Nummer : *12IT019256* Barcode : 12IT019256
Besprekingsverslag van de Voorbereidingscommissie Financiële jaarstukken; agendapunt 4h Datum:
24 april 2012
Aanwezig:
De heer Th.J.J.M. Schots (voorzitter) De heer L.C.A. Withagen De heer H. Kocx Mevrouw E.J.M. de Jong-Stabel De heer W.J.H. de Boer Mevrouw C.B.M.E. Franssen De heer A.J.C. Van Laerhoven Mevrouw M. de Hair, Ernst & Young accountants (agendapunt 3) De heer B. Smeenk, Ernst & Young accountants (agendapunt 3)
Afwezig met kennisgeving:
De heer P.H.M. van den Berg
Afwezig zonder kennisgeving: De heer F. Jackson Mevrouw A. Pijnenburg Ambtelijke ondersteuning: de heer L.C.M. van den Broek, de heer A.A.E. van Mieghem, mevrouw M.C.W. Snoek en mevrouw M.E.L. Santegoeds-Wullaert (notulen) 1. Opening De heer Schots opent de vergadering om 14.06 uur. In afwachting van de accountant worden eerst agendapunten 5 en 8 besproken. 2. Mededelingen De heer Schots heet de heer Van Mieghem welkom, het waarnemend sectorhoofd Financiën ICT die de heer Cantrijn tijdelijk vervangt in diens afwezigheid. Ook Ger van der Lienden is afwezig. Daarom is de heer Louis van den Broek aanwezig voor toelichting. 3. Toelichting accountant op rapport / bevindingen jaarrekening 2011 De heer Schots heet de heer Smeenk en mevrouw De Hair van het accountantskantoor Ernst & Young welkom. Mevrouw De Hair verontschuldigt zich dat ze wat later zijn dan afgesproken. Men heeft de controle met goed gevolg kunnen uitvoeren en afronden. De accountant geeft een goedkeurend oordeel voor zowel getrouwheid als rechtmatigheid. De controle is goed verlopen, er zijn geen resterende controleverschillen te melden. Aandacht wordt gevraagd voor de bestuurlijke aandachtspunten in de rapportage. Het begrotingsbeheer vraagt aandacht in verband met grote verschillen tussen tussentijdse cijfers en jaarrekening / begroting. Hier zijn nog slagen te maken. Ook blijft men aandacht vragen voor de switch transactie, in eerste instantie de eigen switch transactie, maar daarnaast ook voor de SNB transactie. Met ingang van 2012 is een nieuw financieel systeem geïmplementeerd. Het advies is om goed te kijken naar de conversie, opdat geen omissies ontstaan. Laatste punt van aandacht zijn de samenwerkingsverbanden waarbij primaire processen worden uitbesteed, bijvoorbeeld de belastingsamenwerking. Let erop organisatorische afspraken in formele kaders vast te leggen. Dat dit aandacht behoeft, wil niet zeggen dat het niet op orde is. Het is echter belangrijk om dit in de gaten te houden. Het Resultaat sluit op 12,6 miljoen nadelig.
Hoofdstuk 2 van het accountantsrapport bevat een analyse van het resultaat. Vanzelfsprekend wordt dit ook in de rekening zelf toegelicht. Het was een bijzonder jaar door bijzondere posten zoals de calamiteit Moerdijk. Aangegeven is dat het negatieve saldo van 12,6 miljoen voor 6,25 miljoen hierdoor veroorzaakt wordt. De vordering op Chemie pack is volledig voorzien als oninbaar. De heer Kocx vraagt of de tekst “Vooralsnog” met betrekking tot het oninbaar zijn van de vordering op Chemie Pack in houdt dat het AB hier nog op terug kan komen? Mevrouw De Hair: Hierdoor wordt in de tekst rekening gehouden met de mogelijkheid dat er toch nog inkomsten komen, hoewel die kans klein is. Mevrouw Franssen vraagt om een nadere toelichting met betrekking tot inhaalafschrijvingen als gevolg van foutieve afschrijvingstermijnen. Mevrouw De Hair licht toe dat bij de omzetting naar het nieuwe financiële systeem opnieuw is gekeken naar de juiste verwerking van de afschrijvingstermijnen van de investeringen. Hierbij is gebleken dat enkele projecten in 2008 een onjuiste afschrijvingstermijn hebben gekregen. Deze fout is meerdere jaren blijven zitten. Nu wordt het effect in één keer ingehaald. De heer De Boer merkt op dat de kwalificatie die de accountant aan dit verschil geeft “onjuist” is, terwijl in de stukken van het waterschap “de nieuwe methodiek” als oorzaak wordt genoemd. De heer Schots antwoordt dat de wijziging van de methodiek het maandelijks / niet maandelijks activeren betreft, dat gaat niet om deze post. Deze post betreft afschrijvingstermijnen vanuit de fusie die niet goed waren omgezet. Dat is nu gecorrigeerd. De heer Withagen merkt op dat de fout dateert van 2008, daar kun je bestuurlijk niets meer mee. Hij leest diverse grote afwijkingen, onder andere TAX-i, de frictiekosten van Aquon, de extra afschrijving. Toch geeft de accountant ondanks al deze afwijkingen een goedkeurende verklaring. Het bestuur heeft geen andere keuze dan de afwijkingen accepteren en goedkeuren. Zo dadelijk komen we ook nog bij de overschrijdingen op investeringen. Ondanks de goedkeurende verklaring moet het bestuur wel een aantal forse overschrijdingen goedkeuren. Mevrouw De Hair licht toe hoe de accountant tot een oordeel komt. Men kijkt of boekingen passend zijn binnen het beleid en of ze adequaat zijn toegelicht. Als je naar de betreffende posten kijkt, was er in deze situaties weinig te kiezen. De bezitting TAX-i heeft namelijk geen waarde meer. Als deze post niet afgeschreven zou zijn, dan zou de accountant de post niet kunnen goedkeuren. Dat staat echter los van het AB recht om te accorderen. De accountant geeft aan dat je moet wegen of het economische effecten betreft van gevolgen uit de omgeving of dat een besluit past het in beleid en was te voorzien. Wel adviseert ze te overwegen een dergelijk besluit al tussentijds in een begrotingswijziging om te zetten. Het AB heeft de taak om afwijkingen (tussentijds) goed te keuren. De heer Withagen vraagt zich af of het waterschap wel in control is. Hij krijgt het gevoel dat we bedrijfsmatig tegen overschrijdingen aan lopen. Deze worden goed uitgelegd en voldoen daarmee aan de door de accountant gestelde criteria. Toch heeft hij het gevoel dat het AB minder in control is over zijn eigen budgetbewaking. We zitten nu met een fors tekort en kunnen dat alleen maar accepteren. Mevrouw De Jong haakt hierop in. Is het onvoldoende om als AB via de Managementletter geïnformeerd te worden? We hebben deze overschrijdingen gezien, we hebben echter de afwijkingen niet geformaliseerd. Moet het AB vragen om frequentere informatie? Mevrouw De Hair antwoordt dat de frequentie van rapporteren een keuze is voor het AB. In haar ogen is de huidige frequentie prima, aannemende dat daarin ook alle informatie wordt gerapporteerd. Spanningsveld ligt erin of u op dat moment ook besluit tot een begrotingswijziging? Wanner doe je dit nog wel en wanneer bewaar je het voor bij de jaarrekening. De heer Kocx noemt als voorbeeld