Vergunning Datum Nummer Onderwerp
13 januari 2015 RWS-2015/279 Besluit op aanvraag om wijziging van de vergunning als bedoeld in artikel 6.26, tweede lid Waterwet voor: BP Europa SE – BP Nederland, Hornweg 10, 1045 AR Amsterdam
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Aanhef Besluit Voorschriften Aanvraag Toetsing aanvraag Procedure Conclusie Besluit Ondertekening Mededelingen
1. Aanhef De minister van Infrastructuur en Milieu beschikt op grond van de volgende overwegingen op een aanvraag om wijziging van de vergunning zoals bedoeld in artikel 6.26, tweede lid van de Waterwet. De aanvraag is ingediend door BP Europa SE – BP Nederland, verder BP genoemd, gevestigd aan de Hornweg 10 te Amsterdam. De aanvraag is ontvangen op 28 november 2014 en geregistreerd onder nummer RWS-2014/53616 (Wave-nummer: wtw24602).
2. Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur en Milieu als volgt: De wijziging, zoals deze in paragraaf 4.2 van dit besluit is beschreven, voldoet aan de in artikel 6.26, tweede lid van de Waterwet gestelde eisen. De wijziging kan als Pagina 1 van 7
zodanig worden vergund. Daarbij dienen de in hoofdstuk 3 genoemde voorschriften in acht te worden genomen. I
de aan BP Europa SE – BP Nederland te Amsterdam verleende Watervergunning van 4 november 2013, kenmerk RWS-2013/54224 als volgt te wijzigen:
Datum 13 januari 2015 Nummer RWSS-2015/279
3. Voorschriften voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewater-lichaam Voorschrift 1, lid 1 wordt vervangen door een nieuw voorschrift 1, lid 1: Voorschrift 1 Soorten (afval)waterstromen 1. Het onttrekken van oppervlaktewater aan de Amerikahaven en de Australiëhaven en het brengen van stoffen in de Amerikahaven en de Australiëhaven mag uitsluitend bestaan uit de hieronder genoemde (afval)waterstromen. Deze (afval)waterstromen mogen uitsluitend via de bijbehorende onttrekkings- en lozingspunten aan het oppervlaktewater worden onttrokken c.q. in het oppervlaktewater worden gebracht: Innamepunt
Soort waterstroom
A, B , C en D
Oppervlaktewater uit de Australiëhaven ten behoeve van het testen en het op druk houden van het brandblussysteem en voor hydrotesten Oppervlaktewater uit de Amerikahaven ten behoeve van het testen en het op druk houden van het brandblussysteem en voor hydrotesten Soort afvalwaterstroom
E, F, G en H
Lozingspunt Meetpunt 1
1
Effluent van de AWZI waarin de volgende afvalwaterstromen worden behandeld: · Hemelwater uit het oliehoudende riool · Hemelwater uit het niet-oliehoudende riool · Huishoudelijk afvalwater · Laboratoriumafvalwater · Drainwater · Drainwater bodembeheerssysteem · Waswater van de wasplaats · Schoonmaakwater tanks en gasbollen · Condensaat van de persluchtcompressor · Water dat vrijkomt bij het testen van het bluswatersysteem · Bronneringswater Water uit de storm water holding tank Water dat vrijkomt bij hydrotesten
Pagina 2 van 7
4. Aanvraag De aanvraag heeft betrekking op de Watervergunning van 4 november 2013, kenmerk RWS-2013/54224.
Datum 13 januari 2015 Nummer RWSS-2015/279
4.1. Bedrijfssituatie BP houdt zich bezig met de op- en overslag van vloeibare aardolieproducten en van tot vloeistof verdichte gassen (propaan en butaan). De opgeslagen producten behoren qua brandbaarheid tot de gevarenklasse K0-K3. De totale opslagcapaciteit bedraagt 1 miljoen m3 en de jaarlijkse doorzet van producten bedraagt 22,5 miljoen m3. Op a. b. c. d. e.
f.
het terrein van de inrichting vinden de volgende processen/activiteiten plaats: Opslag in tanks; Overslag van/naar zee- en binnenvaartschepen; Boord-boordoverslag (overslag tussen twee schepen); Overslag van/naar tankauto's; Behandelen van het product · Blenden (mengen van twee of meer productstromen); · Additiveren (kleine hoeveelheden productverbeterende stoffen toevoegen); · Op specificatie brengen van product m.b.v. butaan of pentaan; Ondersteunende processen en voorzieningen.
