Auteur: Pieter Elsinga, Ruimtelijke Ordening en Planologie RO4VA, 2405347
Opdrachtgever: Gemeente Olst – Wijhe
In samenwerking met: Plattelandswerkplaats Salland Plus
Opleidingsinstelling: Saxion, Academie Ruimtelijke Ordening en Bouw
Olst – Wijhe, 1/6/2010
Toetsingskader windenergie
1
Voorwoord Het ‘Toetsingskader Windenergie’ is een inventarisatie van de mogelijkheden en onmogelijkheden van windenergie binnen de gemeente Olst - Wijhe. In de mitigatie van milieueffecten, oftewel het tegengaan van verdere klimaatverandering, is de opwekking van duurzame energie nodig. Windenergie is hiervoor het belangrijkste instrument voor de korte termijn. Lokale overheden krijgen in toenemende mate de verantwoordelijkheid voor de realisatie van windmolens binnen hun gebiedsgrenzen. Met duurzaamheid hebben gemeenten inmiddels de nodige ervaring en windenergie is al lang niet meer onbekend. Toch worden aanvragen niet met gejuich ontvangen. Overheden bevinden zich ineens in de spagaat tussen voor- en tegengeluiden, met aan de ene kant initiatieven van onderop en beleidsdoelen en instrumenten van hogere overheden, aan de andere kant de gevolgen voor de omgeving, de leefbaarheid die in het gedrang komt en de sentimenten in de samenleving. Tel daarbij op het gebrek aan ervaring en op windmolens toegespitst beleid en je staat voor een ingewikkeld besluit. In de gemeente Olst – Wijhe is al een aanvraag tot bestemmingsplanwijziging ten behoeve van plaatsing van windmolens behandeld. De mogelijkheden voor windmolens zijn tot op heden niet uitgewerkt, evenmin als de voorwaarden die aan ontwikkeling van windmolens gesteld moeten worden. Voorliggend ‘Toetsingskader Windenergie’ vormt het uitgangspunt voor het windenergiebeleid van de gemeente. De afweging al dan niet windenergie op te wekken binnen de gemeente Olst – Wijhe wordt niet gemaakt. Het stuk biedt de belangrijkste aspecten die hierin meewegen, zodat een verantwoorde afweging kan plaatsvinden. Het ‘Toetstingskader Windenergie’ is opgesteld als eindscriptie voor de opleiding Ruimtelijke Ordening en Planologie. Het is tot stand gekomen na onderzoek, gesprekken en het raadplegen van deskundigen. Voor de begeleiding en reflectie komt een woord van dank toe aan de heer H.A. van Vliet van de gemeente Olst – Wijhe, de heer R.J.A. Cronie en de heer H.J.P. Zeeuwen, beide als docent verbonden aan Saxion Hogeschool Deventer, alsook aan de heer G. Lier, die mede vanuit de Plattelandswerkplaats Salland Plus bij de opdrachtverlening betrokken is. Verder ben ik deskundigen van verschillende instanties dank verschuldigd voor hun afzonderlijke bijdragen aan het onderzoek: Dhr. S. van Waveren, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu Dhr. D.J. Matthijsse, dhr. A. Leever, Raedthuys Groep Dhr. S. Ergin, Suzlon Blade Technologie Mevr. L. van der Heijden, gemeente Olst – Wijhe/ Natuur en Milieu Overijssel Dhr. A. Hottinga, Staatsbosbeheer Provincie Overijssel en partners, Provinciale bijeenkomst Windenergie Dhr. B. Veldboom, dhr. W.J. Haver, Provincie Overijssel Burgemeester A.G.J. Strien, gemeente Olst – Wijhe Pieter Elsinga, Wijhe, 1 juni ’10
Toetsingskader windenergie
2
Managementsamenvatting Achtergronden De ambitie van het Rijk is in 2020 voor 6.000 Megawatt windenergie op land en 6.000 Megawatt op zee te hebben geïnstalleerd. Gemeenten hebben hierin een belangrijke verantwoordelijkheid. In de gemeente Olst – Wijhe speelt de thematiek van windenergie sinds initiatieven bij Welsum en bij Marle, bij deze laatste locatie is zelfs een aanvraag tot bestemmingsplanwijziging is ingediend. Met een vastgesteld toetsingskader kan de gemeente aanvragen eenduidig toetsen aan het gestelde beleid. Hantering van het toetsingskader (fictief) Een melkveehouder uit de gemeente Olst – Wijhe zich ziet door een verslechterend economisch perspectief genoodzaakt een nevenactiviteit op te pakken. Hij is ondernemend en heeft veel op met duurzaamheid, de ontwikkeling van een windpark op een deel van zijn land ziet hij daarom wel zitten. Twee naburige grondeigenaren krijgt hij enthousiast voor het plan, waarop ze aan de hand van het vastgestelde Toetsingskader Windenergie met een ambtenaar van de vakgroep Ruimtelijke Ontwikkelingen het plan bespreken. Locatie ‘X’ lijkt kansrijk voor de ontwikkeling van het voorgestelde windpark. Beleid ten aanzien van het buitengebied beschrijft een aantal kansen voor het dekzandlandschap. Nieuwe ontwikkelingen zijn hier beperkt mogelijk, beeldbepalende elementen kunnen de verbinding tussen stad en land versterken. Het gebied is geen provinciaal zoekgebied, wel wordt tegemoet gekomen aan de voorwaarde van 4 windmolens met elk een vermogen van ten minste 2 Megawatt. Om binnen het bestemmingsplan buitengebied te passen moet het bestemmingsplan gewijzigd worden. De enige dubbelbestemming ‘aardgasleiding’, die door het gebied loopt, kan worden verlegd. De slagschaduwgevoelige woning in het beoogde gebied krijgt een stilstandvoorziening. De windmolens, die een ashoogte van 100 meter hebben, voldoen niet aan de richtlijn van vier maal de ashoogte voor geluid. Behalve de woning van één van de grondeigenaren zal de Lden norm van 47 dB(A) echter niet worden overschreden. Door het volgen van de wetering en de aanliggende weg, wordt aangesloten bij de structuur van het landschap. Beleidsmatig kunnen de beeldbepalende elementen de functie van het productielandschap versterken, maar het gebied is weinig open en windmolens sluiten niet goed aan bij het kleinschalige, oude kampenlandschap. Het plan voor het windpark komt tegemoet aan de ambitie van de gemeenteraad meer duurzame energievoorzieningen te realiseren. De meeste inwoners zijn eveneens voor windenergie, maar beeldbepalende windmolens nabij geconcentreerde bebouwing zal veel weerstand oproepen, dat begrijpen de grondeigenaren ook wel. De gemeente is voor duurzame energievoorziening zoals windmolens, maar stelt wel een aantal voorwaarden. Bewoners krijgen de mogelijkheid te financieel te participeren in het windpark, hiertoe wordt een coöperatieve verenging opgezet. De gemeente zal de communicatie verzorgen met ondersteuning van een windteam, dat ook op andere gebieden kennis inbrengt. De grondeigenaren zien de voordelen er wel van in, met de ambtenaar werken ze het plan verder uit, met behulp van kaarten en visualisaties. Enkele weken later wordt het plan aan de gemeenteraad voorgelegd.
Toetsingskader windenergie
3
Conclusies van het onderzoek Zonder een visie en beleidsinstrumenten die toepasbaar zijn op de ontwikkeling van windmolens, kunnen aanvragen voor de realisatie van een windpark niet zorgvuldig worden beoordeeld. De gemaakte keuzes kunnen niet voldoende worden onderbouwd naar de aanvrager en naar burgers. Gezien de wettelijke normeringen is de realisatie van een windpark op een zestal plaatsen mogelijk. Elk van deze locaties kent echter ook een aantal bezwaren, met name vanuit provinciaal beleid, waardoor slechts drie locaties als kansrijk worden gezien. De mogelijkheden voor inpassing zijn aanwezig op een aantal plaatsen, mits aangesloten wordt bij de gebiedskenmerken. Door een MilieuEffect Rapportage als voorwaarde te stellen zijn bescherming van ecologische en natuurlijke waarden gewaarborgd. Een pro-actieve houding van de gemeente geeft de mogelijkheid tot het stellen van voorwaarden en het vergroten van draagvlak. De gemeente stelt voorwaarden als financiële participatie, eisen ten aanzien van inpassing en natuurcompensatie. Verder kan gebruik worden gemaakt van instrumenten als een windteam dat onder meer in het communicatietraject kan ondersteunen. De keuze voor wel of geen windmolens dient te worden gemaakt. In het andere geval blijft onduidelijkheid bestaan en stagneren initiatieven. De bezwaren die aan de gevonden locaties kleven zijn niet onoverkomelijk. Wél is een doorbraak nodig om een windpark van de grond te krijgen, vanwege de lange adem en daadkracht die dit vergt. Deze doorbraak in het windenergiebeleid kan voortkomen uit een positief raadsbesluit, samenwerking met gemeenten en provincies, toenemend draagvlak door een cultuuromslag of dreigende ontwikkelingen op de energiemarkt of in het klimaat.
Toetsingskader windenergie
4
Inhoud 1.
Inleiding .................................................................................................................................. 7 1.1
Achtergronden ........................................................................................................... 7
1.2
Aanleiding en doel .................................................................................................... 8
1.3
Leeswijzer en methodiek .......................................................................................... 8 1.3.1
2.
Olst - Wijhe ............................................................................................................................. 9 2.1
2.2
2.3
2.4 3.
Feiten en cijfers .......................................................................................................... 9 2.1.1
Functionele analyse ........................................................................................ 10
2.1.2
Windaanbod .................................................................................................... 10
Beleid ......................................................................................................................... 10 2.2.1
Nationaal .......................................................................................................... 10
2.2.2
Provincie Overijssel ........................................................................................ 10
2.2.3
Provincie Gelderland...................................................................................... 11
2.2.4
Gemeente Olst - Wijhe.................................................................................... 11
Wettelijke normeringen .......................................................................................... 12 2.3.1
Straalpaden ...................................................................................................... 12
2.3.2
Laagvliegroute................................................................................................. 12
2.3.3
Buisleidingen ................................................................................................... 12
2.3.4
Radar ................................................................................................................ 13
2.3.5
Archeologie ...................................................................................................... 13
Conclusie .................................................................................................................. 13
Windmolens.......................................................................................................................... 15 3.1
De techniek ............................................................................................................... 15
3.2
Vormen, maten en energie ..................................................................................... 16 3.2.1
3.3
3.4 4.
Gebruikte afkortingen ...................................................................................... 8
Een berekening ................................................................................................ 16
Risico’s ...................................................................................................................... 17 3.3.1
Geluid ............................................................................................................... 17
3.3.2
Externe veiligheid ........................................................................................... 17
3.3.3
Slagschaduw .................................................................................................... 18
Conclusies ................................................................................................................. 18
Landschappelijke inpassing .............................................................................................. 19 4.1
Landschapsbeleid overheden ................................................................................ 19
4.2
Beheerders en belanghebbenden ........................................................................... 20
4.3
4.2.1
Agrarische ondernemers................................................................................ 20
4.2.2
Natuurorganisaties ......................................................................................... 20
Ecologie en de IJssel ................................................................................................ 20
Toetsingskader windenergie
5
4.4
4.5
4.6 5.
6.
4.4.1
Oeverwallen..................................................................................................... 22
4.4.2
Weteringlandschap ......................................................................................... 22
4.4.3
Dekzandruggen............................................................................................... 22
4.4.4
Industriegebied ............................................................................................... 22
Vormen van inpassing ............................................................................................ 22 4.5.1
Solitaire windmolen ....................................................................................... 22
4.5.2
Windmolens aan infrastructurele- en omgevingselementen .................... 22
4.5.3
Windmolens in open grootschalig gebied ................................................... 22
4.5.4
Windmolens op bedrijventerrein.................................................................. 22
Conclusies ................................................................................................................. 24
Draagvlak .............................................................................................................................. 25 5.1
Nederlandse bevolking........................................................................................... 25
5.2
Gemeenteraad .......................................................................................................... 26
5.3
College van B&W .................................................................................................... 26
5.4
Conclusies ................................................................................................................. 26
Proces- en projectarchitectuur ........................................................................................... 27 6.1
Knelpunten in het proces ....................................................................................... 27
6.2
Aanknopingspunten voor een succesvol planproces ......................................... 28
6.3 7.