TAX-i. Dit is bestuurlijk al besloten want het bestuur is akkoord gegaan met stopzetten van het project. Eigenlijk hadden we dus ook nog moeten zeggen: maak daar dan ook meteen een begrotingswijziging van. De heer Withagen merkt op dat het waterschap altijd de luxe heeft gehad dat tegenvallers altijd wel wegvielen tegen meevallers. De heer Van Laerhoven merkt op dat de laatste managementletter niet strookt met de realiteit. Daarna is het resultaat nog slechter geworden. De heer Schots noemt dit een terechte opmerking. Tot ML 4 is alles gerapporteerd wat er te rapporteren viel. Het is een tegenvaller dat de jaarrekening vervolgens toch nog anders uitviel. Dit is nog extra wrang in het licht van het traject budgetbeheer. De heer Van Laerhoven vraagt om een toelichting op het risico op de switch transactie en merkt op dat de extra afschrijvingen dus niet eerder zijn opgemerkt. Mevrouw De Hair antwoordt dat hierdoor een inhaaleffect plaatsvindt. Mevrouw Franssen merkt op dat de termijn dus verkort is. Mevrouw De Hair bevestigt dit. De heer Kocx vult aan dat dit tot effect heeft dat we de komende jaren daardoor minder afschrijven. Mevrouw De Hair vervolgt de toelichting op het rapport. Het eigen vermogen staat onder druk door het resultaat, dat moge duidelijk zijn. De solvabiliteit daalt van 11 naar 7%. Dit percentage wordt bepaald door het eigen vermogen te delen door het balanstotaal. Het is moeilijk iets over de hoogte van het vermogen te zeggen. In het bedrijfsleven is een solvabiliteitspercentage van 30 / 40 % normaal. Het waterschap zit in een andere situatie omdat we lasten vertalen in tarieven, het waterschap heeft niet te maken met een commerciële markt. We rapporteren het cijfer, maar het is moeilijk om parallellen te trekken. Het is raadzaam om het eigen vermogen op bepaald niveau te houden. De heer Kocx merkt op dat de grafiek op bladzijde 7 het vermogen voor resultaatsbestemming betreft. Heeft de accountant dit bewust gedaan? Mevrouw De Hair bevestigt dit, de bestemming van het resultaat is voorbehouden aan het bestuur. De heer
-2-
Van Mieghem reageert dat de resultaatsbestemming geen onderdeel uitmaakt van de jaarrekening. Mevrouw De Hair vervolgt dat het vreemd vermogen is toegenomen door twee nieuwe langlopende leningen van in totaal 45 miljoen. We zien het gemiddelde rentepercentage afnemen van 4,26% naar 4,17 %. Het waterschap heeft een goed systeem van risicomanagement. De beschikbare weerstandscapaciteit zit zichtbaar boven de benodigde weerstandscapaciteit en we gaan er van uit dat we niet elk jaar een situatie hebben als in Moerdijk. De switch transactie is in het rapport uitgelicht omdat dit soort instrumenten momenteel extra aandacht krijgen. Kredietrisico’s die het waterschap liep, zijn afgedekt vanuit een leaseconstructie. In ruil hiervoor heeft het waterschap een PCDS portfolio overgenomen met risico. Per saldo ontvangt het waterschap hiervoor een premiebate. Het verschil tussen baten en lasten wordt geparkeerd op de balans. Pas aan het eind van de looptijd van het instrument is zeker of het echt een bate is, dan pas kan het resultaat genomen worden. De passiefpost loopt op van € 1,4 naar € 1,9 miljoen. Welk risico loopt het waterschap over deze portfolio? Met ingang van vorig jaar is Societé Generale, een instelling die gespecialiseerd is in waardering van dit soort instrumenten, gevraagd om een inschatting te maken van het risico. Deze inschatting focust zich op de kans dat deze transactie het waterschap cash geld gaat kosten. Dat is iets anders dan de marktwaarde van het instrument, maar een adequate benadering voor de jaarrekening. Beoordeeld wordt hoe de ondernemingen in de portfolio ervoor staan. In de constructie zit ook een buffer opgenomen. Als er iets met een van de 110 entiteiten gebeurt en ze hun schuld aan Deutsche Bank niet kunnen terugbetalen, dan moet het waterschap bijschieten. Voor dit gebeurt, is eerst sprake van een buffer. Op bladzijde 11 leest u dat deze buffer oorspronkelijk € 771 miljoen bedroeg. De eerste jaren heeft de buffer te lijden gehad en is gedaald naar € 489 miljoen. Met name in 2008 en 2009 hebben defaults plaats gevonden, daarna is de buffer constant gebleven en nu zelfs iets verbeterd. Het is namelijk mogelijk binnen de 110 entiteiten te wisselen. Dat in combinatie met het oordeel van Societé Generale die geen risico’s voorzien die over de grens van de buffer heen gaan, leidt ertoe dat het waterschap nu geen aanvullende voorziening hoeft op te nemen. De heer De Boer vraagt wat de categorieën in de tabel op bladzijde 11 van het accountantsrapport inhouden. Dit betreffen de ratings die speciale rating bureaus hebben gegeven aan de entiteiten in de portfolio. De heer Withagen vindt het een helder verhaal. De heer Van Laerhoven vraagt of het klopt dat AAA(1) en AAA (2) hetzelfde percentage in de buffer krijgen. Mevrouw De Hair bevestigt dat dit correct is. Voor de eerste twee tranches geld eenzelfde percentage. De heer De Boer merkt op dat hij geen goed gevoel heeft bij de transactie. Deutsche Bank betaalt ons premie, het maximale risico is € 120 miljoen. Deutsche Bank is zo’n grote financiële instelling, die betalen niet zomaar een premie van € 1,6 miljoen. Er zal de komende 5 jaar echt wel een keer een bedrijf omvallen. De komende jaren zou kunnen aantonen dat het waterschap moet bijbetalen. Hij vraagt wat de mening van de accountant in deze is. Mevrouw De Hair antwoordt dat het waterschap inderdaad een risico heeft overgenomen. Zaken zijn echter beïnvloedbaar. De portfolio kan beheerst worden, het waterschap heeft daarvoor een porfoliomanager aangetrokken. Deze heeft zelf direct belang bij een optimale portfolio. De accountant ziet dat daar actief mee gewerkt wordt. Vervolgens huurt het waterschap een gerenommeerde partij in om de risico’s te bepalen. Societé Generale maakt deze inschatting voor de rest van de looptijd. Deze instelling is zeer deskundig, ze kennen alle entiteiten tot in detail. De accountant heeft de transactie nu drie jaar meegemaakt. We kijken ook elk jaar terug naar de inschatting van het vorige jaar. Societé Generale zit er steeds hooguit qua timing naast, maar heeft tot heden alle defaults correct voorspeld. Men kan niet uitsluiten dat er iets gebeurt. Wat het waterschap kan beïnvloeden, wordt beïnvloed met ondersteuning van een zeer deskundige partij. Mevrouw De Jong merkt aanvullend op dat we ook altijd nog kunnen wisselen. De heer De Boer antwoordt dat dat geld kost. Mevrouw De Hair merkt op dat volgens Societé Generale alle 110 entiteiten