B.V. (2000-2001) - Nr. 23
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD GEWONE ZITTING 2000-2001
BEKNOPT VERSLAG
van de plenaire vergadering van
DONDERDAG 22 FEBRUARI 2001 (namiddagvergadering)
Het beknopt verslag geeft een samenvatting van de debatten. De debatten worden in extenso weergegeven in de handelingen.
2
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG
INHOUD
WIJZIGING VAN DE AGENDA VAN DE VERGADERING VAN VRIJDAG 23 FEBRUARI ARBITRAGEHOF WIJZIGINGEN VAN DE SAMENSTELLING VAN DE COMMISSIES SCHRIFTELIJKE VRAGEN DIE NOG GEEN ANTWOORD KREGEN REKENHOF BRUSSELS WAARBORGFONDS ONTWERP VAN ORDONNANTIE (INDIENING) SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIES van de heer Joël Riguelle (het standpunt van de Brusselse Regering in de vergaderingen van het overlegcomité met de federale Staat en de Gewesten met betrekking tot de gevolgen van de federale maatregelen voor de financiële toestand van de Brusselse gemeenten) en van mevrouw Françoise Schepmans (de oplossingen die de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het overlegcomité zal voorstellen betreffende de herfinanciering van de gemeenten) tot de heer François-Xavier de Donnea, Minister-President (Sprekers: de heer Joël Riguelle, mevrouw Françoise Schepmans, de heer Rudi Vervoort, mevrouw Isabelle Emmery en De heer François-Xavier de Donnea, Minister-President) SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIES van de heer Rudi Vervoort (de achterstand van de federale overheid bij de betaling van de opbrengst van de personenbelasting en de onroerende voorheffing aan de gemeenten) en van de heer Alain Daems (de gevolgen van de vertraging bij de storting van de opbrengst van de opcentiemen op verschillende belastingen aan de gemeenten) tot de heer François-Xavier de Donnea, Minister-President (Sprekers: de heren Rudi Vervoort, Alain Daems, mevrouw Danielle Caron, de heer Michel Van Roye en De heer François-Xavier de Donnea, Minister-President BERICHTEN VAN VERHINDERING - VERLOFAANVRAGEN
Brusselse Hoofdstedelijke Raad - Gewone zitting 2000-2001
PLENAIRE VERGADERING VAN DONDERDAG 22 FEBRUARI 2001
Voorzitter : Mevrouw De Galan De vergadering wordt om 14.15 uur geopend. WIJZIGING VAN DE AGENDA VAN DE VERGADERING VAN VRIJDAG 23 FEBRUARI De Voorzitter .- Het Bureau heeft zopas een beslissing genomen met betrekking tot de wijzigingen die moeten worden aangebracht in de agenda van de vergadering van morgen. Voor de bespreking van het voorstel van resolutie van Mevrouw Byttebier zullen we naar het verslag luisteren en zullen we de aanbevelingen onderzoeken betreffende de mobiliteit in en rond Brussel. De dringende vragen zullen net voor de naamstemmingen worden gesteld. Geen opmerkingen? (Neen) Aldus zal geschieden. Op vraag van de Staatssecretaris en met instemming van de auteur wordt de interpellatie van de heer Michel Lemaire tot de heren François-Xavier de Donnea, Minister-President van de Regering, en Alain Hutchinson, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Huisvesting, betreffende "de evolutie van de sociale huisvesting en van de stadsvernieuwing" uitgesteld. ARBITRAGEHOF De Voorzitter.- Verscheidene mededelingen worden door het Arbitragehof aan de Raad gedaan. Zij zullen in het beknopt verslag en het volledig verslag van de vergadering worden opgenomen. (Zie bijlagen) WIJZIGINGEN VAN DE SAMENSTELLING VAN DE COMMISSIES De Voorzitter.- Bij brief van 6 februari 2001 deelt de CVP-fractie wijzigingen mee in de samenstelling van de commissie voor de Financiën. Bij brief van 7 februari 2001 deelt de PRL-FDF-fractie wijzigingen mee in de samenstelling van : - de commissie voor Leefmilieu - en de commissie voor de Economische Zaken. Zij zullen in het Beknopt Verslag en in het Volledig Verslag van deze vergadering worden opgenomen (zie bijlagen). SCHRIFTELIJKE VRAGEN WAAROP VOORALSNOG NIET IS GEANTWOORD De Voorzitter.- Ik herinner de leden van de Regering eraan dat artikel 97.2 van ons Reglement bepaalt dat de antwoorden
3
op de schriftelijke vragen binnen 20 werkdagen bij de Raad moeten toekomen. Ik deel u hierna het aantal schriftelijke vragen per Minister of Staatssecretaris mee waarop binnen de door het Reglement bepaalde termijn nog niet is geantwoord : de heer François-Xavier de Donnea : 1, de heer Willem Draps : 20, de heer Alain Hutschinson : 7. REKENHOF Inzage- en informatierecht van de parlementsleden - Overzicht De Voorzitter.- Bij brief van 7 februari 2001 zendt het Rekenhof, met toepassing van artikel 34 van zijn Reglement van Orde van 5 februari 1998, het overzicht van de door de volksvertegenwoordigers van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad geraadpleegde dossiers en de daartoe gevoerde briefwisseling voor de periode van 9 oktober 2000 tot 31 januari 2001. Verzonden naar de commissie voor de Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, Externe Betrekkingen en Algemene Zaken. BRUSSELS WAARBORGFONDS De Voorzitter.- Bij brief van 15 september 2000 verzoekt de minister van Werkgelegenheid, Economie, Energie en Huisvesting de Raad om aan de Regering drie leden voor de raad van bestuur van het Brussels Waarborgfonds voor te dragen. Artikel 11 van de ordonnantie van 22 april 1999 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering en houdende oprichting van het Brussels Waarborgfonds bepaalt dat het Waarborgfonds wordt bestuurd door een raad van bestuur bestaande uit dertien leden die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen en worden benoemd bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. De raad van bestuur bestaat uit een voorzitter en twaalf leden met economische, financiële of juridische deskundigheid inzake krediet of bedrijfsbeheer. Van die twaalf leden worden er drie benoemd op voordracht van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. De duur van het mandaat van de bestuurders is zes jaar. Het is vernieuwbaar volgens de regels die gelden voor hun benoeming. De Regering benoemt volgens dezelfde regels een plaatsvervanger voor elk van de bestuurders. Het is de taak van de Raad om drie leden en drie plaatsvervangers aan de Regering voor te dragen. Tijdens de plenaire vergaderingen van woensdag 18 oktober 2000, vrijdag 10 november 2000, vrijdag 8 december 2000 en vrijdag 12 januari 2001 werd een oproep tot gegadigden gedaan.
B.V. (2000-2001) - Nr. 23
4
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG
Aangezien er niet genoeg gegadigden zijn, stel ik voor een nieuwe oproep te doen.
toekomstige lokale politie - die niets zou kosten - vanaf 2002 te financieren, onder de gemeenten moeten verdelen.
De sollicitaties moeten aan mij worden gericht en moeten uiterlijk maandag 19 maart 2001 om 12 uur op de griffie van de Raad inkomen. De gegadigden worden verzocht bij hun sollicitatiebrief een curriculum vitae te voegen met vermelding van hun diploma’s en beroepservaring.
Vastgesteld moet worden dat in Brussel lange tijd is gezwegen. Maar daar komt verandering in! Op 6 februari heb ik mijn interpellatie ingediend en op 7 februari heeft de Regering vergaderd, waaruit blijkt dat anderen terecht door onze ongerustheid werden aangestoken.