Onderscheiden landschappen in de gemeente Olst – Wijhe ............................. 21
6.2.1
Burgers participeren ....................................................................................... 28
6.2.2
Subsidies .......................................................................................................... 29
6.2.3
Crisis- en herstelwet en AMvB ..................................................................... 29
6.2.4
Windteams ....................................................................................................... 29
Conclusies ................................................................................................................. 29
Conclusies en aanbevelingen ............................................................................................ 30 7.1.1
Conclusies voorkeursgebieden ..................................................................... 31
7.2
Aanbevelingen ......................................................................................................... 33
7.3
Discussie ................................................................................................................... 33
Literatuurlijst ............................................................................................................................... 32
Bijlage I
: Windenergiekaarten Overijssel ............................................................................ 35
Bijlage II : Financieel overzicht voorbeeldwindpark............................................................ 36 Bijlage III : Archeologische verwachtingswaarden ................................................................ 37 Bijlage IV : Kaarten en visualisaties voorkeursgebieden ....................................................... 38
Toetsingskader windenergie
6
1.
Inleiding Over windmolens bestaan nog al wat verschillende meningen. Veel gehoorde bezwaren zijn de horizonvervuiling, geluidsoverlast en gevaren voor flora en fauna. Positieve geluiden zijn er ook: Iconen van een duurzame en moderne samenleving, versterking van robuuste gebieden. Weer andere mensen reageren gelaten en zien windmolens als een noodzakelijk kwaad. Feit is dat windmolens het nodige stof doen opwaaien, terwijl ze juist positieve energie zouden moeten opwekken. Centrale vraagstelling hoofdstuk: Waarom vindt onderzoek plaats naar de mogelijkheden van windenergie binnen de gemeente Olst – Wijhe?
1.1
Achtergronden Het winnen van uitputbare grondstoffen kost energie, het opwekken van energie veroorzaakt CO2 emissie. Duurzaamheid is geen doel op zich; de urgentie voor een duurzame energievoorziening ligt in het feit dat we (1) zuinig moeten zijn met grondstoffen en fossiele brandstoffen, (2) CO2 productie moeten reduceren en (3) nu de mogelijkheden hebben hernieuwbare energiebronnen aan te boren. In Duitsland voorziet windenergie in 7,5% van de stroombehoefte, het land is hiermee koploper wereldwijd (website wind-energie.de, april ’10). In Nederland is momenteel een vermogen van ruim 2.000 Megawatt aan windenergie gerealiseerd. Voor 2010 geldt krachtens Europese afspraken de doelstelling van negen procent duurzame elektriciteit als aandeel van de totale Nederlandse behoefte. Dit kan alleen worden bereikt als de hoeveelheid windenergie op land wordt verdubbeld. In het onderzoek is daarom uitgegaan van de noodzaak voor het aanboren van hernieuwbare energiebronnen en eveneens dat windenergie het grootste aandeel voor het behalen van de klimaatdoelstellingen moet leveren. (website Vrom3, jan. ’10) Het streven van het Rijk is 4.000 Megawatt windenergie op land in 2011 te hebben gerealiseerd. Hiermee vormt het een vliegende start voor de doelstellingen voor 2020. In dat jaar moet voor 6.000 Megawatt aan windenergie op land en 6.000 Megawatt op zee zijn ontwikkeld (Vrom2, juni ’09). Voor het realiseren van al deze doelstellingen en het vastleggen van de ambities voor de toekomst, werken het Rijk, de provincies en de gemeenten nauw samen. Zo zijn de mogelijkheden van windenergie op land verkend en worden knelpunten in de regelgeving, onder meer in de crisis- en herstelwet, aangepakt. Ook door subsidies en de ondersteuning van projecten door een windteam wordt de ontwikkeling gestimuleerd. (Eerste Kamer, dec. ’09) Het rijk is verantwoordelijk voor de grootschalige windlocaties van meer dan 100 Megawatt, zoals windparken in de Noordzee. De provincie richt zich op middelgrote windparken van 15 tot 100 Megawatt. In de provincie Overijssel staan op dit moment 3 windmolens die goed zijn voor 6 Megawatt aan windenergie. De provincie heeft toegezegd 30 Megawatt te hebben gerealiseerd in 2010 (Vrom2, juli ‘01). In 2020 moet een vermogen van 80 Megawatt zijn bereikt, zo staat in de Omgevingsvisie Overijssel, het belangrijkste provinciale beleidskader voor windenergie.
Toetsingskader windenergie
7
1.2
Aanleiding en doel Een nieuwe, complexe en politiek gevoelige opgave ligt bij de gemeente. Op lokaal niveau moet worden beoordeeld of windmolens met het natuur- en cultuurlandschap zijn te verenigen. Probleemstelling: Op welke manier kan de gemeente Olst - Wijhe recht doen aan de opgave mee te werken aan duurzame energieopwekking met behulp van grootschalige windmolens in de gemeente, binnen de verantwoordelijkheden die ze heeft ten aanzien van leefbaarheid, flora en fauna. De gemeente Olst – Wijhe wil gestalte geven aan haar verantwoordelijkheid door een onderzoek naar de mogelijkheden voor windmolens binnen de gemeente. Met behulp daarvan kan de gemeente een duidelijke visie formuleren. Na het vaststellen van de visie kan de beoordeling van plannen met betrekking tot de plaatsing van windmolens helder en eenduidig plaatsvinden. Doelstelling: Het bieden van een onderzoeksrapport en toetsingsinstrument met behulp waarvan de beoordeling en sturing van aanvragen met betrekking tot de oprichting van windturbines in het buitengebied van de gemeente Olst – Wijhe kunnen plaatsvinden.
1.3
Leeswijzer en methodiek Het Toetsingskader Windenergie is opgebouwd uit twee delen. Het eerste deel is inventariserend en beslaat de hoofdstukken Inleiding, Olst – Wijhe en Windmolens. De hoofdstukken uit de inventarisatie hebben een hoge informatiedichtheid. De informatie is voornamelijk kwantitatief beschreven. De technische mogelijkheden om de beide onderzoeksobjecten ‘Olst – Wijhe’ en ‘Windmolens’ met elkaar te verenigen worden onderzocht aan de hand van het beleid, wettelijke normeringen, kaarten en technische gegevens. De informatie is gegenereerd door raadpleging van deskundigen, veldwerk en door bureauonderzoek. Het tweede deel, de hoofdstukken 4,5 en 6 kennen vooral een kwalitatieve benadering. In de hoofdstukken wordt gezocht naar de aanvullende criteria die moeten worden gesteld ten aanzien van de ontwikkeling van windmolens. Hiervoor zijn diepte-interviews met deskundigen gehouden en zijn resultaten in een multi-criteriaanalyses verwerkt. Ook is bestaande literatuur geraadpleegd, is veldwerk verricht en zijn foto’s gemaakt. Informatie en beeldmateriaal is verwerkt in visualisaties, kaarten en schema’s. In de conclusies en aanbevelingen komen de delen bij elkaar. Gebieden met technische mogelijkheden worden getoetst aan de criteria die blijkens de onderzoeksresultaten moeten worden gesteld. Verder worden in het hoofdstuk aanbevelingen gedaan.
1.3.1
Gebruikte afkortingen Koolstofdioxide Kilometer Ecologische Hoofdstructuur Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen Algemene Maatregel van Bestuur
CO2 km EHS BEVI
Megawatt Kilowatt Crisis- en Herstelwet Subsidieregeling Duurzame Energie
MW kW CHw SDE
AMvB
Toetsingskader windenergie
8
2.
Olst - Wijhe Om te kunnen beoordelen of windmolens in de gemeente zouden kunnen worden gerealiseerd, wordt op hoofdlijnen een beeld van het gebied geschetst. Centrale vraagstelling hoofdstuk: Kan, gelet op het beleid en de wettelijke normeringen die in het gebied van toepassing zijn, windenergie in de gemeente Olst – Wijhe worden opgewekt?
2.1
Feiten en cijfers De gemeente Olst – Wijhe bestaat uit de gelijknamige dorpen en de kleinere kernen en buurtschappen Boerhaar, Boskamp, Den Nul, Eikelhof, Elshof, Herxen, Marle, Middel, Welsum en Wesepe. De gemeente heeft 17.500 inwoners en een oppervlakte van 120 km2. Het aantal woningen in de gemeente bedraagt 6.800. (website Olst – Wijhe, febr. ’10) De CO2 productie van de gemeente Olst - Wijhe is met 8,5 ton per bewoner per jaar relatief hoog. (DWA, maart ’10). Dit is deels toe te schrijven aan het lage inwoneraantal en het hoge aandeel van grote bedrijven in de gemeente. De ligging van de gemeente wordt gekenmerkt door de noord-zuid oriëntatie van de IJssel, de IJsseldijk, het spoor en de weteringen. Vanaf de IJssel en de uiterwaarden richting het oosten liggen achtereenvolgens de oeverwallen van de IJssel, de dekzandruggen met de beekdalen en vervolgens de lager liggende natte gebieden. In het noorden bij Zwolle liggen komgronden, terwijl zich in het zuiden van de gemeente het essenlandschap met de maten en vlieren bevind. Ook de landgoederenzone en het natuurgebied de Duursche Waarden liggen hier. Door de verschillende gebiedstypen is het karakter van het buitengebied gevarieerd. De grootste natuurwaarde hebben de IJssel en de IJsseluiterwaarden, tevens de meest bekende recreatieve trekkers. (gem. Olst – Wijhe, De lokale economie van Olst – Wijhe)
< (website kaart.nl, mei ’10)
Toetsingskader windenergie
9
2.1.1
Functionele analyse De gemeente Olst – Wijhe is tegenwoordig een forenzengemeente, terwijl vroeger veel mensen in de kernen, vooral in Wijhe, werkten. Ook voor bijzondere voorzieningen en bereikbaarheid van het achterland zijn bewoners mede gericht op Deventer en Zwolle. Het buitengebied heeft recreanten veel te bieden. Te denken valt aan de IJssel en de uiterwaarden en de ligging nabij de Veluwe en de Sallandse Heuvelrug. Op cultureel gebied zijn de Havezaten, overblijfselen van de IJssellinie en het centrum van Wijhe de moeite waard. De agrarische functie speelt nog altijd een belangrijke rol. In de gemeente zijn twee Landbouw Ontwikkelingsgebieden.
2.1.2
Windaanbod Voor de gemeente Olst – Wijhe is de gemiddelde windsnelheid op 10 meter hoogte 4,5 meter per seconde, op 100 meter hoogte is dit 7,5 meter per seconde. (Agentschap NL1, jan. ’09) Het hogere windaanbod in de kustprovincies wordt vaak gezien als een excuus voor het niet plaatsen van windmolens. Hoewel de efficientie bij hoge windsnelheden groter is, hoeft de geringere windsnelheid in het binnenland geen bezwaar te vormen. Vlak over de grens, tussen Gronau en Munster, staan veel windmolens, terwijl de windsnelheden hier met 3,5 meter per seconde op 10 meter hoogte laag zijn en het landschap gesloten is met bosschages en bomenrijen.
2.2
Beleid In het gebied is ten aanzien van windmolens beleid van de landelijke overheid, de provincie Overijssel en de gemeente Olst – Wijhe van kracht.
2.2.1
Nationaal Het Rijk stuurt bij de provincies en gemeenten aan op de realisatie van meer windenergie. In de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie zijn een taakstelling voor provincies en inspanningsverplichting voor gemeenten opgenomen. Zelf neemt het Rijk het voortouw bij de nationale windlocaties van meer dan 100 MW, zoals in de Noordzee. Dit beleid sluit aan bij het nationale beleidskader, de Nota Ruimte, waarin wordt gestuurd op decentrale uitvoering en gebiedsgerichte ontwikkeling.
2.2.2
Provincie Overijssel De provincie vervult een belangrijke coördinerende rol in de realisatie van windmolens. In het kader van de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie, kortweg BLOW, bedraagt de taakstelling van Overijssel 30 MW aan het eind van 2010. De Omgevingsvisie Overijssel spreekt over 80 MW duurzame energie in het jaar 2020. De provincie heeft hiertoe een aantal zoeklocaties aangewezen, waar een middelgroot windpark kan worden gerealiseerd. Nieuwe windmolenparken bestaan uit minimaal 4 windmolens met een vermogen van 2 MW. De toelichting van de Omgevingsverordening noemt (p. 43, toelichting ruimtelijke ordening) enkele beperkingen in de provincie: ‘In de verordening wordt daarom de oprichting van windmolens uitgesloten binnen de EHS, de twee Nationale Landschappen (IJsseldelta en Noordoost- Twente) en gebieden die zijn aangewezen als laagvliegroutes en funnels (aanvliegroutes).’
