gemeente
Den Helder opie houders: coïlege van burgemeester en wethouders, directie, mr. T.A.J. Koning.
ENTE OEN HELD INGEKOMEN
verzendgegevens datum : 17-07-2012 kenmerk .AU12.09251 bijlagen :1 onderwerp
Gemeenteraad Den Helder Postbus 36 1780 AA Den Helder
behandeld door de heer M. Versteeg telefoon (0223) 67 8106
uw gegevens brief van : kenmerk :
Aanbieding onderzoeksrapport Sociale Veiligheid rekenkamercommissie Den Helder Geacht raadslid, Hierbij bieden wij u de resultaten aan van het onderzoek naar het sociaal veiligheidsbeleid in de gemeente Den Helder. U heeft destijds de onderzoeksopzet van ons ontvangen. Normaal gesproken worden de onderzoeksresultaten aan de gemeenteraad gepresenteerd. Vanwege uw drukke agenda bieden we u het onderzoek hierbij per brief aan, zodat u er reeds over kunt beschikken. Graag presenteren we het rapport, zo gewenst, voorafgaand aan de behandeling in de commissie Bestuur en Middelen na het zomerreces. U krijgt dan ook de gelegenheid vragen te stelien over het onderzoek.
Stuknummer.
Ai12.06813
Den Helder fetóf d& Zit
•rs. F Bijlweg 20 178-1 MC Den Helder
Postbus 36 1780 AA Den Helder
www.denhelder.nl
[email protected]
telefoon 14 0223 fax (0223) 67 1201
Een onderzoek naar het gemeentelijk beleid inzake Sociale Veiligheid 2006-2009. Rekenkamercommissie Den Helder, 17 juli 2012
gemeente
Den Helder
Nawoord
De rekenkamercommissie dankt het college voor haar reactie op het onderwerp "Sociale Veiligheid". Zij wil benadrukken dat conclusies en aanbevelingen veelal niet slechts relevantie hebben voor het onderwerp in het betreffende rapport, maar dat deze vaak ook in algemene zin van toepassing kunnen zijn. De rekenkamercommissie spreekt de hoop uit dat raadsleden bij het vaststellen en bespreken van beleid deze (algemene) aanbevelingen in aanmerking nemen. Het is aan het college om raadsbesluiten voor t e bereiden en op te stellen en dus ook om zorg te dragen dat voorgesteld beleid SMART w o r d t geformuleerd. Het is aan de raad om t e controleren of het beleidsvoorstel van het college daaraan voldoet. De rekenkamercommissie Het onderzoek van de rekenkamercommissie heeft zich geconcentreerd op de uitvoering van het Lokaal Integraal Veiligheidsplan 2006-2009. Het college geeft aan dat het huidige LIVP 2011-2014 op meerdere punten reeds voldoet aan rekenkamercomissie- aanbevelingen. De rekenkamercommissie neemt daarvan met genoegen kennis. Zij hoopt dat de gedane conclusies en aanbevelingen, eveneens in aanmerking worden genomen bij het opstellen van toekomstig beleid.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Inleiding Het bewaken van de veiligheid van burgers is een primaire taak van de overheid, zowel voor de landelijke overheid als ook voor de lokale overheid. Sociale veiligheid betreft de veiligheid in het publieke domein en wordt opgevat als een samenspel van criminaliteit, overlast en veiligheidsbeleving. In 2010 is de beleidsperiode van het integrale veiligheidsbeleid van de gemeente Den Helder afgesloten en in maart 2011 heeft de gemeenteraad het beleidskader voor het integrale veiligheidsbeleid voor de nieuwe beleidsperiode (2011-2014) vastgesteld. De Rekenkamercommissie heeft onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid van het gemeentelijk beleid in de periode 2006-2009. De uitkomsten van het onderzoek kunnen - waar van t o e p a s s i n g worden benut om de nieuwe beleidskaders aan te scherpen en hierop te controleren en bij te sturen. Conclusies De centrale onderzoeksvraag luidt als volgt: Heeft het sociale veiligheidsbeleid dat de gemeente Den Helder in de periode 2006-2009
voerde,
geleid tot een verbetering van de sociale veiligheid? Geconcludeerd w o r d t dat de opzet van het sociale veiligheidsbeleid in Den Helder in de onderzochte periode niet solide en samenhangend was. Het is echter belangrijk onderscheid te maken tussen dat wat op papier staat en hetgeen in de praktijk gebeurt in Den Helder {de werking van het beleid). Bij beleid dat niet gebaseerd is op een analyse van de problematiek (nulmeting) en dat een langetermijnvisie en meetbare doelstellingen ontbeert, ontbreekt het per definitie aan samenhang. Ook biedt het bestuurders niet de mogelijkheden om de uitvoering strak aan te sturen. Instrumenten en middelen worden dan ingezet vanuit globale ideeën die betrokkenen hebben over de problemen en wat werkt in de aanpak daarvan. Die ideeën zijn echter niet per definitie juist. De gemeenteraad heeft het LIVP 2006-2009 vastgesteld en goedgekeurd, ondanks het feit dat een probleemanalyse ontbrak. Hoewel zowel in de voorbereidende commissievergadering als in de raadsvergadering zelf door één fractie hierop werd gewezen, is met deze signalering verder niets gedaan. Ondanks een gebrekkige aansturing, kan de uitvoeringspraktijk toch effect sorteren. Activiteiten kunnen wel degelijk leiden t o t effecten, de vraag is alleen of het de gewenste effecten zijn. In Den Helder is te zien dat voor een belangrijk deel in de onderzochte periode veiligheidsontwikkelingen zijn gerealiseerd en dat het aannemelijk is dat die ontwikkelingen (mede) beïnvloed zijn door de uitvoering, bijvoorbeeld omdat die uitvoering gestoeld is op bewezen effectieve methoden. De conclusie van dit rapport moet dan ook niet gelezen worden als een vernietigend oordeel over de manier waarop de gemeente met zijn verantwoordelijkheden op het gebied van de sociale veiligheid omgaat. Het moet wel gelezen worden als waarschuwing: de manier waarop in de vorige beleidsperiode het beleid was ingericht en werd uitgevoerd, kent risico's voor de doelbereiking en derhalve de effectiviteit van het beleid en daarmee voor de sociale veiligheid in Den Helder.
In het nieuwe beleidskader voor integrale veiligheid zijn deze risico's voor een deel weggenomen, maar voor een deel ook niet. Belangrijke risico's voor de effectiviteit van het beleid (en dus voor het realiseren van het gewenste veiligheidsniveau) bestaan doordat: o
niet is na te gaan of de beleidsprioriteiten die de gemeente stelt, inderdaad de belangrijkste veiligheidsproblemen betreffen;
•
het beleid onvoldoende richting voor de uitvoering biedt en daarmee onvoldoende handvatten voor sturing door de ambtelijk en bestuurlijk verantwoordelijken, o m d a t een koppeling tussen meetbare doelstellingen en in te zetten instrumenten en middelen ontbreekt.
In het beleid is echter ook veel verbetering ten opzichte van de vorige beleidsperiode zichtbaar. De informatie die nodig is voor een probleemanalyse is wel degelijk aanwezig en waarschijnlijk ook benut; betrokken partijen binnen de Driehoek en binnen de ambtelijke organisatie werken beter met elkaar samen; de uitvoeringsmatrix bevat een goede eerste poging om de inzet t e koppelen aan doelstellingen. Uitwerking in deelvragen De centrale onderzoeksvraag valt uiteen in deelvragen op het gebied van het opstellen en vaststellen van het gemeentelijk beleid, de uitvoering van het beleid en de resultaten en effecten van het uitgevoerde beleid. De beantwoording van deze deelvragen vormen de basis voor de beantwoording van de centrale onderzoeksvraag.
Onderzoeksvraag
1
Is door de gemeente Den Helder beleid vastgesteld op het gebied van de sociale veiligheid? Zo ja, hoe ziet dit beleid eruit?
Het Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma (LIVP) 2006-2009 bevat het beleid op het gebied van sociale veiligheid voor de onderzochte periode. In 2011 heeft de raad het beleid voor de periode 2011-2014 vastgesteld. Dit onderzoek betreft echter het beleid in de periode 2006-2009.
Onderzoeksvraag
2
Op welke wijze en door wie vindt besluitvorming plaats over het beleid ten aanzien van sociale veiligheid?
Het beleid w o r d t vastgesteld door de gemeenteraad. Deze stelt, op voorstel van het college, de kaders vast. Dat geldt zowel voor het overkoepelende beleid, als voor de uitwerking op een deel van de in het LIVP 2006-2009 genoemde thema's en projecten. Aan de besluitvorming door de gemeenteraad vallen twee dingen op: o
ten eerste werd tijdens de behandeling van het voorstel tot vaststellen van het LIVP in 2006 weliswaar door één fractie gewezen op het ontbreken van een probleemanalyse als basis voor het beleid en door een andere fractie {in de commissie) op de gebrekkige koppeling van het beleid aan gewenste effecten, het voorstel werd vervolgens toch zonder wijziging raadsbreed aanvaard. Deze opmerkingen hebben vervolgens ook niet geleid tot een overzichtelijke,
complete uitwerking in een later stadium. De uitwerking heeft op deelterreinen plaatsgevonden, maar is daarbij niet (altijd) gekoppeld aan de in het LIVP 2006-2009 opgenomen doelstellingen. Een probleemanalyse is in de vorige beleidsperiode in het geheel niet opgesteld. o
Ten tweede heeft het college geen uitvoering gegeven aan het door de portefeuillehouder overgenomen amendement, waarin werd gevraagd om de concretisering van het programma op onderscheidende projectonderdelen uiterlijk in december 2006 aan de raad voor te leggen. Pas in 2009 is voor het eerst een uitvoeringsprogramma voor het gemeentelijke integraal veiligheidsprogramma opgesteld. Onderzoeksvraag
3
Wat is de kwaliteit van het beleid?
Voor de kwaliteit van het beleid zijn normen opgesteld voor de opzet en samenhang van het beleid. De belangrijkste bevindingen ten aanzien van deze normen zijn: o
er is geen meerjarenvisie die de grote lijnen en ambities van het beleid weergeeft;
*
het beleid is niet navolgbaar gebaseerd op een empirische analyse van de lokale situatie;
o
er is een strategische doelstelling geformuleerd;
*
de tactische en operationele doelstellingen zijn niet allemaal SMART;
*
het beleid ziet er op papier integraal uit: de projecten waaruit het beleid is opgedeeld vertonen samenhang, beslaan meerdere beleidsvelden en betreffen zowel preventie als repressie. In de praktijk is het beleid niet integraal: het is niet tot stand gekomen in onderlinge afstemming tussen betrokken afdelingen;
»
omdat een navolgbare probleemanalyse ontbreekt, kan niet worden beoordeeld of het beleid alle terreinen omvat waarop beleid noodzakelijk is.
Hieruit vloeit voort dat in opzet de kwaliteit van het beleid in de onderzochte periode onvoldoende is. Het is niet (zichtbaar) gebaseerd op een meerjarenvisie en een empirische veiligheidsanalyse en ontbeert daarom een goede basis. Doelen zijn onvoldoende concreet en de inzet is onvoldoende gekoppeld aan deze doelen. Onduidelijk is waarom de gemaakte keuzes zullen bijdragen aan het vergroten van de sociale veiligheid. De gebreken bemoeilijken daarnaast sturing op resultaten en effecten door ambtelijk en bestuurlijk verantwoordelijken. De richting waarin gestuurd moet worden, is niet duidelijk. Ten aanzien van de onderzoeksvragen die het beleid betreffen, kan worden gesteld dat de gemeente in de onderzochte periode weliswaar beschikte over door de gemeenteraad vastgesteld beleid op het gebied van de sociale veiligheid, maar dat de kwaliteit van dit beleid op punten onvoldoende was. De tekortkomingen zijn door het nieuwe beleidskader gedeeltelijk, maar niet geheel, weggenomen. Onderzoeksvraag
4
Hoe is de uitvoering van het beleid vormgegeven, zowel wat het gekozen instrumentarium als wat de uitvoeringsorganisatie betreft?
Hoewel in de LIVP 2006-2009 een uitvoeringsorganisatie is geschetst, is in de praktijk de Driehoek
leidend geweest en daaronder de afdelingen W H en OWS. In de onderzochte periode geldt dat de samenwerking zowel binnen de Driehoek als tussen de afdelingen W H en OWS niet altijd voldoende was. In de Driehoek nam de gemeente onvoldoende het initiatief. De samenwerking tussen W H en OWS was marginaal. De oorzaak hiervan was dat een structuur voor afstemming op ambtelijk niveau ontbrak. Wat betreft het instrumentarium dat is gekozen voor de uitvoering valt op, dat de koppeling tussen instrumenten en doelrealisatie niet volledig is. Op diverse thema's ontbreekt deze koppeling. Dat wil zeggen dat niet duidelijk is hoe de aanpak moet bijdragen aan de gestelde doelen op het gebied van sociale veiligheid. De reden daarvoor is dat er vaak geen meetbare indicatoren zijn benoemd die met de inzet gerealiseerd moeten worden. De vraag 'Hoe leidt deze activiteit t o t het gestelde doel' blijft daarom vaak onbeantwoord. Tot 2009 heeft de gemeente niet gewerkt met jaarlijkse uitvoeringsprogramma's. De voorgenomen inzet per jaar werd opgenomen in de programmabegroting en verantwoord in de jaarrekening. Dat betrof echter niet de inzet op alle projecten/thema's uit het LIVP 2006-2009. Daarnaast ontbrak bij de beschrijving van de inzet in deze documenten een koppeling met de doelen van het veiligheidsbeleid.
Onderzoeksvraag
5
Wat is de kwaliteit van de uitvoeringsorganisatie?
Afgezet tegen de normen voor de uitvoeringsorganisatie kan uit het onderzoek het volgende worden geconcludeerd: •
verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden op bestuurlijk, ambtelijk en uitvoerend niveau zijn duidelijk beschreven;
•
expliciet is aangegeven welke ketenpartners op welke wijze bij de opzet, organisatie en uitvoering van het integrale veiligheidsbeleid zijn betrokken;
•
doelstellingen zijn slechts gedeeltelijk vertaald naar meetbare indicatoren;
o
duidelijk is welke middelen en beleidsinstrumenten worden ingezet; de relatie met de doelstellingen is echter niet overal gelegd; in de beleidsstukken ontbreekt daardoor een eenduidige relatie tussen doelstelling en middelen/instrumenten.
Onderzoeksvraag
6
Verloopt de uitvoering van het beleid conform de opzet?
De uitvoering van het beleid is deels conform de opzet gebeurd, maar deels ook niet, zo laat het onderzoek zien. Het valt op dat op een aantal terreinen de uitvoering pas in 2009 of later echt op gang kwam. Het betrekken van burgers bij het veiligheidsbeleid is in de onderzochte periode onvoldoende in het beleid en in de uitvoeringsorganisatie geïntegreerd. Op een aantal terreinen is de gemeente echter wel voortvarend met de uitvoering aan de slag gegaan. Bij het bestrijden van criminaliteit betreft dit het handhavingsbeleid, het Veiligheidshuis (en
RiskAnt), het Keurmerk Veilig Ondernemen en bij het bestrijden van overlast gaat het om de aanpak gericht op dak- en thuislozen en verslaafden, Veilig Uitgaan en de wijkveiligheid in de Visbuurt. Op deze terreinen kan ook vastgesteld worden dat de gekozen instrumenten en middelen optimaal zijn ingezet. Op andere terreinen is het minder goed mogelijk om dat na te gaan, omdat ofwel de maatregelen niet (geheel) zijn uitgevoerd of duidelijke verantwoordingsinformatie ontbreekt. Samenvattend geldt dat de kwaliteit van de uitvoeringsorganisatie in de periode 2006-2009 onvoldoende was, onder andere doordat de afstemming op bestuurlijk en ambtelijk niveau niet optimaal verliep. De uitvoering zelfverliep op onderdelen goed, maar deels niet conform de opzet. Onderzoeksvraag
7
Op welke wijze worden de resultaten en effecten van het gemeentelijk beleid gemeten?
De resultaten en effecten van het beleid zijn in de periode 2006-2009 niet structureel gemeten. De beschikbare verantwoordingsinformatie is: «
een jaarlijks verslag van activiteiten op een deel van de thema's/projecten uit het beleid in de gemeentelijke jaarrekening;
*
een evaluatie van het LIVP 2006-2009 uit 2010, ook op basis van uitgevoerde activiteiten met soms een vermelding van behaalde resultaten (output).
Achteraf kan worden vastgesteld dat het ontbreken van een nulmeting de verantwoording over het beleid de gehele beleidsperiode heeft belemmerd. Het LIVP bevatte het voornemen in 2006 een veiligheidsanalyse uit te voeren, die kon dienen als nulmeting voor monitoring van de resultaten en de effecten. Die veiligheidsanalyse heeft echter niet plaatsgevonden. Doordat een nulmeting ontbrak, was onduidelijk wat de omvang was van de problemen die werden aangepakt en was het niet mogelijk om streefwaarden te bepalen voor te realiseren resultaten en effecten. Daarom was het evenmin mogelijk om resultaten en effecten te meten en daarover verantwoording af te leggen. Wat wel gemeten werd, betrof inspanningen en prestaties (aantallen controles, aantallen trajecten etc.) die niet in verband werden of konden worden gebracht met de ontwikkeling van de aard en omvang van de problematiek. De gemeente lijkt zich dit ook niet gerealiseerd te hebben. Bij het gemeentebestuur bestond blijkbaar de indruk dat men goed op de hoogte was van de veiligheidssituatie en de bijdrage die de gemeente leverde aan de ontwikkeling daarvan. Op basis van de onderzochte documentatie en de gevoerde gesprekken moet echter worden geconcludeerd dat de gemeente (raad, college en ambtelijke organisatie) daarvan niet op de hoogte heeft kunnen zijn, omdat het overzicht ontbrak.
Onderzoeksvraag
8
Hoe benut het college de informatie over de ontwikkelingen op het gebied van sociale veiligheid in Den Helder in de periode 2006-2009?
Het antwoord op deze vraag hangt samen met het antwoord op vraag 7. Informatie over de ontwikkelingen op het gebied van de sociale veiligheid in Den Helder is waarschijnlijk besproken in de Driehoek. Documentatie over deze ontwikkelingen is niet bij de gemeente aangetroffen. Ook cijfers
op basis van de politieregistratie konden moeizaam door de gemeente worden geleverd. In combinatie met het ontbreken van informatie over gerealiseerde resultaten en effecten, w o r d t vastgesteld dat in de vorige beleidsperiode informatie over de veiligheidsontwikkelingen tussentijds niet lijkt te zijn benut door het college voor evaluatie en eventueel bijsturing van de uitvoering of bijstelling van het beleid. Onderzoeksvraag
9
Wat zijn de geconstateerde ontwikkelingen op het gebied van de sociale veiligheid in Den Helder in de periode 2006-2009?
De criminaliteit is in Den Helder in de periode 2006-2010 op belangrijke punten gedaald. Met name op het gebied van diefstal en vernieling is een verbetering zichtbaar. Op het gebied van geweldsdelicten is een verbetering aannemelijk, maar niet geheel zichtbaar in de cijfers. Over de ontwikkeling van drugsgerelateerde criminaliteit is onvoldoende bekend; de cijfers laten een grillig beeld zien. De ontwikkelingen op het gebied van overlast zijn redelijk stabiel. Belangrijk is de overlast van de jeugd, die in 2010 weliswaar daalt maar toch in hoge mate aanwezig blijft. Drugsoverlast daarentegen laat een scherpe daling zien. Op het gebied van de veiligheidsbeleving is geen trend beschikbaar. De situatie in Den Helder verhoudt zich redelijk goed tot het landelijke beeld. Op het gebied van criminaliteit lijkt de stad het iets beter te doen dan landelijk, op het gebied van overlast gaan de ontwikkelingen gelijk op. Het veiligheidsgevoel is in Den Helder lager dan landelijk. Onderzoeksvraag
10
Zijn deze ontwikkelingen conform de gestelde beleidsdoelen?
De gestelde beleidsdoelen zijn niet geheel gehaald. Op belangrijke punten is wel een afname van het aantal misdrijven en overtredingen in de openbare ruimte en van overlast van drugsverslaafden gerealiseerd. Ook is de gemeente stringenter gaan handhaven. Er is echter geen mentaliteitsverandering bij de Helderse bevolking zichtbaar (de gemeente heeft ook geen activiteiten ondernomen, gericht op dit doel). Hoewel op het gebied van het veiligheidsgevoel geen trend waarneembaar is, ligt dit gevoel dermate lager dan landelijk, dat hier geen sprake kan zijn van doelbereik. Onderzoeksvraag
11
Zijn het beleid en de uitvoering daarvan van invloed geweest op deze ontwikkelingen?