Geen opmerkingen? (Neen) Aldus zal geschieden. ONTWERP VAN ORDONNANTIE (Indiening) De Voorzitter.- Op 7 februari 2001 werd een ontwerp van ordonnantie ingediend door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : Ontwerp van ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van bezetters van bebouwde eigendommen en houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen (nr. A-169/12000/2001). Verzonden naar de commissie voor Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, Externe Betrekkingen en Algemene Zaken. INTERPELLATIE VAN DE HEER JOEL RIGUELLE TOT DE HEER FRANCOIS-XAVIER DE DONNEA, MINISTER-PRESIDENT VAN DE REGERING, betreffende het standpunt van de Brusselse Regering in de vergaderingen van het overlegcomité met de federale Staat en de Gewesten, met betrekking tot de gevolgen van de federale maatregelen voor de financiële toestand van de Brusselse gemeenten EN MEVROUW FRANÇOISE SCHEPMANS betreffende de oplossingen die de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het overlegcomité zal voorstellen betreffende de herfinanciering van de gemeenten. De heer Joël Riguelle (in het Frans) .- Er zijn zojuist nieuwe gegevens bekendgemaakt over de negatieve gevolgen die de federale maatregelen voor de financiële toestand van de Waalse en de Brusselse gemeenten zullen hebben. De hoge raad van de Vereniging van steden en gemeenten heeft een omstandig advies uitgebracht. De Waalse Minister van Binnenlandse Zaken heeft de burgemeesters van zijn Gewest op 10 februari bijeengeroepen om een stand van zaken op te maken, terwijl precies zijn partij op federaal niveau beleidsverantwoordelijkheid draagt, onder meer op het gebied van de belastinghervorming. Het probleem werd ook aangekaart bij de conferentie van de Brusselse burgemeesters en ik meen te weten dat het bureau de Minister-President om een onderhoud zal verzoeken. De federale Regering buigt zich over de specifieke invloed van de politiehervorming en zal de dotatie om de
De alarmkreten worden steeds luider, gelet op de gezaghebbende uitspraken van tal van municipalisten en hun representatieve organen. Het lijkt mij dus noodzakelijk hier even te schetsen welke financiële gevolgen de federale beslissingen voor de gemeenten zullen hebben. Het gros van de ontvangsten van de gemeenten bestaat uit opcentiemen op de onroerende voorheffing en op de personenbelasting en uit andere belastingen die respectievelijk 43,5%, 36,4% en 2,1% van de belastingontvangsten van de gemeenten vormen. De resterende ontvangsten komen uit specifieke gemeentebelastingen. Het Gemeentefonds, waarvan het aandeel in de gemeenteontvangsten alsmaar daalt, heeft twee doelstellingen: ervoor zorgen dat de financiële middelen van de gemeenten stabiel blijven en de solidariteit onder de gemeenten bevorderen. De algemene baremaherziening voor de ambtenaren valt ten laste van de gemeente die ze in dienst heeft. De kostprijs ervan wordt op 2 % van de loonmassa geraamd, waarbij onderwijs buiten beschouwing wordt gelaten. Die herziening zal alle gemeenten samen jaarlijks 3, 263 miljard BEF kosten; dit komt neer op jaarlijks 5. 539.898 BEF voor de fictieve gemiddelde gemeente die ik als referentie heb genomen (17.000 inwoners, vijf schepenen). De statuten van de mandatarissen worden vanaf januari 2001 hervormd. Wat ons interesseert is het gedeelte over de salarisherziening. Voor een gemiddelde gemeente met een burgemeester en vijf schepenen wordt die hervorming op 3.660.000 BEF per jaar geraamd. Die stijging zal de fiscale ontvangsten van de federale overheid doen toenemen, terwijl de gemeentebesturen door de gewesten worden gefinancierd. Het Rosetta-plan bepaalt dat de overheid, dus ook de gemeenten, werknemers in dienst moet nemen naar rata van 1,5 % van het personeelsbestand. Op termijn kan de kostprijs van die maatregel op 2,447 miljard BEF per jaar worden geraamd voor alle openbare besturen en dus op 4.454.923 BEF per jaar voor mijn fictieve gemeente. De politiehervorming zal in totaal 8 miljard BEF kosten en de minister van Binnenlandse Zaken heeft uiteindelijk toegegeven dat die hervorming inderdaad bijkomende kosten zal veroorzaken. Voor de berekening van de financiële weerslag van die hervorming moeten wij uitgaan van een hypothese om het gedeelte dat de gemeenten toekomt, te kunnen vaststellen. Als wij uitgaan van een gemiddeld cijfer van 1 miljard BEF voor alle gemeenten samen, geeft dat voor mijn fictieve gemeente een jaarbedrag van 1.697.792 BEF. Voor Brussel kon een meer precieze raming per politiezone worden gemaakt. Voor zone 3 (Berchem, Jette, Koekelberg, Ganshoren en Molenbeek)
B.V. (2000-2001) - Nr. 23
PLENAIRE VERGADERING VAN DONDERDAG 22 FEBRUARI 2001
bedraagt de inkomstenderving 48 miljoen BEF en voor de zone Schaarbeek, Evere en Sint-Joost 64 miljoen BEF. Op die basis kan het totale tekort van de 19 gemeenten op 319 miljoen BEF worden geraamd. Ook aan de hervorming van het asielrecht hangt een kostenplaatje. Sinds december 1999 mogen de OCMW’s plaatselijke opvangvoorzieningen creëren waarvan de vaste kosten door het OCMW worden gedragen en dus door de gemeenten worden gedekt. De gemeentedotaties bedragen voor het hele land 40 miljard BEF. Vandaag is het moeilijk die kostprijs per gemeente te berekenen. Ook de indexering van de belastingschalen en de belastinghervorming kunnen een daling van de gemeentelijke inkomsten met zich meebrengen. Het Planbureau raamt het bedrag voor de belastingschalen op 80 miljard frank gespreid over drie jaar en de hervorming van de minister van Financiën wordt geraamd op 130 miljard tegen 2001, maar zou slechts vanaf 2003 integraal gerealiseerd zijn. Om de gevolgen voor de gemeenten te berekenen, zullen we het gemiddelde percentage van de opcentiemen op de personenbelasting gebruiken, namelijk 7,5 %. De herindexering van de belastingschalen zou derhalve jaarlijks iets meer dan 2 miljard frank kosten, wat neerkomt op 3.402.476 Belgische frank per jaar voor een gemiddelde gemeente. Brussel-Stad zou bijna 160 miljoen verliezen. Het terugstorten van het gemeenteaandeel in de personenbelasting door de federale overheid zorgt voor problemen. De splitsing van de belastingheffing tussen de verschillende overheden is doeltreffend voor de federale schatkist maar zorgt voor een aanzienlijke achterstand voor de gemeenten. Die achterstand zal pas in 2004 weggewerkt zijn, maar in afwachting heft de federale overheid 3 % administratieve kosten op de inningen bestemd voor de gemeenten. Specialisten denken dat dit voor een gemiddelde gemeente ongeveer 6 miljoen frank per jaar zou kunnen opbrengen. Wat de vrijmaking van de energiemarkt betreft, zal de Belgische elektriciteitsmarkt omgevormd worden om aan de Europese richtlijnen te kunnen voldoen. De gemeenten die het monopolie over deze activiteiten in handen hebben, halen er jaarlijks 24 miljard uit voor heel het land. De Unie van Waalse Steden en Gemeenten raamt het verlies aan gemeentelijke inkomsten op 30 %, wat neerkomt op 12.224.109 Belgische frank voor een gemiddelde gemeente. Het distributienetwerk in het Brusselse Gewest is fijnmazig en dus rendabel. De verlaging van de energieprijs zal dus een sterke daling van het dividend teweegbrengen. De kostprijs van deze verschillende maatregelen zou kunnen oplopen tot 24,114 miljard, het asielbeleid buiten beschouwing gelaten. Nadat we de invloed van zeven van de acht hervormingen gesimuleerd hebben, kijkt onze fictieve referentiegemeente tegen een negatief saldo van 45 miljoen Belgische frank aan. Het grootste probleem is het wegvallen van de fiscale inkomsten.