Toetsingskader windenergie
10
De provincie heeft een opgave voor de realisatie van windenergie en duurzame energie, maar eveneens een belangrijke verantwoordelijkheid voor natuur en landschap. Ten aanzien van bescherming van de ecologie kan onderscheid worden gemaakt tussen gebieden- en soortenbescherming. De natuurbeschermingswet kent drie soorten aanwijzingen van natuurgebieden met bijzondere waarde. 1) Voor Natura 2000-gebieden mag als gevolg van projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de planten- en dierensoorten optreden. Het gebied ‘Uiterwaarden IJssel’ is habitat- en vogelrichtlijngebied. Provincies verlenen de Natuurbeschermingswetvergunning. 2) Nationale landschappen zijn beschermde natuurgebieden. Veel gebieden, waaronder de ‘IJsseluiterwaarden’, zijn vervallen door de aanwijzing als Natura 2000. 3) De EHS is gericht op instandhouding, herstel en ontwikkeling van een zo groot mogelijke verscheidenheid van dier- en plantsoorten. De Duursche Waarden en de landgoederenzone maken deel uit van de EHS. De EHS gebieden worden verbonden door middel van robuuste verbindingszones, waarvan één in het noorden van de gemeente Olst – Wijhe ligt. De verbindingszone moet nog worden ontwikkeld, maar het EHS regime is hier al wel toepassing. Provincie Overijssel heeft het gebied aangemerkt als groenblauwe hoofdstructuur. Bescherming van soorten als vogels en vleermuizen is geregeld in de Flora- en faunawet. Als zich in een gebied beschermde soorten bevinden kan vrijstelling worden verleend door het ministerie van LNV, maar altijd geldt de zorgplicht voor de plant- en diersoorten. (LNV, ’10) Nagegaan moet worden wat de kans op slachtofferrisico en eventueel verlies aan jachthabitat is. (VVZ, juli ’07) De Wet ruimtelijke ordening geeft provincies de mogelijkheid om een inpassingsplan te maken voor een project dat het provinciaal belang dient. De CHw zegt dat Provinciale Staten aanvragen moeten beoordelen als de gemeente deze afwijst en nog niet is voldaan aan de provinciale realisatienorm. De gemeente kan hiertegen geen bezwaar indienen. 2.2.3
Provincie Gelderland Door de ligging aan de provinciegrens wordt naar het Gelders beleid ten aanzien van windmolens gekeken. De provincie Gelderland wil vaart maken met windenergie en heeft als doel 140 MW windenergie in 2015. Windmolens passen volgens de provincie in modern, grootschalig, open, productielandschap. Een belangrijk gegeven zijn de foerageergebieden voor overwinterende ganzen en smienten, die vlak over de provinciegrens ter hoogte van Marle en Welsum liggen.
2.2.4
Gemeente Olst - Wijhe De gemeentelijke organisatie streeft ernaar innovatief, vitaal en ondernemend te zijn. Ze biedt een goede dienstverlening naar burgers en ruimte en mogelijkheden voor ondernemers. Ook duurzaamheid krijgt een steeds grotere plaats. Uitleglocaties worden energiezuinig en duurzaam ontwikkeld, bedrijventerrein worden geherstructureerd en de gemeente onderneemt verantwoord. In het ‘Klimaatakkoord gemeenten en Rijk 2007-2011’ is afgesproken dat gemeenten via bestemmingsplannen locaties aanwijzen voor het opwekken van duurzame energie, zoals biogas, zonne- en windenergie. Gemeenten streven naar de opwekking van 20% (als aandeel van het totale stroomverbruik) hernieuwbare energie in 2020.
Toetsingskader windenergie
11
In de duurzaamheidsvisie wordt ingegaan op de huidige situatie en de kansen van bestaande en nieuwe woningen, bestaande en nieuwe bedrijventerreinen, de gemeentelijke organisatie, de agrarische sector en grootschalige energieopwekking. De toekomstvisie van de gemeente kent als onderdeel de duurzame versterking van bedrijventerrein ‘De Enk’ met een nieuw en energiezuinig gemeentehuis. Geplande aardehuizen in Zonnekamp-oost zijn voorbeelden van klimaatneutrale woningen. ‘De gemeente ambieert een duurzame ontwikkeling op thema’s als ecologie, landschap, water, mobiliteit en grondgebruik’, zo staat in de structuurvisie. De gebiedstypen cultuurlandschap, landbouwontwikkelingsgebied en open landschap zijn het meest geschikt voor windmolens in het buitengebied. Uit het Landschapsontwikkelingsplan Salland kan worden geconcludeerd dat vooral dekzandvlaktes aanknopingspunten bieden voor nieuwe ontwikkelingen zoals windmolens. Fysieke verbindingen tussen stad en land worden door middel van landschapselementen gelegd, in het kader van rood voor rood en in de LOG’s zijn, weliswaar beperkt, mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen. Voor de realisatie van een windmolen dienen een bouwvergunning en milieuvergunning te worden verleend. Aanvragen voor de bouw van windmolens passen in geen van de vigerende bestemmingsplannen. Het voorontwerp bestemmingsplan buitengebied zegt in onderdeel ‘5.8.4 Windenergie’ van de toelichting: ‘Het plangebied is niet geschikt voor het grootschalig opwekken van windenergie.’ Hier ligt echter geen afgewogen motivatie aan ten grondslag. Om windenergie mogelijk te maken kan het huidige bestemmingsplan worden aangepast, met als onderbouwing voorliggend onderzoek.
2.3
Wettelijke normeringen In de gemeente bestaan omgevingselementen en aanwijzingen die specifiek voor windmolens een beperking vormen. Vanuit het bestemmingsplan buitengebied zijn de elementen en aanwijzingen vertaald in de kaart met beperkingen.
2.3.1
Straalpaden In de gemeente loopt één straalpad (straalverbinding tussen telecommunicatiemasten) door het uiterste noordoosten. De afstand tussen het uiteinde van de rotor en het hart van het straalpad dient ten minste 35 meter te bedragen. (Provincie Overijssel1, sept. ’05)
2.3.2
Laagvliegroute De laagvliegroute van defensie, waar tot 75 meter hoogte mag worden gevlogen, overlapt het buitengebied van noord naar zuid over een breedte van 2 zeemijl, of 3,7 km. In dit gebied worden bouwwerken van meer dan 40 meter hoog als onaanvaardbaar beschouwd. Windmolens zijn vanwege de hogere tiphoogte dus uitgesloten.
2.3.3
Buisleidingen In het gebied lopen enkele hogedrukaardgasleidingen van de Gasunie, waarvoor een minimale afstand van de ashoogte plus een derde van de bladlengte geldt. (Riedstra, D. okt. ’05)
Toetsingskader windenergie
12
2.3.4
Radar Binnen een omtrek van 28 km rondom een radarstation staat Defensie geen gebouwen hoger dan 45 meter toe, die het radarbereik met zo’n 10 procent verminderen. Bij 13% van de windenergieprojecten is dit een belemmerende factor (Bosch & van Rijn, juli ‘08). Om meer windenergieprojecten te kunnen realiseren wordt gezocht naar een minder stringente toepassing van de norm. Radarpost Nieuw Milligen ligt op ligt op een afstand van 23 km van de gemeentegrens, het zuidelijk deel van de gemeente ligt binnen de straal van 28 km. Vliegveld Teuge ligt nog dichter bij maar geeft geen beperkingen.
2.3.5
Archeologie Het ‘risico’ op archeologisch vondsten is niet uit te sluiten, maar wel te benaderen met behulp van de archeologische verwachtingswaardenkaart (bijlage 3) van het gebied. Windmolens beslaan weinig ruimte in open gebieden, ver van woonhuizen verwijderd. Langs de IJsseluiterwaarden is de verwachtingswaarde hoog, evenals op de komgronden nabij Windesheim. De oeverwallen bij Marle hebben een lage verwachtingswaarde.
2.4
Conclusie De gemeente Olst – Wijhe leent zich qua openheid en windsnelheid voor de opwekking van windenergie. Het beleid op de verschillende niveaus is, naast energiebesparing en duurzaam materiaalgebruik, gericht zich op hernieuwbare energiebronnen. Natuurlijke waarden en functies in gebieden en wettelijke normeringen beperken de mogelijkheden. Uitsluiting EHS IJsseluiterwaarden Laagvliegroute Defensie Straalpad Ondergrondse buisleidingen
Norm Op basis van De provinciale Omgevingsverordening Natura 2000 en Nationale Landschappen De provinciale Omgevingsverordening 35 m. Bestemmingsplan buitengebied +/- 120 Bestemmingsplan buitengebied m.
Risico’s tot uitsluiting Radarpost defensie Vleermuizen Ganzenfourageergebieden
Op basis van 28 km Beleid radarverstoring Defensie VZZ rapport Vleermuizen en windenergie Provincie Gelderland: Foerageergebieden voor overwinterende ganzen, 2008 Weidevogelgebieden Omgevingsvisie Overijssel Groenblauwe hoofdstructuur Beleidskansenkaart Windenergie Ov. Geringe afstand buiten wettelijke norm Uitkomsten MER onderzoek per situatie Archeologische vondsten Archeologische verwachtingswaarden Aanknopingspunten Op basis van Karakter: Cultuurlandschap Structuurvisie Olst - Wijhe Functie: Structuurvisie Olst – Wijhe Landbouwontwikkelingsgebied Beeldkwaliteit: Open landschap Structuurvisie Olst - Wijhe Dekzandvlaktes LandschapsOntwikkelingsPlan Salland De wettelijke normeringen zijn vertaald in de volgende kaart. Alleen de zes witte gebieden zijn na implementatie van de normeringen en aanwijzingen niet uitgesloten. Dit zijn de gebieden: 1. Oeverwallen Marle 4. Weteringzone Herxen
2. Zandwetering Noorden 5. Weteringzone Wijhe
3. Oeverwallen Welsum 6. Weteringzone Olst
Toetsingskader windenergie
13
Toetsingskader windenergie
14
3.
Windmolens Windmolens worden beschreven aan de hand van feiten, cijfers en beelden om te kunnen toetsen of en hoe ze met het gebied zijn te verenigen. Centrale vraagstelling hoofdstuk: Welke kansen bieden de ontwikkelingen in de windmolenindustrie en met welke negatieve externe effecten moet rekening worden gehouden?
3.1
De techniek Een windmolen bestaat uit een netaansluiting en een fundament, waarop de mast is geplaatst. In de mast lopen kabels en in moderne windmolens bevindt zich een lift. Boven op de mast ligt de gondel. Deze behelst de naaf, een generator en vaak een tandwielkast, omdat de generator voor het opwekken van stroom een bepaald toerental nodig heeft. Een windmolen heeft altijd een rem voor onderhoud en noodsituaties. Verder zit in de gondel een krui-installatie of motor verwerkt, die de kop van de gondel in de wind houdt. (website Engineering-online, febr. ’10)
(website Gepower, febr. ’10) De rotor bestaat uit twee of drie bladen die door de opstuwende werking van de wind draaien. Tegenwoordig is het overgrote deel van de windmolens met drie rotorbladen uitgerust. Dit geeft meer stabiliteit en wordt als rustiger en prettiger ervaren. Moderne windmolens zijn geautomatiseerd met verschillende systemen. Zo worden de temperatuur en het toerental geregeld en worden prestaties bijgehouden. Het bouwen van een windmolen is duur, de richtprijs die ECN/KEMA hanteert is 1,35 miljoen euro per Megawatt. De kostprijs van elektriciteit is voor een windmolen in een windrijk gebied 5 tot 8 cent per kilowatt/uur, terwijl dit voor energie uit fossiele brandstoffen 4 cent bedraagt. (Vrom3, jan ‘10) Door een milieuheffing op energie uit fossiele brandstoffen, waaruit subsidies voor duurzame energieopwekking worden betaald, is windenergie rendabel. (van Waveren, S., maart ’10) Een windmolen heeft een afschrijvingstermijn van 15 jaar, maar kan technisch gezien circa 20 jaar staan.
Toetsingskader windenergie
15
3.2
Vormen, maten en energie Windmolens zijn sterk in ontwikkeling. Het Nederlandse bedrijf Lagerweij produceerde in de jaren ’80 al windmolens met de kenmerkende blauwe gondels en een vermogen van 75 kW. (website technisch weekblad, febr. ’10) Nu, 20 jaar later zijn offshore windmolens met een vermogen van meer dan 6 MW haalbaar. Bepalend voor het vermogen dat opgewekt kan worden is de rotordiameter.