Het is aannemelijk dat van bepaalde aspecten van het beleid een positieve ontwikkeling op de sociale veiligheid in Den Helder is uitgegaan. Het gaat dan met name om het programmatisch handhaven, het Veiligheidshuis, de trajecten die dak- en thuislozen en verslaafden hebben doorlopen, het Keurmerk Veilig Ondernemen, Veilig Uitgaan (wat overlast betreft) en de aanpak van overlast door Antillianen. Dat is ook terug te zien in de cijfers. Geweldsdelicten en overlast blijven echter hardnekkig en voor de aan drugs gerelateerde criminaliteit is niet aannemelijk dat het beleid daar veel effect op heeft gehad. Het relatief weinig betrekken van burgers bij het veiligheidsbeleid kan het
relatief hoge onveiligheidsgevoel in Den Helder mogelijk (mede) verklaren. In die zin is ook zichtbaar dat het ontbreken van een goed geïntegreerde aanpak leidt tot het niet realiseren van effecten. Onderzoeksvraag
12
Op welke wijze worden de ontwikkelingen in de sociale veiligheid en de koppeling daarvan aan de door de gemeente gepleegde beleidsinzet gerapporteerd aan de gemeenteraad?
De informatie die de raad ontvangt bevat nauwelijks informatie over de effecten van het beleid, maar vooral over de prestaties die in het kader van het beleid worden gerealiseerd. Aangezien een nulmeting ontbreekt, is het ook niet mogelijk te rapporteren over effecten. De ontvangen informatie heeft de raad in de periode 2006-2009 daarom niet goed in staat gesteld invulling te geven aan haar controlerende taak. Onderzoeksvraag
13
Hoe is door de gemeente in de periode 2006-2009 richting burgers gecommuniceerd over de sociale veiligheid?
Communicatie richting burgers heeft niet op een gestructureerde manier plaatsgevonden. Er is geen communicatieplan opgesteld voor dit beleidsterrein. Via de wijkaanpak wordt een deel van de burgers geïnformeerd over en betrokken bij het beleid. De gemiddelde inwoner van Den Helder zal vanuit de gemeente echter weinig hebben vernomen over de ontwikkeling van de sociale veiligheid en de activiteiten van de gemeente op dat gebied. AANBEVELINGEN Gelet op de conclusies komt de rekenkamercommissie tot de volgende aanbevelingen. Deze zijn ondergebracht in drie categorieën. Beleid 1.
Baseer de doelstellingen op een inzichtelijke analyse van de objectieve en subjectieve veiligheidssituatie in de gemeente Den Helder.
2.
Formuleer meetbare doelen voor het beleid op strategisch, tactisch en operationeel niveau.
3.
Draag er zorg voor dat de uitvoerïngsmatrix bij het beleid aansluit bij de gestelde
Laat de doelen op elkaar aansluiten. doelstellingen. 4.
Stuur in de uitoefening van de kaderstellende rol op resultaten (outcome) en effecten en niet op inspanningen en prestaties die door het College in de uitvoering moeten worden geleverd. Het College is verantwoordelijk voor de aansturing van uitvoering van beleid.
5.
Voorkom dat incidenten de hoofdmoot vormen van de bespreking van dit thema in raads- en commissievergaderingen. Incidenten zijn belangrijk, maar dan wel als aanleiding om op strategisch niveau over het beleid te praten, niet als incident op zich. Een incident op zich dient te worden doorgegeven aan het college, dat vervolgens de ambtelijke organisatie opdracht kan geven na t e gaan of er inderdaad sprake is van een probleem waar de gemeente verantwoordelijk voor is en zo ja, een oplossing voor dat probleem te ontwikkelen.
Uitvoering 6.
Zorg dat de uit te voeren activiteiten naadloos aansluiten op de operationele doelen.
7.
Zorg voor een daadwerkelijke geïntegreerde aanpak van sociale veiligheid door de afdelingen W H , OWS en de wijkmanagers.
8.
Stuur uitvoeringsorganisaties niet (alleen) aan op inspanningen en prestaties, maar (ook) op resultaten en effecten. Maak inzichtelijk hoe de door deze organisaties uitgevoerde activiteiten (behoren) bij (te) dragen aan de realisatie van de doelen op het gebied van sociale veiligheid.
Effecten 9.
Laat het college jaarlijks monitoren of de voorgenomen activiteiten zijn uitgevoerd en hoe de veiligheidssituatie zich heeft ontwikkeld. Laat het college jaarlijks rapporteren aan de raad over de voortgang van de uitvoering.
10. Communiceer de uitkomsten van de uitgevoerde activiteiten en de ontwikkeling van de veiligheidssituatie met de inwoners van de gemeente Den Helder. TOT SLOT Het beleid van de gemeente moet gezien worden in samenhang met het beleid van de politie en het Openbaar Ministerie: deze activiteiten tezamen dienen te zorgen voor een betere objectieve en subjectieve veiligheid in de stad. De goede samenwerking tussen deze partijen die op dit moment bestaat in de Driehoek dient daarom in de toekomst te worden bewaakt en waar mogelijk uitgebouwd. De gemeente heeft daarbij de regie of, zoals de commissie Tops het heeft verwoord, door sturing op het lokale veiligheidsbeleid stuurt de gemeente ook de activiteiten van de politie.
1
De gemeente vindt het belangrijk dat bewoners zich veilig voelen. Veiligheidsbeleving is slechts gedeeltelijk te beïnvloeden via de objectieve veiligheid. De Raad voor het openbaar bestuur doet een aantal aanbevelingen waarmee de gemeente zijn voordeel kan doen als het gaat o m het bevorderen van het veiligheidsgevoel van de inwoners van Den Helder: o
Maak duidelijk hoe de verantwoordelijkheid voor veiligheid verdeeld is tussen burgers, maatschappelijke instellingen en de overheid.
•
Erken de waarde die burgers hechten aan subjectieve veiligheid.
o
Houd een breed perspectief op de oorzaken en aanpak van onveiligheid (dus over de grenzen van veiligheid en handhaving in strikte zin heen),
o
Betrek burgers zowel in beleid als in organisatie meer bij veiligheid.
2
P.W. Tops, M. van Duin, P. van Os en S. Zouridis (2010). Sleuren of sturen. Gemeenten en de sturing van veiligheid en politie. Apeldoorn/Den Haag: VNG. 1
Raad voor het openbaar bestuur (2011). Veiligheid en vertrouwen. Kernen van een democratische rechtsstaat Den Haag: Raad voor het openbaar bestuur.
2
Aan de Rekenkamercommissie t.a.v. mw. B.J. Glashouwer RE Rl CISA, voorzitter Postbus 36 1780 AA DEN HELDER
verzendgegevens behandeld door datum : 15-05-2012 Concernstaf kenmerk : AU12.06211 dhr. mr. Th.AJ. Koning bijlagen : telefoon (0223) 67 8177 onderwerp Bestuurlijke zienswijze op RKC-rapport "Sociale veiligheid in Den Helder"
uw gegevens brief van : 16-4-2012 kenmerk :
Geachte mevrouw Glashouwer, Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 16 april 2012 doen wij u onderstaand toekomen onze bestuurlijke zienswijze op het door de Rekenkamercommissie uitgebrachte rapport "Sociale veiligheid in Den Helder". Alvorens inhoudelijk te reageren, zien wij aanleiding om eerst twee algemene opmerkingen te maken. •
Wij constateren, dat het onderzoek naar sociale veiligheid in Den Helder in december 2010 werd opgestart. De resultaten van ambtelijk wederhoor met betrekking tot het concept-rapport zijn in juli 2011 aan de Rekenkamercommissie uitgebracht. In april 2012 zijn wij verzocht onze bestuurlijke zienswijze uit te brengen. Wij hebben de indruk, dat met name bij een retrospectief onderzoek als waarvan hier sprake is een langdurig tijdsverloop tussen de start van het onderzoek en het uitbrengen van de onderzoeksresultaten het risico met zich kan meebrengen, dat de politiekbestuurlijke actualiteit en relevantie van de onderzoeksresultaten navenant kunnen afnemen. Ook gegeven het feit, dat het beleid op het terrein van de sociale veiligheid zich intussen ontegenzeggelijk verder heeft ontwikkeld: momenteel werken wij immers op basis van het Lokaal Integraal Veiligheidsplan (LIVP) 2011-2014.
•
In de onderzoeksresultaten wordt in algemene zin het beeld opgeroepen, dat er op de rationaliteit van het sociale veiligheidsbeleid in Den Helder het nodige valt aan te merken. Wij tekenen daarbij aan, dat wij in dit beleidsveld expliciet kiezen voor een praktische aanpak {"kort op de bal spelen en wendbaar zijn"). Juist bij sociale veiligheid moet resultaat geboekt worden, waarin mensen zich herkennen. Ook dat is een rationele keus.
Met betrekking tot de in het rapport opgenomen aanbevelingen, merken wij het volgende op. Algemeen Het onderzoek richt zich op de periode 2006-2009. Op dat moment hadden nog maar weinig gemeenten een LIVP en zaten we ais gemeenten met elkaar in een ontwikkelingsfase. Voor de gemeente Den Heider stond hierbij de samenwerking en afstemming van de prioriteiten en werkzaamheden in de jaarplannen van politie, OM en gemeente voorop. De gedane aanbevelingen zien we dan ook in dat kader. In de periode daarna, inclusief het in 2011 vastgestelde nieuwe LIVP 2011-2014 en de jaarmatrix, is een aantal zaken regionaal geconcretiseerd. De bestaande samenwerking met de partners wordt gecontinueerd en heeft ook op regionaal niveau vorm gekregen. Daar komt bij dat de gemeente de regie op veiligheid sinds 2010 (met de inwerking treding van de W e t regierol gemeenten) ook juridisch toegewezen heeft gekregen en dat ook het LIVP straks een wettelijke basis krijgt. Inmiddels wordt er regionaal op toegezien dat de gemeenten in NHN een gelijke methodiek gebruiken.
Drs. F. Bijlweg 20 1784 MC Den Helder
Postbus 36 1780 AA Den Helder
www.denhelder.nl
[email protected]
telefoon 14 0223 fax (0223) 67 1201
Kenmerk: AU12.06211
Ook op het gebied van veiligheid kunnen burgers op straatniveau meepraten (via de klantenpanels of wijkplatforms) over wat bereikt moet worden. Wel worden naar aanleiding van meldingen van buurtorganisaties en burgers nieuwe initiatieven en nieuw beleid opgesteld. De wijkagent en de BOA's zijn steeds herkenbaarder functionarissen in de wijk. De samenwerking met aanverwante instellingen loopt (via het Veiligheidshuis) steeds beter en de inzet is er steeds meer op gericht veiligheidsproblemen te voorkomen in plaats van repressief op te treden. Aanbeveling 1 Het document waarin de raad in 2006 is voorgesteld het LIVP 2006-2009 vast te stellen, geeft duidelijk aan dat het programma een doorontwikkeling is van het beleid van de voorgaande jaren. In het betreffende raadsvoorstei is aangegeven dat er een breed besef leefde dat het beter kon. Dat is ook als doelstelling in het LIVP opgenomen. Regie en integraliteit waren daarbij van belang, een en ander op basis van goede samenwerking met de partners. De keuze voor de in het vigerende lokale veiligheidsbeleid opgenomen prioriteiten is gebaseerd op veiligheidsanalyse enerzijds {zowel de harde cijfers van politie als de via enquête gepeilde veiligheidsgevoelens van bewoners), het regeerakkoord W D - C D A (2010), evaluatie van het LIVP 20062009 en gesprekken met ketenpartners anderzijds. Het vierjarenbeleid vullen we jaarlijks aan met een veiligheidsmatrix, waarin de resultaten concreet staan beschreven. Deze huidige systematiek biijven we volgen. Dat betekent dat met de huidige werkwijze de integraliteit gewaarborgd is. Aanbeveling 2 Doelstellingen zijn sinds 2010 in de jaarmatrices opgenomen. Deze zijn zo veel mogelijk meetbaar geformuleerd. De matrices stellen we vast in overleg met de politie, OM en andere instanties. Per instantie is aangegeven welke resultaten we verwachten. De matrix is regionaal van opzet. Iedere gemeente in onze regio werkt er mee. Aanbeveling 3 Zie antwoord 2. Aanbeveling 4 Zie antwoord 2. Wij realiseren op dit moment effectmetingen, die aansluiten bij onze behoefte snel en adequaat in te grijpen en zichtbare verbeteringen door te voeren. Aanbeveling 5 Hiervoor is al genoemd, dat ons beleid er sterk op gericht is veiligheidsproblemen te voorkomen o.a. door bijeenkomsten te organiseren met partners (350 ondernemers op Willemsoord!), trajecten met KVOsterren te starten, onze informatiepositie te verbeteren, nazorg te organiseren, etc. Aanbeveling 6 Zie antwoord 2. Aanbeveling 7 In het huidige lokale veiligheidsbeleid 2011-2014 en de jaarmatrix is de samenwerking juist een van de speerpunten. Dat geldt niet alleen voor de externe partners maar ook voor de interne afdelingen. Voorbeeld: de aanpak van jeugdoveriast pakken we met politie, straathoekwerk, OWS, wijkmanager en W H (inclusief Veiligheidshuis) op. Ook een bewonersvereniging kan bij de aanpak worden betrokken (afhankelijk van de activiteiten). Aanbeveling 8 Zie antwoord 2. Aanbeveling 9 Jaarlijkse rapportage aan de raad vindt plaats via de jaarrekening en het jaarverslag en via de evaluatie van het veiligheidsbeleid. Aanbeveling 10 Jaarlijks zijn er diverse communicatiemomenten waarop de burger wordt geïnformeerd over de resultaten en inspanningen. Voorbeelden zijn cameratoezicht, aanpak Visbuurt, KVO, horeca.
Kenmerk: AU12.06211
Wij hopen u met deze bestuurlijke zienswijze naar genoegen te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend, Burgemeester en WethoucL©^ van Den Helder,
burgemeester Koen Schuiling
Y
r£G> R E G I O P L A N
SOCIALE VEILIGHEID IN DEN HELDER Evaluatie van het beleid van de gemeente Den Helder in de periode 2006-2009
- eindrapport -
Drs. Katrien de Vaan Siegnaida Gosepa Msc. Drs. Frank Kriek
Amsterdam, augustus 2011 Regioplan pubücatienr. 2107
Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam Tel.: +31 (0)20-5315315 Fax: +31 (0)20-6265199
Onderzoek, uitgevoerd door Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van de Rekenkamercommissie Den Helder.
£Qj
REGIOPLAN
INHOUDSOPGAVE
1
2
Inleiding 1.1 Aanleiding voor het onderzoek 1.2 Achtergronden bij het onderzoek 1.3 Doel en onderzoeksvragen
1 1 1 4
1.4 1.5
6 7
Het beleid ten aanzien van sociale veiligheid 2.1 Beleidskader 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
3
4
5
Methode Leeswijzer
Uitvoeringsorganisatie Sturing en besluitvorming Verantwoording en betrokkenheid gemeenteraad Nieuw beleid Bevindingen
9 9 12 13 15 15 16
Criminaliteit 3.1 Trends in criminaliteit 3.2 Beleid ter bestrijding van de criminaliteit
19 19 21
3.3 3.4
22 28
Uitvoering Bevindingen
Overlast 4.1 Trends in overlast 4.2 Beleid ter bestrijding van de overlast
31 31 32
4.3 4.4
33 38
Uitvoering Bevindingen
Veiligheidsbeleving 5.1 Veiligheidsbeleving in Den Helder 5.2 Beleid gericht op de veiligheidsbeleving 5.3 Bevindingen
41 41 42 44
Literatuur en bronnen
45
Lijst van gebruikte afkortingen
47
Bijlagen Bijlage 1
49
Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Gehanteerde normen lokaal integraal veiligheidsbeleid, Inclusief beoordeling Overzicht van respondenten Gebruikte delictcodes voor in kaart brengen criminaliteit en overlast..... Toelichting op de verwerking van het ambtelijk wederhoor
51 53 55 57
REGIOPLAN
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding voor het onderzoek Eén van de primaire taken van de overheid is het bewaken van de veiligheid van burgers. Dat geldt voor de landelijke overheid, maar ook voor de lokale overheid. Veiligheid is dan ook een thema dat continu in de belangstelling staat van publiek en politiek. Onveiligheid (subjectief en objectief) is van grote invloed op het welbevinden van burgers. Sociale veiligheid betreft de veiligheid in het publieke domein. In dit rapport wordt de definitie van sociale veiligheid van het Sociaal en Cultureel Planbureau gebruikt, die op zijn beurt gebaseerd is op landelijk beleid. Dit houdt in dat sociale veiligheid wordt opgevat als een samenspel van criminaliteit, overlast en veiligheidsbeleving. Onder criminaliteit vallen in dit kader geweldsdelicten, diefstallen en vernieling van publieke en private goederen. Onder overlast vallen gedragingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, maar wel als hinderlijk en intimiderend worden ervaren. De veiligheidsbeleving betreft de wijze waarop de burger de veiligheid in zijn/haar omgeving ervaart. Vorig jaar is de vorige beleidsperiode van het integraal veiligheidsbeleid van de gemeente Den Helder afgesloten (2006-2009, verlengd tot en met 2010). Aan het begin van dit jaar heeft de gemeenteraad het beleidskader voor integrale veiligheid voor de nieuwe beleidsperiode (2011-2014) vastgesteld. Op dit scharnierpunt tussen twee beleidsperiodes heeft de Rekenkamercommissie Den Helder besloten onderzoek te doen naar de doeltreffendheid van het gemeentelijk beleid. De uitkomsten van het onderzoek kunnen - waar dat van toepassing is - worden benut om de nieuwe beleidskaders aan te scherpen.
1.2
Achtergronden bij het onderzoek
1.2.1
Visie op lokaal veiligheidsbeleid Lokaal veiligheidsbeleid omvat een groot aantal beleidsterreinen, waarop een veelheid van thema's speelt. Een adequate regievoering is van cruciaal belang voor het welslagen ervan. Lokaal veiligheidsbeleid is integraal beleid. De gemeente voert de strategische beleidsregie en stemt op bestuurlijk niveau af met partners uit de driehoek en in het regionale college met de omringende gemeenten. Hoe de regierol op ambtelijk niveau (tactische beleidsregie) wordt opgepakt, hangt af van de wijze waarop men het beleid organiseert (centraaldecentraal). De operationele regie ligt deels bij de gemeente, deels bij de partners waarmee de gemeente projecten uitvoert. Succesvol integraal 1
r 5 } j REGIOPLAN
veiligheidsbeleid veronderstelt dat de strategische, de tactische en de operationele regie goed op elkaar aansluiten, zowel beleidsinhoudelijk als in termen van gezagslijnen en verantwoordelijkheden. Voor een adequaat integraal veiligheidsbeleid is van twee kanten input nodig. Enerzijds is het noodzakelijk een visie te hebben op veiligheid, veiligheidszorg en de rol van de gemeente en haar veiligheidspartners daarin. Wat kan, wil, mag en moet de gemeente haar burgers bieden op het gebied van veiligheid? En omgekeerd, wat verwachten de burgers van de gemeente (en de partners) op het gebied van veiligheidszorg? Welk ambitieniveau moet de gemeente hierbij hanteren? Hoe past het aanbod van de partners hierbij (deels voortvloeiend uit de wettelijke taakstelling)? Anderzijds is het noodzakelijk een gedegen probleemanalyse te maken. Welke zaken spelen er op het gebied van veiligheid (dreigings- en risicoanalyse, doelgroepanalyse, gebiedsanalyse), over welke beleidsinstrumenten beschikt de gemeente, over welke beleidsinstrumenten beschikken de partners en hoe kunnen die instrumenten optimaal worden ingezet? Ontbreken er instrumenten? Maar ook: welk beleid is tot nog toe geformuleerd en uitgevoerd? Welke doelstellingen zijn daarbij gehanteerd? Wat is hiervan gerealiseerd, welke resultaten heeft het beleid tot op heden opgeleverd? Wat is goed gegaan en wat is minder goed gegaan en behoeft dus in een volgende periode verbetering? Input van onderop (de analyse) en van bovenaf (de visie) ontmoeten elkaar halverwege in een beleidskader 'integrale veiligheid', dat richting geeft aan het veiligheidsbeleid en ruimte laat voor periodieke bijsturing. Het beleidskader moet in lijn zijn met de uitgangspunten van de programmabegroting en periodiek worden geconcretiseerd en geactualiseerd in uitvoeringsprogramma's. Als de lijn tussen probleemanalyse, beleidskader en uitvoeringsprogramma's volledig en ononderbroken is, leidt de uitvoering, via gerealiseerde inspanningen en prestaties, vervolgens tot de beoogde output en effecten. Een voorbeeld kan worden gegeven met de aanpak van jongerenoverlast. De inzet die de politie pleegt in de zin van extra toezicht op groepen jongeren, is een voorbeeld van gerealiseerde inspanningen en prestaties. De output is dan (bij een succesvolle aanpak) dat jongeren minder op straat rondhangen, minder lawaai produceren en minder vernielingen plegen. Het effect is minder jongerenoverlast. Voor doeltreffend beleid is het van belang te sturen op het uiteindelijke effect, en inspanningen/prestaties en output enkel als tussenstappen te zien.
2
c ï i
REGIOPLAN
Figuur 1.1 geeft deze cyclus weer.