5
Daarbij komt nog de financiële weerslag van de buitenschoolse kinderopvang, een maatregel van de Franse Gemeenschap waarvan de kostprijs wordt geraamd op 2 miljard. De vrees bestaat dat de gemeentefinanciën het nog zwaarder te verduren zullen krijgen als sommige maatregelen te veel op hen gaan wegen. Als de gemeenten nieuwe opdrachten krijgen, moeten ze ook de nodige middelen krijgen. Het principe ’wie beslist, betaalt’ is hier logisch. De inkomstenderving als gevolg van de belastinghervorming zou moeten worden gecompenseerd voor de gemeenten. In die context wekt het verbazing de Minister-President te horen verklaren dat ons Gewest niet weet wat doen met extra miljarden. De vooruitzichten voor de gemeentelijke overheid zijn gemengd: op middellange termijn gaan die maatregelen het saldo van de gemeentefinanciën verslechteren. Als we onze ramingen samenbeschouwen met die van het Federaal Planbureau zal het evenwicht van de gemeentefinanciën voor 1999 zich uiten in een netto financieringsbehoefte vanaf het volgende boekjaar. De PSC bevestigt nogmaals haar respect voor de gemeentelijke autonomie en haar bekommernis dat voldoende financiële middelen ter beschikking van de gemeenten worden gesteld. Het Gemeentefonds en het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn moeten worden herzien met het oog op de geleidelijke afschaffing van de ongelijkheden tussen de gemeenten. Het eerste Fonds moet een algemene overdracht blijven die bedoeld is voor de financiering van alle activiteiten van de gemeente en zijn ’specifieke’ dotatie moet worden herzien. We vragen aan de Brusselse Regering dat ze eist dat de federale Regering de overeenstemmende financiële middelen waarover ze een beslissing neemt, volledig overdraagt en dat ze in het Overlegcomité voorstellen ter sprake brengt zoals de afschaffing van de heffing van 3% door de federale overheid, de totale financiële neutraliteit van de politiehervorming, de aanzuivering van de federale schulden inzake opcentiemen, en de toepassing van het BTW-tarief van 6% voor door de gemeente verrichte bouwwerken. Dat is van levensbelang voor onze gemeenten. (Applaus van PSC en Ecolo) Mevrouw Françoise Schepmans (in het Frans).- De schepenen en burgemeesters in het Waals en het Brussels Gewest maken zich al enkele jaren zorgen over de financiële gevolgen van de talrijke hervormingen die vooral de federale overheid de jongste jaren op gang hebben gebracht. Veel wat van die beslissingen komen in de loop van de eerste helft 2001 in een stroomversnelling terecht. Tegelijk stort de federale overheid de opbrengst van de personenbelasting en van de onroerende voorheffing met vertraging aan de gemeenten en dat is onrustwekkend. In Wallonië pleegden de minister van Binnenlandse Zaken en de vertegenwoordigers van de lokale besturen overleg. Het gewestelijk observatiecentrum voor de gemeentefinanciën
B.V. (2000-2001) - Nr. 23
6
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG
moet bepalen in welke richting naar oplossingen zal worden gezocht.
juristen zijn van mening dat dit beginsel impliceert dat de bevoegdheden in bepalingen werden vastgelegd.
In Brussel heeft de Regering na ruggenspraak met de Waalse Regering gevraagd dat het Overlegcomité federale overheid/deelgebieden bijeenkomst om de financiële gevolgen van de door de federale overheid vastgelegde projecten te onderzoeken. Zo werd onder andere voorgesteld de administratieve kosten voor de heffing van de gemeentelijke opcentiemen af te schaffen. Dit voorstel werd onlangs door de Senaat aangenomen. De Waalse minister van Binnenlandse Zaken deed het Comité nog andere, voorstellen zoals de invoering van het principe wie beslist, betaalt, vermindering van de sociale bijdragen, de toepassing van het verlaagd BTW-tarief van 6% op bouwwerken voor het gemeentelijk patrimonium en de inkorting van de termijn voor de terugbetaling van de gemeentelijke opcentiemen.
Volgens artikel 9, tweede lid, van dit Handvest moeten de financiële middelen in verhouding staan tot de bevoegdheden. Dit beginsel beantwoordt aan het beginsel "wie beslist, betaalt" van de vertegenwoordigers van het Waals Gewest. De federale overheid heeft het Handvest nog niet bekrachtigd. Artikel 9 was, indien men het behouden had, een essentiële juridische bijdrage geweest om de federale overheid voor haar verantwoordelijkheid te plaatsen. (Applaus bij de PS)
Hoelang zal het volgens u duren om tot een alomvattend herfinancieringsakkoord te komen? Zijn de federale vertegenwoordigers, naast de 1,4 miljard voor de politiehervorming, nog andere verbintenissen aangegaan? Het statuut en de bevoegdheden van de gemeenten blijven onduidelijk. De Grondwet stelt dat de gemeenten enkel bevoegd zijn om registers van de burgerlijke stand bij te houden. Volgens de Grondwet en de nieuwe gemeentewet regelen de gemeenteraden de gemeentelijke aangelegenheden, een begrip dat moeilijk te omschrijven is. Gedurende de laatste 25 jaar zijn de gemeentelijke opdrachten almaar toegenomen : stedenbouw, socio- professionele integratie, mobiliteit, sociale acties, zelfs ontwikkelingssamenwerking en de derde wereld zouden gemeentelijke aangelegenheden zijn! De toezichthoudende overheid en de federale overheid laten een deel van hun bevoegdheden over aan de gemeentebesturen. Wat beroepsopleidingen betreft, aarzelen bepaalde "municipalisten" van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet om het beheer van de gemeente voor een stuk toe te vertrouwen aan verenigingen die slechts aan een beperkte democratische controle onderworpen zijn. Dat kan leiden tot een versnippering van de budgettaire, logistieke en menselijke middelen. Gezien de fundamentele rol die door de Lambermont-akkoorden wordt toegewezen aan het Gewest op het stuk van gemeentelijke organisatie, mogen wij een uitvoerig debat over de rol en de bevoegdheden van de gemeenten niet uit de weg gaan. De financiële verplichtingen van de gemeenten moeten worden verminderd. De huidige instrumenten voor een evenwichtige verdeling, zoals bijvoorbeeld het Gemeentefonds, leveren goede resultaten. En het Europees Handvest van de Raad van Europa inzake gemeentelijke autonomie wordt het beginsel van voldoende financiële draagkracht beklemtoond. Dat wil zeggen dat de overdracht van bevoegdheden van de federale overheid met de nodige financiële overdrachten gepaard moet gaan. Talrijke