Jaar Diameter Ø (m) Vermogen (kW)
1990 25 200
1994 50 750
1998 70 1.500
2002 100 3.000
2006 120 5.000
2010 140 7.000
(Pieter Elsinga naar: website Olino.org, febr. ‘10) De gemiddelde windmolen op land heeft een vermogen van circa 2 MW en een hoogte van 70 tot 80 meter. Vermogens van 3 MW en een ashoogte van 100 meter zijn tegenwoordig gangbaar. Windaanbod en de omgeving zijn bepalend voor de keuze. 3.2.1
Een berekening Het vermógen van een windmolen wordt uitgedrukt in Megawatt (MW) of Kilowatt (kW). 1 MW is 1.000 kW. De hoevéelheid gebruikte of geleverde energie wordt uitgedrukt in kW/uur of kW/h. Dit is te berekenen door het vermogen met het aantal uren te vermenigvuldigen. Een windmolen met een vermogen van 1 MW of 1.000 kW maal 8.760 (uren in een jaar) zou jaarlijks 8.760.000 kWh kunnen leveren. Afhankelijk van de gemiddelde windkracht, ashoogte en omgeving kan hooguit een derde, of 2.920 vollasturen, worden behaald. Hieronder staat is de opbrengst van een windmolen berekend met variabelen, afgestemd op de situatie in de gemeente Olst – Wijhe. Windmolen : Enercon E71, ashoogte 85 m. en diameter 71 m. Vermogen : 2.000 MW Windkracht : 4 meter per seconde Benadering vollasturen : 1.760 (website NWEA, mei ‘10) Opbrengst (vollasturen x vermogen) : 3.520.000 kW/h per jaar Het gemiddeld stroomgebruik van een huishouden in Nederland is 3.500. Bovenstaande windmolen kan dus circa 1.000 huishoudens van stroom voorzien. Zeven windmolens voorzien alle 6.800 huishoudens in de gemeente Olst - Wijhe. (website milieucentraal, febr. ’10)
Toetsingskader windenergie
16
De toepassing van windmolens lager dan 80 meter in het binnenland is voor ontwikkelaars en exploitanten financieel niet meer interessant, vanwege het lagere vermogen en de lagere windsnelheden op deze hoogte.
3.3
Risico’s De realisatie van windmolens geeft een aantal interne en externe effecten, die dienen te worden ondervangen om aan de gemeentelijke bouw- en milieuregelgeving te voldoen. In sommige gevallen is een ontheffing of vergunning van een andere overheid nodig. Zo geeft een waterschap toestemming voor plaatsing bij dijken en vaarten en het ministerie van LNV bij natuur- en beheergebieden. Voor risicovolle objecten moet een ontheffing worden verleend, voor windparken van meer dan 15 MW wordt een MilieuEffect Rapportage opgesteld.
3.3.1
Geluid De overlast als gevolg van het geluid dat windmolens produceren wordt vaak gezien als de meest belemmerende factor voor realisatie. De publiciteit die aan de overlast door windmolens word gegeven is vaak eenzijdig. De overlast, die ir. Frits van der Berg heeft aangetoond in een onderzoek naar geluidsnormen bij een stabiele atmosfeer, is echter onmiskenbaar. Het risico kan van te voren goed worden ondervangen door de locatiekeuze. Met het toerental kan het volume worden gereduceerd en kan de windmolen zelfs helemaal worden stilgezet. Verder zijn technologische ontwikkelingen gaande om het geluid te reduceren door middel van kartelranden aan het uiteinde van de rotor. (Graaf, de. Mariëtte, okt. ’09) De normering voor geluid van windmolens wordt uitgedrukt in Lden (Level day evening night). Hierbij wordt het geluidsniveau per dagdeel met een norm geïndexeerd, omdat geluid ’s avonds en ’s nachts als storender word ervaren. De Lden norm is in de wijziging milieuregels windturbines op 47 dB(A) gesteld, de maximale geluidsbelasting is hiermee 50 dB(A) overdag, 45 dB(A) ’s avonds en 41 dB(A) ’s nachts. (Vrom4, aug. ’09) De vuistregel voor de afstand tot woningen om binnen deze geluidsnormen te blijven is vier maal de ashoogte van de windmolen, (Vrom3, jan. ’10)
3.3.2
Externe veiligheid Windmolens worden gecertificeerd aan de hand van de NEC ’88 kwaliteitsnorm. Mogelijke veiligheidsrisico’s van windmolens zijn het omvallen van de mast, het vallen van de gondel en het afbreken van een rotor. In mei 2009 velde een voorjaarsstorm een wiek van een windturbine langs de A6, die vervolgens op de weg terecht kwam. Het kader voor de toetsing van de veiligheidsrisico’s is het ‘Handboek risicozonering Windturbines’ uit 2005. Windmolens vallen niet onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Wel gelden het GroepsRisico (GR) en de Plaatsgebonden Risico (PR) contouren. Voor kwetsbare objecten als woningen geldt de PR 10-6 contour, dit is de ashoogte plus halve diameter. De PR 10-5 contour voor beperkt kwetsbare objecten is gelijk aan de halve diameter. Het ‘Handboek risicozonering Windturbines’ geeft een richtlijn voor de veiligheidsafstanden voor windmolens met verschillende vermogens.
Type Windturbine (kW) PR 10-6 contour (m) PR 10-5 contour (m)
kW 500 109 20
kW 750 116 24
kW 1000 122 28
kW 1250 127 31
kW 1500 131 34
kT 1750 134 37
kW 2000 136 39
kW 2250 142 42
kW 2500 149 44
kW 2750 155 46
Toetsingskader windenergie
kW 3000 162 48
17
Het groepsrisico (GR) is de kans dat een ongeval met tien doden slechts één op de honderduizend per jaar mag voorkomen. Bij een enkele woning in de buurt is dit niet aan de orde, maar domino-effecten moeten worden uitgesloten bij plaatsing in de buurt van bebouwing, wegen, waterwegen, spoorwegen, industrie, ondergrondse transportleidingen en kabels, bovengrondse leidingen, hoogspanningsleidingen, dijklichamen en waterkeringen. (Agentschap NL2, ’05) Voor de minimale afstand van de windturbine tot het spoor hanteert ProRail 7,85 meter plus de halve rotordiameter. ProRail moet een vergunning verstrekken voor plaatsing van windturbines wanneer een rotorblad binnen het beheersgebied draait. Het beheersgebied van ProRail is tot 11 meter uit het hart van het naastliggende spoor. Plaatsing van windmolens op bestaande, kleine industrieterreinen is door de aanwezigheid van BEVI objecten en beperkt kwetsbare bedrijfsgebouwen moeilijk. 3.3.3
Slagschaduw De draaiende rotoren en de mast kunnen slagschaduw veroorzaken. Schaduwhinder komt vooral voor als de zon laag staat in de ochtend en avond bij woningen ten NW, N of NO van het windpark. Slagschaduw mag maximaal 17 dagen per jaar gedurende 20 minuten op een gevel van een schaduwgevoelig object vallen. (Agentschap NL2, ’05) Binnen de kritische afstand van 12 x de rotordiameter (circa 1 km.) wordt onderzoek verricht en bij overschrijding wordt in de vergunning een automatische stilstandvoorziening voorgeschreven. Schaduwgevoelige bestemmingen zijn onder meer woningen, niet in eigendom van deelnemers in het project. (Bosch & van Rijn, juli ‘08)
3.4
Conclusies Door ontwikkeling zijn een grotere schaal en hogere vermogens mogelijk. Windmolens beantwoorden aan de vraag naar duurzame energievoorzieningen. De schaalvergroting geeft ook grotere risico’s en externe effecten. Negatieve aspecten kunnen vaak goed worden ondervangen door voldoende afstand tot gevoelige bestemmingen in acht te nemen. Door ervaring en technologische ontwikkelingen, zoals een stilstandvoorziening, uilenveertjes en matte coatings, kunnen externe effecten deels worden weggenomen. Uitsluiting Geluidsnormering Binnen contour kwetsbare objecten Binnen contour beperkt kwetsbare objecten Risico’s tot uitsluiting Slagschaduwgevoelige bestemmingen Binnen PR 10-6 contour beperkt kwetsbaar Aanknopingspunten Stille windmolens Anti reflecterende coatings Minimale ashoogte van 80 meter Driewiekige windmolens, gelijke types
Norm Lden 47 PR 10-6 PR 10-5
Op basis van Geluidsnormering Handboek Risicozonering Windturbines Op basis van 17 dagen Activiteitenbesluit Handboek risicozonering Windturbines Op basis van Ontwikkeling en uilenveren Toegepaste technieken Windaanbod binnenland Visuele gewenst
Toetsingskader windenergie
18
4.
Landschappelijke inpassing Op basis van het windaanbod kan technisch gezien windenergie in de gemeente Olst Wijhe worden opgewekt. Een goede landschappelijke inpassing van windmolens is een moeilijke opgave voor Ruimtelijke Ordening die bovendien moeilijk is te kwantificeren. Centrale vraagstelling hoofdstuk: Kunnen windmolens worden ingepast in de gemeente, gelet op de gebiedskenmerken en de inbreuk die plaatsing van windmolens hierop maakt?
4.1
Landschapsbeleid overheden De beoordeling van de landschappelijke kwaliteit en inpassing ligt voornamelijk bij de provincie. Aan de hand van de Catalogus Gebiedskenmerken, het tweede deel van de Omgevingsvisie, wordt inpassing beoordeeld. Deze catalogus omschrijft de provinciale ambitie, het provinciaal belang en de sturing aan de hand van de kenmerken van het Overijsselse landschap. De provincie Overijssel worstelt echter zelf nog met de concrete toepassing van de catalogus op windmolens. Het ‘Uitvoeringskader Windenergie’, dat in voorbereiding is, moet hierin uitkomst bieden. (Haver, W. mei ’10) De Omgevingsvisie geeft uitgangpunten voor ontwikkelingen in het Overijsselse landschap: • Nieuwe verbindingen tussen bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen leggen. • Elk project moet bijdragen aan ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving. De provincie stelt dat windmolens moeten bijdragen aan de kwaliteit van het landschap, maar windmolens maken met hun schaal en vorm vooral inbreuk op het landschap. Om deze reden is naar de landschappelijke inpassing van windmolens al veel onderzoek verricht. De karakteristieken ‘modern’, ‘grootschalig’ en ‘productielandschap’ komen hieruit steeds naar voren als geschikt voor de inpassing van windmolens. (NM, juli ‘09) Zelfs kunnen ze de ruimtelijke kwaliteit versterken of benadrukken. De drie karakteristieken zijn verduidelijkt door enkele concrete gebiedstypes. Modern
Polders, ontginningsgebieden, jonge landschappen, energie landschappen en nieuwe infrastructuur. Grootschalig Open vlakten/weiden/meren, diepe lijnen, grote omgevingselementen, kanalen en dijken. Productielandschap Landbouwontwikkelingsgebieden, laad- en losterreinen, industriegebieden, havengebieden en mixlandschappen. De gemeentelijke beoordeling vindt globaal op twee onderdelen plaats. De vakgroep milieu richt zich op de gevolgen voor de mens, voor planten en dieren, het landschap, lucht, water, bodem en archeologie. De onderdelen zijn vergelijkbaar met de Milieueffect Rapportage, die onder de 15 MW niet verplicht is maar wel de beste onderbouwing biedt. (Heijden, L. van der, maart ’10/ Veldboom, B. maart ‘10) De vakgroep Ruimtelijke Ontwikkelingen toetst de inpasbaarheid in het bestemmingsplan en de ruimtelijke situatie. De impact op het landschap is veelal het grootste bezwaar tegen windmolens, omdat de milieutechnische overwegingen door de aanvrager goed kunnen worden ingeschat. De afweging voor de inpasbaarheid in het landschap is dus in toenemende mate doorslaggevend. De vakgroep Ruimtelijke Ontwikkelingen heeft ten aanzien hiervan geen vastgesteld afwegingskader, evenmin is een visie op de inpassing van windmolens in het landschap geformuleerd.
Toetsingskader windenergie
19
4.2
Beheerders en belanghebbenden Naast overheden hebben ook grondeigenaren en natuurorganisaties een belangrijke stem in de beoordeling van de inpasbaarheid van windmolens.