Figuur 1.1
Schematische weergave cyclus integraal veiligheidsbeleid Visie
Beleidskader
Uitvoeringsprogramma's
Integrale veiligheid Doelen
Middelen Output
Probleemanalyse EfitKïton
In de huidige be leidscontext, waarin de organisatie van enkele kernelementen van het veiligheidsbeleid regionaal is, is het een uitdaging voor gemeenten om een eigen invulling aan het beleid te geven. Een gehoorde klacht van gemeenteraden is dat ze geen sturing kunnen geven aan het beleid, bijvoorbeeld omdat ze de politie niet rechtstreeks kunnen aansturen. College en raad dienen het beleid samen dusdanig in te richten dat de raad op basis van juiste en volledige informatie de strategische keuzes maakt en het college ter verantwoording kan roepen, terwijl het college zich bij de uitvoering gesteund weet door de raad. De bovenstaande visie loopt als een rode draad door het onderzoek. De uitwerking van de onderzoeksvragen en het te hanteren normenkader in dit rapport zijn erop gebaseerd. 1.2.2
De koppeling tussen objectieve en subjectieve veiligheid Zoals hierboven beschreven, wordt sociale veiligheid opgevat als een samenspel van criminaliteit, overlast en veiiigheidsbeleving. Dit is gebaseerd op de aanname dat de perceptie van veiligheid door de burger deels wordt beïnvloed door criminele en intimiderende activiteiten in de directe omgeving van die burger. Deels wordt deze beleving echter beïnvloed door criminaliteit die de burger niet rechtstreeks raakt, maar waar hij of zij wel (via het eigen netwerk en via de media) kennis van neemt. Voor ongeveer 75 procent van de bevolking vormen de massamedia de belangrijkste bron van kennis over criminaliteit. Zo kan het gebeuren dat terwijl de objectieve (waarneembare) veiligheid toeneemt, de subjectieve veiligheid afneemt (burgers zijn zich toch 1
1
H. Beunders en E. Muller (2005). Politie en media. Feiten, fictie en imagopolitiek. Zeist:
Kerkebosch.
3
C'Ü REGIOPLAN
onveiliger gaan voelen). Dit is de zogenaamde 'veiiigheidsparadox' , die zich op landelijk niveau bijvoorbeeld in het laatste kwartaal van 2008 voordeed. Een gemeente heeft nauwelijks grip op de massamedia. Toch zal een gemeente de sociale veiligheid {waaronder de veiligheidsbeleving van inwoners) in positieve zin proberen te beïnvloeden. Dat doet de gemeente in eerste instantie door in te zetten op verbetering van de objectieve veiligheid: de daadwerkelijk waarneembare criminaliteit. Daarnaast zal een gemeente proberen via de lokale media en directe communicatie met inwoners positieve veiiigheidsontwikkelingen zo vee! mogelijk aandacht te geven. Onderzoek naar sociale veiligheid dient zich te richten op dit samenspel van objectieve en subjectieve veiligheid en daarmee dus op de inspanningen die een gemeente {met samenwerkingspartners) op het niveau van de objectieve veiligheid en communicatie verricht om invloed uit te oefenen op het niveau van de velligheidsbeleving van inwoners. 2
3
1.3
Doel en onderzoeksvragen
1.3.1
Doelstelling onderzoek en centrale onderzoeksvraag De wijze waarop het gemeentelijk beleid bijdraagt aan een positieve veiligheidsontwikkeling in Den Helder vormt de kern van dit onderzoek. De Rekenkamercommissie wil inzicht krijgen in de organisatie, de uitvoering en de verantwoording van het beleid op het gebied van sociale veiligheid van de gemeente Den Helder. Verder moet het onderzoek inzicht bieden in de wijze waarop de effecten van het beleid worden gemeten en hoe met de resultaten hiervan wordt omgegaan. De ontwikkelingen op het gebied van de objectieve en subjectieve veiligheid vormen daarom het uitgangspunt voor het onderzoek. Het doel is niet uitsluitend te constateren of de sociale veiligheid wel of niet verbeterd is, maar met name te onderzoeken of en zo ja, op welke wijze het beleid en de uitvoering daarvan van invloed zijn op de veiligheidsontwikkeling. De centrale vraag voor het onderzoek luidt: Heeft het beleid van de gemeente Den Helder geleid tot een verbetering van de sociale veiligheid?
1.3.2
Deelvragen Deze onderzoeksvraag valt uiteen in deelvragen op het gebied van het opstellen en vaststellen van het gemeentelijk beleid, de uitvoering van het beleid en de resultaten en effecten daarvan.
2
H. Bouteilier (2002). De Veiiigheidsutopie. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
3
Bron: CBS.
4
r£Gn R E G I O P L A N
Beleid 1. 2. 3.
Is door de gemeente Den Helder beleid vastgesteld op het gebied van sociale veiligheid? Zo ja, hoe ziet dit beleid eruit? Op welke wijze en door wie vindt besluitvorming plaats over het beleid ten aanzien van sociale veiligheid? Wat is de kwaliteit van het beleid?
Uitvoering 4. 5. 6.
Hoe is de uitvoering van het beleid vormgegeven, zowel wat het gekozen instrumentarium als de uitvoeringsorganisatie betreft? Wat is de kwaliteit van de uitvoeringsorganisatie? Verloopt de uitvoering van het beleid conform de opzet? a. Waarom wel/niet? b. Worden de (ter beschikking staande) instrumenten en middelen optimaal benut?
Resultaten en effecten 7. 8.
Op welke wijze worden de resultaten en effecten van het gemeentelijk beleid gemeten? Hoe benut het college de informatie over de ontwikkelingen op het gebied van sociale veiligheid en over de resultaten en effecten van het gemeentelijk beleid?
9.
Wat zijn de geconstateerde ontwikkelingen op het gebied van de sociale veiligheid in Den Helder in de periode 2006-2009? 10. Zijn deze ontwikkelingen conform de gestelde beleidsdoelen? 11. Zijn het beleid en de uitvoering daarvan van invloed geweest op deze ontwikkelingen? a. Zo ja, in welke mate en op welke wijze? 12. Op welke wijze worden de ontwikkelingen in de sociale veiligheid en de koppeling daarvan aan de door de gemeente gepleegde beleidsinzet gerapporteerd aan de gemeenteraad? a. Stelt deze wijze van rapportage de gemeenteraad in staat om op dit terrein invulling te geven aan haar controlerende taak?
13. Hoe is door de gemeente in de periode 2006-2009 richting burgers gecommuniceerd over de sociale veiligheid? 1.3.3
Afbakening onderzoek Het onderzoek richt zich op de sociale veiligheid en daarmee op bepaalde vormen van criminaliteit (geweldsdelicten, diefstallen en vernieling van private en publieke goederen). Het onderzoek richt zich tevens op overlast (gedragingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, maar wel als hinderlijk en intimiderend worden ervaren) en de veiligheidsbeleving van de inwoners van Den Helder. Andere aspecten van het veiligheidsbeleid van de gemeente, zoals de fysieke veiligheid, blijven buiten de scope van het onderzoek. Het onderzoek spitst zich toe op de resultaten en effecten die behaald zijn in de
5
cQi
REGIOPLAN
periode 2006 tot en met 2009. Waar beschikbaar, worden ook cijfers over de objectieve en subjectieve veiligheidssituatie in 2010 gebruikt.
1.4
Methode Het onderzoek is uitgevoerd in vijf fasen. Allereerst is begonnen met een reconstructie van het sociale veiligheidsbeleid van de gemeente Den Helder. Hiertoe is het centrale beleidskader voor integrale veiligheid geanalyseerd (het Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma 2006-2009), alsmede beleidsnota's waarin onderdelen van dat kader verder zijn uitgewerkt. Leidend bij deze analyse waren het normenkader (zie bijlage 1) en de beleidstheorie. Door middel van de reconstructie is in kaart gebracht (voor zover mogelijk) wat de probleemanalyse, visie en doelen zijn waarop het beleid is gebaseerd en hoe de doelen zijn uitgewerkt in een organisatie en activiteiten voor de uitvoering, monitoring en evaluatie van het beieid. Vervolgens is een veiligheidsanalyse uitgevoerd. Dit betreft een kwantitatieve analyse van de beschikbare gegevens ten aanzien van de objectieve en subjectieve veiligheid in Den Helder. De ontwikkeling van de objectieve veiligheid is in kaart gebracht met behulp van politiecijfers over criminaliteit en overlast. Deze cijfers zijn afgezet tegen de landelijke ontwikkelingen op dit gebied. De subjectieve veiligheid was alleen in kaart te brengen voor 2009, wegens het ontbreken van cijfers over veiligheidsgevoelens van de Helderse bevolking in eerdere jaren. Ook deze cijfers zijn afgezet tegen gegevens over de landelijke situatie. De cijfers over de landelijke objectieve veiligheidsontwikkelingen en subjectieve veiligheidsbeleving zijn afkomstig van het ministerie van Veiligheid en Justitie (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum) en het Centraal Bureau voor de Statistiek. In de derde fase van het onderzoek is de uitvoering van het beleid in kaart gebracht. Dat is gebeurd aan de hand van beschikbare documentatie (beleidsnota's, voortgangsrapportages, evaluaties en stukken uit de begrotingscyclus) en (telefonische) interviews met betrokken partijen. Een overzicht van de respondenten met wie in deze en de vierde onderzoeksfase is gesproken, is opgenomen in bijlage 2. De resultaten van de eerste drie onderzoeksfasen zijn vervolgens onder elkaar gezet. Op basis daarvan zijn vier hypothesen geformuleerd over de opzet, uitvoering en effecten van het gemeentelijk integraal veiligheidsbeleid. Deze hypothesen vormden de basis voor interviews in fase 4 met de verantwoordelijken binnen de gemeente (de burgemeester en de hoofden van de afdelingen Veiligheid, Vergunning en Handhaving en Onderwijs, Welzijn en Sport), met de politie en met het OM. In deze fase zijn de hypothesen getoetst en is met de respondenten gesproken over de betekenis van de resultaten van de eerste onderzoeksfasen. Daarbij is vooral vooruit gekeken naar de toekomst, op basis van de bevindingen van de onderzoekers; terugkijken was 6
REGIOPLAN
voor de meeste respondenten in deze fase niet mogelijk, aangezien zij niet betrokken zijn geweest bij het beleid in de periode 2006-2009. Tot slot zijn de bevindingen van het onderzoek geanalyseerd, waarbij de onderzoeksvragen en het normenkader leidend waren. De resultaten zijn opgenomen in dit rapport. Het onderzoek is voor ambtelijk wederhoor voorgelegd aan de betrokken ambtenaren. Dit heeft geleid tot enkele wijzigingen in de tekst (zie bijlage 4).
1.5
Leeswijzer Het rapport bestaat uit zes hoofdstukken, in het volgende hoofdstuk (hoofdstuk 2) wordt het beleidskader voor sociale veiligheid in Den Helder geschetst. In de drie daarop volgende hoofdstukken worden het beleid, de uitvoering, de resultaten en effecten op het terrein van de drie onderdelen van sociale veiligheid beschreven: criminaliteit (hoofdstuk 3), overlast (hoofdstuk 4) en veiligheidsbeleving (hoofdstuk 5). Het rapport siuit af met conclusies en aanbevelingen (hoofdstuk 6).
7
REGIOPLAN
8
c Ö
REGIOPLAN
HET BELEID TEN AANZIEN VAN SOCIALE VEILIGHEID
Dit onderzoek concentreert zich op de vorige, inmiddels afgesloten, beleidsperiode. Het betreft de periode 2006-2009. De kaderstellende nota ten aanzien van het sociale veiligheidsbeleid in deze periode was het Lokaai Integraal Veiligheidsprogramma (LIVP) 2006-2009, waarvan de beleidsperiode gedurende de looptijd is verlengd tot en met 2010.
2.1
Beleidskader In het LIVP 2006-2009 is het beleid gestructureerd zoals is weergegeven in figuur 2.1.
Figuur 2.1
Structuur LIVP 2006-2009 Doel LIVP<2006-2009: De bestrijding van criminaliteit en overlast en het bevorderen van de veiligheidsbeleving bij de burgers.
Uitwerking doelstelling Gemeentebreed
Projecten: - aanpak overiast zwervers - nazorg ex-gedetlneerden - aanpak overlast hanggedrag - programmatisch handhaven - integrale handhaving prostttuliebedrijven - herijking cannabisbeleid - integrale aanpak horecaproblematïek - project Keurmerk Veilig Ondernemen - project Keurmerk Veilig Wonen
Uitwerking doelstelling Wijkgericht
Stadshart in ontwikkeling
Nieuw Den Helder In uitwerking
Vtsbuurt in uitwerking
Projecten: - Justitie in de buurt/Veiligheidshuis - Bevordering positief gedrag
Thema's uitgewerkt in afzonderlijke beleidsnota's: - Antillianenbeleid " - Programmatisch handhaven - Fysieke veiligheid (nader uit te werken}
Bron: LIVP 2006-2009
Missie
Het LIVP bevat de volgende missie: 'Het beleid zal zich in de programmaperiode richten op de bestrijding van criminaliteit en overlast en op de bevordering van de veiligheidsbeieving. Veiligheid wordt daarbij in samenhang gebracht met sociale cohesie en
9
C£CD
Strategisch doel
REGIOPLAN
leefbaarheid, aspecten die bepalend zijn voor de levenskwaliteit van de bewoners van wijken en buurten in onze gemeente.' Deze missie bevat de strategische doelstelling voor het beleid: de bestrijding van criminaliteit en overlast en de bevordering van de veiligheidsbeleving. Hiermee richt het gemeentelijk beleid zich op de kernthema's van sociale veiligheid.
Tactische doelen
Om het strategisch doel te bereiken, is een aantal subdoelen geformuleerd op tactisch niveau. Dit zijn met betrekking tot criminaliteit: • minder misdrijven en overtredingen in de openbare ruimte; met betrekking tot overlast: •
minder overlast van drugsverslaafden;
•
stringenter handhaven in de openbare ruimte door het adequaat toepassen van wet- en regelgeving en het actief toepassen van het bestaande handhavingsinstrumentarium (dit doel kan tevens betrekking hebben op criminaliteit);
•
een zichtbare mentaliteitsverandering in de Helderse samenleving bewerkstelligen met betrekking tot normen en waarden in het publieke domein; en met betrekking tot veiligheidsbeleving: •
een veiliger gevoel bij burgers wanneer zij gebruikmaken van de openbare ruimte en publieke voorzieningen.
Daarnaast is een drietal doelen opgenomen dat brandveiligheid en rampenbestrijding betreft, hetgeen buiten de scope van dit onderzoek valt. Uit de programmabegrotingen voor de jaren 2007 tot en met 2009 blijkt dat de bovenstaande doelen tijdens de gehele beleidsperiode hetzelfde zijn gebleven. Operationele doelen
In het LIVP zijn op projectniveau per project operationele doelen opgenomen. Deze doelen zijn vaak niet SMART. Uitwerking van de doelstellingen in meetbare indicatoren heeft deels plaatsgevonden in de programmabegrotingen van 2007, 2008 en 2009 en in afzonderlijke nota's (zie deel 2, 3 en 4 van deze notitie). De eerste uitwerking in een jaarlijks uitvoeringsprogramma vond plaats in 2009, maar in dat jaar zijn de prioriteiten deels verschoven (zie hieronder). In het LIVP 2006-2009 wordt als reden voor het ontbreken van meetbare doelen gegeven dat ten tijde van het opstellen ervan niet over de noodzakelijke kengetallen beschikt kon worden. De nota bevat het voornemen in 2006 een veiligheidsanalyse uit te voeren, die kan dienen als nulmeting voor monitoring van de resultaten en effecten. Die veiligheidsanalyse heeft echter niet plaatsgevonden.
Communicatie Tot slot besteedt het LIVP ook aandacht aan de communicatie met inwoners en ondernemers. Met de communicatie over de sociale veiligheid wil het college zoveel mogelijk aansluiten bij bestaande overlegvormen, zoals wijk- en ondernemers platforms. Daar waar die nog niet bestaan, wil het college via de 10
cJi
REGIOPLAN
wijkmanagers de betrokkenheid van bewoners stimuleren. Met de communicatie wil het college realistische verwachtingen bij bewoners ten aanzien van de veiligheid scheppen, de burger inzicht geven in de aard en omvang van de veiligheidsproblematiek en daardoor begrip realiseren voor de gekozen prioriteiten. Op wijkniveau moet de communicatie bijdragen aan een gedeeld probleembesef en een actieve bijdrage van bewoners aan het oplossen van veiligheidsproblemen. Probleemanalyse
Bij het bestrijden van criminaliteit en overlast en het bevorderen van de veiligheidsbeleving gaat bijzondere aandacht uit naar de volgende thema's, die als beleidsprioriteiten zijn benoemd: 1. 2. 3.
de bestrijding van ernstige overlast in de publieke ruimte (hanggroepen/veelplegers); de aanpak van criminaliteit binnen de Antilliaanse bevolkingsgroep; versterking van de projectaanpak van de horecaproblematiek in het stadshart;
4. de uitvoering van het programmatisch handhavingsconcept. in het LIVP staat dat voor deze prioriteiten is gekozen omdat ze vergelijkbaar zijn met de in het korpsjaarplan 2006 van de regiopolitie vastgelegde prioriteiten (namelijk de bestrijding van geweld en de aanpak van jeugdcriminaliteit en jeugdoverlast). Tijdens het ambtelijk wederhoor voor dit onderzoek is aangegeven dat de prioriteiten zijn gebaseerd op een analyse van politiecijfers. Deze analyse is daarbij echter niet overgedragen. In het LIVP zelf is niet aangegeven waarom de situatie in Den Heider in 2006 juist om deze prioriteiten vraagt. Daardoor blijft niet alleen de reden voor de gestelde prioriteiten onduidelijk, maar ook de reden waarom voor die specifieke thema's, die in het LIVP zijn opgenomen (zie hieronder), is gekozen. Overigens betekent het ontbreken van deze onderbouwing niet dat deze prioriteiten niet voor de hand liggen. De eerste en de derde prioriteit sluiten aan bij de prioriteiten van de regiopolitie. De aard en omvang van de problematiek in de Antilliaanse groep maakte dat Den Helder één van de gemeenten was waarmee het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de periode 2005-2008 een bestuurlijk arrangement heeft gesloten, gericht op de aanpak van Antilliaanse risicojongeren. Handhaving stond na de rampen in Volendam en Enschede volop in de belangstelling, waarop landelijk het concept van programmatisch handhaven is ontwikkeld. 1
Tabel 2.1 laat zien hoe de onderdelen van het LIVP 2006-2009 onder deze prioriteiten passen.
In de nota Meer (dan) Handhaving (2006, gemeente Den Helder) gedefinieerd als 'een cyclisch en transparant proces dat het bestuur in staat stelt haar verantwoordelijkheid te nemen door aan de hand van een inventarisatie van de gemeentelijke handhavingstaken en een daaraan gekoppelde risicoanalyse beleidskeuzes te maken ten aanzien van de te stellen handhavingprioriteiten. Het concept maakt het ook mogelijk de resultaten te monitoren en waar nodig bij te sturen'. 1
11
C£CD
Tabel 2.1
REGIOPLAN
Aansluiting activiteiten LIVP op gestelde prioriteiten
Overlast publieke ruimte
Criminaliteit Antillianen
Horecaproblematiek
Aanpak overlast AntillianenIntegrale zwervers en hang- beleid; inzet aanpak horecagedrag; nazorg ex- op wijk Nieuw problematiek. gedetineerden; Den Helder. inzet in Stadshart en Visbuurt; bevorderen positief gedrag. Veiligheïdshuis
Programmatisch handhaven
Overig
Programmatisch handhaven; Integrale handhaving prostitutie.
Herijking cannabisbeleid keurmerken Veilig Wonen en Ondernemen.
De tabel betreft een reconstructie voor dit onderzoek; in het LIVP zelf is geen verband aangebracht tussen de prioriteiten, projecten en activiteiten. De tabei laat zien dat de meeste projecten en activiteiten uit het LIVP onder te brengen zijn bij de gestelde prioriteiten. Dat geldt niet voor de herijking van het cannabisbeleid, het Keurmerk Veilig Wonen en het Keurmerk Veilig Ondernemen. Het Veiligheidshuis is ondersteunend aan alle prioriteiten.
2.2
Uitvoeringsorganisatie
Voornemen
In het LIVP is de uitvoeringsorganisatie als volgt beschreven. Bestuurlijk wordt de uitvoering aangestuurd door een stuurgroep. Hierin hebben de burgemeester (voorzitter) en de wethouder Zorg en Welzijn zitting, samen met politie en justitie. De stuurgroep wordt ambtelijk ondersteund door het hoofd van de afdeling W H (Vergunningen, Veiligheid, Handhaving). Zijn taak is de interne afstemming binnen de gemeentelijke organisatie en tussen het bestuur en externe partners te coördineren. De uitvoering vindt plaats door projectgroepen, die elk worden aangevoerd door een ambtelijke projectleider veiligheid. In deze projectgroepen werkt de gemeente op operationeel niveau samen met externe partners. Afgesproken is in het LIVP dat in de managementcontracten van de afdelingen, die een rol spelen bij integraal veiligheidsbeleid, een veiligheidsparagraaf wordt opgenomen.
Praktijk
In de praktijk ziet de organisatie er echter anders uit, zo blijkt uit de gehouden interviews. De aansturing op bestuurlijk niveau vindt plaats door de Driehoek (burgemeester, gebiedsofficier van justitie en districtschef politie). De wethouder Zorg en Welzijn is niet bij deze aansturing betrokken. Er wordt geen gebruik gemaakt van managementcontracten. Op afzonderlijke deelterreinen van het beleid zijn projectgroepen opgericht: het Keurmerk Veilig Ondernemen, de horeca, de aanpak van jeugdoverlast, evenementen en een aantal specifieke buurten (Grebbestraat/Peelstraat, Tuindorp en de Visbuurt). Aansturing op ambtelijk niveau vindt plaats in bilaterale overleggen tussen afdelingshoofden en de directie.