De heer Rudi Vervoort (in het Frans).- Sinds enkele maanden maken de lokale beleidsmensen zich zorgen over de gevolgen van een aantal door andere overheden vastgestelde hervormingen voor de gemeentelijke financiën. Het is jammer dat de federale overheid deze gevolgen niet heeft willen voorkomen en geen compenserende maatregelen heeft getroffen. Meestal werden de lokale overheden helemaal in het ongewisse gelaten. Wat de fiscaliteit betreft, lijkt men zich niets te hebben aangetrokken van de gevolgen voor de gemeentelijke financiën. Het is wel een goede zaak dat de commissie het voorstel Lizin van 29 juli 1999 heeft goedgekeurd, dat ertoe strekt de federale inhouding van 3% op de opcentiemen af te schaffen. De Waalse Regering heeft een voluntaristische houding aangenomen in dit debat waaraan onze Regering moet deelnemen. We willen weten welke initiatieven de Regering de afgelopen tijd heeft genomen en welke ze nog in petto heeft. Heel wat Brusselse gemeenten worden geconfronteerd met een aanhoudende verarming van hun bevolking, met als gevolg dat hun eigen inkomsten verminderen en hun sociale lasten vermeerderen. Hierdoor komt de financiële schok des te harder aan. De verschillende Dexia-operaties net vóór het aantreden van de nieuwe gemeentebesturen hebben de financiële gevolgen van die tendens gemilderd. Nu wordt het verlies aan financiële inkomsten uit de aandelen van het voormalige Gemeentekrediet daardoor echter niet meer gecompenseerd. De belastingontvangsten van de gemeenten stagneren, of nemen zelfs af en maken het niet mogelijk de natuurlijke groei van de personeels- en werkingsuitgaven te ondervangen. Met de geplande verhoging van het aandeel in het Gemeentefonds kan de stijging van de sociale lasten en in het bijzonder van de OCMW-dotatie niet meer worden gecompenseerd. De gevolgen van de federale beslissingen beperken, is op zich geen duurzame oplossing voor Brussel. Dat geldt ook voor tijdelijke ondersteuningsmaatregelen om de financiële middelen op te krikken. Wij moeten voor die problemen een algemene en structurele oplossing vinden. De ordonnantie van 1998 over de gewestdotatie is één van de belangrijkste concretiseringen van het solidariteitsprincipe. De volledige toepassing ervan is één van de pijlers van de Regeringsverklaring. Volgens diezelfde verklaring is de alge-
B.V. (2000-2001) - Nr. 23
PLENAIRE VERGADERING VAN DONDERDAG 22 FEBRUARI 2001
mene dotatie een belangrijke doelstelling. Wij zijn voorstander van een aanzienlijke verhoging van die dotatie. Aanzienlijk, omdat de verhoging alleen dan in alle gemeenten voelbaar kan zijn. Wij moeten debatteren over de herfinanciering van de gemeenten in Brussel. Onze grote doelstellingen voor het Gewest kunnen alleen worden verwezenlijkt als de gemeenten financieel kunnen overleven. De Voorzitter .- Het betoog van de heer Walter Vandenbossche komt te vervallen, aangezien hij afwezig is. Mevrouw Isabelle Emmery (in het Frans) .- De openbare ziekenhuizen draaien op voor kosten die verband houden met de sociale hulp die hun patiënten nodig hebben. De situatie van de ziekenhuizen van het Iris-netwerk kan niet worden vergeleken met die van de privé-ziekenhuizen zonder rekening te houden met de dubieuze vorderingen, de facturen voor de OCMW’s en de Belgische Staat die met vertraging worden betaald, de teams van sociale en administratieve werkers die niet worden betaald met de middelen die aan de ziekenhuizen worden toegekend, de boeten omdat de verblijfsduur in een Brussels openbaar ziekenhuis langer is dan het nationaal gemiddelde doordat één vierde van de patiënten in zo een precaire situatie verkeren dat ze pas in crisissituaties naar het ziekenhuis komen waardoor de opvang zwaarder wordt... Slechts zes gemeenten dragen de kosten voor die openbare infrastructuur, hoewel die ter beschikking staat van alle Brusselaars. Het is erg belangrijk dat de openbare ziekenhuisstructuren binnen de werkingssfeer van de lokale overheden blijven. De financiële situatie van de gemeenten wordt dus niet alleen beïnvloed door de kosten van de politiediensten en de sociale voordelen, maar ook door de kosten van de Brusselse openbare ziekenhuizen. Eind 1999 bedroeg het gecumuleerde tekort van de zes gemeenten die het Iris-netwerk financieren, om en bij de 1,3 miljard. Op Schaarbeek na heeft geen enkele gemeente tot nog toe de tekorten die wettelijk voor haar rekening zijn, voorlopig of definitief gefinancierd. Het debat van vandaag biedt ons de mogelijkheid om ons te buigen over de financiële toekomst van het Iris-netwerk (Applaus van de PS) De heer François-Xavier de Donnea, Minister-President (in het Frans).- Ik deel de bezorgdheid van de heer Riguelle, mevrouw Schepmans, de heer Vervoort en mevrouw Emmery. Er moeten oplossingen worden gevonden en daarvoor zal blijk moeten worden gegeven van verbeelding en zal men bepaalde bevoegdheidsverdelingen op de helling moeten durven zetten. Een betere toepassing van het subsidiariteitsbeginsel in bepaalde aangelegenheden zou tot een aantal besparingen kunnen leiden. Ik zou de geschiedenis willen schetsen van de initiatieven die op federaal niveau zijn genomen en die op de gemeentefinanciën een weerslag hebben gehad. Telkens als de Regering
7
besluit om strengere controles inzake werkloosheid te organiseren en sommige werklozen worden uitgesloten, komt dat neer op een extra last voor de OCMW’s. Hetzelfde geldt voor de opvang van vluchtelingen die de financiële kosten verbonden aan de onthaalstructuren de hoogte injagen. In het regeerakkoord lag de klemtoon op de solidariteit tussen het Gewest en de gemeenten enerzijds, en tussen de gemeenten en hun inwoners, anderzijds. Dat houdt in dat het Gewest over voldoende middelen moet beschikken om zijn beleid te kunnen uitvoeren. De dotatie aan de gemeenten zou moeten worden opgetrokken overeenkomstig de ordonnantie van 1998. Dat was het geval met de begroting 2001. Hetzelfde geldt voor het Bijzonder Fonds voor Maatschappelijk Welzijn. Wij hebben een inspanning geleverd om in de begroting 2001 0,5% meer uit te trekken voor het bijzonder fonds voor maatschappelijk welzijn. Ik wil erop wijzen hoe moeilijk het thans nog is om de gevolgen van de verschillende maatregelen voor de gemeenten precies in te schatten. Op 23 november jongstleden hebben de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de Waalse Gewestregering samen een vergadering gehad over de gemeentelijke financiën, waarover de pers ’s anderendaags heeft bericht. De heer Van Cauwenberghe en ikzelf hebben samen een brief gericht aan de Eerste Minister waarin wij de federale overheid verzoeken om samen met de Gewesten na te gaan op welke onderscheiden posten de financiële problemen van de gemeenten kunnen worden ondervangen. Op 7 februari 2001 hebben de heer Van Cauwenberghe en ikzelf geëist dat de oprichting van een intergouvernementele groep op de agenda van het overlegcomité zou worden geplaatst. Die groep komt morgen voor het eerst samen. De Eerste Minister heeft ons verzekerd dat hij erop zal toezien dat deze werkgroep zijn conclusies uiterlijk op 13 maart 2001 indient. Ik zal de vergaderingen zelf bijwonen en hoop er tastbare resultaten te kunnen boeken. Wat specifiek het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, heb ik een werkgroep samengesteld met vertegenwoordigers van mijn kabinet, van de administratie van de gewestelijke inspectie en van de gemeenteontvangers. Op initiatief van de Conferentie van de burgemeesters ontvang ik volgende week de burgemeesters en de schepenen van Financiën om hun voorstellen en hun visie op de problemen te leren kennen. Ik hoop op die manier in het bezit te komen van betrouwbare cijfers met betrekking tot de gemeenten en hun OCMW’s. Bovendien staat mijn kabinet onafgebroken in contact met het kabinet van de minister van Binnenlandse Zaken om de financiële gevolgen van de politiehervorming na te gaan. Het verbaast mij dat de Vereniging van Steden en Gemeenten de Gewesten niet bij de onderhandelingen heeft betrokken. Strategisch gezien is dat niet zo’n goede zet, want volgens mij maakt eendracht macht. Daar de meeste gemeenten hun personeel in het Sociaal Handvest hebben opgenomen, zal dit op korte termijn geen
B.V. (2000-2001) - Nr. 23
8
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG
grote impact meer hebben op de gemeentefinanciën. De herziening van de wedden van de burgemeesters en de schepenen zal eveneens een beperkte weerslag hebben vooral voor de grote gemeenten waar die weerslag miniem zal zijn. De hervorming van de personenbelasting wordt ernstig bedreigd. Volgens een simulatie gebaseerd op de gemiddelde aanslagvoet van het Gewest, die in 1999 6,74 % bedroeg en wanneer men uitgaat van een in percenten uitgedrukte daling van het gedeelte van de opbrengst uit de personenbelasting dat aan de gemeenten wordt toegekend, zou de impact van de hervorming 400 tot 500 miljoen BEF kunnen bedragen. Een daling met 5 % zou neerkomen op een verlies van 316.814.656 BEF, een daling met 8 % zou een verlies van 506.903.449 BEF betekenen. Er moet op dat stuk naar oplossingen worden gezocht. Hierbij moet worden opgemerkt dat er momenteel te weinig parameters voorhanden zijn om de voornoemde bedragen als juist te beschouwen, aangezien ze alleen een orde van grootte aangeven. Voor de intercommunales kunnen meer betrouwbare extrapolaties worden uitgevoerd op basis van de dividenden die tijdens de vijf laatste afgesloten jaren werden verkregen. Hierbij werd gekozen voor de werkhypothese dat de dividenden die door de intercommunales van de energiesector worden uitgekeerd, met 50 % dalen. In dit geval zou dat voor de elektriciteitssector een verlies betekenen van 1, 1058 miljard BEF en voor de gassector een verlies van 341,3 miljoen BEF. De minister van Binnenlandse Zaken bevestigt dat de politiehervorming de gemeenten niet meer geld zal kosten. De werkhypothese voor de berekening van de federale dotatie bestaat erin dat voor elke overgekomen rijkswachter een bedrag van 1.750.000 frank wordt toegekend, en dat voor elke politieagent die in een politiezone wordt ondergebracht, een bedrag van 678.000 BEF wordt verleend. Die werkmethode is gunstig voor de gemeenten waar de formatie bijna volledig is ingevuld, maar dat is niet zo voor de gemeenten die de laatste tien jaar weinig in hun politiekorps hebben geïnvesteerd. Hoever staat het ten slotte met de teruggave van de huurgelden of met de andere vergoedingen voor de gemeenten die hun infrastructuur ter beschikking stellen van de zone? Neem bijvoorbeeld Brussel-Stad. De uitgaven voor politiepersoneel bedragen 2,774 miljard voor 1999. Voor 1511 politie-agenten zou de dotatie 2,664 miljard bedragen, wat een kleine winstderving vertegenwoordigt. Om de impact van deze maatregelen te compenseren, hebben de Gewestregeringen voorgesteld de bijdrage van 3% die door het Ministerie van Financiën geïnd wordt, af te schaffen. Voor ons Gewest zou dit neerkomen op een bonus van 193 miljoen voor de gemeenten. De Gewesten stellen voor dat de Federale Staat de kosten op zich neemt van de veiligheidscontracten, wat ons 276, 7 miljoen zou opleveren. De Gewesten stellen eveneens een verlaging voor van 21% tot 6% van de BTW op werken. De gevolgen van de vermindering van de sociale bijdragen voor contractueel personeel en de liquidatie in twaalfden van het
aandeel van de gemeenten zijn voorlopig niet te becijferen. Dit is geen exhaustieve lijst en ik verwacht uw suggesties terzake. Het Gewest deed reeds aanzienlijke inspanningen voor de achtergestelde wijken en zal dat ook nog in de toekomst doen. Deze Regering zette het licht op groen voor allerlei werken in de gemeenten via de wijkcontracten en het beleid voor de herwaardering van de wijken. In 2000 bedroegen de ordonnanceringskredieten 595 miljoen en de vastleggingskredieten één miljard frank. In 2001 wordt dat respectievelijk meer dan 800 miljoen en 1,5 miljard. Deze maatregelen gelden uiteraard enkel voor de gemeenten van de eerste kroon en voor de wijken langs het kanaal. Als er rekening wordt gehouden met de diverse gesubsidieerde werken en met onze bijdrage tot de stadsvernieuwing op gemeentelijk niveau, is er nog eens sprake van 642 miljoen aan ordonnanceringskredieten. Voor 2001 betekent dit dus ongeveer 1,5 miljard aan ordonnanceringskredieten en 2, 850 miljard aan vastleggingskredieten. We kunnen de gemeenten via het samenwerkingsakkoord van dure werken ontslaan. Tegen 2004 zal zodoende nog eens een supplementair bedrag van 500 miljoen naar de gemeenten stromen. We hebben het regeerakkoord strikt toegepast zowel op de begroting, het gemeentefonds, het fonds voor maatschappelijk welzijn als de programma’s voor de herwaardering van de wijken. We kunnen en we moeten meer doen, maar we moeten geleidelijk te werk gaan. De gewestregering doet ruimschoots een beroep op de Europese programma’s Doelstelling 2 en Doelstelling 3 voor buurtproblemen. De bevolking zal alle inspanningen in ieder geval toeschrijven aan de burgemeesters en aan de gemeentebesturen. Dat is natuurlijk heel goed voor hen, maar het is een beetje frustrerend voor het Gewest. Ik deel de bezorgdheid van de sprekers. De Regering zal al het mogelijke doen om extra middelen te krijgen in de intergouvernementele werkgroep. We moeten ook druk uitoefenen op onze vrienden op het federale niveau. Om het autonoom statuut van de gemeenten en van het Gewest veilig te stellen, zijn meer middelen nodig. Als we er niet in slagen de dualisering van de buurten stop te zetten en de stadsstructuur te moderniseren om de hoofdstad een positief imago te geven, zal dat nefaste gevolgen hebben, niet alleen voor de stad en voor het Gewest maar ook voor het land. De heer Joël Riguelle (in het Frans) .- We stellen allemaal vast dat niet becijferd kan worden hoeveel die maatregelen zullen kosten. En wat te zeggen van de lokale verantwoordelijken die elke dag blindelings beslissingen moeten nemen? Een aantal loonschalen werd opgewaardeerd en dat heeft gevolgen voor het Gewest. U ziet de verliezen waartoe dit aanleiding kan geven somberder in dan ik, maar wat de termijnen betreft ben ik dan weer minder optimistisch dan u. De wergroep stelde 13 maart als streefdatum voorop en we moeten allemaal hetzelfde tempo aanhouden. Mevrouw Françoise Schepmans (in het Frans) .- De Vereniging van Steden en Gemeenten en de Conferentie van burgemeesters hebben zich op initiatief van de Eerste Minister
B.V. (2000-2001) - Nr. 23
PLENAIRE VERGADERING VAN DONDERDAG 22 FEBRUARI 2001
gemengd in het debat over de federale steun in het kader van de politiehervorming. Het gaat dus om een federaal initiatief. De Voorzitter .