4.2.1
Agrarische ondernemers Agrarische ondernemers hebben een grote binding met het landschap, omdat ze voor hun inkomen en de bedrijfsvoering afhankelijk zijn van de natuur. Windmolens beperken boeren nauwelijks in de bedrijfsvoering en veel boeren zijn gebaat bij de extra vaste inkomsten. In de afgelopen jaren is gebleken dat dit voor veel boeren zwaarder weegt dan de inbreuk die windmolens doen op het landschap, wat overigens niet betekent dat elke boer de ontwikkeling van windmolens op zijn land ziet zitten.
4.2.2
Natuurorganisaties Natuurorganisaties in Overijssel zijn voor de ontwikkeling van windenergie, maar pleiten wel voor clustering in enkele grote windparken. De ANWB, Recron, Het Oversticht, Landschap Overijssel, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en Natuur en Milieu Overijssel hebben hiertoe een petitie aangeboden aan Statencommissie Ruimte, Water en Duurzaamheid. (website NMO, juni ’09) De houding van Staatsbosbeheer is exemplarisch voor de houding van natuurorganisaties. Staatsbosbeheer is zowel een autoriteit als grondbezitter en beheerder van het buitengebied. Als belanghebbende kan zij zienswijzen indienen, ook op inpassingsplannen. Voor Staatsbosbeheer is het behoud van karakteristieke en natuurlijke gebieden belangrijk, echter de landschappelijke waarde is moeilijk te kwantificeren. Wanneer het behoud van beschermde gebieden of de bescherming van flora en fauna in het geding zijn, maakt Staatsbosbeheer zich sterk tegen de komst van windmolens. (A. Hottinga, maart ’10)
4.3
Ecologie en de IJssel Zoogdieren in de buurt van de IJssel zijn verschillende soorten vleermuizen, ree, haas, vos, konijn en bever. De IJssel staat vooral bekend als vogelrivier. Voor vogels en vleermuizen kan de komst van windmolens directe gevolgen hebben. Natuurlijk rivierbeheer heeft het aantal moeras- en watervogels sterk doen toenemen in de ruige en natte waarden. De gebieden, onderdelen van de IJsseluiterwaarden, die in de gemeente Olst – Wijhe liggen zijn buitenwaarden Wijhe, Hengforder waarden, 't Nijendal, Welsumerwaard, Fortmond en Duursche Waarden. (Staatsbosbeheer, maart ’10) Het aantal en de diversiteit van weidevogels lopen wel terug. Ook landelijk is deze trend zichtbaar. Sinds de jaren '80 is de overlevingskans van weidevogels sterk gedaald. Een te beperkte hoeveelheid grasland wordt matig bemest en laat gemaaid. (website Sovon, apr. ’09) Waar het aantal steltlopers, eendensoorten en zangvogels terugloopt, zijn er nog wel zwanen, ganzen en smienten. In en langs de uiterwaarden zijn Grauwe ganzen in groten getale aanwezig, wat hier en daar overbegrazing en overlast veroorzaakt. Door de vliegbewegingen van de weidevogelgebieden en ganzengebieden naar drinkplaatsen bij de IJssel kunnen windmolens een gevaar vormen. De risico’s en aantallen zijn echter nog onduidelijk. Bij helder weer vliegen vogels tussen of onder windmolens door en bij onstuimig weer om het gehele park heen. Bezwaarlijke effecten van de ontwikkeling van windmolens zijn het wegblijven of sterven van vogels in weidevogel- en ganzengebieden. Uit ecologisch oogpunt is de inpassing van windmolens gewenst in gebieden met beperkte ecologische en natuurlijke waarde, zoals bedrijventerreinen. (Bakker, R. juli ’09)
Toetsingskader windenergie
20
4.4
Onderscheiden landschappen in de gemeente Olst – Wijhe >
Oeverwallen gemeente Olst - Wijhe
>
Weteringlandschap gemeente Olst - Wijhe
>
Dekzandruggen gemeente Olst - Wijhe
> Industriegebied gemeente Olst - Wijhe
Foto’s auteur, maart ‘10
Toetsingskader windenergie
21
4.4.1
Oeverwallen Langs de uiterwaarden van de IJssel liggen de oeverwallen. Dit landschapstype onderscheidt zich door de geomorfologie, natte gebieden, vogelgebieden en openheid.
4.4.2
Weteringlandschap Door de zuid-noord oriëntatie en de gecultiveerde, rechte lijnen geven de Zandwetering en de Soestwetering landschappelijke aanknopingspunten voor windmolens. Dit geldt ook voor de infrastructuur van de Rijksstraatweg en het spoor.
4.4.3
Dekzandruggen In diverse notities zijn de dekzandruggen aangemerkt als plekken waar ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied kunnen plaatsvinden. De verbinding tussen stad en land kan door beeldbepalende elementen worden gemaakt. Beleidsmatig zijn de dekzandgebieden geschikt voor windenergie, maar de gebiedskenmerken lenen zich niet goed door de geslotenheid met strookbeplanting, maten, vlieren, essen en kampen.
4.4.4
Industriegebied De bedrijventerreinen De Enk, De Meente, Industrieweg en Noordmanshoek liggen aansluitend aan woongebied. De terreinen hebben een kleinschalige opzet en beperkte bedrijfsgrootte. De uitbreidingen van de bedrijventerreinen De Meente en Noordmanshoek en het terrein bij de omlegging van de N348 bij Wesepe bieden door aanwezige bebouwing en kleinschalige opzet geen kansen voor windmolens.
4.5
Vormen van inpassing Inpassing kan op verschillende manieren, afhankelijk van ruimte en gebiedskenmerken.
4.5.1
Solitaire windmolen Op basis van de Omgevingsvisie Overijssel is het plaatsen van een enkele windmolen uitgesloten. De potentiële capaciteit voor windmolens op erven en in kleinschalig landschap blijft hiermee onbenut. Diverse landschapstudies onderbouwen de keuze voor het provinciaal clusteringsbeleid om verrommeling van het landschap tegen te gaan.
4.5.2
Windmolens aan infrastructurele- en omgevingselementen De windmolens langs de A6 in de Flevopolder zij een mooi voorbeeld van aansluiting bij omgevingselementen. Langs wegen en spoorwegen is al relatief veel geluidsoverlast en bijbehorende geluidscontouren, wel dient met veiligheidsafstanden rekening te worden gehouden. Andere gecultiveerde elementen zijn beken, weteringen, kanalen en dijken.
4.5.3
Windmolens in open grootschalig gebied Door de schaal en de openheid zijn windmolens geschikt voor grootschalig open gebieden, die voornamelijk in de polders, Friesland en Groningen zijn te vinden. In open, grootschalige gebieden is ruimte voor gridpatronen of parallelle lijnopstellingen.
4.5.4
Windmolens op bedrijventerrein Windmolens zijn door kleur en materiaalgebruik goed inpasbaar op industriegebied, de functie en het karakter versterken het gebied. Ook milieukundig heeft dit voordelen, omdat natuurwaarden niet worden aangetast. Vanwege BEVI objecten is inpassing lastig.
Toetsingskader windenergie
22
> Solitaire windmolen
> Windmolens aan infrastructurele- en omgevingselementen
> Windmolens in open grootschalig gebied
> Windmolens op bedrijventerrein
Afbeeldingen: Google, ’10
Toetsingskader windenergie
23
4.6
Conclusies Door de enorme impact is inpassing van windmolens in het landschap voortdurend onderwerp van discussie en onderzoek. Overheden, natuurbeheerders, grondeigenaren en belanghebbenden hebben de verantwoordelijkheid voor de complexe afweging. De visie van de provincie Overijssel is dat ontwikkelingen in het buitengebied toegevoegde landschappelijke kwaliteit tot gevolg moeten hebben. Windmolens sluiten aan bij landschappen die grootschalig of modern zijn en gericht op productie. De productiefunctie en de ontwikkelingsmogelijkheden van dekzandgebieden, in het bijzonder de LOG’s, vormen vanuit gemeentelijk beleid de eerste zoekrichting. Landschappelijke elementen zorgen hier echter voor geslotenheid, bovendien zijn geen ruimtelijke mogelijkheden voor windmolens. Mogelijkheden liggen wel in de oeverwallen en het weteringlandschap in het noorden. Deze gebieden zijn open en grootschalig. Het noordelijke deel van het weteringlandschap is een jong landschap (Omgevingsvisie Overijssel, aug. ’09). Zowel de oeverwallen als het weteringlandschap zijn geen productielandschap maar hebben juist ecologisch en natuurlijk meer betekenis. Inpassing in de landschappen is met positieve en negatieve aspecten beoordeeld. Gebiedstype Kansrijk Oeverwallen
Weteringlandschap uiterste noorden
Beperkt mogelijk Weteringlandschap Olst - Wijhe
Onmogelijk Industriegebieden
Dekzandruggen
Op basis van + Openheid van het landschap + Provinciaal clusteringsbeleid - Ganzenfourageergebied, natuurbeheerders en provincie Gelderl. - Toekomstige realisatie + Aanwezige verstoring Rijksstraatweg en spoorweg + Aansluiten bij richting van infrastructurele elementen + Jong landschap, provincie Overijssel - Weidevogelgebieden, natuurbeheerders en provincie Overijssel - Toekomstige realisatie robuuste verbindingszone - Cultuurhistorie en archeologische (verwachtings)waarde + Aanwezige verstoring Rijksstraatweg en spoorweg + Aansluiten bij richting van infrastructurele elementen - Verspreide woningen buitengebied - Weidevogelgebieden, natuurbeheerders en provincie Overijssel + Windmolens sluiten aan/versterken industrielandschap + Reeds aanwezige verstoring, lage beeldkwaliteit en ecologie - Geen ruimtelijke mogelijkheden door kleinschalige opzet - (Geconcentreerde) woningbouw nabij industriegebieden + Landbouw Ontwikkelings gebieden + Ontwikkelingen mogelijk, LOP Salland en beleid gemeente - Geslotenheid, geen ruimtelijke mogelijkheden lijnopstelling - Karakteristieke omgevingselementen, maten en vlieren, kampen
Toetsingskader windenergie
24
5.
Draagvlak Voor de ontwikkeling van windmolens is draagvlak nodig. Het draagvlak bij bewoners is afgeleid van landelijk gehouden peilingen. Daarnaast wordt het draagvlak bij het college van B&W en de gemeenteraad in kaart gebracht. De visie van natuurorganisatie is steeds eenduidig gebleken: Niet tegen, mits windmolens zoveel mogelijk zijn geclusterd en de bescherming van soorten en gebieden is gewaarborgd. Centrale vraagstelling hoofdstuk: Is onder inwoners, belanghebbenden en bestuurders draagvlak voor de realisatie van windmolens?
5.1
Nederlandse bevolking The SmartAgent Company deed in opdracht van VROM onderzoek naar de mening van Nederlanders over duurzame energie. Bijna alle mensen vinden duurzame energie belangrijk, 15 % is neutraal. Ongeveer 75% van de mensen vindt dat er meer moet worden geinvesteerd in windenergie en dat dit bij Nederland hoort. Meer betalen voor groene energie wil echter een beduidend lager percentage van de mensen: Slechts 25%. 23% van de mensen is voor windenergie, 64% is gematigd en 13% is tegen. Newcom concludeert dat 94% van de mensen van mening is dat duurzame energie aan een beter klimaat bijdraagt. Windenergie is het belangrijkste middel volgens 37% van de mensen. De beste locaties zijn op zee en langs dijken, infrastructuur en industriegebied. Verder is opvallend dat 59% van de mensen windmolens in de eigen gemeente vindt passen, terwijl plaatsing in de directe nabijheid vaak grote bezwaren oproept. Milieu Centraal heeft onder haar DigiPanel een draagvlakonderzoek gehouden. Nederlanders staan positief tegenover wind- en zonne-energie, zo blijkt. Voor de uitbreiding van het areaal windmolens is een behoorlijk draagvlak, zowel voor locaties in de Noordzee als op locaties in of in de buurt van de eigen woonplaats. Voorwaarde is wel dat de molens landschappelijk goed worden ingepast, wat betekent dat ze komen langs snelwegen of kanalen. (website Milieu Centraal, ’09) 70
Eens
60
Neutraal
50
Oneens
40 30 20 10 0
De Stentor heeft in juni 2009 een poll geplaatst om de mening van bewoners over het plan zes windmolens met een ashoogte van 105 meter bij Marle te plaatsen. Van de 268 mensen die een stem uitbrachten, stemden er 188 voor, ongeveer 70%. Met 72 ofwel 27% zijn de mensen die negatief zijn over het plan veruit in de minderheid.