in onze portfolio in 2017 nog zullen bestaan. De heer Van Laerhoven vraagt of de premiebetaling van € 1,6 miljoen jaarlijks betaald wordt. De heer Schots bevestigt dit. Mevrouw De Jong vult aan dat het bedrag van 6 ton het verschil is tussen premie betalen en krijgen. De heer De Boer merkt op dat ook de switch transactie van de SNB aandacht behoeft. Mevrouw De Hair legt uit dat deze op dezelfde manier werkt. Ze weet niet of er al cijfers aangeleverd zijn, maar de SNB zal het waterschap informeren. De heer Withagen noemt deze informatie van cruciaal belang. De SNB is een verbonden partij de informatievoorziening loopt altijd achter op de informatie uit eigen organisatie. De waarschuwing van de accountant moet bestuurlijk een plaats krijgen met ambtelijke ondersteuning. We moeten de Switch transactie van de SNB even goed in beeld krijgen als de Switch transactie van het waterschap. Mevrouw De Hair geeft aan op dat het rapport van de SNB op dezelfde manier is opgebouwd. De heer De Boer merkt op dat de portfolio van de SNB slechter is dan onze portfolio. De heer Withagen wil dezelfde soort rapportage krijgen van de SNB als van het waterschap. De heer Schots antwoordt dat de directie van de SNB primair verantwoordelijk is voor de rapportage met betrekking tot hun switch transactie. De SNB rapporteert in hun jaarrekening. In de Raad van Commissarissen en de aandeelhoudersvergadering zijn bestuurders van WBD vertegenwoordigd. De heer Withagen wil alleen te maken hebben met de dijkgraaf die als aandeelhouder in de SNB zit, die wil hij aan kunnen spreken. Hij heeft niks te maken met de directie van de SNB. De heer De Boer vraagt zich af wat het AB kan doen als het misgaat bij SNB, heel weinig denkt hij. De heer Withagen wil snel geïnformeerd worden. De heer Schots geeft aan dat de switch transactie op maandbasis wordt gevolgd. Op kwartaalbasis wordt gekeken of er een extra voorziening nodig is. Men heeft het scherp in de tang. Mevrouw De Jong zegt dat de systematiek continu is gevolgd, maar dat we niet weten
-3-
of er in de toekomst iets komt. De heer Withagen antwoordt dat deze onzekerheid in 2017 beloond wordt. Het gaat erom dat we van de SNB eenzelfde soort verantwoording zien als van onze eigen switch om het gevoel te hebben in control te zijn. De heer De Boer merkt op dat afkopen van het risico geen optie is. Deze mogelijkheid is al bekeken en was erg duur. Dat geeft aan dat we wel degelijk risico lopen, anders zouden we wel af kunnen kopen. Mevrouw De Hair vervolgt met de lasten voor TAX-i, dit een integraal ICT systeem voor belastingen dat door het Waterschapshuis werd ontwikkeld, maar ingehaald werd door de tijd. De totale kosten die het Waterschapshuis heeft gemaakt zijn € 11 miljoen. Deze kosten moeten door de waterschappen vergoed worden. Waterschap Brabantse Delta heeft zelf ook al kosten gemaakt. Deze stonden op de balans en zijn nu eenmalig als last verwerkt. Brabantse Delta heeft zelf ook als first mover een claim neergelegd bij het Waterschapshuis. Dat is adequaat gedaan. Mevrouw De Jong vraagt waarom geen voorziening is getroffen voor de kosten van het Waterschapshuis. Mevrouw De Hair antwoordt dat het waterschap € 619.000,- als kosten heeft genomen. Van die € 11 miljoen die bij het Waterschapshuis staan, kunnen nog kosten in rekening gebracht worden bij WBD. Bij het opmaken van de rekening is uitvoerig besproken of rekening gehouden kon worden met deze kosten. Er is echter nog geen enkele duidelijkheid over de verdeling over de waterschappen. Brabantse Delta heeft zelf ook nog een claim ingediend waarvan de afloop op dit moment onbekend is. Het is erkend als mogelijk risico, maar niet financieel te maken. Daarom is het alleen als risico vermeld en niet als voorziening opgenomen. Mevrouw De Jong vraagt of er nergens iets mee is gedaan. De heer De Boer antwoordt dat we een claim van € 619.000,- bij het Waterschapshuis hebben gelegd. De heer Schots antwoordt dat de claim geen € 619 betreft, dat zijn onze kosten die we hebben afgeschreven. Locosensus heeft ook een claim ingediend op het Waterschapshuis. Zij hebben de first-movers rol ingevuld voor Tax-i en daarvoor eigen kosten gemaakt. Deze moeten beoordeeld worden in de stopzetting TAX-i. De hoogte van het eventueel uit te keren bedrag is nog niet bekend. Ook is niet bekend wat er tussen alle waterschappen wordt afgesproken om dit te verrekenen. De heer van den Broek merkt op dat dezelfde bestuurlijke commissie is gevraagd advies uit te brengen hoe hiermee om te gaan? De heer Kocx vraagt of we nu wel of niet geclaimd hebben. De heer Schots antwoordt dat de ingediende claim hoger is dan € 619.000,- omdat daarin ook andere toerekenbare kosten dan wel niet gerealiseerde voordelen zijn meegenomen. Mevrouw De Jong vult aan dat onze kosten hoger zijn dan alleen de kosten van € 619.000,-. De heer De Boer zegt dat deze kosten opgeteld moeten worden bij die € 11 miljoen. De heer Schots antwoordt dat dat proces loopt. Er is een overeenkomst getroffen met de leverancier van het ICT systeem. Recent heeft het bestuur een brief gekregen met betrekking tot de overeenkomst tussen de “wijze mannen” en de ICT leverancier om de stekker eruit te trekken. De heer van den Broek vult aan dat het advies van de totale financiële afwikkeling (€ 11 miljoen + claims) wordt voorgelegd aan de ledenvergadering van de Unie van Waterschappen. Er komt een bijdrage die we moeten leveren voor het aandeel in de totale kosten en onze claim wordt beoordeeld en afgewikkeld. Wat een en ander per saldo zal gaan betekenen wordt op korte termijn duidelijk. Mevrouw De Hair licht toe dat de controle niet heeft geleid tot opmerkingen met betrekking tot het vaarwegbeheer. Het DB had gevraagd deze taak specifiek in de controle te benoemen. De heer De Boer vindt dat vreemd, het vaarwegbeheer is juist de post die we integraal doorberekenen, waarom zouden we die apart willen zien? De heer van den Broek licht toe dat het specifiek benoemen van deze taak in de controle op de rekening juist gebeurt omdat we deze taak doorrekenen. Hiermee kan het waterschap aan de provincie aantonen dat de accountant naar de financiën van het vaarwegenbeheer heeft gekeken. Mevrouw De Hair vraagt aandacht voor de afspraken die het waterschap maakt met de Belastingsamenwerking West Brabant over de Planning en Control cyclus en tussentijdse informatievoorziening. Een ander aandachtspunt is de overgang van oude systemen in 2012 naar één nieuw systeem in 2013. Het is aan te raden een audit op de conversie te laten doen om zekerheid te