietiging van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 23 juni 1998 houdende bijkomende bijstand aan personen die in een bestaansonzekere toestand verkeren ten gevolge van oorlogsomstandigheden, repressie en epuratie (nrs. 1384, 1385, 1415, 1419, 1420, 1434, 1435, 1436, 1437, 1441, 1442, 1443, 1455, 1463, 1465, 1467, 1468, 1472, 1473, 1474, 1481, 1483, 1487, 1488, 1489, 1491 tot 1573, 1574, 1579, 1580, 1591, 1597, 1598, 1601, 1603, 1606, 1607, 1608, 1609 en 1610 van de rol). -de beroepen tot vernietiging van artikel 1675/8, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd door artikel 2, § 2, van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen, ingesteld door de Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel en G.-A. Dal en door de Orde van advocaten bij de balie te Luik en G. Rigo (nrs. 1599 en 1604 van de rol). -het beroep tot vernietiging van het decreet van het Waals Gewest van 16 juli 1998 houdende reglementering van het vervoer van leerlingen die door de Franse Gemeenschap op het grondgebied van de Franse Taalgebied georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstellingen bezoeken, ingesteld door het College van de Franse Gemeenschapscommissie (nr. 1619 van de rol). -het beroep tot vernietiging van de artikelen 9 en 15, 1°, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 14 juli 1998 betreffende het onderwijs IX, ingesteld door L. Demuynck (nr. 1624 van de rol). In uitvoering van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft het Arbitragehof kennis van : -de prejudiciële vragen over artikel 30ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Verviers (nrs. 1346 en 1634 van de rol). -de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 267 en volgende van het koninklijk besluit van 18 juli 1977 tot coördinatie van de algemene bepalingen inzake douane en accijnzen, gesteld door het Hof van Beroep te Gent (nrs. 1447 en 1623 van de rol).
B.V. (1998-1999) - Nr. 15
16
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG
-de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 12, 4°, en 18 van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, gesteld door het Arbeidshof te Bergen (nr. 1586 van de rol). -de prejudiciële vraag betreffende artikel 38 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik (nr. 1602 van de rol). -de prejudiciële vragen betreffende artikel 58 van de wetten op de mijnen, groeven en graverijen, gecoördineerd op 15 september 1919, zoals gewijzigd bij de wet van 12 mei 1955 en van kracht, wat de mijnen betreft, vóór de opheffing ervan bij het decreet van het Waalse Gewest van 7 juli 1988 (nr. 1614 van de rol). -de prejudiciële vraag betreffende artikel 93 van de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden van het militair personeel, gesteld door het Militaire Gerechtshof (nr. 1615 van de rol). -de prejudiciële vraag over artikel 52 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Brugge (nr. 1626 van de rol). In uitvoering van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, geeft het Arbitragehof kennis van de volgende arresten : -arrest nr. 31/99 uitgesproken op 10 maart 1999, in zake : -de vordering tot schorsing van artikel 245 en het cijfer “245” in artikel 260, eerste lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, ingesteld door A. Vander Zwalmen (nr. 1581 van de rol). -arrest nr. 32/99 uitgesproken op 17 maart 1999, in zake : -de prejudiciële vragen betreffende artikel 126, tweede lid, van het Wetboek der successierechten, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel (nr. 1264 van de rol). -arrest nr. 33/99 uitgesproken op 17 maart 1999, in zake : -de prejudiciële vraag betreffende artikel 419, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Brugge (nr. 1294 van de rol). -arrest nr. 34/99 uitgesproken op 17 maart 1999, in zake : -de prejudiciële vraag betreffende artikel 136 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie (nr. 1306 van de rol). -arrest nr. 35/99 uitgesproken op 17 maart 1999, in zake : -de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 418, eerste lid, en 419, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel (nr. 1342 van de rol). -arrest nr. 36/99 uitgesproken op 17 maart 1999, in zake : -het beroep tot vernietiging van artikel 7, 1°, van de wet van 12 december 1997 “tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996
strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, en van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels”, waarbij het koninklijk besluit van 16 april 1997 “tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 februari 1997 houdende de vaststelling voor het jaar 1997 van een heffing op de omzet van sommige farmaceutische produkten (_)” werd bekrachtigd, ingesteld door de vennootschap naar Nederlands recht Merck Sharp & Dohme BV (nr. 1347 van de rol). -arrest nr. 37/99 uitgesproken op 17 maart 1999, in zake : -de vordering tot schorsing van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, ingesteld door C. Wailliez (nr. 1617 van de rol). BEGROTINGSBERAADSLAGINGEN -Bij brief van 5 maart 1999, zendt de Regering, in uitvoering van artikel 15 van de coördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit, een