- Tot besluit van deze interpellaties werd een voorstel van motie ingediend door de heren Riguelle, Cools, Vervoort en Daems. Het luidt als volgt : "Gehoord de interpellatie van de raadsleden Joël Riguelle en Françoise Schepmans en het antwoord van de Regering, Gelet op de nieuwe lasten die op de Brusselse gemeenten zullen wegen ten gevolge van de federale maatregelen betreffende de belastinghervorming, de vrijmaking van de electrikiteitssector, de herwaardering van de vergoedingen voor de plaatselijke mandatarissen, het Rosetta-plan of de politiehervorming, Gelet op het grievenboek van de Hoge Raad van de Vereniging van Steden en Gemeenten, die aan de toezichthoudende overheid vraagt de financiering te garanderen van de nieuwe opdrachten die aan de gemeeten overgedragen worden. Overwegende, bovendien, de verhoging van de lasten van de gemeenten op het stuk van de kostprijs van brandstof en van de rentevoeten voor leningen, Om deze redenen beslist het Brussels Parlement : - De Minister-President te steunen bij zijn interventie in het overlegcomité federale Regering en deelgebieden teneinde de middelen te vragen om de fnanciële neutraliteit te waarborgen van de federale hervormingen voor de gemeenten, - te vragen dat de Brusselse Regering de afschaffing voorstelt van de bijdrage van 3% van de opcentiemen aan de federale staat, evenals hun betaling binnen een redelijke termijn, de toepassing van een BTW-tarief van 6% voor alle vastgoedwerken uitgevoerd door de gemeenten en de aanzuivering van de federale schulden bij de gemeenten op het stuk van de opcentiemen bij de personenbelasting”. - Over deze gemotiveerde motie zal later worden gestemd. - De bespreking is gesloten. INTERPELLATIE VAN DE HEER RUDI VERVOORT TOT DE HEER FRANÇOIS-XAVIER DE DONNEA, MINISTER-PRESIDENT VAN DE REGERING, betreffende "de achterstand van de federale overheid bij de betaling van de opbrengst van de personenbelasting en de onroerende voorheffing aan de gemeenten" en EN VAN DE HEER ALAIN DAEMS betreffende "de gevolgen van de vertraging bij de storting van de opbrengst van de opcentiemen op verschillende belastingen aan de gemeenten" De heer Rudi Vervoort (in het Frans).- De opeenvolgende vertragingen van de federale overheid bij het doorstorten aan de gemeenten van de opcentiemen op de geïnde belastingen heeft tot een belangrijke achterstandbeleid geleid en de finan-
9
ciële toestand van verscheidene gemeenten in het gedrang gebracht. Op de vooravond van de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2000 heeft de heer Reynders, minister van Financiën, zijn beslissing aangekondigd om het probleem van de achterstand te regelen en de terugbetaling van de in loop van de voorgaande begrotingsjaren opgelopen achterstand te versnellen. Hij was echter weinig enthousiast over de terugbetaling van de verwijlinteresten op de te betalen bedragen. Ondanks die verklaringen hebben de gemeenten aanzienlijke tekorten vastgesteld in de doorgestorte opcentiemen. Voor dit jaar merkt men al aanzienlijke vertragingen en de laatste betalingen van de inkomsten voor het begrotingsjaar 2000 dreigen te worden uitgesteld. De gecumuleerde opbrengst van de opcentiemen op de onroerende voorheffing en de personenbelasting vormt de voornaamste inkomstenbron voor de gemeenten. De vastgestelde tekorten zorgen dus voor verontrustende kasproblemen. In veel gevallen zijn de gemeenten verplicht een beroep te doen op leningen, wat leidt tot nieuwe uitgaven. Ik zou willen weten welke stappen u eventueel hebt ondernomen om uw federale collega ervan te overtuigen dat de kwestie dringend is. Het is heel belangrijk dat inkomsten voor het begrotingsjaar snellen vereffend. Het is ook nodig dat het Ministerie van Financiën terug het normale tijdschema toepast voor de inkohiering van de belastingen met betrekking tot het begrotingsjaar 2001, namelijk in het begin van het jaar en niet in de herfst. Die vertragingen hebben ook een invloed op de boeking in de gemeentebegrotingen van het belastinggedeelte dat de gemeenten toekomt. Hebt u gedacht aan een oplossing om de gemeenten in staat te stellen de achterstallige opcentiemen die de federale overheid tijdens het volgende begrotingsjaar betaalt opnieuw op te nemen in hun begroting? De heer Alain Daems (in het Frans) .- Volgens de Ecolofractie is dat een belangrijk probleem. Kunt u mij zeggen wat het mandaat van de Minister-President voor de komende vergadering van het overlegcomité met de federale overheid en de deelgebieden precies inhoudt? Alle aspecten die met dat probleem verband houden, moeten worden besproken: de uitbetaling aan de gemeenten van de achterstallige bedragen uit de opbrengst van de personenbelasting en de onroerende voorheffing en de uitbetaling van de bedragen die de federale overheid voor dit jaar moet betalen. Ik had die vragen al gesteld tijdens het debat over de regionalisering van de gemeentewet, maar zonder resultaat. Er is een duidelijke tendens om in de media veel aandacht te besteden aan de politieke uitlatingen over dat dossier. Tevens zou ik willen weten welk toezichthoudend beleid de heer de Donnea wenst te voeren. Zullen het tekort en de rentelast voor de gemeenten in het overlegcomité worden besproken? Sommige hervormingen zullen financiële gevolgen hebben, maar er zijn geen precieze ramingen. De politiehervorming is een duidelijk voorbeeld: de financiering van de nieuwe taken van de gemeenten moet in objectieve cijfers worden uitgedrukt, maar met inachtneming van het principe dat die nieuwe
B.V. (2000-2001) - Nr. 23
10
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG
taken geen gevolgen mogen hebben voor de gemeentebegrotingen. Zo moet het observatiecentrum voor de gemeentefinanciën een objectief beeld schetsen van de financiële situatie van de gemeenten en moeten de behoeften worden vergeleken. Wij kunnen wel al stellen dat de solidariteitsmechanismen tussen rijke en arme gemeenten niet naar behoren functioneren. Er moet in compensatiemechanismen worden voorzien voor objectief verschillende situaties, zoals de inkomensverschillen die logischerwijze gebaseerd zijn op het gemiddelde belastbaar inkomen, terwijl de inwoners die helemaal geen belasting betalen, ook zouden moeten worden meegerekend. Bovendien moeten de financiën gezond zijn opdat wij in de komende jaren kwesties kunnen aanpakken zoals de hertekening van de grenzen van de Brusselse gemeenten en de verdeling van de rekeningen tussen Gewesten en gemeenten. Er kan geen sereen debat worden gevoerd op basis van de krachtverhouding tussen rijke deelgebieden, met gezonde financiën, en arme deelgebieden. Uw eerste antwoord heeft mij niet gerustgesteld: u hebt problemen opgesomd, zoals het probleem op middellange termijn van de dividenden van de gas- en elektriciteitsintercommunales, maar u hebt ons niet verteld welke oplossingen u zal verdedigen. Kom niet af met een samenwerkingsakkoord waarvan de krachtlijnen niet vooraf zijn besproken, onder het voorwendsel dat de details van de onderhandeling niet mochten uitlekken, noch met de informatievergadering in het Parlement waarvan wij vernemen dat het geen zin heeft grote kredieten aan te vragen, aangezien ze toch niet kunnen worden uitgegeven. In deze zaal moet regelmatig worden gedebatteerd over de principes die aan de oplossingen en de concrete maatregelen ten grondslag moeten liggen. (Applaus van Ecolo) Mevrouw Danielle Caron (in het Frans) .- De vertragingen worden beschouwd als een normale zaak. Ze worden stilaan een gewoonte en bovendien vinden de gemeenten er geen afdoende reactie op. In 2001 kijken we uit naar stortingen die vorig jaar hadden moeten plaatsvinden. Zo wacht de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe, waar ik schepen van Financiën ben, sinds november 2000 op een bedrag van bijna 500 miljoen aan gemeentebelastingen in het kader van de onroerende voorheffing. Vindt u dat normaal? Het voorstel om de federale overheid nalatigheidsinteresten tegen het wettelijk bepaalde percentage aan te rekenen voor iedere verlate storting, moet, denk ik, door de 19 gemeenten gelijktijdig en met uw steun worden toegepast. De federale Regering wil de gemeentelijke autonomie stimuleren, maar legt de gemeenten ondertussen bijkomende lasten op. De gemeenteoverheid is bezorgd. Er wordt een streng beheer van haar verwacht, maar tegelijkertijd worden steeds moeilijker hindernissen opgeworpen. We verwachten daden van u.