krijgen dat alle gegevens goed worden omgezet. Dit geldt ook voor de eigen conversie naar het nieuwe ICT systeem, ook daar wordt een audit geadviseerd, dat kan zowel intern als extern zijn. De heer Withagen antwoordt dat het AB het besluit al heeft genomen dat we dit wensen. De heer Van Mieghem zegt dat er een convenant wordt voorbereid met betrekking tot de Planning en Control cyclus, inclusief informatievoorziening, van de belastingsamenwerking. Dit zal voor de zomer klaar zijn. Mevrouw De Hair licht toe dat het verplicht is om per programma de overschrijdingen te rapporteren. Mevrouw Franssen vraagt toelichting op de opmerking in de derde alinea “is strikt genomen sprake van onrechtmatigheid” Mevrouw De Hair antwoordt dat elke overschrijding onrechtmatig is totdat het AB deze heeft geaccordeerd. De heer Withagen merkt op dat het bestuur weer heeft moeten repareren. Dat is iets waar we wat mee moeten, niet alleen omdat de accountant dit zegt. De heer Van Mieghem antwoordt dat de accountant adviseert om overschrijdingen tussentijds te formaliseren, niet alleen bij de rekening. De heer Withagen ziet hierin een risico: telkens een onrechtmatigheid wegpoetsen levert het risico dat je een zodanige negatieve begroting maakt dat die niet meer met de jaarrekening in de plooi te krijgen is. Heeft op het gebied van rechtmatigheid wel een voordeel. De heer Van Mieghem antwoordt dat het de vraag is welke maatregelen je jezelf oplegt. Dat neemt niet weg dat je bij de jaarrekening altijd moet toelichten tussen de oorspronkelijke begroting en de jaarrekening. De heer Withagen wil in control zijn, als AB een vinger aan de
-4-
pols kunnen houden. Aan beide systemen ziet hij gevaarlijke elementen. Als je overschrijdingen telkens wegpoetst, dan schrik je ook aan het eind. Als je jaar na jaar in het kader van de rechtmatigheid overschrijdingen moet herstellen, legt dit druk op de organisatie om gezonder te komen zitten. Mevrouw De Jong wil eerder besluiten. De heer Schots zegt dat afwijkingen worden gemeld zodra deze bekend zijn. Dit jaar is twee keer een begrotingswijziging gemaakt, voor Bath en Chemie Pack. Op aantal punten is het AB geïnformeerd, de afwijkingen zijn steeds in de Managementletter verwerkt, besluitvorming vindt plaats in de jaarrekening. Er waren ook zaken tussen Managementletter 4 en de jaarrekening, dat zijn dingen die niet hadden moeten gebeuren. De heer De Boer is bezorgd, het begrotingsbeheer was verbeterd in 2010, maar is nu weer verslechterd. Als hij kijkt naar het resultaat zonder calamiteiten, dan rapporteert in december managementletter twee nog € 2,1 miljoen nadelig. De rekening sluit op € 4,1 miljoen nadelig. Hij ziet jojo effecten die erop wijzen dat we niet in control zijn. De heer Schots geeft hem voor dit jaar gelijk. Vorig jaar was de afwijking een half miljoen. Mevrouw De Hair merkt op dat de afwijkingen worden veroorzaakt door niet routinematige posten, het betreft niet de normale procesgang. Dat maakt de afwijkingen minder ernstig dan wanneer deze vanuit de normale procesgang waren gekomen. De heer van den Broek geeft aan dat er twee categorieën zijn: zaken die men had kunnen weten ten tijde van managementletter 4, dan is de kritiek terecht. De andere categorie betreft afwijkingen die pas bekend geworden zijn na peildatum van managementletter 4, die dus niet voorzien hadden kunnen worden bij managementletter 4. De heer Withagen merkt op dat ontwikkel- en instandhoudingsinvesteringen zo’n groot aandeel uitmaken van de overschrijdingen. Hier hebben we toch procentuele marges voor vast gelegd. Toch heeft de accountant hier goedkeuring aan gegeven. Er zit al 10% marge op overschrijdingen. We praten nu over het deel dat boven deze marges valt. Mevrouw Snoek antwoordt dat alle overschrijdingen worden terug gemeld, ook als deze binnen 10% zitten. Bovendien is er alleen 10% marge op ontwikkelingsinvesteringen. De heer Withagen bevestigt dat alles keurig wordt gemeld. In organisatie die in control is, moeten overschrijdingen boven de vastgestelde norm tot hoge uitzondering beperkt blijven. Het waterschap is er ondertussen aan gewend dat zaken uit de rails lopen. Mevrouw De Jong is het daar niet meer eens, het bestuur is wel degelijk alert op overschrijdingen, deze worden niet zomaar geaccepteerd. De heer Van Laerhoven antwoordt dat we wel elke vergadering geld bij leggen. Mevrouw De Jong merkt op dat we daar niet laconiek over doen. We houden het wel degelijk in de gaten. Wel moeten we er als AB meer bovenop zitten en om bestuurlijke besluitvorming vragen. De heer Kocx vraagt zich af of de overschrijdingen op watersysteembeheer en zuiveringsbeheer ongeautoriseerde overschrijdingen zijn. Bij de behandeling van Moerdijk is toch een begrotingswijziging vastgesteld? De heer van den Broek antwoordt dat de begrotingswijziging er van uit ging dat we ook €16 miljoen baten zouden krijgen. De heer Kocx is van mening dat als de Lasten zijn geautoriseerd, er nu geen overschrijding meer is, de begroting is opgehoogd met € 16 miljoen. De heer Schots reageert dat de begroting met € 0,- is opgehoogd, zowel kosten als baten zijn voor € 16 miljoen opgenomen. De heer van den Broek zegt dat de tekst klopt als er zou staan : “nettolasten” in plaats van “lasten”. De heer Kocx heeft een vraag over de toleranties op bladzijde 21. In de eerste zin staat dat het AB op grond van het Waterschapsbesluit de goedkeuringstolerantie vaststelt. In de volgende zin staat dat het DB de goedkeurings- en rapporteringstoleranties heeft vastgesteld. Is dit gemandateerd? De heer van den Broek antwoordt dat de goedkeuringstoleranties zijn voorbehouden aan AB, de tekst moet dus moet AB zijn, niet DB. De heer De Boer merkt op dat 2011 het derde jaar is voor Ernst & Young, nog een jaar en dan is de keuze van de accountant weer open. Hij heeft gehoord dat je straks moet switchen van accountant. Mevrouw De Hair antwoordt dat dit alleen voor beursgenoteerde bedrijven geldt. Ernst & Young heeft wel intern een grens vastgesteld van 7 jaar als partner bij dezelfde klant om de onafhankelijkheid van het oordeel te kunnen garanderen. Het is echter mogelijk dit te borgen door een interne wisseling (andere partner of door voldoende andere waarborgen). 