Toetsingskader windenergie
25
5.2
Gemeenteraad Bij behandeling van de duurzaamheidsvisie heeft de meerderheid van de gemeenteraad aangegeven het meest ambitieuze scenario na te streven. Deze ambitie is vertaald in de partijprogramma’s voor de gemeenteraadsverkiezingen. De grootste twee partijen PvdA en CDA, die samen een coalitie hebben gevormd, verwoordden het als volgt in het coalitieakkoord: ‘De gemeente ondersteunt in principe initiatieven op het gebied van duurzame opwekking van energie.’ Bij behandeling van de klimaatscan ‘Koersbepaling naar een duurzaam Olst – Wijhe in 2020’ zal de vraag van ‘wel of geen windenergie’ zich opdringen. Zonder windenergie kan de CO2 emissie slechts beperkt worden teruggedrongen en is een klimaatneutrale gemeente niet op korte termijn haalbaar.
5.3
College van B&W Het college is verdeeld over windmolens als instrument voor duurzame energieopwekking (Burgemeester A.G.J. Strien, april ’10). Als de gemeenteraad de beslissing ten aanzien van windenergie in het midden laat, zullen initiatieven in ieder geval stagneren door de houding van het college. Een heldere lijn en een gemotiveerd lid van het college zijn noodzakelijk voor de ontwikkeling van een windpark, gezien de lange adem die dit vergt. Vervolgens is het de taak van het college door een zorgvuldig communicatietraject draagvlak onder bewoners te creëren en het belang van het plan te verdedigen voor andere overheden, natuurorganisaties en belanghebbenden.
5.4
Conclusies Het merendeel van de Nederlandse bevolking is positief over de ontwikkeling van windenergie op land. Voor bewoners van Drenthe en bewoners van de regio Salland geld hetzelfde. Toch is een grote groep niet overtuigd, de vraagstelling is sterk van invloed op de resultaten van een draagvlakonderzoek. Opvallend is dat mensen weinig bezwaar hebben tegen windmolens in hun gemeente of woonplaats. Pas bij directe aantasting van het leefklimaat (of de angst hiervoor) neemt het draagvlak af. Deels kunnen een goed planproces en communicatie dit ondervangen, maar gezien de algemene en landelijke schaal is een cultuuromslag nodig. Verschuivende belangen en financiele prikkels kunnen dit eveneens snel veranderen. Om recht te doen aan de bezwaren moeten de effecten duidelijk en transparant worden getoetst. Dit leidt tot vertrouwen bij bewoners en een kwaliteitsimpuls voor het plan. Voor de ontwikkeling van een windpark zijn daadkracht en een lange adem nodig. Als de gemeente niet zelf voor een groot deel achter het plan staat, is het gedoemd te mislukken of een langdurig en slepend proces te worden. De gemeenteraad neemt een beslissing ten aanzien van windenergie waaraan het college eensgezind uitvoering geeft. Bewoners zijn doordrongen van de noodzaak van duurzame energieopwekking. Meer dan de helft is voor de ontwikkeling van windmolens, ook in de eigen gemeente. Op dit moment is er niet voldoende draagvlak bij bestuurders en politiek. Dit kan in de loop van de tijd veranderen door onder meer: • Groeiende noodzaak en opgave duurzame energieopwekking te vermeerderen. • Een projectaanvraag die past bij de omgeving en op instemming kan rekenen.
Toetsingskader windenergie
26
6.
Proces- en projectarchitectuur Wanneer de gemeente achter het plan staat, komen de windmolens er vaak ook. Desalniettemin maken bijna alle projecten hun gang naar de Raad van State. Van initiatief tot oplevering vergt in maar weinig gevallen minder dan tien jaar. De gemeente is verder gebaat bij een zorgvuldig proces, omdat de gemeente zelf de verantwoordelijkheid voor welstand, leefbaarheid en veiligheid wil blijven waarmaken, ook met windmolens. Centrale vraagstelling hoofdstuk: Welke knelpunten en aanknopingspunten zijn van belang om een geslaagd windmolenproject van de grond te doen komen?
6.1
Knelpunten in het proces Alle knelpunten in het proces komen voort uit de verschillende belangen. Daarom zijn de verschillende actoren en hun houding in beeld gebracht. Tegenstrijdige belangen en bedoelingen zijn de bron van knelpunten die zo vaak in het planproces voorkomen. Knelpunten kunnen in sommige gevallen worden voorkomen door een goede communicatie en onderbouwing van het plan. In andere gevallen kan het bieden van de mogelijkheid voor financiele participatie het belang doen verschuiven. In weer andere gevallen zal de houding niet verschuiven. Gegronde argumenten voor een negatieve houding moeten worden vertaald in een kwaliteitsimpuls of heroverweging van het plan.
Actor Gemeente Provincie Bewoners Omwonenden Participanten Ontwikkelaar Landschapbeheer Fabrikant Exploitant Netbeheerder
Belang Klimaatdoelstelling Prestatieafspraak Klimaat versus omgeving Welzijn, geen overlast Exploitatie of vergoeding Financieel Bescherming natuur Verkoop windmolens Energieopbrengst Levering energie
Bedoeling Kwaliteit leefomgeving Leefbaarheid, landschap Leefbaarheid Kwaliteit leefomgeving Snelle realisatie Ontwikkeling windmolens Clustering of voorkomen Kwaliteit en veiligheid Investering er uit halen Garanderen energie
Bijdrage Toetsing en sturing Passief Financiële participatie Inspraak, bezwaren Financiën of grond Procedure en investering Kritiek of tegenstand Ontwikkeling windmolens Financiën Infrastructuur
Door het vaststellen van een toetsingskader neemt de gemeente stelling en vindt de beoordeling eenduidig plaats. Dit ondervangt de volgende knelpunten: • De grond en onderbouwing voor een eenduidige afweging is niet aanwezig. • Effecten op de leefomgeving en impact op het landschap zijn onduidelijk. • De gemeente heeft geen sturende rol en flankerend beleid ontbreekt. • Initiatiefnemers en grondeigenaren halen zich woede op de hals, terwijl de gemeente verantwoordelijk is voor de beoordeling. Een pro-actieve rol van de gemeente kan worden vertaald in de volgende stappen: Actief (grond)beleid : Windmolens opnemen in het bestemmingsplan. of Passief beleid : Aanvraag toetsen aan beleid, opstellen flankerend beleid. Verkenning : Overleg met belangenorganisaties en andere overheden. Regie en sturing : Eisen en randvoorwaarden zoals participatie en inpassing. Vergunning : Toetsen bouwvergunning en milieuvergunning. Coördinatie : Gemeente communiceert en behartigt alle belangen.
Toetsingskader windenergie
27
6.2
Aanknopingspunten voor een succesvol planproces Behalve knelpunten zijn ook nieuwe ontwikkelingen die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van windmolens.
6.2.1
Burgers participeren In Nederland zijn meer dan 15 windmolencoöperaties, verenigingen van ‘windmolenbezitters’, waarvan ruim 10.000 mensen, bedrijven en ook overheden lid zijn. Een vereniging met veel leden vergroot het draagvlak voor het windpark. Een gemeentelijk energiebedrijf kan dezelfde functie hebben, omdat bewoners eigenaar zijn. Een authentiek voorbeeld hiervan is het energiebedrijf ‘Stichting Energievoorziening Dearsum’. Met een biovergistingsinstallatie voor koeienmest en een windmolen is in een groot deel van de energiebehoefte voorzien. De bewoners, die allen lid zijn van de stichting, zijn bovendien minder energie gaan gebruikten voor een hogere opbrengst. Projectontwikkelaars betrekken alleen grondeigenaren in de ontwikkeling. De ontwikkelaar sluit met hen een overeenkomst voor de voorgenomen ontwikkeling, geeft een vergoeding voor de grond en het gebruik en bereikbaar houden van het toeleidend pad. (Dirk-Jan Matthijsse, 2-5-‘10) De pacht bedraagt gemiddeld € 14.000 per MW per jaar. Zelflevering van de geproduceerde elektriciteit is aantrekkelijk door het idee dat uit het stopcontact groene stroom komt. Financieel is dit niet gunstig, omdat het niet door de stroommeter gaat en dus geen subsidie kan worden gevraagd. Teruglevering via een aanbieder van groene stroom is een betere oplossing. (AgentschapNL4, ‘09) Omwonenden kunnen financiëel participeren, vervolgens andere geïnteresseerden. Entiteit Beleggingsfonds Lening Obligaties Stichting Coöp. vereniging B.V. Maatschap VOF CV
Winstdeling
Zeggenschap Geen zeggenschap Ja Beperkt, toezicht Rente Geen Rente Beperkt, afspraken Wel zeggenschap Geen Bestuurders Ja Ledenvergadering Ja, dividend Aandeelhouders Ja Ja Ja Ja Ja Beperkt
Aansprakelijkheid Inleg Weinig, tot inleg Weinig, tot inleg Alleen bestuurders soms, bestuurders Beperkt Ja, maten Ja, bedrijven Inleg
De meest voorkomende juridische entiteiten zijn de Besloten Vennootschap (B.V.) en coöperatieve vereniging. De laatste is bij financiële participatie de beste mogelijkheid doordat een ieder kan deelnemen. (AgentschapNL4, ‘09) Financiële participatie kan niet als randvoorwaarde worde opgelegd als in het verleden al een aanvraag is afgewezen. Gelijke gevallen dienen gelijk te worden beoordeeld (Mr. Bogaert, V.V.R. van, art. 1 Grondwet) en een nieuwe beoordeling met aanvullende eisen getuigt niet van een in eerste instantie zorgvuldig genomen besluit (Mr. Bogaert, V.V.R. van, art. 3:2 Algemene wet bestuursrecht).
Toetsingskader windenergie
28
6.2.2
Subsidies Voor de ontwikkeling van windmolens en duurzame energie in het algemeen zijn subsidies aan te vragen. De Subsidieregeling Duurzame Energie (SDE) is de opvolger van de Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP). De SDE is een exploitatiesubsidie die de onrendabele top voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie vergoedt. De SDE is een belangrijk instrument binnen het werkprogramma 'Schoon en Zuinig, nieuwe energie voor het klimaat', waarin het kabinet aangeeft hoe Nederland 20% hernieuwbare energie in 2020 kan halen. (AgentschapNL5, sept. ’07) Naast de SDE is belastingvoordeel mogelijk via de Energie-investeringsaftrek (EIA). De provinciale subsidieregeling ‘Duurzame energie en energiebesparing’ is niet gericht op windenergie. De gemeente Olst – Wijhe heeft eveneens geen eigen subsidie voor grootschalige energieopwekking.
6.2.3
Crisis- en herstelwet en AMvB Per 31 maart 2010 is de CHw in werking getreden. Provinciale Staten zijn bevoegd om voor de ontwikkeling van windparken van 5 tot 100 MW een inpassingsplan vast te stellen. Door de wijziging van de electriciteitswet kan de provincie bij Algemene maatregel van Bestuur een inpassingsplan maken voor duurzame energieopwekking. Provinciale Staten zijn verplicht aanvragen te beoordelen als de gemeente deze heeft afgewezen en nog niet aan de provinciale realisatienorm is voldaan. De provinciale realisatienorm, die voór de zomer met provincies wordt vastgesteld, wordt onderdeel van de Algemene Maatregel van Bestuur. (S. van Waveren, maart ’10)
6.2.4
Windteams Een ander instrument van de Rijksoverheid om windenergie op land te stimuleren is het inzetten van windteams. Het windteam ondersteund met expertise van AgentschapNL in het proces, de communicatie en realisatie. Deskundigen van het ministerie of de provincie vullen het windteam aan met de gewenste disciplines, zoals communicatie, recht, accountancy of landschapsarchitectuur. (S. van Waveren, maart ’10) Door middel van kennis en een zorgvuldig communicatietraject kan draagvlak worden gegenereerd. Te bedenken valt dat persberichten en verdediging door initiatiefnemers vaak het tegenovergestelde bewerken.
6.3
Conclusies Knelpunten komen voort uit tegengestelde belangen en meningen. Aan de bezwaren van mensen moet in alle gevallen recht worden gedaan door een goede onderbouwing en vroegtijdige communicatie. Ongegronde, emotionele bezwaren kunnen zo in veel gevallen worden voorkomen. Gerechtvaardigde bezwaren versterken de kwaliteit van het plan of leiden tot een heroverweging. De gemeente houdt de regie door in een vroeg stadium mee te denken en de belangen van alle actoren te behartigen. Hierbij kan een windteam ondersteuning bieden door kennis en ervaringen. De gemeente moet aanvragen op gelijke wijze en volgens dezelfde criteria beoordelen. Daarom is het moeilijk voorwaarden te stellen ten aanzien van financiële participatie. Met nieuwe wetgeving als de CHw en de komende AmvB kunnen keuzes worden onderbouwd en procedures versneld.