De heer Michel Van Roye (in het Frans) .- Er werd niet gezegd dat de herziening van de kadastrale inkomens ook een middel is om de wijken te herwaarderen. In de vijfhoek behoren deze bedragen tot de hoogste van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Wanneer stortingen van opcentiemen op de onroerende voorheffing te laat plaatsvinden, dalen de gemeentelijke inkomsten nog meer en de gemeenten kunnen niet over deze middelen beslissen. De heer François-Xavier de Donnea, Minister-President (in het Frans).- Ik wil de heren Vervoort en Daems en mevrouw Caron geruststellen. Het is jammer, maar de inning van de opcentiemen, inzonderheid die op de onroerende voorheffing, kent een aanzienlijke achterstand. Hier kan het geval worden aangehaald van Sint-PietersWoluwe en van Evere die respectievelijk slechts 29,12 % en 44,60% van het bedrag dat het Ministerie van Financiën hun is verschuldigd, hebben geïnd. Naast de rampzalige gevolgen hiervan voor de gemeentekas, zullen zij een artificieel deficitaire begroting moeten voorleggen als er geen uitzonderlijke maatregelen worden getroffen. In overleg met mijn administratie en na afloop van de bespreking met de gemeenteontvangers werd overeengekomen om de gemeenten de toestemming te verlenen op het begrotingsjaar 2000 een recht op aanvullende ontvangsten in te schrijven waarvan het bedrag gelijk zal zijn aan het totale bedrag van de inningen uitgevoerd tussen 1 januari 2001 en 28 februari 2001. Op die datum moet het Ministerie van Financiën normaal gezien een groot gedeelte van de achterstallige bedragen aan de gemeenten hebben betaald. Als die voorspelling onjuist blijkt te zijn, kan ik eventueel overwegen om de datum van 28 februari 2001 te vervangen door 31 maart 2001. De toezichthoudende overheid zal geen enkele maatregel overwegen wanneer het negatieve resultaat op de rekening uitsluitend het gevolg is van vertragingen bij de inning. Ik zou van de gelegenheid gebruik willen maken om een gerucht uit de wereld te helpen. De heer Daems heeft verwezen naar een interview in Matin Première waarin ik zou hebben verklaard dat het Gewest niet in staat is bijkomende miljarden op te doen. De vragen in dat interview hadden uitsluitend betrekking op het samenwerkingsakkoord. Het Gewest zou dit jaar 5 miljard BEF krijgen en de journaliste vertelde mij dat er 10 nodig zijn. Ik heb haar geantwoord dat die doelstelling slechts geleidelijk kan worden gerealiseerd. Voor uitgaven zijn een plan, openbare aanbestedingen, bouwvergunningen,... nodig. Daarom moeten de middelen regelmatig worden opgetrokken. Ook al hadden wij 18 miljard BEF op tafel liggen, zou de administratie niet bij machte zijn zoveel projecten uit te voeren zelfs indien wij meer overheidsgeld zouden krijgen om de sociale kloof te dichten. Een zin die uit zijn context gerukt wordt verliest zijn betekenis. De tekst van dat interview ligt te uwer beschikking.
B.V. (2000-2001) - Nr. 23
PLENAIRE VERGADERING VAN DONDERDAG 22 FEBRUARI 2001
Ik ben het eens met uw diagnose. De gedeeltelijke oplossingen die geschetst werden zijn interessant. Wij moeten formules vinden om de financiën van het Gewest en de gemeenten in evenwicht te brengen en om de federale Staat te laten betalen voor de maatregelen die hij genomen heeft en waar we niet om gevraagd hebben. (Applaus van de meerderheid) De heer Rudi Vervoort (in het Frans) .- Voor de onroerende voorheffing zijn we niet verplicht een omweg te maken via de federale staat, die terzake immers niet over een monopolie beschikt. Ik neem aan dat de Lambermontakkoorden goedgekeurd zullen worden. Zij zullen een instrument zijn voor de planning van onze financiën. Wat de personenbelasting betreft, kunnen wij ons voorstellen dat de federale overheid regelmatig, bijvoorbeeld elke maand, een bedrag stort op basis van een raming. De heer Alain Daems (in het Frans) .- Wat het mandaat van de heer de Donnea betreft met betrekking tot de overlegcommissie, zijn zijn antwoorden geruststellend. Ik heb het eerste deel van zijn antwoord in het debat aangaande de compensatiemechanismen genoteerd en vraag dat hier regelmatig een debat gevoerd wordt over deze kwestie. De motie tegen de heer de Donnea betrof niet zozeer zijn verklaringen aan de pers dan wel zijn uitlatingen in de plenaire vergadering die dag. De minuten van deze debatten liggen te uwer beschikking.
11
BIJLAGEN ARBITRAGEHOF In uitvoering van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het arbitragehof, geeft het arbitragehof kennis van : -a)de beroepen en de vordering tot schorsing van : de artikelen 2, eerste lid, 2°, 11, 12, 15 en 19 van de wet van 25 mei 2000 betreffende het in disponibiliteit stellen van bepaalde militairen van het actief kader van de krijgsmacht; de artikelen 20, §1, eerste lid, 2° en 3°, en tweede lid, §§2 en 3, derde en vierde lid, §2, tweede lid, 23, § 2, derde en vierde lid, 27 en 43 van de wet van 25 mei 2000 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking, ingesteld door W. Claeys en anderen; b)de beroepen tot vernietiging van : artikel 19 van de wet van 25 mei 2000 betreffende het in disponibiliteit stellen van bepaalde militairen van het actief kader van de krijsmacht,
De heer François-Xavier de Donnea, Minister-President (in het Frans) .- Het ging om de samenwerkingsakkoorden.
artikel 43 van de wet van 25 mei 2000 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking,
De heer Alain Daems (in het Frans) .- U had het niet alleen over die samenwerkingsakkoorden.
artikel 10 van de wet van 25 mei 2000 betreffende de personeelsenveloppe van militairen,
Het staat allemaal in het beknopt verslag en het volledig verslag, die ik u kan voorleggen. De heer François-Xavier de Donnea, Minister-President (in het Frans) .- Ik ben bereid deze verslagen samen met u door te nemen. De Voorzitter .- Tot besluit van de debatten neem ik er akte van dat de Minister-President zich ertoe verbindt ons op de hoogte te houden van de verdere evolutie van de cijfers. - De incidenten zijn gesloten. - De vergadering wordt gesloten om 16.10 uur. - Volgende vergadering morgen om 9 uur.