4. Jaarrekening 2011 Adviesnota: Bladzijde 2 De heer De Boer vraagt nadere toelichting op bladzijde 2 waar staat “onder andere veroorzaakt door wijziging van de systematiek van afschrijven”. De heer Schots antwoordt dat het ging om een ander moment van activeren dan voorheen. Dit heeft met name bij de calamiteit Bath gespeeld. De heer De Boer vraagt wat dan de andere oorzaken waren. De heer Schots antwoordt dat de ondersteunende uren voor de calamiteit Bath hoger waren dan waar men in de begroting op had gerekend. De heer Van Laerhoven merkt op dat de bedragen voor de indirecte personeelskosten variëren, hij ziet meerdere bedragen. Zijn de interne kosten € 320.000 of € 240.000? De heer van den Broek reageert dat het juiste bedrag € 240.000,- is, dit is inclusief de € 70.000 die er al stond. De interne uren zijn opgevangen in de organisatie, vormen op totaalniveau dus geen overschrijding. De heer Schots vult aan dat deze kosten doorbelastingen betreft van andere afdelingen. De heer Van Laerhoven merkt op dat deze kosten dus eigenlijk in mindering gebracht moeten worden op de totale kosten van € 2,2 miljoen. De heer van den Broek zegt dat alle kosten op de calamiteit zijn geboekt. Deze kosten zouden normaal gezien op exploitatie geboekt worden. Personeelskosten heb je in ieder geval. De heer Van Laerhoven zegt dat de extra kosten voor Bath dus geen € 2,2 miljoen bedragen. Ook Mevrouw
-5-
Franssen had deze vraag. De heer Van Mieghem geeft aan dat dit een herprioritering is geweest, de uren voor Bath zijn minder besteed op exploitatie. De heer Van Laerhoven vindt het niet zuiver dat steeds het bedrag van € 2,2 miljoen in beeld komt als kosten voor de calamiteit. De heer van den Broek antwoordt dat de afspraak is om alle kosten in beeld te brengen, dus ook personele kosten. De heer Withagen vestigt de aandacht op de laatste zin bij calamiteit Bath, “niet repareren t/m nihil”, dit is bestuurlijk belangrijk. Het besparingspotentieel is nihil. Zodra we nu calamiteiten hebben, moeten we repareren, er is geen ruimte meer om het op te vangen. De heer Schots geeft aan dat men dacht dat de exploitatiebegroting zou leiden tot een overschot, dat bleek niet zo te zijn. De heer Van Laerhoven vraagt naar de resultaten van de samenwerking Brabantse Waterschappen. De heer Schots antwoordt dat er volop aan wordt gewerkt. In de kadernota en begroting 2012 is een besparing van € 250.000 opgenomen voor samenwerken. De heer van den Broek vult aan dat deze doelstelling op loopt tot € 1000.000. In de kadernota wordt zichtbaar gemaakt wat al behaald en wat de restantdoelstelling is. In juni vindt een bijeenkomst plaats over dit onderwerp. De heer Van Laerhoven vraagt zich af of het AB hier voldoende zicht op heeft. De heer van den Broek zegt dat dit onderkend is door de stuurgroep, die zal tussentijds inzichtelijk maken wat de tussenstand is. De heer Van Mieghem merkt op dat in dit traject de kosten voor de baat uit zullen gaan. Vooraf moet je afspraken maken en zaken uitwerken. De heer Van Laerhoven zegt dat het verleden leert dat samenwerken vaak geld kost. Het bestuur moet hier kort op zitten om niet achter feiten aan te lopen. Mevrouw Franssen geeft mee dat traagheid in ons nadeel werkt. Het kost steeds meer geld. We moeten sturen op het proces zodat dit veel korter loopt. We moeten de kosten beter in de hand houden en sneller aan het AB tonen wat het oplevert. De heer De Boer wil weten op welke terreinen successen geboekt worden. De heer Schots antwoordt dat het gaat om een stuk of 15 trajecten. Hij begrijpt dat het bestuur meteen resultaat wil zien, maar sommige zaken hebben tijd nodig. Bladzijde 3 De heer Schots merkt op dat ambtelijk zal worden nagekeken of het bedrag voor TAX-i 619 moet zijn of 691, zoals in het accountantsrapport. Staat mogelijk één keer fout benoemd. Antwoord: het juiste bedrag is € 619.000, dit staat één keer fout in het accountantsrapport en is inmiddels met de accountant afgestemd. Bladzijde 4 Gevraagd wordt waarom niets is vermeld bij het kopje “Visie DB” op bladzijde 4. De heer van den Broek antwoordt dat de visie van het DB pas dinsdag aanstaande in het DB bepaald wordt. Dan komt er een oplegnotitie van het DB bij het accountantsrapport. De heer Withagen zou de adviezen van de accountant graag in een zodanige vorm willen zien dat het AB kan besluiten over deze punten. De heer Kocx merkt op dat in de tekst van het accountantsrapport meer adviezen staan dan wat hier opgesomd staat. Mevrouw Franssen vraagt of de frictiekosten van Aquon jaarlijks € 330.000 bedragen. De heer van den Broek antwoordt dat dit een jaarlijks aflopend bedrag is, in managementletter 2 komt een totaaltabel te staan. Naar aanleiding van de tabel op bladzijde 4 vraagt De heer Withagen of we de overschrijding op programma 800 in rekening kunnen brengen. Hij ziet diverse overschrijdingen in de exploitatie: 6001 18% overschreden, 800 een overschrijding van 15%, een overschrijding van 19% op 500. Dit zijn geen investeringsoverschrijdingen maar productieoverschrijdingen. De heer van den Broek antwoordt dat de extra kosten voor de muskusrattenbestrijding worden doorbelast aan alle deelnemers, hier komen baten tegenover te staan. De overschrijding drukt slechts naar rato van ons aandeel op de begroting. Mevrouw Snoek geeft aan dat de overschrijding op 800 te maken heeft met overige doorberekeningen die we bij begroting niet aan 800 konden doorrekenen. Dit is tussentijds aangepast. De heer Kocx vraagt hoe we nu omgaan met overschrijdingen? Als we al € 16 miljoen voor Moerdijk geautoriseerd hebben, moeten we dat niet nog eens doen. De heer Withagen denkt dat het bestuur alleen 500, 800 en 6001 moet autoriseren. De heer van den Broek en De heer Van Mieghem zullen dit nagaan. Antwoord na afstemming met de accountant en check met de waterschapswet: Het begrotingscriterium bij de rechtmatigheidscontrole richt zich op de afwijking ten opzichte van wat door het AB is vastgesteld, zijnde de netto-kosten per programma. Op basis van die insteek is de handelwijze van de accountant daarmee correct. In het geval van Moerdijk worden de netto-kosten uiteindelijk circa € 6,25 miljoen hoger aangezien de eerdere begrotingswijziging van + en -/- € 16 miljoen uit ging en daarmee dus financieel neutraal was. Aanvullend kan opgemerkt worden dat er formeel best een boom over op te zetten is maar dat we er steeds bewust voor kiezen om aan te sluiten bij onze interne systematiek in de begroting en bij begrotingswijzigingen. We presenteren altijd de netto kosten per programma. Bij de begrotingswijziging zijn zowel lasten als baten met hetzelfde bedrag verhoogd en zijn de netto-kosten dus niet gewijzigd. Nu de baten fors lager zijn en er per saldo dus een fors bedrag ten laste van het waterschap blijft worden mede daardoor de netto-lasten fors overschreden wat nu alsnog gefiatteerd wordt.