12
c 5 i REGIOPLAN
2.3 Sturing 2006-2009
Sturing en besluitvorming Sturing vond in de periode 2006-2009 met name piaats op te piegen inspanningen en prestaties, en in veel mindere mate op effecten. Het ontbreken van een expliciete koppeling tussen probleemanalyse, doelstellingen en aanpak is hierin zichtbaar. De projecten die in het LIVP waren opgenomen, werden {soms gedeeltelijk, zie de hoofdstukken 2,4 en 5) uitgevoerd, maar de effectiviteit werd niet in alle gevallen structureel gemonitord. Dat blijkt uit het feit dat gegevens over effectiviteit niet beschikbaar zijn. Ook de politiecijfers ten aanzien van de objectieve veiligheid die voor dit onderzoek zijn gebruikt, konden slechts met moeite door de gemeente worden aangeleverd.
Samenwerking Sinds 2009 bundelen de gemeente, de politie en het OM hun krachten echter nadrukkelijker. Het Driehoeksoverleg (dat voorheen ook bestond en waarbij in de ook de gemeente Texel aan tafel zit) wordt gebruikt voor prioriteitstelling en Driehoek afstemming. De trends op het gebied van de objectieve veiligheid worden in dit overleg gemonitord. De gemeente neemt sinds 2010 het initiatief voor het invullen van de Veiligheidsmatrix, waarin de prioriteiten van de gemeente, de pofitie en het OM worden uitgewerkt in concrete te ondernemen activiteiten. De uitvoering van de matrix wordt door middel van voortgangsrapportages door de Driehoek in de gaten gehouden. in hoeverre de samenwerking in de Driehoek nu leidt tot meer sturing op effecten dan voorheen, blijft onduidelijk. Uit interviews met de politie ontstaat een beeld van een gedegen inzicht in de objectieve veiligheidsproblematiek, dat wordt benut om de inzet te bepalen en periodiek de uitvoering bij de sturen. Daarnaast, zo blijkt uit het interview met de burgemeester en het hoofd van de afdeling W H , gaat de gemeente ook reactief te werk door inzet te plegen wanneer sprake is van ontwikkelingen waarbij snel handelen volgens college en/of raad vereist is. Bij dat laatste is in mindere mate sprake van SMART beleidsdoelstellingen en sturing op outcome (effecten). Interne
De aansturing van de uitvoering binnen de gemeente is nog in mindere mate
aansturing
integraal. Het veiligheidsbeleid is beiegd bij de afdeling W H . De afdeling Onderwijs, Welzijn en Sport (OWS) is echter een andere belangrijke partner, met name waar het gaat om preventie en hulpverlening. OWS stuurt bijvoorbeeld via subsidierelaties partijen aan die projecten uitvoeren op het gebied van het terugdringen van overlast. Afstemming tussen de afdelingen W H en OWS is daarom vereist. Dit gebeurt echter niet op structurele basis. Een voorbeeld van de huidige wijze van afstemming is dat OWS weliswaar betrokken is geweest bij de invulling van het nieuwe integraal veiligheidsbeleid, maar pas nadat de prioriteiten door W H waren benoemd. Een voorbeeld van gebrekkige afstemming betreft het verlengen van een subsidierelatie door OWS, terwijl W H en de politie niet tevreden zijn over de taakuitvoering door die partij. Betrokkenen spreken daarom van een leerproces dat nog niet is afgerond.
13
c£ü REGIOPLAN
Besluitvorming Begin 2006 stelt de gemeenteraad het LIVP vast. In het raadsvoorstel bij het LIVP deelt het college de raad mede dat nadere concretisering van de opgenomen doelstellingen zal plaatsvinden in overleg met de partners. Vervolgens zullen aan de raad nadere voorstellen worden voorgelegd zodat sturing op 'prestaties en resultaten' mogelijk wordt. Dit laatste is bevestigd in het raadsbesluit. Het LIVP bevat dan ook geen financiële paragraaf. Voor elk project, waarvoor middelen benodigd zijn, dient de raad te worden ingeschakeld. In het onderzoek is echter slechts op enkele punten vastgesteld dat de raad nadere voorstellen heeft ontvangen: het Antillianenbeleid, het handhavingsbeleid, het straathoekwerk, het GAVO-project en de herijking van het softdrugsbeleid. Bij deze voorstellen is niet in alle gevallen duidelijk hoe ze sturing op prestaties en resultaten mogelijk maken, omdat heldere indicatoren ontbreken {zie de hoofdstukken 3, 4 en 5). Commissie
In de commissiebehandeling van het LIVP 2006-2009 {commissie Bestuur, Personeel, Openbare orde en Veiligheid, 7 februari 2006) blijven de meeste fracties redelijk dicht bij de voorgestelde projecten. Eén fractie benadrukt het belang van de koppeling tussen deze projecten en maatschappelijk beoogde effecten. Een andere fractie signaleert het ontbreken van een probleemanalyse als basis voor het beleid. De burgemeester reageert echter niet op deze opmerkingen en de commissie adviseert positief over het voorstel.
Raad
De behandeling van het voorstel in de gemeenteraad, op 1 maart 2006, is kort. Bij deze behandeling worden drie amendementen ingediend. Het amendement van één fractie die vraagt om bij de verdere uitwerking van de projecten waar mogelijk burgers te laten deelnemen aan het voorkomen van vandalisme en andere vormen van overlast in de buurt, wordt aangenomen. Een ander amendement van dezelfde fractie, waarin wordt gevraagd om de concretisering van het programma op onderscheidende projectonderdelen uiterlijk in december 2006 aan de raad voor te leggen, wordt overgenomen door de portefeuillehouder. Het amendement van een andere fractie om een extra project op te nemen in het programma, namelijk nazorg aan slachtoffers van criminaliteit, vandalisme en overlast, wordt door de portefeuillehouder ontraden en wordt verworpen. Verder wordt alleen over enkele detaiis van het programma gesproken, met uitzondering van één fractie, die opmerkt dat een eenduidige probleemstelling als basis voor het programma ontbreekt. Hier wordt verder echter niet over gesproken door de raad en de portefeuillehouder neemt de opmerking voor kennisgeving aan. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen, waarbij de betreffende fractie geacht werd tegen te stemmen.
Uitvoerings-
Vanaf 2009 zijn op papier de effecten zichtbaar van een nauwere, meer gecoördineerde samenwerking tussen de gemeente, de politie en het OM. In dat jaar (en dus niet - zoals door de portefeuillehouder toegezegd - eind 2006) is voor het eerst een uitvoeringsprogramma voor het gemeentelijk integraal veiligheidsprogramma opgesteld (zie boven). Dat gebeurde ook voor 2010. De uitvoeringsprogramma's bevatten een vertaling van landelijke en
programma's
14
<53 REGIOPLAN
regionale veiligheidsthema's naar het lokale niveau. Waar de probleemanalyse in het uitvoeringsprogramma voor 2009 nog beperkt is, bevat het programma voor 2010 ook informatie over de situatie in Den Helder op de geprioriteerde veiligheidsthema's. Naast een vertaling van de landelijke en regionale prioriteiten, bevatten de programma's ook een uitwerking van de thema's uit het LIVP 2006-2009. Bij de vaststelling van deze uitvoeringsprogramma's werd de gemeenteraad door de politie (mondeling) geïnformeerd over relevante veiligheidstrends.
2.4
Verantwoording en betrokkenheid gemeenteraad Verantwoording aan de raad over het LIVP 2006-2009 heeft, voor zover kan worden nagegaan, op twee manieren plaatsgevonden. •
In de jaarrekeningen 2007 tot en met 2009, waarin specifiek over de uitvoering van de in het LIVP opgenomen projecten wordt gerapporteerd; dit is echter niet structureel per project en zonder gebruik van opgestelde indicatoren gebeurd. Ook bevatten de jaarrekeningen geen informatie over bereikte maatschappelijke effecten.
•
In de evaluatie van het LIVP: afwijkingen van en toevoegingen aan het LIVP zijn hierin opgenomen en toegelicht; deels is een toelichting op behaalde resultaten en effecten opgenomen, maar niet altijd is duidelijk waar deze op is gebaseerd. In de hoofdstukken 3, 4 en 5 wordt nader ingegaan op de gerapporteerde effecten. Onduidelijk is in hoeverre het LIVP en onderwerpen daaruit op andere momenten in de raad(scommissies) aan de orde zijn geweest, op initiatief van het college (via raadsinformatiebrieven of het informeren van de commissie) of op initiatief van de raad(sfracties) zelf (bijvoorbeeld mondelinge en schriftelijke vragen). De voor dit onderzoek ontvangen documentatie biedt hier geen inzicht in. Op basis van het onderzoek bestaat de indruk dat de raad wel erg betrokken is bij individuele casuïstiek, maar in mindere mate bij de grote lijnen van het beieid en de gerealiseerde effecten.
2.5 Beleidskader 2011-2014
Nieuw beleid In 2011 stelt de gemeenteraad het Integraal Veiligheidsbeleid 2011-2014 vast. In het nieuwe beleidskader worden vier gemeentelijke veiligheidsprioriteiten benoemd: •
de aanpak van jeugdoverlast;
•
veilig uitgaan in het stadscentrum;
•
het coffeeshopbeleid;
•
de buurtgerichte aanpak van overlast, drugs en huisjesmelkers.
Op deze prioriteiten zijn de thema's en de aanpak in de periode 2011-2014 beschreven en worden de samenwerkingspartners genoemd. Het beleid bevat 15
REGIOPLAN
op het gebied van deze prioriteiten geen meetbare doelstellingen met betrekking tot de te realiseren maatschappelijke effecten. De aanpak die wordt beschreven, betreft de activiteiten die de gemeente - en door de gemeente gesubsidieerde instellingen - op het betreffende terrein onderneemt. Ook zijn de afspraken tussen W H en OW&S opgenomen. Onderbouwing De prioriteiten in het LIVP 2011-2014 zijn gebaseerd op de landelijke Veiiigheidsmonitor 2009. Bij het LIVP is een veiligheidsanalyse op basis van deze monitor gevoegd. Daarnaast is volgens de gemeente bij het bepalen van de thema's gebruik gemaakt van politiecijfers, leefbaarheidsonderzoeken, gegevens van het Programmabureau Integrale veiligheid, de VNG-benchmark Sturen op Veiligheid en de evaluatie cameratoezicht in het Centrum. Bij dit laatste dient een aantal kanttekeningen te worden geplaatst. Leefbaarheidsonderzoeken zijn - voor zover deze voor dit onderzoek zijn overgedragen - alleen uitgevoerd voor de Visbuurt en de Binnenstad wat het cameratoezicht betreft. Voor de objectieve cijfers die de gemeente zegt te gebruiken (politiecijfers en cijfers van het Programmabureau), is niet na te gaan of en hoe deze zijn gebruikt voor het vaststellen van de prioriteiten. De uitkomsten van de VNG-benchmark zijn moeilijk te duiden, omdat de benchmark met name concludeert dat effectiviteit in Den Helder lastig te meten is wegens het ontbreken van meetbare doelstellingen. 2
Uitvoeringsmatrix
De afspraken met de politie en het OM zijn opgenomen in de bijgevoegde uitvoerings matrix, die deze partners sinds 2009 jaarlijks opstellen. De matrix bevat voor de zeven hoofdonderwerpen geweld, jeugd, verkeer, fietsendiefstal, mensenhandel, hennep en woninginbraken een uitwerking op deelonderwerpen. Per deelonderwerp is opgenomen wat het doel is en welke acties de gemeente, de politie en het OM ondernemen om dat doel te bereiken. De doelen zijn (op een enkele uitzondering na) niet SMART geformuleerd. De matrix is daarmee sterk gericht op prestaties en inspanningen en vrijwel niet op outcome. De matrix bevat ook drie lokale thema's voor Den Helder: de overfast op de kruising van de Koningstraat en de Koningdwarsstraat, het bezit van en de handel in harddrugs en wijkveiligheid. De prioriteiten van de gemeente komen terug in de matrix onder geweld (uitgaansgeweld), jeugd (jeugdoverlast), de overlast op de kruising Koningstraat-Koningdwarsstraat en wijkveiligheid. De matrix staat echter ook in zekere zin los van de gemeentelijke prioriteiten: de maatregelen die worden beschreven onder de prioriteiten in het beleidskader zijn niet een-op-een overgenomen in de matrix.
In het ambtelijk wederhoor wordt daarnaast verwezen naar een Leelbaarheidsonderzoek Stadshart uit 2009.
2
16
cii.5 R E G I O P L A N
Bevindingen Dit hoofdstuk beschrijft het beleidskader voor sociale veiligheid in Den Helder. Voor de kwaliteit van het beleid zijn normen opgesteld voor de opzet en samenhang van het beleid. De belangrijkste bevindingen ten aanzien van deze normen zijn: • Een meerjarenvisie, die de grote lijnen en ambities van het beleid weergeeft, een empirische analyse van de lokale situatie als basis voor het beleid en een strategische doelstelling ontbreken zowel in het LIVP 20062009 als in de nieuwe beleidsperiode. Wat de analyse betreft, geldt dat betrokkenen zeggen dat die voor de nieuwe beleidsperiode is uitgevoerd, maar dat deze voor de onderzoekers - en ook voor de gemeenteraad niet inzichtelijk is. Ook ontberen beide beleidskaders meetbare tactische en operationele doelstellingen, iets waarvan ook de VNG reeds constateerde dat dit de sturing op effectiviteit belemmert. •
Het beleid ziet er op papier integraal uit; de projecten waaruit het LIVP 2006-2009 is opgedeeld vertonen samenhang, beslaan meerdere beleidsvelden en betreffen zowei preventie als repressie. Ook in het LIVP 2011-2014 is duidelijk naar samenhang tussen deze aspecten gestreefd. In de praktijk is het beleid echter veel minder integraal. In de afgesloten beleidsperiode was de afstemming tussen de betrokken afdelingen matig en ook nu wordt deze nog gekwalificeerd als een 'leerproces'.
•
Doordat een duidelijke veiligheidsanalyse ontbreekt, is niet na te gaan of het beleid alle terreinen omvat waarop beleid noodzakelijk is. Bij het nieuwe LIVP lijkt dit ondervangen te zijn doordat de gemeente enerzijds de eigen prioriteiten benoemt en de inspanningen die daarvoor worden gepleegd en anderzijds de thema's en activiteiten benoemt waar de gemeente samen met de politie en het OM op inzet. Met name van de prioriteiten van de politie is aannemelijk dat deze gebaseerd zijn op een grondige, periodieke analyse van de objectieve veiligheidssituatie.
•
Het beleidskader is vastgesteld door de gemeenteraad.
•
Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden op bestuurlijk, ambtelijk en uitvoerend niveau zijn duidelijk beschreven, maar blijken in de praktijk anders te liggen dan op papier is vastgelegd. In het beleid is expliciet aangegeven welke ketenpartners op welke wijze bij de opzet, organisatie en uitvoering van het integrale veiligheidsbeleid zijn betrokken.
Het ontbreken van een nulmeting is een manco voor het beleid; doordat gegevens over de nulsituatie in 2006 ontbreken, is het voor de gemeente niet mogelijk geweest om meetbare doelstellingen te formuleren. Daardoor is sturing op effecten evenmin mogelijk en kan achteraf niet worden nagegaan of het beleid effectief is geweest. Ondanks opmerkingen hierover in de VNGbenchmark Sturen op Veiligheid kent het nieuwe LIVP hetzelfde manco. Dat betekent dat de gemeente blijft sturen op prestaties en inspanningen (in plaats 17
r ! Ö REGIOPLAN
van outcome) en op ad-hocgebeurtenissen en ontwikkelingen. Een grote lijn, uitgestippeld voor de langere termijn, ontbreekt. Hoe het college informatie over ontwikkelingen op het gebied van de sociale veiligheid benut, blijft onduidelijk omdat hierover alleen mondelinge informatie is gegeven. De raad heeft besloten over de uitgangspunten voor het beleid en de visie en heeft doelstellingen vastgesteld. Dat gebeurde onder de toezegging dat een verdere uitwerking nog aan de raad zou worden voorgelegd. Dat is echter niet integraal en niet voor alle in het LIVP 2006-2009 opgenomen projecten gebeurd. Besluitvorming over de verdere invulling van het beleid lijkt vooralsnog met name op operationeel niveau te hebben plaatsgevonden. Meer daarover wordt geschreven in de volgende hoofdstukken. De informatie die de raad ontvangt bevat nauwelijks informatie over de effecten van het beleid, vooral over de resultaten (output) daarvan. Aangezien een nulmeting ontbreekt, is het ook niet mogelijk te rapporteren over effecten. De ontvangen informatie heeft de raad in de periode 2006-2009 daarom niet goed in staat gesteld invulling te geven aan haar controlerende taak.
18
c53 REGIOPLAN
3
CRIMINALITEIT
In dit hoofdstuk wordt het beleid van de gemeente Den Helder en de uitvoering daarvan op het gebied van criminaliteit beschreven en naast de veiligheidstrends op dit gebied geplaatst. Het hoofdstuk sluit af met een aantal bevindingen ten aanzien van deze aspecten.
3.1
Trends in criminaliteit Onder criminaliteit wordt in dit onderzoek verstaan; geweldsmisdrijven, diefstallen en vernieling. De cijfermatige ontwikkeling van de criminaliteit in Den Helder op deze terreinen is weergegeven in tabel 3.1. De periode is verlengd tot en met 2010 om meer inzicht te krijgen in de trends. De tabel is gebaseerd op de registratie van incidenten door de politie met betrekking tot delicten die verband houden met de veiligheid in de openbare ruimte. De cijfers betreffen geen aangiften. Bijlage 3 bevat een overzicht van de gebruikte delictcodes voor het in kaart brengen van deze trends.
Tabel 3.1
Ontwikkeling criminaliteit Den Helder 2006-2010 2006 2007 2008 2009 2010
2010 ten opzichte van 2006 +21% -25% -42% -49%
Geweldsdelicten 916 979 827 1125 1110 Diefstallen 3086 2869 2640 2499 2310 Vernielingen 1493 1557 1139 873 1390 Drugsdelicten 111 102 100 57 109 Bron: politieregistratie (BPS en vanaf 2009 BVH). Geweldsdelicten: openlijke geweldpleging, bedreiging, mishandeling, straatroof en overvallen Diefstalten: woning, auto, winkeldiefstal, zakkenrollerij en overig. Vernielingen: auto, openbare gebouwen, openbaar vervoer en overig. Drugsdelicten: het bezit van, de handel in en het vervaardigen van soft- en harddrugs. 1
De tabel laat over de periode 2006 tot en met 2010 een stijging van het aantal geweldsdelicten zien. Deze stijging wordt met name veroorzaakt door een flinke toename van het aantal mishandelingen. Interessant is dat de ontwikkeling in het aantal aangiften van mishandeling in de afgelopen vier jaar juist een dalende trend laat zien in Den Helder. 2
Moord/doodslag is niet opgenomen in het begrip geweldsdelicten, omdat de overgang naar een nieuw politieregistratiesysteem heeft geleid tot een breuk in de registratie (moord is niet meer te onderscheiden van poging tot moord). Het aantal incidenten met betrekking tot moord/doordslag is in Den Helder echter marginaal (ongeveer 1 per jaar). 1
Daar waar in de tekst verwezen wordt naar de ontwikkeling van het aantal aangiften, is dat gebaseerd op een overzicht van de jaren 2007 tot en met 2010 van de politie Den Heider. 7
19
REGIOPLAN
De politie heeft geen eenduidige verklaring voor dit verschil, maar stuurt zelf op het aantal aangiften. Het aantal incidenten van bedreiging, straatroof en overvallen, ook onderdeel van deze categorie, laat een daling zien. Dit is wel in overeenstemming met de ontwikkeling in het aantal aangiften van deze misdrijven in de laatste jaren. 3
Verder laat tabel 3.1 een daling zien van het aantal diefstallen, vernielingen en drugsdelicten. Bij vernieling betreft het een afname over de hele linie. De afname van diefstal wordt met name veroorzaakt door een afname van het aantal woninginbraken en diefstal uit/van auto's. Ook dit is in grote lijnen in overeenstemming met de ontwikkeling van het aantal aangiften. De afname van het aantal drugsdelicten betreft voornamelijk de handel in en het vervaardigen van harddrugs en is met name in 2010 op gang gekomen. Hierover merkt de politie op dat het grillige verloop van de trend te maken kan hebben met de aandacht die de politie aan deze delicten kan besteden. De trend wijst daarom niet per definitie op een afname van het daadwerkelijke aantal drugsdelicten. Concluderend kan worden gesteld dat in Den Helder de laatste jaren in ieder geval een dalende trend is te zien op het gebied van diefstallen en vernielingen en voor het merendeel van de geweldsdelicten. De trend op het gebied van mishandeling en drugsdelicten is moeilijk te interpreteren. Tabel 3.2 biedt inzicht in de landelijke ontwikkelingen op het gebied van criminaliteit. Het betreft de ontwikkeling in de geregistreerde criminaliteit, dat wil zeggen misdrijven waarvan proces-verbaal van aangifte is opgemaakt.