Het bedrijf heeft een vergunning op grond van de Waterwet gekregen voor: a. Het brengen van stoffen, afkomstig van BP, gelegen aan de Hornweg 10, 1045 AR in Amsterdam in de Amerikahaven en de Australiëhaven; b. Het onttrekken van water aan de Amerikahaven en de Australiëhaven. 4.2. Gewenste wijziging(en) BP heeft een bodembeheerssysteem ter hoogte van Pier A (Voor details, zie bijlage 1 van de aanvraag). Dit systeem zorgt ervoor dat met minerale olie en BTEX (Benzeen, Tolueen, Ethylbenzeen en Xylenen) verontreinigd grondwater niet meer uit de oever kan treden en dus niet meer in het oppervlaktewater kan komen. Dit systeem is sinds 2001 functioneel. Het opgepompte water wordt via een persleiding, het oliehoudend riool en de AWZI van BP in het oppervlaktewater geloosd. Bij het aanvragen van de vigerende vergunning heeft BP de lozing afkomstig van het bodembeheerssysteem als drainwater beschouwd. Gelet op de historie van de locatie is in de optiek van BP al het grondwater potentieel verontreinigd. BP heeft zich niet gerealiseerd dat in wet- en regelgeving onderscheid wordt gemaakt tussen het lozen van grondwater bij ontwatering en het lozen bij bodemsanering en proefbronnering. Met deze aanvraag wilt BP de lozing afkomstig van het bodembeheerssysteem expliciet maken en aan de vergunning toevoegen. Het gaat hierbij om relatief kleine debieten (variërend van 4.700 tot 7.760 m 3 per jaar). Ook in de kwaliteit van het onttrokken grondwater zijn fluctuaties waargenomen. Minerale olie van 150 tot 1.950 µg/l en BTEX van 250 tot 2.200 µg/l.
Pagina 3 van 7
5. Toetsing aanvraag 5.1. Toetsing aan wet- en regelgeving Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer in werking getreden, verder aangehaald als ‘Activiteitenbesluit’. In het Activiteitenbesluit zijn voor verschillende activiteiten, die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden, algemene voorschriften opgenomen. Met het Activiteitenbesluit is thans de vergunningplicht op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 6.2 van de Waterwet voor een groot aantal inrichtingen opgeheven. Het Activiteitenbesluit onderscheidt drie type inrichtingen, type A, B en C. Inrichtingen ingedeeld in type A en B vallen geheel onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit en hebben geen vergunning nodig op grond van de Wabo. Voor inrichtingen type C blijft in beginsel een omgevingsvergunning (en eventueel een watervergunning) nodig. De activiteiten die zijn geregeld in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit zijn echter ook van toepassing op inrichtingen type C en worden dus niet in die vergunning geregeld.
Datum 13 januari 2015 Nummer RWSS-2015/279
In het activiteitenbesluit zijn lozingen van bodemsanering en proefbronnering gereguleerd. Hiermee valt in beginsel de lozing van het bodembeheerssysteem onder het activiteitenbesluit. Nu wordt het afvalwater, afkomstig van het bodembeheerssysteem, via dezelfde infrastructuur en zuiveringstechnische voorzieningen geloosd. Gelet op de aard van de verontreinigingen, kan er geen onderscheid worden gemaakt tussen deze activiteiten. Indien ik tot de conclusie kom dat het doelmatig is om het afvalwater van het grondwaterbeheerssysteem samen met het afvalwater van de vergunningplichtige activiteiten te verzamelen, te zuiveren en te lozen, wordt de gemengde stroom in de watervergunning gereguleerd.
5.2. Beste beschikbare technieken De grondwaterbeheersing is aangelegd om een bodemverontreiniging met minerale olie en BTEX te beheersen. Deze verontreinigingen komen overeen met de verontreinigingen die bij de reguliere operatie van een olie terminal vrijkomen. Dit betekent dat BP over een zuivering beschikt die gericht is op het verwijderen van minerale olie en BTEX. Gelet hierop is er geen bezwaar om dit afvalwater met het overige afvalwater te behandelen. In de vigerende vergunning is de zuivering van BP als BBT beoordeeld. Ook het debiet levert geen probleem. Bij het ontwerp is het debiet van het grondwaterbeheerssysteem al meegenomen. Alleen heeft BP geen onderscheid gemaakt tussen drainwater met als doel het beheersen van de grondwaterstand en drainwater met als doel het beheersen van een bodemverontreiniging.