-6-
Bladzijde 5 Mevrouw De Jong merkt op dat de overschrijdingen op ontwikkelingsinvesteringen als 5029, 2070, 6720 allemaal na managementletter 4 zijn gekomen. De projecten hebben nog geen krediet, er hadden nog geen kosten geboekt mogen worden. Zijn dit nu zaken die na Managementletter 4 in beeld zijn gekomen? De heer van den Broek antwoordt dat dit uren betreft ter voorbereiding van de kredietaanvraag. De heer Kocx merkt op dat het project nog niet vrijgegeven had mogen worden. De heer van den Broek reageert dat wel uren gemaakt moeten worden om het voorbereidingskrediet aan te kunnen vragen. De heer Van Mieghem zegt dat deze kleine bedragen ook ten laste van de exploitatie gecorrigeerd hadden kunnen worden. Bladzijde 6 Mevrouw De Jong leest dat er in de loop van 2012 een projectscreening komt. Krijgen we die alsnog? Dat heeft niet zozeer met jaarrekening 2011 te maken. De heer van den Broek merkt op dat instandhoudingsinvesteringen geen 10% norm kennen. De heer Kocx merkt op vorig jaar gevraagd te hebben of we nu alles hadden gehad en het antwoord was toen “ja”. Nu wordt er weer een screening genoemd. De heer Schots antwoordt dat vorig jaar besproken is dat we met enige regelmaat zo naar projecten gaan kijken. Het is de bedoeling om projectscreening tot een vast mechanisme te maken. Bladzijde 7 Mevrouw Franssen heeft een lay out technische vraag met betrekking tot de mutatie van de egalisatiereserves. Het zou fijn zijn als je de restant reserves daarbij zou noemen. Mevrouw Snoek antwoordt dat deze in de rekening wel worden genoemd. Bladzijde 8 De heer Kocx merkt op dat de frictiekosten van Delta Waterlab en Aquon verwacht werden in 2012, maar in 2011 genomen zijn. Dan moet dit een voordeel opleveren in 2012. Als de kosten in 2012 verwacht werden, zijn ze dus ook meegenomen in de begroting 2012. Geeft dit extra ruimte in 2012 nu deze kosten in 2011 genomen zijn? Mevrouw Snoek antwoordt dat dit overzicht verklaard waarom posten niet gemeld zijn in managementletter 4. Deze kosten zijn ook niet in die omvang in de begroting 2012 opgenomen. Ze waren niet financieel voorzien. De heer Kocx merkt op dat de rentebijschrijving op producten lager, maar wel als nadeel wordt gemeld, is dat correct? De heer Schots antwoordt dat minder rentebijschrijving op projecten leidt tot meer rente in de exploitatie, het is dus een nadeel. Bladzijde 9 De heer Withagen vraagt om het advies wat het AB moet besluiten compleet te maken met de aanbevelingen van de accountant. Dan heeft het bestuur één advies om over te besluiten. De heer Kocx antwoordt dat dit niet samen kan met de rekening. Eerst stelt het bestuur de rekening vast en daarna kan het een besluit nemen over de acties die naar aanleiding van het accountantsrapport genomen moeten worden. De heer van den Broek meldt dat er een aparte adviesnota bij accountantsrapport komt via het DB van 1 mei aanstaande. Boekwerk De heer Kocx heeft twee kleine opmerkingen over het boekwerk: De inhoudsopgave op bladzijde 11 klopt niet met wat er na komt. Dit wordt nagekeken. Antwoord: In de versie die naar het Algemeen Bestuur gaat is de inhoudsopgave aangepast op de achterliggende hoofdstukindeling Op bladzijde 72, bijdrage van derden zijn het 5e en 8e streepje hetzelfde. Als je een van de bedragen weg haalt, klopt totaalbedrag niet meer. Ook dit wordt nagekeken. Waarschijnlijk is de zin dubbel en moet de restpost aangepast worden. Antwoord: het voordeel van niet begrote “ontvangen schadevergoedingen van verzekeringsmaatschappijen” is onterecht dubbel opgenomen en is eenmaal geschrapt. Het voordeel op de “overige ontvangen vergoedingen” ( de restpost) wordt € 52.000,- hoger. Dit is in de versie die naar het Algemeen Bestuur gaat gecorrigeerd De heer Schots spreekt namens het bestuur zijn dank uit aan de ambtelijke organisatie voor het vele werk. Hij vraagt of de commissie positief kan adviseren richting AB? Daar wordt positief op geantwoord. 5. Notulen vergadering 3 en 10 november 2011 3 November: De heer De Boer merkt op dat de notulen al aan het AB gestuurd zijn, dat was dan ter kennisgeving. De heer Kocx antwoordt dat de notulen conform afspraak zo snel mogelijk verstuurd worden, maar in de commissie achteraf formeel goedgekeurd worden. 10 november: De heer Kocx heeft een vraag naar aanleiding van de opsomming op bladzijde 7 van de fte’s ondersteunende diensten. Hij ziet daar ook muskusrattenbestrijders en projecten, maar beschouwt die als uitvoerend. De heer van den Broek beaamt dit. Deze opsomming betreft alle fte’s die niet direct naar primaire producten gaan. Voor de muskusrattenbestrijding worden alle kosten die gemoeid zijn met regeling verzameld en daarna doorbelast. De heer Schots vult aan dat de echte ondersteuning alleen de eerste vier betreft.