Tabel 3.2
Ontwikkeling geregistreerde criminaliteit landelijk 2006-2009 2006 2007 2008 2009 2009 ten opzichte van 2006 Geweldsdelicten* 91.746 95.979 96.035 96.535 +5% Diefstallen 524.729 526.552 530.196 527.681 +1% Vernielingen 208.479 209.052 200.402 175.128 -8% Drugsmisdrijven 19.769 19.465 18.672 18.188 -8% Bron: N E. de Heer-de Lange en S N. Kalidien (red.) (2010). Criminaliteit en rechtshandhaving 2009. Den Haag: WODC en CBS. *Dit is exclusief openlijke geweldpleging, wat niet afzonderlijk wordt gerapporteerd in de genoemde bron.
Doordat andere gegevens zijn gebruikt dan voor de weergave van de trends in Den Helder (incidenten versus aangiften) zijn de lokale en landelijke trends niet helemaal vergelijkbaar. Ze geven beide echter een reële ontwikkeling in de criminaliteit weer. Die ontwikkeling is voor Den Helder op het gebied van diefstal en vernieling positiever dan landelijk. De trend op het gebied van
De cijfers ten aanzien van incidenten en aangiften kunnen uit eikaar lopen. Incidenten betreffen de misdrijven/incidenten die de politie tijdens haar werkzaamheden opmerkt; bij aangiften gaat het om burgers die aangifte van een misdrijf doen. Beide cijfers zijn onderhevig aan andere invloeden, incidenten bijvoorbeeld aan de prioriteiten die de politie stelt, aangiften aan de aangiftebereidheid onder burgers. 3
20
c£Cn R E G I O P L A N
geweldsdelicten is in Den Helder negatief ten opzichte van de landelijke trend; wanneer mishandeling uit de trend wordt gelaten, is echter sprake van een positiever beeld. De ontwikkelingen in Den Helder op het gebied van drugscriminaliteit zijn niet goed vergelijkbaar door de onzekerheid over wat deze trend precies betekent (zie boven).
Beleid ter bestrijding van de criminaliteit De gemeente Den Helder streefde op het gebied van criminaliteit naar minder misdrijven en overtredingen in de openbare ruimte. Ook nam de gemeente zich in de periode 2006-2009 voor om stringenter in de openbare ruimte te handhaven. Tabel 3.3 biedt een overzicht van de projecten/thema's uit het LIVP 2006-2009 die beoogden (mede) aan het bereiken van deze doelstellingen bij te dragen, de doelstellingen daarvan (voor zover deze gericht zijn op criminaliteit) en de maatregelen die in dat kader werden beoogd.
Tabel 3.3
Overzicht projecten/thema's, doelstellingen en maatregelen voor doeibereik op het gebied van criminaliteit Project/thema Doelstelling Maatregelen Actief aanbieden van Nazorg aan exRealiseren sluitende aanpak bij gedetineerden maatschappelijke re-integratie nazorg aan veelplegers. van (ex-)gedetineerden. Verbetering naleefgedrag van Programmatisch Projectmatig en structureel bouwwerken waarvoor handhaven toezicht. gebruiksvergunning is vereist, coffeeshops, prostitutiebedrijven en horeca-inrichtingen. Voorkomen en bestrijden van Integrale Samenwerken met politie, illegale bordeel activiteiten en handhaving justitie, GGD en Belastingprostitutiebedrijven mensenhandel. Naleving regels dienst volgens integraal door bordeelhouders bevorderen. handhavingsprotocol. Handhaven AHÖJ-G-criteria en Strikte handhaving AHOJHerijking beleid bestrijden drugscriminaliteit. G-criteria; aanpak t.a.v. cannabis en thuisteelt, verkoop uit coffeeshops woningen en criminele handel. Keurmerk Veilig Keizerstraat/Beatrixstraat: Pakket van maatregelen, Ondernemen afname winkeldiefstallen met o.a. gericht op toezicht en (KVO) 20% t.o.v. 2006; grotere diefstalpreventie. aangiftebereidheid bij winkeliers. Terugdringen criminaliteit zoals Keurmerk Veilig KVW promoten bij woninginbraken, autocriminaliteit Wonen (KVW) bewoners. Nieuwbouw en en vandalisme. renovatieprojecten moeten voldoen aan KVW. 4
AHOJ-G-criteria zijn gedoogcriteria om te handhaven of niet. Ze staan voor: geen affichering, geen harddrugs, geen overlast, geen verkoop aan jeugdigen onder de achttien jaar en transacties kleiner dan vijf gram. 4
21
r£ö> R E G I O P L A N
Vervolg tabel 3.3 Project/thema Veiligheidshuis
Antillianenbeleid
Veilig Uitgaan
Uitwerking
Overzicht projecten/thema's, doelstellingen en maatregelen voor doeibereik op het gebied van criminaliteit Doelstelling Maatregelen Verhogen efficiëntie en Samenwerking op effectiviteit overlast- en casus niveau tussen criminaliteitsbestrijding; het gemeente, politie, OM, geven van een vroegtijdige, reclassering en andere snelle, consequente, gerichte, partijen in zorg- en samenhangende en gelijktijdige veiligheidsketen. reactie op zorgsignalen en/of strafbaar en risicogedrag. Verminderen oververtegenInzet op preventie, curatie woordiging Antilliaanse jongeren en repressie. Vanaf 2008 tussen 12-25 jaar t.o.v. de totale via RiscAnt in leeftijdsgroep in de criminaliteitsVeiligheidshuis. cijfers 2005-2008 met 30%. Verbeteren algehele veiligheid in Uitvoering uitgaanscentrum, waaronder horecaconvenant. minder vernielingen en geweldplegingen en beter naleefgedrag horecaondernemingen.
Het beleid ten aanzien van de bestrijding van de criminaliteit is uitgewerkt in nota's op de diverse deelterreinen van het LIVP. De belangrijkste nota's zijn het programmatisch handhavingsbeleid 2006-2009 (gebaseerd op een risicoanalyse), Ban yuda otro (Antillianenbeleid), jaarplannen van het Veiligheidshuis, de nota Herijking lokaal softdrugsbeleid en convenanten op het gebied van de aanpak van hennepkwekerijen, veilig uitgaan, prostitutiebedrijven en veilig ondernemen. Bovengenoemde doelstellingen en maatregelen zijn gebaseerd op deze nota's en het LIVP 2006-2009.
3.3
Uitvoering
3.3.1
Nazorg aan ex-gedetineerden Het Veiligheidshuis speelt een centrale rol bij de nazorg. Twee reclasseringsmedewerkers zijn daar gestationeerd en voeren de nazorg uit. De nazorg houdt in dat zowel jongeren als volwassen ex-gedetineerden een traject op maat krijgen dat afhankelijk van de behoefte bestaat uit een screening, diagnose en advies, bemiddeling individuele begeleiding en/of gedragsinterventies door Reclassering Nederland. Indien nodig wordt toegeleid naar de gemeente (voor een identiteitsbewijs, uitkering, schuldhulpverlening), naar woonruimte en/of naar reguliere hulpverlening. De nazorg is vrijwillig. De nazorg had in het begin met praktische knelpunten te maken. Die hingen vooral samen met het regelen van uitkeringen en woonruimte; de samenwerking met de gemeente en woningcorporaties liep op deze terreinen niet vlekkeloos. In 2010 is hier verbetering in opgetreden. 22
riDn
REGIOPLAN
Het streven is jaarlijks ongeveer 120 ex-gedetineerden nazorg te bieden. In het opstartjaar 2009 zijn 85 nazorgtrajecten gestart. Meerjarige gegevens over recidive waren op het moment van onderzoek nog niet beschikbaar. 3.3.2
Handhaving Op het gebied van handhaving zijn drie specifieke projecten/activiteiten benoemd: • programmatisch handhaven; • •
handhaving op het naleefgedrag van coffeeshops; handhaving op het naleefgedrag van prostitutiebedrijven.
Programmatisch handhaven is een handhavingsconcept waarbij de inzet van toezicht en handhaving wordt gebaseerd op een inventarisatie van risico's, in de nota Meer dan handhaving. Programmatisch handhavingsbeleid 2006-2009 uit begin 2006 heeft de gemeente op basis van een dergelijke risicoinventarisatie prioriteiten voor het handhavingsbeleid benoemd. In het kader van de sociale veiligheid is het relevant dat handhaving op de horeca in de binnenstad en op coffeeshops deel uitmaakt van deze prioriteiten. Dat betekent dat voor deze categorieën meetbare doelstellingen voor de handhaving zijn opgesteld. Dit betreft voor de horeca het naleven van de geluidsvoorschriften (80% bij de eerste controle, 90% bij de tweede controle) en het niet verstrekken van alcohol aan jongeren onder de zestien jaar (90% bij de eerste controle, 95% bij de tweede controle). Het toezicht op coffeeshops richt zich op het alleen verstrekken van softdrugs aan volwassenen met een maximum van vijf gram per transactie, het niet verstrekken van hard drugs, niet veroorzaken van overlast (geluidhinder, vervuiling) en het niet maken van reclame. In de jaarrekening van 2008 constateerde het college dat de doelstellingen voor de geprioriteerde handhavingsthema's waren behaald. Daarbij dient echter te worden aangetekend dat in de horeca minder controles werden uitgevoerd dan beoogd (in 2008 11 in plaats van 30 controles). Coffeeshops werden in de periode 2006-2009 minstens vier keer per jaar gecontroleerd. Daarnaast controleerden de handhavers openbare ruimte wekelijks op het naleven van de openingstijden. De controles leidden tot drie waarschuwingen en twee sluitingsbevelen. Één coffeeshop is in 2009 definitief gesloten. 5
De handhaving op prostitutie en bordelen heeft in de nota Meer (dan) handhaving een lage prioriteit gekregen. Het maakt als project echter deel uit van het LIVP en in 2006 is een convenant ondertekend door de gemeente, de politie, het OM (mensenhandel) en de GGD (hygiëne). Het doel van de samenwerking is het voorkomen en bestrijden van illegale prostitutie en mensenhandel en het toezien op naleving van de geldende regelgeving voor prostitutiebedrijven. De samenwerking houdt in dat de betrokken partijen hun activiteiten op elkaar afstemmen en dat zij waar mogelijk informatie De bronnen spreken elkaar hier tegen. In de evaluatie van het LIVP 2006-2009 is sprake van minstens zes keer per jaar, maar in de jaarrekeningen van 2008 en 2009 is sprake van vier controles per jaar. 5
23
c53 REGIOPLAN
uitwisselen. Den Helder heeft op dit moment nog twee bordelen. Beide voldoen aan de richtlijnen. De cijfers over mensenhandel in Den Helder fluctueren tussen de drie en zeven incidenten per jaar. 3.3.3
Bestrijden drugscriminaliteit De herijking van het cannabisbeleid van de gemeente, zoals opgenomen in het LIVP 2006-2009, richt zich enerzijds op de handhaving in coffeeshops (zie boven), anderzijds op het bestrijden van de drugscriminaliteit. Het betreft dan de aanpak van thuisteelt van cannabis en van straathandel in drugs. Om te komen tot een integrale aanpak van de thuisteelt van cannabis is op 1 oktober 2009 het Convenant Integrale aanpak van hennepkwekerijen in werking getreden. Het convenant is ondertekend door alle gemeenten in de regio Noord-Holland Noord, het OM, de regiopolitie, de Sociale Recherche, woningbouwcorporaties, Liander, de Belastingdienst, het UWV en het waterleidingbedrijf. Het convenant bevat afspraken over de samenwerking tussen deze partijen en over de toe te passen sancties. De politie probeert ook de criminelen achter de kwekerijen aan te pakken, bijvoorbeeld door middel van beslaglegging. Op vermindering van de drugshandel is ingezet door middel van observatie door de politie op de hoek van de Koningstraat/Koningdwarsstraat. Tussen 2006 en 2010 zien we in Den Helder als geheel een stabiel beeld van de drugscriminaliteit, met een scherpe daling van het aantal incidenten in 2010. Het valt op dat de daling incidenten met harddrugs betreft en dat de handel in en het vervaardigen van softdrugs een aanta! jaren een stijging hebben laten zien. Eerder is echter al aangegeven dat het moeilijk is conclusies op deze cijfers te baseren omdat de aandacht van de politie voor dit thema fluctueert.
3.3.4
Keurmerk Veilig Ondernemen Het realiseren van het Keurmerk Veilig Ondernemen richtte zich aanvankelijk op het winkelgebied in de Keizerstraat en de Beatrixstraat. Het Keurmerk is inmiddels uitgebreid naar het hele Centrum-winkelgebied. Inmiddels is door het Hoofd Bedrijfschap Detailhandel (HBD) de tweede ster aan het project in Den Helder toegekend, hetgeen laat zien dat de samenwerking tussen de gemeente, de politie, de brandweer en ondernemers een structureel karakter heeft gekregen. In het kader van het verminderen van criminaliteit is met name de inzet op de vermindering van het aantal winkeldiefstallen en overvallen relevant. In diverse winkels en in de binnenstad is cameratoezicht ingesteld en het betalen met pin wordt bevorderd. Het aantal winkeldiefstallen lag in 2009 twaalf procent lager dan in 2006. De doelstelling is daarmee niet gehaald. Daarbij dient te worden opgemerkt dat het stimuleren van de aangiftebereidheid van winkeliers onderdeel van het 5
Evaluatie LIVP 2006-2009. 24
c5i
REGIOPLAN
project is. Het is daarom mogelijk dat van meer diefstallen aangifte wordt gedaan, en de ontwikkeling daarom in werkelijkheid positiever is dan uit dit cijfer biijkt. Het aantal overvallen in het Centrum fluctueert sterk. 3.3.5
Keurmerk Veilig Wonen Het Keurmerk Veilig Wonen is sinds 2006 toegekend aan een klein deel van de woningen in Den Helder, met name aan nieuwbouwwoningen. Bewoners van bestaande bouw laten zich nauwelijks verleiden tot het beveiligen van hun woning volgens het keurmerk, zo stelt de gemeente in de evaluatie van het LIVP 2006-2009. De inrichting of herinrichting van de openbare ruimte vindt standaard volgens het keurmerk plaats. In 2009 bedroeg het aantal woninginbraken de helft van het aantal inbraken in 2006. De doelstelling is daarmee gerealiseerd zonder dat groot gevolg aan het project is gegeven. Het is waarschijnlijk dat de daling van het aantal woninginbraken eerder een gevolg is van de inzet die de politie op dit thema pleegt, dan van het Keurmerk.
3.3.6
Het Veiligheidshuis Een belangrijke rol in het terugdringen van de criminaliteit is weggelegd voor het Veiligheidshuis. In het Veiligheidshuis werken de volgende partijen samen: • gemeente (regie ketenaanpak); • Openbaar Ministerie (regie strafrechtelijke aanpak); • Raad voor de Kinderbescherming; • Bureau Jeugdzorg (jeugdreclassering); • Politie Noord-Hoiiand Noord; • andere ketenpartners: MEE, Hait, Stichting Parian, Stichting De Wering, Slachtofferhulp, Woningstichting Den Helder, Woontij, GGZ, Palier (voorheen Brijder), Reclassering Nederland. Het Veiligheidshuis voert taken uit op het gebied van veelplegers, jeugd, nazorg aan ex-gedetineerden, huiselijk geweld en Antillianenproblematiek. Daarnaast geeft het uitvoering aan de aanpak van verslavingsgerelateerde overlast (GAVO) en de nazorg aan ex-gedetineerden. Tot slot kent het Veiligheidshuis een Risicojongerenoverleg: een overleg waarin afglijdende jeugd besproken wordt door de partners en waarin deze jongeren ook worden gemonitord. De samenwerking in het Veiligheidshuis is een proces dat zich steeds verder ontwikkelt. De betrokken partijen geven aan dat zij meerwaarde zien in de informatie-uitwisseling tijdens de casusoverleggen en de korte lijnen doordat medewerkers van de verschillende organisaties ook fysiek met elkaar samenwerken. Praktische knelpunten rondom de terugkeer in de samenleving van ex-gedetineerden, identificatiebewijzen, uitkeringen en woonruimte, worden bijvoorbeeld in onderling overleg tussen de reclassering, de gemeente en woningcorporaties steeds voortvarender opgelost. Verschillende partijen hebben echter ook aangegeven dat het snel oppakken van casussen (niet 25
cli
REGIOPLAN
wachten op het volgende casusoverleg) en het doorzetten van casussen, na het casusoverleg, naar een daadkrachtige ketenaanpak nog aandachtspunten zijn. Een recente landelijke evaluatie van Veiligheidshuizen door de Universiteit van Tilburg noemt Den Helder een voorbeeld van een stabiel en goed functionerend Veiiigheidshuis, behorend tot de tien meest effectieve Veiligheidshuizen van Nederland. Op de meeste terreinen constateert de evaluatie een stevige, meetbare reductie van criminaliteit en recidive. 7
3.3.7
Antillianenbeleid Het Antillianenbeleid is neergelegd in verschillende nota's. In 2006-2008 gold de nota Ban Yuda Otro. Uitgaande van de relatieve achterstandssituatie van de Antilliaanse bevolkingsgroep werd specifiek beleid geformuleerd voor deze groep. De maatregelen betroffen preventie (met name gericht op het voorkomen van criminaliteit, schooluitval en werkloosheid), curatie (het aanpakken van onderliggende problemen op deze terreinen) en repressie (handhaving/straffen van overtredingen op deze terreinen). Bureau Jeugdzorg, weizijnsinstellingen, de GGZ, de politie, het OM en de gemeente waren betrokken bij de uitvoering. Daarnaast stond het beleid in de periode 2005-2008 in het teken van het Bestuurlijk Arrangement Antilliaanse risicojongeren. Dit was een overeenkomst tussen gemeenten met een relatief grote Antilliaanse populatie en het Rijk. De doelstellingen die in tabel 3.3 worden genoemd, zijn afkomstig uit deze overeenkomst. De oververtegenwoordiging van Antilliaanse jongeren in de criminaliteitscijfers is in de periode 2005-2008 met negen procent afgenomen. Hoewel dit een positieve ontwikkeling is, is de doelstelling hiermee niet gerealiseerd. 8
Na 2008 is meer focus komen te liggen op de zogenaamde 'Risico-Antillianen'. Dit was de eerste groep waar het Veiligheidshuis zich mee bezighield. In het zogenaamde 'RiskAnt-project' werken de gemeente, politie, justitie, Reclassering Nederland, Brijder Versiavingsreclassering en Bureau Jeugdzorg samen. Het doel van het project is tweeledig: •
het verminderen van overlast voor de burgers, veroorzaakt door meerderjarige Antillianen, door een geïntegreerde aanpak op het voorkomen van recidive en een toegesneden hulpverlenings- of sanctietraject;
•
het voorkomen van het afglijden naar criminaliteit door vroegtijdige signalering en toeleiding naar zorg/hulpverlening.
7
Universiteit van Tilburg (2010). De effectiviteit van Veiligheidshuizen.
Onderzoekssamenvatting en Aanbevelingen Veiligheidshuis Den Helder. Tilburg: IVA
Beleidsonderzoek en Advies.
Evaluatie Bestuurlijke Arrangementen Antiliianengemeenten 2005-2008 (Risbo, 2010) p. 55.
8
26
rüi
REGIOPLAN
Er wordt een lijst van meer- en veeiplegende Risico-Antillianen bijgehouden. Het project is erop gericht hen de kans te geven om hun leven op de rit te zetten met ondersteuning vanuit het Veiligheidshuis. Jaarlijks krijgen maximaal 25 personen een hulpverlenings- en/of sanctietraject aangeboden, gericht op het voorkomen van recidive. In 2009 stonden achttien personen op de RiscAnt-lijst. Voor de periode 2010-2013 is nog eenmaal specifiek beleid voor de Antilliaanse bevolkingsgroep in Den Helder vastgesteld. Op het gebied van de oververtegenwoordiging in de criminaliteitscijfers is het beleid erop gericht om de aanpak in het Veiligheidshuis te verankeren. Ook dit gebeurt weer in samenwerking met het Rijk. 3.3.8
Veilig Uitgaan Samen met de politie, het OM en de horecaondernemers voert de gemeente het Convenant Veilig Uitgaan uit. In dit convenant hebben deze partijen zich gecommitteerd aan een specifieke inzet. De belangrijkste taken zijn: • voor de gemeente: het nemen van maatregelen in de fysieke omgeving (schoon, heel en veilig) en van maatregelen in het kader van vergunningverlening en handhaving; •
voor de politie: toezicht (het Horeca Interventie Team - HIT), zichtbaarheid en aanwezigheid, handhaving; • voor het OM: strafvervolging; • voorde horecaondernemers: toelatingsbeleid, portiersregeling, toegangsontzeggingen, medewerking verlenen aan gebiedsontzeggingen, naleving regelgeving, bevorderen verantwoord alcoholgebruik, inschakelen pofitie waar nodig. De afspraken uit het convenant worden nagekomen. In de praktijk wordt de inzet van het Horeca Interventie Team (HIT) van de politie gecombineerd met door de ondernemers ingehuurde particuliere beveiliging, cameratoezicht en een noodknopvoorziening in de horecagelegenheden. Eind 2009 waren 124 toegangsontzeggingen door ondernemers van kracht en in dat jaar legde de politie 69 verb lijfsontzeggingen op. Elk jaar legt de burgemeester een paar gebiedsontzeggingen op. De gemeente heeft daarnaast voorzieningen in de openbare ruimte getroffen om de uitstraling van het gebied te verbeteren. De gemeente kan de naleving van de (convenant)afspraken die zijn opgenomen in de horecavergunningen en de Algemene Plaatselijke Verordening door middel van controle en handhaving afdwingen. Het aantal geweldsdelicten, vernielingen en drugsdelicten kan worden gebruikt als indicator van (mede) aan uitgaan gerelateerde criminaliteit. Uit de pofitiecijfers blijkt dat het aantal geweldsdelicten in het centrum van Den Helder als geheel tussen 2006 en 2010 stabiel is gebleven. Het aantal drugsdelicten fluctueert sterk per jaar, maar lijkt na 2006 te dalen. Het aantal vernielingen/uitingen van vandalisme is tussen 2006 en 2010 met ongeveer twintig procent afgenomen.