afschrift van het ministerieel besluit van 3 maart 1999 tot wijziging van de algemene uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 1999 door overdracht van kredieten tussen de basisallocaties van programma 5 van afdeling 18. -Bij brief van 12 maart 1999, zendt de Regering, in uitvoering van artikel 15 van de coördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit, een afschrift van het besluit van de Regering van 25 februari 1999 tot wijziging van de algemene uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 1999 door overdracht van kredieten tussen de basisallocaties van programma’s 0 van afdelingen 02 en 07. AANWEZIGHEDEN IN COMMISSIE Commissie voor de financiën, begroting, openbaar ambt, externe betrekkingen en algemene zaken 12 maart 1999 Aanwezig Vaste leden De heren Jean-Pierre Cornelissen, Armand De Decker, Serge de Patoul, Eric van Weddingen, Alain Zenner. Mevr. Françoise Dupuis. De heer Dominique Harmel. De heer Walter Vandenbossche. Plaatsvervangers De heer Bernard Clerfayt, mevr. Caroline Persoons, de heer François Roelants du Vivier. De heren Mohamed Daïf, Joseph Parmentier. Mevr. Marie Nagy. Andere leden
B.V. (1998-1999) - Nr. 15
PLENAIRE VERGADERING VAN VRIJDAG 26 MAART 1999
Mevr. Danielle Caron, de heren Paul Galand, Robert Garcia, mevr. Evelyne Huytebroeck, mevr. Anne Van Asbroeck. Verontschuldigd Mevr. Andrée Guillaume-Vanderroost. Afwezig De heren Marc Cools, Jacques De Grave, Alain Bultot, mevr. Anne-Sylvie Mouzon, de heren Philippe Debry, Dominiek Lootens-Stael. Commissie voor leefmilieu, natuurbehoud en waterbeleid 12 maart 1999 Aanwezig Vaste leden Mevr. Danielle Caron, mevr. Françoise Carton de Wiart, de heren Stéphane de Lobkowicz, François Roelants du Vivier, mevr. Françoise Schepmans. Mevr. Ghislaine Dupuis, mevr. Andrée GuillaumeVanderroost, de heren Joseph Parmentier, Mahfoudh Romdhani. Mevr. Béatrice Fraiteur. De heer Alain Adriaens. De heer Jean De Hertog. Plaatsvervanger Mevr. Sfia Bouarfa. Verontschuldigd De heer Philippe Smits. Afwezig De heren Michel Hecq, Roeland Van Walleghem. Commissie voor leefmilieu, natuurbehoud en waterbeleid 16 maart 1999 Aanwezig Vaste leden Mevr. Danielle Caron, mevr. Françoise Carton de Wiart, de heren Stéphane de Lobkowicz, François Roelants du Vivier, mevr. Françoise Schepmans. Mevr. Ghislaine Dupuis, mevr. Andrée GuillaumeVanderroost, de heren Joseph Parmentier, Mahfoudh Romdhani. Mevr. Béatrice Fraiteur. De heer Alain Adriaens. Andere leden De heren Robert Garcia, Jean-Pierre Cornelissen (ter vervanging van de heer Michel Hecq). Afwezig De heren Michel Hecq, Philippe Smits, Jean De Hertog, Roeland Van Walleghem.
17
Commissie voor de financiën, begroting, openbaar ambt, externe betrekkingen en algemene zaken 16 maart 1999 Aanwezig Vaste leden De heren Jean-Pierre Cornelissen, Serge de Patoul, Eric van Weddingen, Alain Zenner. Mevr. Françoise Dupuis, mevr. Anne-Sylvie Mouzon. De heer Dominique Harmel. De heer Philippe Debry. Plaatsvervangers De heer François Roelants du Vivier. De heer Mohamed Daïf. Mevr. Marie Nagy. Ander lid De heer Paul Galand. Verontschuldigd De heren Alain Bultot, Armand De Decker, mevr. Andrée Guillaume-Vanderroost, de heer Dominiek Lootens-Stael. Afwezig De heren Marc Cools, Jacques De Grave, Walter Vandenbossche. Commissie voor de financiën, begroting, openbaar ambt, externe betrekkingen en algemene zaken 17 maart 1999 Aanwezig Vaste leden De heren Jean-Pierre Cornelissen, Armand De Decker, Eric van Weddingen, Alain Zenner. De heer Alain Bultot, mevr. Françoise Dupuis. Plaatsvervangers De heer François Roelants du Vivier. De heer Benoît Veldekens. Verontschuldigd De heer Dominiek Lootens-Stael. Afwezig De heren Marc Cools, Jacques De Grave, Serge de Patoul, mevr. Andrée Guillaume-Vanderroost, mevr. Anne-Sylvie Mouzon, de heren Dominique Harmel, Philippe Debry, Walter Vandenbossche. Commissie voor de economische zaken, belast met het economisch beleid, de energie, het werkgelegenheidsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek 19 maart 1999 Aanwezig Vaste leden
B.V. (1998-1999) - Nr. 15
18
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG
Mevr. Marion Lemesre, de heren Mostafa Ouezekhti, Alain Zenner. Mevr. Sfia Bouarfa, de heren Mohamed Daïf, Alain Leduc. De heer Denis Grimberghs. Plaatsvervangers De heer Marc Cools, mevr. Corinne De Permentier, de heer Eric van Weddingen. Ander lid Mevr. Françoise Dupuis. Verontschuldigd Mevr. Danielle Caron. Afwezig De heren Bernard Clerfayt, Serge de Patoul, mevr. Anne-Marie Vanpevenage, de heren Mahfoudh Romdhani, Paul Galand, Robert Garcia, Dominiek Lootens-Stael. Commissie voor de financiën, begroting, openbaar ambt, externe betrekkingen en algemene zaken 22 maart 1999 Aanwezig Vaste leden De heren Marc Cools, Jean-Pierre Cornelissen, Armand De Decker, Serge de Patoul, Eric van Weddingen, Alain Zenner. De heer Alain Bultot, mevr. Françoise Dupuis, mevr. Andrée Guillaume-Vanderroost, mevr. Anne-Sylvie Mouzon. De heer Dominique Harmel. De heer Philippe Debry. De heer Walter Vandenbossche. Plaatsvervanger De heer François Roelants du Vivier. Ander lid De heer Paul Galand. Verontschuldigd De heren Jacques De Grave, Dominiek Lootens-Stael.
B.V. (1998-1999) - Nr. 15