-7-
6. Reserve- en voorzieningen beleid De heer Schots licht toe dat het reserve- en voorzieningen beleid op een andere manier dan voorheen is ingestoken. Er heeft verdere integratie plaatsgevonden van risicoanalyse en de bijbehorende reservepositie die aangehouden moet worden. Deze notitie en ook het rapport van agendapuntpunt 7 horen daarbij. Deze zaken zijn ook in kadernota meegenomen. Vragen De heer De Boer heeft een vraag over de grafiek met het verloop van het weerstandsvermogen (blz 8). De rode lijn is wat we nastreven. De groene lijn gaat heel snel naar ideale lijn, maar de blauwe lijn vlakt af. Waarom wordt deze niet versneld afgebouwd, net als de groene lijn? De heer van den Broek legt uit dat de oorzaak de norm van 1,2 is. We hebben nu meer dus we kunnen nu afbouwen. Aan het eind van de planperiode is de 1,2 bereikt. Vervolgens kijken we in de kadernota hoe we kunnen komen tot een gelijkmatige tariefontwikkeling. Het resultaat van wat we nu bij de kadernota hebben gedaan om het tarief egaal te laten lopen, geeft deze uitkomsten. Mevrouw De Jong merkt op dat er bij watersysteembeheer al snel geen ruimte is meer om af te vlakken. De lijn moet dus wel zo lopen. Anders zouden de tarieven in een keer stijgen. De heer van den Broek geeft aan dat in 2014 voor het watersysteembeheer de lasten gelijk zijn aan het tarief. Mevrouw De Jong ziet voor watersysteembeheer geen mogelijkheid meer om tarieven te dempen als dat nodig zou zijn. Er is niet meer geld beschikbaar. Dit is een hele korte periode, al over anderhalf jaar spreken we over de begroting 2014. Daarnaast leest zij in het beleid dat als we onder 1,2 gaan, dat we dan moeten aanvullen. Dit gaat ten laste van de tarieven. De heer Schots reageert dat dit dan ook wel gelijkmatig gaat, alleen als het weerstandsvermogen onder de 1 zakt, moeten we dat deel direct aanvullen. Mevrouw De Jong merkt op dat we doen alsof we dit de ideale lijn vinden, maar we kunnen op dit moment niet anders. De heer Withagen zegt dat we zelf besloten hebben om de buffer leeg te halen. De heer Van Mieghem merkt op dat het voorstel voorligt om de lijn op 1,2 vast te stellen. Als het AB wil, kunnen we de lijn ook anders leggen. Dit is een politieke keuze. Mevrouw De Jong ziet geen rek meer. Vorige jaren hebben we altijd ruimte gehad om te egaliseren. De heer Schots merkt op dat het egaliseren ook in het oude mechanisme zat. Toen hadden we alleen een andere manier om de normhoogte vast te stellen. De nieuwe manier is consistenter en beter. De heer De Boer ziet wel een klein buffertje, we kunnen nog van 1,2 naar 1. Mevrouw De Jong vindt het zorgwekkend dat we op minimaal gaan zitten. We hebben de tarieven altijd in evenwicht kunnen houden. De heer Schots merkt op dat het beleid ook is beïnvloed door de forse onttrekkingen bij watersystemen en ook nog is beïnvloed door de extra tegenvaller op het resultaat 2011. De onttrekking wordt via bezuinigingen en lichte tariefsverhoging terug verdiend, maar dat blijkt nog niet uit de reserves. Mevrouw De Jong zegt dat het waterschap dit ergens op een gegeven moment gaat voelen. De heer Schots merkt op dat het bestuur steeds strakker begroot, hierdoor ontstaat dus ook minder kans op meevallers en meer kans op tegenvallers. De heer Van Laerhoven verlaat de vergadering om 16.08 uur De heer Kocx merkt op dat volgens het besluit het AB beleid vaststelt, op bladzijde 8 onder de grafiek wordt beleid voorgesteld. Wordt dit beleid nu voorgesteld of vastgesteld? Daarnaast zijn op bladzijde 4 zaken weggevallen ten opzichte van de vorige versie van de nota. De heer van den Broek antwoordt dat het nieuwe beleid vastgesteld wordt. Zodra het bestuur besluit, wordt dit verwerkt. De heer Kocx zegt dat in de oude versie precies vermeld staat waar we naartoe willen. Dat is nu weggevallen. De heer van den Broek licht toe dat dit het bedrag is dat hoort bij 1,2. Jaarlijks vindt een herziening plaats van het risicoprofiel. Dat getal x 1,2 wordt de nieuwe bufferruimte per taak. Daar wordt nu in de kadernota al rekening mee gehouden voor de situatie vanaf 2013. De heer Kocx stelt dat het eigen vermogen uit een aantal reserves bestaat. Er moet toch een norm per reserve aangehouden worden? De heer van den Broek legt uit dat er voortaan één algemene / calamiteitenreserve is. De omvang wordt bepaald door de factor 1,2 te vermenigvuldigen met het risicoprofiel, ieder jaar opnieuw. Het minimumbedrag is losgelaten en is vervangen door de norm 1,2. De heer Kocx merkt op dat er dan dus geen aparte calamiteitenreserve meer is. De heer van den Broek bevestigt dit, straks zijn er nog twee reserves, de algemene / calamiteitenreserve en de egalisatiereserve. De heer Kocx vindt dat dit niet goed uit de nota blijkt! Het is echter wel relevant, het betreft een grote wijziging ten opzichte van het huidige beleid. De heer van den Broek licht toe dat in het verleden de risicoanalyse leidde tot een getal. Nu is dat opgeknipt naar taken. De reden daarvoor is dat risico’s vaak gekoppeld zijn aan de taken en dat het daardoor niet mogelijk is een greep te doen uit de kas van een andere taak. De heer Kocx heeft een vraag over bladzijde 4 van het rapport van Marsh. Hoe zit het verloop in de tabel bovenaan de bladzijde in elkaar? De heer van den Broek licht toe dat het jaar 2012 nog de oude indeling bevat. Vanaf 2013 zie je de nieuwe methodiek in de tabel. Mevrouw De Jong vraagt waar nu de ruimte zit tussen 1 en 1,4. De heer Schots legt uit dat bij Zuiveringsbeheer de regel die loopt van 4.500 naar 5.900 en bij watersysteembeheer de regel van 2.196 naar 2.028 zijn afgeleid van 1,2 x de risico’s. Mevrouw De Jong stelt dat zuiveringsbeheer dus langer gebruik van de marge kan maken. De heer van den Broek bevestigt dit, zuiveringsbeheer heeft een grotere reserve. De heer Kocx stelt voor de notitie te verduidelijken. De heer van
-8-