5.3. Gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem De gevraagde wijziging is het herstellen van een omissie in de aanvraag die ten grondslag ligt aan de huidige vergunning. Dit herstel leidt niet tot de lozing van meer afvalwater. Ook verandert de kwaliteit van het geloosde afvalwater niet.
Pagina 4 van 7
Gelet op het voorgaande, leidt de aangevraagde wijziging niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem dan volgens de geldende vergunning is toegestaan. Daarom zijn de bovengenoemde aanpassingen toegestaan.
Datum 13 januari 2015 Nummer RWSS-2015/279
6. Procedure Op grond van artikel 6.26, tweede lid heeft de voorbereiding van deze vergunning volgens het gestelde in artikelen 3.8 en 3.9, eerste lid, onderdeel a en tweede tot en met vierde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht jo. Afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht plaatsgevonden. Aangezien de aanvraag tot wijziging van de vergunning voor het lozen van stoffen niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen dan volgens de geldende vergunning zijn toegestaan, is volgens artikel 6.26 lid 2 Waterwet afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Deze vergunning treedt in werking na de bekendmaking.
7. Conclusie De ingediende aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens voldoen aan de in artikel 6.26, tweede lid van de Waterwet gestelde eisen. De beoogde verandering leidt niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen dan volgens de geldende vergunning al zijn toegestaan.
8. Ondertekening DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, Namens deze, hoofd afdeling Vergunningverlening Rijkswaterstaat West-Nederland Noord
Pagina 5 van 7
9. Mededelingen
Datum 13 januari 2015
Voor meer informatie over dit besluit kunt u terecht bij de in dit besluit genoemde contactpersoon. De contactgegevens staan in de begeleidende brief bij dit besluit. De contactpersoon kan uw vragen beantwoorden en het besluit met u doornemen.
Nummer RWSS-2015/279
Om te bepalen of u meer informatie wilt, kunnen de volgende vragen en aandachtspunten u helpen: Is de inhoud van het besluit duidelijk en is helder wat het concreet voor u betekent? Kunt u beoordelen of het besluit inhoudelijk juist is of niet? Of heeft u behoefte aan een toelichting? Kloppen de gegevens over u in het besluit en heeft u alle gegevens verstrekt? Ook wanneer u andere vragen heeft over het besluit of de procedure, of wanneer u zich op een of andere manier heeft gestoord aan de wijze waarop bij de besluitvorming met u of uw belangen is omgegaan, kunt u contact opnemen. Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar maken. U moet hiervoor wel belanghebbende bij het besluit zijn. De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het maken van bezwaar: Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent? Welk doel wilt u met uw bezwaar tegen het besluit bereiken? Wat verwacht u van Rijkswaterstaat? Is het u voldoende duidelijk wat een bezwaarprocedure inhoudt en weet u of u met een bezwaar uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere, wellicht eenvoudigere wijze bereiken? Wanneer u vragen heeft of wanneer u zich afvraagt of het indienen van een bezwaarschrift voor u de geschikte aanpak is, kunt u ook hiervoor contact opnemen met de bij het besluit vermelde contactpersoon. De contactpersoon kan met u overleggen over de te volgen procedure en u informeren over andere mogelijkheden die Rijkswaterstaat u eventueel biedt om tot een oplossing te komen. Hoe maakt u bezwaar? Om bezwaar te maken moet u, binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, een bezwaarschrift indienen. U kunt uw bezwaarschrift sturen naar de Minister van Infrastructuur en Milieu, p/a Rijkswaterstaat WestNederland Noord, t.a.v. de afdeling Werkenpakket, Postbus 3119, 2001 DC Haarlem. In het bezwaarschrift moet in ieder geval het volgende staan: - uw naam en adres, en liefst ook uw telefoonnummer; - een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u bezwaar maakt (bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden of door een kopie mee te sturen); - de reden waarom u bezwaar maakt; - de datum en uw handtekening.
Pagina 6 van 7
Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw bezwaarschrift in behandeling is. Als u dit niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. Dit doet u door de Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen. Indiening kan ook via de site http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op genoemde site voor de precieze voorwaarden.
Datum 13 januari 2015 Nummer RWSS-2015/279
Afschrift van het besluit is gezonden aan: a. Het Bureau Verontreinigingsheffing Rijkswateren (Postbus 20906, 2500 EX Den Haag); b. Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (Postbus 209, 1500 EE Zaandam).
Pagina 7 van 7