BERICHTEN VAN VERHINDERING -VERLOFAANVRAGEN Verhinderd : de heer Guy Hance, om gezondheidsredenen, de heren Jan Béghin, Mohamed Daïf, Armand De Decker.
ingesteld door de v.z.w. Action et Libertés (nrs. 2094, 2095, 2096, 2104, 2106 van de rol – samengevoegde zaken). In uitvoering van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het arbitragehof, geeft het arbitragehof kennis van : -de prejudiciële vraag betreffende artikel 58 van het Strafwetboek, gesteld door de Politierechtbank te Namen (nr. 2077 van de rol). de prejudiciële vragen betreffende artikel 34, §1, van het decreet van het Franse Gemeenschap van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Bergen (nr. 2098 van de rol). de prejudiciële vraag betreffende artikel 57, §2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, zoals gewijzigd bij artikel 65
B.V. (2000-2001) - Nr. 23
12
BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD - BEKNOPT VERSLAG
van de wet van 15 juli 1996, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Gent (nr. 2099 van de rol). -de prejudiciële vraag betreffende artikel 8 van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Brugge (nr. 2101 van de rol). de prejudiciële vraag betreffende artikel 20 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het “handvest” van de sociaal verzekerde, gesteld door het Arbeidshof te Luik (nrs. 2102 en 2103 van de rol – samengevoegde zaken). de prejudiciële vraag betreffende artikel 203, §1, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen (nr. 2108 van de rol). In uitvoering van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het arbitragehof, geeft het arbitragehof kennis van de volgende arresten : -arrest nr. 9/2001 uitgesproken op 7 februari 2001, in zake :het beroep tot vernietiging van de artikelen 28 en 30 van de wet van 22 december 1998 betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van de procureurs des Konings, ingesteld door H. Funck (nr. 1755 van de rol). -arrest nr. 10/2001 uitgesproken op zake :
7 februari 2001, in
het beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 12 februari 1999 “tot invoeging van een artikel 15ter in de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen en van artikel 16bis in de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973”, ingesteld door de v.z.w. Vlaamse Concentratie en anderen (nr. 1759 van de rol). -arrest nr. 11/2001 uitgesproken op zake :
7 februari 2001, in
de prejudiciële vraag betreffende artikel 71 van de wet van 21 februari 1985 tot hervorming van het bedrijfsrevisoraat, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Turnhout (nr. 1808 van de rol). -arrest nr. 12/2001 uitgesproken op 7 februari 2001, in zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 4 en 8 van de wet van 4 mei 1999 tot wijziging van de provinciewet en van de nieuwe gemeentewet, ingesteld door de provincie Henegouwen (nr. 1842 van de rol). -arrest nr. 13/2001 uitgesproken op zake :
14 februari 2001, in
het beroep tot vernietiging van de wet van 7 april 1999 betreffende de P.W.A.-arbeidsovereenkomst, ingesteld door de v.z.w. Agence locale pour l’emploi de la ville de Namur (nr. 1789 van de rol). -arrest nr. 15/2001 uitgesproken op zake :
14 februari 2001, in
het beroep tot vernietiging van artikel 2 van de wet van 29 april 1999 tot wijziging, wat de wedden van de magistraten van de rechterlijke orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek, ingesteld door R. Bondewel en anderen (nr. 1828 van de rol). -arrest nr. 16/2001 uitgesproken op zake :
14 februari 2001, in
de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 189, 193, 194, 195, 196, 197, 220, 222 en 267 en volgende van het koninklijk besluit van 18 juli 1977 tot coördinatie van de algemene bepalingen inzake douane en accijnzen en betreffende artikel 6, §5, van de wet van 31 december 1947 betreffende het fiscaal regime van tabak, gesteld door diverse rechtcolleges (nrs. 1840, 1844, 1847, 1848, 1854, 1856, 1874, 1882, 1884, 1890, 1896, 1909 et 1912 van de rol). -arrest nr. 17/2001 uitgesproken op 14 februari 2001, in zake : de prejudiciële vragen over artikel 57, §2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Brussel en de Arbeidsrechtbank te Hoei (nrs. 1878 en 1927 van de rol). -arrest nr. 18/2001 uitgesproken op 14 februari 2001, in zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 juni 1990 houdende oprichting van en een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gesteld door het Hof van Cassatie (nr. 1831 van de rol). -arrest nr. 19/2001 uitgesproken op 14 februari 2001, in zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 35quinquies decies, § 3, eerste en tweede lid, en §4, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, ingevoegd door artikel 5 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 6 juli 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1994, gesteld door het Hof van Beroep te Gent (nr. 1834 van de rol).
WIJZIGINGEN VAN DE SAMENSTELLING VAN DE COMMISSIES
de prejudiciële vraag betreffende artikel 1253quater, d), van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik (nr. 1779 van de rol).
-Bij brief van 6 februari 2001, deelt de CVP-fractie de volgende wijzigingen mee :
-arrest nr. 14/2001 uitgesproken op zake :
Commissie voor de financien, begroting, openbaar ambt, externe betrekkingen en algemene zaken
14 februari 2001, in
B.V. (2000-2001) - Nr. 23
PLENAIRE VERGADERING VAN DONDERDAG 22 FEBRUARI 2001
-de aanwijzing van mevrouw Brigitte Grouwels als vast lid van de Commissie voor de Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, Externe Betrekkingen en Algemene Zaken, ter vervanging van de heer Walter Vandenbossche. -Bij brief van 7 februari 2001, deelt de PRL-FDF-fractie de volgende wijzigingen mee : Commissie voor leefmilieu, natuurbehoud en waterbeleid -de aanwijzing van mevrouw Françoise Bertieaux als vast lid van de Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Waterbeleid, ter vervanging van de heer Philippe Smits. -de aanwijzing van de heer Philippe Smits als plaatsvervangend lid van de Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Waterbeleid, ter vervanging van mevrouw Françoise Bertieaux. Commissie voor de economische zaken, belast met het economisch beleid, de energie, het werkgelegenheidsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek -de aanwijzing van de heer Philippe Smits als vast lid van de Commissie voor de Economische Zaken, belast met het Economisch Beleid, de Energie, het Werkgelegenheidsbeleid en het Wetenschappelijk Onderzoek, ter vervanging van mevrouw Françoise Bertieaux. -de aanwijzing van mevrouw Françoise Bertieaux als plaatsvervangend lid van de Commissie voor de Economische Zaken, belast met het Economisch Beleid, de Energie, het Werkgelegenheidsbeleid en het Wetenschappelijk Onderzoek, ter vervanging van de heer Mostafa Ouezekhti.
B.V. (2000-2001) - Nr. 23
13