Toetsingskader windenergie
29
7.
Conclusies en aanbevelingen Per hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies uit het onderzoek kort benoemd. Windenergie is op dit moment het meest aangewezen middel voor duurzame energieopwekking. Gemeenten hebben mede de opgave de klimaatdoelstellingen te behalen. Het Rijk zet de laatste jaren hoog in op windenergie, terwijl andere landen al langer van de noodzaak van duurzame energievoorziening zijn doordrongen. De mogelijkheden om invulling te geven aan de moeilijke opgave die de gemeente hierin krijgt, zijn in beeld gebracht. Dit is gedaan door voor windenergie mogelijkheden te zoeken en aanvullende criteria vast te stellen die de gemeente van toepassing kan verklaren: De visie van de gemeente Olst – Wijhe op windenergie in de gemeente. Ondanks de diverse beperkende bepalingen en gebiedskenmerken kan, technisch gezien, op verschillende plaatsen in de gemeente een windpark worden gerealiseerd. Het beleid van de provincie Overijssel geeft veel beperkingen voor windenergie in de gemeente Olst – Wijhe. De aanwijzingen van weidevogelgebied, ganzenfourageergebied, groenblauwe hoofdstructuur en zoekgebied robuuste verbindingszone zijn mogelijke uitsluitingsgronden, waar de EHS dat in ieder geval is. De gemeente Olst – Wijhe heeft omtrent windenergie geen visie of beleid, terwijl de duurzaamheidsvisie en het Landschapsontwikkelingsplan evenals het coalitieakkoord ambities uitspreken. Het bestemmingsplan buitengebied sluit zonder onderbouwing plaatsing van windmolens uit. Voor bepalingen en aanwijzingen in het gebied als buisleidingen, radar en de laagvliegroute gelden beperkende normeringen. Door technologische ontwikkelingen bieden windmolens beantwoorden steeds meer in de vraag op duurzame energievoorziening. Bezwaren en externe effecten zijn onontkoombaar. Tien jaar geleden produceerden windmolens 1 MW. Windmolens van de huidige generatie zijn goed voor 3 MW en in 2020 waarschijnlijk al 5 MW. Zonder subsidie kan een windmolen echter nog niet draaien. Externe effecten als geluid, slagschaduw, lichtschittering en veiligheid zijn door de locatiekeuze vaak te ondervangen. Technologische ontwikkelingen dragen ook bij aan vermindering van de hinderlijke effecten. Ruimtelijke Ordening is verantwoordelijk voor een goede inpassing, maar het ontbreekt aan goede toetsingsgronden. Grootschalige, moderne productielandschappen bieden kansen. Provincie Overijssel worstelt met de toepassing van de Omgevingsvisie op windmolens, die in elk landschap een enorme impact hebben. De Vakgroep RO van de gemeente Olst – Wijhe heeft geen beleidskader voor toetsing van de landschappelijke inpassing. Voor alle gebieden die kansrijk zijn voor windenergie gelden landschappelijk bezwaren. De oeverwallen hebben niet het karakter van productielandschap, maar zijn wel grootschalig en open. Het jonge weteringlandschap is kansrijk voor een lijnopstelling die de noord-zuid orientatie van de weteringen en infrastructuur volgt.
Toetsingskader windenergie
30
Draagvlak bij bewoners is voldoende aanwezig. Overheden en bestuurders moeten echter ook achter het plan staan om er voor te zorgen dat het proces niet stagneert. Uit landelijk gehouden peilingen is af te concluderen dat circa 60% van de mensen voor het vergroten van windenergie op land is. Wel is de (neutrale) middengroep groot en is er dus veel te winnen. Bestuurders van de gemeente Olst – Wijhe zijn verdeeld, terwijl de gemeenteraad ambitie heeft, maar deze nog niet concreet heeft gemaakt. Een duidelijke keuze van de raad en een lid van het college dat zich aan het project verbindt zijn randvoorwaarde voor de ontwikkeling van een windpark. Ervaringen van ontwikkelaars en exploitanten leren dat goede proces- en projectarchitectuur winst en energie schelen, daarom zijn knelpunten en aanknopingspunten geïnventariseerd. Bewoners, natuurorganisaties en actiegroepen delen niet in de belangen van exploitanten en ontwikkelaars, namelijk het ontwikkelen van een windpark. De overheid neemt pas laat stelling en ontneemt zich hiermee de mogelijkheid een voortrekkersrol te vervullen. Voor het stimuleren van windenergie op land zijn efficiënte instrumenten als subsidies en windteams voorhanden. Financiële participatie is het beste middel om een gezamenlijk belang te doen ontstaan. Zorgvuldige communicatie voorkomt onnodige problemen. 7.1.1
Conclusies voorkeursgebieden Naast de kansen voor windenergie op de vier locaties worden kanttekeningen geplaatst. Voorkeurszone 1: Lijnopstelling provinciegrens oeverwallen Marle.
−
+
Grootschalig en open, vrij van bebouwing.
+ +
Positieve grondeigenaren.
−
In de gemeente verder weinig milieugebruiksruimte
−
+
Toerisme en recreatie IJssel en bij de natuurwaarden vinden het zuidelijk deel gemeente plaats.
aan de grootste meer in van de
− − −
Inpassing naast de hoogwatergeul/dijk en geplande nieuwe boerderijen. Vliegbewegingen van vogels tussen de IJssel en weidevogelgebieden Gelderland. Beleid van gemeente Heerde en provincie Gelderland: geen ontwikkelingen tussen de Veluwe en de IJssel. Provincie Overijssel ‘respecteert’ Gelderland en gemeente Heerde. Karakteristieke Marle.
dijkwoningen
en
visie molen
Slagschaduwgevoelige objecten krijgen een stilstandvoorziening.
Voorkeurszone 2: Weteringlandschap Lierderholthuis – Herxen ter hoogte van Windesheim.
+
Provincie typeert het als jong landschap.
+
Door bestaande infrastructuur kan verbinding worden gelegd.
+ +
Overlast is al aanwezig. Kansrijk is het doortrekken van de lijnopstelling met Zwolle.
− − − − −
Beoordeling gemeente Zwolle landschap en karakteristiek Windesheim. Nabijheid laagvliegroute. Weidevogelgebied. Ondergrondse aardgasleidingen. Groenblauwe Overijssel.
hoofdstructuur
provincie
Toetsingskader windenergie
31
Voorkeurszone 3: Lijnopstelling oeverwallen Welsum
+ +
Grootschalig en open. Weinig bebouwing.
− − − −
Beoordeling van verstoring voor de radarpost bij Nieuw Milligen door Defensie. Karakteristieke beplanting en sierteelt. Vliegbewegingen van vogels tussen de IJssel en weidevogelgebieden Gelderland. Medewerking van gemeente Heerde en provincie Gelderland.
−
Slagschaduwgevoelige objecten krijgen een stilstandvoorziening. Voorkeurszones 4,5,6: (Gebroken) lijnopstellingen Weteringlandschap Olst – Wijhe.
+
De 320 meter contour biedt ruimte voor ‘kleine’ windmolens.
+
Aanwezige verstoring door infrastructuur. Volgen en accentueren van noord-zuid structuur IJssel, Rijksstraatweg, spoor en weteringen.
−
− − − −
Op locaties langs de Weteringen kunnen slechts windmolens tot een hoogte van 80 meter worden ingepast. De op de kaart gehanteerde norm van 4 x 100 meter is niet mogelijk. Nabijheid woningen. Ondergrondse buisleidingen. Karakter kampen- en essenlandschap. Weidevogelgebieden.
De volgorde beschrijft de kansen voor de zes locaties van kansrijk naar beperkt kansrijk. De locaties bij de kernen en aan de weteringen (4, 5 en 6) worden als niet kansrijk beschouwd. Geen van de locaties stroken volledig met de visie van de provincie. Zo respecteert de provincie de visie van de provincie Gelderland en gemeente Heerde om geen ontwikkelingen tussen de IJssel en de Veluwe te laten plaatsvinden (locaties 1 en 3). Locatie 2, bij Windesheim en Lierderholthuis, is te realiseren robuuste verbindingszone en groenblauwe hoofdstructuur. Om tot een windpark te komen is een doorbraak of (geleidelijke) omslag nodig, gemeentelijk dan wel provinciaal. Hiertoe enkele inspiraties: De gemeenteraad heeft de ambitie uitgesproken een aandeel windenergie in de gemeente te realiseren. Gezien de kansen voor windenergie in de oeverwallen bij Marle gaat men met de gemeente Heerde in overleg. Na positieve gesprekken wordt met grondeigenaren, natuurorganisaties en ontwikkelaars een plan voor een windpark geschetst dat is geïntergreerd in de te ontwikkelen hoogwatergeul en ten gunste komt van alle partijen. Het gebied tussen windesheim en Lierderholthuis is kansrijk voor de realisatie van een windpark. De gemeente Zwolle is bereid mee te denken over een lijnopstelling van 8 windmolens. De provincie heeft bezwaren door de te realiseren robuuste verbindingszone. Na onderzoek van een ecologisch onderzoeksbureau blijken weinig west – oost vliegbewegingen van vogels door het gebied te gaan. De beide gemeente investeren ter compensatie in de ontwikkeling van de natuurlijke hoofdstructuur. Ecopark ‘Windsholte’ wordt een feit. De onrust op de energiemarkt deert bewoners van de gemeente Olst – Wijhe weinig. Met een gemeentelijk energiebedrijf, een vergistingsinstallatie, energiebesparingen en vijf windmolens wordt in de helft van de energiebehoefte voorzien. “Loat ze noe de kroan mar dichte dreaien”.
Toetsingskader windenergie
32
7.2
Aanbevelingen Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten verdienen volgende punten aanbeveling: •
Neem, op basis van de gegeven kansen en beperkingen voor windenergie, een beslissing: Wel of geen windmolens in de gemeente Olst – Wijhe.
•
Straal een positieve grondhouding uit. Binnen deze houding zijn voldoende waarborgen door een kritische beoordeling op inhoudelijke gronden.
•
Merk voorkeursgebieden 1 en 2 aan als milieugebruiksruimte.
•
Bepaal actief of passief beleid te voeren ten aanzien van de milieugebruiksruimte.
•
Stel de volgende voorwaarden ten aanzien van de ontwikkeling van een windpark: • • •
• • •
7.3
Voor belanghebbenden bestaat de mogelijkheid financieel te participeren. Aanvragen bestaan uit ten minste 4 windmolens welke een minimaal vermogen van 2 MW hebben. Ter beoordeling van de landschappelijke inpassing gaan aanvragen vergezeld van visualisaties en uitwerking van de effecten op de omgevingskwaliteit. Beperkte externe effecten en lage cut-in windsnelheid zijn uitgangspunten voor de keuze van een type windmolen. Windmolens worden in een (gebogen) lijnopstelling geplaatst, waarbij de onderlinge afstand en windmolentype gelijk zijn. Voor een windpark wordt een MilieuEffect Rapportage gemaakt.
Discussie De technische mogelijkheden kunnen in de toekomst worden verruimd of verkleind door nieuwe technieken en veranderende normen. Per producent kunnen waarden voor geluid en veiligheid verschillen, hierdoor is een veilige keus door ruime toepassing van de richtlijnen aan te bevelen. Waar de mogelijkheid op basis van veiligheidsafstanden in het geding is, is de leefbaarheid dit vaak ook. Terwijl gebiedenbescherming strikt en duidelijk kan worden toegepast, moet soortenbescherming per situatie worden beoordeeld. Aantallen variëren en de effecten zijn in veel gevallen nog onduidelijk, zoals het aantal sterfgevallen bij vleermuizen. Resultaten van tellingen die in Steenwijkerland zullen worden gehouden kunnen worden betrokken in de beoordeling. Landschappelijke inpassing is kwalitatief benaderd aan de hand van literatuur en diepteinterviews. Voor de landschappelijke beoordeling zal de provincie Overijssel het Uitvoeringskader Windenergie vaststellen, wat ter aanvulling op dit toetsingskader kan worden gebruikt. Bij toetsing van het draagvlak is de vraagstelling bepalend voor het antwoord. Enquêtes zijn door de verschillende vragen moeilijk te vergelijken. Verschillende vormen (poll, Aselecte enquête en peiling onder leden) vereisen een groot aantal bevraagden. Het draagvlak in de raad is periodiek onderhevig aan verkiezingen en trends, ontwikkelingen en cultuuromslagen, de verantwoordelijkheden van B&W aan mandaaten volmacht bepalingen.