27
c i i
3.3.9
REGIOPLAN
Samenwerking Bij de aanpak van de criminaliteit in Den Helder zijn de belangrijkste partners van de gemeente de politie en het OM. Daarnaast zijn ondernemers en bewoners belangrijke partijen. De gemeente, de politie en het OM stemmen hun activiteiten op bestuurlijk niveau af in de Driehoek. Op operationeel niveau stemmen deze partijen af in projectoverieggen, wijkcoördinatieteams en - op casusniveau - in het Veiligheidshuis. Ten aanzien van de samenwerking zijn in de interviews de volgende opmerkingen gemaakt: •
Het lukt goed om de prioriteiten van de gemeente, het OM en de politie in de Driehoek op elkaar af te stemmen. De gemeente neemt daarbij steeds meer de regie en kijkt niet alleen naar wat de politie en het OM kunnen doen, maar ook naar de eigen benodigde inspanningen. o De samenwerking rondom veilig ondernemen in het centrum heeft tot korte lijnen geleid tussen de ondernemers, de politie en de gemeente. Problemen kunnen daardoor vaak op korte termijn worden aangepakt en ondernemers tonen een grotere bereidheid om aangifte te doen van diefstal en preventieve veiligheidsmaatregelen te nemen.
3.4
•
Horecaondernemers vragen zich af of de politie de toegezegde capaciteit voor het HIT waarmaakt. De indruk bestaat dat incidenten elders in de stad/regio kunnen leiden tot een verminderde inzet van de politie in het uitgaansgebied. De politie wijst erop dat niet duidelijk is of horecaondernemers zich houden aan het voornemen niet meer te schenken aan overduidelijk dronken personen. Dat roept de vraag op of de afspraken uit het Convenant Veilig Uitgaan consequent worden gemonitord en gehandhaafd. Over de samenwerking tussen de door ondernemers ingehuurde particuliere beveiliging en het HIT zijn partijen echter tevreden. Dat geldt ook voor de inzet van de gemeente, die na een wat trage start vaart maakt met het uitvoeren van maatregelen om de uitstraling van het uitgaansgebied te verbeteren. Wel zou de gemeente beter kunnen controleren en handhaven op de illegale verkoop van drank door snackbars/shoarmatenten, die volgens de horecaondernemers tot overlast op straat leidt.
•
Over de Antillianenproblematiek merken verschillende respondenten op dat de gemeente vooral over deze groep praat en besluit in plaats van met de groep, hetgeen effectiever zou kunnen zijn.
Bevindingen Dit hoofdstuk beschrijft de ontwikkeling van criminaliteit in Den Helder in de periode 2006-2010 en het beleid dat de gemeente gevoerd heeft om die ontwikkeling in positieve zin te beïnvloeden. Voor de uitvoering en de doeltreffendheid van het beleid geldt een aantal normen waaraan de praktijk in Den Helder op deze plaats wordt getoetst. Dat leidt tot de volgende bevindingen: •
28
Slechts voor een deel van de projecten/thema's zijn meetbare indicatoren benoemd voor het doelbereik. Het betreft programmatisch handhaven, de
c^ii REGIOPLAN
Keurmerken Veilig Ondernemen en Veilig Wonen en het Antillianenbeleid. De aanpak zeif is in de afzonderlijke beleidsdocumenten goed beschreven. Duidelijk is welke activiteiten moeten bijdragen aan het gestelde doel en welke partijen verantwoordelijk zijn voor welke taken. Een (causale) relatie tussen doelen en middelen is in de opzet van het beleid veelal aannemelijk. Doelstellingen, inzet en de koppeling tussen instrumenten en doelrealisatie zijn niet opgenomen in jaarlijkse uitvoeringsprogramma's. Ze zijn deels opgenomen in de program ma beg roting en en jaarrekeningen, maar dat is niet volledig en zeer beknopt. De voortgang van de uitvoering is daarom niet inzichtelijk. Het is niet altijd inzichtelijk of instrumenten en middelen optimaal worden benut. Bij het programmatisch handhaven is dat we! het geval, omdat de meeste handhavingscapaciteit herleidbaar wordt ingezet daar waar de grootste risico's bestaan. Hetzelfde geldt voor het Keurmerk Veilig Ondernemen, dat is gebaseerd op een landelijke, goed doordachte aanpak en ook tot uitvoering is gekomen. Ook het oordeel over het Veiligheidshuis is positief. Bij het bestrijden van d rug scrim i na liteit, het Antillianenbeleid en Veilig Uitgaan is echter minder duidelijk of de beschikbare instrumenten en middelen ook zo ingezet worden, dat ze naar verwachting het meest effectief zijn. Dat heeft met name te maken met het feit dat de verantwoordingsinformatie over deze projecten/thema's beperkt is. Instrumenten en middelen worden niet altijd ingezet zoals beoogd, en hetzelfde geldt voor de uitvoering van de werkzaamheden die zijn toebedeeld aan de betrokken partijen. Het bereik van het Keurmerk Veilig Wonen is zeer beperkt en handhaving vindt met een lagere frequentie plaats dan voorgenomen. In het Veiligheidshuis verloopt de samenwerking - ondanks de positieve evaluatie - nog niet geheel zoals gewenst. Ook hier geldt bij het bestrijden van drugscriminaliteit, het Antillianenbeleid en Veilig Uitgaan dat deze norm moeilijk beoordeeld kan worden vanwege het ontbreken van verantwoordingsinformatie. De informatie met betrekking tot de doeltreffendheid van het beleid is beperkt. De veiligheidstrend op het gebied van criminaliteit laat een ontwikkeling zien die in landelijk perspectief voorzichtig positief genoemd kan worden. Het is echter onduidelijk of het beleid van de gemeente hieraan heeft bijgedragen. Op het terrein van woninginbraken en veilig ondernemen is aannemelijk dat de politie-inzet minstens zo belangrijk is geweest. Het effect van de nazorg aan gedetineerden, de aanpak van Risico-Antillianen en het bestrijden van de drugscriminaliteit is niet duidelijk, maar er zijn op een aantal terreinen wel duidelijke effecten. Het betreft de handhaving (goed naleefgedrag) en het Veiligheidshuis (goede ontwikkelingen op het gebied van criminaliteit en recidive; deze behoort tot de tien meest effectieve Veiligheidshuizen in Nederland). De inzet op Veilig Uitgaan lijkt eveneens positieve effecten te hebben gesorteerd.
29
REGIOPLAN
4
OVERLAST
In dit hoofdstuk wordt het beleid van de gemeente Den Helder en de uitvoering daarvan op het gebied van overlast beschreven en naast de trends op dit gebied geplaatst. Het hoofdstuk sluit af met een aantal bevindingen ten aanzien van deze aspecten.
4.1
Trends in overlast De cijfermatige ontwikkeling van de overlast in Den Helder is weergegeven in tabel 4.1. Ook deze tabel is gebaseerd op de registratie van incidenten door de politie.
Tabel 4.1
Ontwikkeling overlast 2006-2010 2006 2007 2008
1. Drankoverlast 2. Drugsoverlast 3. Geluidsoverlast 4. Overlast jeugd 5. Overlast gestoorde /overspannen personen 6. Overige overlast 7. Aantasting openbare orde Totaal 2 Üm 5 1
2009
2010
229 127 721 665 184
226 87 712 849 152
192 93 669 735 155
37 78 730 736 265
0 53 709 610 238
2010 ten opzichte van 2006 n.v.t. -58% -2% -8% +29%
752 49
653 42
673 43
80 118
2 98
n.v.t. n.v.t.
1697
1800
1652
1809
1610
-5%
De totale overlast is in de periode 2006-2010 afgenomen. Op een aantal afzonderlijke overlastaspecten is de af- of toename echter zo drastisch, dat te verwachten valt dat hier sprake is van een registratie-effect. Het betreft drankoverlast, overige overlast en aantastingen van de openbare orde. De overige weergegeven ontwikkelingen geven een meer betrouwbaar beeld. Daaruit blijkt dat: • •
drugsoverlast in de getoonde periode bijna is gehalveerd; geluidsoverlast stabiel is gebleven;
•
overlast van jeugd in 2010 ten opzichte van 2006 een lichte daling laat zien, maar in de jaren daartussen een stijging;
• overlast van gestoorde/overspannen personen is toegenomen. Samengenomen laten deze trends een relatief stabiel beeld zien. Landelijk bleef in de periode 2006-2008 (waarover cijfers beschikbaar zijn) de 'ernstige overlast' stabiel. Onder deze categorie vallen overlast van dronken ' Het betreft hier meldingen door bewoners en het opmerken door agenten van overlast, veroorzaakt door groepen jongeren op straat. 31
cD~> R E G I O P L A N
mensen op straat, drugsoverlast, overlast van groepen jongeren en lastig gevallen worden op straat. Hoewel de landelijke en lokale trends niet geheel vergelijkbaar zijn, omdat ze niet precies dezelfde vormen van overlast bevatten, lijkt de trend in Den Helder in lijn te zijn met de landelijke trend. 2
4.2
Beleid ter bestrijding van de overlast De gemeente Den Helder streefde op het gebied van overlast naar: •
minder overlast van drugsverslaafden;
•
stringenter handhaven in de openbare ruimte;
•
een zichtbare mentaliteitsverandering in de Helderse samenleving met betrekking tot normen en waarden in het publieke domein.
Tabel 4.2 biedt een overzicht van de projecten/thema's uit het LIVP 2006-2009 die beoogden (mede) aan het bereiken van deze doelstellingen bij te dragen, de doelstellingen daarvan (voor zover deze gericht zijn op overlast) en de maatregelen die in dat kader werden beoogd.
Tabel 4.2
Overzicht projecten/thema's, doelstellingen en maatregelen voor doelbereik op het gebied van criminaliteit Maatregelen Doelstelling Project/thema Aanpak overlast Afname overlast van zwervers Zwervers: aanvankelijk zwervers en en verslaafden in stadscentrum. repressie, later bieden van verslaafden Afname overlast verslaafden alternatieven aan de 2006-2009 met 30% t.o.v. 2005. doelgroep; verslaafden: mix van maatregelen in fysieke ruimte, curatie en toezicht. Veilig Uitgaan Verminderen van de overlast in Convenant Veilig Uitgaan het uitgaansgebied. Vermindering van aan Coffeeshops Handhaving en afspraken coffeeshops gerelateerde met de coffeeshops over plan overlast. van aanpak. Keurmerk Veilig Ëen afname van de overlast van Maatregelen gericht op de bepaalde bezoekersgroepen in sfeer en veiligheid in het Ondernemen het winkelgebied. winkelgebied. Vermindering van de overlast Activering, surveillance en Overlast van (Risico-JAntillianen. handhaving. Anti I lianen Het verbeteren van de Opstellen van Wijkaanpak leefbaarheid in specifieke wijkveiligheidsplannen, wijken. samenwerking met bewoners.
Uitwerking
Het beleid ten aanzien van de bestrijding van overlast is uitgewerkt in beleidsdocumenten op de diverse deelterreinen van het LIVP. De relevante documenten worden in de onderstaande tekst genoemd.
2
Bron: Statline, Centraal Bureau voor de Statistiek.
32
REGIOPLAN
Het beleid heeft betrekking op de eerste twee doelstellingen van de gemeente op het gebied van overlast, zoals aan het begin van deze paragraaf genoemd. Er is geen beleid aangetroffen dat zich richt op de beoogde mentaliteitsverandering uit het derde doel.
4.3
Uitvoering
4.3.1
Aanpak overlast zwervers en verslaafden De overlast van zwervers en verslaafden is met twee aanpakken vormgegeven: •
De Aanpak criminaliteit en overlast verslaafden (GAVO, wat staat voor Geïntegreerde Aanpak Verslavingsproblematiek en Overlast)): in de periode 2007-2009 waren middelen beschikbaar voor jaarlijks tien trajecten voor zeer actieve veelplegers met een chronische verslaving. In deze periode zijn achttien cliënten behandeld, waarvan in 2009 veertig procent nog recidivevrij was en vijf cliënten waren uitgestroomd.
•
Het Plan sociale activering/dagbesteding dak- en thuislozen: Stichting Daken Thuislozen Opvang (SDTO), Brijder Verslavingszorg, Stichting Actief Talent, de GGZ en MEE (ondersteuning aan mensen met een beperking) kregen in 2009 middelen om aanvullend op hun bestaande aanbod extra activiteiten voor overlastgevende dak- en thuislozen en verslaafden te ontplooien. Daarbij moet worden gedacht aan zowel dagbesteding als therapie en ambulante begeleiding en hulp bij het regelen van praktische zaken. In de evaluatie van het LIVP staat dat de overlast van dak- en thuislozen vanaf midden 2008 aanzienlijk is verminderd. Zes leden van de doelgroep zijn in een zorgtraject opgenomen, vier leden waren eind 2009 onder begeleiding van Actief Talent en één persoon verbleef op een zorgboerderij. Achttien verslaafde veelplegers zijn in een traject opgenomen geweest. Veertig procent daarvan was in 2009 recidivevrij.
Hoe het bereik van bovengenoemde aanpak zich tot de totale groep verhoudt, is niet geheel duidelijk. In de interviews hebben verschillende respondenten echter aangegeven dat in het centrum inmiddels minder overlast wordt veroorzaakt door dak- en thuislozen en verslaafden. De meldingen die door de politie geregistreerd worden, bieden onvoldoende aanknopingspunten om na te gaan of deze beleving ook door de cijfers wordt ondersteund. 4.3.2
Veilig Uitgaan De activiteiten die worden ondernomen in het kader van het Convenant Veilig Uitgaan zijn niet alleen gericht op het verminderen van de criminaliteit, maar ook op het verminderen van de overlast in het uitgaansgebied. Het gaat dan met name om het verminderen van overlast van hanggroepen, van openbare dronkenschap en van overlast van horecabezoekers die onderweg van en naar het uitgaansgebied zijn. 33
cXii REGIOPLAN
De maatregelen die onder 'criminaliteit' zijn genoemd, hebben deels (ook) hierop betrekking, met name de aanwezigheid van het HIT en van portiers bij de horecabedrijven. Daarnaast zijn gedragsregels opgehangen in de horecabedrijven en hebben ondernemers toegezegd niet te schenken aan personen die overduidelijk al veel te veel gedronken hebben. Ook zijn de sluitingstijden van de horeca vrijgegeven. Zoals hierboven is aangegeven, is het niet mogelijk conclusies te verbinden aan de weergegeven trend op het gebied van drankoverlast. De geluidsoverlast in dit gebied bleef in de periode 2006-2010 stabiel. Over de ontwikkeling van de overlast van bezoekers die onderweg naar en op de terugweg van het horecagebied zijn, zijn geen gegevens beschikbaar. Uit de interviews blijkt dat de overlast in de beleving van de betrokken partijen (politie, horecaondernemers, OM) langzaam afneemt en de sfeer in het uitgaansgebied verbetert. In de beleving van de horecaondernemers dragen de vrije sluitingstijden daaraan bij. 4.3.3
Coffeeshops Het coffeeshopbeleid van de gemeente Den Helder is niet alleen gericht op een goede naleving van wet- en regelgeving en het tegengaan van drugsgerelateerde criminaliteit, maar ook op het verminderen van de aan coffeeshops gerelateerde overlast. De 'O' van de AHOJ-G-criteria geeft aan dat coffeeshops geen overlast mogen veroorzaken. De gemeente heeft aanvankelijk ingezet op het verminderen van de overlast met toezicht op de vergunning voorwaarden en openingstijden van coffeeshops. Daarnaast stelt de conceptevaluatie van het LIVP 2006-2009 dat in 2009 een opzet is gemaakt met de integrale aanpak van overlast en verloedering in het gebied rond de coffeeshops. Deze aanpak is in de onderzochte periode echter nog niet in uitvoering gebracht. Ook werkt de gemeente aan uitplaatsing van de drie overgebleven coffeeshops naar de periferie van het stadscentrum. De coffeeshops voelen daar vooralsnog echter weinig voor. De Discussienota met betrekking tot coffeeshops van de gemeente (2010) signaleert dat het voorkomen van aan coffeeshops gerelateerde overlast tot op dat moment te veel een zaak van gemeente en politie is geweest en te weinig van de coffeeshops zelf. De coffeeshop houders hebben vervolgens een plan van aanpak ingediend voor het tegengaan van de overlast. Inmiddels, zo blijkt uit het interview met de burgemeester, hebben zij eigen toezichthouders aangesteld, zijn hangplekken verwijderd en is er ook veel toezicht van de politie en gemeentelijke toezichthouders. Uit de aanpak die de nota beschrijft, kan worden afgeleid dat de overlast op dat moment nog niet tot een aanvaardbaar niveau was teruggebracht en dit en volgend jaar zichtbaar zal worden of de nieuwe aanpak werkt. In afwachting daarvan zet de gemeente de uitplaatsing van de coffeeshops vooralsnog niet door.
34
r£G? R E G I O P L A N
4.3.4
Keurmerk Veilig Ondernemen Het Keurmerk Veilig Ondernemen is niet alleen gericht op een vermindering van de criminaliteit, maar ook van de overlast in het winkelgebied. De maatregelen die worden genomen, zijn echter gericht op het tegengaan van criminaliteit en het verbeteren van de uitstraling van het winkelcentrum. Het effect op overlast in het gebied kan dan ook alleen op indirecte wijze gerealiseerd zijn. Uit een enquête onder het winkelend publiek in de binnenstad in 2010 blijkt dat de meeste mensen zich veilig voelen in het gebied. Voor 31 procent van het publiek geldt dat niet of in mindere mate. Onveiligheidsgevoelens worden bij hen met name veroorzaakt door hangjongeren en alcohol- en drugsgebruikers. Uit de politiecijfers blijkt dat de overlast van jeugd in het centrum van Den Helder tussen 2006 en 2010 stabiel is gebleven en de overlast van gestoorde/overspannen personen is toegenomen. De doelstelling met betrekking tot overlast lijkt dan ook niet te zijn gerealiseerd.
4.3.5
Overlast van Antillianen in Nieuw Den Helder Overlast van Antillianen speelde in Nieuw Den Helder met name in de Grebbestraat en Peelstraat. Deze problemen zijn aangepakt door middel van zowel een groepsgerichte als een persoonsgerichte aanpak. De persoonsgerichte aanpak hield individuele begeleiding naar een andere dagbesteding in. Bemiddeling naar scholing en werk bleek voor deze groep echter nauwelijks haalbaar, zo vermeldt de evaluatie van het LIVP 2006-2009. Wel zijn met de groep afspraken gemaakt over het gedrag in de openbare ruimte, waarop door de politie en handhavers handhavend is opgetreden. Zowel de wijkmanager als de politie (die twee Antilliaanse doelgroepcoördinatoren in dienst had) heeft zich met de overlastgevende groep bezig gehouden. Tot 2009 was het voor de wijkmanager moeilijk opereren, omdat de samenwerking met de afdeling W H moeizaam verliep. Daardoor kon de wijkmanager geen toezeggingen aan de groep doen. Daarnaast was er weinig draagvlak om een ontmoetingscentrum voor Antillianen in Nieuw Den Helder te realiseren. Inmiddels is er een Multifunctioneel Centrum gerealiseerd, dat tevens als ontmoetingscentrum dient. De wijkagent, wijkmanager en een opbouwwerker houden de situatie in de gaten en deze is op dit moment volgens hen onder controle. De evaluatie van het LIVP maakt melding van een afname van de overlast in Nieuw Den Helder. De gedaantewisseling die de wijk Nieuw Den Helder in de afgelopen acht jaar heeft doorgemaakt, heeft de effecten die met de gemeentelijke inzet zijn gerealiseerd waarschijnlijk versterkt.