den Broek geeft aan dat de stukken al op extranet staan. We moeten kijken hoe we daarmee het beste om kunnen gaan. De heer Schots vult aan dat we moeten voorkomen dat er verschillende versies in omloop komen. We zullen kijken hoe we aan bezwaren tegemoet kunnen komen zonder chaos te creëren. Antwoord: Er is voor gekozen een korte aanvullende uitleg (van oud naar nieuw) aan dit verslag toe te voegen. De heer Withagen vraagt wie bevoegd is ten opzichte van de inzet van reserves en voorzieningen, dat staat niet in het stuk. De heer Van Mieghem antwoordt dat dit het AB is. 7. Risico en weerstandsvermogen De heer Schots licht toe dat het rapport van Marsh Risk Consulting nu is ingestoken op splitsing naar de twee taken. Mevrouw De Jong vraagt verduidelijking van de grafiek met betrekking tot de risico-omvang op bladzijde 13. Zij ziet zowel een gemiddelde omvang als een omvang eens in de 10 jr. Waar gaan we van uit? Wat doen we met uitschieters? De heer van den Broek antwoordt dat als we deze reserves aanhouden, we 9 van de 10 jaar voldoende ruimte hebben om risico’s op te vangen. We gaan dus uit van de gemiddelde risico-omvang. De heer Kocx merkt op dat we terug gaan naar 2 reserves, watersysteembeheer en zuiveringsbeheer. Er is ook nog een egalisatiereserve voor de cross border lease. Blijft deze apart bestaan? De heer Schots reageert dat deze hier buiten is gehouden, deze reserve blijft apart gelabeld. Loopt ook buiten risicoanalyse. 8. Toelichting wet Hof De heer Van Mieghem vertelt dat hij afgelopen vrijdag heeft deelgenomen aan de klankbordgroep financiën van de Unie van Waterschappen. Daar is door iemand van het ministerie van Financiën een presentatie gegeven waarin de achtergronden en de techniek van de wet Hof werden toegelicht. De algemeen directeur van de Unie van Waterschappen Albert Vermeu heeft een toelichting gegeven op standpunten die zijn ingenomen en ingenomen gaan worden op 10 mei aanstaande in het Bestuurlijk Overleg. Het EMU saldo mag maximaal 3 % bedragen met ingang van 2013, de EMU schuld maximaal 60% van het BBP. In de voorlopige verdeling tussen rijk, gemeenten en waterschappen is 0,05 % opgenomen voor de waterschappen. Dat percentage wordt nu opnieuw bekeken. Wat zou het betekenen als de waterschappen samen € 1 miljard zouden investeren? Het aandeel waterschappen in het EMU saldo zou dan verdubbeld moeten worden om binnen norm te blijven. In nadere uitwerkingen gaat dit vraagstuk de goede richting op. Er is echter nog niets zeker. In het bestuurlijk overleg op 10 mei zal gepleit worden voor lasten en baten stelsel. Dit heeft invloed op het EMU saldo. Het kasstelsel kijkt naar inkomsten / uitgaven, het saldo daarvan maakt het EMU saldo (tekort). Zowel gemeenten, provincies als waterschappen werken met het lasten en baten stelsel. In de methodiek voor de berekening van het EMU saldo wordt geen enkele rekening gehouden met een lasten en baten stelsel. Ten onrechte vinden de koepelorganisaties. Een ander punt dat aan de orde kwam is aandacht voor de waterschapsopgave: forse investeringen zijn substantieel groter dan in het verleden. In het verleden waren investeringen kleiner, hierdoor is de vrijval van kapitaallasten lager dan wat je nu investeert. Dit heeft invloed op het EMU saldo. Hier gaat men aandacht voor vragen. Ook de HWPB bijdrage is van invloed op de wet Hof. Er is ook gesproken over het scenario dat er nu niets veranderd aan de het wetsvoorstel. Welke mogelijkheden hebben waterschappen dan om aan normstelling te voldoen? Ambities temperen, tarieven verhogen, ruimte claimen bij andere overheden, huren in plaats van investeren. Hoe zetten we dan ons investeringsprogramma weg? Als we begrotingstechnisch uitgaan van overprogrammering, heeft dit meteen invloed op het EMU saldo. Als we Reëel ramen, vermindert dit het begrotingstechnische probleem rond het EMU saldo. Vanuit het Rijk zal overigens wel getoetst worden op realisatie en begroting. Een ander aandachtspunt is het sanctiebeleid. De Unie van Waterschappen is van mening dat wanneer Nederland als deelnemer aan de EU geen sanctie krijgt opgelegd, dat dan niet vanuit het Rijk wel sancties aan waterschappen of gemeentes kunnen worden opgelegd. De heer De Boer merkt op dat de EU toch de lidstaten aanspreekt en niet de onderliggende overheden als zodanig? De heer Van Mieghem antwoordt dat de concept wet het Rijk de mogelijkheid heeft sancties op te leggen aan lagere overheden, zonder dat de EU sancties oplegt aan het Rijk. De heer De Boer begrijpt dat het Rijk zich dat voorbehoudt. Het Rijk moet lagere overheden aan de afspraken kunnen houden. De heer Withagen merkt op dat het HWBP van het rijk afkomstig is. Daar zou rekening mee gehouden moeten worden. Er moet speling in zitten. Wat zijn de financiële sancties qua mogelijkheden? De heer Van Mieghem zegt dat dit nog niet exact bekend is. De heer Van Laerhoven zegt dat ze het per 2013 willen invoeren. Hebben we in beeld wat het zou betekenen? De heer Van Mieghem antwoordt dat de kadernota al enig inzicht geeft op dat punt. De heer Kocx stelt de vraag of de wetgeving wel op 1-1-2013 ingevoerd kan worden. De norm van 3% is nu controversieel geworden. De heer Van Mieghem geeft aan dat als we de staatjes zien, de waterschappen samen een gering saldo hebben, zeker op realisatiebasis. Als we goed naar onze investeringsramingen kijken, zou de problematiek mee kunnen vallen. Mevrouw De Jong merkt op dat we een tegenraming van 30% hanteren. Gaan we dan minder benoemen of verhogen we de tegenraming? De heer van den Broek zegt dat dit nog verder uitgewerkt moet worden. De heer Van Mieghem vult aan dat er nog veel onduidelijkheid is. De heer Kocx zegt dat de 30% speling er niks mee te maken heeft. De heer Schots geeft aan dat de tegenraming moet plaatsvinden op de investeringen, niet op de kapitaallasten. De heer Withagen vraagt wat de rol van de verbonden partijen is. Wat als een verbonden partij grote investeringen gaat doen? Telt dat dan mee in de beoordeling van het
-9-
waterschap? Mevrouw De Jong merkt op dat de accountant ook op de wet Hof wijst. De heer De Boer vraagt hoe de systemen van kasstelsel en lasten en batenstelsel op elkaar aangesloten kunnen worden. De heer Van Mieghem antwoordt dat de EMU systematiek geen rekening houdt met dat verschil. Daarom geeft het zoveel problemen. 9. Treasury, terugmelding aantrekken langlopende lening De heer Van Laerhoven is aangenaam verrast door het lage rentepercentage. De heer Kocx merkt op dat dit ook effect moet hebben op de begroting. De heer Schots beaamt dit, ook in kadernota is een lagere rente opgenomen. 10. Rondvraag / sluiting De heer Kocx geeft aan dat we voor de dekking van Moerdijk een aantal innovatieve dingen bedacht hebben. Hij vraagt of er nog een terugrapportage komt of we dit halen? Het is in de begroting 2012 meegenomen. Gaan we dat dan nog apart vermelden of komt het in totaal terug in de managementletter? De heer Schots antwoordt dat alle posten meegenomen zijn in de begroting en kadernota. De maatregelen gaan over 5 jaar. Een aantal delen zullen herkenbaar zijn, onder andere onroerend goed. Andere maatregelen zoals bijvoorbeeld de besparing in het ICT plan zal niet direct te herleiden zijn naar Moerdijk. De heer van den Broek merkt op dat dit zichtbaar moet zijn in de managementletter, want als je de begroting niet realiseert, moet dit blijken uit de managementletter. De heer Kocx vraagt of er een staatje in de kadernota staat. De heer van den Broek geeft aan dat het in ieder geval tekstueel toegelicht wordt in de kadernota en dat er mogelijk zelfs het staatje erin staat. De heer Schots dankt de aanwezigen voor hun inbreng en sluit de vergadering om 16.23 uur.
-10-