Toetsingskader windenergie
33
Literatuurlijst Literatuur AgentschapNL1 (voormalig Senternovem), De Windkaart van Nederland, Arnhem, juni 2005. Pdf gedownload via: http://www.senternovem.nl/mmfiles/Windkaart%20van%20Nederland%20achtergrondrapport_tcm24201744.pdf, maart 2010. AgentschapNL2 (voormalig Senternovem), Handboek Risicozonering Windturbines, 2005. Pdf gedownload via: http://www.senternovem.nl/duurzameenergie/publicaties/publicaties_windenergie/handboekrisicozonering.as p, maart 2010. AgentschapNL3, Het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), januari 2008. AgentschapNL4, Participatie in Windenergieprojecten, http://www.windenergie.nl/site/file.php?file=113, maart 2010.
Utrecht,
2009.
Pdf
gedownload
via:
AgentschapNL5, Nieuwe energie voor het klimaat, Werkprogramma schoon en zuinig, in opdracht van VROM, september 2007. Pdf gedownload via: http://www.senternovem.nl/ , februari 2010. Arcadis, Landschapsontwikkelingsplan gemeente Deventer, Raalte en Olst – Wijhe, in opdracht van gemeente Deventer, Raalte en Olst – Wijhe, september 2008. Pdf gedownload via: http://www.sallandbuiten.nl/, maart 2010. Bakker, R. Windenergie in industriële omgeving, juli 2009. Mr. Bogaert, V.V.R. van et al, Verzameling Nederlandse Wetgeving, Studiejaar 2006/2007, SDU uitgevers, 1e druk, Den Haag, ISBN 9012110564, 2006. Drs. Bosch G., ing. Dooper, J. en drs. Rijn, R. van, Projectenboek Windenergie, Analyse van windenergieprojecten in voorbereiding, in opdracht van: Ministeries van VROM, EZ en LNV, juli 2008. DWA installatie- en energieadvies in opdracht van gemeente Olst – Wijhe, Koersbepaling naar een duurzaam Olst Wijhe in 2020, mei 2010. Eerste Kamer, januari 2010, Gewijzigd wetsvoorstel ‘Crisis- en Herstelwet’, in werking getreden 31 maart 2010. Pdf gedownload via: http://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/32254_novelle_inwerkingtreding, april 2010. Feddes, Y. Rijksadviseur voor het landschap, Windmolens hebben landschappelijk verhaal nodig, december 2009. Gemeente Olst – Wijhe1, De lokale economie van Olst – Wijhe, september 2008. Pdf gedownload via: http://www.olst-wijhe.nl/gemeente/, februari 2010. Gemeente Olst – Wijhe2, Toekomstvisie Olst - Wijhe ‘Versterken van een dijk van een gemeente’, structuurvisie, juni 2009 Pdf gedownload via: http://www.olst-wijhe.nl/gemeente/, januari 2010. Gemeente Olst – Wijhe3, Voorontwerp bestemmingsplan buitengebied, februari 2010 Pdf gedownload via: http://www.olst-wijhe.nl/gemeente/, maart 2010. Gemeente Olst – Wijhe, Coalitieakkoord 2010-2014, april 2010. http://www.wesepe.nl/2010/04/coalitieakkoord-olst-wijhe-2010-2014/, april 2010.
Pdf
gedownload
via:
Graaf, de. Mariëtte, Turbinebladen met tanden Techno! pag. 15 nr.5 oktober/november 2009. Limpens, H.J.G.A., H. Huitema en J.J.A. Dekker, Vleermuizen en windenergie, Analyse van effecten en verplichtingen in het spanningsveld tussen vleermuizen en windenergie, vanuit de ecologische en wettelijke invalshoek, in opdracht van Agentschap NL, juli 2007. Pdf gedownload via: http://www.vleermuis.info/docs/Vleermuizen%20en%20windenergie.pdf, april 2010. LNV (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), Landschap Noord-Holland, SOVON Vogelonderzoek Nederland, Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden, Rijksuniversiteit Groningen, Veranderingen en trends van weidevogels op landschapsschaal, 2007. Pdf gedownload via: http://www.kenniscentrumweidevogels.nl/uploads/Gebiedsgerichteanalyse%20historische%20datasets.pdf april 2010.
Toetsingskader windenergie
34
Natuur en Milieu en De Provinciale Milieufederaties, Geconcentreerde Windkracht in de Lage Landen, juli 2009 Pdf gedownload via: www.natuurenmilieunederland.nl/handlers/i.aspx?/id=3383, mei 2010. Newcom Research & Consultancy, Elektriciteitsbronnen in Nederland, Attitude van de Nederlander in kaart gebracht, Onderzoek in opdracht van de Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA), juni 2007. Pdf gedownload via: http://www.nwea.nl/files/Rapportage%20attitude%20elektriciteitsbronnen%20NWEA%20Newcom%20juni2007. pdf, februari 2010. Provincie Overijssel, Uitvoeringskader Windenergie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten d.d. 4 oktober 2005. Provincie Overijssel, Omgevingsvisie Overijssel, in werking per juli 2009. Provincie Overijssel, Omgevingsverordening, in werking per september 2009. Provincie Gelderland, Foerageergebieden voor overwinterende ganzen, oktober 2008. Pdf gedownload via: http://www.gelderland.nl/eCache/DEF/7/209.html, februari 2010. Riedstra, D. RIVM, Windturbines op veilige afstand, Milieumagazine, oktober 2005. Staatsbosbeheer, 40 jaar boswachter langs de IJssel, Focus op de Duursche Waarden, maart 2010. The Smart Agent Company, Het vergroten van betrokkkenheid bij windenergie, een burgerparticipatieproject, Opgesteld voor: Project Landelijke Uitwerking Windenergie (LUW) , Ministerie van VROM, juli 2008. Pdf gedownload via: www.vrom.nl/get.asp?file=docs/publicaties/w1205.pdf&dn=w1205.pdf, maart 2010. Vereniging van Nederlandse Gemeenten et al. Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007 – 2011, november 2007. Pdf gedownload via: www.vrom.nl/get.asp?file=docs/publicaties/w1005.pdf, maart 2010. VROM1 (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW), juli 2001. Pdf gedownload via: www.vrom.nl/get.asp?file=docs/publicaties/w156.pdf, april 2010. VROM2 (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer), De groei van windenergie op land; ambitie, proces en spelers Gezamenlijke uitgave van: NWEA, ODE, Provinciale milieufederaties, Stichting Natuur & Milieu, LTO, IPO, VNG, Ministeries VROM, EZ, LNV, en Defensie, juni 2009. VROM4 (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Wijziging van ‘Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer’ en ‘Besluit omgevingsrecht’, augustus 2009. Pdf gedownload via: www.vrom.nl/.../20071109-regeling-algemene-regels-inrichtingen-milieubeheer.pdf, mei 2010.
Internet bronnen Website Gedownload via Geraadpleegd op
: Engineering-online :http://www.engineering-online.nl/?com=content&action=wind_ energy : februari 2010
Website Gedownload via Geraadpleegd op
: Gemeente Olst - Wijhe : http://www.olst-wijhe.nl/gemeente/ : februari 2010
Website Gedownload via Geraadpleegd op
: General Electric Power : http://www.gepower.com/prod_serv/products/windturbines/en/ 15mw /index.htm : februari 2010
Website Gedownload via Geraadpleegd op
: Google Streetview : http://maps.google.nl/ : maart 2010
Website Gedownload via Geraadpleegd op
: Kaart.nl : http://www.kaart.nl/ : mei 2010
Website Gedownload via Geraadpleegd op
: Milieu Centraal : http://www.milieucentraal.nl/pagina.aspx?onderwerp=Grote%20 energieverbruikers : februari 2010
Toetsingskader windenergie
35
Website Gedownload via Geraadpleegd op
: Milieu Centraal, Mobach, I. : http://www.milieucentraal.nl/pagina.aspx?onderwerp=Nieuwsbrief% 200902b : maart 2010
Website Gedownload via Geraadpleegd op
: Nederlandse Windenergie Associatie : http://www.nwea.nl/node/187 : mei 2010
Website Gedownload via Geraadpleegd op
: NMO, Natuur en Milieu Overijssel, juni 2009 : http://www.natuurmilieu.nl/actueel/persbericht.aspx : mei 2010
Website Gedownload via Geraadpleegd op
: Olino.org : http://www.olino.org/wp-content/uploads/2009/03/turbines.png : februari 2010
Website Gedownload via Geraadpleegd op
: Sovon, april 2009 : http://www.sovon.nl/default.asp?id=279 : April 2010
Website Gedownload via Geraadpleegd op
: Stentor 27 juni 2009 : http://www.destentor.nl/regio/salland/5177041/Meerderheid-stemmers-site-voorwindmolens-bij-Marle.ece : maart 2010
Website Gedownload via Geraadpleegd op
: Technisch Weekblad :http://www.technischweekblad.nl/afstammelingen-van-lagerweij.28612.lynkx : februari 2010
Website Gedownload via
: Vrom3, vraag en antwoord : http://www.vrom.nl/pagina.html?id=6985#tocBK_33
Geraadpleegd op
: jan.
Website Gedownload via Geraadpleegd op
: Windenergie.de : http://www.wind-energie.de/de/statistiken/ : april 2010
20pro%
’10
Interviews Dhr. Ergin, S. Suzlon Blade Technologie, sales support, interview op 9-3-’10 in Hengelo. Dhr. Haver, W.J. Provincie Overijssel, Eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid interview op 31-5-’10 in Zwolle. Mevr. Heijden, L. van der, gemeente Olst – Wijhe/ Natuur en Milieu Overijssel, gesprek op 23-3-’10 in Wijhe. Dhr. Hottinga, A. Staatsbosbeheer, 18-3- ’10 in Vorxten. Mr. Leever, A. Raedthuys Groep, Bestuursrechtjurist, interview op 2-3-’10 in Enschede. Ing. Matthijsse, D.J. Raedthuys Groep, Projectmanager, interview op 2-3-’10 in Enschede. Dhr. Strien, A.G.J. gemeente Olst – Wijhe, Burgemeester, 22 april 2010 in Olst. Dhr. Veldboom, B. Provincie Overijssel, Projectleider, Eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid, provinciale bijeenkomst Windenergie op 19-3-’10 in Zwolle Dhr. Waveren, S. van, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, Projectsecretaris Landelijke Uitwerking Windenergie (LUW), interview op: 16-3-’10 in Den Haag.
Toetsingskader windenergie
36
Bijlage 1: Windenergiekaarten Overijssel
Toetsingskader windenergie
37
Bijlage 2: Financieel overzicht voorbeeldwindpark Gehanteerde uitgangspunten voor het kosten/ batenoverzicht windpark ‘X’. Posten Kosten Investeringskosten Financiering Onderhoud en verzekeringen Netaansluiting Grondkosten OZB Baten Electriciteitsverkoop Subsidie Vollasturen
Uitgangspunten € 1.325 per kW 5% rente, af te schrijven in 15 jaar € 0,011 per kW € 11 per kW € 14 per kW € 18.6 per kW € 0,07 per kW/uur € 0,032 per kW/uur 2.200 per jaar
Jaarlijkse kosten en baten windpark ‘X’, 5 windmolens maal 3 MW = 15 MW. Kostenpost Leges OZB Monitoring (eenmalig) Grondkosten Onderhoud/verzekeringen Financieringskosten Netaansluiting Totale kosten Energieverkopen SDE Totale Baten Totale resultaat
Bedrag (€) 91.000 18.000 50.000 210.000 363.000 1.700.000 165.000 € 2.597.000 2.310.000 845.000 € 3.155.000 € 558.000,-
Begunstigde Gemeente/Provincie Gemeente/Provincie Onderzoeksbureau Particulieren Onderhouds- en verzekeringsinst. Financiële instellingen Netbeheerder Exploitant Exploitant
AgentschapNL4, Participatie in Windenergieprojecten, Utrecht, 2009.
Toetsingskader windenergie
38
Bijlage 3: Archeologische verwachtingswaarden
(Toelichting bestemmingsplan buitengebied, gemeente Olst – Wijhe)
Toetsingskader windenergie
39
Bijlage 4: Kaarten en visualisaties voorkeursgebieden
Windesheim – Lierderholthuis: Geluidscontouren (rood) en slagschaduwcontouren (blauw).
Visualisatie windmolens Windesheim – Lierderholthuis.
Toetsingskader windenergie
40