4.3.6
De wijkaanpak Voor de wijkaanpak heeft de gemeente twee wijkmanagers in dienst. In 'hun' wijken coördineren zij de samenwerking tussen betrokken partijen bij de uitvoering van buurtveiligheidsplannen. Andere taken zijn beleidsadvisering 35
r 5 i
REGIOPLAN
over deze gebieden, het functioneren als liaison tussen de bewoners en de gemeente, afstemming met de beleidsadviseur veiligheid en het opstellen van actieplannen voor de wijken. Elke wijk kent een wijkcoördinatieteam waarin maandelijks relevante ontwikkelingen worden besproken door de betrokken partijen. Hierin participeren de gemeente (wijkconciërge, wijkmanager, handhaving), politie en opbouwwerk. In het LIVP 2006-2009 is opgenomen dat wijkveiligheidsplannen zullen worden opgesteld voor de Visbuurt, het Stadscentrum en Nieuw Den Helder. Uiteindelijk is in de periode 2006-2009 alleen voor de Visbuurt een wijkveiligheidsprogramma opgesteld (in 2006). In deze buurt zijn in overleg met bewoners maatregelen genomen die zijn gericht op het verhogen van de veiligheidsgevoelens van bewoners in de wijk en de bestrijding van overlast en vandalisme, naar aanleiding van de vestiging van SDTO en een begeleidwonenproject in de buurt. Een succesfactor in deze buurt was de actieve opstelling van bewoners, die de voortgang goed in de gaten hielden. Een knelpunt was dat afdeling W H van de gemeente er niet altijd in slaagde toegezegde maatregelen in gang te zetten. Om deze reden zijn bijvoorbeeld geen gedragsregels voor de openbare ruimte opgesteld, hetgeen wel de bedoeling was. Figuur 4.1 laat de veiligheidsontwikkelingen in de VisbuurtA/ogeibuurt tussen 2006 en 2010 zien. 3
Figuur 4.1
Veiligheidsontwikkelingen VisbuurtA/ogeibuurt 2006-2010 Aantal incidenten in Visbuurt/Vogelbuurt per jaar
450
— •
-i—
—
"-*™ geweldsdelicten
400 350
•"•••"diefstallen en inbraken
300 250
vernielingen/vandalisme
200 drugsdelicten
150 100
afval
50 0 2006
2007
2008
2009
2010
overlast
De tabel is gebaseerd op de door de politie geregistreerde incidenten. Bij de interpretaties van de gegevens moet daarom rekening gehouden worden met de kanttekeningen die bij de tabellen 3.1 en 4.1 zijn geplaatst. Over het algemeen laat de figuur een positieve ontwikkeling zien. Uitzonderingen zijn het aantal geweldsdelicten en het aantal diefstallen en inbraken. De laatste 3
Deze buurten worden in de politieregistraties samen genomen.
36
rr:p;T R E G I O P L A N
stijging wordt veroorzaakt door een stijging van het aantal winkeldiefstallen in 2009 en 2010. De stijging van het aantal geweldsdelicten wordt veroorzaakt door een stijging van het aantal mishandelingen, iets wat niet in het aantal aangiften terugkomt. Ook in andere wijken en buurten zijn de afgelopen jaren initiatieven genomen om de veiligheid te vergroten en/of overlast te verminderen: • Julianadorp: aanpak van jongerenoverlast, foutparkeren en overlastgevend gedrag van bewoners; •
Stadshart: aanpak van overlast van dak- en thuislozen/verslaafden en hangjongeren;
•
Tuindorp: aanpak van toenemende overlast van een groep jongeren en door toestroom van voormalige bewoners van Nieuw Den Helder. • Nieuw Den Helder: aanpak van overlast van hanggroepen op straat door beter contact tussen politie/wijkmanagers en deze groepen/zelforganisaties. Belangrijk is wel dat één van de twee wijkmanagers constateert dat de wijkaanpak niet beleidsmatig is ingebed. De wijkmanagers zijn niet betrokken bij het opstellen en uitvoeren van het LIVP, noch over 2006-2009, noch over 2011-2014. Eind 2008 sloten de gemeente en Woningstichting Den Helder het convenant 'Wijkaanpak Plus', waarin afspraken zijn gemaakt voor structurele samenwerking tussen deze partijen bij de wijkaanpak bij 'het handhaven en versterken van de kwaliteit van de leefomgeving en het bevorderen van de leefbaarheid en vitaliteit van buurten en wijken'. Bewonersparticipatie en wijkactieplannen krijgen een centrale rol bij de uitvoering van het convenant. Het eerste wijkactieplan (Stad Binnen de Linie) is in 2010 vastgesteld. Voor de uitvoering van het convenant wordt jaarlijks 300.000-500.000 euro vrijgemaakt. 4.3.7
Samenwerking Bij de aanpak van overlast zijn verschillende soorten samenwerkingspartners betrokken. De politie en handhavers zijn betrokken in de repressieve aanpak van overlast en diverse welzijnsinstellingen hebben meer preventieve taken: SDTO, Brijder verslavingszorg, GGZ en GGD. Het Veiligheidshuis heeft ook hier een coördinerende taak. Over de samenwerking zijn in de interviews de volgende opmerkingen gemaakt: • Bij de aanpak van de overlast van dak- en thuislozen en verslaafden is zichtbaar dat relatief veel partijen betrokken zijn die activiteiten ontplooien die deels overlappen, waardoor een vorm van concurrentie ontstaat. Er is en Stuurgroep Maatschappelijke Opvang waarin deze partijen onder regie van de gemeente hun activiteiten op elkaar afstemmen, maar het is niet duidelijk wat deze stuurgroep precies doet. Hoewel de overlast van dak- en thuislozen en verslaafden is afgenomen, blijven er problemen met een 37
REGIOPLAN
groep moeilijk bemiddelbare en moeilijk plaatsbare personen. De door de gemeente toegezegde containerwoningen voor deze personen zijn niet gerealiseerd, waardoor zij zijn aangewezen op de illegale kamerverhuur. •
Verschillende respondenten nemen waar dat de gemeente op het gebied van het bestrijden van overlast weinig sturend optreedt. De gemeente wacht veelal af welke initiatieven de partijen in het veld ontplooien en stuurt op prestaties. Een meer langetermijnvisie op de problematiek en de aanpak daarvan ontbreekt.
•
Bij de wijkaanpak heeft de afgelopen jaren gespeeld dat de afdeling W H niet altijd gemaakte afspraken nakwam. Verschillende partijen hebben geconstateerd dat de wijkmanagers er hard aan moesten trekken om te zorgen dat de gemeente de voorgenomen maatregelen uitvoerde. Inmiddels zou deze situatie zijn verbeterd doordat de personele situatie bij W H is gestabiliseerd.
Bevindingen Dit hoofdstuk beschrijft de ontwikkeling van overlast in Den Heider in de periode 2006-2010 en het beleid dat de gemeente heeft gevoerd om die ontwikkeling in positieve zin te beïnvloeden. Voorde uitvoering en de doeltreffendheid van het beleid geldt een aantal normen, waaraan de praktijk in Den Helder op deze plaats wordt getoetst. Dat leidt tot de volgende bevindingen: • De beoogde afname van overlast is over het algemeen niet gekwantificeerd. Daarom valt niet na te gaan hoe de gerealiseerde ontwikkeling zich verhoudt tot de beoogde ontwikkeling. •
De aanpak voor het verminderen van overlast is alleen duidelijk uiteengezet (voor de periode 2006-2009) wat overlast van zwervers en verslaafden, Veilig Uitgaan en de wijkveiligheid in de Visbuurt betreft. Op het gebied van de vermindering van aan coffeeshops gerelateerde overlast, het Keurmerk Veilig Ondernemen, de overlast van Antillianen en de aanpak in andere wijken en buurten staat de aanpak niet of slechts zeer summier op papier en is deze gereconstrueerd in interviews. Een eenduidige relatie tussen de doelstellingen en middelen/instrumenten is door de gemeente dan ook bij een groot deel van de projecten/thema's niet gelegd.
•
Voor het optimaal benutten van instrumenten en middelen en het door partijen uitvoeren van alle werkzaamheden die aan hen zijn toebedeeld, geldt dezelfde verdeling. Bij de aanpak van overlast van zwervers en verslaafden, Veilig Uitgaan en de wijkveiligheid in de Visbuurt kan worden nagegaan welke instrumenten zijn ingezet en door wie. De ingezette middelen sluiten goed aan bij de problematiek en kunnen daarom als optimaal worden gezien. Voor de wijkaanpak geldt dat de afdeling W H van
38
c i?n R E G I O P L A N C
de gemeente een tijd lang door een onvervulde vacature niet de taken uitvoerde die wel van deze afdeiing verwacht konden worden, maar dit is inmiddels opgelost. Door een gebrek aan informatie is het bij de overige projecten/thema's niet mogelijk een helder oordeel te geven over de doelmatigheid van de inzet. Over de hele linie geldt dat de gemeente op het punt van overlast minder daadkrachtig zijn regierol oppakt dan op het terrein van de criminaliteitsbestrijding. De wijkaanpak is onvoldoende geïntegreerd in het lokale veiligheidsbeleid. Dat geldt in zekere zin ook voor preventieve activiteiten die in de wijken worden ondernomen en die niet terugkomen in de aanpak, zoals het opbouwwerk. De inzet heeft deels effect gesorteerd. De overlast in het stadscentrum en in Nieuw Den Helder lijkt te zijn verminderd. De overlast van jeugd blijft echter vrijwel stabiel. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de gemeente deze voor de periode 2011-2014 opnieuw als prioriteit voor het integraal veiligheidsbeleid heeft benoemd. Ook de aan coffeeshops gerelateerde overlast en de leefbaarheid in specifieke buurten en wijken blijven belangrijke aandachtspunten.
39
i f I:i R E G I O P L A N
VEILIGHEIDSBELEVING
In dit hoofdstuk wordt het beleid van de gemeente Den Helder en de uitvoering daarvan op het gebied van de veiligheidsbeleving van bewoners beschreven. Op dit terrein zijn geen trends beschikbaar. Wel worden actuele gegevens over de veiligheidsbeleving in Den Helder weergegeven en naast landelijke gegevens geplaatst. Het hoofdstuk sluit af met een aantal bevindingen ten aanzien van dit onderdeel van het beleid.
Veiligheidsbeleving in Den Helder Tabel 5.1 geeft een overzicht van de gegevens die beschikbaar zijn over de veiligheidsbeleving van bewoners van Den Helder.
Tabel 5.1
(On)veiligheidsbeleving Den Helder
Onderzoek Veiligheidsmonitor Noord-Holland Noord, 2009; gegevens over heel Den Helder Leefbaarheidsonderzoej( Visbuurt, 2010 Leefbaarheidsonderzoek Stadshart, 2ÖÖ9 Evaluatie cameratoezicht; onveiligheidsgevoelens in de binnenstad van inwoners van heel Den Helder
% bewoners dat zich wel eens onveilig voelt 30%
% bewoners dat zich vaak onveilig voelt 10%
31% 49% 38%
Het percentage van de bewoners dat zich (wel eens) onveilig voelt ligt in Den Helder wat hoger dan in de politieregio Noord-Holland Noord (40% versus 34%). Plekken waar jongeren rondhangen worden het meest als onveilig ervaren. Daarna volgen het centrum, buurten rondom uitgaansgelegenheden en het treinstation. Met name het centrum en buurten rondom uitgaansgelegenheden worden in Den Helder opvallend vaker als onveilig ervaren dan in de politieregio als geheel. In de Visbuurt voelt een kleiner deel van de bewoners zich wel eens onveilig dan in Den Helder als geheel (het onderscheid tussen wel eens en vaak is in dit onderzoek niet gemaakt). Van de mensen die zich (wel eens) onveilig voelen, is dat bij 7,5 procent 'vaak' het geval, bij 62,5 procent 'soms' en bij 27,5 procent 'zelden'. Overigens voelen de bewoners in deze buurt zich onveiliger dan in 2005 (toen 26% zich (we! eens) onveilig voelde). In het Stadshart voelt juist een groter deel van de bewoners zich wel eens onveilig. 1
1
Deze vergelijking is opgenomen in het Leefbaarheidsonderzoek Visbuurt 2010. 41
REGIOPLAN
Bij zeven procent van deze mensen is dat 'vaak' het geval, bij 67 procent 'soms' en bij 24 procent 'zelden'. Tabel 5.1 laat ook zien dat van de inwoners in Den Helder, 38 procent zich wel eens onveilig voelt in de binnenstad. Van de bewoners geeft 65 procent aan zich veiliger te voelen in de binnenstad als gevolg van het cameratoezicht daar. Onveiligheidsgevoelens worden ook landelijk gemeten, in de Veiligheidsmonitor Rijk (VMR). Tussen 2006 en 2009 is het aantal Nederlandse burgers dat zich wel eens onveilig voelt gedaald van 23,7 procent naar 22,4 procent. Het aantal burgers dat zich vaak onveilig voelt, is in deze periode gedaald van 3,8 procent naar 2,8 procent. In totaal voelt landelijk in deze periode 25,2 procent tot 27,5 procent van de bevolking zich wel eens of vaak onveilig. Dat is aanzienlijk minder dan in de gemeente Den Helder. 2
5.2
Beleid gericht op de veiligheidsbeleving
Doelstelling
De gemeente Den Heider streeft naar een veiliger gevoel bij burgers wanneer zij gebruikmaken van de openbare ruimte en publieke voorzieningen (LIVP 2006-2009). De indicator is daarmee de gemeten subjectieve veiligheid. Het terugdringen van de criminaliteit en overlast is het belangrijkste middel om aan dit doel bij te dragen. Het verbeteren van de veiligheidsbeleving van bewoners is dan ook een thema dat door diverse projecten heen loopt. De daartoe ingezette middelen zijn in de tabellen 3.3 en 4.2 opgenomen.
Beleid 2006-2009
Daarnaast constateert de gemeente in het LIVP 2006-2009 dat communicatie met bewoners en het 'managen van verwachtingen' belangrijk waren om de doelstellingen van het veiligheidsbeleid te kunnen realiseren. Het doel van de communicatie moet het realiseren van draagvlak voor het beleid, het mobiliseren van actieve betrokkenheid en gedeelde verantwoordelijkheid bij bewoners en het temperen van te hoog gespannen verwachtingen van burgers zijn. De wijkveiligheidsplannen vormden het aanknopingspunt voor de communicatie en het betrekken van bewoners bij de veiligheid in de stad.
Praktijk
In de praktijk wordt de link tussen bewoners in de buurten, de gemeente en andere instanties vormgegeven in zogenaamde 'wijkcoördinatieteams'. Hierin hebben de wijkmanager, de wijkagent, de wijkconciërge, wijkmeesters van de Woningstichting, de wijkopbouwwerker, een vertegenwoordiger van bewonersorganisaties en een wijkhandhaver zitting. Zij kunnen namens hun organisaties/achterban binnen bepaalde kaders besluiten nemen. In de Visbuurt, Julianadorp, Tuindorp, het Stadshart en Nieuw Den Helder worden praktische knelpunten op deze manier aangepakt. Ook het opbouwwerk
N.E. de Heer-de Lange en S.N. Kalidien (red.) (2010). Criminaliteit en rechtshandhaving 2009. Den Haag: WODC en CBS.
2
42
cQi
REGIOPLAN
vervult een intermediaire rol op buurtniveau. Voor zowel de wijkcoördinatieteams als het opbouwwerk geldt echter dat hun taken, hoewel deze zówet veiligheid als de leefbaarheid in bredere zin betreffen, niet zijn geïntegreerd in het lokale veiligheidsbeleid. Meer in algemene zin gold in de periode 2006-2009 dat wijkmanagers, die als intermediair richting bewoners fungeerden, hun taak niet altijd goed konden invullen, omdat zij binnen de gemeente onvoldoende medewerking ondervonden. Zij zien hier zelf recent verbetering in optreden en ervaren ook direct een meer positieve houding van bewoners. Actuele Het relatief hoge onveiligheidsgevoel in Den Helder is voor de partners in de ontwikkelingen Driehoek (gemeente, politie, OM) een reden tot zorg. De oorzaak zou enerzijds liggen in de cultuur van Den Helder, anderzijds in de recente bestuurlijke crises die het wantrouwen in het bestuur hebben doen toenemen. Alle drie de partijen geven in de interviews aan dat zij het belangrijk vinden in te zetten op verhoging van dit gevoel, door middel van communicatie (ook positief nieuws brengen en sociale media gebruiken) en burgerparticipatie. De burgemeester vindt het, met het oog op de veiligheidsbeleving, belangrijk om niet alleen in te zetten op objectief onveilige situaties, maar ook op situaties die lang voortduren en tot veel ergernis en overlast leiden. Hij noemt de aanpakken in het winkelcentrum in Julianadorp en in De Schooten als voorbeeld. Het Veiligheïdshuis coördineert deze aanpakken. Daarnaast vindt hij het belangrijk om op acute problemen te reageren (al dan niet aangedragen door de gemeenteraad) en zo het vertrouwen in het bestuur te herstellen. Dat betekent dat (ook) ingezet wordt op incidenten. De politie steunt deze proactieve houding, maar wijst ook op de risico's: wanneer op incidenten wordt gehandeld nog voordat is uitgezocht of er echt iets aan de hand is, terwijl er eigenlijk niets aan de hand is, dan kan het handelen de beleving van onveiligheid versterken.
43
REGIOPLAN
Bevindingen De gemeente werkt op twee manieren aan het bevorderen van het veiligheidsgevoel onder bewoners: • •
het verbeteren van de objectieve veiligheid;
het stimuleren van de betrokkenheid van bewoners bij de veiligheid en leefbaarheid in hun buurt. Omdat dit tweede punt niet volwaardig is geïntegreerd in het veiligheidsbeleid van de gemeente, er geen meetbare doelen zijn gesteld en geen trends waargenomen kunnen worden, is het niet goed mogelijk het beleid van de gemeente op dit terrein te beoordelen. Het gebrek aan samenhang tussen de wijkaanpak en het veiligheidsbeleid is een probleem, omdat de wijkaanpak ondersteunend aan het veiligheidsbeleid kan en moet zijn. De structuren die in de wijken bestaan, bieden ook de mogelijkheid om acute problemen snel te signaleren en op te pakken. De gemeente heeft deze structuren in de afgelopen beleidsperiode onvoldoende benut om het relatief hoge onveiligheidsgevoe! in Den Helder in positieve zin te beïnvloeden.
44
cïi
REGIOPLAN
LITERATUUR EN BRONNEN
Literatuur • • •
•
Beunders, H. & E. Muller (2005). Politie en media. Feiten, fictie en imagopolitiek. Zeist: Kerkebosch. Bouteliier, H. (2002). De Veiligheidsutopie. Den Haag: Boom Juridische Utgevers. Raad voor het openbaar bestuur (2011). Veiligheid en vertrouwen. Kernen van een democratische rechtsstaat. Den Haag: Raad voor het openbaar bestuur. Tops, P.W., M. van Duin, P. van Os & S. Zouridis (2010). Sleuren of sturen. Gemeenten en de sturing van veiligheid en politie. Apeldoorn/Den Haag: VNG.
Bronnen Politieregistraties criminaliteit, geweld en overlast, 2006-2010. Relevante cijfers van het Centraal Bureau voorde Statistiek, beschikbaar via Statline. Beleidsdocumentatie gemeente Den Helder: •
Lokaal integraal Veiligheidprogramma 2006-2009. Gemeente Den Helder.
•
Integraal Veiligheidsbeleid 2011-2014. Gemeente Den Helder.
•
Uitvoeringsprogramma's Integrale Veiligheid 2009 en 2010.
•
Evaluatie Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma 2006-2009.
•
Wijkveiligheidsplan Visbuurt 2006-2009.
•
Leefbaarheidsonderzoek Visbuurt, 2010.
•
Leefbaarheidsonderzoek Stadshart, 2009.
•
Evaluatie cameratoezicht binnenstad, 2009.
•
Meer (dan) handhaving - programmatisch handhavingsbeleid 2006-2009.
•
Integraal handhavingsprogramma 2009 & Integrale handhaving - Een ontwikkelingsvisie van sectoraal naar integraal
•
Algemeen Plaatselijke Verordening.
•
Programmabegrotingen 2006 tot en met 2010.
•
Jaarrekeningen 2006 tot en met 2009.
•
Antillianenbeleid, beleidsprogramma 2006-2008 Ban Yuda Otro.
•
Bestuurlijk Arrangement Antilliaanse risicojongeren 2005-2008, inclusief evaluatie.
•
Nota Antillianenbeleid Den Helder 2010-2013.
•
Plan Sociale activering 2009-2012.
•
Plan van aanpak Integrale aanpak Drugsgerelateerde overlast Koningstraat/Koningdwarsstraat e.o. (2004). 45
REGIOPLAN
•
Convenant Veilig uitgaan in Den Helder (2008).
•
Horecaprotocol (2004).
•
Cannabisnota 2007.
•
Convenant Integrale aanpak van hennepkwekerijen (2009).
•
Discussienota m.b.t. coffeeshops (2010) = aanvullende beleidsregels op de Cannabisnota 2007.
•
Subsidieverlening voor pilotproject nazorg ex-gedetineerden aan Reclassering Nederland.
•
Notitie m.b.t. vervolg nazorg ex-gedetineerden vanaf 2011.
•
Convenant Veilig Ondernemen Winkelgebeid Den Helder Centrum (2007).
o Jaarplannen Veiligheidshuis Den Heider 2008 t/m 2010. •
Jaarverslag Veiligheidshuis 2009.
•
Resultaten 1 kwartaal 2010 Veiligheidshuis Den Helder.
•
Universiteit van Tilburg (2010) De effectiviteit van Veiligheidshuizen. Onderzoekssamenvatting en Aanbevelingen Veiligheidshuis Den Helder. Tilburg: IVA Beleidsonderzoek en Advies.
e
Overige documentatie: •
Notulen relevante vergaderingen gemeenteraad/raadscommissies Den Helder.
•
SGBO Benchmark Sturen op veiligheid 2009 - Eindrapport gemeente Den Helder.
•
Veiligheidsmonitor 2009 Noord-Holland Noord - rapportage gemeente Den Helder
46
r : 5 i REGIOPLAN
LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN
AHOJ-G: geen affichering, geen harddrugs, geen overlast, geen verloop aan jeugdigen onder de achttien jaar en transacties kleiner dan vijf gram CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek GAVO: Geïntegreerde Aanpak Verslavingsproblematiek en Overlast GGD: gemeentelijke/gemeenschappelijke gezondheidsdienst GGZ: geestelijke gezondheidszorg HBD; Hoofd Bedrijfschap Detailhandel HIT: Horeca Interventie Team KVO: Keurmerk Veilig Ondernemen KVW: Keurmerk Veilig Wonen LIVP: Lokaal Integraal Veiligheidsprogramma MEE: ondersteuning aan mensen met een beperking OM: Openbaar Ministerie OWS: afdeling Onderwijs, Welzijn en Sport SDTO: Stichting Dak- en Thuislozen Opvang SMART: specifiek, meetbaar, aanvaardbaar, realistisch, tijdgebonden VMR: Veiligheidsmonitor Rijk W H : afdeling Veiligheid, Vergunning en Handhaving
47
REGIOPLAN
BIJLAGEN
49
r 5 i
REGIOPLAN
BIJLAGE 1
Gehanteerde normen lokaal integraal veiligheidsbeleid, inclusief beoordeling Toetsingsaspect
Norm
Oordeel
Opzet en samenhang
Het veiligheidsbeleid is gebaseerd op een meerjarenvisie die de grote lijnen en de ambities van het beleid weergeeft.
onvoldoende
Het beleid is tevens gebaseerd op een empirische analyse van de lokale veiligheidssituatie. Deze analyse is actueel en strekt zich uit tot de risico's op de afzonderlijke beleidsvelden en thema's, alsmede de onderlinge samenhang van deze risico's.
onvoldoende
Er is een strategische doelstelling geformuleerd; een doelstelling op hoofdlijnen die geldt voor de langere termijn.
goed
Op elk thema waarop beleid is geformuleerd, zijn SMART-doelstellingen geformuleerd.
onvoldoende
Het beleid is integraal.
onvoldoende
Het beleid omvat alle beleidsterreinen waarop blijkens de veiligheidsanalyse beleid noodzakelijk is.
niet te beoordelen
Het beleid is samenhangend en wordt periodiek afgestemd op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau, alsook met de externe uitvoerende partijen, onder andere in de lokale driehoek en de veiligheidsregio.
onvoldoende
Het beleidskader is vastgesteld door de gemeenteraad.
goed
Er is sprake van een duidelijke omschrijving en afbakening van verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden op bestuurlijk, ambtelijk en uitvoerend niveau, ook in relatie tot de inzet van de externe partners.
goed
Expliciet is aangegeven welke ketenpartners (in de justitiële, welzijns- en hulpverleningsketen) op welke wijze bij de opzet, organisatie en uitvoering van het integrale veiligheidsbeleid zijn betrokken.
goed
51
C Xi R E G I O P L A N (
Toetsingsaspect
Worm
Oordeel
Uitvoering
De doelstellingen zijn geoperationaliseerd in concrete meetbare indicatoren.
onvoldoende
Er is gespecificeerd hoe deze doelstellingen worden gerealiseerd en welke middelen en beleidsinstrumenten worden ingezet. Er is zo veel mogelijk naar gestreefd een eenduidige (causale) relatie te leggen tussen doelstelling en middelen/instrument(en). Doelstellingen, inzet en koppeling tussen instrumenten en doelrealisatie zijn opgenomen in jaarlijkse uitvoeringsprogramma's.
Doeltreffendheid
Communicatie
onvoldoende
onvoldoende
onvoldoende
Instrumenten en middelen worden optimaal benut en in de praktijk ingezet zoals beoogd.
gedeeltelijk
Alle betrokken partijen voeren de werkzaamheden uit die aan hen zijn toebedeeld. Zij doen dat volledig en juist.
gedeeltelijk
Het beleid wordt jaarlijks geëvalueerd. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de indicatoren die in de uitvoeringsprogramma's zijn opgenomen.
onvoldoende
Het resultaat van deze evaluatie wordt verwerkt in het nieuwe uitvoeringsprogramma.
onvoldoende
Na afloop van de uitvoeringsperiode (meerdere jaren) worden de resultaten van de evaluaties terugvertaald naar het beleidskader.
onvoldoende
Na afloop van de beleidsperiode zijn de voorgenomen resultaten gerealiseerd en de beoogde doelen bereikt.
onvoldoende
Na afloop van de beleidsperiode is aannemelijk (door de opzet, wijze van uitvoering en resultaten van het beleid te koppelen aan de ontwikkelingen op het gebied van de sociale veiligheid) dat het gemeentelijk beleid de veiligheidsontwikkelingen op de vooraf beoogde wijze beïnvloed heeft.
gedeeltelijk
Het periodiek doorlopen van de beleidscyclus stelt de raad in staat sturing te geven aan het beleid en controle uitte oefenen. Duidelijk moet zijn of, hoe en wanneer de raad in de gelegenheid is zich een oordeel te vormen over het beleid als geheet, niet alleen over specifieke onderdelen op afzonderlijke momenten.
onvoldoende
Burgers worden geïnformeerd over het doel, de opzet, de voortgang en de resultaten van het veiligheidsbeleid.
onvoldoende
Dit leidt tot een reëel beeld bij burgers ten aanzien van de sociale veiligheid.
onvoldoende
Dit normenkader is gebaseerd op de algemene beleidstheorie en op criteria die voortvloeien uit het VNG Kernbeleid Veiligheid. 52
r 5 i
REGIOPLAN
BIJLAGE 2
Overzicht van respondenten Telefonische interviews Dhr. G. Dekker Afdelingschef BPZ Den Helder, Politie NoordHolland Noord Dhr. A. Dijkman
Ambtelijk coördinator Veiligheidshuis, gemeente Den Helder
Dhr. R. ippen Dhr. P. van der Laar
Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Den Helder teammanager zorg en bedrijfsvoering Kop Noord Holland, Brijder Verslavingszorg Wijkmanager Nieuw Den Helder en De Schooten GGD Hollands Noorden, regio Kop van NoordHolland, afdeling inspectie en hygiënezorg Wijkmanager Stad binnen de linie en Jullianadorp Voormalig gebiedsofficier Den Helder, Openbaar Ministerie Alkmaar
Dhr. M. van der Maas Mw. M. Moritz Dhr. C. Pieterse Mw. M. van der Plas Dhr. B. van Rijswijk Mw. A. Stins Dhr. H. van der Veen Dhr. H. van Veller Mw. J. de Vries Dhr. R. van der Zee Groepsgesprek Dhr. A. Dijkman Mw. K. Harteel Mw. H. Oskam Mw. A. de Ruiter
Secretaris Projectgroep Keurmerk Veilig Ondernemen Opbouwwerker, Stichting De Wering Woningstichting Den Helder GGZ Noord-Holland Noord Teamleider Lokaal Jeugdbeleid, Bureau Jeugdzorg Noord-Holland Stichting Dak- en Thuislozenopvang (nu: DNO)
Ambtelijk coördinator Veiligheidshuis, gemeente Den Helder Beleidsadviseur W H , projectleider LIVP Maatschappelijk beleidsmedewerker OWS Beleidsmedewerker OWS
Face to face interviews Dhr. G. Dekker Afdelingschef BPZ Den Helder, Politie NoordHolland Noord Dhr. P. Hofstra Hoofd afdeling W H , gemeente Den Helder Mw. J. Menkveld Hoofd afdeling OWS, gemeente Den Helder Mw. K. Rood Beleidsmedewerker OM Alkmaar Dhr. K. Schuiling Burgemeester Den Helder Dhr. G. de Vroome Teamleider beleid, afdeling OWS, gemeente Den Helder
53
cTi R E G I O P L A N
BIJLAGE 3
Gebruikte delictcodes BPS en BVH voor in kaart brengen criminaliteit en overlast Geweldsdelicten Openlijke geweldpleging Bedreiging Mishandeling Straatroof en overvallen Diefstallen Diefstal/inbraak woning Diefstal uit/vanaf auto Diefstal van auto Winkeldiefstal Zakkenrollerij Overige diefstal
Vernielingen Vernieling auto Vernieling openbare gebouwen Vernieling openbaar vervoer Overige vernielingen Drugsdelicten Bezit soft- en harddrugs Handel in en vervaardigen van softdrugs Handel in en vervaardigen van harddrugs Overlast Drankoverlast Drugsoverlast Geluidsoverlast Overlast jeugd Overlast gestoorde/overspannen personen Overige overlast Aantasting openbare orde Afval Autocriminaliteit Diefstal uit / vanaf auto Diefstal van auto Vernieling auto
1.10.02 1.10.03 1.10.04 1.10.05 1.03.01 1.04.01 1.05.02 1.06.01 1.06.02 1.03.03 +1.03.06 +1.05.01 +1.05.05
+1.10.06 +1.03.02
+1.03.04 +1.04.02 +1.05.03 +1.05.06
+1.03.05 + 1.04.03 +1.05.04 +1.06.03
+1.14.07
+1.14.08
1.16.01 1.16.02 1.16.03 1.16.04 1.08.01 1.08.02 1.08.03 1.14.01 1.14.02 1.14.06 1.1409 1.14.10 1.14.11 1.17.04 1.13.01 1.04.01 1.05.02 1.16.01
55
REGIOPLAN
BIJLAGE 4
Toelichting op de verwerking van het ambtelijk wederhoor
wmm. gemeente
Den Helder PosiOua 36 1?ea AA Dun Halder
Aan de Reken kamercommissie t.a.v. de heer dr. E. Jongejan, voorzitter Postbus 36 1760 AA DEN HELDER
Dm. F. Bijlwag 2D 1754 MC Oen Hu lij er www.denhaider.nl
[email protected] Te!Blaon14 0Z23 Fax 0223 67 1201
dpium: KenmeiX. afdeHng: coniacipBraoon: telefoonnummer onderwerp:
27 juli 2011 AU11.10B33 Concernstaf dhr. mr. T h A J . Koning (0223) 67 8177
VERZONDEN 2 7 JULI ZDtt
Ambtelijke reactie op concept-rapport "Sociale Veiligheid in Den Heider" Geachte heer Jongejan Naar aanleiding van uw brief d.d. 29 juni 2011 kan ik u hierbij namens de ambtelijke organisatie van de gemeente Den Helder berichten, dat wij in het kader van ambtelijk hoor en wederhoor met belangstelling hebben kennisgenomen van bovengenoemd door de Rekenkamercommissie uitgebracht concept-rapport. Gelet op de inhoud van het rapport bestaat er dezerzijds aanleiding om het onderstaande commentaar onder uw aandacht te brengen: (1) 2.1 ad "Probleemanalyse" (p. 11). De passage "Hoe de prioriteiten van de politie desbjds tot stand zijn gekomen Is niet meer te achterhalen, maar het is waarschijnlijk dat dit in overleg met het OM en de gemeente Den Helder Is gebeurd" verdlenl enige nuancering. De prloritering is lot stand gekomen op basis van een analyse op basis van politiecijfers, die een indicatie opleverden voor da noodzaak aan specifieke prioriteiten aandacht te geven. De stelling "Een probleemanalyse op Ben overkoepelend niveau, de deelthema's van het LIVP overstijgend, is er niet" wordt door ons weliswaar niet in da volle omvang weersproken, maar maakt tegen de achtergrond van het voorgaande wel aanspraak op enige relativering. (2) 2.2 ad 'Praktijk" (p. 12). De passage ' E r wordt geen gebruik gemaakt van managementcontracten en projectgroepen' roep! de vraag op of de Inzet van de project- en werkgroepen KVO (meerdere groepen!). Horeca, Aanpak Jeugdoverlast, Grebbestraat/Peelstraat, Evenementen, Tuindorp en Visbuurt in uw rapport afdoende wordt vermeld, (3) 2.3 ad 'Sturing 2006-2009" (p. 13). Niet onvermeld dient te blijven, dat er weliswaar sprake was van een door de raad vastgesteld LIVP, maar dat daarin geen financiële paragraaf was opgenomen. Voor elk project, waarvoor middelen benodigd waren, diende de raad te worden Ingeschakeld. Zo zijn er door de raad geen middelBn beschikbaar gesteld voor de Visbuurt. Dit Is indertijd meegenomen in de turaps en maraps.
> Napoleon
(4) 2.3 ad "Samenwerking In de Driehoek" (13). Middels politiecijfers, eigen metingen en de landelijke Velligheidsmonilor bestaat er nu wel inzicht en worden daarop gebaseerde doelstellingen geformuleerd. Daarbij kan worden aangetekend, dat het soms gebeurt, dat er In een wijk inzet wordt gevraagd, die niet onder hel LIVP valt; desondanks zat er dan toch een actie moeten volgen. Uw rapport lijkt op dit onderdeel een zwan-wft beeld le bevatten. Verder wordt ook het effect van een inzet als hiervoor bedoeld we! degelijk gemeten yia
57
REGIOPLAN
Kenmerk. AU11.10B33
politie en b.v. straathoekwerk en bewoners vereniging. Hoewel zo'n meting geen wetenschappelijk karakter heeft en naar ons oordeel ook niet altijd hoeft te hebben, hebben de resultaten daarvan In ieder geval een indicatieve waarde met een interdisciplinair en daarmee in ieder gevat intersubjectief karakter. (5) 2.3 ad "Interne aansturing" (p. 13). Bij de passage ' E e n voorbeeld van gebrekkige afstemming betreft het verlengen van een subsldiereiatie door OWS, terwijl W H en politie niel tevreden zijn over de taakuitvoering door die partij. Setrokkenen spreken daarom van een leerproces dal nog niet is afgerond" tekenen wij het volgende aan. In hst betreffende voorbeeld kwam de input van de zijde van het OM, dB politie en W H . Deze input is afgestemd mei OWS en wijkmanagers van S B en heaft uiteindelijk nief geleid tol een substantiële wijziging van hel beleid. (8) 2.3 ad "Besluitvorming" (p.14). Bij de passage "Bij deze voorstellen is niet In alle gevallen duidelijk hoe ze sturing op prestaties en resultaten mogelijk maken, omdat heldere Indicatoren ontbreken" merken wij op, dat het GAVOprojeet weliswaar niet in de omschrijving van de beoogde effecten, maar juist uitdrukkelijk wel in aantallen is benoemd. {7) 2.5 ad "Beleidskader 2011-2D1.4' (p. 15). Hoewel de passage "Het beleid bevat op het gebied van deze prioriteiten geen meetbare doelstellingen met betrekking tot de te realiseren maatschappelijke effecten" op zichzelf genomen juist fs, dient daarbij wel in aanmerking te worden genomen, dat in de uitvoeringsplannen wel de doelstellingen in het verlengde van het beleid worden benoemd. (8) 2,5 ad "Onderbouwing" (p.16). Opgemerkt kan worden, dat hel nieuwe LIVP gebaseerd is op de LVM. De in het betreffende tekstonderdeel genoemde rapporten zijn wel degelijk meegenomen bij de bepaling van de thema's. Verder Is de passage" Leefbaarheid son denoeken zijn - voor zover deze voor dit onderzoek zijn overgedragen - alleen uitgevoerd voor de de Visbuurt en de Binnenstad wat het cameratoezicht betreft" niet geheel juist; in 2009 heeft er wel degelijk een Leefbaarheidsonderzoek Stadshart plaatsgevonden. (9) 2.5 ad "Uitvoeringsmatrix" (p. 16). De eerste zin van deze alinea is feitelijk onjuist: de uitvoeringsmatrix is niet "dll jaar voor het eerst (...) vastgesteld", maar was er ook al in 2009 en 2010. Gelet op de kwaliteit ervan wilde het programmabureau Integrale veiligheid de Helderse uitvoeringsmatrix zelfs regionaal als model hanteren I {9)2.6, eerste bullet (p. 17). Een meerjarenvisie ontbreekt inderdaad en wel bij gebrek aan een daarvoor noodzakelijke empirische analyse. De gemeente werkl met diverse onderzoeksrapporten, die in hoofdstuk 3 van uw rapport ook worden vermeld. Er bestaat een voorkeur voor een integrale aanpak op Ben groot aantal terreinen, vastgelegd In ultvoeringsprotocoilen, waarin het voorgestane Integrale beleid afdoende wordt geoparationallseerd. (10) 4.3.5, alinea 2 (p. 35). De passage "Inmiddels is er op tijdelijke basis een ontmoetingscentrum gerealiseerd" is feitelijk onjuist Gerealiseerd is een Multifunctioneel Centrum (MFC), dat geen tijdelijke maar een structurele wijkveorziening vormt. (11) 4.3.5, alinea 2, laatste twee volzinnen (p. 35). Bij de passage "De evaluatie van het LIVP maakt melding van een afname van de overlast In Nieuw Den Helder. Deze wordt overigens waarschijnlijk mede veroorzaakt door de gedaantewisseling die de wijk Nieuw Den Helder in de afgelopen acht jaar heeft doorgemaakt" kan worden aangetekend, dat de gedaantewisseling ontegenzeggelijk als flankerend element heeft gefungeerd, maar wel in aanvulling op de gemeentelijke Inzet Er was immers een werkgroep Grebbestraat/Peelstraat actief. Al de betrokken Antillianen waren in beeld. Er werd een groepsgerichte en persoonsgerichte aanpak toegepast. Er werd gewerkt met een matrix, waarin was opgenomen wie wat deed bij de realisatie van de doelstellingen. Er was een dagelijkse polilieinzeL Er werd een wijkmanager geïntroduceerd, die effectief kon opereren en daardoor draagvlak genereerde. Kortom, het beeld dat de afname van de overlast "overigens waarschijnlijk mede' door de gedaantewisseling van de wijk werd veroorzaakt verdient wel een aanvulling als hierboven vermeld.
c5i
REGIOPLAN
Kenmerk: AU11.10B33
(12) 4.3.6, alinea 2, de op één ns laatste volzin (p. 36). "Een knelpunt was dat de afdeling W H van de gemeente er niet altijd in slaagde toegezegde maatregelen in gang te zeilen". Vgl. hierboven het gestelde onder punt (2). (13) 4.3.7, derde bullit (p. 38). "Bij de wijkaanpak heeft de afgelopen jaren gespeeld dat de afdeling W H niet altijd gemaakte afspraken nakwam". Vgl. het hierboven gestelde onder punt (11). Aanvullend: er is voor de aanpak van coffeeshops een matrix opgesteld, die door de raad is vastgesteld. (14) 4.4, derde bullit (p. 3B). De passage "Voor de wijkaanpak geldt dat de afdeling W H van de gemeente een tijd lang niet de taken uitvoerde die we! van deze afdeling verwacht konden worden" kan in die zin worden aangevuld, dat het betreffende gegeven werd veroorzaakt door een tekort aan capaciteit (vacature). Zoals te doen gebruikelijk zal ons college na ontvangst van hel door de Rekenkamercommissie vastgestelde rapport u desgevraagd zijn bestuurlijke zienswijze doen toekomen. Ik hoop u hiermee naar genoegen te hebben ingelicht.
Hoogachtend, de gemeentesecretaris van Den Helder,
H. Raasing
59
REGIOPLAN
Opmerking wederhoor (1) 2.1 ad "Probleemanalyse"
(2) 2.2 ad "Praktijk" (3) 2.3 ad "Sturing 2006-2009" (4) 2.3 ad "Samenwerking in de Driehoek"
(5) 2.3 ad "interne aansturing" (6) 2.3 ad "Besluitvorming"
(7) 2.5 ad "Beleidskader 2011-2014"
(8) 2.5 ad "Onderbouwing" (9) 2.5 ad "Uitvoeringsmatrix" (9) 2.6, eerste buiiet (10) 4.3.5, alinea 2 (11) 4.3.5, alinea 2, laatste twee volzinnen (12) 4.3.6, alinea 2, op één na laatste volzin (13) 4.3.7, derde bullit
(14) 4.4, derde bullit
60
Reactie onderzoekers De tekst is aangepast, in die zin dat is aangegeven dat deze informatie tijdens het ambtelijk wederhoor is gegeven, maar niet is onderbouwd met documentatie. Er wordt terecht op een omissie gewezen en dit is aangepast. Dit is toegevoegd onder "besluitvorming" in dezelfde paragraaf. De tekst is aangepast in lijn met de gemaakte opmerking. Omdat geen documentatie is aangeleverd waaruit blijkt dat er sprake is van een SMART werkwijze bij incidenteel ingrijpen, is die kritische kanttekening gehandhaafd. Dit is ter kennisgeving aangenomen maar leidt niet tot wijzigingen in de tekst. Aangezien in de tekst sprake is van "niet in alle gevallen", is duidelijk dat er gevallen bestaan waarin wel heldere indicatoren bestaan, hetgeen ook in de volgende hoofdstukken aan de orde komt. Het betreft hier doelstellingen op twee verschillende niveau's (enerzijds strategisch/tactisch en anderzijds operationeel). De tekst blijft daarom ongewijzigd. De opmerkingen zijn verwerkt in de tekst. Dit is juist en aangepast in de tekst. Dit betreft een reactie op een bevinding, die niet tot wijziging van de tekst leidt. Dit is aangepast in de tekst. De tekst is aangepast. Deze reactie doet niets af aan de bevinding. De tekst blijft ongewijzigd. Deze opmerking is vergelijkbaar met de voorgaande en leidt niet tot wijzigingen in de tekst. De opmerking over de coffeeshops is in dit kader niet relevant. Dit is in de tekst aangepast.